Volgens de
Nederlandse onafhankelijke nieuwssite voor
financieel-economische onderzoeksjournalistiek (1) FTM
(Follow The Money) die onder meer de voetbalfraude aan het
licht bracht (1) en die zich tot doel stelt onderzoek te doen
naar mensen ( ) die zich, vooral financieel-economisch, misdragen
of de samenleving zwaar benadelen (1) ontduikt het Amerikaanse
bedrijf Pfizer via belastingparadijzen zoals Nederland waarschijnlijk
miljarden aan belastinggeld: de miljarden aan subsidies van de
overheid alsook de miljarden die buit worden gemaakt met vaccins. Uit
een onderzoek van de UvA bleek begin dit jaar dat ook andere
Amerikaanse bedrijven deze praktijk delen. Zo versluisde Google in
acht jaar tijd 128 miljard euro via Nederland naar Bermuda. (2) In
enkele uitzendingen van het Nederlandse televisieprogramma Zembla
wordt uitgelegd hoe multinationals geheime belastingdeals sluiten met
Nederland. (3)
Men
herinnere zich de uitspraken van de Vlaamse meester van de
tragie-komedie, Dirk Biddeloo, over het tweetal misdaad en
kampioenschap. Als misdaden maar groot genoeg zijn, worden zij alras
beschouwd als heldendaden; het gaat dan immers niet langer om
criminelen doch om kampioenen in de misdaad. Zo worden
massamoordenaars zoals Nero, Napoleon, Gengis Khan en Mao nog steeds
vereerd met standbeelden en naamplaatsen, dure alcoholische dranken;
bonbons en restaurants worden naar hen vernoemd. Pfizer maar wellicht
ook vele andere farmareuzen passen in hetzelfde plaatje. Via corrupte
politici bestelen zij in dit tijdperk zonder meer iedereen terwijl
zij het klaarspelen om door te gaan voor filantropen en voor helden.
Dat is uiteraard alleen mogelijk dankzij de kuddegeest en het geweld
van de conditionering die ervoor zorgen dat quasi allen braafjes
belijden dat ze uitkijken naar de volgens 'prik' of booster', dat ook
kinderen tot proefkonijn kunnen worden herleid en dat de beloofde
weldaad van de vaccinatie uitblijft of resulteert in haar tegendeel.
En collega-kampioenen in de belastingontduiking, meer bepaald de
eigenaren van het internet, zijn nu de nieuwe kampioenen in de
boekverbranding: zij zorgen er wel voor dat door de burgers via het
internet opgezette opstanden zoals enkele jaren geleden in het
Noord-Afrikaanse continent, zich niet meer zullen herhalen. Andermaal
de dichter Heinrich Heine: Dort
wo man Bücher verbrennt, verbrennt man auch am Ende Menschen."
(4)
Een zekere kwestie inzake de verplichting van vaccinatie
Een
zekere kwestie inzake de verplichting van vaccinatie
Iedereen
kent wel het verhaal van de man die onder de lantaarn naar zijn
sleutelbos staat te zoeken. Een voorbijganger vraagt hem waar hij de
sleutels verloren heeft. De man wijst naar een plek, een tiental
meter verderop. Maar waarom zoek je dan hier? - zo vraagt de
passant. En de man antwoordt: omdat het hier onder de lantaarn klaar
is.
Inzake het
zoeken naar maatregelen voor het indijken van staatsgevaarlijke
toestanden (zoals de huidige pandemie of wat daarvoor moet doorgaan)
gedragen heel wat regeringen zich op een gelijkaardige manier, in die
zin dat zij naar meer veiligheid zoeken waar zij die sowieso niet
kunnen vinden terwijl zij andere plekken waar mits relatief
eenvoudige maatregelen grote veiligheidsproblemen onmiddellijk
oplosbaar zijn, links laten liggen.
Zekere
regeringen gaan heel vaak ongegrond selectief te werk bij het bepalen
van die domeinen die als eerste in aanmerking moeten komen voor
regelvorming ter bevordering van goederen zoals staatsveiligheid en
volksgezondheid. Meer bepaald blijkt er dikwijls een niet
onaanzienlijke wanverhouding te bestaan tussen enerzijds geplande
maatregelen (en de te investeren middelen) en anderzijds de navenante
effecten. Zo krijgen somtijds die domeinen waar van doortastende
(vrijheidsbeperkende) maatregelen slechts een geringe impact kan
verwacht worden, de voorrang boven domeinen waar middels relatief
eenvoudige ingrepen ontelbare levens kunnen gered worden en
onnoemelijk leed vermeden.
Is het
verantwoord dat de verkoop en het gebruik van de harddrug alcohol
aangemoedigd wordt terwijl het gevaar daarvan voor het leven van
niet-gebruikers (aangetoond) gigantisch is? Alcohol, tabak en andere
drugs?
Tegelijk
wordt van regeringswege eindeloos getalmd waar het erop aankomt om de
productie en de lozing in het milieu van vergiften (verantwoordelijk
voor een alsmaar groeiend aantal 'kankerkinderen') aan banden te
leggen, als het al niet zo is dat deze vergiften niet als zodanig
kunnen worden erkend omdat het voorzichtigheidsprincipe, dat zegt dat
iets als schadelijk moet worden beschouwd zolang zijn
onschadelijkheid onbewezen is, door wie alleen uit zijn op gewin
geperverteerd werd tot een gedrocht, namelijk: dat iets onschadelijk
is zolang zijn schadelijkheid onbewezen blijft!
De
bewijslast wordt hier geheel schaamteloos in de schoenen geschoven
van de partij van de slachtoffers die uiteraard onschuldig zijn,
terwijl het in de rechtspraak een heilig principe is dat iemand als
onschuldig moet worden beschouwd zolang zijn schuld onbewezen blijft.
Bovendien geldt alom het zogenaamde voordeel van de twijfel om een
onrechtmatige veroordeling uit te sluiten.
Getuigt het
van een verantwoordelijk beleid dat ondanks de vele verkeersdoden,
het verstrekken van veilige accommodatie en maatregelen voor zwakke
weggebruikers (zoals de aanleg van veilige fietspaden en
oversteekplaatsen en het verbod op de verkoop van alcohol) achterwege
blijft?
Of die
selectieve aanpak te wijten is aan onkunde of aan corruptie is een
vraag maar een vaststelling is alvast dat hij feitelijk is in de
schoot van zekere regeringen. Echter, waar een selectieve aanpak
apert ongegrond is omdat met betrekking tot het individuele handelen
dat schadelijk kan zijn voor derden, vrijheidsbeperkende maatregelen
alles behalve in verhouding staan tot hun effecten (wat het geval is
telkenmale dringender en relatief makkelijk oplosbare kwesties ter
zake onbehandeld blijven) moet geconcludeerd worden tot onbekwaamheid
en/of onwil (mogelijkerwijze in gevolge corruptie) van regeringswege,
en in dat geval betreft het wel degelijk onkunde of onwil die met
mensenlevens moet worden betaald!
Kortom, een
regering die niet in staat blijkt om inzake deze kwesties selecties
te maken met maximale efficiëntie, verspilt haar middelen ten koste
van vele mensenlevens en moet derhalve met hoogdringendheid worden
afgevoerd terwijl haar leden moeten worden veroordeeld voor
uitgerekend datgene waarvoor zij anderen, en dan nog zonder grond,
wensen te veroordelen.
In de
zopas verschenen tekst van
het 'Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek',
getiteld:'Advies
nr. 80 van 13 december 2021 betreffende de ethische uitdagingen van
een verplichte vaccinatie van de volwassen bevolking (18 jaar en
ouder) tijdens een pandemie' (1),
komt deze ons inziens fundamentele kwestie niet aan bod. Onwil of
onkunde? Of is het gewoon de verblinding ingevolge de massapsychose?
Wie zal het zeggen!
Het
atomiseren van mensen teneinde hen te kunnen reduceren tot de
partikels van een massa die vervolgens kan worden uitgebaat gebeurt,
zoals Hannah Arendt beschrijft, door hen van elkaar te isoleren en
dus door hun onderlinge communicatie te bemoeilijken of zelfs
onmogelijk te maken. Dat kan middels gevangenzetting en afzondering,
zoals dat vandaag wereldwijd gebeurt in het kader van de zogenaamde
pandemie, maar het is ook mogelijk om dit doel te bereiken met alleen
maar een psychosociaal en politiek instrumentarium dat zich dan
vertaalt in een aantal voorschriften welke verplicht moeten worden
nageleefd en waarvan de zwijgplicht of het spreekverbod niet alleen
als de omerta onder misdadigers wordt toegepast maar ook de regel is
in kloostergemeenschappen en in nog tal van andere al dan niet
geheime genootschappen, politieke verenigingen, holdings en
industrieën en wel in die mate dat het zich bezondigen aan spreken
er beschouwd zal worden als verraad, vals spel of spionage.
Naast
het spreekverbod, kunnen ook het lees- en schrijfverbod genoemd
worden of eerder nog het bevorderen van zaken zoals het analfabetisme
en de onderontwikkeling in het algemeen: alle hebben zij tot doel de
waarheid te doden en hem te vervangen door elkaar overstelpende
leugenachtigheden.
Ook
het onderling verdelen van de individuen om te vermijden dat zij
vriendschappelijke banden zouden smeden en dat zij zich zouden
verenigen, is een beproefde methode lang voorafgaand aan het in voege
treden van het Latijnse gezegde: Divide
et impera!
Dat gezegde drukt in feite kort en bondig uit wat Hannah Arendt zo
gedocumenteerd doceert in haar Totalitarianism:
de isolering van mensen welke hun eendracht breekt en daardoor ook
hun weerstand tegen vreemde overheersers.
Mensen
die behoren tot dezelfde groep staan van nature helemaal niet
vijandig tegenover elkaar omdat hun bezit evenals hun werk een zaak
is van de gemeenschap maar de installatie van het privaatbezit
gecombineerd met het schaars houden van de goederen die men in bezit
kan nemen, verdelen de oorspronkelijke gemeenschap in allemaal
individuen die dan niet langer samen werken maar die plotseling een
bijzonder onnatuurlijk gedrag gaan vertonen: zij proberen elk
afzonderlijk zoveel mogelijk bezit naar zich toe trekken, vandaag
meestal in de vorm van geld, waarmee ze bij de overheid of althans
bij de door de overheid bestuurde en gecontroleerde organen zaken
kunnen aanschaffen waarmee ze hun individuele noden kunnen lenigen.
Het concurrentiële karakter van de economie is een alom ingeburgerde
hefboom welke de gezagsdragers faciliteert in het geatomiseerd houden
van de massa's die dan als menselijk vee tot hun beschikking staan.
De
methodes om de productie van massamensen op te drijven zijn legio.
Het aan mensen ontnemen van hun moedertaal en de verplichting tot het
gebruik van een vreemde taal die zij echter nooit voldoende zullen
kunnen beheersen om zich in alle spontaniteit uit te drukken, maakt
de communicatie danig gebrekkig dat men er vanzelf van afziet
teneinde de frustraties die dergelijke folteringen meebrengen, te
kunnen ontlopen.
Het
induceren van allerlei tegennatuurlijke plichtplegingen,
beleefdheidsregels en protocollen of juist het afschaffen of het
verbieden ervan kan de communicatie stremmen en zelfs stopzetten,
zoals dat het geval is na de invoer van de nieuwste
hoogtechnologische 'communicatiemiddelen' die beschouwd moeten worden
als een vooruitgang terwijl zij precies het tegendeel bewerken
aangezien zij directe gesprekken van mens tot mens in de vlotste taal
en ondersteund door spontane mimiek en gebaren, vervangen door sterk
vertraagde, vervormde en gecodeerde mededelingen via instrumenten
welke bediend worden door een klavier dat pas middels bijzonder
tegennatuurlijke en ziekmakende bewegingen te bespelen valt. In wezen
gaat het hier allerminst om communicatiemiddelen maar wel om precies
het tegendeel: isoleringsmiddelen.
De
persoonlijkheid wordt weggewist mét het lichaam, het natuurlijke
communicatie-instrument bij uitstek waarin de mededeling en de
mededeler in een perfecte harmonie coëxisteren. De stem, het gelaat,
de mimiek, de gebaren, de bewegingen en de uitingen van het hele
lichaam dat daar waar communicatie aan de orde is, vereist wordt,
doch de grote afwezige is.
De
stemverheffingen zijn voortaan onhoorbaar en daarmee wordt ook niet
langer de ernst van het gezegde aan de lijve ondervonden; het
gefluister dat als een saus over de geheimen lag en dat ons de oren
deed spitsen in het verlangen naar een weten dat voor ons de
toegangspoorten tot de wereld opende, behoort al tot een ver
verleden. De productie van onpersoonlijke standaardlettertekens via
het getik op een standaardklavier is de doodsteek aan het handschrift
dat naast betekenisdrager ook tekening was of persoonlijke
illustratie, dat kanttekeningen toeliet, vergissingen en
verschrijvingen.
Naar
het geslacht van de gespreksgenoot moet voortaan expliciet worden
gevraagd, hij of zij kan de ander voor de gek houden, de leeftijd
blijft verborgen, de bibber of de vaste hand, de stemming, het
karakter, de voorzichtigheid of de hoogdringendheid, de schaamte, het
gevaar: alle persoonlijke nuances worden opgeofferd aan een
standaardtype waartoe elke mens herleid wordt.
De
belediging van het lichaam en die van het gevoel is moordend en van
de mens schiet niets meer over dan een afgietsel van een
standaardvorm dat dan ook vervangbaar is en derhalve overbodig. Het
zal worden teruggebracht tot een beheersbaar getal dat zo nodig
vermenigvuldigd kan worden ofwel gedecimeerd. De vraag rest echter:
waartoe bestaat het dan nog allemaal? Zal wat overschiet van wat eens
mensen waren, in die eindeloze ellende van zichzelf beroofd, dan niet
streven naar een spoedig einde aan het on-leven waarin het hopeloos
gevangen zit?
Het
volstaat om zich een ogenblik te bezinnen over het wonder van het
menselijk lichaam om zonder de geringste twijfel te kunnen inzien dat
de vervanging en derhalve de uitschakeling ervan door middel van
instrumenten die men de mensen doet begeren en waarvoor zij moeten
werken totdat zij er hun gezondheid bij inschieten en hun geluk,
zonde is. Steeds groter wordt de massa van degenen die het helemaal
niet erg meer vinden om in het eigen lichaamsvet gevangen te zitten
als zij maar de beschikking hebben over een Porsche om zich mee te
verplaatsen en te vertonen.
De
auto, de machine, het instrument dat gemak belooft maar wel in ruil
voor dikwijls onomkeerbare verminking, verblindt en vermoordt de mens
als zodanig en wat rest van de mens van voorheen is, paradoxaal
genoeg, een louter instrument, een ding, een onderdeeltje van de
massa die gehoor geeft aan een vreemd bevel, die zich in huiver
schikt naar de hem voorgeschreven regels, die zelfs niet meer van
vrijheid dromen kan omdat hij zich niet langer onderscheidt van de
werktuigen die hij hanteert met precisie volgens de voorschriften van
vreemde heersers. Hij is verdwenen 'zoals een gelaat in het zand aan
de grens van de zee'.1
(BRON:
Jan Bauwens, Het
grote interview met Omsk Van Togenbirger en andere teksten over de
totalitaire wereld, pp.
127v.)
Onlangs dook in het
nieuws het lugubere verhaal op van een Belg die op reis in Indië
onwel geworden, werd afgevoerd en nog voor zijn aankomst in de
kliniek aldaar overleed. Het gebeuren had plaats in februari 2016.
Het lijk van de ongelukkige werd overgebracht naar België en een
autopsie hier ten lande wees uit dat het lichaam een schedelwonde
vertoonde als van een slag van een stomp voorwerp en bovendien bleken
het hart en de beide nieren te ontbreken.1
Aan
de verhalen over rijke westerlingen die dringend een ruilorgaan nodig
hebben en die dat dan voor een grote som geld kopen bij een
gespecialiseerde bende die het wegsnijdt uit het lichaam van een
Indische paria, hebben we in de afgelopen decennia al kunnen wennen.
Ter gelegenheid van zijn verzoek aan de Europese Commissie om de
illegale handel in menselijke organen te bestrijden, stelde Aldo
Patriciello van de Europese Volkspartij op 25 mei 2010 onder meer het
volgende: (...)
Onder de landen waar illegale handel in menselijke organen
plaatsvindt bevinden zich rijke industrielanden waar tegen betaling
illegaal verwijderde organen worden ingevoerd, en arme landen, waar
deze organen vandaan komen. ( ) volgens een onderzoek wordt geschat
dat het om 15000 nieren per jaar gaat, en dat de meeste daarvan
afkomstig zijn uit ontwikkelingslanden, omdat daar nog veel armoede
heerst en de illegale handel in organen soms de enige manier is om
geld te verdienen. ( ) De handel in organen is meestal in handen
van criminele organisaties (...)2
Dit in acht genomen is
het niet ondenkbaar dat derde wereldburgers die in hun leefkring
moordpartijen om organen en derhalve om grof geld moeten dulden, wel
eens het plan konden opvatten om niet langer het eigen volk te
slachtofferen maar in de plaats daarvan de westerlingen die de
organen ook bestellen het is alvast een veronderstelling die niet
gespeend is van een zekere logica, zij het dan een oorlogslogica. Het
klinkt zelfs plausibel als bovendien een ander feit in rekening wordt
gebracht waarvan de gruwel zo mogelijk nog meer verbijstert.
In het eigen westen
blijkt men namelijk de vitale organen voor transplantatie weg te
nemen uit de nog levende lichamen van donoren terwijl wie zich als
donor laten registreren, in de waan verkeren dat hun organen pas na
hun dood zullen worden weggehaald. De waarheid immers is dat organen
worden weggehaald uit doodverklaarde maar niettemin nog levende
lichamen. Doodverklaring geschiedt van zodra het elektro-encefalogram
vlak is en dat heet 'hersendood'. Hersendood wordt gelijkgesteld aan
dood, terwijl een aantal hersendoden (soms na vele jaren) zijn
opgestaan en dikwijls zonder enig letsel.
In dat verband reist de
nu vijfentachtigjarige kinderarts Paul A. Byrne de wereld rond met
lezingen over het onderwerp. Hij stelt dat de term 'hersendood'
slechts aanduidt dat de ziekenhuisapparatuur niet meer in staat is om
nog hersenactiviteit te registreren en dat de dood van orgaandonoren
pas intreedt op het ogenblik dat hun organen worden weggehaald.3
Ook de Nederlander Ger
Lodewick schreef een schokkend boek over orgaandonatie en klaagt
daarin aan dat de ganse bevolking inzake orgaandonatie belogen wordt.
De donoren van organen zijn immers helemaal niet dood, zo stelt hij;
ze zijn wel doodverklaard omdat de hersenactiviteit niet meer kan
gemeten worden terwijl de rest van de lichaamsfuncties onaangetast
blijft en wel in die mate dat zwangere vrouwen nog kinderen kunnen
baren en dat donoren op het ogenblik dat men in hun lichaam gaat
snijden om hun organen te verwijderen, felle reacties vertonen: de
pols en de bloeddruk stijgen significant en soms komt de donor
overeind en maakt hij afwerende gebaren.4
We weten dat in het
verleden mensen vaker onterecht werden doodverklaard en zo vindt men
op begraafplaatsen soms sporen van verwoede pogingen van 'levende
doden' om uit hun kist te komen. Sommigen stonden op als ze al in het
dodenhuisje lagen of in het graf denk maar aan Jezus van
Nazareth5
en enkelen werden uit de dood opgewekt zeer zeker omdat ze
helemaal niet dood waren en Lazarus die vier dagen na zijn al dan
niet vermeend overlijden door Jezus werd opgewekt, is hiervan het
typevoorbeeld.6
Het criterium om iemand
dood te verklaren werd immers lange tijd geassocieerd met de
ademhaling en de hartslag die soms bijzonder moeilijk kunnen
gedetecteerd worden en geslaagde reanimatiepogingen alsook de nood
aan orgaandonoren vereisten een nieuw criterium en zo kwam vanaf de
jaren zestig van de voorgaande eeuw stilaan het begrip 'hersendood'
in voege. Echter, zoals reeds gezegd, blijkt het probleem hiermee
slechts te zijn verschoven want het is niet omdat men iets niet
waarnemen of meten kan, dat men ook mag besluiten dat het er niet is
en dat geldt behalve voor de ademhaling en de pols ook voor de
hersenfunctie.
Marie Curie overleed
ingevolge de onzichtbare Röntgenstraling in verband waarmee zij in
1903 de Nobelprijs voor de Fysica ontving en dat zij vaak seances
bijwoonde, toont aan dat zij ook de mogelijkheid van de onzichtbare
aanwezigheid van overledenen ernstig nam en alvast onderzocht: zoals
het elke authentieke man of vrouw van de wetenschap past, wachtte zij
zich ervoor om te concluderen dat wat wij niet of nog niet kennen,
ook niet kan bestaan.
Van zodra wordt
aangenomen dat de hersenen niet de producenten van ons bewustzijn
zijn maar slechts de ontvangers, verschuift niet alleen ons mensbeeld
maar vergt evenzeer het criterium waarmee men doodverklaard wordt een
grondige aanpassing. Een en ander wordt besproken door de Nederlandse
cardioloog Pim Van Lommel die er onderzoek naar deed en ook over
publiceerde.7
Wie echter blijven zweren bij de genoemde materialistische hypothese,
moeten vanzelfsprekend het feit van de beperktheid van onze
meetapparatuur erkennen. Ofschoon de geschiedenis aantoont dat dit
veeleer de regel is dan de uitzondering, blijft het verbazingwekkend
hoe makkelijk 'wetenschapslui' mensen van wie mag aangenomen
worden dat zij de waarheid zoeken ermee weg blijken te kunnen
komen als zij, verblind door winstbejag, de meest elementaire logica
onder de mat vegen. Wie doodverklaard zijn, hebben niet tegen te
pruttelen, ze delen bijna hetzelfde lot als de sans-papiers, die
allemaal tegen een gelijkaardig door onze bureaucratie gemodelleerd
antwoord aankijken: Excuseer, mevrouw, meneer, maar u bestaat
helaas niet of niet meer.8
(BRON: Jan Bauwens,
Excuseer mijnheer maar u bestaat niet meer,
Serskamp
2018, pp. 538v.)
In het jaar
360 voor het begin van onze jaartelling werd in het Griekse Elis de
filosoof Pyrrho geboren die, samen met Anaxarchos, Alexander de Grote
vergezelde op diens reizen naar onder meer Indië waar hij de
ascetische sadhoe's ontmoette, de gymnosofisten. Zij praktiseerden
radicale onthechting, inbegrepen het opgeven van de waarheid. Zo
onderwijst Pyrrho de acalepsia: omdat uit elke uitspraak
redelijkerwijze kan besloten worden tot het tegendeel, is het beter
nooit te oordelen. Kennis is onmogelijk (agnosticisme) en zo
ook waardeoordelen; het enige gepaste antwoord is de
onverstoorbaarheid (ataraxia).
Men vindt
die opvatting later terug in de zogenaamde vijf tropen, toegeschreven
aan Sextus Empiricus of aan Agrippa, die de basis vormen voor het
scepticisme: meningsverschillen, het ontbreken van een uiteindelijke
bewezen grond, de eigen relatie tot de dingen, veronderstellingen en
circulaire redeneringen maken kennis onmogelijk en derhalve bestaat
er geen uiteindelijke waarheid.
Kennelijk
was Pontius Pilatus een aanhanger van deze leer, zoals uitnemend
geïllustreerd middels het schilderij uit 1890 van Nikolai Ge,
getiteld met de vraag waarmee de toenmalige prefect van Judea zich
tot de te veroordelen Godmens richt (in: Johannes 18:36): 'Quid est
Veritas?' ('Wat is waarheid?') en die door Augustinus met een anagram
daarvan beantwoord wordt: 'Est vir qui adest' ('Het is de man die
voor u staat').
Dit
antwoordt bevrijdt de vraag uit de wereld van de loutere taal en
verwijst naar de Getuige die krachtens zijn getuigenis de waarheid in
het leven zelf aanwezig brengt. De kwestie ontworstelt zich tegelijk
uit het relativisme van Pyrrho van Elis en de sceptici die geloofden
zich uit de slag te kunnen trekken met de ataraxia die naast
onverstoorbaarheid, ook onverschilligheid betekent. Het getuigenis
van de waarheid daarentegen vergt de hoogst denkbare onmiddellijke
betrokkenheid of passie daar de getuige zich met zijn leven zelf borg
stelt voor het uitspreken ervan.
(J.B.,
22 december 2021).
Ziekenzorg en ziekten-industrie
Ziekenzorg
en ziekten-industrie
De uitdrukking dat men
zijn ogen niet kan geloven, moet helaas dikwijls heel letterlijk
genomen worden: mensen reageren vaak zeer furieus op wantoestanden
maar rampen kunnen ook echt te groot zijn voor het menselijke
bevattingsvermogen en in die gevallen blijven reacties vreemd genoeg
gewoon uit.
Tot de dingen die het
voorstellingsvermogen te boven gaan, behoren feitelijke genociden,
gepleegd door de superrijken: het weigeren van de toegang tot Europa
aan miljoenen oorlogsvluchtelingen en het onderbrengen ervan in
concentratiekampen in Turkije. De moord op dertigduizend mensen,
meestal kinderen, met het wapen van de honger - wel te verstaan: elke
dag opnieuw dertigduizend. De massamoord op ongeboren kinderen welke
vandaag alom wordt beschouwd als een mensenrecht.
Geheel onvoorstelbaar
voor velen is het feit dat de top van de gezondheidszorg - alom ter
wereld de caritatieve instelling bij uitstek - gedomineerd blijkt
door een industrie die vooral bekommerd blijkt om het eigen gewin. In
plaats van zorg te dragen voor de aan hen toevertrouwde
psychiatrische patiënten, werkte onder de nazi's in Vlaanderen het
medische corps zonder protest mee aan hun massale uitroeiing en dit
gebeurde middels de verkapte en feilloze moordmethode van het vetloze
dieet.1
De gezondheidszorg wordt
gedomineerd door de farmaceutische industrie die in de top van de
meest winstgevende bedrijven van het land op de allereerste plaats
staat. Ziekenzorg werd sinds jaar en dag verdrongen door
klantenwerving en als puntje bij paaltje komt, blijkt het van geen
belang of de pillen genezen of ziek maken, zoals bijvoorbeeld blijkt
uit de softenonhistorie.
Op
7 augustus 2015 overleed op de leeftijd van 101 jaar de Canadese
fysicus Frances Oldham Kelsey die werkzaam was voor de Amerikaanse
FDA en die bekend werd omdat zij verhinderde dat het kalmeermiddel
Thalidomide, met als bekendste merknaam Softenon, in Amerika
slachtoffers zou kunnen maken: zij bewees de schadelijkheid ervan in
1961. Wereldwijd zijn er vele duizenden Softenonkinderen of kinderen
die geboren werden met misvormde ledematen (focomelie) als gevolg van
de toediening van dit medicijn aan hun moeder tijdens de
zwangerschap. Het
eerste slachtoffer - een kind dat geboren werd zonder oren - viel op
25 december 1956 maar het middel bleef op de markt tot eind 1961.
De producent van Softenon, Chemie Grünenthal, probeerde de waarheid
te verdoezelen maar onderzoeksjournalist Morton Mintz van The
Washington Post
bracht alles naar buiten in 1962. Pas in 2012 excuseerde Chemie
Grünenthal zich voor de aangerichte schade, nadat het medicijn
opnieuw op de markt kwam, onder meer als middel tegen kanker.2
Dat een economie die
winst als hoogste goed in het vaandel draagt, gespeend is van ethiek,
spreekt vanzelf maar bij het inbedden van de gezondheidszorg binnen
een dergelijke economie, is het onvermijdelijk dat de zorgethiek door
het winstbejag geheel wordt opgeslorpt en geperverteerd: de
zogenaamde gezondheidsindustrie maakt massaal mensen ziek om hen
daarop geneesmiddelen te kunnen verkopen en daar grove winsten uit te
slaan. Of dat ook met het coronavirus het geval is, zal nog moeten
blijken maar alvast is het zo dat farmareuzen zich reeds in de handen
wrijven.
Het
is hoe dan ook een feit dat in fel contrast met de kloosterzusters
van amper enkele decennia geleden die onbezoldigd en vaak ten koste
van de eigen gezondheid in hospitalen werkzaam waren en van wie de
huidige verzorgers en verplegers met hun slopende job en met hun
minimumloontje nauwelijks verschillen, een industrie bloeit die op de
kap van zieken én verzorgers gigantische winsten boekt. De greep van
deze industrie op dokters, verplegers en andere ziekenverzorgers kan
tegengehouden worden door gewetensvolle ziekenverzorgers aan de top
zoals toentertijd Frances Oldham Kelsey maar de geschiedenis toont
helaas ook gevallen van het omgekeerde en de intussen courant
geworden moorden op de klokkenluiders maken de strijd tegen dit kwaad
er niet gemakkelijker op. Wellicht kan alleen de inplanting van een
heel andere economie een oplossing brengen maar voor het aan banden
leggen van de hebzucht zal meer nodig zijn dan alleen maar een
vrijblijvende ethiek.34
(Tekst d.d. 30 april
2020)
(BRON: Jan Bauwens,
Panopticum Corona,
Serskamp 2021, pp. 511v.)
Ze kwamen naar binnen
wandelen, hier, in de huiskamer, alsof het de meest normale zaak van
de wereld was, ja, alsof ze hier ook woonden en thuis waren:
insecten, zo groot als schildpadden, en welhaast even traag en
houterig als deze laatsten, verplaatsten ze zich. Ze begaven zich
naar de keuken en beklommen het aanrecht, op zoek naar iets om te
eten.
Je kon niet kwaad op hen
zijn en je had ook niet de neiging om ze te doden: niet omdat ze
enorme bloedvlekken zouden achterlaten op het parket, maar omdat ze
bij je een soort van medelijden opwekten, vooral dan door hun
bewegingen die iets hadden van de manier waarop ouderlingen zich
voortbewegen. Als je naar hen toe stapte, van plan om hen te pletten
met de schoenzool, bedacht je je meteen: ze keken immers op, ze keken
je aan, recht in de ogen, zoals katten dat kunnen, en het leek alsof
ze vol vertrouwen waren, en dat vertrouwen wilde je op de een of
andere manier niet beschamen, en daarom zag je af van je
aanvankelijke neiging, en liet je hen begaan. Je deed een stap terug,
en je keek alleen maar toe hoe ze naar binnen wandelden en zich
doorheen de woonplaats werkten, over de harige tapijten waaraan de
uiteinden van hun poten veelvuldig bleven haken, of welhaast even
moeizaam over het gladde parket waarop de uitrusting van hun
ledematen duidelijk niet voorzien was. Ja, heel even kwam het in je
op dat je hen beter wat helpen zou, bijvoorbeeld door krantenbladen
uit te spreiden over de vloer ten einde hen de moeizame verplaatsing
gemakkelijker te maken, want het leed geen twijfel dat ze er al een
heel lange tocht hadden opzitten.
Ze waren ongetwijfeld
meegekomen met de helse winden die nu overal woedden, ze waren een
product van het natte, klamme weer, van het veranderde klimaat, om zo
te zeggen, want of ze alleen maar exotisch waren ofwel geheel nieuw,
dat had geen mens kunnen uitmaken. Je had hen alvast nooit eerder
gezien, je wist niet hoe ze heetten, of ze denken konden niets
wist je over hen. Spinnen boezemen angst in, padden afkeer, katten
verwekken gevoelens van zorg, maar deze dieren, op de hun eigen
manier, verwekten medelijden.
Met velen waren ze: er
liepen er al zeker dertig in de kamer rond toen je bemerkte dat ze er
waren, maar ze bleven binnenkomen, met ganse colonnes, traag doch
gestaag, en toen je door het raam naar buiten keek, zag je dat de
voortuin er helemaal zwart van zag en, verderop, ook de straat, de
velden.
Overal gingen ze de
huizen binnen, en klaarblijkelijk liet elkeen hen begaan, omdat ze
bij elkeen dezelfde wrange gevoelens van compassie verwekten:
voorbijgangers bleven staan en keken de beesten na met open mond.
Kinderen gingen hurken en negen zich met het gezicht tot bij de
koppen van de beesten, die hen dan aankeken, recht in de ogen, en de
kinderen dropen af en trachtten zich, voorzichtig, een weg terug te
banen, naar huis, waar ze ook waren. Ze waren overal, ze beklommen
muren, struiken, bomen, lantaarnpalen, daken
En toen begonnen ze te
eten, uiteraard, en nog meer medelijden kreeg je met hen, omdat je
zag dat ze echt honger hadden, en je haalde alles uit de kast om ze
te voeren: eerst hondenbrokken van de hond die nergens meer te
bespeuren was, of het voeder voor de kat die evenmin nog was te zien,
en dan opende je een blik sardienen, een doos melk, een blokje kaas.
Ten slotte zette je de deur van de koelkast gewoon open, en die van
de kelder, waar het fruit lag en de aardappelen
In geen tijd was alles
verorberd en, zoals je had gevreesd, begonnen ze nu ook te knagen aan
je voeten.
Lomp waren ze niet: ze
kwamen tot vlak voor je zitten, hieven de kop, en keken je aan, recht
in de ogen, en wat kon je dan nog doen?! Wat kon je nog beginnen, als
je hun getormenteerde blikken zag, zo vol van verdriet?! Zeg mij
eens: wat viel hier tegen te beginnen?!
Een slijmerig vocht
scheidden ze eerst af, dat ze op je schoenen lieten druipen en dat
door het leer heen drong, waarna je het gewaar werd: je voeten werden
geheel ongevoelig. Ze keken je weer aan, recht in de ogen, als om te
vragen: Werkt het al?; Werkt de verdoving al?; Ben je
klaar? Mag ik beginnen bijten? En wat kon je dan nog
antwoorden? Wat anders kon je antwoorden dan: Bijt maar, beestje,
ga je gang en bijt maar, want je hebt ongetwijfeld honger nu, en
elkeen moet leven in deze wereld, en het is tenslotte geen aardigheid
dat de ene de andere opeet. Tast dus maar flink toe, en laat het je
smaken!
Pijn deden ze je niet,
en het verdovend slijm gaf je zelfs een allerzaligst gevoel, het
maakte je slaperig zonder dat je er meteen ook van in slaap viel,
want je kon het gebeuren helemaal volgen tot op het eind.
Toen ze aan je ogen
gekomen waren, keken ze je een allerlaatste keer aan, recht in de
ogen, en dan wachtten ze geduldig nog een poos, als om je de
gelegenheid te geven om nog eens rond te kijken, een allerlaatste
keer. Kijken naar de wereld die ineens niet meer de onze was, want
het was allemaal voorbij, en zij zij waren nu de nieuwe mens.
Eric
A. Blair kon het weten hoe potentaten te werk gaan: hij was de zoon
van de Schot Richard Blair die werkte voor het opiumdepartement van
de Civil
Service in
de toenmalige Britse kolonie India. Zijn afkeer van de uitbuiting was
danig groot dat hij zich als journalist en schrijver ging inzetten
voor het arme Engelse werkvolk. Op zijn drieëndertigste ging hij
deelnemen aan de Spaanse burgeroorlog aan de zijde van een
communistische partij maar nadat hij er gewond raakte, was hij
getuige van de meedogenloze heksenjachten van de stalinisten en
keerde hij zich ertegen voor de rest van zijn leven, vooral in zijn
Animal
farm:
de dierencommune ontaardt er in een dictatuur zoals ook het geval was
met het communisme onder Stalin. De inspiratie voor zijn roman 1984
haalde hij uit zijn job bij de BBC
Eastern Service welke
samenwerkte met het
Engelse Ministerie voor Informatie. Het totalitarisme was het
schrikbeeld bij uitstek in zijn werk.
Hoe
de commune ontaardt in een dictatuur, verhaalt ook de Nederlandse
historicus Bas Van Bavel in De
onzichtbare hand. Hoe markteconomieën opkomen en vergaan:de
vrije markt ontstaat weliswaar vanuit een door het volk verworven
onafhankelijke zelforganisatie en vrijheid maar paradoxaal genoeg
resulteert zij dan via concurrentie, monopolievorming en politieke
invloed uiteindelijk in onvrijheid: de rijke elite koopt politieke
macht die de regels in haar voordeel verandert en zo worden
onomkeerbaar rijken rijker en armen armer.
Edoch,
ons inziens geheel onterecht schuift Van Bavel het euvel dan in de
schoenen van 'het systeem', het kapitalisme, want de oorsprong van
dit systeem berust uiteindelijk bij de kapitalist en dat is een mens
gedreven door hebzucht vanuit de onderliggende perverse 'ethiek' van
de middel-doelomkeringdie
eigenlijk ontstaat vanuit het beginsel van de wraak:
voor
wat hoort wat; een oog voor een oog, een tand voor een tand.
Daar ontstaat ook de notie 'bezit':
iets is van mij omdat ik het verworven heb. En men verwerft
dingen middels strijd of oorlog:
het 'recht
van de sterkste'.
De specifieke
economie die
daaruit voortkomt, doet uiteindelijk zichzelf de das om omdat die
intern
contradictorisch is.
Het
resterende structurele kwaad in de hele bedoening werd aan het licht
gebracht door Max Weber waar hij stelt dat het kapitaal geheel
onbedoeld tot stand komt vanuit de Calvinistische moraal met
enerzijds de arbeidsplicht en anderzijds het als zondig afwijzen van
het genot van de vruchten van zijn arbeid vanuit de overtuiging dat
met de arbeid een schuld wordt afgelost zoals bevolen in Genesis
3 vers 19:
"In
het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde
wederkeert."1Maar
ook hier is niet een onzichtbare doch een menselijke hand aan het
werk, met name de hand die niet uitdeelt doch oppot. Werd daarentegen
het Evangelische principe gehuldigd dat zich concentreert in het
devies: Laat
uw linker hand niet weten wat uw rechter hand geeft2,
dan kreeg het kapitalisme geen schijn van kans.
Er
is geen dictatuur zonder dictator, het totalitarisme wordt niet tot
stand gebracht door de onzichtbare hand waarvan beweerd werd dat zij
de vrije markt regelt: ook vandaag blijkt dat de vrije markt
ontspoort ingevolge de onbevredigbaarheid van de hebzucht die
vooreerst een zucht is, dat wil zeggen een verslaving, een tot slaaf
worden en dat is iets heel anders dan een meesterschap. Het
totalitarisme is een slavernij en het wordt gevoed door die waanzin
van onbevredigbare verzuchtingen die ook Napoleon, Stalin en Hitler
tot hun slaaf hadden: blinde gebiedsuitbreiding waaraan alles moest
worden opgeofferd, zoals ook de drugsverslaafde alles opoffert aan
zijn drug.
Depersonalisatie
is uiteraard kenmerkend voor verslaving: het verlies van het
meesterschap over zijn handelen is een zelfverlies; de verslaafde
dient een deelsysteem van zichzelf dat hem als persoon volledig ten
gronde richt; hij offert het geheel op aan een deel dat dan uiteraard
eveneens mét het geheel waarop het berust, vergaat; hij zaagt de tak
af waarop hij zit.
Verslaving
depersonaliseert maar dit mechanisme werkt ook omgekeerd:
depersonalisatie werkt verslaving in de hand omdat bij afwezigheid
van een stuurman, het schip op drift raakt. Op die manier kan het
depersonaliseren van het volk wellicht in een veel sterkere mate dan
men geneigd is aan te nemen, bijdragen tot de algehele onderwerping
of de verslaving van dat volk. Vergelijk het met de in middens van
acteurs ontstane psychologische theorie dat emoties en hun uitingen
elkaar
veroorzaken: droefheid veroorzaakt wenen en blijheid de lach maar ook
omgekeerd wekken tranen het verdriet op en brengt de lach vrolijkheid
teweeg omdat wij nu eenmaal relationele en met empathie begaafde
wezens zijn.
Maatregelen
die al dan niet bedoeld de uniformisering in de hand werken,
schakelen niet alleen mensen gelijk
maar zij schakelen ze ook uit
omdat mens-zijn samenvalt met persoonlijk-zijn en met uniek-zijn. Het
archetype van het totalitarisme dat alle mensen gelijkschakelt en
derhalve uitschakelt, is wellicht de godsdienst, die zich dan
afspiegelt in het maatschappelijke model van de dictatuur, de
theocratie, welke vandaag kennelijk wordt vervangen een seculiere
verschijningsvorm in een zich uitrollend systeem waarvan sommigen
zeggen dat het gestuurd wordt door een onzichtbare hand, terwijl
anderen er de hand van de duivel in zien en nog anderen een snood
plan van een zich verbergende elite.3
(Tekst d.d. 14 december 2020)
(BRON: Jan Bauwens, Panopticum Corona, pp. 869-872).
Het eeuwige vuur en andere verhalen (Jan Bauwens, Serskamp 2014)
Het eeuwige vuur en andere verhalen (Jan Bauwens, Serskamp 2014)
De tuinen
De
tuinen
Wel!?
Zijt ge daar alweer!?
Omsk wist niet goed wat te zeggen. Het was al de
tweede keer die nacht, en ook gisterennacht was hij daar geweest,
misschien wel al zeven keer die week.
Daar stond hij dan, in die mist. Eigenlijk was het
geen mist, want het voelde niet koud aan of niet nat; het had alleen
het witte, het half-doorzichtige van mist. Maar met mist kon je het
wel het beste vergelijken.
De man tegenover hem hij keek eigenlijk op hem
neer, want hij stond wat hoger dan Omsk werd nu eens door het
mistgordijn omhuld, en dan weer was hij helemaal klaar te zien. Die
man kon er blijkbaar niet om lachen, al maakte hij zich ook niet
kwaad. Het kwam hem veeleer voor alsof hij er flink mee verveeld zat,
en dat gaf hij ook aan Omsk te kennen:
Ge doet mij weer lopen, beste
vriend! En dat telkenmale voor niets! Ge blijft daar staan en ge komt
niet verder? Gisteren zijt ge hier tot op de tweede onderste trede
van de trap geklommen, en dan hebt ge rechtsomkeert gemaakt; en nu
staat ge daar weer te drentelen op welke trede staat ge nu, ik heb
mijn bril hier niet Vertel het eens!
Omsk keek naar beneden, zag zijn eigen beeld
weerspiegelen in het witte marmer dat met rode adertjes doorspekt
was, alsof er bloed doorheen pompte, en hij moest zich concentreren
om de treden te kunnen tellen, want daaronder duizelde het allemaal
op de een of andere manier weg:
Op de derde trede, meneer,
zei hij, en er was nog angst te bespeuren in zijn schuchtere
stemmetje, als gevolg van de blik in de diepten.
Zo en hebt gij hoogtevrees
misschien?, merkte de man dan ook op.
Eigenlijk niet, mijnheer , antwoordde Omsk.
En waarom komt ge dan niet
verder?
