xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Stéphane
Hessel wiens boek
ik vandaag eindigde, verwijst in het laatste deel ervan naar een vers van
Reiner Maria Rilke:
We verzamelen hartstochtelijk
de honing van het zichtbare om het op te slaan in de grote gouden korf van het
Onzichtbare
Anders
gezegd, schrijft Hessel en hiermede volgt
hij Rilke in het domein van het metafysische:
Sterven is een
andere manier van zijn dan leven, maar het is nog steeds een vorm van leven. En,
We zullen sterven
maar dat wil niet zeggen dat we niet bestaan. En
Het bestaande dat
we zijn geweest is een bestaande dat deel uitmaakt van alle bestaanden en dat
zijn plaats zal terugvinden in de onmetelijke ruimte van de bestaanden.
Ik
isoleer deze drie zinnen had graag de Franse tekst ervan - omdat het zinnen
zijn met een grote betekenis. Ze benaderen of illustreren de tekst uit de
Bhagavad Gita die ik aanhaalde in mijn
blog van 17 juli. En die ik hier herhaal:
Never have I not
been, never have you not been, and never have these princes of men not been;
and never shall the time come when all of us shall not still be. As the tenant
soul goes through childhood and manhood and old age in this body, so does it
pass to other bodies.
Dit
zijn de ideeën waar velen mee geconfronteerd zijn en Hessel is een wijs man.
Dat
ik, wat dit betreft hij zegt ook dat atomen onsterfelijk zijn in zijn
voetsporen loop is een grote geruststelling, is een zegen.
|