xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik hoef hier niets te lezen gen romans, geen
filosofische geschriften, geen gedichten ook. De zee is hier mijn toeverlaat,
mijn intimiteit. Ik kan ze horen en ik kan ze spreken in akkoord of
tegenstelling.
Hoe bruisend ook ze is, hoe losgeslagen met strakke
winden, opgewekt, verlucht, verlicht, met zilveren randen van ver gekomen en
hier weergekeerd.
Golven van mijn hart, olas de mi corazon
En zit ik hier waar ik altijd zat, de plaatsen die
geheiligd zijn om over te vertellen van verrukking, te bewenen als om lief te
kozen.
Ik dacht eraan toen ik in de beemden dwaalde, de
knotwilgen gesnoeid. Ik dacht eraan er alles van te weten niet meer nodig hier
te zijn. Nu weet ik wat er is van het herboren tot wat zee, wat wind, wat
glinsterlicht op water.
Veel meer is het niet, veel meer het niet worden zal,
behalve deze woorden, of ze zijn van mij of van de zee in mij.
Hoe lang nog zal ik schrijven, wanneer ook ben ik leeg
gedacht. De hoop hier opgegeven als niemand je wat zegt, je wat toegesproken.
Geen dagboek bijgehouden, geen avondgebed geschreven,
evenmin de morgen in gebed onthaald.
Hier enkel opgestaan om te zijn, te lopen en te
verkennen, om te weten wat het is om hier te zijn op rotsen met een bloem die
bloeit, mijn haren vol stuifmeel zijn, bevrucht met woorden, rijker dan ik ooit
was.
Als ik geroerd kan kijken hoe de zee er anders is dan
juist zo-even.
Wat is er van de mens, schrijvend aan de zee gezeten
en niets te moeten lezen.
Morgen zal het anders zijn.
|