xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Kerstavond
vroeger.
Voor Patricia, Gisèle, Ann, Catherine,
Voor Christophe, Stéphane, Anthony, Rita, Katiana, Gwendolyne,
Voor Lisa, Arnoud, Margot, Voor Kim,
Voor Alexia,
Wel ja
wat was er vroeger bij moeder en vader op kerstavond, was het iets om naar uit
te kijken, een speciaal maal, een kerstboom misschien, kaarslicht op de tafel,
een kerstkribbe uitgestald?
Heel veel
zal het wel niet geweest zijn, hoogstens een wafelenbak, maar zeker ben ik ook niet.
Wat ik wel
weet is dat we de avond doorbrachten de voeten op de zijkanten van de Leuvense
stoof. En ook dat er regelmatig groepen kinderen langs kwamen om een
kerstliedje van de herdertjes lagen bij nachte te zingen voor de deur, allen hetzelfde
liedje, die dan iets kregen van moeder. Ik vermoed dat ik er ook eens op
uitgetrokken ben om bij de geburen van deur tot deur te gaan, met zo iets als
een ster, hoog op een stok, een ster die kon draaien.
Een jaar
was mijn oom Alfons die in Frankrijk woonde, afgekomen en ik herinner mij dat
hij een muntstuk van tien centimes of was het een kwartje te warmen
legde op de buis van de stoof en het muntstuk dan op een schaaltje duwde om het
dan in de hand van de zanger te laten vallen. Ik vond dat het helemaal niet
paste, maar hij had er plezier in en niemand durfde het aan hem enig verwijt te
doen.
Dit is
het enige beeld dat me met zekerheid overblijft van die kerstavonden van toen. Meer
zal er niet geweest zijn in de tweede helft van de jaren dertig bij moeder en
vader. Alles was eenvoud, geen telefoon, geen radio, geen autos in de straat,
hoogstens de moto van oom Egile, politieagent in Brussel, de keren dat hij ons
bezocht met tante Marie.
Maar voor
de rest denk ik dat er niet veel gevierd werd in de huiskring. Het grote
gebeuren vond pas de volgende dag plaats, op kerstdag zelf, naar de mis met
moeder, de lange weg naar de kerk, door de bittere kou en na de mis, even binnen
bij grootmoeder, die naar mijn blote knieën keek en Och arme mijn ventje en zo
koud!.
En
vandaag, moeder en vader overleden, een broer te vroeg gestorven, een andere
broer, Georges, nog heel goed te been, hij is wel zeven jaar jonger, en ik, een
van de oudste maar niet de oudste - van de familie die overbijft van een
grote stam langs moeders zijde.
Welk
gevoel geeft het me, een vreemd gevoel geloof me, en toch niet denken dat ik de
eerste zal of kan zijn om te gaan, hoewel er vele tekenen op komst zijn. Wat
een lef ik heb.
En nu wat op
kerstavond na het maal? Naast het klavier van mijn laptop liggen heel wat
boeken: de Sterrengids 2011, The strange Theory of Light and Matter van
Richard P. Feynman, De Mobilisatie van Arcadia van Stefan Hertmans, Stendhal
et le Tarot van Pierre Aimé Bergher, naast een stapel krantenknipsels. Wanneer
lees ik dit allemaal als ik wil werken én aan mijn blog én aan mijn boek én
mijn Dante wil herschrijven, én graag het middagmaal wil koken voor mijn echtgenote
(die haar rechterpols in het gips heeft na een val over het tapijt) en soms een
taart bakken, of airelles met appelen
klaar maken of nog tal van andere dingen. Heb zelfs geen tijd om even uit te
rusten.
Im a very strange man with strange ideas, and in love with words, all
kind of words. Words are a drug for me, they keep me going, they are the only
strength I still have. The spirit I put in them and love, is all that is left in
me. Life is a great thing. La vie est une grande chose.
Ik denk ook
aan het beeld van deze namiddag, of was het gisteren, of eergisteren?. Aan het
groepje kinderen op het scherm van BBC four. Vele rassen van kinderen die zich allengs
zullen vermengen, in elkaar zullen overgaan na drie, vier, vijf generaties om
één ras te vormen. Het proces is al begonnen en is niet meer te stuiten. Wat me
zorgen baart is de vermenging van de namen van God.
Misschien
zou het voor ons allen beter zijn indien we geloven zouden in wat Raimundo
Panikkar noemt
the cosmotheandric principle waarbij Kosmos, God en Mens - Cosmos, Theos en Anthropos -, een nieuwe
Drievuldigheid vormen, een nieuwe zich bundelende, zich osmoserende eenheid. David
Steindle-Rast voegt eraan toe: All three belong together. That is the basis
for what we call the new paradigm in theology.
Het
fenomenale is, dat dit cosmotheandric
principle steunt op, en gedragen wordt door de mens, door de denkende,
creërende mens. Zonder zijn aanwezigheid, zonder zijn getuigenis, zijn de
begrippen God en Universum van een schrijnende eenzaamheid.
|