xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Als
je, komende uit de kamer van de dood, de luchten voelt die zijn als van satijn,
die zijn als een klaarte in een immensiteit van geest die ons omhult, en traag
de bladeren rijzen, de wegen ermee bestrooid is groot en intens het leven in ons.
Als
je dan in de menigte om je heen, vrienden ontmoet die meer dan vrienden zijn,
die broeders zijn om te omhelzen, wordt je stil daarna, wordt je een lange tijd
stil daarna, is er een warmte in je hart, voor een lange tijd.
Je
schrijft dan maar, vóór de avond valt, van uit je warmte, een korte brief en
voegt er poëzie aan toe, gouden woorden die je hoorde, en nu de wereld worden
ingestuurd, om aan te komen bij wie ze lezen zal, zo hoop je toch.
Dan
kan het ook dat deze woorden worden doorverteld omdat het een ontmoeting was op
een ongewoon terrein, in ongewone omstandigheden, en in even ongewone
bewoordingen worden neergeschreven:
Et paix à
ceux sils vont mourir qui nont point vu ce jour. Mais de mon frère le poète on
a eu des nouvelles. Il a écrit encore une chose très douce. Et quelques-uns en
eurent connaissance
|