Het is weer beginnen kloppen,
mijnheer , zo excuseerde Omsk zich.
Zo Ja, dat zeg je
telkenmale, is het niet? Wat vervelend voor mij!, riep de oude man
uit, en hij wierp een blik in het gesternte, en keek dan weer op Omsk
neer: Ge begrijpt toch dat ik een oude man ben; gij doet mij
telkens lopen voor niemendal!
Mijn verontschuldigingen,
meneer, ik kan het echt niet helpen , klonk nu het dunne
stemmetje van onze vriend.
De man zuchtte diep, zoals iemand zucht die ten einde
raad is: Ik sta hier al duizenden jaren, aan
deze poort , en met een armzwaai wees hij naar de dikke, witte
wolken achter zijn rug, waarmee zijn eveneens sneeuwwitte
kleed zich wel leek te vermengen:
Ik heb wel meer van die
twijfelgevallen, weet u: lui die niet goed weten wat ze willen, en
die eerst aankloppen en dan terugkeren weer aankloppen, weer
teruggaan Maar de tweede of de derde keer komen ze dan toch
binnen. Gij daarentegen hoe is de naam weer, zegt u?
Omsk, meneer
Juist, ja Gij zijt mij hier
al tientallen keren komen storen, nietwaar? Ik zit net naar
een interessant programma te kijken, ontspannen met een glaasje
erbij, en had ik het niet kunnen denken! Daar zijt gij dan weer!
Nogmaals mijn excuses, meneer,
maar ik kan het echt niet helpen
Ja, dat weet ik wel: het is
weer beginnen kloppen, nietwaar We zouden er iets moeten op
vinden, hé? Nu, wat zijt ge van plan? Blijft ge daar staan of gaat
ge terug?
Ik denk dat ik maar beter
terugga, meneer.
Natuurlijk, natuurlijk dat
is het beste
Het klopt nu weer zoals
normaal, meneer, ik denk dat ik dus beter terugga, herhaalde Omsk.
Het witte heerschap had het smekerige in zijn stem
gehoord en in zijn daarop volgende optreden kon Omsk niets anders dan
een weinig leedvermaak bespeuren: de heer keek hem heel aandachtig
aan, boog zich warempel voorover om hem nog beter te kunnen zien, en
beval:
Kom eens een paar trapjes
hoger! Zodat ik weet waar ik aan toe ben! Ge ziet lijkbleek,
maar uw ogen kan ik zo niet zien jaja, ik heb het tegen u: twee
trapjes maar, drong hij aan.
Nu was de pret in zijn stem echt goed te horen. Omsk
had er de grootste moeite mee om zijn rechter voet op te heffen en
die op de volgende trede neer te plaatsen.
Dit manoever ging gepaard met alweer een heftige
steek in zijn hartstreek, waarna hij deze spier gedurende wel drie
opeenvolgende seconden voelde fibrilleren. Dan volgden enkele uiterst
onaangename want krampachtige trekkingen welke gepaard gingen met een
licht verstikkingsgevoel, zodat Omsk eventjes naar adem moest happen
en duizelig werd. Teneinde niet naar beneden te donderen, restte hem
geen andere keuze dan zijn voet terug te trekken, zodat hij nu weer
met de beide voeten op de tweede trede stond. En omdat hij tijdens
deze zichtbaar stuntelige bewegingen als het ware bijna zijn
evenwicht verloor, vond hij er dan ook een reden in om maar meteen
nog een trapje lager te gaan postvatten.
Zijn hart leek hem hiervoor uitvoerig te bedanken met
een hele reeks heel regelmatige slagen, en hij kwam zowaar weer op
adem.
Maar zó kan ik helemaal
niets zien!, repliceerde de man in het wit, die zich nu weer
oprichtte, kennelijk met grote moeite, de handen tegen het onderste
deel van zijn lange, dunne rug gesteund.
Hij kermde eens, haast onhoorbaar, leek dan door een
nieuwe, dichte wolk omgeven te worden, en Omsk voelde zich nu
terugzakken uit de mist en zeeg met een zo grote snelheid dat hij er
kriebels van kreeg in de buikstreek, achterwaarts doorheen het
firmament.
Hij passeerde nu weer de weelderige tuinen waar hij
telkenmale doorheen moest als zijn hart het dreigde te begeven, en
hij kwam in een zeer vreemde extase, omdat ze aantrekkelijk en
afschrikwekkend was tegelijk.
De tuinen ze vertoonden patronen van een geheel
onaardse regelmaat, niet te beschrijven, en ook niet voorstelbaar
voor mensen in wakkere toestand. Nooit was er een schilder geweest,
en er zou er ook nooit een geboren worden, die deze kleurenpracht
vermocht af te beelden.
De belangstelling van Omsk voor de tuinen was
bijzonder groot, maar tegelijk ook durfde hij er niet te lang of te
aandachtig naar kijken, omdat hij wist dat dit niet ongevaarlijk
was. Regelmaat, ja, dat woord was hier van toepassing, maar deze term
was lang niet krachtig genoeg om het betreffende spektakel weer te
geven: hier toonde zich een patroon met een regelmaat van vormen en
lijnen die mensen zich niet kunnen voorstellen. Een evenwicht van
gestalten en van kleuren die het hele spectrum bestrijken, maar ook
die delen van het spectrum die door mensenogen normaal nooit kunnen
worden gezien: ultraviolet, infrarood
Ach, dat zijn slechts woorden, wist Omsk: hier zijn
geen woorden voor, dit zijn niet langer kleuren en vormen, geluiden
of muziek: dit is wat àchter alle kleuren, àchter alle
schilderijen, symfonieën, gedichten en noem maar op, verborgen zit.
De tuinen zijn werkelijk de bronnen waaruit wij onze schamele
patronen putten, het zijn de klankkasten, neen, de genen van de
schoonheid zelf.
Was dit dan wat men het Aards Paradijs noemde?
Omsk viel met een schok terug op zijn hoofdkussen.
Hij zweette hevig, ademde ongemakkelijk, kon het gevoel van
verstikking dat hem alweer de hele nacht in zijn greep had, niet van
zich afwerpen. Zijn hart pompte, maar hield dan met pompen op, alsof
het niet in staat was om te reageren op de volgende, zich opdringerig
aandienende prikkel. Het koolzuurgehalte in zijn bloed steeg, gaf een
krachtige impuls aan de Nervus Plexus Vagus of hoe heette dat
zenuwcentrum in de nek ook weer, dat ons dwingt om naar adem te
happen als wij het benauwd krijgen?
Hij hapte naar adem, doch het baatte hem niet; hij
hapte andermaal, en nogmaals, werd beklemd door een plotselinge
doodsangst, maar vooraleer die hem tot enige handeling kon aanzetten,
voelde hij zich weer wegduizelen, en voor zijn ogen ontplooiden zich
in al hun symfonische pracht opnieuw de tuinen!
Dit is echt, zo zag Omsk nu heel duidelijk: deze
tuinen zijn onvervalst, en hun onbeschrijflijke pracht getuigt van
hun echtheid: noch ikzelf, noch enig ander mens had ooit kunnen
bedenken wat zich nu voor mijn ogen afspeelt.
Hij verzette zich niet langer tegen de taferelen die
in steeds toenemende mate zijn hele gezichtsveld vulden. Hij liet de
muziek naar binnen stromen en verwelkomde het water uit de brede,
klare stromen in de diepe, donkergroene dalen die in een
bloemenweelde aan zijn voeten lagen. Hij voelde zich opstijgen boven
dit alles, dat zich met zon nadrukkelijke pracht in zijn geest
prentte, dat hij niet anders doen kon dan geloven dat iemand dit
speciaal voor hem had voorbereid, zoals men ook speciaal voor iemand
een gedicht kan schrijven of een lied, dat men hem of haar te zijner
tijd ten gehore mag brengen. En hij steeg op, hoog boven dit alles,
en dreef dan weg, ergens terzijde, en een plotse wind stak op, hagel
kletterde neer tegen de ruiten
Omsk zag dat het al klaar geworden was. Zijn toestand
was lichtjes beter. Hij moest nog wat slapen, want hij was nog te
vermoeid, zo kon hij de dag niet door. Hij trachtte rustig te ademen,
aan niets te denken, de slaap te vatten. En hij realiseerde zich dat
hij zich telkenmale als hij de ogen sloot, en nu opnieuw, begaf op
dat terrein dat wij het gebied van de allergrootste onzekerheid
plegen te noemen, het kantje-boord, het randje tussen het
eenmalige leven en de volstrekte dood.
De discussie over
biowapens (virussen, bacteriën, schimmels, toxinen) kwam op gang ten
tijde van de antrax-dreiging: de enveloppen met het witte poeder die
her en der bij politici in de bus vielen waarna met de allergrootste
zorg moest worden uitgemaakt of het talkpoeder betrof ofwel miltvuur,
een bacterie die bij inademing longontsteking veroorzaakt en dan
binnen de twee tot drie dagen tot de dood kan leiden.
Zoals algemeen bekend
behoorden de volgende biowapens tot nog toe tot de meest gevreesde:
antrax, pest, botuline en het pokkenvirus. Het ene is nog dodelijker
dan het andere en er wordt gevreesd dat de Russen deze wapens op de
zwarte markt hebben verkocht maar met het oog op grote aantallen
slachtoffers bleef het grootste probleem voor terroristen de
verspreiding van de ziektekiemen.
Wat
betreft de antrax-affaire, is een misschien niet onbelangrijk detail
dat de 'Amerithrax',
zoals de FBI de anthrax-attacks in Amerika noemden1,aanvatten
in de VS op 18 september 20012
en dat is precies een week na de terroristische aanvallen op de Twin
Towers
en op het Pentagon (respectievelijk het Wereld
Handels Centrum
en het Amerikaanse
ministerie van Defensie)
gepleegd door moslimfundamentalisten onder leiding van Bin Laden.
Het was overigens niet
de eerste poging van moslimterroristen om het WTC te doen instorten:
met de bedoeling om tienduizenden doden te maken, pleegden op 26
februari 1993 zes islam-extremisten er een bomaanslag met een
bestelwagen geladen met 682 kg springstof waarbij zes doden en een
duizendtal gewonden vielen. Op 11 september vielen 3000 doden en meer
dan 6000 gewonden.
Dat zijn uiteraard vele
mensenlevens maar in vergelijking met de slachtoffers van de
wereldoorlogen is dat quasi niets: in de Eerste Wereldoorlog stierven
8,5 miljoen mensen, in de Tweede Wereldoorlog waren dat er 55 miljoen
maar ingevolge de Spaanse Griep direct na WOI stierven in amper twee
jaar tijd tussen 20 en 100 miljoen mensen. En dat kon terroristen wel
eens op ideeën brengen.
En kijk: twee jaar na
het begin van de anthrax-aanvallen, op 3 november 2003 publiceerde de
CIA een document getiteld "The Darker Bioweapons Future"3
waarin de Nationale Academie van Wetenschappen concludeert dat de
snelle vooruitgang van de biotechnologie oncontroleerbaar geworden is
en een grote bedreiging vormt in het kader van biologische
oorlogsvoering: nieuwe en dus onbekende door mensen gefabriceerde
biologische stoffen ("engineered biological agents"),
zo staat daar te lezen, kunnen veel meer kwaad aanrichten dan alle
gekende ziekten.
Op de koop toe zijn die
nieuwe 'wapens' ook nog eens moeilijk te detecteren, zo stelt het
document. Er is sprake van stiekeme of verborgen virussen ("stealth
virus") en zo zouden Australische onderzoekers aangetoond
hebben dat het pokkenvirus maar ook de miltvuurbacterie dodelijker
kunnen gemaakt worden door de inplanting in het natuurlijke virus van
genen die de afweer kunnen vernietigen. Ook kunnen combinaties
gemaakt worden tussen verschillende microben om aldus gewenste
effecten te verkrijgen en zo kan bijvoorbeeld een milde
ziekteverwekker die gekoppeld wordt aan zijn antigif, veel
agressiever gemaakt worden, resistent tegen medicijnen of onzichtbaar
voor het immuunsysteem.
Een lid van de
onderzoekscommissie haalt het voorbeeld aan van een stiekeme
virusaanval die een grote groep jonge mensen zou kunnen opzadelen met
een ernstige vorm van artritis met als resultaat een massa zieken en
een enorme klap voor de economie van het aangevallen land. De
ontwikkelingen gaan dermate snel dat anticipatie onmogelijk is en men
verwacht dat men dergelijke bedreigingen nooit tijdig zal kunnen
beantwoorden. De wetenschap omtrent deze zaken is bovendien voor
iedereen toegankelijk.
Geen
twintig jaar later verklaart de ontdekker van het AIDS-virus, de nu
achtentachtigjarige Nobelprijswinnaar voor de Geneeskunde Luc
Montagnier dat covid-19 een door mensen gefabriceerd virus is,
bestaande uit segmenten van het dodelijke HIV waarvoor nog steeds
geen vaccin bestaat gecombineerd met een superbesmettelijk
verkoudheidsvirus. In koor roepen bijna
alle medici dat Montagnier zich vergist maar corona doet exact wat
twintig jaar geleden werd beschreven als het voor de nabije toekomst
te vrezen allergrootste kwaad. En de grafieken liegen er niet om.45
Tekst d.d. 12 juni 2020.
BRON: Jan Bauwens, Panopticum Corona, pp. 594-596.
Omsk Van
Togenbirger, sorry dat ik stoor maar...
OVT: Kom binnen en snel
wat want er is weer controle met heuse drones!
Ik wilde u eerst
niet storen maar...
OVT: Ga zitten, ik heb
net koffie gezet!
Heb je dat interview
gezien met die Belgische filosoof?
OVT: Michel Weber?
Jawel, ik heb de video gisteren beluisterd...
En? Acht je mogelijk
wat hij vertelt?
OVT: Wat denk je zelf?
Volgens mij is dat
pure paranoia.
OVT: Haha, paranoia: nog
zo'n term die thuis hoort in het intussen welbekende rijtje:
paranoia, complotdenken, angsthazen, asociaal, zonderling,
wantrouwen, ondankbaarheid, burgerzin!
Je acht het dus
mogelijk dat het waar is wat die man verkondigt? Ik bedoel: wat hij
daar insinueert over een aan de gang zijnde genocide?
OVT: De wereld is
oververzadigd van de malthusianisten!
De wereld is
overbevolkt.
OVT: Dat is wat zij
beweren, ja. Herinner u de aardverschuiving op Haïti. Bij het zien
van al die arme mensen die hun behoefte deden in de greppels achter
hun krotten, kwam een Belgische professor met een oplossing op de
proppen: geef die arme vrouwen elk vijftig dollar in ruil voor hun
sterilisatie, ze zullen het niet weigeren want hun kinderen lijden
honger. De hele litanie van sir David Attenborough: let them
starve! Te beginnen met de armen, dat zijn dan twee vliegen in
een klap: minder mensen maar ook minder armen, alleen de rijken
schieten over. Zijn ze echt zo dom dat ze zelfs geen vermoeden hebben
waar hun rijkdom dan vandaan komt? Intussen jaren geleden berekende
het tijdschrift Knack dat de welstand van de doorsnee westerling te
danken is aan vijfenveertig slaven per persoon in de derde en de
vierde wereld. Om de levensstandaard van een Attenborough op peil te
houden, gaat het beslist om een veelvoud van dat aantal want die lui
drinken geen water bij de maaltijd. Wie was het ook weer die onlangs
nog op televisie de geniale gedachte rondbazuinde dat een wereld
zonder mongooltjes een betere wereld is? Was dat niet die uitvinder
van het Adamo-kussen? Ja, ik weet het, over de doden niets dan goed,
maar het gaat hier wel om mensenlevens!
Ja, maar dat heb je
allemaal al dikwijls verteld...
OVT: En kennelijk nog
niet vaak genoeg. Het gaat mij overigens niet zozeer om de
onwetendheid van die prelaten, al is het al erg genoeg dat
uitgerekend daar de onwetendheid zo groot is. Neen, het gaat mij om
de onverschilligheid, om het volstrekte gebrek aan empathie. Het gaat
hier over psychopathie, om dan maar Michel Weber te citeren. Zijn
vergelijking met de reactie van de beheerders van de zinkende Titanic
is, als je het mij vraagt, bijzonder realistisch. De gebeurtenissen
zijn intussen een eeuw oud maar zij illustreren hoe waar het is wat
Marx bijna nog een eeuw vroeger zegde: wij leven in een
klassenmaatschappij; in de oorlogen die nog gevoerd worden, staan
geen volkeren tegenover elkaar maar wel maatschappelijke klassen. De
superrijken van vandaag regeren de wereld en zij doen dat eensgezind
omdat hun onderlinge verwantschap niet een of andere afkomst, een
fysieke eigenschap of een culturele interesse betreft maar het
volledig betekenisloze en louter kwantitatieve kenmerk van hun
rijkdom: het getalletje op hun bankrekening!
Toch lijkt het mij
overtrokken om te gaan geloven dat mensen, want het gaat nog steeds
om mensen, zouden samenzweren om vier vijfden van de wereldbevolking
te liquideren!
OVT: Schijn bedriegt.
Kijk, ik geef u eens iets heel anders ter overdenking...
Ik luister.
OVT: Heb ik je al
gevraagd of je katholiek bent?
Op papier wel, ja,
maar men heeft mij niet gevraagd of ik gedoopt wilde worden, ik had
immers niet eens kunnen antwoorden op die vraag, ik was amper één
dag oud...
OVT: Precies, maar je
begrijpt toch dat het voor je eigen goed was dat men je heeft
gedoopt? Voor het welzijn van je ziel en dat wil zeggen: voor je
welzijn in de eeuwigheid!
Tja...
OVT: Maar goed, je weet
dus wat het katholicisme is, of dat mag men dan toch wel
veronderstellen, geloof ik?
Jazeker...
OVT: Weet je ook hoeveel
mensen... de doden niet meegerekend... er momenteel gedoopt zijn?
Meer dan een
miljard, vermoed ik.
OVT: 1,272 miljard.
Dat is achttien
percent van de wereldbevolking.
OVT: Inderdaad: op deze
aarde is één mens op vijf katholiek en het katholicisme groeit nog;
momenteel zakt het geloof hier in het westen een beetje weg maar je
weet dat West-Europa maar een klein stukje van de wereld is: in
Afrika kent de kerk een grote groei en ook in India zijn er alsmaar
meer katholieken.
Maar wat hebben de
katholieken dan te maken met corona?
OVT: Ze hebben alles te
maken met wereldheerschappij en wereldheersers zijn ze al tweeduizend
jaar lang, of vergis ik mij?
Neen, dat beweer ik
zeker niet.
OVT: De jongste halve
eeuw is de kerk hier wat weggeëbd maar ikzelf kan nog getuigen hoe
het vroeger was. Nu, beeld je eens in: de katholieke wereld,
wereldwijd, de ganse aarde omspannend, alle dorpen omgeturnd tot
parochies met overal een kerk. Op bijzondere tijdstippen was er drie
keer daags samenkomst van de gelovigen in de kerk en anders elke
zondag, ja, en wie de zondagsmis in de wind sloegen, gingen beslist
naar de hel, zo was het hier, of vergis ik me?
Ik geloof je wel...
OVT: De mis, de gebeden,
de gezangen en de zondagspreek: de voorloper van de
televisie-uitzendingen, ja toch? Want nu hoeft men niet meer naar de
kerk te gaan, de kerk komt bij u binnen via de plastieken plaat, de
televisie!
En de pc!
OVT: Inderdaad, de pc,
ik loop achter... het internet... het gaat allemaal zo snel! Maar
goed, toentertijd waren die dingen er nog niet en waren er alleen de
kerktorens: vanuit een luchtballon gezien leek het land wel een
speldenkussen van de vele kerktorens. Neem nu Gent: de kerken, de
kathedralen staan daar letterlijk tegen elkaar aan gebouwd: de
Sint-Michiels, de Sint-Baafs, de Sint-Niklaaskerk en dan nog de
kerken terzijde van die as die samen met de genoemde drie een
reusachtig kruis moesten vormen... En dat sinds duizend jaar! Over de
ganse aardbol!
Ja, zo is dat nu
eenmaal...
OVT: In elk dorp, mijn
beste, in elke parochie dus, een pastorie en een onderpastorie,
nietwaar?
Juist, ja. Dat zijn
nu beschermde monumenten...
OVT: Kijk es aan. En
onder de pastorie, mijn beste? Wat zeg ik? Onder élk van die
pastorieën, de wereld rond... wat is of wat was daar te vinden?
Onder de pastorie?
Geen idee, beste Omsk Van Togenbirger...
OVT: Geen idee, mijn
beste? Ikzelf heb nog staan kijken op het dorpsplein naar de verhuis
van mijnheer pastoor die toen op rust ging: er stond een vrachtwagen
bij de pastorie, een enorm voertuig! Hij zal wel wat groter geleken
hebben dan hij in werkelijkheid was want ik was nog een kind en voor
kinderen lijkt alles veel groter dan het in werkelijkheid is, heb jij
dat nooit ervaren?
Ja...
OVT: Ik ben onlangs nog
een keer in het huis van mijn groottante binnen gelopen, het wordt
binnenkort gesloopt, het was geleden van in mijn kindertijd en het
kwam mij voor dat de plafonds naar beneden gekomen waren; vroeger
leken die kamertjes wel danszalen! En zo zal ik mij ook wel vergissen
in de grootte van die vrachtwagen aan de pastorie. Maar toch...
Maar je had het over
iets onder de pastorieën?
OVT: Inderdaad. Ik stond
dus te kijken hoe de vrachtauto geladen werd met enorme kisten!
Lijkkisten?
OVT: Hahaha, lijkkisten!
Wel neen, mijn beste: wijnkisten! Wat zeg ik? Kisten vol wijn!
Ja?
OVT: Ik kon de flessen
zien liggen, blinkend in de zon, bestoft en donker, ze werden
behandeld met speciale omzichtigheid, glas kan immers breken en zo te
zien ging het om kostbaarheden. Ik heb het, mijn beste, over de
wijnkelders onder alle pastorieën wereldwijd! En wat ik zeggen wil:
de kerk, en dat sinds tweeduizend jaar, draait op de harddrug genaamd
alcohol!
Maar wat zeg je nu
verduiveld!? Het gaat om miswijn! Miswijn is onontbeerlijk voor de
mis, de consecratie, water en wijn worden één, het symbool van de
menswording van god!
OVT: Je weet dus dat een
priester dagelijks de mis moet doen? Dagelijks een beker vol met
wijn? Vraag maar eens na bij medisch geschoolde mensen hoe groot de
kans is dat iemand die dagelijks, al is het maar één slok van die
harddrug naar binnen zwelgen, reeds na korte tijd verslaafd zijn! De
dagelijkse miswijn brengt de verslaving op gang en met de wijnkelder
bezatten zich op geregelde stonden alle pastoors, de hele grote
wereld rond!
Maar dat is
kwaadsprekerij!
OVT: Ik herinner mij het
verhaal van mijn oom die op de gemeente postbode was en voor dag en
dauw uit de veren moest: hij liep op het dorpsplein met zijn
brieventas de dorpspastoor tegen het lijf, zo vertelde hij op keer.
De eerwaarde moest zich vastklampen aan de smeedijzeren hekken die
het kerkhof dat het kerkgebouw omgeeft, afbakenen. Om niet omver te
vallen, begrijp je? En de eerwaarde vroeg aan mijn oom, met de
bijzondere tongval eigen aan mensen die wijn hebben genuttigd, welke
kant hij op moest: links of rechts! Begrijp je? Hij was gaan dineren
bij de dokter van het dorp en hij was tot bij de kerk geraakt maar
verder wist hij het ook niet meer, de pastorie ligt even verderop,
terzijde van het kerkhof, en daar ligt ze nog steeds, je kan gaan
kijken...
Iedereen is al een
keer dronken geweest...
OVT: Alcohol is een
harddrug. Alle pastoors, de wereld rond, hebben of hadden diepe
kelders vol met rode en met witte wijn waaraan ze zich bezatten.
Werden zij gepromoveerd tot deken, dan gingen zij resideren in een
dekenij, een gebouw dat nog wat groter is dan een pastorie, en ook
met een wat diepere kelder, met daarin nog meer kisten wijn.
Toegegeven: die kisten wijn maakten zij ongetwijfeld niet in hun
eentje soldaat, een deken krijgt vaker bezoek van klassegenoten of
hoe zegt men dat?
Mensen van dezelfde
stand...
OVT: Juist, ja. Maar er
zijn dus nog promotiekansen eens men tot deken is benoemd:
bisschoppelijke paleizen, zoals de naam het zelf zegt... nomen est
omen... zijn nog een stuk groter dan dekenijen, nietwaar? En de
kelderruimten daaronder zijn navenant. En ook die kelders staan niet
leeg: zij worden goed gevuld gehouden en niet met water, want
hulpbisschoppen en bisschoppen drinken geen water bij de maaltijd, of
moet men zeggen: het diner? Ook deze nog wat grotere kelders worden
tijdig bevoorraad om ook de wat grotere buiken van de prelaten tijdig
op te kunnen vullen met... ik zei bijna het gerstenat, mijn beste,
maar gerstenat is voor de paters, zijn zij niet bekend om hun sterke
bieren? Wijn bevat meer alcohol dan bier, het wordt gemaakt van
druiven, en als dat niet sterk genoeg meer is, schakelt men
automatisch over naar cognac, dat ken je toch? Cognac, als ik het
goed heb, is geconcentreerde, of beter: gedistilleerde wijn. Het
voordeel van cognac is dat de buiken niet groter hoeven te worden om
eenzelfde hoeveelheid alcohol naar binnen te kunnen werken.
Wat een onzin! Als
dit waar was: wie zou dit allemaal betalen!?
OVT: Iederéén ging
naar de mis, mijn beste: wekelijks, de wereld rond, drie
geldomhalingen per zondagsmis, vier missen op één zondag, een
vroegmis voor de armen en een hoogmis voor de rijkere burgerij. En
weet je wat een kerkelijk huwelijk kost? Bijna iedereen moest huwen
en zonder meer iedereen wordt begraven: wat kost een begrafenis, denk
je? Eerste en plechtige communiefeesten, hoogdagen... en dan hebben
we het nog niet gehad over de aflaten, volgend op de donderpreken van
de predikheren, de dominicanen of de domini canes, wat wil
zeggen: de honden van de heer, zoals ze zich met zelfspot noemden,
die speciaal afzakten om omhalingen te doen voor de missies of om de
stervenden te begeleiden... Maar waar waren we gekomen?
Bij de cognac... de
bisschoppen, bedoel ik...
OVT: Juist, ja... En dan
is het nog lang niet gedaan, mijn beste: ook bisschoppen kunnen nog
promoveren, zij kunnen aartsbisschop worden en daarna nog kardinaal.
Tenslotte verhuizen zij naar het Vaticaan, een heuse staat zonder
vrouwen en achter hoge muren, een enclave binnen Rome, het centrum
van de wereld sinds het begin der tijden. Ken je Dante?
Dante Alighieri?
OVT: Precies. In zijn
Commoedia beschrijft hij, en dan nog op rijm, hoe in de hel de
duivel huist en dat is in 't centrum van moeder aarde, aan wiens hart
hij onafgebroken zit te knagen!
Ja, dat herinner ik
me... Maar waar wil je nu eigenlijk naartoe?
OVT: De harddrug alcohol
heeft enkele specifieke uitwerkingen op de menselijke geest, mijn
beste: het zal je niet onbekend zijn dat men vergoelijkend spreekt
over geestrijke drank alsof het om een geestverruimend middel ging?
Dat zegt men
inderdaad, ja...
OVT: En is alcohol dan
geestverruimend?
Kennelijk niet,
neen.
OVT: Kijk, dat wil ik nu
zeggen: alcohol is een bijzonder afstompende drug. Wie onder invloed
zijn, en ik verzin dat niet, de verkeersdoden kunnen hiervan
getuigen... wie onder invloed zijn en dan bijvoorbeeld autorijden,
geven zich geen rekenschap meer van de waarde van een mensenleven;
zij beseffen niet langer dat zij het leven van anderen in gevaar
brengen, of vergis ik me?
Neen, dat is
inderdaad zo...
OVT: Na de consumptie
van alcohol gaat men lijden aan zelfoverschatting, om niet te zeggen
dat alcohol megalomanie veroorzaakt, grootheidswaanzin. Zoek het maar
op, het staat in Wikipedia! En de kater, het delirium, toont aan de
verslaafde beelden... rechtstreeks uit de hel!
Dat schijnt zo te
zijn, ja...
OVT: Grootheidswaan en
gewetenloosheid: precies wat men nodig heeft om mensen te
manipuleren! Wat zeg ik? Om ongehinderd massa's mensen te kunnen
beliegen, bestelen en in oorlogen of op brandstapels om te brengen!
Ken je de geschiedenis een beetje?
Ik heb zoals
iedereen school gelopen...
OVT: De maatschappij
moest maar eens worden ontschoold... Maar ik verzin dus helemaal
niks, mijn beste!
Maar wat bedoel je
dan?
OVT: Wacht, we zijn er
bijna, bijna...
Hemeltje... laat mij
eerst eens ademhalen...
OVT: Mijn verhaal is
bijna rond, mijn beste: ik zal het kort houden.
Doe dat
alsjeblief...
OVT: Alcohol is nu een
beetje uit de tijd. Zoals ook de kerk trouwens: er zijn nu
andersoortige heersers...
Logebroeders, bedoel
je?
OVT: Het hiernamaals
heeft afgedaan, het zogenaamde hiernumaals is in trek: de hel schrikt
niet langer af, de mensen aanbidden de duivel, alleen voor de pijn
gaat men nog op de vlucht. Men zoekt de lust en men krijgt er niet
genoeg van, het geld is god geworden, de aanbidders van de mammon
heersen over de aarde, het zijn de miljardairs, hun speelterrein is
de wereld, voorlopig nog vol met mensen, acht miljard stuks, het zijn
warempel hun tinnen soldaatjes. Met geld kan je toch alles kopen?
Deze lui drinken ook niet meer, zij snuiven en zij spuiten! Cocaïne,
heroïne! Is een beetje anders nog dan alcohol. En dan hebben we het
nog niet gehad over de nieuwe drugs waarover wij, gewone mensen,
helemaal niets weten, maar de farmacie staat niet stil!
Wat bedoel je dan?
OVT: Marx schreef dat
godsdienst opium is voor het volk.
Ja...
OVT: Waarmee hij tevens
zegde dat de hogere klassen opium verkozen boven godsdienst, het volk
kon geen opium betalen...
Ja...
OVT: Vandaag gaat al het
geld der rijken naar de hemel die verkocht wordt door de hedendaagse
farmacie: de armen zoeken soelaas bij hun spelconsoles maar de rijken
slikken, snuiven en spuiten dat het een lieve lust is!
Je overdrijft!
OVT: Drugshandelaren
verdienen fortuinen, veelvouden van wat industriëlen overhouden aan
hun werk! Van wie in rijkdom baden, weerstaan slechts uitzonderingen
aan de verleiding van de kunstmatige paradijzen, verkregen door drugs
waarmee alcohol allang niet meer kan wedijveren! Die megaverdieners
kopen zich in de politiek in en zo komt het dat waanzinnigen het
presidentschap van de allermachtigste staten buit maken en prompt het
schip van de wereld moeten besturen!
Hemeltje! Is dat dan
werkelijk zo?
OVT: Zie je het verband
met de beschonken chauffeur, mijn beste? En waar alcohol het geweten
wegvaagt en in plaats daarvan de grootheidswaan installeert, doen die
nieuwe drugs dat op een wel duizend keer krachtiger manier. Je weet
toch uit het nieuws hoeveel ton drugs men om de haverklap in beslag
neemt, hier in de haven van Antwerpen, bijvoorbeeld, en hoe men er in
het nieuws aan toe voegt dat het gaat om slechts het topje van de
ijsberg? Het doet me weer aan de Titanic denken, de eersteklassers
daar... Ik hoorde van een psychiater dat het allang uitzonderingen
zijn onder de rijken, die aan die dodendans der drugs weten te
ontsnappen. Welnu, die lieden regeren nu de wereld, volstrekt
gewetenloos.
Andermaal: hemeltje!
OVT: En wellicht heb je
hiermee meteen het antwoord op je vraag van zo-even: wat Michel Weber
vertelt, is niet eens vergezocht: iedereen die het nieuws een beetje
volgt en die daarbij logisch nadenkt, zou tot exact hetzelfde besluit
moeten komen. Of vergis ik me?
Als
een vrouw moeder wordt, dan houdt de katholieke kerk haar voor dat
haar kind helemaal niet oké is: uw kind, mevrouw, is van de duivel,
zo zegt de kerk. Meer bepaald is het door uw eigen zonde met het
kwaad besmet. U kunt het niet zien maar wij, ingewijden, zien het des
te beter: de ziel van uw kind is zo zwart als roet en als u niets
onderneemt, wacht uw kind de eeuwige dood in het vuur van de hel. En
dat is warempel uw verantwoordelijkheid. Maar er is een remedie: u
moet uw kind zo spoedig mogelijk laten dopen. Het doopsel maakt de
ziel weer gaaf; het doopsel grift een onuitwisbaar merkteken in de
ziel. Voor wie het nog niet wisten: het doopsel is een
duiveluitdrijving.
Spoedt
zich de moeder met haar pasgeborene naar de kerk alwaar een exorcist
haar opwacht om aldaar in het plechtige bijzijn van getuigen in het
wit de rituelen uit te voeren en de Latijnse formules uit te spreken
welke de Satan (in de Bijbel geïdentificeerd met een giftige slang)
verjagen zullen en pas dan is het kind veilig, wat wil zeggen dat het
gerust kan sterven: na zijn dood zal het immers niet langer aan de
duivel toebehoren, het is gewis gered!
En
de moeder doet wat de kerk van haar verlangt, zij is immers
gewetensvol en denkt: met zijn kind kan men maar beter zeker spelen
en baat het niet, dan schaadt het ook niet. En de vader sluit zich
braafjes bij de moeder aan: zij meent het goed, zo sust hij, het is
gewoon traditie en wat water kan geen kwaad.
Maar
intussen werden zij gelovigen, uiteraard omwille van het kind, en
gaan zij naar de mis, belijden zij een kannibalistische
mysteriegodsdienst en gehoorzamen zij aan het gezag van een stokoude,
gemijterde en gekazuifelde paus die vanuit het mysterieuze,
ontoegankelijke en schatrijke Vaticaan in Rome al tweeduizend jaar
lang de wereldpolitiek naar zijn wit gehandschoende hand zet.
Intussen zijn zij radertjes geworden van een blindelings
gehoorzamende en perfect geordende massa die op bevel bidt en zingt
maar voor hetzelfde geld naar het front trekt, in oorlogen die enkel
lafaards schuwen, gesteund door de god van het enige ware geloof. Wie
nota bene deze feiten miskennen, loochenen de wereldgeschiedenis van
de jongste tweeduizend jaar.
Maar
het geloof is nu verouderd, de mensen krijgen er lucht van dat heren
onder hoge, glinsterende hoeden hen dingen op de mouw hebben gespeld
om met hun centen aan de haal te kunnen gaan. Het geloof dient nu
vervangen, de hoge burgerij zendt haar telgen niet langer naar de
seminaries, voortaan moeten zij zich onderscheiden aan gerenommeerde
universiteiten. De titel van Eerwaarde klinkt niet langer eerbaar,
men moet nu Dokter, Doctor of Professor op zijn naambord hebben staan
om nog ontzag te kunnen inboezemen, uit te kunnen pakken met zijn
goocheltrucs en inkomgeld te kunnen vragen. De heilig hostie, product
van het verbond tussen hemel en aarde, conglomeraat van alle
kosmische krachten en concentraat van levenselixir, bewaard in de
sacristie - de apotheek van god - om genuttigd te worden door de
zondevrije en gelouterde belijder, doet het godbetert niet meer: zij
werd vervangen door de pil waarbij men zich de woorden van de
honderdman herinnert: "...en ik zal weer gezond worden". De
pil, zij krijgt warempel alle ziektekiemen klein en overwint de dood,
precies zoals de heilige hostie placht te doen in vroegere tijden.
Wordt
vandaag een vrouw moeder, dan houdt de medische wetenschap haar voor:
uw kind, mevrouw, is ter dood veroordeeld. En dat is een gevolg van
de ongehoorzaamheid van de mensen aan de opgelegde reglementen voor
de volksgezondheid: uw kind is door uw eigen fouten met het kwaad
besmet. U kunt het niet zien maar wij, ingewijden, zien het des te
beter: de kernen van de cellen van uw kind zijn gecorrumpeerd met gif
('gif' in het Latijn is 'virus') en als u niets onderneemt, zal uw
kind ziek worden, helse pijnen lijden en al heel gauw zult u uw
oogappel verliezen. En dat is warempel uw eigenste
verantwoordelijkheid. Maar klaag niet want wij hebben een remedie: u
moet uw kind zo spoedig mogelijk laten inenten. De vaccinatie maakt
de lichaamscellen gaaf; het vaccin grift een onuitwisbaar merkteken
in het lijf. En voor wie het nog niet wisten: de vaccinatie is een
virusuitdrijving.
Spoedt
zich de moeder met haar boorling naar de kliniek alwaar een
gehandschoende arts haar opwacht om aldaar de rituelen uit te voeren
volgens de formules van de farmacie welke de ziekte gaan verjagen en
pas dan is het kind veilig: het zal niet sterven aan het virus, het
is gered!
En
de moeder doet wat de dokter van haar vraagt, zij is immers
gewetensvol en denkt: met zijn kind kan men maar beter zeker spelen
en baat het niet, dan schaadt het ook niet. En de vader sluit zich
braafjes bij de moeder aan: zij meent het goed, zo sust hij, het is
gewoon traditie en een spuitje met wat water kan geen kwaad.
Edoch,
intussen werden zij gelovigen, uiteraard omwille van het kind, en
lopen zij met de regelmaat van de klok bij de huisarts binnen, zij
laten zich soigneren in klinieken, zij onderwerpen zich aan
handelingen van topdokters die zij niet verstaan en die nog
onbegrijpelijker worden door al het Latijn in de nomenclatuur en zij
gehoorzamen aan het gezag van ingewijden in witte uniformen die
statige klinieken bevolken en hoge titels voeren, die mensenlijven
opensnijden, organen transplanteren en ziekenkassen pluimen welke ad
infinitum gespijzigd worden door massa's anonieme arme drommels die
dagelijks om half vijf in de ochtendmist staan te wachten op hun
boemeltreintje naar het werk totdat zij zevenenzestig zijn. Ja, die
bijwerkingen nemen wij er zonder protesteren bij.
Zo
hoort het eigenlijk in de krant te staan:
Het
leven is niet langer gratis. Vanaf vandaag is het lichaam van alle
mensen die geboren worden, ingevolge virus of gif corrupt. Reeds na
een korte wijle sterft men een gewisse dood. Precies zoals de planten
die niet bespoten worden met het vergif van Monsanto. Inderdaad,
vanaf vandaag moet men zijn leven kopen. Een prikje vrijwaart een
mens voor zeven maanden tegen een gewisse dood en uiteraard kost een
vaccin veel geld, het leven immers was altijd al onbetaalbaar, of wat
had u gedacht? Maar in dat perspectief is heel veel geld een prikje.
Telkens na zeven maanden kunt u verlengen met de betaalkaart. Doen! -
zo bent u weer voor een hele tijd gerust.1
Minister Crevits en de reconstructie van de slavernij
Minister
Crevits en de reconstructie van de slavernij
Herhaling
van de tekst n.a.v. de publicatie Langdurig
werkzoekenden activeren met gemeenschapsdienst
van minister van werk Hilde Crevits1:
Vandaag
zijn er wereldwijd zo'n veertig miljoen slaven2:
zonder de loonslaven erbij is dat nog steeds een bijzonder groot
aantal maar toch blijft het slechts een half percent van de
wereldbevolking. Ooit was dat anders en vormden de slaven een
meerderheid, zoals bijvoorbeeld in de Helleense beschaving. Voor de
geschiedenis van de slavernij raadplege men de aparte tekst: "Hoe
Europa groot en rijk werd"3,
waar verwezen wordt naar onder meer de recente publicatie van de
Zweedse historicus Dick Harrison.4
Het onderwerp van de onderhavige tekst betreft de hardnekkige poging
van een elite om de slavernij te veralgemenen - een aan de gang
zijnde omwenteling die rampzalig is voor het volk maar die jammer
genoeg al te dikwijls onopgemerkt blijft, terwijl de betrokken elite
hiermee niet aan haar proefstuk toe is, getuige het nog onvolprezen
werk van Michel Foucault.
De
tactiek die in de moderne tijd gebruikt wordt om van arbeiders slaven
te maken, heeft in de loop van de jaren weliswaar enkele wijzigingen
ondergaan maar bleef in essentie onveranderd. In zijn Geschiedenis
van de waanzin beschrijft Foucault het fenomeen van de degradatie van
werklieden tot slaven omstreeks 1650. Er is dan een economische
omwenteling die werkloosheid meebrengt onder de arbeidersbevolking en
de werklozen worden verplicht om te gaan bedelen. Omstreeks die tijd
is de lepra uit Europa geweken en komen de tehuizen voor leprozen
leeg te staan. Men besluit dan om de bedelaars en de zwervers op te
pakken en in die tehuizen onder te brengen en alleen al in Frankrijk
worden zo'n 65.000 zwervers geïnterneerd. De plekken waar zij
opgesloten zitten, worden 'verbeteringsgestichten' genoemd alsof de
schuld van hun werkloosheid bij de zwervers zelf lag: zij worden
geculpabiliseerd en behandeld alsof zij geen verstand hadden. Zij
krijgen onderdak en voedsel maar leven in gevangenschap. Alras wordt
gezegd dat zij op de kap leven van de maatschappij en er wordt
beslist dat zij moeten werken voor de kost. In de praktijk werken de
geïnterneerden even hard als toen zij nog het statuut van arbeider
hadden, maar in deze nieuwe constellatie houden zij er financieel
quasi niets aan over: zij werken immers voor kost en inwoon.
Uiteraard heeft dat gevolgen voor de rest van de economie: de
goedkope arbeidskrachten die de geïnterneerden feitelijk zijn,
zorgen voor concurrentievervalsing: de fabrieken kunnen niet langer
concurreren met de gestichten: zij moeten sluiten en bijgevolg vallen
nog meer arbeiders zonder werk. Op hun beurt gaan zij bedelen, zij
zijn dus landlopers, zij worden opgepakt, geïnterneerd en verplicht
om te werken 'voor de kost'; uiteraard produceren zij goedkoper dan
de fabrieksarbeiders die opnieuw werkloos worden en op die manier
worden gestaag alle vrije en goed betaalde arbeiders omgevormd tot
geïnterneerde slaven die dwangarbeid verrichten. Het is de bedoeling
dat binnen de kortste keren de maatschappij op louter slavernij gaat
draaien.5
Vandaag
worden gelijkaardige scenario's alom schering en inslag, kennelijk
zonder dat de gedupeerden goed kunnen begrijpen wat er feitelijk aan
de hand is, laat staan dat zij de wantoestanden zouden kunnen
verwoorden. De economie zorgt ervoor dat op de redelijk betaalde en
de door sociale rechten beschermde arbeidsplaatsen steeds meer mensen
in de werkloosheid belanden. De werklozen belanden in de zogenaamde
'vierde wereld'; zij worden via culpabilisering weerloos gemaakt en
zij bezwijken onder de druk tot herscholing tot vormen van arbeid die
vaak ver beneden het niveau van hun opleiding liggen of van hun
aanvankelijke job. Dikwijls worden op de koop toe hun plaatsen
ingenomen door onbekwame lieden die daar neergepoot worden in een
carrousel van nepotisme en vriendjespolitiek.
