xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Elke
avond voor ik inslaap zoek ik in mijn verbeelden naar elementen voor mijn Adem
van de Dagen. Het boek dat ik droom te schrijven terwijl ik aan mijn Blog
werk. En ik wil een boek en hier overschat ik me wellicht - dat even goed in
de hand zou liggen als Houellebecqs La
Carte et le Territoire, en daarenboven even leesbaar. Voor minder doe ik
het niet.
En ik val
bij het schrijven, telkens terug op een landgoed gelegen in S. Een oude hoeve met
de toren boven de inrijpoort, wat schuur en wat stallingen, het enige dat nog overbleef
van een vroeger kasteel, half verborgen in een verwaarloosd park, omgeven door
een slotgracht. Mijn droom is lange tijd geweest het landgoed te kunnen kopen
en het terug bewoonbaar te maken. Maar het dan niet te omringen met een tweemeterhoge
omheining zoals Houellebecq het deed. Neen, ik droomde het park open en bloot
met als bescherming de brede slotgracht die ik zou laten uitdiepen om het
brakke water weg te nemen en te vervangen door een heldere en klare waterspiegel
voor de bomen er rond.
Dit waren
dromen, wat wel mag als je jong bent, en laat ons, voor eenmaal, toch aanvaarden
dat dromen ook nog mag als je oud geworden bent. Al is er een verschil qua
realiseerbaarheid.
Maar het domein
met verwilderd park werd verkocht en de hoeve met toren gerestaureerd. Het
geheel werd volledig omheind en de natuur heeft zijn werk gedaan, de omheining is
begroeid met klimop en al wat nog zichtbaar is zijn de bomen.
Het
gebeurt nog dat ik er ga wandelen, soms met mijn broer Georges voor wie het landgoed
een even grote fascinatie was, al heeft hij me het nooit verteld. Binnen het
park en ver van de hoeve verwijderd was er, en is er nog steeds, een elegant prieeltje,
het enige dat er toch nog resteert van het vroegere kasteel, maar hiervan is
niets meer te zien als men op de goede plaats geen opening vindt in de
klimophaag.
Dit klein
sierlijk wit ding onder de reuzen van bomen, heeft een geschiedenis. In mijn verre
jeugd was ik ooit eens over de uitgedroogde gracht doorgedrongen tot de muren
ervan en toen ik doorheen het raampje naar binnen keek, ik in de donkere groot
open ogen keek van een vrouw met verwarde haren en een man, naakt over haar
gebogen, zodat ik een schreeuw liet en hals over kop weggelopen ben, tot in
moeders armen. Maar dat is lang geleden al. Te lang opdat ik mijn schreeuw van
toen nog horen zou als ik er langs kom.
Maar een
droom van een woning is de hoeve gebleven. Ik heb er zelfs een wand vol met
boeken en een sofa met deken, voor de open haard.
|