xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
En dan het gedicht Antico Inverno
van Quasimodo dat hij ooit eens opviste uit Le
Monde:
Desiderio delle tue mani chiare
nella penombra della
fiamma
sapevano di rovere e di
rose
di morte. Antico inverno.
Cercavano il miglio gli
uccelli
ed erano subito di neve,
cosi le parole
un podi sole, una
raggiera dangelo
e poi la nebbia, e gli
alberi
e noi fatti daria al
mattino.
Hij denkt, hoe vertaal ik dit gedicht van
Quasimodo. En is het wel te vertalen, is neve
niet meer sneeuw en heeft rovere
niet meer de geur van eik dan eikenhout? En als men het gedicht enkele malen heeft gelezen, zoekend naar
de preciese betekenis van elk woord, is het niet meer nodig te vertalen en is
het woord evenveel klank geworden dan inhoud.
Zo wat met una
raggiera dangelo, is het een engelenlicht dat een ogenblik de mist
doorbreekt?
Maar helder is het begin: verlangen van je blanke
handen in de schaduw van de vlammen, die geurden naar eikenhout, naar rozen, die
geurden naar de dood. Winters van oudsher.
Of, denkt hij, herinner je mijn lief, we zaten voor
het haardvuur in die oude chalet die als een boot de vallei inschoof. Je blanke
handen lijk een verlangen in de schaduw van de vlammen, de geur van eikenhout
toen, de geur van rozen, van de dood, in die winters van vroeger.
En vogels die de granen zochten in de sneeuw, die plots waren als
sneeuw, zo de woorden een weinig zon, het licht van engelen en dan de mist
erover en over de bomen, en wij, als van
lucht in de morgen.
Maar het gedicht vertalen kan men niet, wel
aanvoelen hoe het is gegroeid uit zijn eerste zin, verlangen van je handen, of
verlangen naar je handen. Een eerste veelzeggende zin met al wat verband houdt
met wat vrouwenhanden betekenen kunnen, een zin die een gedicht in potentie is,
zoals in een eerste lijn een tekening schuilt, en in enkele noten een sonate.
Hij wist het nog heel goed, ze waren verrast door
de regen en naar huis gerend. Hij had de haard aangestoken, de grote brede
haard van de oude chalet, zwart geblakerd, met de boeken omheen hen, vreemde
boeken met vreemde titels en even vreemde namen van schrijvers. Ze lagen
uitgestrekt elk op een schapenvel voor de vlammen, enkel hun vingertoppen
raakten elkaar terwijl het regenen bleef.
Quasimodo en zijn Antico Inverno, hoe dicht alles bij elkaar ligt. En nu vandaag hoe
het kan dat hij hier in deze woning gezeten, teruggrijpt naar wat Quasimodo, wie
weet waar en wie weet wanneer en onder welke omstandigheden, geschreven heeft. En
thans, eens te meer zijn woorden lijk una
raggiera dangelo.
Totaal onverwacht springt de herinnering op, een
woord, een geur, een ritseling en de beelden vertellen je. En wat al heel ver in
de tijd lag, plots te dichtbij.
|