Sàbado
14 de abril de 2012: xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Het
is koud vandaag, heb het hier zelden zo koud geweten.
Gevlucht
naar Alicante. In de boekenafdeling van Cortès
Inglès val ik - onder heel wat meer, zelfs een whisky 1946, van 3.650 - op
de werken van José Saramago, hij die de oorzaak is van mijn Blog, maar dit is
een andere geschiedenis, op zijn Caïn maar zal het zeker niet kopen, de
broedermoord schrikt me af. Trouwens, ik ben er bijna zeker van dat Saramago,
in Steinbecks East of Eden, niet
heeft gelezen wat hierover kan gezegd worden. En bepaald niet zijn passages
over de vertaling van het Hebreeuwse woord timshel
uit Hoofdstuk 4, vers 7 van Genesis.
In
het appartement zoek ik de zin met het timshel-woord op in mijn King James versie
van de Bijbel die ik ooit voor quinientas
pesetas heb gekocht op de oude-boekenmarkt vóór de ayuntamiento, het stadhuis van Alicante.
Het
is the Lord die spreekt tot Caïn:
If thou doest well, shalt thou not be accepted? And if thou doest not
well, sin lieth at the door. And unto thee shall be his desire, and thou shalt
rule over him.
Ik
zal dan toch Steinbeck moeten gaan opzoeken om me precies te herinneren waarom
hij de vertaling van timshel, zo
belangrijk vond. Als ik me goed herinner ging het erover te weten of de thou shalt rule over him wel de
correcte vertaling was.
Maar
wat het boek Caïn van Saramago betreft, vrees ik dat hij, na zijn Evangelie volgens Jezus-Christus zijn
vete tegenover de Kerk hier even scherp heeft gesteld. Om deze reden
onthoud ik me liever.
*
Heb
hier meer geschreven - het positieve in mij - dan gelezen en wat ik schreef
ging meestal over de wereld van de geest wentelend over de oneindigheid van
water tot voorbij de horizon, de enige werkelijkheid, enkel zichtbaar met de
geest in ons, of het nu veel is of weinig, maar in die mate slechts.
Dit
is wat ik hier verkondigen wou en ook dat ik dacht van de bergen te zijn maar
ik ben van de oneindigheid van zeeën en luchten. Ik dacht van het sterven te zijn
maar ik ben van het grote leven. En dus schrijf ik eeuwigheid, omdat ik de
eeuwigheid heb aangeraakt met de vingertoppen, het grote moment van de geest.
Een laatste schrijven hier alvorens, na mijn bakens te
hebben geplaatst voor de (vele) dagen dat ik hier niet meer zal zijn, plaats te
ruimen. De zee zal ik laten en of ik hier nog ooit keren zal moet je vragen aan
Vrouwe Fortuna, zij alleen kan het weten.
Het was een lang verblijf van weinig dagen, gevuld met
woorden, van laat in de nacht of van vroeg in de morgen. Ik heb het zo gewild,
het heeft zich zo voltrokken.
We alle Karels en Ugos in mij - beginnen het te
kennen, de dagen die verschuiven, de aarde kerend tussen sterren en planeten,
bewogen door wat Dante in de laatste regel die hij schreef, Amor wist te
noemen. Of hij hiermee heeft bedoeld, de totaliteit aan Energie - waar de
vriend waarvan je hoorde sprak , kunnen we niet weten, wel vermoeden.
Of misschien dacht hij aan die borrelende bron die
enkel God kan wezen, hoe je Hem ook noemen wilt, want dichter dan de naam zal je
nooit komen. Tenware, tenware je Hem zocht in de kleinste bloem, hier
ingesloten in de dorste rotsen of in het kleinste zaad hier opgesprongen. We
weten het pas later als het te laat zal zijn.
Maar bewonderenswaardig is an old proverb van lang geleden:
Any fool can count the seeds in an apple; but only God can count the
apples in a seed.
Het is maar dat we hier, meer spiegelbeeld dan ooit,
uit de zee zijn opgestaan, herboren.
|