Niet
alleen in de vierde wereld worden mensen aldus systematisch tot slaaf
gemaakt; in derdewereldlanden draait een vergelijkbare mallemolen: in
vroegere Oostbloklanden, in China, Vietnam, Cambodja, India en Afrika
planten gewetenloze opportunisten fabrieken neer om de bevolking daar
uit te buiten en met als enig oogmerk het eigen profijt en deze
schurken ondermijnen tegelijk de economie in hun land van herkomst.
Uitgerekend deze grootverdieners weten zich te onttrekken aan het
belastingstelsel zodat zij op de koop toe helemaal niet bijdragen aan
de slachtoffers van het sociaal stelsel van onrecht en
ontmenselijking dat zij zelf hebben gecreëerd. Deze dievenbende
investeert in de bankwereld die haar fortuin op de Kaaimaneilanden
parkeert terwijl zij bij de overheid schooit om geld en zij zal
binnenkort godbetert ook nog profiteren van de enorme schuldenberg in
het zog van de coronacrisis die immers het volk zal verplichten om
bij deze gangsters een feitelijk nooit af te betalen lening aan te
gaan. En dat laatste is dan de zogenaamde schuldslavernij.6
Tekst
d.d. 28 mei 2020.
BRON:
Jan Bauwens, Panopticum
Corona,
pp. 561-563.
4Harrison,
Dick. (2019). De
geschiedenis van de slavernij van Mesopotamië
tot moderne mensenhandel,
Uitgeverij Omniboek, Utrecht 2019. (Oorspr.: Slaveriets
historia,
Historiska Media, Zweden 2015).
5Foucault,
Michel. (2013),Geschiedenis
van de waanzin, Boom/Amsterdam
2013 [Oorspronkelijk: Folie
et déraison. Histoire de la folie à l'âge classique,
Paris: Plon 1961].,
pp. 55-72.
"Wat mensen in de niet-totalitaire wereld klaar stoomt voor de totale overheersing, is het feit dat de verlatenheid, die ooit een grenservaring was, meestal ondergaan in bepaalde marginale sociale situaties zoals de oude dag, voor de steeds groeiende massa's in onze eeuw een alledaagse ervaring geworden is."
I. Het grote interview met Omsk
Van Togenbirger 11
II. Hannah Arendt over
Totalitarisme 72
1.
Inleiding 72
2.
"Gewone mensen weten niet dat alles mogelijk is" 79
3. De
morbide aantrekkingskracht van het kwaad 82
4.
Blinde trouw vereist een geloof zonder inhoud 85
5. De
fabricatie van mensen die ernaar verlangen nummers te zijn 87
6. De
griezelige rust van een volkomen imaginaire wereld 90
7.
Totalitaire propaganda en de beperkte houdbaarheid van leugens 93
8.
Totalitarisme, de verwisseling van fictie en werkelijkheid en het
prijskaartje daarvan. 95
9. De
totalitaire staat 100
10. De
geheime politie en facebook, experimenten en liquidaties 104
11.
Totale overheersing 109
12. De
levende dode, de triomf van het totalitaire systeem 112
13. De
ideale onderdaan van een totalitaire heerschappij is de mens voor wie
het onderscheid tussen feit en fictie en tussen waar en onwaar niet
langer bestaat 116
III. Enkele bedenkingen n.a.v.
Hannah Arendts werk over Totalitarisme 124
1. Over
de hybris 124
2. Over
de zonde tegen het lichaam 127
3. Over
de opruiming van mensen 132
4. Over
de atomisering van leden van minderheden 135
5. Over
'overbodige mensen' 136
6. Over
het over het hoofd geziene religieus totalitarisme 142
7. Over
het totalitair regime en zijn corrupte wetten 145
8. Over
de productie van de dood 150
IV. "Wij zijn de heersers
der aarde". Over totalitarisme vandaag 155
1. Van
bekeringsijver naar massamoord 155
2.
Censuur 158
3.
Boekverbranding is de voorbode van moordpartijen 163
4.
Biezebaaze 165
5. De
moordmachine 168
6.
Wetenschappelijk reductionisme en totalitarisme 173
7.
Totalitarisme, wetenschappelijk reductionisme en kapitalisme 177
8. Orde,
vrijheid, totalitarisme, materialisme en slavernij 181
9. De
constellatie van het totalitair systeem 187
10. Het
goddelijk vermaak 191
V. Drugsbaronnen aan de
macht 194
1.
Theologiestudenten 194
2.
Amphioen en de doodskoppen van Kali 197
3. Goden
zijn demonen 200
4.
Dekolonisatie: machtswissel der baronnen 203
5. Het
nieuwe opium 208
VI. Resterende artikels:
Penrose, Mannoury, Steiner en nog enkele andere teksten 212
Enkele bedenkingen bij Roger
Penrose 's bewustzijnstheorie 213
'Mathesis en Mystiek': enkele
bedenkingen bij Gerrit Mannoury 265
Enkele bedenkingen bij Rudolf
Steiner's 'Filosofie der vrijheid' 296
1.
Synthese 296
2.
Bedenkingen 311
Nog enkele resterende
artikels 340
Mattias
Desmet over massavorming 340
De
waarheid en extreemrechts 342
Het
Ministerie van Waarheid en de libricide 343
Zo
verglijdt onze democratie in een autocratie 346
Schimmels 350
Het
gevaar van exclusie (van ongevaccineerden) 357
Het
ereschavot als tribunaal 368
Het
nieuwe geweld en de hypocrisie naar religieus model 370
Een
interview met Omsk Van Togenbirger over aanstaande historische
gebeurtenissen 373
In
duisternis gehuld 378
Het
einde van de gemeenschapszin beëindigt de gemeenschap 380
Wordt de
westerse vrijheid hoe dan ook bedreigd? 383
Hoe
Oekraïne zijn kernarsenaal werd ontfutseld en nu ook zijn
landbouwgronden 386
De
pandemiepolitiek en extreemrechts 388
Lebensraum 398
Het
onverstand van identitaire bewegingen 399
Partijdigheid
en kuddegeest 401
08-12-2021
Partijdigheid en kuddegeest
Partijdigheid
en kuddegeest
De
structurele onmogelijkheid tot het spreken van de waarheid is
inherent aan een democratie en het is een niet lichtzinnig op te
vatten tekort omdat het deze eminente staatsvorm fataal kan worden.
(1) Maar nog een ander en misschien nog meer verraderlijke eigenschap
van de democratie is dat zij de illusie creëert van quasi absolute
keuzevrijheid.
De
vrijheid om te kiezen tussen bijvoorbeeld een liberale en een
socialistische staatsvorm lijkt oppervlakkig beschouwd alle
keuzemogelijkheden te omvatten terwijl de keuze zich in wezen beperkt
tot één enkel thema - in dit geval de vraag of hetzij het individu,
hetzij de staat belangrijker is en voorrang moet krijgen.
Het
zich aanbieden van de zelfstandigenpartij naast de socialistische
hypnotiseert de kiezer omdat ze hem verblindt voor anderethema's
die nieuwe tweedelingen in het leven roepen (en dat zijn er
principieel zelfs een eindeloos aantal) zoals bijvoorbeeld groen of
niet groen, religieus of atheïstisch, nationalistisch of universeel,
multicultureel of identitair...
Dat
de kiezer maar weinig weerstand blijkt te hebben tegen de illusie die
de hem aangeboden keuzes creëren, kan slechts verklaard worden
vanuit de natuurlijke neiging om zich aan te sluiten bij een groep,
met andere woorden: vanuit de kuddegeest.
Om
die reden ook spreekt Hannah Arendt over de noodzaak voor totalitaire
systemen tot het vormen van massamensen: pas wanneer men erin slaagt
om personen te reduceren tot kuddedieren, kan men hen met dergelijke
illusies opzadelen. (2)
Terwijl
men gelooft te beschikken over de vrijheid om te kiezen, trapt men
dan alleen maar in een goed geprepareerde val en laat men zich in een
keurslijf dwingen dat onmogelijk kan passen omdat het niet gemaakt is
voor de mensen maar wel andersom: de mensen moeten zo geboetseerd en
verwrongen worden totdat ze in het keurslijf passen.
Daarentegen
zouden vrije mensen moeten kunnen antwoorden: uw thema's interesseren
mij niet, ik bepaal zelf wel wat ik belangrijk vind.
Maar
hier blijkt dan het uiteindelijk dictatoriaal karakter van de
democratie en het illusoir karakter van de door haar beloofde
vrijheid: men kan de aangeboden keuzes niet afwijzen omdat de
vrijheid om te kiezen meteen een verplichting daartoe is: de thema's
worden door het systeem bepaald en aldus verloopt de communicatie in
slechts één richting: van de preekstoel naar het volk toe. Het
aanbod van keuzes verkapt slechts dat men alleen maar bevelen te
slikken heeft.
(J.B.,
8 december 2021)
Verwijzingen:
(1)
Hoe komt het dat het ware vertoog in de democratie
machteloos is?", zo vraagt Foucault zich af en hij komt tot
een bijzonder besluit: de democratie kan de goede van de slechte
redenaar niet onderscheiden, zij moet hoe dan ook luisteren naar de
meerderheid (de slechtsten) terwijl de besten in de minderheid zijn:
het spreken van waarheid is in een democratie structureel
onmogelijk." (J. Bauwens, Pancopticum Corona, p. 690,
verwijzend naar: Foucault, Michel, De moed tot waarheid. Het
bestuur van zichzelf en de anderen II, Colleges aan het Collège de
France (1983-1984), met woord vooraf en redactie door François
Ewald en Alessandro Fontana. Situering en redactie door Frédéric
Gros. Vertaling door Ineke van der Burg. Uitgeverij Boom, Amsterdam
2011, pp. 60-67. [Oorspronkelijk: Le courage de la vérité. Le
gouvernement de soi et des autres II. Cours au Collège de France
(1983-1984), Paris: Gallimard/Seuil 2009].)
(2)
Een
totalitair regime vergt de
fabricatie van grote massa's geïsoleerde
en verlaten individuen, die niet samengehouden worden door een
gemeenschappelijk belang." (Jan
Bauwens, Hannah
Arendt over Totalitarisme,
Serskamp,
27 mei tot 28 juni 2021, pag. 3: 93208113704.pdf
(bloggen.be)
06-12-2021
Het onverstand van identitaire bewegingen
Het
onverstand van identitaire bewegingen
"Zeg
mij wat ik moet doen om gelukkig te worden en ik zal u blindelings
gehoorzamen": ziedaar de grondslag voor alle denkbare
ellende. Want die woorden zijn nog niet koud of van alle kanten
bieden zich dictators aan en het is uiteraard niet het geluk van de
zwakkelingen waarin zij geïnteresseerd zijn maar wel de blindelingse
gehoorzaamheid waartoe die bereid blijken in ruil voor een kostelijke
illusie. Die illusie betreft meer bepaald de waan dat men zich van de
immer moeilijke vrijheid die aan het leven inherent is, zou kunnen
bevrijden en dat men zijn vrijheid zou kunnen inzetten als
betaalmiddel voor de aanschaf van veiligheid. Veiligheid in ruil voor
vrijheid; volmaakte veiligheid in ruil voor totale onderwerping.
Op de keper
beschouwd is dat verlangen naar veiligheid paradoxaal genoeg compleet
autodestructief omdat het afstaan van de persoonlijke wil onmogelijk
is zonder dat de persoon zelf ophoudt te bestaan. Wie geloven dat zij
zich van de verantwoordelijkheid voor hun daden kunnen ontdoen zonder
in dezelfde beweging zichzelf te verliezen, streven niets minder na
dan de absurde droom van een terugkeer naar het prenatale, onbewuste
en chaotische bestaan van minder nog dan mist, stenen, water en wind.
De beloofde
onderwerping van de zwakkelingen aan een hoger gezag veronderstelt
uiteraard het bestaan van een hogere identiteit die borg staat voor
de veiligheid van wie deze slavernij beogen maar de bereidheid tot
totale onderwerping volstaat uiteraard niet voor de creatie van een
verantwoordelijke dictator of van een opperwezen. Waar kinderen of
jongen zich natuurlijkerwijze onderwerpen aan de ouders uit wie zij
zijn voortgekomen, zal een beloofde onderwerping aan nog onbestaande
gezagsdragers, geenszins volstaan om die ook in het leven te roepen.
Veeleer zal een beloofde bereidheid tot onderwerping die weerklinkt
als de kreet van de zwakkelingen, bedriegers lokken van alle allooi,
die zich zullen aanbieden als goden of als hun vertegenwoordigers
teneinde de zwakkelingen te kunnen verslinden.
De
zogenaamde identitaire bewegingen die vandaag opgang maken in de
westerse wereld, zijn dergelijke slangen die zich in de eigen staart
bijten: in weerwil van verstandelijke inzichten en wetenschappelijke
verworvenheden, geloven zij dat een terugkeer naar de middeleeuwen
niet alleen wenselijk maar ook en eerst en vooral mogelijk is. Zij
geloven een eigen identiteit te zullen kunnen aantreffen uitgerekend
bij degenen die hen destijds en in ruil voor de belofte van
geborgenheid, van hun vrijheid hebben beroofd en vervolgens van hun
leven. Zij strooien zichzelf zand in de ogen door zichzelf voor te
liegen dat het mogelijk is om afstand te doen van het eigen hoofd in
ruil voor een immer volle maag.
Het streven
naar die rampzalige onderwerping die vanzelfsprekend allerminst zal
resulteren in het zich verheffen van een verantwoordelijk opperwezen
dat borg zou staan voor het 'geluk', maar dat zoals de geschiedenis
het laat zien, gelijkstaat met het zichzelf tot prooi maken van niet
alleen de eigen absurde illusies maar eerst en vooral van de altijd
massaal aanwezige roofdieren, kentekent het onverstand van een naïef
conservatisme dat ontspringt aan het onvermogen tot het dragen van de
last van de onzekerheden die nu eenmaal bij het leven horen. Precies
omdat zij verantwoordelijke personen willen herleiden tot louter
uitvoerders van programma's, voorschriften, regels, geboden en
bevelen, vallen de identitaire bewegingen samen met de totalitaire
regimes waartegen zij zich geloven te beveiligen.
(J.B., 6
december 2021)
05-12-2021
Intermezzo: Over die andere griepvirussen. Een interview met Omsk Van Togenbirger (Tekst d.d. 8 maart 2021)
Intermezzo:
Over die andere griepvirussen. Een interview met Omsk Van Togenbirger
(Tekst d.d. 8 maart 2021)
OVT: De zaak is dat
ze zich allemaal blind kijken op het coronavirus...
Omsk Van Togenbirger! Maar...
ik had u niet gezien!
OVT: Wat niet
betekent dat ik er niet was. En zo is het ook met nog een andere
zaak.
Een andere
zaak?
OVT: Het leger
griepvirussen dat zich momenteel in slagorde opstelt!
Maar er is dit
jaar helemaal geen griep!
OVT: Heb ik u nog
niet verteld over het aanpassingsvermogen van covid-19?
Je bedoelt de
varianten?
OVT: De mutaties,
ja: van zodra de maatregelen verstrengen, nemen de kansen voor het
virus af, het voelt zich bedreigd en steekt een tandje bij. Het wordt
dus agressiever: besmettelijker en dodelijker.
Kennelijk,
ja...
OVT: Maar heb je er
al bij stilgestaan dat hetzelfde uiteraard ook zal gebeuren met alle
andere virussen!
Hoezo?
OVT: Sinds men ons
bang gemaakt heeft voor corona, zijn alle mensen maatregelen gaan
nemen om de verspreiding van het coronavirus in te dijken.
Klopt, ja.
OVT: Maar uiteraard
worden op die manier ook alle andere virussen de pas afgesneden.
Welke virussen?
OVT: De
griepvirussen bijvoorbeeld!
In het
meervoud?
OVT: Ik ben geen
viroloog maar naar het schijnt is het aantal van de griepvirussen
niet te tellen. En die staan nu allemaal voor het voldongen feit van
de algemene verstrenging van de menselijke hygiëne, wat voor hen
betekent dat zij de broeksriem moeten aantrekken: willen ze
overleven, dan moeten ze allemaal een tandje bijsteken.
Bedoel je nu
dat je denkt dat alle griepvirussen agressiever zullen worden?
OVT: Wel, er zal
voor die beestjes niet veel anders opzitten en de drang tot
zelfbehoud en soortbehoud geldt voor elk schepsel Gods: voor mensen,
voor covid-19 maar uiteraard ook voor die ontelbare griepvirussen die
tot voor kort als het ware onze tafelgenoten waren. Want zonder dat
wij het goed beseften, hadden wij met de vele griepjes een
stilzwijgend contract gesloten. Wij hebben ze geduld op voorwaarde
dat ze zich een beetje koest zouden houden. Nu zullen ze zich
vanzelfsprekend onbemind voelen en bedreigd. Het staat als een paal
boven water dat ze zullen terugslaan.
Geheel
meedogenloos?
OVT: Je lacht ermee
maar kijk eens wat er gebeurd is toen Columbus aanmeerde in Amerika,
in 1492. Dat continent was al vele duizenden jaren bewoond door
Indianenvolkeren. Zij hadden uiteenlopende hoogstaande culturen,
spraken meer dan honderd verschillende talen. Waarschijnlijk waren
dat in oorsprong Mongolen, Aziaten, bewoners van wat nu Siberië is
en China. Je ziet het aan hun zwarte haren en hun huidskleur: even
onterecht als zij 'Indianen' heten, want Columbus heeft nooit geweten
dat hij niet in Indië aanmeerde, even onterecht heten zij ook
'roodhuiden', want ze zijn geel. Zij kwamen via de Beringstraat, die
de Grote Oceaan van de Noordelijke IJszee scheidt en het Aziatische
van het Amerikaanse continent. Ze kwamen van het huidige Siberië
naar het huidige Alaska. Voor het Plioceen dat eindigde, zo'n 2,5
miljoen jaar geleden, was daar nog een landbrug tussen de twee
werelddelen, wat bewezen wordt door het specifieke dierenbestand in
de continenten. Maar ook in de laatste ijstijd die duurde tot 11.500
jaar geleden, kwam die zee-engte droog te staan of kon men over het
ijs van het ene naar het andere werelddeel lopen. Het is een
zee-engte van zo'n 70 km, er is trouwens nog een tussenstop mogelijk
op twee eilandjes, de Diomedeseilanden, waarvan het ene Russisch is,
het andere Amerikaans. In 1988 zwom daar nog een vrouw van Rusland
naar Amerika - ik geloof dat zij Lynne Cox heet. Maar waar was ik
gebleven?
Je zei dat
Columbus...
OVT: Inderdaad,
toen Columbus in Amerika aanmeerde in 1492, besmette hij de Indianen
met ziektekiemen uit Europa en zij stierven bijna voltallig uit.
Wat bedoel je?
OVT: Enerzijds
waren de Europese ziektekiemen vreemd voor de Indianen, zij hadden er
dus geen afweer tegen. Anderzijds vormden de virussen wellicht een
bom!
Een bom?
OVT: Hoe lang
duurde de tocht van Columbus? Verschillende maanden, zij het met
tussenstops, maar het merendeel van die tijd zaten de Europese
microben als het ware gevangen bij de scheepsbemanning. De beestjes
moeten gedacht hebben dat er geen mensen meer waren en dat zijn hun
nesten! Ze zullen in paniek geslagen zijn en eenmaal op het
vasteland, hebben ze hun kans gegrepen en hebben zij zoveel mogelijk
Indianen zo rap mogelijk besmet.
Is dat niet een
beetje... 'fantastisch'?
OVT: Ongetwijfeld.
Maar kijk, in één klap waren alle Indianen weg. Vandaag ziet men
iets gelijkaardigs inzake het bosbestand: de bomen worden overal door
micro-organismen aangetast. Zeven van de twintig bomen in mijn tuin
zijn aangetast, drie staan al helemaal verdord. Kijk eens goed rond:
overal vallen de bomen om. Kenners hebben de mond vol over allerlei
microben, schimmels, weet ik veel. Maar die leefden vroeger ook. De
zaak is alleen dat de micro-organismen nu in paniek verkeren.
En waarom?
OVT: Door de
ontbossing! Heb je dan nog niet gehoord van de kap in het regenwoud?
Zoek het maar eens op, hoeveel hectaren bos dagelijks moeten
sneuvelen! Ik heb je toch verteld dat het overspringen van het
coronavirus naar de mens wordt toegeschreven aan het feit dat de mens
het aanvankelijke nest van deze beestjes aan het opeten was? Voordien
woonden zij namelijk in de schubdieren, die staan sinds kort in China
op het menu. Als een soort met uitsterven wordt bedreigd, springen de
microben die vegeteren op die soort, uiteraard naar andere soorten
over - wat zou je trouwens zelf doen in dat geval?
Dat lijkt me
niet erg wetenschappelijk...
OVT: Wel, de
wetenschap heeft zo haar tempels, zij werd het monopolie van zekere
machthebbers, zoals trouwens ook de godsdiensten, maar gelukkig kan
niemand verhinderd worden om te weten. Al is het uitgerekend dat wat
de nieuwe potentaten proberen te doen. Las ik daar onlangs niet iets
op de blogs over de tirannie van de quasi-geleerdheid, zoals
Dostojewskij ze noemde? Tot later, misschien!
1
Tekst d.d. 8 maart 2021.Bron: Jan Bauwens, Panopticum Corona, pp. 1022v.
02-12-2021
De grootinquisiteur
De
grootinquisiteur
(Tekst d.d. 23-25
januari 2019. Bron: Jan Bauwens, Panopticum Corona, pp.
126-128)
We moeten terug naar de
bijbel, zo haasten zich de bisschoppen, en zij hebben het over Mozes,
Abraham, Job en talloze andere figuren uit de geschiedenis van een
volk dat sinds de oudste tijden in oorlog is en dat niets minder dan
de wereldheerschappij nastreeft, waarin het zich van talloze andere
volken helemaal niet onderscheidt. Tegen die eer- en wraakzucht
reageerde een wijze uit het eigen joodse volk, Jezus van Nazareth,
die helemaal niets optekende maar over wie verslag werd uitgebracht
door anderen het werd zijn dood. En Hij verrees in de gedaante
van zijn aanhangers, zoals dat met echte helden meestal het geval is.
Edoch, de politieke heersers zagen Hem als een rivaal, zij vreesden
voor het verlies van hun wereldlijke macht die Hij immers des duivels
noemde en zij deden verwoede pogingen om de christenen uit te
moorden. De volgelingen van de Opstandeling tegen het wereldlijke
gezag verborgen zich in catacomben, zij werden afgeslacht doch hun
aantal slonk geenszins, zij vermenigvuldigden zich zoals hun Leidsman
het hun had opgedragen. Het wereldlijke gezag zag geen andere
oplossing meer dan de nieuwe sekte in te lijven: de kerk van het
zogenaamde christendom werd een erkende staatsgodsdienst in het
Romeinse Rijk en vanaf die dag smeedden de koning en de paus samen en
niet zelden verenigden zij zich in de gang der tijden in het
keizerschap dat onder meer Napoleon te beurt viel de man wiens
misdaden dermate groot zijn dat hij welhaast met de kerstman werd
vereenzelvigd. Niet te geloven! Ha, stel eens dat Jezus van Nazareth
nu terugkwam!
Ja, stel dat eens. Een
groot Russisch schrijver liet de Messias naar deze wereld wederkeren
en wel in een van zijn wereldberoemde romans die bestonden uit de
vervolgverhalen die hij voor de kranten schreef om zijn schulden af
te betalen want Dostojevski was een verwoed gokker maar
desalniettemin en misschien precies daardoor, gedreven door de
noodzaak, maakte hij wereldliteratuur. In een raamvertelling in De
gebroeders Karamazov zette hij naar het voorbeeld van Christus zelf,
een heuse parabel neer, De grootinquisiteur van Sevilla.1
De inhoud ervan is een openbaring:
In Sevilla ten tijde van
de Inquisitie worden de ketters verbrand; Jezus is teruggekeerd en
wordt door de grootinquisiteur betrapt bij de opwekking uit de dood
van een zevenjarig meisje. De kerkvorst laat Jezus gevangennemen en
vermaant Hem dat Hij op aarde niets meer te zoeken heeft, daar Hij
lang geleden zijn macht heeft overgedragen aan de kerk; Hij noemt Hem
de allergrootste ketter en dreigt Hem op de brandstapel te gooien. De
grootinquisiteur herinnert Jezus eraan dat tijdens zijn vasten in de
woestijn de duivel Hem verzocht om stenen in brood te veranderen maar
dat Hij weigerde, zeggende dat de mens niet leeft van brood alleen
doch van Gods woord; verder weigerde Hij te erkennen dat de mens een
kuddedier wil zijn en het er beter af brengt zonder vrijheid en
geheel onderworpen aan het kerkelijke gezag. Tenslotte wees Jezus de
Hem door de duivel aangeboden heerschappij over de wereld af. En de
grootinquisiteur maakt nu zijn standpunt duidelijk: wij (de kerk van
Rome) zijn niet met U doch met hem (doelend op de duivel), ziedaar
ons geheim! En wij zullen de mensen bedriegen en hun zeggen dat wij
in Uw naam heersen. U bezit de uitverkorenen maar wij bezitten alle
mensen. De mensen zijn zwak en willen gedomineerd worden; wij zullen
hun toestaan te zondigen en we zullen hun zonden vergeven als zij
maar met onze toestemming bedreven worden. Zo zullen zij uiteindelijk
gelukkig zijn dankzij ons die hen bedriegen en die ons geluk aan hen
opofferen.
Het enige antwoord van
Christus op de woorden van de grootinquisiteur is een kus; de
kerkvorst jaagt Hem weg en bezweert Hem nooit meer terug te komen.2
In een recent boek
openbaart de Leuvense psychiater Erik Thys hoe onder het naziregime
psychiatrische patiënten (ook in België) massaal werden afgemaakt.
Dit geschiedde onttrokken aan de ogen van alle burgers en zelfs het
personeel van de betrokken instellingen wist er niets van behalve
dan de artsen die daar werkzaam waren. Zij waren de enigen die met
zekerheid het lot van de patiënten konden voorspellen omdat alleen
zij wisten dat het volstrekt vetarm dieet waaraan hun niets
vermoedende patiënten verplicht onderworpen werden, al na amper
enkele maanden fataal zou worden voor deze volgens de nazi-ideologie
nutteloze, armlastige en derhalve te euthanaseren burgers. De
massamoord gebeurde onder het toezicht van de aan de instellingen
verbonden psychiaters en artsen onder wie er slechts een handvol
tegen deze moordende praktijk verzet durfden te bieden.1
Vol ongeloof werd
na de oorlog onderzocht hoe geleerde en welopgevoede mensen daartoe
in staat waren geweest en kijk, dergelijke praktijken bleken geheel
in overeenstemming met de resultaten van het zogenaamde
gehoorzaamheidsexperiment van Stanley Milgram uit 1963: twee
derden van alle mensen blijken probleemloos bereid om op bevel van
hogerhand medemensen om te brengen.
Vandaag is dat
jammer genoeg niet anders en de hedendaagse geschiedenis laat
hieromtrent niet de geringste twijfel bestaan: nauwelijks verkapte
vormen van moord en massamoord zijn ook in de westerse wereld van het
derde millennium schering en inslag en het ten hemel schreiende
onrecht inzake de mensonwaardige behandeling van oorlogsvluchtelingen
is nu reeds de schande van deze tijd die over de hele aarde het
Europese werelddeel én zijn 'beschaving' voor immer in diskrediet
brengt. Want terwijl de Verenigde Naties naar aanleiding van de
genocide onder het Derde Rijk zich ertoe verbonden om bij het
verschijnen van een nieuwe Hitler asiel te verlenen aan allen die dan
op de loop moeten voor hun leven, betalen hun eensklaps verrechtste
regimes godbetert de Turkse dictator om de miljoenen vluchtelingen
voor een regime dat nazi-Duitsland in zijn schaduw stelt, uit Europa
weg te houden wat gebeurt door de ongelukkigen in kampen gevangen
te zetten voor onbepaalde tijd, wat wil zeggen: totdat zij van
ontbering omkomen zoals destijds hun lotgenoten in Auschwitz en
elders in de hel.
Een gelijkaardige
vorm van mishandeling en doodslag voltrekt zich op een bijna
onzichtbare manier waar onze ambtenaren klakkeloos de bevelen van
dezelfde extreemrechtse regimes uitvoeren welke rampzalig zijn voor
de zogenaamde armlastigen van het eigen volk, zoals de ouderen, de
andersvaliden en de werklozen.
Wat betreft deze
laatste groep, bestaat de vandaag gehanteerde en bijzonder gemene
tactiek om werkzoekenden uit te schakelen hierin, dat extreemrechtse
regeringen hun slachtoffers de schuld geven van het eigen wanbeleid.
Het is immers nimmer de verantwoordelijkheid van de arbeiders om het
land van jobs te voorzien arbeiders moeten hun vak onder de knie
hebben en waar zij het niet kunnen uitoefenen is het de regering die
jegens hen in gebreke blijft en die hun daarvoor ook
schadeloosstelling verschuldigd is.
Het
getuigt overigens van een ongehoorde arrogantie maar zo is nu
eenmaal de arrogantie van de macht wanneer deze extremisten er
niet alleen aan verzaken om schuld te bekennen maar waar zij
bovendien proberen en er blijkbaar zonder veel moeite ook nog in
slagen om de schuld voor het eigen wanbeleid in de schoenen van de
slachtoffers te schuiven door de arbeiders gaan te straffen voor het
feit dat zij, die moeten regeren, niet in staat blijken om voldoende
en gepaste werkgelegenheid te verschaffen. Op de koop toe doen zij
dit onder de zware en bijzonder mensonterende beschuldigingen van
werkonwilligheid en parasitisme beschuldigingen die worden
uitgesproken als authentieke vonnissen welke zich echter voltrekken
in compartimenten die zich onttrekken aan het oog van de
openbaarheid, zoals socioloog Abram de Swaan het zo treffend
beschrijft en illustreert in zijn werken over hedendaagse
massamoord.2
De extreemrechtse regeringen
slagen er niet alleen niet in om aan het volk werk te verschaffen
zij blijken tevens onbekwaam om passend werk te verschaffen en in
dezelfde beweging van demonisering van de groep van de werkloze
arbeiders, voeren zij ook nog eens de schuldslavernij in waar zij
geloven de mensen met ongeacht welk werk te mogen opzadelen ter
compensatie van hun uitkering, alsof de arbeiders daarvoor niet zelf
hadden gezorgd en alsof het derhalve niet ging om een recht doch om
een aalmoes. In hun malafide ijver om de moeizaam verworven sociale
wetten te ondermijnen, wordt volgens het verdeel en heersprincipe
gepoogd om onder de werknemers verdeeldheid te zaaien en stellen
handlangers van kapitalisten die zich uitgeven voor politici, de zaak
zo voor, alsof de werklozen profiteren van de werkenden als ze
met hun bedrieglijke neologismen zoals 'loonlast' en 'vergrijzing',
al niet de indruk willen wekken dat het de grootgeldbezitters zijn
die voor de werklozen moeten opdraaien.
Maar de regel zou
niet de regel zijn indien er geen uitzonderingen waren en alle hoop
van het mensdom gaat uit naar deze mensen die de verrechtsing ten
spijt doch naar het goede voorbeeld van wie onder de Duitse bezetting
op zolder joden en andere vluchtelingen verborg, toch een of andere
vorm van onderdak trachten te schenken aan armlastigen, ook al doen
zij dit vaak ten koste van hun carrière of hun job en soms ook ten
koste van het eigen leven.3
Lebensraum Vanaf 1890 tot 1940 sloeg dit begrip op een geplande Duitse kolonisering van Centraal- en Oost-Europa en onder de nazi's sprak men over het Generalplan Ost: dat was het geheim plan van de nazi's om in Oost-Europa etnische zuiveringen en volkerenmoord te plegen. Het was namelijk Hitlers idee om grote delen van Polen en Rusland etnisch te zuiveren en om die gebieden dan door Duitse boeren te laten innemen. Overlevenden, die alsnog 25 pct. van de bevolking zouden uitmaken, zouden dan als slaven worden tewerkgesteld. Op die manier zijn toentertijd honderden Wit-Russische en Oekraïense dorpen van de aardbodem verdwenen. Eén van die dorpen was Chatyn: op 22 maart 1943 werden alle inwoners van dat dorp, mét hun bezoekers, samen 149 mensen waarvan 75 kinderen jonger dan 16 jaar, door de nazi's opgesloten in een schuur en levend verband. Slechts enkelen konden ontsnappen. En deze gruwel werd herhaald in welgeteld 5295 dorpen - in 618 ervan werd de bevolking telkens levend verbrand. Op die manier stierven meer dan 2.230.000 Wit-Russen. Deze massamoorden zijn geen uitzonderingen, alleen al in de jongste geschiedenis werden zij tientallen keren herhaald. Edoch, wanneer heden gesuggereerd wordt dat een nog grootschaliger genocide, nu wereldwijd en met heel andere middelen, aan de gang is, wordt de zaak door het officiële nieuws afgedaan als complotdenken. Zij die er over reppen, worden versleten voor zieken die lijden aan paranoia en voor onruststokers. (Wordt vervolgd) (J.B., 30 november 2021)
1
25-11-2021
1
1
1
1
1
24-11-2021
gg
gg
gg
23-11-2021
ab7
ab7
ab7
ab6
ab6
ab5
ab5 ab5
ab2
ab2
ab2
ANGELO BRANDUARDI: DONNA TI VOGLIO CANTARE
ANGELO BRANDUARDI: DONNA TI VOGLIO CANTARE
15-11-2021
Wat is er van de kerk en 't christendom en andere artikels
Wat is er van de kerk en 't christendom en andere artikels
14-11-2021
Bij de inhuldiging van een nieuwe aartsbisschop
Bij de inhuldiging van een nieuwe aartsbisschop
13-11-2021
Enkele bedenkingen bij Rudolf Steiners âFilosofie der vrijheidâ
Enkele bedenkingen bij Rudolf Steiners Filosofie der vrijheid
Sinds
de oudste tijden varen overal boten en wanneer ingevolge een of
andere catastrofe de wereld helemaal onder water loopt, zullen alleen
de opvarenden van de verdrinkingsdood worden gered: het is een logica
zo simpel als pompwater maar desalniettemin ziet elkeen in de
restanten van ongeacht welk groot houten voorwerp dat op een vlot
gelijkt, die ene grote ark van Noach uit het boek Genesis. Dat is nu
eenmaal de hypnotische werking van een religie: "quod
non est in scriptis, non est in mundo", wat
zich vrijvertaalt
als: "al
wat geschiedt, wordt in de Schrift voorspeld."
Halverwege
van de voorgaande eeuw kwam het Oudtestamentische verhaal over de ark
van Noach wereldwijd in de schijnwerpers te staan en in 1987 schreef
Charles Berlitz er een bestseller over: weliswaar middels bijzondere
observatietechnieken zoals luchtbeelden zou de ark te zien zijn op de
plek waar zij toentertijd gestrand was: de 5156 meter hoge berg
Ararat
(ook Baris
genaamd), afgeleid van Urartu,
de naam voor het oude Armenië in het huidige Turkije. De grote
geschiedschrijver Flavius Josephus (37-100 P.X.) vermeldt dat de
Armeniërs deze plek 'de landingsplaats' noemden en Ararat
in het Armeens is Massis,
wat wil zeggen: 'moeder van de wereld'. Doorheen de ganse
geschiedenis zouden voorbijtrekkende reizigers de ark gezien hebben
onder de gletsjers op de eeuwig bevroren bergtop waar het ijs de ark
duizenden jaren lang had bewaard en volgens islamitische geschriften
zou zij pas op het einde der tijden worden onthuld.1
Berlitz verzamelde in zijn boek getuigen: behalve Flavius Josephus
schreef ook de Babylonische historicus Berossus er in 275 A.X. over
dat reizigers pek van het gestrande schip afkrabden om er amuletten
van te maken. Nicolaus van Damascus (°64 A.X.) vernoemt de zondvloed
en de ark, alsook Marco Polo (1254-1324), de franciscaan Odoric en
Sir John Mandeville in 1356. De zeventiende-eeuwse Olearius heeft het
over de versteende overblijfselen van de ark, nu nog te bezichtigen
in het klooster van Emiadzin en destijds verwees menigeen naar de ark
als bewijsstuk voor de waarheid van het geloof.2
Reeds in de veertiende eeuw werden expedities op touw gezet maar in
de moderne tijd is een van de bekendste wel deze door kolonel
astronaut-maanwandelaar James Irwin (in 1972-1982) van wie de
woorden: "Dat
God op aarde wandelt is belangrijker dan dat de mens op de maan
loopt."3
Hij werd voorafgegaan door dr. F. Parrot (1829) die met medewerking
de kloosterlingen van Ahora als eerste het taboe verbrak om naar de
ark te zoeken en die zijn naam gaf aan de Parrot-gletser op de berg
waarin zij bewaard zou worden; elf jaar later kwam de straf: de
Ararat barstte uit, begroef Ahora met zijn klooster en "liet
een steil ravijn achter waar de gebouwen hadden gestaan".4
Dr. H. Abich die de berg beklom in 1845 gaf zijn naam aan de twee
Abich-gletsjers. In 1856 was er de expeditie van Robert Stuart. In
1883 vonden na een nieuwe verwoestende aardbeving de Turken "een
enorm grote, op een schip gelijkende, houten constructie."5
die zij ook binnendrongen en in de pers klonk het verder zo: "Ze
waren in staat drie grote ruimten te betreden, maar de andere
afdelingen waren volledig gevuld met vast ijs."6
In de dooi van de zomer van 1916 zagen vanuit de lucht Rotkovitsky en
zijn piloten "een
half onder water liggende romp van een of ander enorm groot schip"7waarvan
in 1939 een gedetailleerde beschrijving verscheen in de pers - het
onderzoek raakte immers verstoord door de Bolsjewistische revolutie
van 1917 maar een zelfverklaarde overlevende van de Romanovs zou zich
de expedities nog herinneren.8
Door expediteurs uit de ark meegenomen oleanderhout dat in die streek
niet voorkomt, pleit voor haar bestaan en beschrijvingen van de
afmetingen van de ark corresponderen onderling alsook met de
Bijbeltekst maar er werden nooit duidelijke foto's gemaakt of bewaard
en latere verkenningen werden bemoeilijkt doordat de Ararat aan de
grens met Rusland ligt in Turks gebied bevolkt met opstandige Koerden
en ook al wegens het extreme weer: John Morris noemt in 1972 de
Ararat een reusachtige bliksemafleider: "Overal
was duidelijk statische elektriciteit aanwezig. Onze ijsbijlen en
klimijzers gonsden en onze haren stonden recht overeind."9
De bekendste ontdekking van de ark is die van Fernand Navarra10
die argumenteert dat ook het bestaan van Troje werd ontkend totdat de
stad daadwerkelijk werd opgegraven. De stukken hout die hij meebracht
van zijn expeditie bleken goferhout (oleander) van 5000 jaar voor
Christus.11
Er
zijn meer dan zeshonderd versies van de legende van de zondvloed.12
en de bekendste zijn die in Genesis en deze in het Gilgamesj-epos die
frappante gelijkenissen vertonen. Ook bekend zijn de versie in de
Popol Vuh van de Maya's, deze van de Babyloniërs, de Assyrische en
de Chinese.13
De
overtuigingskracht van de meest onwaarschijnlijke legenden is vaak
verbijsterend en niet zelden worden die legenden op hun beurt dan ook
nog benut als bewijsstukken voor het geloof waarvan zij deel
uitmaken. De ark van Noach is volstrekt onvindbaar maar kennelijk
maakt het geloof het onzichtbare zichtbaar en verwerkelijken zich
wensen door in het bestaan te roepen wat onbestaande was, alsof de
realiteit de som was van alle mogelijkheden die pas geactualiseerd
worden door vormen van noodzaak waarvan de wil een der belangrijkste
blijkt. De schepping, de wereld als symbool voor een hogere
werkelijkheid, is een afbeelding van het Boek, het Woord, dat immers
aan de grondslag ervan ligt: "Alle
dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding
geworden, dat geworden is."14
Maar
wat geldt voor de religie van de volkeren van het Boek, geldt
evenzeer voor wie geloven in de religie van de Verlichting die de
wetenschap is waarbij de encyclopedisten zweren alsook hun nazaten
die zich in een razend tempo over de aarde hebben verspreid: de
Luciferianen, zij die de Schepper zelf naar de kroon steken door zich
in te beelden dat het hun plicht is om de schepping te gaan
corrigeren. Want zoals de gelovigen in een stuk wrakhout een ark
ontwaren, zo ook ontdekken de zogenaamde wetenschapslui in de
werkelijkheid slechts wat hun theorieën bewaarheidt. En niet zelden
staan die theorieën die immers door zelfverklaarde godmensen werden
uitgebroed, in het teken van het eigenste lof en het persoonlijke
gewin.
En
zo schrijft niet een of andere complottheorie doch de openlijke
encyclopedie voor allen, die Wikipedia heet, over het griepvirus en
de vaccinatiepraktijk het volgende:
Deze
uitspraak verwijst naar een artikel in de Cochrane
Database of Systematic Reviews, getiteld: "Vaccines
for preventing influenza in healthy adults"15
dat onder meer concludeert dat het symptomen onderdrukkend effect van
griepvaccins en de weerslag ervan op werkverzuim zeer gering is en
dat niets erop wijst dat zij van invloed zouden zijn op complicaties
zoals longontsteking of besmettelijkheid.
Bovendien
wordt de lezer ervoor gewaarschuwd dat 15 van de 36 onderzoeken
waarop het artikel betrekking heeft, gesubsidieerd werden door de
industrie (over 4 ervan onbreekt informatie daaromtrent). Studies
gesteund door publieke bronnen nijgen er echter helemaal niet toe om
vaccinatie te gaan promoten.
Daarentegen
heeft men wel zekerheid over het feit dat onderzoeksresultaten
courant gemanipuleerd en vervalst worden en dat men de conclusies van
ook dit verslag in dit licht moet zien.16
(J.B.,
5 november 2021)
Verwijzingen:
Zie de voetnoten.
