xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Hij gelooft
in het bestaan van een spiritueel veld in de kosmos, waarin de geest in ons, na
de dood heropgenomen wordt, hetzij als entiteit, hetzij totaal versplinterd. Hij
heeft er maar een vaag begrip over maar hij is overtuigd dat de dood niet het
laatste is. In dit geloof stelt hij zich de vraag of hij zich bij leven,
gevoeld heeft als een braakliggend stuk grond ofwel of hij bij leven soms, het
gevoel heeft gekend, al was het maar voor een fractie tijd, een kathedraal te
zijn geweest?
Hij
had niet gedacht hier op uit te komen, des te meer er een woord is van Hugo
Claus dat de ronde deed over de kathedraal van Reims, waarvan Claus vond, zo
vertelde Mulisch toch, dat de kathedraal moest gedynamiteerd worden. Heeft
Claus, er ooit over nagedacht dat de kathedraal het hoogst kosmische bouwwerk
is geweest dat de mens, die leefde, nadacht en werkte in de XIde,
XIIde
eeuw, heeft geconcipieerd en de durf en de kracht heeft gehad, zijn geloof zijn
inspiratie zijnde, zijn idee uit te
bouwen.
Hijzelf
zag de eerste kathedralen als gegrondvest in de aardstromen en opgetrokken tot in
de geheime krachten omheen de aarde. De kathedraal fungeerde aldus als een
athanor, de oven van de alchemist, om deze geheime onzichtbare krachten
over te brengen op de mens die in de kathedraal zijn geestelijk heil zocht.
De
wereld vergeve het hem indien hij de diverse elementen van de kathedraal
verkeerd zou hebben geïnterpreteerd.
En wat
is zijn geestelijk leven meer geweest dan het opvolgen van wat hij las bij
anderen en te trachten er een eigen betekenis aan toe te voegen, steeds wachtende
op het terloopse, zijnde het plots opduiken van een beeld, een gebeuren, en
het impact ervan op zijn gedachtewereld.
Het
is dit dat zijn levende bron is waaruit alles ontstaat nu hij met de jaren,
meer toe gespitst is op het zijn, dan op het doen. het gevolg van het jarenlang
bijhouden van een dagboek, waarbij het volstond het dagboek te openen, de pen
te nemen en te schrijven. Over wat hij schrijven zou wist hij pas op het
ogenblik dat hij de pen neerzette.
Hij
ontkomt dus niet aan de boeken die hij gestapeld heeft. Niet dat er zovele
boeken zijn als hij zijn boekenkennis vergelijkt met deze van George Steiner,
zelfs van Stefan Hertmans, dan is hij een ongeletterde - maar toch bezit hij er
enkele die toereikend zijn om hem te helpen. En hij neemt zich voor, telkens
hij iets zou ontlenen uit een of ander werk, het overgenomene te situeren,
tenminste zo hij er zich bewust van is.
Zo is
het beeld over de boom die in potentie aanwezig is in de zaadkorrel, herkomstig
van Augustinus die door Fabre-dOlivet wordt geciteerd en wel in verband met
het in potentie, vóór de zevende dag, aanwezig zijn van hemel en aarde. Een
toestand die Augustinus ook vergelijkt met de toestand van de zaadkorrel waarin
aanwezig zijn: de wortel en de stam, de
kruin, de vruchten en de bladeren.
Of
ook nog bij Izthak Bentov, als deze schrijft dat zaad en boom dezelfde
informatie bevatten, een ervan heeft de vorm in potentie de andere is er de
manifestatie van.
Deze
bronnen, Augustinus en Bentov, - en er zijn er vele andere - zijn deel van hem:
hij kan ze aanhalen en aanvullen om beter nog het mysterieuze van de krachten
van het Woord, in en over hem, te belichten. En als hij terugkeert naar wat
Bentov zegt dat zaad en boom identieke informatie bevatten is dit dan niet het
beeld, de zuivere metafoor voor Woord en Universum?
En
elke dag verschijnen honderden boeken en, in allerlei tijdschriften essays en columns.
Er worden zovele teksten geschreven, waarheden verkondigd, en waarheden
herleid tot nieuwe waarheden. Onmogelijk alles bij te houden, de wereld ligt
ermee bezaaid en elk zaaisel brengt nieuwe vruchten op, goede of minder goede.
Wat doorkomt wordt, lijk de stukken van een puzzel naast elkaar gelegd en waar
het kan in elkaar geschoven tot een soms totaal ander beeld.
Aldus
is het landschap van de geest zoals dit van het Universum, een bewegend
landschap. Vloeit alles in elkaar, gegevens in nieuwe gegevens of wat van de
geest is getroffen door de schicht van een andere geest, of geest in geest tot
een altijd verder schuivend tasten naar de waarheid, al heeft hij geen idee wat
met waarheid bedoeld kan worden.
En
als hem soms gevraagd wordt waar hij zo intens mee bezig is dan is zijn
antwoord dat hij zoekende is naar een waarheid die enkel in het onzichtbare, het
immateriële, die enkel in het domein van het metafysisch-transcendente kan
gezocht worden en nergens anders. Waarmede hij bevestigt dat deze zoektocht,
zijn verder leven vullen zal.
Hij
wil dus zijn dagen beschieten met woorden die zijn zoektocht zullen bevolken.
Hierbij helpe hem de bewegende, scheppende krachten die in alle geledingen van
het omringende aanwezig zijn en die ook binnen in hem hun tentakels hebben vastgehecht.
|