xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Zondag. Aan tafel, in de zon gezeten blader ik in Le Livre du Thé van Akakuro Kakuzo terwijl
nu en dan zaadjes van de dennen over mij, cirkelend naar beneden dwarrelen tot
op mijn tafel, herlees ik de eerste regel: Avant de
devenir un breuvage, le thé fut dabord une médecine. Pas in de achtste
eeuw kwam de thee binnen in het rijk van de poëzie als een elegante vorm van
ontspanning. En in de vijftiende werd de thee in Japan een esthetische religie
en ontstond het théisme
Maar ik blader verder
en zoek naar de vele plaatsen die ik met potlood had onderlijnd:
La discipline Zen exige que la moindre action soit accomplie avec une
perfection absolue.
Ik neem deze zin in
me op als de zon me overmeestert en ik even ga liggen in de ligstoel en de ogen
sluit, het boek open naast mij, de ideeën erin opgenomen als dwarrelende zaden
in de luchten over me Ik denk aan de Japanse poëet die in slaap viel en toen
hij wakker werd bedekt was met lentebloesems.
De nacht gekomen denk
ik aan wat Zen betekent, denk ik er aan dat Zen eist, dat alles wat je doet, op een perfecte wijze moet worden
uitgevoerd dit geldt zo voor de kleine als voor de grote dingen, dus zeker voor dit, mijn schrijven van elke dag. Deze
tekst moet zo volmaakt mogelijk zijn qua vorm en inhoud; een middelmatigheid
beantwoordt niet aan de wetten die Zen me stelt. Al ken ik mijn beperkingen, ik
moet streven naar het (voor mij) volmaakte.
Zo hoor ik het
tijdloze in het Andantino van Schuberts sonate 959 : beluister ik het
thema van de stilte van het zijn en het niet-meer-zijn, de rode roos tegen een blank
gelaat gehouden, de geur van eikenhout, van vuren uitgedoofd, van luchten die
voorbijschuiven, geladen met de tekenen van de dood.
En als ik mijn
dagboek opensla, als ik de pen neem, hopende dat de woorden die komen zullen en
die ik nog niet ken, doordrenkt zullen zijn, zoals in Schuberts sonate 959,
waarin zijn geest beweegt en overheerst, waarin hij zijn boodschap brengt: het
leven dat in zich het naderen van de dood verbergt.
En voor mij, Schubert
in zijn pianoklanken weer tot leven komt, alsof de dood ook leven zou zijn.
Gebogen over het
woord, de wereld beperkt tot mijn blad, glijd ik binnen in het onbekende dat ik
straks ontdekken zal in de woorden die zullen geschreven staan en die ik een
fractie ervoor nog niet kende. Woorden die binnen of buiten mij moeten aanwezig
zijn geweest. Keer op keer is het een pogen alles te omvatten, alles te beleven.
Te schrijven, te dromen, te denken, te lezen en te leven, een obsessie die niet
stilvalt die niet ophoudt maar groeien blijft; het zwellen van een gevoel dat
smeekt om in woorden te worden omgezet, opgetekend in kleur, in vlakken en in
lijnen, in licht en in donker, neergezet, zoals bij Schubert, in noten op een
notenbalk.
Welke waren de
gevoelens die leefden in Schubert toen hij zijn Andantino componeerde? Wat bezielde Memlinc toen hij Maria Moreel (Sybila
Sambetha) schilderde?
Zo is alles vraag en
uitdaging. Pogen en herbeginnen tot de perfectie bekomen wordt van wat voorheen
niet zichtbaar was, maar toch reeds aanwezig in potentie, somewhere!
|