1
Charles Berlitz, Speurtocht
naar de ark van Noach. Een oeroud mysterie onthuld,
Uitg. M&P, Weert. (Oorspr.: The
Lost Ship of Noah In Search of the Ark at Ararat,
G.P. Putnam's Sons, New York 1987), pp. 9-16.
16Uit
het O.c.: "Authors' conclusions:
Influenza vaccines have a modest effect in reducing
influenza symptoms and working days lost. There is no evidence that
they affect complications, such as pneumonia, or transmission.
WARNING: This
review includes 15 out of 36 trials funded by industry (four had no
funding declaration). An earlier systematic review of 274 influenza
vaccine studies published up to 2007 found industry funded studies
were published in more prestigious journals and cited more than
other studies independently from methodological quality and size.
Studies funded from public sources were significantly less likely to
report conclusions favorable to the vaccines. The review showed that
reliable evidence on influenza vaccines is thin but there is
evidence of widespread manipulation of conclusions and spurious
notoriety of the studies. The content and conclusions of this review
should be interpreted in light of this finding."
Een zeer gezond besluit
Een zeer gezond besluit
04-11-2021
Het geld en de bloemen des velds
Het geld en de bloemen des velds
De goede deur e a
De goede deur e a
Onze toekomst
Onze toekomst
Aanhangsels
Aanhangsels
03-11-2021
H e t w e z e h e r h a a l d : Twee teksten over de hongerstakers:
H
e t w e z e h e r h a a l d :
Twee
teksten over de hongerstakers:
H
e t w e z e h e r h a a l d :
Twee
teksten over de hongerstakers:
1.
"Wij zijn de heersers der
aarde". Over totalitarisme vandaag
Boekverbranding
is de voorbode van moordpartijen
Eerst
legt men mensen het zwijgen op en in een volgende stap gaat men aan
het moorden: het is een historisch geïllustreerde these van Hannah
Arendt die verschrikkelijk is maar tevens niet zo moeilijk te
verklaren. Om de logica die erachter zit te kunnen begrijpen,
volstaat het dat men zich realiseert dat er dissidenten bestaan,
activisten, hongerstakers,
revolutionairen maar ook soldaten die bereid zijn om hun leven te
riskeren aan het front. Het is weliswaar teveel gevraagd dat iederéén
bewust zou leven maar het bestaan van de genoemde categorieën
volstaat om te laten zien dat mensen vaker de dood verkiezen boven
een leven in onvrijheid.
Tijdens
de jongste hongerstaking van de asielzoekers hier ten lande kon men
er andermaal getuige van zijn dat mensen die lange tijd in slavernij
geleefd hebben en wiens vooruitzichten op beterschap gefnuikt worden
door regeringsleden die lijden aan een schromelijk tekort aan
empathie, prompt doch weloverwogen de dood verkiezen boven een
mensonwaardig bestaan. Een leven in onvrijheid is mensonwaardig.
Mensonwaardig is het te moeten zwijgen. Mensen zijn niet bereid om
het eigen hachje te redden ten koste van ongeacht wat. De dood is met
andere woorden niet het ergste wat een mens overkomt.
Dictators
leven van de leugen en zij verplichten het volk om te liegen en
derhalve om de waarheid te verzwijgen, om de andere kant op te kijken
als mensen worden afgemaakt, om te applaudisseren voor in hun
belachelijke kostuums uitgedoste, defilerende fascisten. Het zwijgen
van de massa, het meedoen en het bezwijken onder de sociale druk,
zoals in de hoogdagen van het katholicisme of zoals tijdens het
regime van Ceaușescu,
Franco, Stalin, Hitler, Pol Pot, Orban, Kim Jong-Un, Bouterse, de
tsaren, de pausen en al die andere godsdienstwaanzinnigen, noem maar
op - het mee heulen is extreem hypocriet en bij de eerste de beste
gelegenheid, als de machthebber struikelt, maken zijn voormalige
aanbidders hem genadeloos af.
De
dictator weet dat zijn macht beperkt is, dat het applaus dat hij van
het volk ontvangt, door hem zelf afgedwongen werd, dat de eer die hem
betoond wordt, ongemeend is, dat achter het juichen van de massa die
hij overheerst, mensen schuilen die geduldig wachten totdat het
ogenblik gekomen is om zich aan het absurde toneel waarin zij in een
rol gedwongen worden, te onttrekken. Hij weet dat zijn macht een
vervaldag heeft, dat zij slechts beperkt houdbaar is en dat eenmaal
het voor hem onzalige ogenblik is aangebroken, zijn regime begint te
stinken. Geen mens onder de massa is er die de kans zal laten liggen
om hem af te maken als hij struikelt en om die reden onderdrukt hij
de mens in elk lid van de massa, om die reden wil hij dat allen
gelijk zijn, een uniform dragen, dat er geen diversiteit is, dat er
slechts één taal gesproken wordt en uniformiteit, newspeak,
afvlakking ook en onnadenkendheid, gehoorzaamheid en dril: de
massamens die hij fabrikeert, moet een instrument zijn van alleen
maar zijnwil,
een tentakel dat bij het minste teken van twijfel moet worden
geamputeerd en afgemaakt.
Mensen
verkiezen vaker de dood boven een leven dat gedoemd is tot slavernij
en de dictator weet dat ook en om die reden is hij heel attent naar
individuen die de dans die zij verwacht worden te dansen, trachten te
ontspringen: hij liquideert hen zonder compassie omdat hij weet dat
er geen plaats is voor én zijn leugens én de waarheid. Om die reden
moeten zij die de waarheid spreken, zwijgen
en
willen
zij
niet zwijgen dan kan hij hen nog doen
zwijgen
door de voorwaarden die maken dat zij kunnen spreken, weg te nemen,
met name door hen te vermoorden: het is een logica waar niemand
omheen kan: op de boekverbranding volgen de moordpartijen. Heinrich
Heine: "wo
man Bücher verbrennt, verbrennt man auch am Ende Menschen"(Almansor,
1820).
(J.B.,
12 september 2021)
2.
Hongerstakers
en politici: een verhaal van durf en arrogantie
De
hongerstaker berokkent kwaad aan zichzelf, maar hij doet dat met het
oog op het bereiken van een goed. Het kwaad dat hij aan zichzelf
berokkent, kan krachtens
een eigen 'belofte' stopgezet
worden door diegene van wie hij het beoogde goed probeert af te
dwingen. Van zodra dan de gegijzelde de belofte gelooft en er ook
naar handelt door aan de eisen van de gijzelnemer tegemoet te komen,
wordt dat kwaad ogenschijnlijk
stopgezet
en tegelijk wordt het door de gijzelnemer beoogde goed bereikt.
Eerst
twee niet onbelangrijke opmerkingen bij de gecursiveerde
tekstgedeelten hier boven.
Bekijkt
men ten eerste de 'belofte' van de gijzelnemer dat hij zijn kwaad -
alsnog een dreiging - zal stopzetten op voorwaarde dat de gijzelnemer
zijn eisen inwilligt: die 'belofte' is in wezen een schijn-afspraak;
ze is een eis met het uitzicht van een afspraak, maar ze is geen
afspraak want ze is eenzijdig. Bovendien
is ze bedrieglijk omdat ze een ander behept met schuldgevoelens
terwijl er bij hem van schuld althans aanvankelijk geen sprake kan
zijn; de gijzelnemer zegt namelijk: "Als jij X
doet,
dan beloof ik je dat ik Y
zal
doen; jij kunt dus bepalen wat ik doe", terwijl het a
priori de
gijzelnemer zelf is die dat alles bepaalt omdat hij eenzijdig alle
voorwaarden bepaalt.
Ten
tweede is met het inwilligen van de eisen van de gijzelnemer de
afwending van het kwaad door de gegijzelde slechts schijn.
En het is schijn omdat het betreffende kwaad in wezen een dreiging
was
terwijl die dreiging uiteraard gecontinueerd want bekrachtigd wordt
in geval van toegevingen. Met andere woorden neemt een toegeving het
onmiddellijke kwaad weliswaar weg, maar in dezelfde beweging wordt
het ook als zijnde effectief bekrachtigd. Het is derhalve de
toegeving die het kwaad als zodanig in het leven roept of duldt.
Vandaar
zit aan het middel
waarmee
de gijzelnemer zijn doel tracht te bereiken hoe dan ook een geurtje
en het minste wat ervan gezegd kan worden is dat
het Machiavellistisch is. En hier beschouwen de gegijzelden die in de
actuele Belgische historie bewindslieden zijn, het verhaal als ten
einde. Maar het verhaal werd hiermee pas half verteld...
Rest
ons namelijk ook nog het door de gijzelnemer vooropgestelde doel
onder de loep te nemen, en dat blijkt alras een heel ander paar
mouwen.
Zoals
gezegd dreigt de gijzelnemer met een kwaad, en deze dreiging gebruikt
hij als een middel voor het bereiken van een door hem vooropgesteld
doel. Op het eerste gezicht lijkt het er nu op, dat het doel van de
gijzelnemer een persoonlijk goed zal zijn, of althans een goed dat
aan hem en aan zijn medestanders ten goede zal komen, terwijl het
tegelijk de gegijzelde(n) een zeker nadeel zal berokkenen. Edoch, van
zodra het door de gijzelnemer vooropgestelde goed ook maar een schijn
van objectiviteit
krijgt,
kan de hele zaak niet langer zonder meer als chantage van de hand
worden gedaan.
En
het door de gijzelnemer nagestreefde goed krijgt reeds die schijn van
objectiviteit van zodra het voor veralgemening
vatbaar wordt, en dat wil zeggen: relatief makkelijk.
Wanneer
bijvoorbeeld mensen een economisch voordeel proberen af te dwingen
met een of andere spectaculaire stunt, dan kan men hen weliswaar
attent maken op het feit dat de middelen beperkt zijn en dat anderen,
die te bescheiden zijn om zich te doen opmerken, deze
tegemoetkomingen veel meer verdienden omdat zij er ook veel erger aan
toe zijn. Men antwoordt dan in feite aan de eisenstellers: "Wacht
uw beurt af in de rij, er zijn er immers die het nog slechter
hebben!" Maar zijn er inderdaad mensen die het nog slechter
hebben, dan repliceren de eisenstellers onmiddellijk dat het ook voor
dézen is dat zij actie voeren én dat het beperkt karakter van de
middelen kennelijk pas geldt als eerst abstractie wordt gemaakt van
de superrijken die geheel wettelijk
en
derhalve ongehinderd hen allen bestelen! Want zijn zij het niet die
onnodig beslag leggen op wat anderen wél nodig en broodnodig hebben?
Zonder enige twijfel is hier, hetzij gewild
hetzij ongewild door de 'gijzelnemers', inderdaad een objectief goed
in het geding, hetwelke - gebeurlijk onverhoopt - de zaak van de
gijzelnemers zal steunen omdat een hoger recht het onrecht dat zij
uitoefenen zoniet rechtvaardigt dan toch begrijpelijk maakt of zelfs
verontschuldigt. En wie dan nog vasthoudt aan de wet met de regel
dura lex
sed lex,
acht ethiek onmogelijk en beschouwt zichzelf derhalve automatisch als
een onmens: een burger die de wet volgt weliswaar, maar tegelijk een
onmens. Een bevraging van de wet wordt dan niet eens getolereerd,
alsof die wet er van godswege was gekomen en niet door en voor mensen
werd gemaakt - een eeuwige, goddelijke wet, geheel onwrikbaar en
onaanpasbaar, precies zoals de spreekwoordelijke wet van Meden en
Perzen die toentertijd de Oud-Testamentische Daniël onschuldig in de
leeuwenkuil deed belanden. Maar of die blinde politieke arrogantie
ook vandaag nog zal bestraft worden met het onverwachte lot waarop
Daniël kon bogen, valt nog af te wachten.
Benveniste, Montagnier, het neo-Auschwitz en de zondvloed
Benveniste, Montagnier, het neo-Auschwitz en de zondvloed
Benveniste,
Montagnier, het neo-Auschwitz en de zondvloed
The Great
Reset is een boek van Klaus Schwab van het Wereld Economisch Forum
met voorschriften om ter gelegenheid van de pandemie de wereld
grondig te hervormen naar een socialistisch model met het oog op een
rechtvaardiger herverdeling van de rijkdommen in de wereld. Het gaat
nota bene niet om een complottheorie maar om een apert en wereldwijd
gepubliceerd plan onder de leiding van niemand minder dan de Prince
of Wales. (1)
Edoch, zo
hoogdravend als deze woorden klinken, zo misleidend zijn ze ook want
sinds de coronapandemie woedt, worden ingevolge alle maatregelen die
onze veiligheid moeten waarborgen, onze vrijheden drastisch ingeperkt
met een gevolg dat geheel tegengesteld is aan het beloofde: de
ongelijkheden worden slechts groter, de kloof tussen rijk en arm
neemt gestaag toe, de Amerikaanse miljardairs zien hun miljarden in
geen tijd verveelvoudigen en aan de plekken in alle wereldsteden waar
voedselpakketten worden bedeeld, worden de rangen steeds langer. In
het rijke noorden wordt de bevolking drie en vier keer geprikt maar
in derdewereldlanden worden de mensen aan hun lot overgelaten. Het
bedrog spreekt voor zich.
In 1988
beweerde de beroemde Franse immunoloog Jacques Benveniste ontdekt te
hebben dat water een geheugen heeft: uit de veranderbare schikking
van de watermoleculen zou af te leiden zijn met welke stoffen het
water ooit in contact is geweest. Stoffen, maar ook temperaturen,
stralingen en zelfs gevoelens. Zo bijvoorbeeld zou de structuur van
de moleculen van een glas water een esthetisch mooi aanzicht krijgen
onder de invloed van goede emoties en klassieke muziek terwijl de
nabijheid van lawaai zou te zien zijn in een chaotische schikking van
die moleculen. Benveniste kreeg voor zijn onderzoek de medewerking
van het hoofd van het Pasteurinstituut te Parijs, professor Luc
Montagnier, die in 2008 de Nobelprijs voor de Geneeskunde ontving
voor het isoleren van het virus dat AIDS veroorzaakt. (2) Benveniste
overleed in 2004 maar Montagnier zette het onderzoek ter zake voort
met naar verluidt nieuwe en verrassende resultaten die, niet
verwonderlijk, op heel wat tegenstand botsen.
Montagnier
verklaarde bij de aanvang van de coronacrisis op een Franse
televisiezender dat het virus covid-19 niet natuurlijk zou zijn of
dus in een labo gemanipuleerd zou zijn, een uitspraak die door de WHO
werd afgedaan als onzin. Inmiddels echter werd het gelijk van
Montagnier bewezen. De hoogbejaarde maar nog steeds actieve professor
verklaarde tevens dat hij vermoedt dat het virus kon ontsnapt zijn
uit een lab tijdens een poging om een vaccin te fabriceren tegen HIV:
aan het virus werden immers elementen vastgemaakt die van HIV
afkomstig zijn. (3) Bovendien verklaarde hij dat vaccinatie tijdens
de golf zou leiden tot nieuwe varianten, met vele sterfgevallen tot
gevolg en die voorspelling kon alvast het ontstaan van de derde en de
vierde golf in weerwil van de hoge vaccinatiegraad verklaren. (4)
Als de
uitspraken van deze geleerde hout snijden en het is inderdaad zo dat
het virus maar ook het vaccin stukjes meedragen van HIV, dan kon het
wel eens zo zijn dat de uitwerking van de ziekte alsook die van de in
zeven haasten geproduceerde vaccins, een vorm van AIDS veroorzaken en
dat is een ondermijning van het afweersysteem met als gevolg een
onnoemelijk aantal mogelijke ziekten. Echter, over AIDS weet men dat
iemand het virus vele jaren kan meedragen zonder symptomen te
vertonen en als dat ook het geval is met een besmetting door
corona(vaccins), resulteert dit dan in de volgende geschiedenis.
Eerst worden de allerzwaksten ziek en zij overlijden; vervolgens
dezen die wat sterker zijn; tenslotte gaan ook de sterken door de
knieën. Met andere woorden worden zij die sterk zijn, pas getroffen
na verloop van mogelijkerwijze vele jaren, maar op een dag komen ook
zij alsnog aan de beurt. Anders dan bijvoorbeeld bij de Spaanse griep
van honderd jaar geleden die uitgewoed was na twee jaar met daarin
drie golven, zal dit virus, als het inderdaad op HIV gelijkt,
mettertijd meer mensen ziek maken en doden.
Als de
theorie van Benveniste klopt en water draagt in de schikking van zijn
moleculen inderdaad een afdruk van de omgeving waarin het zich
bevindt - met daarin de omgevingsstoffen maar ook de stralingen, de
gedachten en de emoties - dan hoeft men slechts een ogenblik te
bedenken dat alle leven voor het overgrote deel uit water bestaat, om
een idee te krijgen van het immense impact van die nieuwe waarheid.
Als het menselijk lichaam vijftig liter water bevat, dan bevat het
hedendaagse Auschwitz dat zich, gesponsord door Europa, situeert in
Turkije en op de Griekse eilanden, en in wier concentratiekampen
zowat zes miljoen vluchtelingen al jaren opgesloten zitten zonder
uitzicht op redding, een 'chaotische' levende watermassa van
driehonderd miljoen liter.
De wolken
in de luchten die daarboven drijven bevatten zeeën water dat op zijn
beurt contact heeft met het 'chaoswater' van de massa der
ellendelingen en deze wolken jagen door de luchten, de wereld rond,
hun schikking vertoont warempel de door grote en gevoelige
literatoren zoals Stijn Streuvels beschreven dreiging van het ten
hemel schreiend onrecht, en zo bazuinen zij het alom uit wat er
gebeurt men zoveel onschuldigen, kinderen incluis, aan hun trieste
lot overgelaten door miljoenen anderen waarvan de watermassa in hun
lijf een afdruk heeft van het overdadige genot waarmee zij zichzelf
vergiftigen maar ook en vooral van de onverschilligheid die hen
lelijk maakt.
Die
onverschilligheid brengt een 'cultuur ' voort die de spot drijft met
het kwaad van de dood en dezer dagen ziet men langs de straten
stoeten van kleine kinderen in rang, verkleed met zwarte kostuums
waarop bleke geraamten zijn geschilderd. Zij huppelen en lachen en
zij vieren Halloween (het moet met een hoofdletter worden
geschreven), dat het kwaad van de natuurlijke dood banaliseert en, in
het spoor van dit kwaad, verkapt doch onvermijdelijk aanwezig, het
kwaad van het menselijke doden als zodanig of de moord.
Moord: in
de oudheid brak een pestepidemie uit die door de blinde ziener
toegeschreven werd aan de onbestrafte moord van Oedipus op zijn
vader: de natuur onthoudt kennelijk wat de mensen vergeten of onder
de mat menen te mogen vegen.
Massamoord
dan: hoe anders wordt die misdaad door de natuur bestraft dan door
een zondvloed, zoals ons historische feiten leren? In het licht van
de onthutsende nieuwe wetenschap van Benveniste en Montagnier - als
zij het bij het rechte eind hebben - is de zondvloed een natuurlijke
vergelding, of misschien veeleer een natuurlijk herstel van een
onevenwicht, en wel op wetenschappelijke gronden; een terugkeer van
de chaos naar het schone, of althans een poging daartoe. Men zegt
alvast dat kunstenaars die dingen als eersten waarnemen en er kond
van doen.
De pandemiepolitiek en extreemrechts Aflevering 2.
De
pandemiepolitiek en extreemrechts
Aflevering
2.
Op
20 oktober l.l. werd een persconferentie gehouden door enkele leden
van het Europees parlement die daarbij beweren partij-onafhankelijk
te handelen en alle mogelijke strekkingen te vertegenwoordigen met
een aan het parlement gerichte klacht inzake de al dan niet
rechtstreeks afgedwongen verplichting tot vaccinatie en het ingevolge
die maatregel aan banden gelegd worden van de mensen- en
burgerrechten, de persoonlijke vrijheden en de fysieke integriteit.
(1) In een eerste
aflevering over de pandemiepolitiek en extreemrechts (2) kwam
reeds de vraag naar boven naar het verschijnsel dat uitgerekend
extreemrechts nu opkomt voor de mensenrechten en voor de burgerlijke
vrijheden. Het lijkt een wat vreemde paradox maar een paradox is een
schijnbare tegenspraak
en de verklaring voor het wat onthutsende fenomeen is gauw gevonden.
De
organisatoren van de persconferentie zijn de Roemeen Cristian Terhes,
de Duitse politica Cristine Anderson, de Italiaanse Francesca Donato
en een voormalige Croatische presidentskandidaat, Ivan
Sinčić, naast nog een persoon die althans op de video niet aan het
woord was. Om te beginnen met de laatste spreker: Ivan Sinčić is
van de Croatische partij Menselijk
Schild
die ontstaan is als partij tegen de coronamaatregelen. Zij hebben
geen ander programma dan hun kritiek tegen de coronamaatregelen.
De
vergadering werd voorgezeten door de nationalist Cristian Terhes die
zijn verhaal afsloot met de heldhaftig klinkende woorden: "We
are here for you and we will fight for you!"
Maar respect voor het privéleven en zin voor niet-discriminatie en
voor de verdediging van de persoonlijke vrijheden waarover hij de
mond vol heeft, heeft deze meneer duidelijk niét:
Terhes
is een Roemeens Grieks-katholiek theoloog en geestelijke. Hij
studeerde ook journalistiek en ging in de VS werken als econoom. De
Roemeens Grieks-katholiek kerk waarvan hij actief deel uitmaakt,
staat sinds 1698 onder het gezag van de paus van Rome maar werd in
Roemenië van 1945 tot de dood van dictator Ceacescu in 1989 door de
communistische regimes bloedig vervolgd; alleen de orthodoxe kerk
werd toegelaten.
Ter
gelegenheid van een referendum in 2018 en dus in het jaar vooraleer
hij lid werd van de Europese commissie, profileerde Terhes zich in de
Roemeense politiek als een fervent tegenstander van het homohuwelijk.
In 2020 werd hij lid van de nationale democratische katholieke
boerenbondpartij in Roemenië die haar wortels heeft in de
Oostenrijks-Hongaarse monarchie. Ook is hij lid van de Europese
Conservatieven en Hervormers die Eurosceptici zijn. Deze extremisten
varen in het zog van onder meer de Hongaarse dictator Victor Orban en
extreemrechts in Polen en zij schermen met volstrekt
onwetenschappelijke argumenten om het homohuwelijk te kunnen
verbieden.
Katholieke
geestelijken uit vooral deze wat achtergestelde landen zien hun kans
schoon om de heisa te benutten teneinde de tanende macht van de
katholieke kerk in het westen die zich door de coronafabrikanten naar
de kroon gestoken weet, een boost te geven door het scheppen van
vijandsbeelden, in casu door het demoniseren van minderheidsgroepen.
Deze
specialiteit van de nazi's en nu ook van de neonazi's leeft voort in
de extreemrechtse partij Alternative
für Deutschland
waarvan Cristine Anderson, de tweede woordvoerster op de bewuste
persconferentie, in het Europese parlement een zitje bekleedt. Het
vervolgen van islamieten, vluchtelingen, homo's en andere 'vreemden'
is namelijk de specialiteit van deze in 2013 gestichte radicaal
rechtse partij.
De
hypocriete Anderson betoogt op de conferentie dat mensenrechten geen
vanzelfsprekende verworvenheden zijn en dat er moet voor gevochten
worden om ze te behouden terwijl zij een partij vertegenwoordigt die
aan alle minderheden de meest elementaire mensen- en burgerrechten
wil ontzeggen.
Woordvoerster
Francesca Donato dan behoort opnieuw tot extreemrechts in Italië,
zij behoort tot de groep Identità
e Democrazia
die zich wil losscheuren van Europa in het spoor van Groot-Brittannië
nadat deze voormalige deelstaat van de Unie bewerkt werd door de
populist Nigel Farage. Farage was niet toevallig een intimus van de
voormalige VS-president Trump onder wiens regime de States
hun uiterste best deden om de EU te ondermijnen middels verborgen
steun aan het Europese extreemrechts.
Dat
gebeurde onder meer door de installatie van de think-tank Gladiatoren
voor het Christendom
onder de leiding van Hollywood-producent en Trumps gewezen
campagne-leider Steve Bannon in het dertiende-eeuws Kartuizerklooster
Trisulti in Collepardo in de buurt van Rome, een club waartoe lui
zoals Orban behoorden maar waarvan de paus zich alras distantieerde.
Die groep heeft in Europa leden in tien verschillende landen en in
België is dat het Vlaams Belang, het vroegere Vlaams Blok dat met
hun partijprogramma beloofde de mensenrechten te zullen schenden,
waarvoor het trouwens veroordeeld werd waarna ze na hun
naamsverandering tot Vlaams Belang gebleven zijn.
De
persconferentie werd aldus zonder de geringste twijfel gehouden door
extreem hypocriete politici aan wie, de feiten in acht genomen, geen
weldenkend mens de titel van populisten zal willen ontzeggen: zij
klagen de schending van de mensenrechten door Europa aan terwijl zij
zelf nooit iets anders hebben gedaan dan aan mensen hun rechten
ontzeggen.
De
vraag hoe het dan komt dat uitgerekend extreemrechtse partijen nu
opkomen tegen de dreiging van een wereldwijde dictatuur is een puzzel
die zich oplost van zodra men de uiteraard wat bevreemdende
persconferentie goed in ogenschouw neemt: de extremisten blijken zich
immers pas te engageren voor de eerbiediging van de mensenrechten...
vanaf het ogenblik dat de schendingen betrekking hebben op henzelf.
En is dit dan niet het narrenschip van Plato ten voeten uit?
(J.B.,
23 oktober 2021)
Verwijzingen:
(1)
Voor de video van
de persconferentie van 20 oktober 2021 door extreemrechts, onder de
titel: MEPs press
conference on the abusive use of Green Certificate - European
Parliament, zie:
https://www.youtube.com/watch?v=_walPWEACsc
Christus
en de god van Noach * 'Ouderen' en
jongeren'' * Het
Mattheüseffect of de Lucas profetiprofetie? * Superspastische 'politiek' * Jan Bauwens ---- Mirakels
en geloof Ter
gelegenheid van de heiligverklaring van pater Damiaan van Tremelo, wordt
her en der weer over mirakels gesproken omdat een heiligverklaring,
trouwens evenals een zaligverklaring, een mirakel vergt door toedoen van
de heilige in kwestie. Met betrekking tot het mirakel dat het licht op
groen zette voor de heiligverklaring van Damiaan, werd in oktober 2009
door een Vlaamse televisiezender een reportage uitgezonden over het
mirakel in kwestie en daarbij werden ook enkele kritische vragen gesteld
die beslist niet bevorderlijk zijn geweest voor het geloof in wonderen.
Maar betrokken priesters antwoorden daarop dat de term 'mirakel'
afkomstig is van het Latijnse 'mirum', wat verwijst naar al wat wonder baarlijk is en niet zozeer naar wat per perse se se de natuurwetten zou tarten. Met
de term 'natuurwet' komen we overigens in een vaarwater terecht dat in
feite veel chaotischer kolkt dan het beekje van alle wonderen tesamen.
Natuurwetten bestaan immers niet: zoals de ongelovige David Hume het
nauwkeurig becijferde en verklaarde, zijn die wetten niets meer dan
afgeleiden uit de zogenaamde "wet der gewoonte": wie gewoon is te zien
dat op aarde alle stenen vallen, die leidt daaruit de valwet af, en
daarmee is principieel alles over natuurwetten klaar en duidelijk
gezegd. Op de keper beschouwd, zo merkt Hume op, is de overgang van onze
ervaring (dat stenen vallen) naar de zogenaamde wet (die de valwet is),
feitelijk ongeoorloofd want niet helemaal correct. Het is niet omdat ik
tot op heden elke morgen wakker ben geworden en ben opgestaan, dat ik
dit tot een wet mocht uitroepen en mocht besluiten dat ik elke ochtend
wakker worden zal. So wieso zit er op zijn minst een zekere speling
op die zogenaamde natuurwetten, en vaak worden zij door verborgen
variabelen vroeg of laat onderuit gehaald. Een wonder is uiteraard
geen onmogelijkheid, aangezien het zich tenminste nu en dan toch voor
iedereen zichtbaar blijkt voor te doen en in feite doet het zich
voortdurend voor, zoals er geregeld wel iemand is die de lotto wint of
zoals tallozen 'toevallig' op dezelfde dag verjaren. Dat deze
'toevalligheden' zich voordoen, verschijnt vanuit het globaliserende
standpunt van de kansrekening zelfs als een noodzaak en op die manier is
het ook wegens de beperktheid en wegens het voorlopigheidskarakter van
onze kennis noodzakelijk dat er speling zit op alles wat wij voor waar
en voor onmogelijk houden. Verwondering is overigens ver te zoeken waar onze geest er niet voor open staat: daar zal die immers evengoed wegblijven
als de beelden en de geluiden wegblijven uit blinde ogen en uit dove
oren. Want aan een tekort aan zonlicht is het zeker niet te wijten dat
de blinde niet kan zien, en een tekort aan geluiden maakt ook niet dat
doven niet horen kunnen. En verder gebeurt het ook veelvuldig dat, op
klaarlichte dag, ogen die gezond zijn, niets hebben gezien, of dat oren
die horen kunnen, van een ganse uiteenzetting niets lijken te hebben
vernomen, alleen omdat die ogen niet keken en die oren niet luisterden. Het
kijken en het luisteren onderscheiden zich van het zien en het horen
hierin, dat zij naast het licht en het zien, naast de geluiden en het
horen, ook nog de aandacht aandacht hebben, welke de wakkerheid
is van de persoon met betrekking tot datgene wat aan hem zintuiglijk of
anderszins verschijnt. Sommigen onder ons kunnen zich nog de tijd
herinneren dat er geen televisie bestond. Toen de eerste toestellen in
omloop kwamen, sloegen zij alle mensen zonder uitzondering met
verbazing of verwondering. Maar vandaag is er geen kind meer dat zich
afvraagt hoe het mogelijk is dat wij beelden zien van mensen in een
ander land. Hetzelfde geldt voor de telefoon, de auto, en uiteindelijk
voor elk van onze uitvindingen. Maar uitvindingen zijn geen menselijke
maaksels: de elektriciteit heeft een eeuwigheid op ons gewacht in de
bliksems van het ontij om door ons gekanaliseerd en gebruikt te kunnen
worden; hij was altijd een mogelijkheid, die zich door toedoen van
omzeggens één man (in dit geval: Benjamin Franklin) opeens realiseerde
en dan een verworvenheid was voorgoed. Op dezelfde wijze was er steeds
de ether en de mogelijkheid om daar beelden doorheen te sturen, en alles
wat zich ooit realiseert, heeft uiteraard steeds al als mogelijkheid
bestaan. De verwondering is er altijd wel, heel in het begin, maar zij
verdwijnt, om nooit meer weer te keren, wellicht ingevolge een
arrogantie waarin de ondankbare mens geneigd is om alles wat goed is, toe te schrijven aan zichzelf. En
zo hebben wij uiteindelijk mirakels meer dan nodig: nieuwe prikkels die
ons heel even doen opkijken, die onze aandacht wakker maken voor een
ogenblik en die ons voor dat moment bevrijden uit de kerker van
zelfvoldaanheid, van ondankbaarheid en zelfs van solipsisme waarmee we
onszelf van het licht van de grote dag beroven. Mirakels zijn
welbeschouwd niets anders dan tekenen van genade en zij bieden ons zelfs
de mogelijkheid om niet slechts datgene wat zij een ogenblik belichten,
maar principieel al het goede van het leven, weer in het licht van hun
nieuwheid te zien. 18.10.2009
Christus en de god van Noach Toen
Jahweh zag dat de mensen allen slecht waren en dat ook alles wat ze
uitbroedden, slecht was, kreeg Hij spijt dat Hij hen gemaakt had, en Hij
besloot hen samen met alle andere dieren van de aarde weg te vegen, op
uitzondering van Noach, zijn drie zonen, Sem, Cham, Jafet en hun
vrouwen. Aan Noach beval hij een grote ark te bouwen met drie
verdiepingen, om daarin, behalve mondvoorraad, van alle dieren één
koppel onder te brengen dat Hij aldus wilde redden van de zondvloed die
zou worden uitgestort over de aarde, veertig dagen en nachten lang.
Aldus geschiedde en het regende en alle bergen verdwenen onder de zee
waarop de ark dreef, alle leven vond de dood en honderdvijftig dagen lang
werd de aarde bedekt door water. Daarna zakte het water en liep de ark
vast op de 5137 meter hoge berg Ararat in het Oosten van Turkije, in
wiens geologische structuur volgens sommigen de 310 meter lange bootvorm
nog zou te ontwaren zijn. Tussen haakjes: de eerste beelden daarvan
werden in 1949 gemaakt door satellieten van de Amerikaanse luchtmacht -
ze werden jarenlang geheim gehouden. Na een verblijf van alles samen
meer dan een jaar in de ark, liet Noach een raaf los en vervolgens een
duif, die eerst terugkeerde met een olijftak in haar snavel maar die
tenslotte wegbleef: er was land. De aarde droogde op, God beval allen de
ark te verlaten en de aarde te bevolken. Uit Sem kwamen de Semieten
voort, uit Cham de bewoners van Afrika, uit Jafet de Europeanen. Noach
bouwde een altaar voor de Heer en bracht offers die Hem welgevallig
waren. God beloofde het leven nooit meer alzo te zullen vernietigen en
als teken van dit nieuwe verbond verscheen voortaan na elke
stortbui een regenboog die haar beëindigde. Dat alles staat beschreven
in het boek der wording, Genesis. Genesis. Genesis. Genesis. Genesis.
Genesis. Genesis. Genesis. Als de joden een regenboog zien, zeggen ze nu
nog een kort dankgebedje. Wie er mocht aan twijfelen of er inderdaad
een zondvloed is geweest, kan nagaan dat niet alleen in de Joodse
geschiedenis maar in de historie van zowat alle gekende culturen van een
zondvloed sprake is. Logisch ook, als tenslotte niet alleen het land
der Joden maar de ganse wereld onder liep. Hoewel, volgens de Koran
strafte God niet de ganse wereld maar alleen het land van het
ongehoorzame volk Nuh Nuh Nuh (dit is: Noach Noach Noach Noach). Ook
daar gaat het verhaal van de ark en van het bergen van koppels van alle
soorten in de ark. Exact hetzelfde verhaal geven het Gilgamesj-epos
(*) en ook het Atrahasis-epos (**). In Afrika hebben de Masai een eigen
zondvloedverhaal; de duif is er vervangen door een gier en er zijn vier
regenbogen in plaats van één. Ook in de Indische Veda's wordt het
verhaal van de zondvloed verteld; op grond daarvan kan men berekenen dat
die ongeveer 5000 jaar geleden moet hebben plaatsgehad. Anderen
verklaren de zondvloed door een grote overstroming van Tigris en Eufraat
in Mesopotamië. In de versie van de Eskimo's weigerden de mammoeten
plaats te nemen in de ark omdat zij geloofden dat hun poten lang genoeg
waren om boven water te kunnen blijven; die hooghartigheid werd hen
fataal. Ook in het Altaï-gebergte (in Mongolië) bestaat het
zondvloedverhaal en volgens de Spaanse missionarissen bleken eveneens de
Indianen van Amerika het te kennen. (***) Nu is er niets mis met
verhalen, met mythen en met religie, zo lang die niet al te letterlijk
worden opgevat. En vooral in het geval van het zondvloedverhaal zou een
al te fundamentalistische interpretatie wel eens voor problemen kunnen
zorgen. Op grond van de teksten zelf, zullen bepaalde gelovigen
immers geneigd zijn om aan te nemen dat zo'n cataclysme zich niet meer
kan herhalen. Dat is immers een goddelijke belofte die het nieuwe
verbond inluidt tussen de Schepper zelf en het ganse mensdom, getuige
het verschijnsel van de regenboog. Een weerman zal zijn schouders
ophalen, maar het verdient de aandacht dat zelfs positieve
wetenschappers naast hun vak heel vaak nog een eigen geloof koesteren
met alles behalve redelijke gronden. En wie denkt dat een tweede
zondvloed uitgesloten is, zal lastige en dure milieumaatregelen ertegen
wellicht overbodig achten. Neen, het is geen grapje: men staat er
echt van te kijken hoe talrijk de groten der aarde zijn die hun
beslissingen over oorlog en vrede, leven en dood, afhankelijk maken van
koffiedik en sterren. Dat mensen op grond van dit fantastisch verhaal
geloven dat het afsmelten van de poolkappen niet zal plaatsvinden
terwijl het al goed bezig is, is één zaak. Een andere, en misschien veel ernstigere kwestie is, dat zij het verhaal van de zondvloed ook echt geloven. Ongetwijfeld
zijn er in het verleden overstromingen geweest en het is eveneens zo
goed als zeker dat daar serieuze watersnoodtoestanden bij waren, met
talloze slachtoffers. In de nieuwjaarsnacht van 1953 verloren 1835
Nederlanders het leven ingevolge dijkbreuken. Veel recenter, op Tweede
Kerst van het jaar 2004, maakte een vloedgolf nabij Sumatra in één
enkele klap driehonderdduizend doden. Dat die catastrofen echter zouden
toe te schrijven zijn aan een boze god, is een 'geloof' dat wel elke
verbeelding tart. God keurt af wat de mens doet en uit wraak moordt Hij
zijn schepselen uit!? En toch geloven velen daarin. Een verklaring
voor zo'n bizar geloof zou wel eens kunnen luiden dat men minder moeite
heeft om een boze God te aanvaarden die onze zonden met de dood
bestraft dan het blinde toeval of het noodlot dat toeslaat ongeacht goed
en kwaad. Ja, heel wat mensen worden blijkbaar liever ter dood
veroordeeld voor hun zonden dan te moeten leven in een wereld die geen
'rechtvaardigheid' kent in de zin van 'vergelding'. Geen wonder dat de
door Christus gepredikte vergeving en het gebod tot het beminnen van
zijn vijanden zo uniek zijn en zo nieuw. Met de God van Noach kan
Christus alvast helemaal niets te maken hebben. 09.09.'09 09.09.'0909.09.'09 Noten: (*)
Het Gilgamesj-epos is een van de oudste literaire werken, uit Sumerië
(Mesopotamië, waar de Tigris en de Eufraat in de Perzische golf
uitmonden) d.d. 2100 voor Christus. (**) Het Atrahasis-epos situeert zich in Babylonië. (***) Het internet geeft overigens een lijst
met honderden zondvloedverhalen van
over de hele wereld: http://www.talkorigins.org/faqs/flood-myths.html . 'Ouderen'
en jongeren' Wie vijftig
wordt en werkloos is, wordt door de arbeidsbemiddelingsdienst opgeroepen
voor een re-evaluatie of een heroriëntatie: wij worden oud, maar we
blijven optimist, zo zegt een instructrice het aan de opgeroepenen voor:
we gaan dus eens kijken wat we allemaal nog wél kunnen! Op het internet
heten vijftigplussers ronduit senioren en vijftig is ook de leeftijd
waarop het aanvaardbaar begint te worden om op rust te gaan. Ofschoon
zestigers dan weer aangemoedigd worden om aan de slag te blijven, maar
dat komt doordat gepensioneerden uit een andere kas worden betaald dan
werklozen - een kas waarvan de bodem in zicht is geraakt nadat politici
jarenlang met die gelden op de beurs hebben gespeeld. Als het maar geld
in 't laatje brengt, dan scandeert men zelfs dat het leven pas met
vijfenzestig begint, of zelfs met zeventig, en de clerus blijft
hardnekkig volhouden dat het ware leven aanvangt na de dood. Groot lijkt
dus het optimisme van sommigen, al blijkt het daar bij nader onderzoek
veeleer om verholen hebzucht te gaan. Waar elkeen lijkt te scanderen dat
het leven pas met zeventig begint, daar denken ze allen tegelijk dat
vijftig oud is, en wie het nog niet is, die wil zelfs geen veertig zijn.
Andermaal tegelijkertijd wil iedereen wel honderd worden. Maar de grootste onzin inzake leeftijden hoort men uit de
mond van meestal jonge mensen, al zijn er ook wel ouderen die zich hier
aan vergrijpen, waar zij zonder nadenken beweren dat er in de
maatschappij twee groepen bestaan, met name jongeren en ouderen. Twee
groepen, eventueel aangevuld met overgangsgroepen, zoals de kaste van de
'middelbare leeftijd' en die van de 'hoogbejaarden'. En zij die dit
beweren, behoren op het ogenblik dat zij die bewering doen dan meestal
tot de groep die zij als de 'jongeren' beschouwen, ook al zijn ze
vijfendertig. Het ontgaat hen blijkbaar dat de tijd nimmer te stoppen
is, dat het stilstaan van de leeftijden een illusie is voor wie er van
houden zichzelf te bedriegen en dat wie zich vandaag bij de jongeren
rekenen, door anderen reeds als hopeloos oud worden afgeschreven en door
hen ook worden afgevoerd. Niemand is is is ofwel jong, ofwel oud:
elkeen begint bij nul en eindigt op de leeftijd van het eigen
overlijden. In die tussentijd veroudert men - de enen al sneller dan de
anderen - ook al zegt men dat men groeit en bloeit. De lichamelijke
groei komt eerst, zo geloven sommigen, en de geestelijke groei komt pas
als de lichamelijke aftakeling al een tijdje aan de gang is. Edoch,
wetende dat de geest een puur lichamelijk gebeuren is, kan men alras
vermoeden dat niet de geestelijke top doch het toppunt van bijvoorbeeld
een carrière wat later komt dan in de bloeitijd van zijn leven.
Zoals trouwens ook de oogst met al zijn vruchten intreedt in de
oogstmaand - augustus - als de dagen reeds geruime tijd korter aan het
worden zijn. Wij geloven dat wij een welbepaalde leeftijd kunnen
hebben, maar uiteraard is dit een illusie zoals een andere: er zijn geen
leeftijden die dan, bijvoorbeeld, om het jaar zouden veranderen; er
bestaan geen mensen die jaarlijks ouder worden, er zijn er zelfs geen
die ouder worden met de dag: het ouder worden daarentegen is het proces
van het leven zelf en indien dit proces, al was het maar één fractie van
een seconde, zou stoppen, dan hield men ook voorgoed met leven op.
Leven is verouderen omdat het leven zich niet afspeelt in een vermeend
'nu', een 'heden', een 'vandaag', 'dit jaar' of 'deze tijd', doch immer
tegelijk zichzelf nalopen en verliezen moet: wie of wat ook leeft,
verlangt naar het ogenblik dat komt en, eenmaal dat moment er is,
glijdt het door de vingers gelijk zand of water. Verdwaasd kijkt men dan
op wat was, terug en, eenmaal weer tot relatieve rust gekomen, blikt
men dan opnieuw vooruit en de beweging herbegint. De beweging die doet
denken aan de klimbeweging die een made maakt wanneer zij zich
verplaatst: zij trekt haar achterste tot bij haar kop, haar staart raakt
haar kop en zo vormt zij met haar lijf een lus; vervolgens werpt zij
haar kop weer voor zich uit en vormt haar lijf een lijn: lus, lijn, lus,
lijn, lus... totdat zij eensklaps verdwijnt in de bek van een mus. Is
het de bek van de mus die wij schuwen als wij maar liever jong wilden
blijven, of is het de aftakeling van de oude dag? Vrezen wij voor de
dood zelf of maakt het langzame sterven dat eraan voorafgaat, de oude
dag zo weinig benijdenswaardig - althans in de ogen van velen? Hoe dan
ook is is is leven sterven, om de reeds genoemde reden: het leven is een
proces dat met het ouder worden samenvalt. Wie wil leven, wil ook
sterven - andermaal omdat de twee geheel en al ononderscheidbaar zijn.
