St.Luc in de Val dAnniviers, Valais,
herinnert hem aan een vriend, John S. die hem eens schreef:
Jadmire tes centres dintérêt, peut-être cherches-tu le sens
de notre existence? Pour ma part je ne lai pas encore trouvé, tu pourrais
maider
Heeft hij hem toen geantwoord, hij denkt van wel. Het is niet zijn
gewoonte brieven onbeantwoord te laten. Maar wat indien hij het niet zou gedaan
hebben?
Het licht is van een grote helderheid over het erf, het valt met een
brede band door het open venster binnen in de kamer, over zijn blad, het omhult
hem alsof hij in het licht het antwoord kan vinden op de vraag hem gesteld.
Hij herinnert zich de tochten die ze samen maakten. John verbleef elk
jaar in augustus in St.Luc, hij was met zijn familie in Grimentz, het dorp aan
de overkant van de vallei. Elk jaar spraken ze af om samen de Bella Tola te
beklimmen, een tocht van drie à vier uren zonder al te veel klimperikelen.
Jacques D., een vriend uit Parijs vergezelde hen. Hun tocht was echter meer een
wandeling in de diepte van het woord, naar de essentie van het zijn, dan naar
de top van de Bella Tola.
Nu, gezeten in het vernieuwde licht van een beginnende lente, dacht hij
eraan dat we nu weten, of zouden moeten weten, dat we samengesteld zijn uit een
immense, bewegende massa atomen en elektronen en andere nog minimalere deeltjes,
en aldus, dat ons ganse gestel, onzichtbaar verweven is met al wat ons omringt,
van de dichtste boom tot het verst afgelegen melkwegstelsel. En het is met deze
visie op de achtergrond, dat we kunnen gaan denken welke de reden zou kunnen
zijn van ons bestaan en ook, want dit geldt niet alleen voor ons, maar terzelfdertijd
voor het bestaan van de kosmos.
En dan de vraag, zijn we niet het zaad van het spiritueel element in de
kosmos en etaleren we niet in onze gedachten de uitstraling van dit spirituele?
Het grote wonder is, en we beseffen het nauwelijks of helemaal niet, dat
we als onooglijk zaadje geest, een beeld hebben van de totaliteit, een beeld
van het oneindige van die potentialiteit van geest in het Universum. Het
Universum en zijn zelfbewustzijn.
We kennen pas het begin van de zin van ons bestaan als we beseffen in
welke mate we verbonden zijn met die totaliteit, waar we ons, op onze wondere
tochten, bewust van waren. Bewust van de krachten in ons en omheen ons als we s
morgens, voor dag en dauw vertrokken uit St.Luc, om op te klimmen via dat
moeilijke pad, langs de cascades, voorbij
le chalet blanc, over de alpenweide, en
verder, altijd verder langs het gebaande pad in de flank van de Bella Tola, om
gelukkig, in het licht van de opkomende zon, de top te bereiken.
Hoe intens, was ons leven toen, vrienden samen, één in geest met elkaar,
één met de bergen, één met licht en lucht en water. Lag hier niet de reden van
ons bestaan, nader te komen tot de top, nader te komen tot God of hoe je Hem
ook noemen wil, of hoe je ook denkt wat Hij zou kunnen zijn, Hij de Grote
Levende. En was dit naderen tot Hem of Het of Wie of Wat ook, tot lIneffable, niet de reden van ons
gelukkig zijn toen we, na een zware inspanning de top - op weinig na 3000 meter
hoog - bereikten?
Bergen zul je beklimmen, mon cher
John, wateren bevaren, wegen bewandelen, expedities verrichten tot in de
diepte van het woord, de geest ons wapen zijnde.
Of be mindful, weet dat je
leeft, zoals het geschreven staat in
het wapenschild van het kasteel dit van Macbeth wordt gezegd hoog in het
Noorden van Schotland, in Cawdor.
Of, zoals op een affiche van de Rijksuniversiteit Gent in de stad - die
niemand las van jaren terug: leef
bewust.
Ugo
|