xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De maand is pas
begonnen en ik schrijf reeds 7 oktober, kan het niet wat trager, kan er ons
niet wat meer tijd gegeven worden om te doen wat we te doen hebben, en het te
doen zoals het hoort gedaan te worden, zoals Akakuro Kakuzo in zijn Livre de
Thé het leert: La discipline Zen exige
que la moindre action soit accomplie avec une perfection absolue.
Alles wat je doet
moet op een perfecte wijze worden uitgevoerd een discipel van Zen heeft
natuurlijk niet dezelfde notie als wij over Tijd eist een maximum aan
aandacht, zo voor de kleine als de grote dingen, zodat er geen grote en kleine
dingen meer zijn, zo dat alles evenwaardig is en alles met toewijding moet
worden uitgevoerd. Ook en zeker dit schrijven van elke dag.
Als ik dan in de loop
van de dag of de nacht, mijn dagboek open, als ik de pen neem, hoop ik dat de
woorden die nu gaan komen, maar die ik nog niet ken, doordrenkt zullen zijn van
Schuberts sonate 959, waarin zijn laatste levenskrachten, zijn laatste
levensvreugden, die in zich reeds de premissen droegen van zijn nakende dood, werden
opgetekend, zoals mijn schrijven hier ook eens zelfde premissen kennen zal.
Van Schubert was het
een zoveelste poging om in één sonate het verloop van zijn ganse leven te vertolken,
zoals het bij mij soms ook gebeurt in een korte tekst, is het niet in proza het
is in een gedicht, verleden en heden en toekomst samen te brengen, over elkaar
te leggen, om in enkele zinnen de totaliteit van al wat is op te roepen.
Gebogen over mijn blad,
over mijn o zo beperkte wereld, schrijf ik woorden die ik een ogenblik ervoor
nog niet wist dat ik die schrijven zou. En uit die woorden komen andere woorden
tevoorschijn, ontstaat een zee van woorden. En het is telkens, zoals bij
Schubert, zoals bij zovelen, een pogen uit de stilte van de kamer, uit de
boeken in hun rekken, uit de vele kleine dingen die de kamer bevolken, uit dit
alles gevoed met de vele herinneringen, een toestand te puren die gunstig is
voor de dingen die je achterlaat.
Het is, zoals ik
wellicht al zo dikwijls heb verhaald, een obsessie tot schrijven die maar niet
stilvalt, die nog groeien blijft. Het bestaan van een gevoel in jou dat smeekt
om in woorden te worden omgezet in kleur, in vlakken, in lijnen, in licht en
donker, als noten neergezet op een notenbalk.
Zo welke waren de
gevoelens van Schubert als hij zijn sonate componeerde, welke de gevoelens van
Memlinc toen hij Maria Moreel portretteerde?
Zo is elke vraag een
uitdaging, een pogen en een herbeginnen om te bekomen wat voorheen nog niet zichtbaar
was. Maar wellicht reeds aanwezig in potentie, somewhere.
|