Alleen het perspectief op de zaak zorgt voor hetzij de vrees, hetzij 't
verlangen dat ons nooit neutrale bewustzijn begeleidt: wij willen leven
waar wij naar morgen verlangen en wij vrezen de dood waar wij
daarentegen terug willen naar wat gisteren was en vooral naar wie
wijzelf gisteren waren. Dat laatste te willen is weliswaar waanzin:
niemand immers kan bij zijn volle verstand in de richting van het
verleden willen gaan. Maar die waanzin, helaas, is zeer weids verbreid,
en dat bewijzen alleen al de fortuinen die worden gemaakt door beloftes
van eeuwige jeugd en reeds door allerlei producten die de nostalgie
koesteren en voeden. Retro, antiek, musea, noem maar op: alle modes en
trends keren om de haverklap terug, en dat lijkt wel vooral het geval
met de muziek waarmee men immers zijn gevoelens van het moment
associeert: muziek die speelde toen men jong was en verliefd,
lijkt ons weer jong en verliefd te maken als wij ze in onze oude dagen
opnieuw horen weerklinken, en dan kopen wij die plaatjes, cd's of wat
het intussen ook mogen zijn, in de stille doch waanzinnige hoop dat wij
aldus ook onze jeugd herwinnen. Driewerf helaas, want de tijd kent
slechts één enkele richting. En toch is en blijft dat een zeer goede
zaak - andermaal: omdat leven en sterven in wezen hetzelfde zijn. Oud
worden is het lot van al wie bestaan omdat bestaan per definitie oud
worden is: men wil steeds langer bestaan en hoe langer men heeft
bestaan, des te ouder is men ook geworden. De term 'jongeren' kan in dit
licht dan alleen nog maar betekenen: mensen die door de band nog veel
meer tijd met oud worden zullen spenderen dan diegenen die het al zijn. 2 augustus 2009 2 augustus 20092 augustus 2009 2 augustus 2009
Het
Mattheüseffect of de Lucasprofetie? Wie in
de bijbel het Evangelie volgens Mattheüs leest, komt in de twaalfde zin
van het dertiende hoofdstuk een wat raadselachtige en ook zeer bekende
uitspraak tegen van de Heer, die luidt als volgt: "Want wie heeft,
hem zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet
heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden." (*) Deze
uitspraak van de Heer vormt eigenlijk het tweede deel van een drieledig
antwoord op een vraag die aan Hem gesteld wordt door zijn discipelen
nadat Hij, van op een schip, aan een grote schare mensen op de oever, de
gelijkenis van de zaaier heeft verteld. Die gelijkenis gaat zelf al
impliciet over dat zogenaamde Mattheüseffect. Ze gaat namelijk
over zaadjes aan wie het gegeven is om te groeien (omdat ze in de
vruchtbare aarde zijn gezaaid) en over zaadjes aan wie dit niét gegeven
is (ofwel omdat zij langs de weg vallen en door de vogels worden
opgepikt, ofwel omdat ze op de rotsbodem terechtkomen waar ze geen
wortel kunnen schieten en verschroeien door de zon, of ook nog omdat ze
op de alles overwoekerende distels vallen). Het is nu naar aanleiding
van die parabel dat de discipelen vragen aan de Heer waarom Hij het volk
toespreekt in gelijkenissen, en het eerste deel van zijn antwoord op
die vraag staat in de zin die voorafgaat aan de frase die het
Mattheüseffect uitdrukt, en dat luidt: "Omdat het u gegeven is de
geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun is dat
niet gegeven." Dit antwoordt houdt dus in dat de schare die wordt toegesproken, gelijkenissen en dus parabels of verhaaltjes nodig
heeft omdat het anders niet in staat is om kennis op te doen over het
Koninkrijk der hemelen, en dit klaarblijkelijk in tegenstelling tot de
discipelen: het begripsvermogen dat aan de discipelen is gegeven, is
niét gegeven aan het volk. Men neigt hier soms te denken aan
goddelijk onrecht, maar die optie vervalt alras, wetende dat er elders
staat geschreven dat aan hem aan wie weinig is gegeven, ook weinig zal
worden teruggevraagd, terwijl aan hem aan wie veel is gegeven, ook veel
zal worden teruggevraagd. Met andere woorden: wat God ons in dit leven
geeft, zijn geen geschenken, lonen of beloningen; het zijn daarentegen
louter opdrachten, werkmiddelen of dus te gebruiken en zeker niet te
bezitten en te begraven talenten. Het begripsvermogen dat aan de
discipelen is gegeven, is niét gegeven aan het volk, maar hetzelfde
geldt dus voor de verantwoordelijkheden: het volk draagt niét de
verantwoordelijkheden die de discipelen - de christenen - wél dragen. Nog anders gezegd: de christenen zijn verantwoordelijk voor alle andere mensen. In
het derde deel van zijn antwoord zegt de Heer dat hij daarom in
gelijkenissen spreekt tot het volk: "(...) omdat zij ziende niet zien en
horende niet horen of begrijpen." (Mattheüs 13: 13), en Hij verwijst
naar de profetie van Jesaja, die dit over het vet en hardhorend geworden
volk heeft gezegd - het volk waarvan de Heer zegt dat hij het zal
genezen, uiteraard middels gelijkenissen, en zo zijn de parabels in het
Nieuwe Testament niets anders dan medicijnen voor de zielen van alle
zieken of dus van alle niet-discipelen. Alles samen genomen heeft het
zogenaamde 'Mattheüseffect' dus heel waarschijnlijk niét de menselijke
bezittingen tot onderwerp, zoals de meesten dat voorhouden sinds de
uitvinding van die benaming door Robert Merton in 1968, die daarmee
wilde aanduiden dat de sterke neiging bestaat om wetenschappelijke
erkenning te geven aan wie ze reeds genieten en om ze te onthouden aan
wie ze vooralsnog niet bezitten. Na hem zagen anderen dit effect ook
elders opduiken, onder meer inzake de maatschappelijke zorg waarvan
immers zij die ze het minste nodig hebben, vaak het meeste profiteren.
Maar men zou de bewuste zinsnede van Mattheüs in de aangegeven betekenis
op een maximaal expliciete manier kunnen interpreteren als een profetie
met betrekking tot de toentertijd wellicht al ontluikende maar dezer
dagen alles beheersende heerschappij van het gouden kalf, meer bepaald
in de gedaante van het bankwezen dat immers systematisch de armen armer
en de rijken rijker maakt middels het leen- en beleggingssysteem van
geld: zij die teveel bezitten, lenen hun overschot tegen rente uit aan
wie tekorten lijden, maar omdat zij dat enkel tegen rente doen, worden
zodoende de armen nog armer en de rijken nog rijker dan voordien.
Het banksysteem zelf blijft gehandhaafd dankzij hetzelfde winstprincipe,
want de rente voor leningen is hoger dan die van het spaarboekje. Beschouwt
men inzake het zogenaamde 'Mattheüseffect' aldus het bezit, dan lijkt
ons hier eigenlijk niets anders aan het werk dan een variant op de
traagheidswet die onpersoonlijk en onmenselijk, louter natuurlijk is.
Ziet men echter in dat het 'Mattheüseffect' niét om bezittingen draait
doch om talenten en dus in de eerste plaats om verantwoordelijkheden -
exact het tegendeel van de geheel onpersoonlijke traagheidswet! - dan
verdwijnen meteen zijn raadselachtig karakter en de mogelijke illusie
van een 'goddelijk onrecht', want: "Van eenieder, wie veel gegeven
is, zal veel geëist worden, en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal
des te meer worden gevraagd". (Lucas, 12: 48b) (*) Deze
profetie in het Lucasevangelie gaat over de plichten welke talenten
meebrengen en over de arbeid waartoe gegeven werkmiddelen verplichten.
Krachtens de goddelijke rechtvaardigheid welke door deze voorspelling
wordt geïllustreerd, dient het zogenaamde Mattheüseffect hetzij naar de
prullenbak verwezen te worden, hetzij opnieuw geïnterpreteerd te worden -
mogelijkerwijze in de hier aangegeven zin. Noten: (*) In deze tekst werd inzake bijbelcitaten gebruik gemaakt van de bijbeluitgave van het NBG, Amsterdam 1975. 12 februari 2009 12 februari 200912 februari 2009 12 februari 2009 12 februari 200912 februari 2009
'Superspastische 'politiek' Een grappentapper op teevee
heeft opgehoest dat het een schande is dat men voetbalspelers laat
rondlopen met de rugnummers 88 en 18 omdat de achtste letter van het
alfabet de letter H is en de eerste, de letter A. Voor wie het nog niet
zou begrijpen: iemand kon wel eens op het gekke idee komen om de cijfers
van het getal dat kan herkend worden in de rugnummers 88 en 18, te
interpreteren als rangnummers van letters in het alfabet, en dan bekwam
hij immers respectievelijk de lettergroepen HH en AH. Uiteraard zegt dit
u nog steeds niets, maar stel bovendien eens dat deze rare snuiter
vervolgens deze lettergroepen ging interpreteren als groepen van
initialen. Terecht zult u nu opmerken dat het hier gaat om de initialen
van mogelijkerwijze vele miljoenen woorden? Precies, maar zeg nu
zelf: sluit dit dan de mogelijkheid uit dat onze zonderling in de
initialengroep HH, de eerste H wel eens zou kunnen interpreteren als de
eerste letter van het Duitse woord Heil terwijl hij bovendien de tweede H
wel eens kon lezen als de beginletter van Hitler - waaronder dan Adolf
Hitler dient te worden verstaan, onder wiens verantwoordelijkheid in de
tweede wereldoorlog een massa mensen in concentratiekampen werden
afgeslacht? En daar hebben we dan onze getallen 18 en 88! Wat ver
gezocht, zult u misschien zeggen, maar de gevoeligheden zijn hier niet
gering en wie wordt nu graag voorgesteld als sympathisant van een
massamoordenaar? Voorwaar maken in de eerste plaats alle populisten zich
hier raprap uit de voeten - onze politici op kop. U raadt het nooit,
maar een der ministers staat al met een wetsvoorstel klaar om de
getallen 88 en 18 uit het straatbeeld te bannen! Ongelooflijk
inderdaad, maar het is niettemin weer waar: ik had er geen idee van wat
er allemaal kon schuilen in onschuldige cijfers, maar voortaan zal ik ze
moeten blokken, al die getallen waar een fikse geldboete aan vast hangt
of misschien wel een gevangenisstraf, als men ze per ongeluk gebruikt
en overigens met de meest onschuldige bedoelingen. Onze onderwijzer gaf
ons toentertijd als voorbeeld van belachelijk bijgeloof het verhaal mee
van de ontbrekende kamer 13 in elk serieus hotel en flatgebouwen blijken
vaker zelfs een dertiende verdieping te missen. Sommige mensen
verhuizen als hun huisnummer 13 is, en als ze op de dertiende worden
geboren, betalen velen zich naar het schijnt ook blauw om alsnog op de
twaalfde of op de veertiende ingeschreven te kunnen worden. Heel wat
minder mensen - maar er zijn er wél - weigeren een dertiende maand
kindergeld te ontvangen en angstvallig proberen sommigen alles wat in
cijfers omgezet en bij elkaar opgeteld 13 oplevert, te bannen uit hun bestaan en uit dat van hun geliefden. Krijgen
we nu hetzelfde met de getallen 18 en 88 en ook met alles wat daar op
gelijkt? Want uiteraard zijn veel méér letters de initialen van
verdachte namen, slogans en symbolen waarmee men cijfertjes kan vormen!
Neem nu het getal 413, om maar iets te noemen. Dat getal kan gelezen
worden als een groep van twee getallen, namelijk het getal 4 en het
getal 13. Als we deze getallen interpreteren als rangnummers van letters
uit het alfabet, dan komen we uit bij de vierde en de dertiende letter,
zijnde de D en de M, en die vormen samen de lettergroep DM. U merkt het
vanzelfsprekend onmiddellijk: deze lettergroep kan worden beschouwd als
een koppel initialen, meer bepaald initialen van de woorden Dag en Mao,
wat allemaal samen resulteert in de groet aan Mao - andermaal een
massamoordenaar. U ziet direct dat ook 813, gelezen als HM, uit den
boze is, want dit kan men lezen als Heil Mao. Het valt overigens sterk
te betwijfelen, ten eerste, of er überhaupt letters bestaan welke niét
in de een of andere taal het initiaal vormen van een woord dat dag of
heil betekent en, ten tweede, of er wel letters bestaan die niét kunnen
gelezen worden als het initiaal van een of andere dictator of
massamoordenaar. Ik betwijfel dat omdat, helaas, de menselijke
geschiedenis wellicht veel meer massamoordenaars telt dan er letters
zijn in 't alfabet. Kortom: om te ontsnappen aan de woede van het volk,
dient men alle mogelijke cijfers en getallen te verbieden, wat wil
zeggen dat deze symbolen, samen met wat ze allemaal mogelijk maken - de
wiskunde, de fysica, de boekhouderij en noem maar op - in een
reusachtige papiermand dienen te verdwijnen. Of doen we dat niet?
Maken we abstractie van Mao, van Stalin en van al die andere monsters...
en maken we een uitzondering voor alleen maar 88 en 18? Wel, dan
zal de ganse wereldbevolking, zijnde miljarden mensen, die geen benul
hadden van die krankzinnige interpretaties van welbepaalde cijfers en
getallen, voortaan de symboliek der neonazi's moeten aanleren op school.
Inderdaad, een ongedroomde reclamecampagne! Maar het is niet de eerste
keer dat het populisme en die andere ondeugden politici tot volstrekt
tegendoelmatig gedrag brengen. Herinner u de gratis reclame die
terroristen nog voortdurend door de media aangeboden krijgen:
zendtijden, onbetaalbaar zelfs voor de machtigsten der aarde en
kijkcijfers die in één oogwenk alle records verpulveren. Alle records
van het belachelijke worden ook verpulverd door de heisa rond de
rugnummers van die arme voetbalspelers. In deze bizarre tijden is het
gezond verstand dat ooit het bezit was van elkeen, gewis een grote
zeldzaamheid geworden. Men begrijpt soms niet hoe het komt dat de wereld
nog steeds draait. Maar wellicht verschuilt zich de reden voor
dat wonder in het feit dat men hem nu eenmaal geen halt meer kan
toeroepen. Begint het woordje halt immers niet met de geduchte letter H? 10.02.2009
Mirakels & geloof
Mirakels & geloof
Kuddegeest
Kuddegeest
De fles
De fles
Surrealistische werkelijkheid
Surrealistische werkelijkheid
Het magazijn
Het magazijn
De weg en de hooiwagen
De weg en de hooiwagen
Bijwerkingen
Bijwerkingen
Ellende
Ellende
De geest in de fles
De geest in de fles
Koude winters & Kwalen zijn geen kwalen
Koude winters & Kwalen zijn geen kwalen
Overbevolking?
Overbevolking?
Het leven als losprijs voor de liefde & Wiens brood men eet...
Het leven als losprijs voor de liefde & Wiens brood men eet...
In de toekomst is geen heil &
In de toekomst is geen heil &
Extase
Extase
Rijk en dom en andere verhalen
Rijk en dom en andere verhalen
(Om te lezen, klik op de flap!)
Vijf raadsels van de sfinx
Vijf raadsels van de sfinx
(Om te lezen, klik op de flap!)
Smeren ze ons kanker aan? & Het nationalisme: de terugkeer naar de slavernij & De Vlaamse identiteit? & Hongerstakers en politici: een verhaal van durf en arrogantie & Elk mens is fataal religieus
Smeren ze ons kanker aan? & Het nationalisme: de terugkeer naar de slavernij & De Vlaamse identiteit? & Hongerstakers en politici: een verhaal van durf en arrogantie & Elk mens is fataal religieus
(Om te lezen: klik op de flap!)
Sterfelijkheid & n.a.v. Obama's speech in Oslo
Sterfelijkheid & n.a.v. Obama's speech in Oslo
(Om te lezen, klik op de prent!)
Inbrekers en inbrekers e.a.
Inbrekers en inbrekers e.a.
(Om te lezen, klik op de prent!)
Dead-line. Over de grenzen van de tijd en het neerstrijken van de engelen
Dead-line. Over de grenzen van de tijd en het neerstrijken van de engelen
(Om te lezen, klik op de prent!)
Nosferatu
Nosferatu
(Om te lezen, klik op de flap!)
Inspiratie & andere verhalen
Inspiratie & andere verhalen
(Om te lezen, klik op de flap!)
Over muziek
Over muziek
(Om te lezen, klik op de flap!)
Leugens & Enkelvoud & Een derde raadsel van de sfinx: het kwaad
Leugens & Enkelvoud & Een derde raadsel van de sfinx: het kwaad
(Om te lezen, klik op de flap!)
Rusland - een zeer beknopte geschiedenis & China - een beknopte geschiedenis
Rusland - een zeer beknopte geschiedenis & China - een beknopte geschiedenis
(Om te lezen: klik op de flap!)
Niet mee met de tijd & De job en de ziel & Geweldloos verzet? & Over de ambiguïteit van getuigenis en martelaarschap
Niet mee met de tijd & De job en de ziel & Geweldloos verzet? & Over de ambiguïteit van getuigenis en martelaarschap
(Om te lezen, klik op de flap!)
Zonde & Twee raadsels van de sphinks
Zonde & Twee raadsels van de sphinks
(Om te lezen, klik op de flap!)
De gasknop - een verhaal & Bij de duivel te biechten gaan? & Imago of waarheid? & Armoede als eerste christelijke plicht & Het hek van de dam?-Vier opstellen
De gasknop - een verhaal & Bij de duivel te biechten gaan? & Imago of waarheid? & Armoede als eerste christelijke plicht & Het hek van de dam? - Vier opstellen
(Om te lezen, klik op de flap!)
Van Togenbirger's 'atheïsme'
Van Togenbirger's 'atheïsme'
(Om te lezen, klik op de flap!)
Hoe noodzakelijk is geloof?
Hoe noodzakelijk is geloof?
(Om te lezen, klik op de flap!)
De massa en de mensheid & De ziel
De massa en de mensheid & de ziel
(Om te lezen, klik op de flap!)
De lucide droom
De lucide droom
(Om te lezen, klik op de flap!)
Tijd is krediet & Het tanen van de Noord-Atlantische drift & In beweging blijven & Stenen en mensen
Tijd is krediet & Het tanen van de Noord-Atlantische drift & In beweging blijven & Stenen en mensen
(Om te lezen, klik op de flap)
Igor Stravinsky
Igor Stravinsky
Solvejg's lied
Solvejg's lied
(Om te lezen, klik op de flap!)
Solvejg's lied
Sinterklaas en andere opstellen
Sinterklaas en andere opstellen
(Om te lezen, klik op de prent!)
Over de klimaatkwestie
Over de klimaatkwestie
(Om te lezen, klik op de flap!)
Verslavingen & Kunst & Het orgaan
Verslavingen & Kunst & Het orgaan
(Om te lezen, klik op de flap!)
Het klatergouden kalf en andere opstellen
Het klatergouden kalf en andere opstellen
(Om te lezen, klik op de flap!)
Invloed & De binnen- en de buitenkant & Religie
Invloed & De binnen- en de buitenkant & Religie
(Om te lezen, klik op de flap!)
Hongersnood & Maria
Hongersnood & Maria
(Om te lezen, klik op de flap!)
Het gelijmde been
Het gelijmde been
(Om te lezen, klik op de flap!)
Drie verhalen over vergankelijkheid
Drie verhalen over vergankelijkheid
(Om te lezen, klik op de flap!)
De macht van de lach & Quod est veritas? & De duivel in de kiem. Drie artikels
De macht van de lach & Quod est veritas? & De duivel in de kiem. Drie artikels
'Niet nuttige mensen' en andere waanzin & Werkloosheid, een leugen zonder gelijke
'Niet nuttige mensen' en andere waanzin & Werkloosheid, een leugen zonder gelijke
(Om te lezen, klik op de flap!)
Een korte beschouwing over hedendaagse kunst
Een korte beschouwing over hedendaagse kunst
Een beknopte beschouwing over 'hedendaagse kunst'
(Om te lezen, klik op de flap!)
Kanttekeningen in het Darwinjaar
Kanttekeningen in het Darwinjaar
Kanttekeningen in het Darwinjaar
(Om te lezen, klik op de flap!)
De golem
De golem
De golem
(Om te lezen, klik op de flap!)
Over de verschillende graden van dood zijn
Over de verschillende graden van dood zijn
Over de verschillende graden van dood zijn (Om te lezen, klik op de flap!)
De goede deur
De goede deur
De goede deur (Om te lezen: klik op de flap!)
08-10-2021
De pandemiepolitiek en extreemrechts - Aflevering 1.
De
pandemiepolitiek en extreemrechts
Aflevering
1.
Zoals
iedereen die niet blind is, heel duidelijk kan vaststellen, brengt de
huidige pandemie de nefaste werking van het zogenaamde WTK-bestel aan
het licht waarover reeds Herbert Marcuse schreef in zijn
One-dimensional Man
van 1964 waarvan de ondertitel luidt: Studies
in the Ideology of Advanced Industrial Society.
Het werk van deze vooraanstaande wijsgeer uit de Frankfurter Schule
kreeg heel wat navolging en beklemtoont vooral het zo jammerlijke
feit dat al onze wetenschappelijke en technische vooruitgang tot
niets dient als in het maatschappelijke reilen en zeilen het
kapitalisme de bovenhand krijgt. Wat baten immers technologische en
wetenschappelijke hoogstandjes als deze herleid worden tot
instrumenten waarmee vooral veel geld vergaard kan worden: de
technologie dient dan alleen nog als lokmiddel waarmee de klant
verleid wordt tot het doen van aankopen die hem uiteindelijk zullen
teleurstellen omdat zij hun beloftes niet waarmaken, omdat spoedige
slijtage ingebouwd werd en omdat zij alras metamorfoseren tot giftig
afval waarmee wij opgescheept zitten - in het geval van kernafval
zelfs tot in de eeuwigheid.
Het
algemene ongenoegen dat resulteert uit de bewustwording van deze
wantoestand geeft uiteraard aanleiding tot een even algemeen
wantrouwen in de maatschappelijke structuren, wat zich in het westen
ook vertaalt in een kritiek op de werking van de democratie. Met
betrekking tot de aanpak van de pandemie springt vooral het
verregaande opportunisme in het oog waarvan de bedrijvers de waarheid
op dergelijke wijze manipuleren dat zelfs ongeletterden de
valstrikken van de potentaten doorzien, wat alom kwaad bloed zet.
Waar dit 'spel' zich in het politieke vaarwater begeeft, wordt het
bedrog uiteraard door de oppositie aan het licht gebracht en in een
democratisch bestel zijn dat de ondemocratische krachten van bij
uitstek (zowel politiek als religieus) extreemrechts. Het kost de
tegenstanders van het regime bijzonder weinig moeite om aan te tonen
dat de keizer helemaal geen kleren draagt maar verbijsterend genoeg
blijkt de volharding waarmee de massa zijn kleurrijke gewaden blijft
prijzen, te getuigen van een volstrekt blind geloof en van een
absolute kuddegeest waarbij het gebruik van de term 'massa' om het
volk aan te duiden, allerminst misplaatst is.
De
al dan niet terechte betutteling van de burgers vanuit de klasse der
medici die in de huidige constellatie in het zog van de pandemie de
vertegenwoordiging van het wetenschappelijk en technologisch bedrijf
symboliseren, peutert aan de gevoelens van persoonlijke
soevereiniteit, vooral daar waar de fysieke integriteit wordt
aangevallen bij zekere afwegingen van vrijheid versus veiligheid,
zoals uiteindelijk geconcretiseerd in de kwestie van de al dan niet
verplichte vaccinatie waarbij de vrijheid als persoonlijke fysieke
integriteit moet onderdoen voor de veiligheid in de gedaante van het
algemeen maatschappelijk welzijn en wel omdat dit zo beslist wordt
door politici die daarbij (verholen) selectief verwijzen naar zekere
wetenschappers (veralgemeend tot 'de wetenschap') terwijl iedereen
getuige is hoe zij gecorrumpeerd worden door het kapitalisme zodat
hun hele optreden misschien wel één grote leugen is.
Bovendien
kan opgemerkt worden dat aanhangers van zekere politieke ideologieën
altijd al een bijzondere gevoeligheid aan de dag hebben gelegd voor
integriteitskwesties en dat zijn onder meer de nationalisten die
paradoxaal genoeg ook antidemocraten zijn. Zodat dezen de huidige
pandemiepolitiek niet alleen verwerpen omwille van het feit dat zij
in de oppositie zetelen maar ook nog en misschien wel in de eerste
plaats omdat daar de persoonlijke fysieke integriteit in het geding
is.
Zoals
gezegd duikt bij het maken van deze vaststelling meteen een bijzonder
complexe paradox op omdat de gevoeligheden voor nationalistische
ideologieën te maken hebben met enerzijds de verheerlijking van het
geweld waarbij men vaak het eigen leven inschiet en anderzijds de
radicale afwijzing van de schending van de persoonlijke integriteit:
het is dan oké om vanuit haatgevoelens gevechten aan te gaan waar
men sowieso niet ongehavend uit komt terwijl men liever een
gevangenisstraf uitzit dan dat met met een naald in zijn arm laat
prikken. Verder blijkt de voorgewende opofferingsgezindheid voor het
(eigen) volk helemaal niet te concorderen met het angstvallige
bewaken van het eigen lijf ten
koste van het eigen
volk. Maar een paradox is een schijnbare
tegenspraak. Het loont de moeite om het nationalisme en bij uitstek
extreemrechts van wat naderbij te gaan bekijken.
In
een geschrift uit 1976 van de Belgische militair en professor
krijgsgeschiedenis aan de Belgische Militaire School Henri Bernard,
getiteld L'Autre
Allemagne. La résistance allemande à Hitler 1933-1945
(1) wordt opgemerkt dat van de dertiende eeuw tot 1914 de
wereld in feite geen grote alomvattende conflicten heeft gekend en
zeker geen haatconflicten. Met Bismarck rond 1870 veranderde de
relatieve vrede door de opkomst van het nationalisme - aldus betoogt
Bernard en hij heeft het met H. Brugmans over: "Het nationalisme
met zijn bijzonder egoïstische en bekrompen opvatting van
collectieve zelf-bewondering en van xenofobie - een gloednieuw
verschijnsel in de Europese geschiedenis - en van chauvinisme dat de
kop opsteekt in de meeste Europese landen." (2) Hegel heeft de
staat vergoddelijkt, Nietzsche verwierp de rede en verheerlijkte het
esthetische instinct en de cultuur van de Uebermensch, het
vooruitgangsgeloof wint veld en het concept van het recht van de
sterkste. Gobineau en Chamberlain kennen aan het Arische ras het
leiderschap over de wereld toe, de oorlog wordt verheerlijkt als
zijnde een morele vereiste. Het andere en Europees gezinde Duitsland
van Leibniz, Goethe, Kant, Humboldt, Schopenhauer en Heine blijkt
niet opgewassen tegen de teutomanie, het antisemitisme en de
verheerlijking van militair geweld. (3) Eenzelfde evolutie in de
pseudowetenschappelijke richting van het 'natiocentrisme' steekt de
kop op in Frankrijk, gekenmerkt door de verheerlijking van het
geweld, de monarchie, de antidemocratische gevoelens, het
antisemitisme en de afkeer van vreemdelingen, onder het devies van
Charles Maurras: "La France, la France seule." (4)
Nationalisten in Frankrijk en in Duitsland beroepen zich op de
goddelijke steun (Gesta Dei per Francos, Gott mit uns (5)
en de Engelsen alsook de Amerikanen scanderen: "right or wrong,
my country" (6)) - het enige tegenwicht is het opkomende
socialisme met zijn pacifisme en internationalisme.
Bij
het uitbreken van W.O.I (waarvan W.O.II in feite een voortzetting
is) stelt Henri Bernard de vraag (los van de kwestie van de
aanleiding welke de moord is op Franz-Ferdinand van
Oostenrijk-Hongarije en diens vrouw) naar de eigenlijke oorzaak ervan
en niet de economie is dan aan de orde maar wel de psychologie: het
gaat om territoriale conflicten die de haat aanwakkeren. De xenofobie
betreft kennelijk niet alleen de vreemde nationaliteiten maar tevens
de niet eigen maatschappelijke klassen: in de vastberaden weigering
om zich te laten injecteren met een vaccin, echoot de met haat
geladen nationalistische roep van toentertijd: "Handen af van mijn
grondgebied!"
(Wordt
vervolgd)
(J.B., 8
oktober 2021)
Verwijzingen:
(1) Henri Bernard, L'autre Allemagne. La résistance
allemande à Hitler 1933-1945, La Renaissance du Livre, 1976.
(2) Eigen vertaling naar: Henri Bernard, 1976, p. 15 (in
het eerste hoofdstuk, handelend over de opkomst van het
nationalisme), verwijzend naar H. Brugmans, L'Europe des Nations
(Paris et Liège, 1970), p. 343.
(3)
Ib., p. 15-16.
(4)
Ib., p. 17.
(5)
Ib.
(6)
Ib., p. 18.
07-10-2021
Koude winters & Kwalen zijn geen kwalen
Koude winters & Kwalen zijn geen kwalen
03-10-2021
Extase
Extase
02-10-2021
Herfst: Adagio
"Adagio" - Liedcyclus (Jan Bauwens, 2004) getoondicht op elf gedichten uit "Adagio" van Felix Timmermans (1886-1947).
[De muziekpartituren zijn verkrijgbaar bij de componist]
Musica
Musica
01-10-2021
Kunst met de kracht van de diepste dromen. Een interview met Frips - de Belgische grafische artieste Ria Bauwens
Kunst met de kracht van de diepste dromen. Een interview met Frips - de Belgische grafische artieste Ria Bauwens:
Hecatombe - hoe men te werk gaat (herhaling van het artikel d.d. 18.10.2013)
Hecatombe - hoe men te werk gaat (herhaling van het artikel van 18.10.2013)
Hecatombe - hoe men te werk gaat
In het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde van zaterdag 5 augustus 1933 leest men in de rubriek Berichten/Buitenland/Berlijn op de bladzijde 3605:
"De sterilisatiewet. De Duitsche regeering heeft besloten tot een sterilisatiewet. Bij den geringen aanwas der gezonde geslachten en de onbeperkte voortplanting der minderwaardigen vreest zij, dat deze in ongeveer drie generaties het gezonde deel der bevolking zullen hebben overwoekerd.
De nieuwe wet zal van toepassing zijn in ernstige gevallen van minderwaardigheid: aangeboren zwakzinnigheid, krankzinnigheid, erfelijke epilepsie, chorea, ernstige misvorming, enz. (...)"1
Dat deze wet geen primeur was van het naziregime blijkt uit het feit dat reeds in 1922 een sterilisatiewet werd ingevoerd en wel in de Verenigde Staten van Amerika. In de periode van 1907 tot 1972 werden daar 70.000 mannen onvruchtbaar gemaakt.2
Naast de verplichte infertilisatie kwam ook de gedwongen euthanasie ter sprake: de "vernietiging van levensonwaardig leven" moest worden toegelaten of zelfs verplicht.3
Om de publieke opinie op de hand te krijgen, werden grote affiches verspreid waarop de burgers attent gemaakt werd op het feit dat het met hun geld was dat de 'minderwaardigen' in leven werden gehouden.5 Zoals na de Tweede Wereldoorlog aan het licht kwam, leidde "Aktion T4", zoals het euthanasie- en verplichte sterilisatieprogramma heette, tot de uitroeiingskampen van de nazi's. Miljoenen mensen werden daar vermoord 'tot heil van het rijk'.4
W.O.II is straks 70 jaar geleden, het vak geschiedenis op school is zo goed als afgeschaft en abortus en euthanasie zijn inmiddels teruggekeerd, zij het dan godbetert verkapt als rechten. Dat die rechten op de koop toe gestaag overgaan in plichten bleek inzake abortus reeds uit de recente veroordeling (mét een fikse beboeting) van een arts die aangeklaagd werd door een gehandicapte bij wiens geboorte hij het verzaakt had om abortus toe te passen. Het geval schiep een juridisch precedent, het heeft een voorbeeldfunctie voor de rechtspraak dienaangaande in de toekomst, alle artsen zijn gewaarschuwd.
Maar ook inzake euthanasie liggen kennelijk grootschalige plannen op tafel, getuige de specifieke aandacht in de media voor het onderwerp. Men is geneigd te denken dat met de gruwel van de holocaust in het achterhoofd, het tij intussen wel gekeerd is en dat de veroordeling der nazibeulen voorgoed buiten kijf staat. Edoch, dit keer niet via affiches maar wel met televisiereportages wordt de kijker erop gewezen dat geïnterneerde moordenaars-verkrachters aan wie euthanasie geweigerd wordt, fortuinen kosten aan de staat.
De weigering om een veroordeelde te euthanaseren is immers pas wettig op voorwaarde dat alle alternatieven voor het 'redden' van het leven van de gevangene in kwestie uitgeput zijn. Een van die alternatieven is misschien wel een verblijf in een modern luxeappartement met terras in 't groen, want dit kon de veroordeelde op andere gedachten brengen.
Het bewerkte, hardwerkende en belastingen betalende kijkerspubliek blijkt na zo'n reportage niet alleen geneigd om aan misdadigers het recht op euthanasie toe te kennen: een deel van hen wil het bovendien verplicht zien worden.5
Het kijkerspubliek: dat zijn in een democratie tevens de miljoenen die naar de stembus trekken. Zonder twijfel zal een politicus zich aandienen om de vuile klus te klaren en om dan in een interview te zeggen dat hij geen Romeinse keizer is die arbitrair beslist over zaken van leven en dood maar dat hij daarin slechts het advies volgt van zijn raadgevers. Het verhaal van Pontius Pilatus, de man die zijn handen waste in onschuld, want het was niet hij die Christus veroordeelde, maar het volk.
Hecatombe is een vreemd woord voor massamoord. Reeds Julius Caesar wist dat men verdeeldheid moet scheppen onder het volk teneinde het te kunnen overheersen: divide et impera! En hoe kan men het volk krachtdadiger verdelen dan door het de hecatombe over zichzelf te laten voltrekken? Heeft een groot artiest ooit niet voorspeld dat men op een dag van een deel van het volk koekjes zal bakken om daarmee het resterende deel te voeden?
(J.B., 18 oktober 2013)
Verwijzingen:
1 Op dezelfde bladzijde leest men dat "de Pruisische minister van onderwijs heeft bepaald dat alle studenten die zich in de laatste jaren "in de communistische richting hebben beziggehouden", terstond van de studie moeten worden uitgesloten, ook als zij geen "partijgenoot" zijn geweest (Münch. Med. Wochenschr. 14 juli)"
2 Zie: Gie van den Berghe, (webstek Serendib), Van droom tot nachtmerrie: "In de VS werden van 1907 tot 1972 meer dan 70.000 personen gesteriliseerd, lijders aan tuberculose, syfilis of lepra; zwakzinnigen, armen, daklozen, alcoholici, drugverslaafden... De sterilisatiewet van de staat Californië stond in 1933 model voor de nazi-sterilisatiewet." (http://www.serendib.be/artikels /vandroomtotnachtmerrie.htm )
3 Zie: Gie van den Berghe, (webstek Serendib), Van droom tot nachtmerrie: "In 1920 publiceerden Karl Binding, een jurist, en Alfred Hoche, een psychiater, Die Freigabe der Vernichtung Lebensunwerten Lebens. [...] Ongeneeslijk zieken en geestesgestoorden in leven te houden, terwijl waardevolle levens van hongerende kinderen verloren gingen, leek absurd. In 1921 discussieerde de gezondheidsraad van Pruisen over sterilisatie van schizofrenen, manisch-depressieven, alcoholisten, psychopaten, erfelijke zwakzinnigen en mensen met criminele disposities. Medici waren voor, ambtenaren van het ministerie van justitie zetten de voet dwars." (http://www.serendib.be/artikels /vandroomtotnachtmerrie.htm )
"Wij zijn de heersers der aarde". Over totalitarisme vandaag - Aflevering 10: Het goddelijk vermaak
"Wij
zijn de heersers der aarde". Over totalitarisme vandaag
Aflevering
10: Het goddelijk vermaak
Macht
corrumpeert. Geld stijgt zijn bezitters naar het hoofd. Miljardairs
geloven dat zij boven de 'gewone' mensen staan, het is immers een
dogma geworden dat men is wat men heeft. Ja, de dienaren van het
gouden kalf achten zichzelf goden. Maar wie het allemaal bezitten of
wie dat tenminste geloven omdat zij ook geloven dat voor geld alles
te koop is, gaan zich alras vervelen. Stierlijk.
Als
zij helemaal blasé zijn (wat wil zeggen: door overmatig genieten
ongevoelig geworden voor verder genot), dan proberen zij het eigen
genot een 'boost' te geven door anderen te laten lijden en dat heet
machtsuitoefening. Als het genot uitgeput is, volgt aldus de
uitoefening van macht. Het is overigens ook een bekend feit in de
psychologie en in de sociologie dat wie van hun genietingen beroofd
worden, hun toevlucht nemen tot machtswellust.
De
rijksten der aarde zijn blasé, zij vervelen zich en zij beginnen te
spelen met macht, wat betekent dat zij gaan zoeken naar mogelijkheden
om macht uit te oefenen (want macht moet zich manifesteren),
over anderen, uiteraard. Voorwendsels (denk aan de
middel-doelomkering!) worden algauw gevonden en wat kan men zich
beter bedenken dan liefdadigheid?
Wat
te denken van bijvoorbeeld de volgende alleredelste doelstelling: de
wereld is overbevolkt en in het teken van hun eigen welzijn moeten de
mensen uitgedund worden?
Waanzin,
zegt u? Welnu, het is een heuse beweging sinds de idee geopperd werd
door de invloedrijke Britse predikant en professor van rijke komaf,
Thomas Malthus (1766-1834) en zijn volgelingen noemen zich
Malthusianisten. De geleerde professor zag het redelijk simpel: hij
wilde de armenzorg afschaffen, zo zouden de armen verdwijnen en
zouden er alleen nog rijkelui overschieten. Onder meer de
geëngageerde schrijver Charles Dickens is tegen Malthus van leer
getrokken en noemde hem een onmens maar zijn invloed reikt tot
vandaag de dag: grote geleerden noemen de overbevolking het probleem
bij uitstek van het mensdom.
En
hoe decimeert men dan een volk? Wat zeg ik: hoe decimeert men de
wereldbevolking? Met een pandemie? Wel, dat zou men inderdaad geneigd
zijn te denken, vooral wanneer zij zich ook echt voordoet, maar niets
is minder waar.
Wie
de mensen uit wil dunnen, zo leert ons immers de geschiedenis, moet
zijn toevlucht nemen tot de oorlog: hij moet een toestand scheppen
waarin alles geoorloofd is, want dat is de betekenis van de term
'oorlog'.
En
kijk, wat een mooi toeval: er is een pandemie, het gevaar bedreigt de
ganse aarde, er moet snel gehandeld worden, alle neuzen in dezelfde
richting nu en wie niet meedoen, zijn tegen!
Inderdaad,
niet een of ander griepvirus zal de mensen uitdunnen: wij zullen het
voorwaar zélf doen want dat is de sinds oudste tijden de
beproefde en onfeilbare methode gebleken. Divide et impera.
Verdeel en heers.
Ja,
het is oorlog en alleen de blinden kunnen het niet zien. Reeds zijn
de mensen aan het vechten, de verwaande miljardairs hebben hun zin,
zij amuseren zich rot.
(J.B.,
23 september 2021)
21-09-2021
âWij zijn de heersers der aardeâ. Over totalitarisme vandaag - Aflevering 9: De constellatie van het totalitair systeem
"Wij
zijn de heersers der aarde". Over totalitarisme vandaag
Aflevering
9: De
constellatie van het totalitair systeem
Mijnheer
Verdure neemt plaats in de makkelijke fauteuil achter het stuur van
zijn spiksplinternieuwe hemelsblauwe Toyota. Hij stopt de sleutel in
het stopcontact en start de gewillige motor. De limousine vertrekt en
Verdure laat zijn pronkstuk langzaam op snelheid komen. Eenmaal op de
hoofdweg, duwt hij met een makkelijke beweging van zijn rechter
voetje het gaspedaal naar beneden en de wagen wint aan snelheid.
Verdure zweeft. Hij zweeft richting industriegebied, waar hij
werkzaam is. Het is vijf uur in de ochtend, binnen tien minuten staat
hij aan de montageband, hij zal de achterruit monteren van een niet
te tellen aantal auto's. Mevrouw Verdure heeft berekend dat zij vier
jaar lang het loon van haar echtgenoot opzij moet leggen om de auto
te kunnen bekostigen waarvan zij veronderstellen dat hij hen toch
heel wat tijd uitspaart, ofschoon hen nog nauwelijks vrije tijd rest
maar wie vooruit willen in het leven, moeten ook bereid zijn om
daarvoor een offer te brengen. De twee kinderen zijn het huis uit en
tegen de tijd dat het echtpaar met pensioen gaat, zullen zij de villa
die zij betrekken, afbetaald hebben en dan zijn we weer twaalf jaar
verder. Tenminste als alles van een leien dakje loopt want dat is nog
lang niet zeker. Kijk maar naar de buren, zij hebben hun huis aan de
bank moeten verkopen nadat mijnheer een nier verloor en op de
ziekenkas belandde. Het ongeluk bleef verborgen totdat mevrouw een
depressie kreeg. Het zijn de kopzorgen die de heer Verdure
verstrooien totdat zijn shift om is. Klokslag één uur die middag
neemt hij weer plaats in de makkelijke fauteuil achter het stuur van
zijn spiksplinternieuwe hemelsblauwe Toyota. Hij zweeft nu huiswaarts
om daar uit te rusten en de volgende dag te kunnen herbeginnen met
het bandwerk dat hem uitput. De pijn achter zijn borstbeen is weer
opgedoken en voor het eerst twijfelt hij eraan of hij de
pensioenleeftijd wel zal halen. Maar tegen elke kwaal is een kruid
gewassen en Verdure besluit eerst langs te rijden bij zijn
verzekeringsmakelaar om de oude dag van zijn echtgenote te vrijwaren.
Het
leven werd hoe langer hoe meer een plan dat men dient af te vinken.
