xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Dacht
gisteren, werkend aan mijn vorige Blog, aan een bijzondere passage in het boek
van Pasternak's Zhivago. Ik had het
boek gelezen in een Engelse vertaling, omdat ik vond dat ik aldus
geconfronteerd bleef met een taal die niet mijn moedertaal was, waarbij de
woorden als omfloersd met hun betekenis gelezen worden. En vanmorgen heb ik het
boek ter hand genomen en de passage gelezen over Anna, de moeder van Tonya, de
verloofde van Yuri Zhivago.
In answer to the desolation
brought by death
he was drawn, as irresistibly as water funneling downwards,
to dream, to think, to work out new forms, to create beauty. He realised more
vividly than ever before, that art has two constant, two unending
preoccupations, it is always meditating upon death and it is always thereby
creating life.
Ik
dacht een ogenblik terug, na al die jaren, aan grootmoeder, de eerste dode die ik
zag, hoe wit en stil ze lag op haar doodsbed, En later, bleef ik haar zien, toen
ze in de kerk, dicht bij mij in de doodskist lag, toen de kist werd neergelaten
in de kuil en ik wenend kijken bleef tot de kuil werd dichtgegooid met aarde. En
de vraag toen aan moeder, nu ze de eeuwigheid was ingegaan, was het zo dat ze
thans neerzag op mij vanuit de hemel, en dat ze mij beschermen zou tegen de
bekoring en tegen de zonde?
Maar
Pasternak, de grote man gaat veel verder. Hij blijft tasten naar de betekenis
van de dood om nader te komen tot het leven, tot de zin ervan, de intensiteit
ervan, en het is hem duidelijk dat de aanwezigheid van de dood in het leven de
voedingsbodem is van de kunst die hierbij het eeuwige oproept.
Wat
niet meer kan gezegd worden van de kunst van vandaag. Of waarover Jan Hoet, die
ik zoëven hoorde op TV, naar aanleiding van de expositie die hij, in opdracht
van de Chinese regering gaat organiseren ergens in een nieuwe stad in China en
meer in het bijzonder in de nabijgelegen woestijn.
Zijn
oordeel over de kunst blijf heel wazig voor mij, en ik denk dan aan enkele
zinnen uit een toneelstuk van Chistopher Fry waarin countess Rosmarin zegt tegen haar butler:
Protect me from a body without
death. Death is part of life. It is included in the terms of the contract by
which we take over the lease of our living.
De dood is deel van het leven. En het is, zegt
Pasternak, mediterend over de dood dat het leven zijn zeg heeft.
Of dit ook zo is voor de kunst waar Jan Hoet
over spreekt, weet ik niet. Zeker is het dat het zo is voor de Kunst der
Letteren. En voeg er graag aan toe dat zinnen zoals ik er vele ontmoet in de
Zhivago van Pasternak, een boek groot en eeuwig maken.
|