xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
National
Holiday, Independence Day (Belgium),
zegt me mijn Economist diary. Ik had het kunnen
vergeten, ware het niet dat ik erop attent gemaakt wordt al was het maar door
de rede van de Koning.
Maar, leef ik er naar, hang ik
de vlag(gen) uit, de driekleur eerst, daarna de Vlaamse Leeuw, dan deze van
Oost-Vlaanderen, en wat met die van Europa.
Ben ik Europeaan, dat zal wel,
doordrenkt in hart en nieren Westerling. Maar, fier van Belg te zijn? Helemaal
niet meer sedert de dag dat men mijn grondwettelijke rechten heeft gefnuikt en
het zalig gevoel van Belg te zijn een harde por heeft gekregen, en ook
helemaal niet meer, omdat het krachtenveld van de regering te zeer zijn voedsel
vindt in de ideën die primeren achter de taalgrens. Trouwens, à propos, hoe
voelen de Oost-Kantons zich hierbij, hoe nationaal is die Feestdag voor hen?
Belg ben ik als het Sport betreft:
en noem maar op, wielrennen (Bonen, Van den Broecke vandaag); tennis (destijds
Henin, Clijsters, nu Wickmayer en zelfs een Vandeweghe, USA, een nichtje van
een vriend van mij, met Vlaamse roots, die opdook onlangs); voetbal (niet zoals
dit in Nederland gevoeld wordt, maar toch uitkijkend naar de prestaties van de Rode
Duivels'); atletiek, golf, voor om het even welke sportprestaties ben ik 100% Belg.
Maar voor het overige ben ik
Vlaming. Ik ben er bijvoorbeeld fier over dat een Vlaming, Jan Leyers, uitverkoren
werd om op zondag het meest besproken programma van de Lage Landen, te
presenteren op NED2.
Als Vlaming ben ik Oost-Vlaming,
geen Limburger, geen Antwerpenaar, geen man van Brabant. Mijn stad is Gent, al komt
al wat ik dromend schrijf, al wat ik ga halen in mijn jeugd, een verre binding
heeft én met het gehucht de Klinckaert van mijn geboortedorp Oordegem, én met
het dorp Serskamp, waarheen mijn ouders verhuisd zijn om dichter bij een
treinhalte te wonen.
In Serskamp stond mijn
droomhuis, een oude hoeve in een omwald
park, een hoeve die deel uitmaakte van een vroeger kasteel waarvan nu, enkel
nog een prachtig prieeltje, verscholen tussen de bomen, overblijft.
Na de dood van vader is het ouderlijk
huis in Serskamp verkocht en zijn we stilaan uit elkaar gegroeid, Georges,
Daniël en ik.
Maar als Allerheiligen naderde kwamen
we alle drie samen in Serskamp, bij het graf van vader en moeder. En dan
wandelden we altijd, naar dat omwald park met die oude hoeve die een enorme
aantrekkingskracht had op ons.
Het domein werd in de volksmond,
het Tiegoed genoemd en kwam voor op oude kaarten van de XVIde
eeuw als het Eedgoed. Later verdween de sfeer er omheen toen de hoeve
verbouwd werd, de wallen uitgediept en het domein verdween achter een hoge afsluiting,
zoals Michel Houellebecq er een zag omheen de eigendom van zijn hoofdpersoon
uit La Carte et le Territoire.
Voor mij is het een droombeeld
gebleven. Ik dacht er het kasteel bij van Elias en Aloïsius en tante Henriette,
uit Elias of het Gevecht met de
Nachtegalen van Maurice Gilliams, een Vlaamse auteur die een grote invloed
heeft gehad op mij.
Maar het is de oude hoeve die
gebleven is, in mij gegroeid en niet uit te roeien, welke omheining ook eromheen
wordt opgetrokken, zelfs een met klimop begroeid.
Dit, beste lezer(s), voor wat
de Nationale Feestdag betreft, zijn dit bekentenissen die heel diep reiken, ze
hebben onvermijdelijk hun echo in het boek dat ik hoop te voltooien, vóór mijn
tijd gekomen is.
|