Het maken van dat plan is prettig en nodigt uit tot enige
creativiteit maar binnen de veertien dagen zit die taak van plannen en
besturen er wel op. De veertienduizend dagen die er dan op volgen,
bestaan uit het nauwgezet uitvoeren van dat plan en dat is veeleer
slavenwerk. Wat met zich meebrengt dat men er naar streeft om de
komst van zijn pensioen te bespoedigen. Edoch, eenmaal de
pensioenleeftijd er is, bevindt men zich in het tijdperk van de
laatste rechte lijn en behoort men tot de oudjes van wie verwacht
wordt dat zij uitkijken naar een kamertje in het woonzorgcentrum.
Daar wacht hen dan de verrassing van hun leven en dat is de
eeuwigdurende gevangenschap met het uitzicht op alleen nog maar het
einde.
Met
lede ogen zien zij aan hoe hun bestaan vervangbaar werd doordat zij
alles wat er uniek aan was en persoonlijk, aan de kant hadden gezet.
Dat deden zij om vooruit te komen, wat wil zeggen: in de richting van
de wisseling van stok. De ziel uit hun lijf hebben zij gelopen in de
estafette zonder eindstreep, de eeuwige koers in de volstrekte
eenzaamheid en met als enige gezelschap de concurrenten die je altijd
op de hielen zitten. Want ook het plan van alle enkelingen past op
zijn beurt in een grotere plan dat er wel moet van uit gaan dat
elkeen kan vervangen worden zodat de koers kan doorgaan totdat de zon
ophoudt met schijnen. Zodat de steden bevolkt blijven met kappers,
beenhouwers, bakkers, garagisten, leraren, vuilnismannen en
verpleegsters. Zodat de autowegen druk bereden blijven van Toyota's
Mercedessen, Simca's, Volvo's en Triumphen. Zodat de cinemazalen
gevuld blijven met filmliefhebbers en de horeca met klanten die
verteren. Zodat de molens blijven draaien en de wieken waaien. Het
hele leven is verworden tot een pseudo-gebeurtenis in de betekenis
waarin de Amerikaanse historicus Daniël Boorstin (1914-2004) die
heeft beschreven in The Image: A
Guide to Pseudo-Events in America uit 1962.
Voorbeelden
van pseudo-gebeurtenissen volgens Boorstin zijn een burgemeester die
een lintje doorknipt en een politicus die een persbijeenkomst houdt.
Een beroemdheid, aldus The Image, is een persoon die bekend is
omwille van zijn bekendheid en Boorstin ziet met lede ogen de komst
van deze vedetten aan die het leven van de massa's gaan beheersen.
Het leven wordt een invulformulier: musea dienen opgevuld te worden
met kunstwerken, warenhuizen dringen modieuze zaken op die nergens
nog toe dienen, feuilletons vragen om afleveringen, series dienen
aangevuld te worden. Er is niets nieuws meer onder de zon: het plan
ligt vast, het programma is geschreven, alles dient alleen nog
uitgevoerd te worden, het liefst zo onnadenkend mogelijk, als was men
een hersenloze automaat. Bovendien kunnen alleen zombies dit soort
van toestanden overleven omdat voor mensen die nadenken over wat zij
doen, alleen nog de ondraaglijkste verveling rest want het leven werd
herleid tot het uitvoeren van programma's voorgeschreven door
programmeurs met de fantasie van boekhouders. In die jammerlijke
constellatie kan men inderdaad fluiten naar zijn vrijheid. Het is de
constellatie van het totalitair systeem.
âWij zijn de heersers der aardeâ. Over totalitarisme vandaag - Aflevering 8: Orde, vrijheid, totalitarisme, materialisme en slavernij
"Wij
zijn de heersers der aarde". Over totalitarisme vandaag
Aflevering
8: Orde, vrijheid, totalitarisme, materialisme en slavernij
Om
alles en iedereen te kunnen overheersen, is het noodzakelijk dat
hetgeen overheerst moet worden, in één oogopslag te overzien is en
makkelijk manipuleerbaar. De heerser moet zijn bezit als het ware met
één blik kunnen controleren en in één vaste greep kunnen
omvatten. Alle eigendommen dienen geregistreerd te zijn, gedefinieerd
en gelokaliseerd en alle onderdanen moeten een naam hebben, in
registers ingeschreven zijn en al hun gegevens moeten onverwijld na
te trekken zijn.
Macht
vereist dat hetgeen waarover macht wordt uitgeoefend, door de
machthebber terdege gekend wordt en wat niet gekend kan worden, dient
geëlimineerd te worden; wat te complex is, moet vereenvoudigd
worden; wat divers is, dient uniform gemaakt te worden.
Bovendien
dienen alle onderdanen op een maximale wijze over alles en over allen
in het ongewisse te blijven teneinde de macht van de heerser niet te
kunnen bedreigen: informatie stroomt dan in één enkele richting,
namelijk van de basis naar de top, terwijl in de omgekeerde richting
alleen verordeningen en bevelen lopen.
De
kennis van de onderdanen beperkt zich tot wat nodig is voor het
vervullen van hun taak in functie van de heerser en ook de info van
de onderdanen over elkaar moet worden beperkt tot wat noodzakelijk is
voor hun goede functioneren.
De
heerser moet met één bevel allen direct kunnen aanspreken in een
taal die wordt verstaan, zodat de onderdanen onverwijld zijn wil ten
uitvoer brengen zoals het lichaam dat gehoorzaamt aan de geest want
wat overheerst wordt, is het verlengstuk of de uitbreiding van het
lichaam van de overheerser. Geen orgaan, geen onderdeel mag het laten
afweten zodat het instrument gewillig alle wensen van zijn
manipulator in vervulling brengt.
Met
die bedoeling wordt een staat met daarin alle dingen, planten, dieren
en mensen geordend, gecoördineerd, in kaart gebracht en middels
scholing, dril en conditionering klaargestoomd om zijn taak naar
behoren te kunnen vervullen: de totale gehoorzaamheid aan de
machthebber.
Nu
zijn er grofweg twee manieren waarop de mens, de 'koning van de
schepping', aantastbaar en derhalve vernietigbaar is. De eerste wijze
van vernietiging dreigt waar het lichaam wordt aangetast door
onderdelen die niet of niet langer gehoorzamen aan de levenswil:
cellen verworden tot kankercellen of weefsels en organen laten het
afweten zodat het lichaam niet langer kan rekenen op de
levensnoodzakelijke functies die zij vervullen; het lichaam wordt
ziek en de mens dreigt te sterven.
Op
een heel andere manier wordt een mens aangetast waar niet zijn
onderdelen maar de omgeving waarvan hij deel uitmaakt, weigert om hem
nog van dienst te zijn omdat zij de gang van zaken omkeert: de
omgeving speelt dan voor koning en zij dwingt de mens om in haar
dienst te staan; hij wordt dan zelf herleid tot een onderdeel en een
instrument van datgene wat bedoeld was om zijn instrument te zijn.
Die
tweede manier van teloorgang grijpt plaats waar de staat niet langer
een instrument is van de mens maar andersom: de mens wordt in dienst
gesteld van de staat, en wel als een perfect vervangbaar onderdeeltje
ervan. (En meestal wordt zo'n staat dan gepluimd in het verborgene
door een dictator of een kaste van parasieten, een bijzondere elite.)
Edoch,
de staat kan het voor de mens rampzalige doel waarbij zij hem in haar
dienst stelt, pas bereiken als de machthebber er eerst en vooral in
slaagt om alles aan de mens wat onvervangbaar is, te elimineren en de
eerste stap naar eliminatie van het ongewenste geschiedt door de
ontkenning ervan: de staat doodt de mens door enkel wat vervangbaar
is aan hem te erkennen, wat wil zeggen dat al het onvervangbare - het
unieke - dient ontkend te worden. Wat rest, is een loutere functie,
een machine, een willoos instrument, een wezen dat beroofd werd van
zijn vrijheid.
Met
de ordening van de staat op zich is helemaal niets mis omdat de staat
de burgers pas van dienst kan zijn wanneer zij door hen
manipuleerbaar is: de staat dient een werktuig van de mens te zijn,
een instrument dat hem toelaat om in leven te blijven, om zich voort
te planten en om verder alle functies te vervullen welke in dienst
staan van het mens-zijn als zodanig. Maar de staat dient door de mens
bestuurd te worden en niet andersom: aan de top van de evolutie staan
niet communes, kolonies, scholen, groepen of staten - die zijn er
immers ook bij wolven, vissen en mieren: de evolutie vindt haar
hoogtepunt niet in communes maar in unieke menselijke personen die
deel uitmaken van een gemeenschap waarvan zij zelf het doel zijn.
Derhalve
dient een staat geleid te worden door personen en niet door anonieme
structuren zoals dat in de huidige wereld steeds vaker het geval
dreigt te worden. Een democratie is een staatsvorm die haar succes
dankt aan de belofte van maximale vrijheid omdat dan in principe elke
persoon mag meedenken over het bestuur maar, zoals reeds vaker
aangehaald, bemoeilijkt deze staatsvorm op structurele wijze het
spreken van de waarheid omdat niet de meerderheid haar kent en dient
maar vooralsnog een zekere minderheid van personen.
Van
het grootste belang is en blijft derhalve dat een afvaardiging van de
meerderheid van burgers als personen de zaken bedisselen in
een parlement en wel met redelijke argumentaties, niet met stemmingen
en met allerlei verborgen akkoordjes tussen partijen die zich vooral
bekommeren om hun eigen verkiesbaarheid. Er wordt gediscussieerd maar
het beste argument krijgt niet de voorrang omdat op de discussie een
stemming volgt, waarin de kwaliteit van de argumenten moet onderdoen
voor de kwantiteit van de stemming: vaak wint het slechtst
beargumenteerde standpunt de stemming omdat verborgen factoren in het
spel zijn die niet het goede als zodanig dienen maar wel allerlei
particuliere belangen.
Waar
het verstand en de redelijkheid moeten onderdoen voor zuchten en
verslavingen zoals bij uitstek de hebzucht en meer bepaald de zucht
naar geld welke zich vertaalt in een beleid waarbij alles en iedereen
in dienst wordt gesteld van een zekere economie die het recht van de
sterkste dient, regeren niet langer menselijke personen de staat maar
zijn anonieme structuren aan de macht, wat betekent dat daar in feite
helemaal geen menselijke machtsuitoefening meer bestaat. Het reilen
en zeilen van een maatschappij verloopt dan volgens een 'natuurlijke'
wetmatigheid en wel in de betekenis van een volgzaamheid aan de wet
van de jungle.
In
de economie wordt het ruilmiddel belangrijker geacht dan de te ruilen
waren die alleen nog dienen om de hoeveelheid ruilmiddel te
vermeerderen ten koste van hun eigen kwaliteit, wat uiteindelijk
onszelf de das omdoet. Ook wetenschap en techniek delen in de klappen
en ook daar wordt de waarheid aangepast aan haar winstwaarde: de
evolutietheorie en het creationisme zijn waar als zij goed verkopen
en auto's gaan door voor hulpmiddelen als zij geld in het laatje
brengen, ook als zij ons in feite tijd kosten en wij hun slaaf zijn.
Slechte kwaliteiten zoals slijtage worden in de producten ingebouwd
omdat zij het draaien van de economie ten goede komen: de economie
staat niet langer in dienst van de producten en van de mens die ze
gebruikt maar andersom moeten wij vloeken op een pc die het alweer
laat afweten omdat een maximale verkoop als eindwaarde van alle
streven dit vereist.
De
maximale verkoop als eindwaarde van alle menselijk streven: een zo
snel als mogelijk draaiende economie, een maximaal verbruik van
energie, een maximale afvalproductie, en dat alles... in een eindige
wereld met beperkte grondstoffen, een beperkte plaats voor de opslag
van afval, een beperkte tolerantie van het leven voor vergiften.
De
groei heeft allang zijn grenzen bereikt, vandaag stikt de economie in
haar eigen braaksel, geen welvaart brengen ons de vele hebbedingetjes
op de markt maar wel onvrede en mateloze ergernis. Het wegennet dat
ons plechtig blijft beloven alle afstanden ongedaan te maken, maakt
ons obees en sluit ons op in de gevangenis van ons eigen lichaamsvet
terwijl het de ooit zo schone aarde met haar eindeloze weiden en
bossen onleefbaar maakt, alleen al wegens onmiddellijk doodsgevaar
voor rondlopende kinderen, om nog te zwijgen over stank,
loodvergiftiging en algehele bezoedeling van het milieu dat ons dag
aan dag vaker opzadelt met astma, kanker, amputaties, nierfalen,
hartinfarcten, hersenziekten... En dan rijst de vraag waaraan het
materialisme, de uiteindelijke oorzaak van de dreigende ondergang,
haar eigenlijke succes te danken heeft.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
20 september 2021)
19-09-2021
âWij zijn de heersers der aardeâ. Over totalitarisme vandaag - Aflevering 7: Totalitarisme, wetenschappelijk reductionisme en kapitalisme
"Wij
zijn de heersers der aarde". Over totalitarisme vandaag
Aflevering
7: Totalitarisme, wetenschappelijk reductionisme en kapitalisme
In
de gewone spreektaal is een materialist iemand die overdreven of
uitsluitend belang stelt in stoffelijke zaken terwijl hij de
onstoffelijke kant van de werkelijkheid verwaarloost. Soms bedoelt
men zelfs iemand die geldzuchtig is, terwijl geld helemaal geen
materieel goed is, al vertegenwoordigt het wel stoffelijke dingen
alsook diensten en sommige materialisten zullen dan ook beweren dat
voor geld alles te koop is. Dat dit laatste een kostelijke illusie
is, blijkt uit het feit dat daar waar geld de eindwaarde is, men
uiteindelijk het weinig benijdenswaardige lot deelt van koning Midas
die de wens vervuld zag dat alles wat hij aanraakte, in goud
veranderde.
De
waarde van geld hangt af van wat men ermee kan kopen maar kopen is
altijd afdwingen omdat men pas iemand kan verplichten om iets te
verkopen door bij hem een bepaalde nood te scheppen die uiteindelijk
teruggaat op de nood om te bestaan. Noden worden gelenigd door
stoffelijke zaken zoals voedsel en een dak en derhalve is het leven
ook van stoffelijke zaken afhankelijk maar daaruit volgt allerminst
dat het stoffelijke belangrijker is dan het leven als zodanig: zonder
voedsel gaat men dood en een stadsmens gaat dood zonder geld maar
geld kan voedsel niet vervangen en het voedsel is nooit belangrijker
dan wie het nuttigen, ook al kan het geldwezen aan al wie het aan
geld ontbreekt, voedsel onthouden en derhalve hun leven beëindigen.
In
een meer fundamentele betekenis is een materialist iemand die gelooft
dat de grond van alles wat bestaat, materie is en energie en dat er
daarnaast geen tweede beginsel bestaat, zoals geest: wat wij 'geest'
noemen, zo gelooft de materialist, is een werking van de materie en
meer bepaald van de hersenen: de hersenen produceren geest en als zij
afsterven, verdwijnt ook de geest. Afgezien van microcefalen, die
nauwelijks hersenen hebben, en kinderen met meerdere hoofden, behoort
tot elk menselijk lichaam één stel hersenen en derhalve ook één
geest of ziel die als het ware aan dat lichaam vast hangt zoals een
mossel aan zijn schelp. Er bestaan verschillende opvattingen
aangaande de problematiek van lichaam en ziel en het lijkt niet
onredelijk om te stellen dat de twee één geheel vormen en wel in de
zin dat ze onderling onafscheidelijk zijn, precies zoals materie en
vorm.
Het
hoofdwerk van de Belgische filosoof Leo Apostel uit 1974 over een
realistische epistemologie heet Matière
et forme en de 'vormenleer' van de
materialistische filosoof Etienne Vermeersch (Epistemologische
Inleiding tot een Wetenschap van de Mens, 1967)
behandelt eveneens de kennisleer. Dat laatste geeft een mensbeeld dat
uitgaat van onze principiële (na)maakbaarheid en loopt in het spoor
van het streven van Leo Apostel naar een eenheidswetenschap waarbij
alles, ook het bewustzijn, herleidbaar is tot de materie en haar
werkingen - vandaar de benamingen: materialisme, microreductionisme
en fysicalisme.
Het
ondergeschikt maken van het menselijke aan de stof, die weliswaar
voor ons onmisbaar is maar daarom niet van hogere waarde, is de
flater waarop elke kennisleer van dit allooi teruggaat. Ook de ethiek
die eruit voortvloeit, keert de feiten om door waarheden te
behandelen alsof zij meer fundamenteel waren dan waarden. Elke
waarheid heeft een waarheidswaarde maar het omgekeerde is uiteraard
pure nonsens: waarden zijn niet waar of onwaar, zoals ook goedheid
dat niet is of schoonheid, tenzij men die afhankelijk maakt van het
oordeel van een of andere commissie van experten. Het feit dat dit in
de cultuur waaraan wij onderhevig zijn alsnog gebeurt daar immers
haar musea enkel onderdak bieden aan artefacten met een prijskaartje
om u tegen te zeggen, kan alleen duiden op perversiteit. Ziet men
immers ook niet dat in dezelfde cultuur het heilige ondergeschikt
gemaakt wordt aan het geld of aan de macht zoals in de prostitutie of
in de instelling van de kerk die van bij de aanvang een politiek
apparaat was dat het christendom heeft verkracht en opgeslokt? Liefde
als koopwaar en het zielenheil of het eeuwige geluk voor geld te
krijgen, wat in feite reeds aanving voor de instelling van de kerk in
een binnenste-buiten gedraaide vorm met het verhaal van de handelaars
in de tempel: na de handelaars in de tempel, de tempelaars in de
handel. Dat alles drijft nu eenmaal in het zog van de
alleenheerschappij van het gouden kalf.
Het
middel, voorgesteld als uiterst belangrijk want als noodzaak om het
doel te bereiken, terwijl dat doel louter voorwendsel is: ziedaar de
middeldoelomkering. Marx bewees het gevaar ervan in de economie die
dan alleen nog om geld gaat malen terwijl niet alleen de producten
worden verwaarloosd omdat zij rap moeten verslijten, maar ook de mens
die immers louter middel wordt ter vermeerdering van een kapitaal
dat, tussen haakjes, niet bestaat, een niet-bestaan leeft en daarom
ook zo moordend is voor alle dingen, voor het milieu, voor de mens en
voor de hele wereld. Herbert Marcuse waarschuwde dat dit gouden kalf
tenslotte ook de wetenschap en de techniek castreert en Ivan Illich
toonde aan hoe het kapitalisme de geneeskunde, die als geen ander vak
wetenschap koppelt aan techniek, niet langer geneest doch verziekt.
Vandaag
worden mensen ziek of zot gemaakt met het oog op de verkoop van
medicijnen. Enkele jaren geleden kwam een stukje metaal ter grootte
van een muntstuk op de markt, het moest op gsm-toestellen worden
bevestigd en zou schadelijke straling tegenhouden, het kleinood
kostte 50 euro en zou verkocht worden in apotheken maar een
dwarsliggende professor toonde het bedrog op de valreep aan, het was
een stunt van Omega Pharma, een farmareus met aan de top een
welbekende miljardair. Toch kwam dit bedrijf nooit in de buurt van de
top tien der farmareuzen met als absolute nummer één Johnson &
Johnson die een vast onderdeel is van de oudste aandelenindex van de
VS, de Dow Jones Industrial Avarage.
Op nummer twee staat Roche, het zilver is voor Pfizer en dan volgen
Novartis, Bayer, Merck, GlaxoSmithKline en nog andere merken, ons
vandaag welbekend van de obligate prikjes.
Het
geld corrumpeert de waarheid, ook als die het etiket
'wetenschappelijk' draagt: dat is waarvoor Marcuse waarschuwde. In
België is het coronavaccin alsnog niet verplicht, men heeft dus het
recht zich niet te laten vaccineren maar wie gebruik maken van dat
recht worden er door premier Alexander De Croo wel van beschuldigd
andere mensen in gevaar te brengen en derhalve niet getolereerd te
kunnen worden. (1) En in Nederland verklaarde premier Rutte onlangs
in de kamer het boek Covid-19: the Great Reset
van Klaus Schwab niet te kennen, waarna een volksvertegenwoordiger
hem zijn bedankbrief voor een van de auteur ontvangen exemplaar onder
de neus schoof, waarna de politicus zijn verklaring wat bijstelde
zoals alle leugenaars dat doen. (2) De leugen blijft duren, de
leugenaar geeft nooit op, hij zal nooit schuld bekennen, hij is een
'plantrekker', hij neemt steeds weer zijn toevlucht tot
ad-hoc-redeneringen: "Ja, maar..."
âWij zijn de heersers der aardeâ. Over totalitarisme vandaag - Aflevering 6: Wetenschappelijk reductionisme en totalitarisme
"Wij
zijn de heersers der aarde". Over totalitarisme vandaag
Aflevering
6: Wetenschappelijk reductionisme en totalitarisme
Het
maatschappelijke debat over de coronamaatregelen en de
vaccinatieproblematiek, tenminste voor zover het bestaat, wordt al
van bij de aanvang gemanipuleerd door de handlangers van de
farmareuzen die immers provaxers en antivaxers tegenover elkaar
stellen als enerzijds wetenschappelijk gezinde, welgeschoolde en
altruïstische lieden tegenover anderzijds bijgelovige analfabete
egoïsten. Dat de realiteit veeleer het tegendeel is van die
verraderlijke voorstelling mag niet verbazen om verschillende
redenen.
Vooreerst:
zoals Michel Foucault dat heeft uitgelegd in zijn laatste colleges
(1), wordt in een democratie de waarheid structureel buitengesloten
omdat daar de kwantiteit zegeviert boven de kwaliteit en de waarheid
luidt in dit geval dat de reden waarom mensen zich laten vaccineren
niet zozeer te wijten is aan het feit dat zij wetenschappelijk
inzicht zouden hebben maar, zeer integendeel, aan kuddegeest, sociale
druk, boetes en de dreiging van allerhande vrijheidsbeperkingen. Wie
de wetenschappen, de zorg voor zichzelf en voor anderen en tenslotte
ook het bijzonder problematische gegeven van het WTK-bestel ernstig
nemen, zullen zich realiseren dat het nemen van beslissingen over
vaccinatie geen sinecure is gezien de onomkeerbaarheid ervan,
gekoppeld aan de onbetrouwbaarheid van de door allerlei corrupte
instanties aangeprezen kanalen op de vrije markt.
Nota
bene: onder 'WTK-bestel' wordt verstaan: het nefaste conglomeraat van
Wetenschappen, Technologie en Kapitalisme zoals uitgewerkt door
Herbert Marcuse in One-Dimentional
Man
uit 1964 en zoals later ook door enkele Gentse professoren in het
licht gesteld, onder meer door Rudolf Boehm en later ook door Etienne
Vermeersch in zijn pamflet De
ogen van de Panda
uit 1988.
Maar
afgezien daarvan moet nog iets gezegd worden over de wetenschappen
zelf en meer bepaald over hun reductionistisch karakter dat als het
ware geschoeid is op een totalitaristische leest, zoals reeds in de
vierde eeuw Augustinus van Hippo suggereerde in zijn werkje,
getiteld: De
fide et symbolo.
(2)
Het
gaat om een ontsporing van het denken dat inzichtelijk wordt van
zodra men zich bezint over het feit dat mensen
er soms toe neigen om zich aan veralgemeningen te bezondigen. Een
specifieke, onterechte veralgemening doet zich voor waar de mens het
denken dat uit zijn leefwereld stamt, roekeloos projecteert op de
gehele werkelijkheid. In dat geval wordt de metafysische vraag
naar de ultieme zijnsgrond van de werkelijkheid verengd tot de
technische vraag naar haar ultieme bouwstenen. Ten onrechte, want de
werkelijkheid is geen constructie.Zo
wijst Immanuel Kant erop dat wij de natuur pas kunnen kennen
in de mate dat wij in staat zijn om hem zelf te maken; waarmee hij in
feite zegt dat wij de natuur niet kunnen kennen, want niet kunnen
maken. (3) En Spinoza onderscheidt, enerzijds, datgene wat zijn
oorzaak in zichzelf heeft (- God, de natuur) en, anderzijds, de
dingen die hun oorzaak buiten zichzelf hebben. (4) Ook Kurt Gödel
wijst op het onderscheid tussen het scheppen van iets (- uit niets)
en het construeren van iets uit iets anders (- uit iets dat reeds
geschapen is): "Gödel distinguishes creation, in the
sense of making something out of nothing, from construction or
invention, in the sense of making something out of something
else"). (5) Ook Martin Heidegger wijst op het
niet-geconstrueerde karakter van de werkelijkheid. Michael Inwood
verwoordt het als volgt: "Het ingewikkelde is niet
samengesteld: het is niet opgebouwd door eenvoudige elementen te
combineren, en het kan niet worden geanalyseerd alsof dat wel zo is".
(6) In deze
opmerkzaamheid werden zij allen dus nog voorafgegaan door Augustinus,
die de
denkfout in kwestie verklaart: hij bekritiseert ongelovigen die
"vanuit
hun vertrouwdheid met handenarbeiders, huizenbouwers en allerlei
andere artisanen die niets kunnen tot stand brengen zonder
grondstof",
geloven dat ook God (een aan Hem externe) grondstof nodig had om
alles te 'maken'. Maar zelfs indien God dingen tot stand bracht uit
grondstof, dan werd ook die grondstof door Hem uit het niets
geschapen, aldus Augustinus. (7)
Een
perspectief op de werkelijkheid alsof die een maaksel was van een
'opperbouwmeester' (en dat is vrijmetselaarsterminologie), verschaft
aan de mens de
illusie dat
de werkelijkheid een constructie is en dus manipuleerbaar
zoals ook zijn eigen producten dat zijn. Die reductionistische
wereldvisie houdt in dat men alles beschouwt als geconstrueerd uit
meer elementaire dingen zodat in die visie alles maakbaar
gaat lijken. Wetenschappen met een al te reductionistisch karakter
gaan voorbij aan een complexiteit die inherent is aan de
werkelijkheid waardoor zij deze fundamenteel misvatten. De visie op
de werkelijkheid als zijnde maakbaar is uiteraard bijzonder
verleidelijk voor heerszuchtigen maar zij is een kwalijke vergissing
en derhalve een reëel gevaar.
(2)
Aurelius Augustinus, De Fide et
Symbolo, II:§2. Zie: Augustinus,
Aurelius,
A treatise on faith and the creed
(De fide et symbolo), Christian
Classics Ethereal Library, Calvin College, updated May 27, 1999, pag.
322.
(3)
de Vos, H., Kant als
theoloog, Het Wereldvenster, Baarn
1968, pag. 63.
(4)
Spinoza, Benedictus, Ethica More
Geometrico Demonstrata. Uit het
latijn vertaald en van aantekeningen voorzien door Nico Van
Suchtelen, Wereldbibliotheek, Amsterdam 1979.
(5)
Wang, Hao, Logical
Journey. From Gödel to philosophy,
The MIT Press, Cambridge, Massachusetts 1996, pag. 14.
(6)
Inwood, Michael,
Heidegger,
Lemniscaat 2000, vertaling: W. de Leeuw (O.U.P., Oxford 1997), pp.
110-111.
"Wij zijn de heersers der aarde". Over totalitarisme vandaag - Aflevering 5: De moordmachine
"Wij
zijn de heersers der aarde". Over totalitarisme vandaag
Aflevering
5: De moordmachine
Over
normaliteit werd al veel geschreven maar vooral de
economisch-industriële evolutie van de maatschappij met haar
standaardisering in functie van massaproductie en beheersing
bemoeilijkt kritiek op de wanen van uniformiteit en zogenaamd
'normbesef' die na de menselijke producten nu ook de mensen zelf gaan
herleiden tot slechts één enkel type dat dan makkelijk behandelbaar
en vervangbaar wordt, zoals ook auto's, telefoons en computerschermen
dat zijn. Vandaag wordt de menselijke geest al schaamteloos
vergeleken met de (uiteraard vervangbare) software van computers en
ook aan de productie van de hardware naar voorop gestelde modellen
uitgebroed door grootheidswaanzinnigen wordt volop gesleuteld.
Mensen
onderscheiden zich van andere diersoorten vooral door de uitgesproken
interindividuele verschillen welke bijdragen aan het unieke van de
persoonlijkheid van elk menselijk individu en aan de fundamentele
onvervangbaarheid van elk van ons. De waan van de normaliteit zit zo
diep verankerd in de hedendaagse cultuur dat wij spontaan gaan
spreken over handicaps en beperkingen waar mensen alleen maar
afwijken
van de norm en wij doen dat in die mate dat zelfs de voor de
gemeenschap meest onmisbare eigenschappen zoals hoogsensitiviteit en
buitengewone intelligentie in de bestaande maatschappelijke
structuren als problematisch worden ervaren, precies omdat de
massaproductie, waarvan ook de scholing deel uitmaakt, al te sterk
gericht is op een (bovendien geheel fictieve) 'middenmoot'. Hiermee
is meteen gezegd dat het onverstand van arrogante beleidsmakers
vanuit een zekere overheersingsdrang de middenmoot schept
met de bedoeling aldus iedereen makkelijk te bereiken terwijl het
fictief karakter ervan in het tegendeel resulteert: als de gemiddelde
schoenmaat van de te uniformiseren Belgen 42
is, dan vertaalt zich die aanpak in de fabricatie van 11 miljoen paar
schoenen met maat 42.
De mensen moeten zich aanpassen aan het simplistische idee van een
overheerser die niet in staat is zich aan te passen aan het gegeven
dat alle mensen onderling verschillend zijn.
De
conservatieve vleugel van de Europese politiek had niet zo lang
geleden nog de mond vol over normen en waarden: mensen zouden te
individualistisch zijn en moesten zich weer leren schikken naar
allerlei regels, wat dan de gemeenschapszin zou ten goede komen. Te
individualistisch!? Edoch, uitgerekend interpersoonlijke verschillen,
een maximale diversiteit en uitgebreide specialisatie vormen de
basisvoorwaarden voor een sterke, weerbare en gelukkige maatschappij.
Het respecteren en het cultiveren van interindividuele verschillen is
goed voor het geluk van allen omdat elkeen erbij gebaat is als hij of
zij, zijn of haar eigen talenten kan botvieren maar ook omdat een
samenleving onschatbaar veel voordeel haalt uit de ontwikkeling van
verregaande diversificatie en uit de specialisatie van haar leden. De
gelijkschakeling van alle burgers middels uniformisering is gelijk
aan hun ontmenselijking, met andere woorden hun instrumentalisering
en die komt alleen ten goede aan de centrale manipulator of de
dictator wiens visie zij ingelepeld krijgen en wiens bevelen zij
uitvoeren omdat het perfect uitvoeren van bevelen vereist dat degenen
die ze uitvoeren, daar niet en nooit bij nadenken - de uitvoerders
zijn derhalve de gehoorzamen, zij zijn de gelovigen en hun arbeid is
pure religie want 'religie' betekent 'overgave'.
De
dictator en de massa geven elkaar de hand: de megalomanie van de
alleenheerser lokt de aanbidding van de geestesloze en derhalve
weerloze massamens uit en zo helpt de massa de dictator mee in het
proces van de ontmenselijking van elke burger: individuen die niet in
de pas lopen, die er een eigen mening op na houden of die kritiek
hebben op de persoon van de potentaat of op zijn beleid, worden door
de meelopers verraden en monddood gemaakt of zelfs fysiek
uitgeschakeld. Dat proces voltrekt zich even gedachteloos als de
praktijk van de aanbidding en dat wil zeggen in een geest van louter
haat. De massa aanbidt haar leider, mint wat hij mint en haat wat hij
haat en zo vernietigt de massa elk individu dat niet in de pas loopt,
dat afwijkt van de norm, dat een kop groter of kleiner is, dat niet
in staat is om zijn voet in schoenmaat 42 te persen, elk
individu dat niet bereid is om te beamen dat een 42 hem als
gegoten zit!
Kenmerkend
voor de haat is dat wie haten, de ander het geluk niet gunnen, ook al
staat dat geluk van de ander het eigen geluk helemaal niet in de weg.
Als diversiteit de feitelijkheid is, dan poneren wie haten de norm
van de uniformiteit maar dan wel naar het model van de meerderheid
waartoe zijzelf behoren. De massa is heteroseksueel en poneert deze
vorm van seksualiteit als de norm, zij dwingt ook de homoseksuelen
zich aan deze norm te onderwerpen door afwijkingen van de norm te
verwerpen, en derhalve door zichzelf te verwerpen, ook al ondervindt
de heteroseksuele massa niet het geringste nadeel van de
homoseksualiteit van anderen. Elke religie steunt op de praktijk van
de haat omdat zij aan allen het wereldbeeld van een elite oplegt die
zichzelf voor de vertegenwoordiging van de godheid houdt: zij gunt
een ander zijn of haar eigen opvatting over het leven niet, ofschoon
persoonlijke ideeën helemaal geen schade kunnen toebrengen aan
derden; zij eist het monopolie op over wat gedacht mag worden en
aldus is het concept van de gedachtepolitie in de dystopische roman
van George Orwell alles behalve fictie. Het aan anderen niet gunnen
van het hebben van eigen gedachten is een daad van haat. Religie en
moraal spruiten voort uit haat, als zij niet al eenvoudigweg fataal
zijn: de monogame ethiek omkleedt zich met allerlei hoogdravende
morele stellingen terwijl zij in feite wordt afgedwongen door het
plotseling opduiken van resistente geslachtsziekten en zij maakt weer
plaats voor de vrije liefde van zodra werkzame antibiotica op de
markt zijn. De bron van solidariteit is (uitgebreid) eigenbelang -
eendracht maakt macht - en wie hetzij alles hetzij niets meer te
verliezen hebben, hervallen in het grofste egoïsme: de
reddingssloepen van de Titanic werden allemaal bemand door volwassen
mannen, al duurde het wel totdat zij allen dood en begraven waren
vooraleer deze waarheid aan het licht kon worden gebracht.
Hitler
raakte in vervoering door het op bevel op maat marcheren van
duizenden geüniformeerde soldaten omdat zij geleken op een machine
die hij persoonlijk naar willekeur kon sturen. Een moordmachine
uiteraard, want geheel willoos gemaakte en van hun geest beroofde
mensen kunnen niets meer voortbrengen - dan de dood. Misschien is het
raadzaam of zelfs moreel verplichtend met het oog op de toekomst van
de hedendaagse jeugd, om bij dit gegeven een ogenblik stil te staan.
âWij zijn de heersers der aardeâ. Over totalitarisme vandaag Aflevering 4: Biezebaaze
"Wij
zijn de heersers der aarde". Over totalitarisme vandaag
Aflevering
4: Biezebaaze
"China
vernedert de Verenigde Staten met beelden van schommelende taliban",
zo bloklettert HLN
van eergisteren, elf september 2021. Op foto's ziet men inderdaad met
machinegeweren bewapende talibanstrijders in schommels zitten die met
koorden zijn vastgemaakt aan de vleugels van achtergelaten
Amerikaanse vliegtuigen. De taliban hebben de Amerikaanse
bezettingsmacht uit Afghanistan verdreven en van de achtergebleven
wapens van de wereldgrootmacht maken de theologiestudenten prompt
speelgoed. Sommigen zullen eraan herinneren dat mensen verslaafd aan
verdovende middelen bewegingsdrang ontwikkelen en de beelden van in
hun stoel schommelende psychiatrische patiënten duiken spontaan op
maar de associatie is wellicht al te simpel om waar te kunnen zijn,
al heeft dit wel alles met opium te maken maar dan wel in een heel
andere zin. Het vreemde gedrag lijkt immers veeleer een gevoel van
spotternij vermengd met gemoedsrust uit te stralen en wie aandachtig
toekijken, zullen alras een gelijkenis ontwaren met het gedrag van de
Saoedische prinsen.
Ook
de laatst genoemden maken wereldkundig dat geen mens hen nog iets
kan maken, want dat is wat hun gedrag ons leert. Zoals de Saoedi
niets te vrezen hadden na de moord op dissident en journalist Jamal
Khashoggi en zoals zij de hand boven het hoofd werden gehouden door
hun aanklagers, zo zijn het nu ook de bezetters van Afghanistan die
verplicht worden om de taliban te beschermen. In Saoedi-Arabië heeft
deze paradox te maken met olie, in Afghanistan met opium.
De
United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC)
inzake de Islamitische Republiek Afghanistan vertelt in haar
Afghanistan Opium Survey 2020,
een publicatie van april 2021, dat de opiumproductie van het land in
kwestie geëvolueerd is van 71.000 hectaren in 1994 naar 224.000
hectaren in 2020, waarbij de productie verdubbelde van 3450 naar 6300
ton opium per jaar. De boeren krijgen daarvan 55 dollar per kilogram
en dat maakt jaarlijks 350 miljoen dollar. Het belangrijkste
afzetgebied is Europa. Sinds jaar en dag maakt het Duitse
geneesmiddelenconcern Bayer daar morfine van en vervolgens ook
heroïne.
De
prijs van morfine bedraagt ongeveer 50 euro per één tiende gram,
dat is 500 euro per gram of 500.000 euro per kilogram of 500 miljoen
euro per ton. 6300 ton opium brengen aldus aan het westen 6300 keer
500 miljoen of dus 3500 miljard euro omzet per jaar. Dat is nota bene
80 percent van de wereldproductie: naast Afganistan wordt papaver ook
nog gekweekt in de Gouden Driehoek (rond Vietnam en Myanmar), in
Colombia en in Mexico.
Laten
we dat bedrag nu vergelijken met de olieproductie en -consumptie: de
gemiddelde wereldburger verbruikt 2 liter petroleum per dag, dat
maakt 2 keer 7 miljard liter per dag en nog 365 keer meer per jaar of
dus jaarlijks meer dan 5000 miljard liter, momenteel aan ongeveer 1,5
euro per liter aan de pomp en dat geeft een omzet van om en bij de
7500 miljard euro per jaar. De omzet van opium in Afghanistan
bedraagt met andere woorden ruim de helft van de wereldwijde omzet
van olie.
Nu
herinnere men zich Saddam Hussein die uit woede tegen het westen dat
hem de inlijving van Q8
ontzegde, de petroleumputten in Koeweit in brand stak. Kan men zich
dan voorstellen wat een vernietiging van de papavervelden van
Afghanistan zou betekenen voor de inkomens die vandaag de westerse
economie moeten recht houden?
Inderdaad,
het westen beschermt de papaverteelt in Afghanistan en zal dat ook
blijven doen met alle mogelijke middelen omdat de omzet welke daarmee
gepaard gaat zowat de helft bedraagt van de wereldwijde omzet gemaakt
middels olie. De taliban kunnen derhalve op hun lauweren rusten, net
zoals de Saoedische prinsen en in de zeer nabije toekomst zullen zij
het niet nalaten om, precies zoals de Saoedi dat deden, hun eisen wat
bij te vijlen inzake de prijzen van de grondstoffen. Het westen
probeert weliswaar om tweedracht te scheppen in het land door de
taliban tegen IS op te zetten maar lang zal het uiteraard niet duren
vooraleer de twee het onderling op een akkoordje zullen gooien. Als
het westen die grillen niet nakomt, wordt het binnen de kortste keren
letterlijk door China onder de voet gelopen.
âWij zijn de heersers der aardeâ. Over totalitarisme vandaag Aflevering 3: Boekverbranding is de voorbode van moordpartijen
"Wij
zijn de heersers der aarde". Over totalitarisme vandaag
Aflevering
3: Boekverbranding is de voorbode van moordpartijen
Eerst
legt men mensen het zwijgen op en in een volgende stap gaat men aan
het moorden: het is een historisch geïllustreerde these van Hannah
Arendt die verschrikkelijk is maar tevens niet zo moeilijk te
verklaren. Om de logica die erachter zit te kunnen begrijpen,
volstaat het dat men zich realiseert dat er dissidenten bestaan,
activisten, hongerstakers, revolutionairen maar ook soldaten die
bereid zijn om hun leven te riskeren aan het front. Het is weliswaar
teveel gevraagd dat iederéén bewust zou leven maar het bestaan van
de genoemde categorieën volstaat om te laten zien dat mensen vaker
de dood verkiezen boven een leven in onvrijheid.
Tijdens
de jongste hongerstaking van de asielzoekers hier ten lande kon men
er andermaal getuige van zijn dat mensen die lange tijd in slavernij
geleefd hebben en wiens vooruitzichten op beterschap gefnuikt worden
door regeringsleden die lijden aan een schromelijk tekort aan
empathie, prompt doch weloverwogen de dood verkiezen boven een
mensonwaardig bestaan. Een leven in onvrijheid is mensonwaardig.
Mensonwaardig is het te moeten zwijgen. Mensen zijn niet bereid om
het eigen hachje te redden ten koste van ongeacht wat. De dood is met
andere woorden niet het ergste wat een mens overkomt.
Dictators
leven van de leugen en zij verplichten het volk om te liegen en
derhalve om de waarheid te verzwijgen, om de andere kant op te kijken
als mensen worden afgemaakt, om te applaudisseren voor in hun
belachelijke kostuums uitgedoste, defilerende fascisten. Het zwijgen
van de massa, het meedoen en het bezwijken onder de sociale druk,
zoals in de hoogdagen van het katholicisme of zoals tijdens het
regime van Ceaușescu,
Franco, Stalin, Hitler, Pol Pot, Orban, Kim Jong-Un, Bouterse, de
tsaren, de pausen en al die andere godsdienstwaanzinnigen, noem maar
op - het mee heulen is extreem hypocriet en bij de eerste de beste
gelegenheid, als de machthebber struikelt, maken zijn voormalige
aanbidders hem genadeloos af.
De
dictator weet dat zijn macht beperkt is, dat het applaus dat hij van
het volk ontvangt, door hem zelf afgedwongen werd, dat de eer die hem
betoond wordt, ongemeend is, dat achter het juichen van de massa die
hij overheerst, mensen schuilen die geduldig wachten totdat het
ogenblik gekomen is om zich aan het absurde toneel waarin zij in een
rol gedwongen worden, te onttrekken. Hij weet dat zijn macht een
vervaldag heeft, dat zij slechts beperkt houdbaar is en dat eenmaal
het voor hem onzalige ogenblik is aangebroken, zijn regime begint te
stinken. Geen mens onder de massa is er die de kans zal laten liggen
om hem af te maken als hij struikelt en om die reden onderdrukt hij
de mens in elk lid van de massa, om die reden wil hij dat allen
gelijk zijn, een uniform dragen, dat er geen diversiteit is, dat er
slechts één taal gesproken wordt en uniformiteit, newspeak,
afvlakking ook en onnadenkendheid, gehoorzaamheid en dril: de
massamens die hij fabrikeert, moet een instrument zijn van alleen
maar zijn
wil, een tentakel dat bij het minste teken van twijfel moet worden
geamputeerd en afgemaakt.
