De JACOB
van MAERLANT
Jacob
van Maerlant,
wie
hij was en waar hij hoorde,
we
gissen graag en trachten in te kleuren
de
woorden die hij schreef,
waarover,
uitgestrekte wouden
lijk van
eiken en van beuken, van ceders,
nu al
vele eeuwen.
Dante
zal hij niet gelezen,
Ovidius
Metamorfosen allicht,
Vergilius,
en in een groot
verbeelden
Ulysses tochten over wijde zeeën,
wellicht.
Maar
de Vader der Dietsche dichters altegaeder
zijn
naam tot boot herdoopt,
herrezen,
tot voorbij de bakens
van
boeken en verbeelden
En
wat meer is nog, geprent in hart en genen
van
zij die Zeelands wateren bedevaarden.
Het
Maerlant-roer in capitains zekere hand,
en zagen
hoe hij louvoyeerde tussen
eilanden
en kreken waarvan we dromen konden
dat
ze exotisch waren, specerijen rijk
en
kokosnoten in de bomen.
Lagunes
en
atollen met rode slingerwieren
en
met wonderschelpen die we er vonden
om te
beluisteren erna.
In de
luwtes van kusten en van watergeulen,
zijn
we meegevaren, de blauwe einder
tegemoet,
de sluizen binnen, de havens,
om er
in te tronen, een maradjah gelijk.
Jacob
van Maerlant in Damme ooit
zijn
naam geboren, en aangelegd in Goes.
We
waren er, we stonden op de kade,
we
zagen toen hoe vast hij wel weerspiegeld lag
in
het morgenzilver van het water.
Nu,
zijn we al een tijd later.
|