xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik
dacht ooit alles gesloten te houden. Ik dacht ooit dat het geen zin had paginas
vol te schrijven om die daarna, in een schuif te laten verdwijnen. Wel bleef ik
getrouw in mijn dagboek, het gesprek optekenen dat ik dag aan dag hield met mezelf.
De
laatste dertig jaren van mijn leven heb ik zo, elke dag mijn pagina
geschreven. Ik dacht na over wat er gebeurde in de wereld, ik keek televisie en
las boeken en dagbladen en ik schoof alle nieuwe gegevens over de oude.
Ik
vond openingen die, zo meende ik, dichter naar de grote waarheid overhelden, al
wist ik niet wat die waarheid wel was of zijn kon.
Ik
las in de Bijbel over gebeurtenissen die van de hand Gods waren, maar ik
twijfelde omdat deze niet strookten met het beeld dat ik had van die God. Ik
las in de brieven van Paulus dat hij, na getroffen te zijn door de bliksem (!),
onmiddellijk naar Arabië is afgereisd om er drie jaren te verblijven. Ik las bij
Kamal Salibi dat Kyriat Arba en de grotten van Makfella, waar Sarah en Abraham,
Jacob en Israël begraven werden, in Saudi Arabië waren gelokaliseerd, ergens ter hoogte van Mekka. Ik
vond dat de door geen beitel gepollueerde dolmen en menhirs in de vlakte van
Stonehenge, een functie konden hebben die overeenstemde met de functie van onze
eerste gotische kathedralen.
Ik
las Boris Pasternak en Freeman Dyson, Fritjof Capra en Richard Feynman, Ik las George
Steiner en zijn Vlaamse evenknie, Stefan Hertmans, en vele, vele anderen. En
alles wat ik dacht werd opgetekend in mijn hoofd maar al dit was als gistende
deeg in de trog. Sommige dingen werden opgetekend andere bleven ongeschreven.
En ik
las Borges en wat hij dacht over toeval en ik las T.S.Eliot van wie schilfers
terug te vinden zijn in de weinige gedichten die ik meende te mogen/kunnen
schrijven.
Ik
las over de New Physics en ik
ontdekte hierin een nieuwe Bijbel, ditmaal niet geschreven in woorden maar in
beelden en in verbeeldingen. En door de dwingende, osmoserende kracht, die zoals
de kracht in het zaad, aanwezig is in mijn vingers, bleef ik schrijven al wist ik
wel dat ik nergens zou uitkomen.
Ooit las ik, het was
in Le Monde:
Pourquoi
écrit-on? Pourquoi des milliers de Français noircissent-ils du papier à
longueur dannée, sans la moindre garantie dêtre publiés?
Het waren gedachten van een meer dan negentigjarige schrijver, Roger Grenier, waarvan ik nog nooit had
gehoord, die daarenboven, wat hem betrof, openlijk bekende:
Ecrire a tourné
à lhabitude, pour ne pas dire à la manie. Une manie dans laquelle je menfonce
chaque jour davantage, de sorte quà présent, je suis incapable de goûter
aucune autre activité, aucune autre distraction.
En Roger
Grenier haalt er de woorden bij van Beckett:
Schrijven, omdat on nest bon quà
ça!. Ik
weet dus aan welke ziekte ik lijd want ik ook, je ne suis bon quà ça.
|