Mensen
verkiezen vaker de dood boven een leven dat gedoemd is tot slavernij
en de dictator weet dat ook en om die reden is hij heel attent naar
individuen die de dans die zij verwacht worden te dansen, trachten te
ontspringen: hij liquideert hen zonder compassie omdat hij weet dat
er geen plaats is voor én zijn leugens én de waarheid. Om die reden
moeten zij die de waarheid spreken, zwijgen
en
willen
zij
niet zwijgen dan kan hij hen nog doen
zwijgen
door de voorwaarden die maken dat zij kunnen spreken, weg te nemen,
met name door hen te vermoorden: het is een logica waar niemand
omheen kan: op de boekverbranding volgen de moordpartijen. Heinrich
Heine: "wo
man Bücher verbrennt, verbrennt man auch am Ende Menschen"
(Almansor,
1820).
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
12 september 2021)
"Wij zijn de heersers der aarde". Over totalitarisme vandaag Aflevering 2: Censuur
"Wij
zijn de heersers der aarde". Over totalitarisme vandaag
Aflevering
2: Censuur
De
joodse psychiater, bioloog en natuurkundige Wilhelm Reich, leerling
van Freud, publiceerde in 1933 Massenpsychologie
des Fascismus, een
boek waarin hij uitlegt hoe het dan mogelijk was dat het volk zich
tot zijn eigen aperte nadeel door Hitler in de doeken heeft laten
doen. Reich moest uit Duitsland wegvluchten voor de nazi's, kwam via
Scandinavië in de USA terecht waar hij een poos samenwerkte met
Albert Einstein maar hij werd ook daar vervolgd om zijn ideeën en om
zijn orgon-theorie die van hem eigenlijk een soort van
Panamarenco-avant-la-lettre maakte. Hij kwam in de gevangenis terecht
waar hij op 60-jarige leeftijd stierf aan een hartstilstand nadat
zijn orgon-accumulators en zijn boeken werden verbrand in een grote
oven in New York: het vuur van de boekverbranding stortte de wereld
in de duisternis achter het reusachtige koperen Vrijheidsbeeld
waarvan de officiële naam luidt: "La
liberté éclairant le monde."Kate
Bush maakte de videoclip Cloudbusting
naar aanleiding van deze allervreselijkste censuur uit de
geschiedenis van de USA.
Wikipedia
omschrijft censuur als "het
gebruiken van [de] macht [ ] om informatie achter te houden [ ]."
(1) Wie alsnog pogen om die informatie aan het licht te brengen,
schieten daar hun vrijheid bij in en riskeren hun leven zoals dat het
geval is met bijvoorbeeld Julian Assange inzake WikiLeaks. Assange
wordt naar verluidt gezocht naar aanleiding van de publicatie van
zijn video Collateral
Murder
waarin zou te zien zijn hoe in 2007 in Bagdad het Amerikaanse leger
vanuit een helikopter twaalf Iraakse burgers en enkele journalisten
van Reuters doodt. (2)
Aleksandr
Solzjenitsyn werd verbannen omdat hij kritiek had op het beleid van
Stalin. In feite is censuur het verbod op het spreken van de waarheid
en dictators censureren omdat zij van de leugen leven. Het meest
verregaande voorbeeld van censuur vindt men dan ook in het Vaticaan
dat in 1559 een index
librorum prohibitorum
verspreidde, een lijst met daarop alle door de kerk gecensureerde
boeken. Uiteraard gaat het om boeken die de hypocrisie en de
leugenachtigheid van het katholicisme aan het licht brengen.
Dissidenten werden door de inquisitie (een speciale kerkelijke
rechtbank) opgepakt en gestraft - de index 'verdween' pas in 1968.
Het
panel van deskundigen inzake de maatregelen getroffen in het kader
van het bestrijden van de pandemie maant het publiek aan om alleen te
luisteren naar het officiële nieuws en in weerwil van het aan de
verlichte Voltaire toegeschreven devies inzake vrije meningsuiting,
verklaart de Gentse filosofieprofessor Johan Braeckman tijdens de
pandemie voor de Vlaamse televisie dat aan mensen met afwijkende
meningen een podium in de media zou moeten worden ontzegd - de
geleerde pleitte eerder ook al voor het subsidiëren van propaganda
voor het darwinisme bij het volk.
In
juni 2020 werd prompt een wet goedgekeurd om alle kritiek op het
coronabeleid van het internet te halen - wat middels algoritmes voor
de beheerders van het medium een fluitje van een cent is - en de
sites in kwestie zijn inderdaad niet langer bereikbaar voor het
publiek. Deze actuele toestanden in het zogenaamde vrije westen
herinneren aan George Orwell die vrijheid definieert als het recht om
te zeggen dat de som van twee en twee, vier is.
Censuur
is het aan mensen ontzeggen van dat recht en is derhalve het
beëindigen van de menselijke vrijheid. Het einde van het recht op
vrije meningsuiting is het begin van de vervolging van wie weigeren
de waarheid geweld aan te doen. Weliswaar sind
die Gedanken frei maar
zoals Michel Foucault dat haarfijn heeft beschreven, manifesteert
macht zich inderdaad waar mensen worden verplicht om leugens te
belijden. Het losbarsten van jubel bij het talrijke publiek naar
aanleiding van een speech van 'corona-dissident' dokter Vernon
Coleman in het centrum van London, is het gevolg van het aan het
licht komen van de waarheid. Zolang de waarheid verborgen blijft
omdat hij niet gezegd mag worden, omdat een omerta geldt, omdat wie
weigeren te liegen, beboet worden en zwaar gestraft, heeft het kwaad
vrij spel omdat wat boos is van de duisternis leeft terwijl alles van
waarde weerloos is. Het aan het licht brengen van de waarheid - die
niet voor niets oorspronkelijk aleteia
[Oud-Grieks: ἀλήθεια] heet, wat wil zeggen: onverborgenheid -
is een heldendaad omdat men daar vaker zijn hachje bij inschiet maar
het is de enige weg naar de vrijheid en derhalve naar een menswaardig
bestaan, zoals de Heilige Schrift het immers leert: "de Waarheid
zal u vrij maken".
Andermaal:
de
waarheid discrimineert de armen niet en zo kunnen potentaten zich pas
doen gelden middels de leugen en de samenzweringen die zich wars van
waarheid en recht voltrekken in de duisternis van de chaos. Achter
een façade van uitgerekend vrijheidsbeelden beoefenen Big Brother en
al zijn handlangers prompt de demonische praktijk van de
boekverbranding welke, zoals de geschiedenis leert, voorafgaat aan de
genocide. (3)
(3)
Cf. Hannah Arendt, Totalitarisme,
Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021 (eerste druk 2014), in het
Nederlands vertaald door Remi Peeters en Dirk De Schutter, pp. 14-15.
[Oorspronkelijk: Totalitarianism,
deel III, alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat
negende hoofdstuk uit deel II, getiteld: The
Decline of the Nation-State and the End of the Rights of Man.]: "[Arendt]
begrijpt dat in totalitaire regimes de inhoud van ideologieën
er nauwelijks toe doet en uitgevreten wordt door ( ) de logiciteit
als handelingsprincipe: elke ideologie ( ) leent zich tot een
totalitair gebruik. ( ) als een passe-partout om alles ( )
logisch uit te leggen. ( ) De veelzijdige, altijd meerduidige
ervaring van de complexe werkelijkheid wordt ingeruild voor de
logische zekerheid van een idee. Ofwel worden feiten ontkend tot ze
passen binnen het keurslijf van een tot in het absurde uitgewerkte,
volkomen fictieve ideologische consistentie ( ). Ofwel worden
feiten gecreëerd zodat ze passen binnen het keurslijf van de
ideologie: aanvaarden dat er 'inferieure rassen' of 'uitstervende
klassen' bestaan en niets doen om ze daadwerkelijk uit te roeien, is
inconsequent. En de
vertalers citeren Arendt: 'Je
kunt niet A zeggen zonder B en C te zeggen, enzovoort, het rijtje af
tot aan het einde van het moorddadige alfabet'. (p. 340)" Zie
ook: Hannah
Arendt over totalitarisme.
Zie
ook: Panopticum
Corona,
pag. 567: "Het
wegmoffelen van het onrecht door het opleggen van spreekverbod aan de
slachtoffers is nog erger dan moord en daarom ook verkiezen mensen
die onrecht moeten verduren vaker de dood boven het instemmen met een
stilzwijgen. Over hun dood heen blijft immers hun kreet weerklinken
die het geweten van de mensheid op het appel roept en een openbare
rechtszaak eist en het zijn Machten die het mens-zijn als zodanig ver
overstijgen die ervoor zorgen dat de vrees voor de fysieke dood in
het niets verdwijnt van zodra de Waarheid geweld wordt aangedaan."
Kate Bush: Cloudbusting
Kate Bush: Cloudbusting
10-09-2021
Dr. Vernon Coleman
Dr. Vernon Coleman:
THE PUBLIC DEMAND A LIVE DEBATE
SCIENCE IS NOT SCIENCE WITHOUT DISCUSSION
VACCINES DON'T WORK WHERE THERE IS CORRUPTION
"Wij zijn de heersers der aarde". Over totalitarisme vandaag - Aflevering 1: Van bekeringsijver naar massamoord
"Wij
zijn de heersers der aarde". Over totalitarisme vandaag
Aflevering
1: Van bekeringsijver naar massamoord
De
motor van het proselitisme (in de betekenis van bekeringsijver) is de
twijfel over het eigen geloof: men wil anderen verzekeren van iets
waaraan men zelf twijfelt en het is precies omdat
men
zelf twijfelt dat men anderen wil doen geloven dat men zekerheid
bezit. De kern van de uit de psychologie bekende paradox is relatief
eenvoudig en maakt bijvoorbeeld ook dat in een democratie het spreken
van waarheid structureel onmogelijk is. (1) Het ontbreekt de
twijfelaars aan kwalitatieve argumenten welke zekerheid moeten
verschaffen en daarom nemen zij hun toevlucht tot de kwantiteit en
streven zij er naar om de groep van gelijkgezinden groter te maken
alsof de grootte van de groep een argument kon zijn (2) en zo
ontstaat het begrip consensus
dat niet langer een pejoratieve betekenis heeft en waarop zelfs
positieve wetenschappers zich beroepen om onzekere wetenschappelijke
theorieën zoals bijvoorbeeld het darwinisme te gaan promoten. Het
geloof van anderen verdoezelt mijn twijfel omdat dit de
verantwoordelijkheid over de twijfel verdeelt en het is bekend dat
gedeelde verantwoordelijkheid misdaad vergemakkelijkt. In dit geval
bestaat de misdaad erin dat men zichzelf beliegt en wel met de leugen
van de zekerheid.
Een
gelijkaardige paradox speelt nu waar potentaten aan het werk zijn:
zij willen anderen overheersen omdat zij niet in staat zijn om het
meesterschap over zichzelf te verwerven. Zij willen anderen in
bepaalde banen dwingen omdat zij zelf niet weten tot welke remedie
zich te wenden voor het menselijke ongemak dat erin bestaat dat wij
natuurlijkerwijze een plan, een programma, een voorschrift, een doel
en een leiding missen: la
condition humaine.
Wat Werner Herzog uitbeeldt in zijn werk en dan bij uitstek in zijn
Jeder
für sich und Gott gegen alle uit
1974,
is het schrikbeeld van een mensdom dat, zoals door Kaspar Hauser uit
diens visioenen verteld, door een woestijn trekt gelijk een karavaan
zonder kop of staart. (3)
Potentaten
zijn simpele geesten: zij kunnen zich niet verzoenen met de staat van
wanorde die de menselijke conditie kenmerkt als een fundamenteel
tekort en zo ondernemen zij acties met de bedoeling om alles in
ordentelijke banen te leiden. In de praktijk vertaalt zich dat echter
al te vaak als grootheidswaanzin, totalitarisme en massamoord -
praktijken waarvan de geschiedenis bol staat.
Wat
begint met bekeringsijver wordt alras dwingelandij van zodra
bekeerlingen hun twijfels gaan uiten en aldus roet in het eten gooien
van degenen die hen rekruteerden. Die laatsten immers koesterden de
ijdele hoop dat hun bekeerlingen die vervelende twijfel zouden
wegnemen vanwege hun grote aantal. Maar wanneer niet meegaandheid
doch nog meer kritiek en twijfel de uiteindelijke vruchten blijken
van de bekeringsijver, wordt de hoop op orde verijdeld, neemt de
frustratie toe en gaan autocraten over tot geweld: het geloof wordt
niet langer met argumenten aangebracht maar het wordt afgedwongen en
voortaan zijn de gelovigen geconditioneerde individuen - alle andere
individuen zijn niet meer. (4)
(J.B.,
10 september 2021)
Verwijzingen:
(1) "Zoals
Michel Foucault dat in zijn laatste colleges aantoonde wordt de
waarheid door de wereldse machten structureel verbannen omdat ook de
geringsten beschikken over het vermogen om de waarheid te kennen: de
waarheid discrimineert de armen niet en zo kunnen potentaten zich pas
doen gelden middels de leugen en de samenzweringen die zich wars van
waarheid en recht voltrekken in de duisternis."
(Jan Bauwens, Panopticum
Corona,
Serskamp 2021, pag. 834). Er wordt verwezen naar: Michel Foucault, De
moed tot waarheid. Het bestuur van zichzelf en de anderen II,
Colleges
aan het Collège de France (1983-1984),
met woord vooraf en redactie door François Ewald en Alessandro
Fontana. Situering en redactie door Frédéric Gros. Vertaling door
Ineke van der Burg. Uitgeverij Boom, Amsterdam 2011, pp. 60-67.
[Oorspronkelijk: Le
courage de la vérité. Le gouvernement de soi et des autres II.
Cours au Collège de France (1983-1984),
Paris: Gallimard/Seuil 2009].
(2)
Dat dit niet het geval is, leert ons Spinoza met de slotzin uit zijn
Ethica: "Alles
wat voortreffelijk is, is even moeilijk als zeldzaam."(Benedictus
de Spinoza,
Ethica, Ordine Geometrico Demonstrata, 1678.)
(4)
Ook vandaag worden politieke dissidenten van hun vrijheid beroofd,
monddood gemaakt, krankzinnig verklaard en vermoord. Hannah Arendt
beschrijft de praktijk als volgt: "Praktisch
gesproken gaat de totalitaire heerser te werk als een man die
hardnekkig iemand anders beledigt, tot iedereen weet dat de laatste
zijn vijand is, zodat hij met een zekere geloofwaardigheid zijn gang
kan gaan en hem kan doden uit zelfverdediging. Dit is bepaald grof,
maar het werkt - zoals iedereen weet die ooit heeft gadegeslagen hoe
succesvolle carrièrejagers mededingers elimineren."
(Hannah Arendt,
Totalitarisme,
Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021 (eerste druk 2014), pag. 243. [In
het Nederlands vertaald door Remi Peeters en Dirk De Schutter.
Oorspronkelijk: Totalitarianism,
deel III, alsook
(in een appendix) een gedeeltelijk samengevat negende hoofdstuk uit
deel II, getiteld: The
Decline of the Nation-State and the End of the Rights of Man.]
Zie ook onze samenvattende weergave van het boek met wat commentaar:
Hannah
Arendt over totalitarisme.
08-09-2021
JEAN BERNARD FOURTILLAN Interview Hold-up complète - Malaria, Aids, Covid19: gefabriceerd in een labo en gepatenteerd sinds lange tijd!
JEAN BERNARD FOURTILLAN
Interview Hold-up complète -
Malaria, Aids, Covid19:
gefabriceerd in een labo en gepatenteerd sinds lange tijd!
JEAN
BERNARD FOURTILLAN
Interview
Hold-up complète - Malaria, Sida, Covid19 créé en labo et breveté
depuis longtemps !
Het einde van de gemeenschapszin beëindigt de gemeenschap
Het
einde van de gemeenschapszin beëindigt de gemeenschap
Het
socialisme is die ideologie die pleit voor meer gemeenschapszin, een
item dat vandaag zeer in is ingevolge de pandemie en wat zij allemaal
in haar zog heeft, zoals de vaccins die niet kunnen verplicht worden
zonder de mensenrechten met de voeten te treden en die men dan maar
via allerlei sluikwegen aan de mensen tracht op te dringen, bij
uitstek door een beroep te doen op... gemeenschapszin. Maar
die is er niet meer, of althans is de gevoeligheid verdwenen voor de
oproep daartoe en het loont de moeite om de oorzaak daarvan in
het licht te stellen.
In
twee woorden: de gemeenschap of de staat is niet meer wat zij was
sinds het gros van de politici zich laat corrumperen door
kapitaalkrachtige firma's die diensten leveren aan de staat: de
banken in de eerste plaats, zoals ons welbekend vanwege de
geïnstitutionaliseerde staatsschuld die maakt dat men zijn
burgerschap tot in de eeuwigheid moet huren, maar uiteraard ook tal
van andere bedrijven, zoals vandaag de leveranciers van diensten aan
de zogenaamde volksgezondheid: de farmacie die coronavaccins,
testkits en allerlei preventieve en curatieve medicamenten in de
aanbieding heeft.
Het
meest in het oog springende gevolg van die corruptie is niet zozeer
dat de corrumperende bedrijven het monopolie verwerven inzake de
levering van geneesmiddelen en diensten aan de sector van de
volksgezondheid maar wel dat zij zichzelf onmisbaar maken door het
scheppen van geheel fictieve problemen en behoeften waarvan
zij dan de even fictieve oplossing of bevrediging verkopen.
Zowel
de creatie van de fictieve problemen als het aanprijzen van even
fictieve oplossingen gebeurt nu door tussenkomst van door het volk
verkozen doch door de betreffende firma's omgekochte politici, wat
maakt dat de afzet van de te slijten producten en diensten
gegarandeerd wordt door het innen van de gelden via de staat die ze
uit de kas van de belastingen haalt. Vandaag lanceren de betreffende
firma's eerst nieuwe ziektebeelden en vervolgens vaccins en
medicijnen die deze moeten bestrijden.
Een
volstrekt ondoorzichtige campagne moet ervoor zorgen dat nieuwe
ziektekiemen als gevaarlijker worden voorgesteld dan ze in
werkelijkheid zijn of zelfs dat volstrekt ongevaarlijke of
onbestaande ziekten worden in beeld gebracht samen met de reclame
voor hun even fictieve bestrijdingsmiddelen. Er wordt met andere
woorden een zekere angst geschapen die de behoefte aan hulp in het
leven roept en die hulp krijgt gestalte in een product of een dienst
welke verkrijgbaar is op de markt. De koop wordt gesloten door
politici in naam van een volk dat gelooft aldus door redders geholpen
te worden terwijl het alleen maar apert bij de neus wordt genomen en
schaamteloos wordt bestolen.
De
'gemeenschapszin' waarmee 'socialistische' leiders staan te zwaaien
om het volk over de streep te trekken, is een louter sociaal
drukkingsmiddel, een psychisch dwangmiddel dat zijn effect
uitsluitend dankt aan kuddegeest. Egoïsten, zo worden degenen
genoemd die voor vaccinatie bedanken en die aldus alleen maar gebruik
maken van een recht, wat betekent dat hier op een allerminst
ongevaarlijke manier gemeenschapszin en kuddegeest door elkaar
gehaspeld worden door politici die een sociaal engagement voorwenden
om daar hun persoonlijk voordeel mee te doen.
De
verkrachting van het begrip 'gemeenschapszin' door de aanwending
ervan als psychisch dwangmiddel en derhalve als wapen in functie van
het chanteren van mensen nadat die hun vertrouwen hebben geschonken,
degradeert de betrokken politici tot criminele handlangers van louter
op financieel gewin azende ondernemingen maar brengt tevens de
geloofwaardigheid van het socialisme zelf in het gedrang en wel in
die mate dat heden een situatie dreigt waarin alleen nog het recht
van de sterkste geldt, wat meteen zichtbaar wordt zoals heden in het
pensioendebat. Het hoeft geen betoog dat die kentering niet alleen
het einde van het socialisme zal betekenen: het zal tevens de dood
zijn van de maatschappij als zodanig omdat het ongecontroleerde
woekeren van het absolute winstprincipe in een losgeslagen markt geen
andere uitkomst kan brengen dan regelrechte oorlog.
(J.B., 6
september 2021)
In duisternis gehuld
In
duisternis gehuld
De
aarde draait om haar as die de polen onderling verbindt. Verplaatst
je je van een pool richting evenaar, dan neemt je snelheid toe van 0
naar 40.000 km per etmaal. Doe je die verplaatsing met een vliegtuig,
dan loop je achter op de breedtegraad waar je vertrokken bent en ga
je een spiraal beschrijven - het Coreoliseffect. Hetzelfde doet de
lucht die van de polen komt of die er heen gezogen wordt als - op een
hoogte van 10 tot 30 km - een lagedrukgebied hangt, de poolwervel
genaamd. Terwijl het op die hoogte warm is, blijft de koude in de
luchtlagen daaronder gevangen zitten.
Sinds
begin dit jaar is om de een of andere reden de (noord)poolwervel in
twee gesplitst en één ervan hangt ons, Noord-Europeanen, boven het
hoofd. Men ziet bijgevolg al de hele zomer een ongewone bewolking,
stratusbewolking
genaamd, de dominante bewolking van de polen. Stratuswolken zijn
donkergrijs en somber, zij geven misbanken, ijs en motregen; zij
steken de zon weg, zij verkillen de aarde en hullen haar in
duisternis.
In
noordelijk gelegen gebieden, zoals IJsland, komt de zon in de winter
nauwelijks op en krijgen de mensen last van depressies ingevolge een
tekort aan licht. Hetzelfde is in deze zomer uiteraard ook bij ons
het geval en het deprimerende effect van het lichttekort kan
uiteraard alleen maar versterkt worden door de kou, de pandemie en de
economische recessie. Ook misoogsten zullen zeer binnenkort van de
partij zijn. Bovendien zwengelen al deze factoren elkaar alleen maar
aan - om er slechts twee te noemen: koude en een tekort aan licht
werken elkaar in de hand, zoals ook voedselschaarste en ziekten. En
dan hebben we het nog niet gehad over de opwarming die gepaard gaat
met wateroverlast maar paradoxaal genoeg ook met droogte en
drinkwatertekorten. Over deze ongelukken zal niettemin gezegd worden
dat zij alsnog een voordeel bieden: zij schrikken de migranten af en
ze remmen de te verwachten volksverhuizing richting Europa.
Het
is immers niet (het overigens alles behalve leuke) Europa waar men op
af komt, het zijn de vleespotten en die zullen ingevolge de zeven
plagen van Egypte hun bodem laten zien, precies zoals de Elbe waar
exact drie jaar geleden de hongerstenen
boven water kwamen. Zo stond daar te lezen op een steen uit 1616: Als
je mij ziet, huil dan! De verschrikking van de lege
voorraadschuren zal wellicht worden ingehaald door die van de
watersnood: een mens kan vele dagen verder zonder voedsel maar zonder
drinkwater zijn onze dagen zo geteld. Dorst doet drinken, men drinkt
onzuiver water en epidemieën, nog veel dodelijker dan covid-19,
krijgen vrij spel.
Het
tekort aan zonlicht is misschien wel het ergste bijverschijnsel van
de vreemde meteorologische omstandigheden: het brengt onze
biologische klok in de war in de hersenen en daarmee ook de hele
hormonenhuishouding, het zenuwstelsel en alle stofwisselingsprocessen
met uiteindelijk allerlei ziekten waarvan sommige letaal zijn. Maar
zoals we intussen een dik decennium geleden al konden schrijven, is
ook het
tanen van de Noord-Atlantische drift van de partij.
Drugsbaronnen aan de macht - Aflevering 5: Het nieuwe opium
Drugsbaronnen
aan de macht
Aflevering
5: Het nieuwe opium
In
zijn artikel How Britain's opium trade impoverished Indians
van 5 september 2019 schrijft de Indië-correspondent van de BBC
Soutik Biswas dat ten tijde van het Britse imperium de jaarlijkse
productie voor de farmacie van opium in Uttar Pradesh en Bihar,
deelstaten van het gekoloniseerde India, een paar duizend ton bedroeg
en dat deze productie - die Engeland schatrijk heeft gemaakt -
vergelijkbaar is met de hedendaagse opiumproductie voor heroïne in
Afghanistan. Wie te maken krijgen met kanker - en dat zijn vandaag
welhaast de helft van alle mensen - weten dat de kostprijs van de
pijnstillers, die opiaten zijn, een veelvoud bedraagt van die van de
eigenlijke kanker bestrijdende medicijnen (en dat is dan ook de reden
waarom die niet door de verzekering terugbetaald worden) en zo kan
men zich een beeld vormen van de omvang van het kapitaal dat gemoeid
is met de opiumhandel.
Echter,
vandaag zetten de farmareuzen de drugsbaronnen van weleer aardig te
kijk: zij fabriceren volledig artificiële of dus synthetische
opiaten - opioïden genoemd - die tientallen keren sterker zijn dan
het natuurlijke opium en uiteraard ook veel sterker verslavend en
dodelijker maar tegelijk zijn de productiekosten daarvan minimaal en
derhalve worden de winstmarges gigantisch.
Pijnstillers
brengen de zieke in de waan van beterschap omdat zij de overdracht
van de pijn in de zenuwbanen naar de hersenen blokkeren en zo genezen
zij niet maar daarentegen maken zij nog zieker omdat zij de
waarschuwing die het pijnsignaal tenslotte is, onmogelijk maken. Ook
allerhande aanverwante 'gelukspillen', behorende tot de groep van de
zogenaamde psychofarmaca, worden door de massa's verzwolgen onder
voorschrift van de artsen en hebben in geen tijd de psychische
gezondheid en het kritisch vermogen van een flink deel van het
mensdom compleet veranderd en wel in de verkeerde richting, zij dat
kennelijk een tegelijk door zekere machten gewenste richting.
Potentaten
houden immers niet van intelligente burgers, de geschiedenis toont
hoe die desnoods massaal worden uitgemoord, en machthebbers houden
hun onderdanen het liefst zo dom mogelijk. Bovendien garandeert de
verslaving van de massa aan chemische vergiften ook dat het volk in
armoede zal blijven ploeteren: de aloude samenzwering van kerk en
staat onder het moto van 'houdt gij ze dom, dan houden wij ze arm'
doet het met de nieuwe middelen in de hedendaagse context zelfs nog
beter dan voorheen.
Zo
moet men het met lede ogen aanzien hoe vandaag wereldwijd de nieuwe
drugsbaronnen, gewapend met een oogverblindende coronapolitiek, het
ingevolge de milieuramp al geheel verkommerde mensdom de genadeslag
toedienen met voor hun kar gespannen politici die een Nobelprijs voor
Hypocrisie en Corruptie verdienen. Uiteraard zou de wet al te gortig
met de voeten worden getreden mochten burgers ook worden verplicht om
zich de vergiften van de drugstrafficanten in het lijf te laten
spuiten en zo wordt de burgerlijke vrijheid nu feitelijk ondermijnd
via allerlei laffe sluikwegen.
U bent vrij om zich al dan niet te laten vaccineren maar
doet u het niet, dan dreigt u een aantal rechten te verliezen, zoals
het recht op arbeid, samenscholing, verplaatsing, medische verzorging
en noem ze maar op: de rechten waarvoor iedereen betaalt en die op de
helling staan voor wie weigeren om de kudde te volgen naar de
afgrond. Belanghebbende politici meesmuilen in de media dat de
niet-meelopers maar moesten gestraft worden en zo laten zij het
uitschijnen dat wie gebruik maken van hun rechten, misdadigers zijn.
Het moet hen zo moeilijk mogelijk gemaakt worden, zo
bazuinen gelovigen, nog heiliger dan de paus, het in de media rond:
zich er terdege van bewust dat men iemands rechten niet zomaar kan
ontzeggen, sporen zij anderen aan om dat segment van de bevolking dat
weigert nog langer te dansen naar de pijpen van de drugsbaronnen, met
pestgedrag over de streep te trekken. En dat in een tijdperk waarin
van elke gezagsdrager een nultolerantie tegen pestgedrag wordt
geëist.
Luister alleen naar het officiële nieuws: het komt
letterlijk uit de dystopische roman van George Orwell zomaar uit de
fantasie de werkelijkheid naar binnen wandelen. Maar andermaal
overtreft de werkelijkheid de stoutste fantasie want bij die
aansporing blijft het niet: meningen welke afwijken van de
opgedrongen dogma's waarvan de verdedigers via het raam naar buiten
vluchten van zodra de laatst overgebleven journalisten hun vragen op
hen pogen af te vuren, worden prompt gedeletet van het net zoals
intussen ruim een jaar geleden werd beslist door de club van de
grootbezitters van het wereldeconomisch forum geleid door Klaus
Schwab en co en onder de hoge bescherming van de prins van Wales
wiens in de opiumkolonies buit gemaakte rijkdommen ook vandaag nog
wereldwijd op alle televisieschermen worden uitgestald alsof het
helemaal niet ging om een drugs- en mensenhandel en om dievenbuit
doch om hoogstaande humanitaire prestaties.
Drugsbaronnen aan de macht - Aflevering 4: Dekolonisatie: machtswissel der baronnen
Drugsbaronnen
aan de macht
Aflevering
4: Dekolonisatie: machtswissel der baronnen
Kolonies
zijn in de praktijk landen die leeggeroofd worden door kolonisatoren
en deze laatste zijn landen die hun kolonies leegroven. De roof
voltrekt zich ingevolge het recht van de sterkste en wegens het van
toepassing zijn van de middel-doelomkering geschieden de misdaden in
kwestie onder het voorwendsel van beschavings- en bekeringswerk: "Wij
vallen een land binnen om het te beschaven" betekent
eigenlijk: "Onder het voorwendsel van beschavingswerk, vallen
wij een land binnen en wij roven het leeg." Het middel
(binnenvallen) is in feite het doel en het doel (beschaven) is het
voorwendsel en derhalve het middel.
Maar
bij een middeldoelomkering blijft het niet, er is nog een tweede
omkering van toepassing: de rover wil namelijk niet alleen zijn
criminele activiteiten verbergen, hij wil bovendien dat zij door
iedereen beschouwd worden als weldaden; de moordenaar wil doorgaan
voor een filantroop! En nu is dat weliswaar een huzarenstukje maar
macht en geweld gekoppeld aan sluwheid maken vaak van wat onmogelijk
lijkt een makkelijke klus en dat wordt nog elke dag en in de
allerbontste kleuren door de geschiedenis zelf geïllustreerd.
De
kolonisering verliep aldus ingevolge het recht van de sterkste en de
sterksten waren toentertijd botweg degenen die in het bezit waren van
vuurwapens: de blanken. De blanken koloniseerden de landen van wie
nog geen vuurwapens kenden: de zwarten, de roodhuiden en de Aziaten.
Om het te houden bij één voorbeeld: alle landen van Afrika werden
ooit gekoloniseerd door een of ander land van de blanken of dus een
land waarvan de burgers beschikten over vuurwapens. Een uitzondering
is de Westelijke Sahara, een woestijngebied waar niets te vangen is.
Hier dient volledigheidshalve nog aan toegevoegd dat de tijd der
kolonies zijn intrede deed nadat de slavernij (- zie daarover: "Hoe
Europa groot en rijk werd") was afgeschaft en uiteraard ter
vervanging daarvan en het houden van slaven heette vanaf dat ogenblik
'beschavingswerk'.
Maar
geleidelijk begon de autochtone bevolking van de door het Westen
leeggeroofde landen haar rechten op te eisen. In Latijns-Amerika
bijvoorbeeld verdreef vrijheidsstrijder Simón
Bolívar de Spanjaarden - hij werd president in Peru, Marquez
beschreef in een verhaal diens laatste jaren en in 1825 werd Bolivia
naar hem genoemd. Na W.O.I werden heel wat Europese kolonies
'mandaatgebieden', wat inhoudt dat zij schijnafhankelijk werden en
feitelijk geherkoloniseerd. Na W.O.II werd in 1947, geïnspireerd
door Gandhi en Nehru, Indië onafhankelijk van het Britse rijk
waarvan het sinds 1858 deel had uitgemaakt en het werd bij die
gelegenheid opgesplitst in de seculiere staat Indië en de
moslimstaat Pakistan [dat zijn naam ontleent aan (begin)letters van
de Indiase deelstaten Punjab,
Afghania,
Kasjmir,
Sindh
en Beloetsjistan].
Ook Nederlands-Indië (onder Soekarno) scheurde zich los samen met de
landen in het Midden-Oosten; in 1960 kwam Afrika aan de beurt en na
1965 de Caraïben en Oceanië. Edoch, de nieuwe leiders waren vaak
door de kolonisatoren in het zadel geholpen dictators welke hun
belangen verzekerden.
Zoals
gezegd: toen de misdaden inzake de kolonies aan het licht kwamen - en
zij waren niet min - stopte de kolonisering, zoals eerder ook de
slavernij werd 'afgeschaft'. Edoch, zoals de slavernij in feite werd
vervangen door de nog veel onmenselijkere schuld- en loonslavernij,
zo ook verdwenen de kolonies allerminst omdat de kolonisatoren in hun
vroegere kolonies stromannen aan de macht brachten om van op afstand
ongestoord met de roofpartijen door te kunnen gaan. Zo werd na de
onafhankelijkheid van Belgisch Congo dat land niet bestuurd door
Lumumba die de afgevaardigde was van het Congolese volk: Lumumba werd
prompt vermoord (1961) en dictator Mobutu werd president van Congo
(1965-'97); hij werd in het zadel geholpen en gehouden door het
Westen en door de dictators van Oeganda, Somalië en Zimbabwe.
Het
volk kwam in opstand tegen de handlangers van zijn kolonisatoren en
tegen uitbuiting in allerlei vormen, zoals de ontvreemding van de
bodemschatten. Zo eisten in 1980 de Saoedi de rechten op de
ontginning van de aldaar in 1938 door de Amerikanen ontdekte olie
volledig op en op 18 december 2010 brak de zogenaamde Arabische Lente
uit: de bevolking van de Noord-Afrikaanse landen kwam in opstand
tegen hun dictators. (1)
Ook
allerlei vormen van bezetting worden niet langer geduld van zodra het
tot de slachtoffers doordringt dat zij worden uitgebuit en de
plotselinge opkomst en verspreiding van het internet heeft sterk
bijgedragen tot die bewustwording. Daarentegen wordt die
bewustwording sterk afgeremd door armoede en onderdrukking: honger,
analfabetisme, een gebrek aan scholing, druggebruik en beknottende
ideologieën en religies zorgen voor een achterstand welke dan door
eerstewereldlanden wordt misbruikt om ganse bevolkingsgroepen in een
toestand van feitelijke slavernij te houden. Pas ter gelegenheid van
bijvoorbeeld een giframp zoals in Bophal in 1984 wordt duidelijk dat
burgers van derdewereldlanden in den duik in slavernij gehouden
worden door het westen dat stinkend rijk wordt van hun arbeid waaraan
zij zelf ten onder gaan.
Men
heeft berekend dat voor de hoge levensstandaard van één westerling
ongeveer veertig slaven uit de derde wereld moeten opdraaien,
waaronder kinderen aan wie nota bene opzettelijk een menswaardige
opvoeding onthouden wordt om te vermijden dat zij zich bewust zouden
worden van hun toestand en zij zich zouden emanciperen want dat zou
het einde zou betekenen van het profitariaat van de 'beschaafde'
wereld.
Maar
zoals vaker het geval is, speelt het noodlot ons parten en is het
paradoxaal genoeg de achterstelling van de slaven die garant staat
voor ons luxeleven, welke dit luxeleven ook in gevaar brengt: bij het
induceren van een religie en van nog andere zaken die de slaven dom
moeten houden zodat zij makkelijk manipuleerbaar zijn, wordt over het
hoofd gezien dat de kolonisatoren uiteraard geen monopolie hebben
over de door hen geïnduceerde zwakheden van hun slachtoffers:
evengoed kunnen de burgers van deze derdewereldlanden voortaan
moeiteloos gestuurd worden door terroristen.
Deze
machtswissel doet zich nu voor van zodra de greep van het westen op
de derde wereld verzwakt, wat vandaag het geval is ingevolge de vloek
van de tegendoelmatigheid die vroeg of laat elke oneigenlijke
menselijke activiteit zal perverteren. De meester verliest de
controle over zijn slaven van zodra hijzelf in de slavernij belandt:
hij deelt dan het lot van de zich god wanende goddeloze wiens
instrumenten hem gaan overheersen.
(J.B.,
28 augustus 2021)
Verwijzingen:
(1)
Ben Ali (Tunesië), Bouteflika (Algerije), het koningshuis van
Jordanië, de regering van Oman, de dynastie van Saoedi Arabië,
Mubarak (Egypte), de Syrische leiders, de Jemenitische regering, de
leiders van Djibuti, Somalië, Soedan, Palestina en Bahrein, kolonel
Al-Qadhafi van Libië, de regering van Koeweit, de koning van
Marokko, de regeringen in Mauretanië, Libanon, Israël en Irak.
26-08-2021
Drugsbaronnen aan de macht - Aflevering 3: Goden zijn demonen
Drugsbaronnen
aan de macht
Aflevering
3: Goden zijn demonen
Afghanistan
kreeg zijn naam in de achttiende eeuw en voordien werd het aangeduid
als Khorasan, wat eigenlijk op de hele regio slaat en wat
Oud-Perzisch is en wil zeggen: Land van de rijzende zon. Nog
vroeger heette het Aryana, van het Sanskriete āryan, wat
nobel of rein betekent: Aryana zijn ariërs
en zij ontlenen hun adeldom aanhun volgzaamheid aan de
Veda's, de heilige geschriften uit het hindoeïsme met
goddelijke voorschriften zoals opgetekend door de profeten van India,
Rishi genaamd, wat zieners betekent.
Zieners
zijn mensen met visioenen en over visioenen weet men dat zij zich
vaker voordoen na het gebruik van welbepaalde drugs, de zogenaamde
hallucinogene, psychedelische, geestverruimende of entheogene
middelen. Dat laatste betekent letterlijk: middelen die het
goddelijke voortbrengen.
Er
zijn vele hallucinogene stoffen, waaronder noscapine, dat een
bestanddeel is van het onverschillig makende opium. Opium zorgt
ervoor dat men zoals Kali van Kolkata, zoals Didi uit De Blauwe
Lotus en zoals de talibanin het land van de papaver,
geheel onverstoord en in de waan dat men aldus aan de goden
gehoorzaamt, mensen kan onthoofden welke weigeren in die hallucinante
realiteit te geloven: wie niet horen wil, moet voelen.
Naast
de link tussen druggebruik en moordlust is er ook een verband tussen
druggebruik en religiositeit, wellicht vanwege het effect van drugs
op onze hersenactiviteit die naar men zegt heel specifiek is voor
spirituele gevoelens en gedachten. Volgens theosofe H.P. Blavatsky
zijn drugs nefast voor de hoogsensitiviteit welke vereist wordt om in
het spoor van mystici en visionairen te kunnen treden. Met zijn
uitspraak dat godsdienst opium is voor het volk, stelde Karl Marx dat
religie de goedkope nepdrug is voor de armen terwijl welgestelde
burgers opium roken maar sommigen draaien dit om en zo verklaart de
Leuvense psychiater Dirk De Wachter in NRC/Handelsblad
van 18 december 2019
dat vandaag opium de godsdienst is van het volk terwijl de
Amerikaanse professor Gary Laderman zelfs pleit voor psychofarmaca
als bron van spiritualiteit. (1)
Dat
de genoemde zaken alle drie onderling verbonden zijn, blijkt
bijvoorbeeld waar onder invloed van hallucinogene stoffen rituelen
worden opgevoerd waarin aan de goden mensenoffers worden gebracht: de
goden maken de mensen godsdienstig, wat wil zeggen dat zij hen wijzen
op hun plicht om soortgenoten af te slachten. Of dat is althans wat
de gelovigen geloven want, Julian Jaynes indachtig, zijn de bevelen
van de goden tot louter menselijke gedachten en inbeeldingen te
herleiden - hallucinaties die zij krijgen ingevolge druggebruik. Bij
de Azteken in Mexico was dat de uit de peyote-cactus verkregen
mescaline die later ook de mormonen gingen gebruiken om religieuze
extase op te wekken maar druggebruik brengt zoals bekend ook
waanbeelden en krankzinnigheid teweeg. (2)
Op
die manier wordt het genoemde drietal uitgebreid naar vier:
druggebruik, godsdienst, moord en geestesziekte, al kan ook kunst aan
het rijtje worden toegevoegd en daarmee samenhangend uiteraard ook
bedrog en geld, geweld, list en ga zo maar door: god en de duivel,
het genie en de krankzinnige, niets ontziende oorlog en eeuwige
vrede, de uitersten die aan elkander tol moeten betalen om te kunnen
bestaan en die aldus elkaar ook raken. Alle macht komt van boven, zo
beweerde men eens en men keek op naar de vorsten als waren zij goden
maar voor hetzelfde geld, zo weten wij nu, zijn zij demonen - de
wereld immers is des duivels.
Drugsbaronnen aan de macht Aflevering 2: Amphioen en de doodskoppen van Kali
Drugsbaronnen
aan de macht
Aflevering
2: Amphioen en de doodskoppen van Kali
Rsi
of rishi is het Sanskriet (Oud-Indisch) woord voor ziener:
een rishi ziet de waarheid en zijn openbaring daarvan is
kennis. Het Sanskriet voor kennis is veda. De (vier)
veda's zijn de aanvankelijk mondeling overgeleverde oudste
heilige 'wetenschappen' van het hindoeïsme. Het woord Hindu
komt van het 4000 jaar oude Perzische woord Sindu dat de
rivier de Indus aanduidt en dat uitgesproken werd als Hindu.
Het hindoeïsme is de oudste levende wereldreligie.
Wie
de veda's beleden, waren rein, zuiver, edel of, in het Sanskriet:
āryan.
vertaald
als ariërs.
Met
ariërs
werd een talengroep aangeduid maar het woord raakte beladen toen de
nazi's het gebruikten in hun kaduke rassenleer. Iran
is in het Perzisch [het rijk waar men de taal parsi
(in het Helleens: persis)
spreekt] het vrouwelijk voor ariër
en in 1935 wilde de toenmalige Shah Reza Pahlani dat Perzië voortaan
Iran
genoemd werd om aldus duidelijk stellen dat de Perzen Ariërs waren.
Samen
met Tadzjikistan, Oezbekistan, Turkmenistan en Afghanistan behoort
Iran tot de Khorasan,
wat Oud-Perzisch is voor het 'Land
van de rijzende zon',
waar de oudste cultuursteden te vinden zijn zoals Samarkand, Herat en
Kabul. De Khorasan ligt achter de Levant
(of de Mashreq,
wat Arabisch is voor zonsopgang,
oosten of
Morgenland)
wat direct oostwaarts van de Middellandse Zee ligt, omvattende
Israël, Jordanië, Libanon, Syrië, Palestina, Hatay (en eventueel
ook Cilicië en Cyprus). [NB: de Maghreb
is het westen (van Noord-Afrika)].
Kolkata
(voor 2001: Calcutta) komt van Kalokshetri,
wat betekent: 'het
veld van Kali'.
Kali is de godin van de dood, afgebeeld met in de ene hand een
zwaard, in de andere een afgehakt hoofd en aan haar halssnoer
eenenvijftig doodskoppen. Calcutta was tot 1911 de hoofdstad van
Brits-Indië en is nu de hoofdstad van de Indische deelstaat
West-Bengalen van waar de dichter Rabindranath Tagore en de musicus
Ravi Shankar afkomstig zijn. Daar werd amphioen
(opium) geteeld, als betaalmiddel gebruikt door de in 1602 opgerichte
Vereenigde
Oost-Indische Compagnie
(VOC)
die in 1676 het monopolie kreeg over de opiumhandel. Aan de VOC
en derhalve aan de opiumhandel hebben de Nederlanders die daar twee
eeuwen lang met slaven werkten, een goed deel van hun rijkdom te
danken. Calcutta, bekend als het werkterrein van de heilige Moeder
Theresa, is een van de armste regio's ter wereld.
Indië
was van 1863 tot 1949 een Britse kolonie onder de dynastieën van de
huizen Saksen-Coburg en Gotha en Windsor en derhalve verrijkten ook
de Britten zich met opiumhandel. Op 5 september 2019 publiceerde de
BBC
een artikel van de hand van haar Indië-correspondent Soutik Biswas,
getiteld: How
Britain's opium trade impoverished Indians
of Hoe de
Britse opiumhandel de Indiërs arm maakte.
(°) De Oost
Indische Compagnie, een
Brits staatsbedrijf, dwong
de Indische boeren om papaver te telen, waarbij ongeveer 10 miljoen
mensen betrokken waren in Uttar Pradesh en Bihar, met een jaarlijkse
productie voor de farmacie van een paar duizend ton, vergelijkbaar
met de hedendaagse opiumproductie voor heroïne in Afghanistan.
Aanvankelijk
verkochten de Britten aan China thee maar alras werd dat opium en in
1906 was 23,3 percent van de volwassen Chinese mannen eraan
verslaafd, zodat de keizer protesteerde bij de Britten. Maar zij
grepen prompt naar de wapens, dwongen China zijn havens weer open te
stellen voor opium en namen het eiland Hong Kong in (dat Brits bleef
tot 1997).
De
handel in drugs en de handel in mensen hangen nauw samen omdat inzake
de twee bedrijvigheden eenzelfde politieke hypocrisie in het spel is;
het is een dubbelspel. Het westen houdt immigranten uit armere
werelddelen tegen: niet met de bedoeling hun de toegang tot het
westen te ontzeggen maar met de bedoeling hun de legale
toegang te ontzeggen en hun tegelijk oogluikend en illegaal
naar binnen te kunnen smokkelen. Op die manier zijn de hekken welke
worden opgericht tegen de toevloed van migranten in feite
slavenfabrieken: zij maken van de inwijkelingen illegale of
rechteloze arbeiders die aldus aan hongerlonen al het zware werk van
de rijken opknappen. Vraagt men aan bijvoorbeeld de Europese politici
waarom zij de illegale asielzoekers niet terugsturen, dan antwoorden
zij prompt dat zij dat niet kunnen doen om economische redenen: de
prijs van bijvoorbeeld de groenten in de supermarkt zou dan de pan
uitrijzen. En een vergelijkbaar dubbelspel ziet men inzake de
drugshandel: officieel is de import van drugs verboden maar in den
duik blijven corrupte politici er samen met de handelaars dik aan
verdienen. Met drugs worden mensen geconditioneerd en omgeturnd tot
de geldmachines van deze gewetenloze schurken: verslaafden doen
immers eender wat om aan hun verslaving tegemoet te komen en dit ten
koste van hun geluk en van hun eigen leven. Drugsverslaafden zijn
mensen die geslachtofferd worden op het altaar van het gouden kalf,
zoals een Vlaams filosoof het eens heeft uitgedrukt.
Drugsbaronnen aan de macht - Aflevering 1: De Blauwe Lotus
Drugsbaronnen
aan de macht
Aflevering
1: De Blauwe Lotus
Theologiestudenten,
dat is wat het (Pasjtoe)woord taliban betekent. Het gaat hier
uiteraard om de islamtheologie en de term godgeleerdheid mag dan wel
onwerelds en derhalve onschuldig klinken: de islamtheologie is dat
niet omdat zij een theocratie voorstaat en dat is een staat die door
God zelf bestuurd wordt - althans volgens degenen die pretenderen Hem
te vertegenwoordigen.
Het Oude Egypte onder de
farao's was een theocratie. Ook het oude Israël onder Mozes die de
stenen tafelen met de tien geboden van Jahweh persoonlijk ontving en
die aldus de auteur is van de Thora - de joodse wet, bestaande uit de
eerste vijf Bijbelboeken of de Pentateuch, het zogenaamde Oude
Testament, de grondslag van de halacha, de joodse wet. Het vroegere
Japanse keizerrijk was een theocratie van 1886 tot na de Tweede
Wereldoorlog. De pausen van de katholieke kerk deden doorheen de hele
geschiedenis een beroep op goddelijke macht, zoals bijvoorbeeld ten
tijde van de verovering van Amerika door Columbus in 1592: in het
Requierimento van 1513 verplichtten ze de Indianen op grond
daarvan zich aan de Spanjaarden te onderwerpen en zich te laten dopen
op straffe van gevangenschap en slavernij, hetgeen sowieso hun lot
was. Het Vaticaan is trouwens ook vandaag nog een theocratie, samen
met de Islamitische Republieken Iran en Mauretanië. En zo belanden
we bij Afghanistan dat een Islamitische Republiek was totdat de
Taliban het land vandejaar uitriepen tot een Islamitisch emiraat. De
bevolking vreest voor de handhaving van de middeleeuwse sharia of de
moslimwet.
Moslims zijn in de
eerste plaats gelovigen en samen met de joden en de christenen
behoren zij tot de drie religies van het Boek (namelijk: de Bijbel)
die openbaringsgodsdiensten zijn: God zelf heeft zich daarin
geopenbaard aan de mensen en in het bijzonder aan de profeten, die
hun 'ingevingen' hebben medegedeeld aan anderen, meestal door ze neer
te schrijven in boeken.
In het licht van wat de
Amerikaanse psycholoog Julian Jaynes hierover schrijft in The
Origin of Consciousness in the Breakdown of the Bicameral Mind -
zijn bewustzijnstheorie
uit 1976 - zouden de zogenaamde goddelijke openbaringen te verklaren
zijn als een primitieve perceptie van het denken. In vroegere tijden
zouden mensen zich niet bewust zijn geweest van hun denken: zij
'hoorden' hun gedachten en interpreteerden die als de stemmen van de
goden. Wat die stemmen zegden, waren voor hen aldus bevelen of
goddelijke wetten. Met het gevolg dat men de eigen bedenksels geheel
kritiekloos uitvoerde. Een dergelijke primitieve interpretatie van
het denken is overigens blijven bestaan bij zekere psychotici en ook
bij druggebruikers die zeggen stemmen te horen van personen die er
niet echt zijn.
De taliban werden
gesticht in 1994 in Pakistan en in Afghanistan als een revival van de
fundamentalistische islam en de vraag rijst of dit nu toevallig de
streek is waar vandaan tachtig percent van alle papaver (klaproos,
'kolleblom' - van 'kol' of 'heks') ter wereld afkomstig is. Uit
papaver somniferum
(slaapbol) worden behalve maanzaad ook opium, morfine en heroïne
gewonnen: heroïne kan mensen zo megalomaan maken dat zij denken
dat zij goden zijn.
In 1805 distilleerde een
Duitse apotheker uit opium de pijnstiller morfine en in 1897 haalde
Bayer daaruit heroïne dat, samen met aspirine en cocaïne van het
bedrijf hét drugslab van de wereld maakte. In 1937 kwam daar nog het
pepmiddel pervitin bij en ofschoon al die drugs gegeerd werden in
tijden van oorlog, werd er alras een strijd tegen gevoerd terwijl de
grootheidswaanzinnige Hitler en zijn nazitop eraan verslaafd waren.
Maar reeds de farao's
kenden opium en Cleopatra pleegde zelfmoord met een overdosis ervan:
dictators en drugs, het zijn kennelijk twee handen op een buik. En
laten we nu de criminele rij maar vervolledigen: godsdienst, drugs,
grootheidswaanzin, dictatuur, slavernij, moordpartijen en geld. (°)
En wat te denken van het volgende.
In zijn vierde en vijfde
album van Kuifje, respectievelijk De Sigaren
van de Farao en De
Blauwe Lotus, bracht striptekenaar Hergé de
opiumproblematiek aan bod: hij verhaalt hoe iemand onder invloed van
het gekmakende vergif radjaïdjah zich indenkt de filosofie van Lao
Tse in de praktijk te brengen terwijl hij alleen maar de neiging
heeft om voortdurend mensen te onthoofden!
(Wordt vervolgd)
(J.B., 23 augustus
2021)
Verwijzingen:
- Norman Ohler, Drugs
in het derde rijk, Uitgeverij
Luitingh Sijthoff, 2016.
In
het jaar 1096 begonnen in Duitsland christelijke ridders en boeren de
Eerste ('Duitse') Kruistocht voor de bevrijding van Jeruzalem een
onderneming waarbij in 1099 ook Tripoli, Antiochië en Odessa op de
islamieten werden heroverd. In de godsdienstwaanzin die daarmee
gepaard ging, werden in 1096 in Duitsland de joden door de boeren
afgeslacht en die jodenvervolging hield ook aan tot vandaag. Zo
werden in de vijftiende eeuw veroordeelde joden (door christenen)
tussen twee honden ondersteboven aan de galg gehangen om hen tot
bekering te dwingen; zij die zich bekeerden, werden losgemaakt,
gedoopt en meteen daarop onthoofd. Als waarschuwing aan de bevolking
werden de hoofden bij de stadspoort op palen tentoongesteld. De "Ene
Heilige Katholieke en Apostolische Kerk" was toen precies
duizend jaar in het bezit van de sleutel van de hemelpoort.
Onthoofding
was tot voor kort de gangbare executiemethode. Een van de beroemdste
onthoofdingen uit die tijd is deze van de Engelse humanist Thomas
More (1478-1535), een slachtoffer van Hendrik VIII. Deze vorst liet
ook twee van zijn zes vrouwen onthoofden, hij maakte jacht op ketters
en wilde doorgaan voor heiliger dan de paus. More werd uitgeschakeld
omdat hij weigerde de koning te erkennen als hoofd van de Kerk van
Engeland een zelfverklaard 'pausschap' dat het de souverein
immers mogelijk maakte om eigenhandig zijn huwelijk met Catharina
nietig te verklaren.
In
het katholicisme kent men de onthoofde martelaren, te beginnen met de
apostel Paulus onder Nero (54-68), en een van de bekendste in de
eerste eeuwen is de heilige Dionysius, de eerste bisschop van Lutetia
(het huidige Parijs) naar wie een geïndustrialiseerde maar nu
verpauperde Parijse voorstad werd genoemd, vandaag bekend van de
terreuraanslagen van 13 november 2015: de derde-eeuwse martelaar werd
onthoofd op de Montmartre en zou dan met zijn afgehakte hoofd onder
de arm te voet naar het huidige Saint-Denis getrokken zijn alwaar hij
tenslotte dood neerviel en werd begraven. 'Montmartre' is afgeleid
van ofwel Mont Martis 'heuvel gewijd aan de heidense
oorlogsgod Mars' ofwel le mont du martyr
'heuvel van de martelaar'.
Kenneth
Baxter Wolf beschrijft in zijn Christian
Martyrs in Muslim Spain hoe
tussen 850 en 859 in het islamitische Al-Andalus
(Andalusië in Zuid-Spanje) achtenveertig christenen werden onthoofd
de zogenaamde martelaren van Cordoba omdat zij de
islam zouden hebben beledigd. Een gelijkaardige historie speelde zich
af op 14 augustus 1480 op de Minerva-heuvel in Otranto in
Zuid-Italië: daar werden op bevel van Ottomaan Gedik Ahmed Pasja
achthonderd christenen onthoofd omdat ze weigerden zich tot de islam
te bekeren.
Islamitische
Staat onthoofdde onder meer op 15 februari 2015 eenentwintig
koptische christenen in Libië maar bij de intocht van de wrede
Mongolen met aanvoerder Timur Leng (1370-1405) werden maar eventjes
zeventien miljoen slachtoffers gemaakt veelal voor de constructie
van piramides van mensenhoofden. De genoemde terreuraanslagen in
Parijs eisten honderddertig mensenlevens maar ten tijde van de Franse
Revolutie (1789-1799) rolden in deze stad maar liefst veertigduizend
koppen door de guillotine waarmee de onthoofding op industriële
schaal werd toegepast. De daders van die massamoord waren geen
godsdienstfanaten maar atheïsten in het spoor van de zogenaamde
verlichte geesten met in hun vaandel het voor de huidige
vluchtelingen in Calais wel bijzonder hypocriet klinkende tripel:
liberté, égalité, fraternité!
A
propos, de schuine stand van het
guillotinemes kwam er naar men zegt op voorstel van de
amateur-mechanieker Lodewijk XVI die de efficiëntie ervan aan de
lijve mocht ondervinden.
Nog
recenter in 1934 kwam het eerste nazi-slachtoffer, de
Nederlandse communist Marinus van der Lubbe, door onthoofding om
nadat hij beschuldigd werd van het in brand steken van het Duitse
parlementsgebouw het jaar voordien Willem Elsschot maakte een
gedicht over de held en Bertolt Brecht voerde hem (onder de naam
Fish) op in een toneelstuk. De laatste westerse executie door
onthoofding viel in 1977 in Marseille de gangster Hamida Djandoubi te
beurt.
Het
buskruit bestond al sinds de negende eeuw in China maar pas na de
invoering ervan in de veertiende eeuw in Duitsland kwamen de
voorontwerpen van de vuurwapens: in de zestiende eeuw waren er de
(onhandelbare en op een vork steunende) musketten, later de
bajonetten, pas in de negentiende eeuw kwamen de geweren. Vandaag
zijn er de massavernietigingswapens waaronder de atoombommen en de
chemische en biologische wapens. Hoe dan ook moest men zich ten tijde
van de profeet Mohammed in de zevende eeuw nog behelpen met
het mes en men begrijpt alras hoe een letterlijke interpretatie van
oude voorschriften het schavot van destijds in leven heeft gehouden.
'Iets
om voor te sterven'
Human
beings always need something to live for; more than that, they need
something to die for aldus
parafraseert bijvoorbeeld Amy Mantravadi (in: The
inevitability of religion) de
nogal ondoordachte mening van menig katholiek hedendaags theoloog,
namelijk de overtuiging dat de mensen iets nodig hebben om hun
leven voor te geven!
Het
ondergeschikt achten van de menselijke persoon aan het grotere geheel
waarvoor iemand leeft en werkt en desnoods ook zijn leven wil of moet
opofferen, kennen wij niet alleen als de zogenaamde vaderlandsliefde
welke vooral in oorlogstijd gepropageerd wordt of van communistische
en andere ideologieën die het belang van de enkeling ondergeschikt
maken aan dat van de staat: de Franse katholieke theoloog Pierre
Teilhard de Chardin richtte er zijn hele denken op om aan te tonen
dat het de ultieme zin is van het ganse evolutionaire proces om te
komen tot een (vrijwillige) onderwerping van de enkeling aan de
gemeenschap, waarbij aldus de enkeling of de mens zou worden omgezet
in de godmens, Christus, de sluitsteen van de evolutie.
Uit
de dode stof is het leven voortgekomen biogenese en
uit het leven kwam de mens voort antropogenese. De
menselijke hersenen ontwikkelden cefalisatie maar
hebben intussen opgehouden met groeien want ze hebben hun limiet
bereikt: nu reeds moet een kind een jaar te vroeg geboren worden
omdat een volgroeid mensenhoofd te groot geworden is voor een normale
geboorte. Edoch, de evolutie houdt niet op, zo betoogt Teilhard, en
de oplossing voor een verdere groei ligt in een 'samensmelting' van
de vele mensenhoofden, elk gespecialiseerd in een eigen taak: de
zogenaamde sociogenese of de intermenselijke samenwerking
en zijn het internet of, meer algemeen, de explosie van de
massacommunicatiemedia dan geen recent symptoom daarvan? Het
menselijke individu ruimt plaats voor een mensheid die als kerk met
god zelf wordt geïdentificeerd: het mystieke lichaam van de godmens.
Edoch, zo mooi als dergelijke theorieën klinken, zo gevaarlijk zijn
ze ook...
De
nazi's en het mystiek lichaam: theorie en praktijk
Pius
XII is berucht omdat hij zich nooit uitsprak tegen de jodenvervolging
voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog en, zo mogelijk nog erger,
omdat na de oorlog zijn vertrouwelingen via de zogenaamde
'Rattenlijn' nazibeulen van valse papieren voorzagen om hen aldus
veilig naar Zuid-Amerika te helpen ontsnappen. Onder hen waren Josef
Mengele, 'Todesengel' genoemd vanwege zijn afschuwelijke experimenten
op kinderen in Auschwitz, overleden in 1979 in Brazilië als
abortusspecialist Wolfgang Gerhard, en Klaus Barbie, overleden in
1991, bijgenaamd 'de slachter van Lyon', die als Klaus Altmann in La
Paz nog tot 1982 ongestoord kon doorgaan met martelen als
ondervragingsexpert in dienst van de Boliviaanse dictators.
Uitgerekend deze zogenaamde 'oorlogspaus' schreef in 1943 een
encycliek getiteld Mystici Corporis Christi (voortaan
afgekort als MCC) en
met als ondertitel: Over het mystieke lichaam van Christus
en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus.
In
het evangelie van Johannes 3,16
staat te lezen: God heeft de wereld zozeer liefgehad dat
hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, enziedaar de verantwoording voor
het zich inmengen van de Kerk in de wereldpolitiek. Kol.1,18
noemt Christus het hoofd van de Kerk, de gelovigen zijn de ledematen
(Rom. 12,4) en
Rom.12,5 zegt: wij
vormen in Christus met velen één lichaam.
De levengevende organen van dat lichaam zijn de sacramenten (MCC,
18). De gelovigen ontvangen met
de Hostie, in Joh. 6,35:
'het brood des levens' genoemd, het ware
Lichaam van Christus, dat hen verenigt met het mystieke
Lichaam van Christus de Kerk. Die Kerk is eerst strijdend (de
gelovigen), dan louterend of lijdend (de martelaren) en tenslotte
triomferend (de heiligen).
De
theorie klinkt mooi, de praktijk is anders en ook de schrijver van
deze encycliek kan zich niet onttrekken aan de kerkleer: in nummer
1397 van de Katechismus wordt
gesteld dat men de Hostie niet in waarheid kan ontvangen als men niet
eerst Christus herkent in de armen en de onderdrukten.
Tenslotte
is deze mooie theorie niet ongevaarlijk: de zichtbare Kerk en haar
derhalve wereldse lichaam dat zich moet inlaten met de verdrukten,
laat zich willens nillens in met politiek, met wereldse macht en zo
betreedt zij het territorium van de duivel. Immers, toen deze laatste
Jezus meenam naar een hoge berg en Hem in ruil voor een knieval de
wereld aanbood, sloeg Jezus weliswaar het aanbod af maar Hij ontkende
allerminst dat de wereld in het bezit is van de duivel.
God
en de wereld
Doorheen
de hele geschiedenis hebben theocratieën bestaan waarbij koningen
zich beroepen op de goddelijke oorsprong van hun macht, zoals ook de
paus zich beroept op de goddelijke aanstelling van Petrus. De
Egyptische farao's, de koningen van Israël, de koningen in China
vanaf de Yuan-dynastie in 1279 tot 1911, de koningen van Japan die
pas in 1946 hun goddelijke status prijsgaven, de keizerrijken welke
het kerkelijk en wereldlijk gezag verenigen zoals het Heilig Roomse
Rijk (962-1806) en het Duitse Keizerrijk (1871-1918). In
Saoedi-Arabië heerst God zelf die immers zijn wet oplegt met de
sharia en met de goddelijke rechtspraak of de Fikh. Het kalifaat is
een staat met aan het hoofd een kalief, die zijn macht rechtstreeks
van Mohammed heeft geërfd ofschoon dit in werkelijkheid allang
niet meer het geval is. Er hebben verschillende kalifaten bestaan en
ook tegenkalifaten, totdat in 1924 Mustafa Kemal Atatürk het
kalifaat afschafte in de Turkse Nationale Vergadering waarbij de
Turkse republiek werd gesticht met een scheiding tussen kerk en
staat.
Het
kalifaat
Edoch,
na W.O.II poogden fundamentalisten het kalifaat her op te richten,
wat het geval was met Al Qaida en I.S., aanvankelijk een heilige
oorlog of jihad tegen de Amerikanen en hun bondgenoten in Irak. In
2014 werd het kalifaat uitgeroepen op drie plekken: in Syrië/Irak
(I.S.), in Gwoza,
Nigeria (Boko Haram)
en in Derna, Libië (Ansar al-Sharia),
met vandaag meer dan tien miljoen onderdanen en zowat één op de
vijf vluchtelingen die nu naar Europa komen, zijn voor het kalifaat
gevlucht.
Het
kalifaat mikt op het Midden-Oosten, Noord-Afrika, Spanje, Turkije en
de Balkan en kan nu ook al rekenen op sympathisanten in verwante
groepen in de Sinaï in Egypte, de Gazastrook, Algerije, Marokko,
Pakistan, Indonesië, Libanon, Jordanië en de Filipijnen. In het
kalifaat moeten alle niet-moslims een belasting betalen om in leven
te mogen blijven. Maar
hoe is het ooit kunnen komen tot de onvoorstelbare terreur en
wreedheid van de Islamitische Staat?
Van
Abu Ghraib naar I.S.
Aanvankelijk
zouden Saoedi-Arabië en de V.S. opstandelingen in Syrië hebben
gesteund om samen met hen het communistische regime van Assad omver
te werpen maar zij verloren hun greep op hen: de strijders scheurden
zich los en gaven gehoor aan ene Abu
Bakr al-Baghdadi die imam was tijdens de Amerikaanse inval in Irak.
De wereld zal zich de zaak van de grove mensenrechtenschendingen door
de Amerikanen op gevangenen van de Abu Ghraib gevangenis in Irak nog
lang herinneren. Welnu, Abu Ghraib werd gesloten en de gevangenen
werden overgebracht naar Camp Bucca waar twintigduizend Iraakse
gevangenen verbleven, onder wie Abu Bakr al-Baghdadi, die er vier
jaar vast zat. Hij stichtte I.S. en kennelijk steekt hij nu zijn
Amerikaanse beulen van destijds naar de kroon. Hij riep
zichzelf uit tot kalief Ibrahim, bijgenaamd "onzichtbare sjeik":
er staat tien miljoen dollar op zijn hoofd. Ziedaar, hoe het
onbegrijpelijke vanzelfsprekend wordt.
In
feite is de wrede kalief een heruitgave van Osama Bin Laden die,
lange tijd gesteund door Amerika, samen met de Afghaanse
moedjahedien, oorlog voerde tegen de Sovjet-Unie. Toen Amerika in
1989 die steun opschortte, voelde hij zich verraden. Toen Saddam
Hussein van Irak in augustus 1990 Koeweit binnenviel, voelde
Saoedi-Arabië zich bedreigd, Bin Laden bood hulp aan maar de Saoedi
verkozen Amerikaanse steun en ze pakten Bin Laden op, die in 1992
echter naar Soedan vluchtte waar hij aan landbouw deed en strijders
verzamelde waarmee hij in 1995 een mislukte aanslag pleegde op
Moebarak van Egypte. In 1996 keerde Bin Laden terug naar Afghanistan,
verklaarde er de oorlog aan de Amerikaanse bezetter, steunde ook in
Algerije en Egypte jihadstrijders en pleegde in 1998 aanslagen op
twee Amerikaanse ambassades, waarna er 27 miljoen dollar op zijn
hoofd werd gezet. Hij werd als dader aangewezen voor de aanslagen van
11 september 2001. Tien jaar later werd hij in Pakistan door
Amerikanen gevonden en omgebracht.
Andermaal
een jammerlijke middel-doelomkering
Het
mystieke Lichaam van Christus, de keizerrijken, het kalifaat en de
hier nog niet vermelde communistische blokken die onder Stalin en Mao
voor het heil van de staat het leven van miljoenen eigen burgers
opofferden: het zijn voorbeelden van ideologieën over helden die in
wezen slaven zijn, enkelingen die zich lijken weg te cijferen uit
liefde voor hun vaderland of voor hun god terwijl zij in feite geen
alternatief hebben omdat zij onvrij zijn fysiek gevangen ofwel
geïndoctrineerd. En zo mooi als deze ideologieën klinken, zo
gevaarlijk zijn ze ook en dat blijkt heden uit de wreedheden begaan
door 'gelovigen' die quasi machinaal de opdrachten uitvoeren waarmee
zij kennelijk worden belast door de potentaten die hen hersenspoelden
met die mooie idee van het goddelijke superorganisme dat zij dienen
in ruil voor hun eigen onsterfelijkheid.
Een
schromelijke vergissing, omdat het bewustzijn zich uitsluitend
situeert bij het individu in casu in de menselijke persoon. Een
persoon behoeft weliswaar anderen en dus een gemeenschap om mee te
communiceren en om zich bewust te worden en aldus persoon te kunnen
zijn, maar die gemeenschap zelf mist elke vorm van bewustzijn, is
louter instrumenteel en dankt haar bestaan uitsluitend aan haar
menselijke leden, zoals ook alle andere menselijke gebruiksvoorwerpen
hun wezen ontlenen aan hun nut voor ons. Er is een hemelsbreed
verschil tussen, enerzijds, de maatschappij waarin wij elk een eigen
maar verwisselbare functie uitoefenen en, anderzijds, de medemens of
de naaste die uniek en onvervangbaar is. Niet de enkelingen horen
machinaal te handelen: zij zijn goddelijk, zij zijn een doel op zich
en de staat is de machine of het instrument. Blijkbaar manifesteert
zich hier een zoveelste verschrikkelijke middel-doelomkering.
Een interview met Omsk Van Togenbirger over aanstaande historische gebeurtenissen
Een
interview met Omsk Van Togenbirger over aanstaande historische
gebeurtenissen
- OVT (fluisterend):
Maar... hoe ben je hier naar binnen geraakt!? Je ging je toch niet
laten vaccineren!? Je hebt toch geen vervalst pasje... dat kost een
fortuin!?
- Ordinaire omkoping,
mijn beste!
- OVT: Hemeltje...
- Het gesticht is zo
corrupt als de pandemie!
- Daar zeg je me wat...
Maar goed, je bent hier geraakt, en dat is het belangrijkste, want ik
heb een en ander te zeggen en doe ik het nu niet, dan komt het er
wellicht nooit meer van. Wat ik ga vertellen is de waarheid maar ik
vermoed dat ik dit geheel veilig kan doen, ik ben immers
ongeloofwaardig verklaard...
- Ik zou zeggen: ga
uw gang, Omsk Van Togenbirger, want de tijd raast snel voorbij!
- OVT: Wel, vooraf moet
ik zeggen dat ik twijfel aan de zin van deze hele opzet... en niet
alleen omwille van het feit dat dit bij voorbaat als gekkenpraat zal
worden verstaan.
- Waarom doe je het
dan?
- OVT: Ergens dwingt de
waarheid ons om hem uit te spreken, het moet een natuurwet zijn, ik
denk dat er geen ontkomen aan is...
- Zullen we dan van
start gaan?
- OVT: Goed... maar
verschiet niet als ik wat ongeordend overkom, ik kan het onmogelijk
allemaal netjes op een rijtje krijgen, het is teveel en ik ben moe,
mijn gezondheid gaat fel achteruit... Maar het heeft allemaal geen
belang meer...
- We houden er
rekening mee, doe maar rustig aan...
- OVT: Ja, rust... is
rust nog mogelijk, denk je? Ha, rust... behoort zeer zeker voorgoed
tot het verleden nu... Waar is de tijd! Het komt nooit meer terug,
nooit meer... Heb je gelezen dat de Taliban in China ontvangen werden
met de rode loper, een week of twee geleden?
- Heb ik van gehoord,
ja...
- OVT: Met de rode loper
dus... ha! Je weet ook dat professor Montagnier van bij de aanvang
van de pandemie het virus heeft ontleed en onmiddellijk heeft
vastgesteld en ook verkondigd in de media dat het om een door mensen
gemaakt virus gaat?
- Ja, dat weet ik en
dat geloof ik ook: Montagnier won een Nobelprijs, hij identificeerde
het virus dat HIV veroorzaakt, hij zegde ook dat twee fragmenten van
HIV op Covid-19 geplakt zitten...
- OVT: Je weet ook dat
de week na de instorting van de Twin Towers antrax-brieven in de bus
vielen bij vooraanstaande Amerikanen?
- Inderdaad.
- OVT: En las je ook die
tekst van de FBI waarin gewaarschuwd wordt dat IS op zoek is naar
iets zoals antrax maar dan iets dat veel meer mensen ineens kan
besmetten?
- Ja, die tekst werd
op het internet gepubliceerd, er stond ook een voorbeeld bij dat het
coronavirus exact lijkt aan te kondigen...
- OVT: Merkte je ook dat
IS geen aanslagen meer pleegde vanaf het ogenblik dat de pandemie
begon?
- Dat was me niet zo
direct opgevallen maar nu je het zegt... Bedoel je dat corona een
aanslag van IS is?
- OVT: Hoeveel mensen
hebben niet gewaarschuwd dat zij naar de biowapens zouden grijpen!
Vond je het ook niet een beetje vreemd dat de Chinezen gegevens
omtrent de oorsprong van het virus in Wuhan heel lang verzwegen
hebben?
- Ja, en intussen is
men erachter gekomen dat het virus gemaakt werd in een lab...
- OVT: Zie je ook wat er
nu gaande is in Afghanistan?
- Wat bedoel je?
- OVT: Twee zaken die
niet te rijmen vallen zonder een ultieme en verschrikkelijke
verklaring.
- Zeg eens...
- OVT: De Amerikaanse
troepen trekken zich terug, alle ambassades gaan dicht, de
buitenlanders vluchten er weg en wat betreft het Afgaanse volk: wie
de middelen heeft, tracht zich nog heel snel uit de voeten te maken
nu.
- En de tweede zaak?
- OVT: De volstrekt
absurdistische beloften van de Taliban: zij zouden de vrouwen
plotseling toestaan om onderwijs te volgen en hun verder alle rechten
toekennen, er zal geen wraak genomen worden en... de vrouwen mogen
zelfs mee regeren met de Taliban!
- Dat is inderdaad
heel vreemd...
- OVT: Dat betekent,
mijn beste, dat zelfs de Taliban, die zeggen te geloven dat hun
jihad, als zij er het leven bij inschieten, zal beloond worden met
honderdtwintig maagden in het hiernamaals... bang worden. Mijn beste:
ze werden gewaarschuwd dat het ernst is nu!
- Bedoel je dan dat
men van plan is...
- OVT: Punt één op de
agenda van alle wereldleiders, herinner u, was het verslaan van het
terreurnetwerk dat in het hart van alle metropolen ter wereld diepe
wonden heeft geslagen en dat nu met biowapens de hele wereld in haar
greep kreeg.
- Dat werd ons niet
verteld...
- OVT: Ware dat
verstandig geweest, denk je?
- Wellicht niet...
Maar bedoel je dan dat je denkt dat men Afghanistan zal aanvallen?
- OVT: Ha, mijn beste!
Vertel mij eens welk land nog nooit werd aangevallen? Is het zo erg
dat een land wordt aangevallen? Heel wat landen die helemaal niets
mispeuterd hebben, werden aangevallen, soms werd de voltallige
bevolking van die brave landen volledig uitgeroeid, ik kan er
onmiddellijk enkele opsommen. En dan zou men Afghanistan, uitgerekend
Afghanistan, de thuishaven van wie het plannen de hele wereld naar de
verdoemenis te helpen... wat zeg ik? Plannen? Ze hebben dat plan al
bijna helemaal uitgevoerd! Mijn beste: waarom zou men Afghanistan,
uitgerekend Afghanistan, sparen?
- Omsk Van
Togenbirger, je maakt mij bang.
- OVT: Met recht en
reden ben je bang, mijn beste, en ik denk dat ik ook weet waarom je
bang bent. Het is inderdaad niet geheel risicoloos om een land met
nucleaire wapens voorgoed van de kaart te vegen.
- Je denkt dat ze
atoomwapens gaan inzetten?
- OVT: De Taliban zijn
ongetwijfeld goed geïnformeerd, mijn beste: wie zomaar mensen het
hoofd afhakken, torens laten instorten in New York, de metro en de
luchthaven in de Europese hoofdstad bombarderen en noem maar op, om
dan tenslotte de hele wereldbevolking met AIDS te besmetten... wie
dat doen, die kunnen krijgen wat ze maar wensen... totdat wij
degenen zijn die niets meer te verliezen hebben, begrijp je?
- Ja, ik ben bang.
- OVT: Dan heb je het
begrepen. Ik ga er niets meer over zeggen nu. Dit zijn de
puzzelstukjes en het is niet eens moeilijk om de puzzel te leggen,
hij past zó in elkaar, het is zelfs moeilijk, ik zou haast zeggen
onmogelijk, om hem verkeerd te leggen. En ga nu gauw terug naar huis,
mijn beste, en geniet nog een beetje van je leven in deze mooie
wereld want het is weliswaar een gek die dit vertelt maar het is
allemaal bijna voorgoed gedaan. Ga nu en tracht te vergeten wat ik
gezegd heb! Ga, zeg ik: haast je! Maak dat je weg komt!!
(J.B., 17 augustus
2021)
Het gevaar van exclusie (van ongevaccineerden) - Aflevering 2: Trots en schaamte: wij en zij
Het
gevaar van exclusie (van ongevaccineerden)
Aflevering
2: Trots en schaamte: wij en zij
De verminking ingevolge
lepra zorgt voor een natuurlijke schandvlek terwijl aangebrachte
stigmata verborgen ziekten kunnen verraden maar mensen ook geheel
onterecht kunnen brandmerken of verstoten, een bedrijvigheid waarin
religies uitblinken omdat zij zo sterk verwant is met de toverij: de
kunst van het manipuleren van de werkelijkheid middels bijvoorbeeld
stigmatisering, vooral gangbaar in de vorm van achterklap, waarvan
wij de nefaste werking kennen vanuit het historisch voorbeeld van de
heksen van Salem dat ook heden talloze toepassingen kent.
Men schaamt zich voor de
gestigmatiseerde, wat betekent dat men zich niet met hem of haar in
het openbaar wil vertonen uit vrees voor schande (door associatie),
uiteraard gevolgd door de eigen brandmerking en verbanning. Niet voor
niets definieert de hedendaagse theologie de hel als de toestand van
absolute verlatenheid en het is ook die verlatenheid welke volgens
Hannah Arendt (in: The Origins of
Totalitarianism, 1951) maakt dat verstotenen
zichzelf van hun verstoters verwijderen - in het extreme geval
middels zelfmoord zoals wellicht bij Primo Lévi (1919-1987), bekend
van zijn werk over Auschwitz: Se questo è un
uomo - Als dit een
mens is. (1947)
Hedendaags onderzoek laat er verder geen twijfel over bestaan dat
verstoting hersenprocessen verstoort waardoor kanker ontstaat. (°)
Als
reeds over vaccinatie als zodanig de meningen onder de medici zelf
verdeeld zijn, onder meer naar aanleiding van het resulteren van
massavaccinaties in resistente varianten, dan is verdeeldheid
uiteraard terecht inzake de ontegenzeggelijk overhaaste vaccinatie
naar aanleiding van de actuele pandemie waarbij in strijd met alle
regels het mensdom zelf gedwongen proefkonijn werd. De aperte
manipulaties door overheden die inzake corruptie lang niet meer aan
hun proefstuk toe zijn, is daarbij olie op het vuur. Als dan
bovendien figuren met een Napoleoncomplex de media misbruiken om als
oplossing te gaan propageren dat men het de vaccinatieweigeraars nu
zo moeilijk mogelijk moet maken, is het hek helemaal van de dam.
De
vaccinweigeraars dwarsbomen weliswaar de plannen van de farmareuzen
maar hun keuze tegen vaccinatie kan niet worden beschouwd als
irrationeel, psychotisch of immoreel: waar hen het leven wordt
bemoeilijkt, is heel terecht sprake van discriminatie en zij worden
gediscrimineerd omdat men hen nu eenmaal niet rechtstreeks of op
legale wijze van hun keuzevrijheid kan beroven. De machthebbers
etaleren hun doortraptheid in het feit dat zij, enerzijds, de
verantwoordelijkheid voor de gevolgen van de vaccinatie aan de
burgers overlaten die, meestal hun medische lekenstatus ten spijt, de
vrije keuze krijgen over het al dan niet gebruik maken van de ingreep
terwijl tegelijk, anderzijds, de potentaten aan de burgers deze
vrijheid misgunnen door wie er gebruik van maken zoveel mogelijk uit
te sluiten van participatie aan het maatschappelijke leven.
De
maatschappij polariseert en correcter gesteld: zij her-polariseert.
Voortaan is er een sociale opdeling in gevaccineerden en
vaccinweigeraars en deze nieuwe polen plaatsen alle oude
tegenstellingen in hun schaduw: links en rechts, progressief en
conservatief, gelovig en ongelovig - het heeft allemaal niets meer te
betekenen in het licht van de nieuwe rituelen, waarbij het
hedendaagse doopsel vaccinatie heet, waarbij zonde vervangen werd
door ziekte en waarbij de nieuwe clerus, de orde is van de
geneesheren.
Vaccinweigeraars
zijn de nieuwe dienstweigeraars die vooralsnog geen beroep kunnen
doen op het statuut van gewetensbezwaarde terwijl beide groepen zich
kenmerken door resistentie voor autoriteit, wat samenvalt met
zelfbeschikking in de betekenis van het verlenen van voorrang aan het
persoonlijke geweten of het eigen oordeelsvermogen. Zij worden
weggezet als asociaal terwijl zij ervan overtuigd zijn te gehoorzamen
aan hogere wetten (of althans wetten welke niet besmet zijn door de
ontmenselijkende wetten van de kapitalistische economie) waarvoor de
potentaten en de door hen bespeelde massa ongevoelig blijken. Het
schandaal bestaat er volgens de verzetslui in dat zij
geschandaliseerd worden die de oorlog verwerpen en de vernietiging
van de mens terwijl die hogere ethiek haar aanhangers gestraft ziet
met sociale uitsluiting of verbanning.
Onder
de nazi's in Duitsland werden de joden onterecht van allerlei onheil
beschuldigd: zij werden onbestraft en op den duur zelfs openlijk door
het regime zelf 'ratten' genoemd en 'ongedierte'. Het verwijt
'ongedierte' aan het adres van de joden maakte een associatie tussen
die twee en resulteerde in de demonisering van een heel volk, wat
ertoe leidde dat de bevestiging "ik ben jood" op den duur
ging klinken als een bekentenis: "ik ben ongedierte", "ik
ben schuldig", "ik schaam mij" - en van fierheid is
dan uiteraard geen spoor meer te bekennen.
Gelijkaardig
verloopt de betovering van de massa door de terreur van religies. Nog
niet zo lang geleden werden ook in onze streken vrouwen herleid tot
broedmachines wiens heilige plicht het was om bij de haard te blijven
en daar zoveel mogelijk kinderen te kweken en de dorpspastoor zag er
op toe dat dit ook gebeurde. De bevestiging dat men een kinderloos
huwelijk had, klonk ingevolge de religieuze terreur en indoctrinatie
als een bekentenis van plichtsverzuim. Vrouwen die antwoordden dat
zij geen moeder waren, leken daarmee te bekennen dat zij leden aan
een zekere vorm van onmenselijkheid. In het licht van een door het
katholicisme opgelegde wereldorde, leken mensen die verklaarden niet
in het bestaan van een god te geloven, te bekennen dat zij het
verdienden om eeuwig te zullen branden in de hel: het was de
godsdienstterreur die de realiteit verwisselde voor deze
leugenachtige perceptie - toverij!
Erger
nog klinkt ook vandaag nog in veruit de meeste landen ter wereld de
bevestiging van de eigen identiteit als homo als een
schuldbekentenis, zo niet als een zelfveroordeling. Vooral onder
religieuze druk maar ook ingevolge zekere ideologieën en hoe dan ook
door de toverij van de inductie onder psychosociale druk van
stelselmatige associatieve processen, wordt de homoseksuele
geaardheid gelijkgesteld aan misdaad, als zij al niet wettelijk als
een misdaad wordt bestempeld zoals dat vandaag het geval is in Ghana.
(*) Over de dictator van Tsetsenië wordt beweerd dat hij letterlijk
zou jagen op homo's om ze dan in kampen dood te martelen en in landen
waar de sharia heerst, wil de wet dat homoseksualiteit met de dood
wordt bestraft. Maar ook waar de wetten de vrijheid van homo's moeten
waarborgen, blijft meestal feitelijke discriminatie bestaan in de
vorm van het door het regime systematisch onbestraft laten van
clandestiene vervolging door al dan niet religieus geïnspireerde
homohaters. Kortom, ook vandaag nog klinkt de bevestiging "ik
ben homo" op veruit de meeste plaatsen ter wereld als een
schuldbekentenis welke dan uiteraard met schaamte wordt afgelegd. En
vanzelfsprekend zal dan in een wereldomspannend sportgebeuren, zoals
bij uitstek de Olympische Spelen, de 'schaamteloze' bevestiging door
een kampioen van zijn homo-zijn de betekenis hebben van een moedig
verzet tegen de wijdverbreide voortdurende achterstelling, marteling
en moord op homo's. Wie van mening zijn dat Tom Daley een irrelevante
uitspraak doet waar hij verklaart niet te bezwijken voor terroristen
die eisen dat hij zich hoort te schamen voor zijn homo-zijn,
miskennen het helaas nog steeds wereldwijd triomferende onrecht
ter zake en scharen zich al dan niet bewust aan de verkeerde kant van
de geschiedenis zoals men dat vandaag zo elegant verwoordt.
En
een gelijkaardige demonisering bedreigt heden de vaccinweigeraars.
Van onwettige vrijheidsberoving is sprake waar de wet de consument
(niet de patiënt!) moet vrij laten om al dan niet een vaccin te
kopen (en er klinkt een valse noot in de verordening die maakt dat
vaccins via belastinggelden worden betaald) terwijl die vrijheid
gekoppeld wordt aan andere vrijheden waarvan hij dan wél wordt
beroofd, zoals de vrijheid om te gaan en staan waar men wil. De
vrijheid om zich al dan niet te laten vaccineren is dan een
schijnvrijheid, een vrijheid die feitelijk ondermijnd wordt. Dat
zekere figuren van wie nochtans verwacht kan worden dat zij in staat
zijn om maatschappelijke verantwoordelijkheid te dragen, propageren
dat men het de vaccinweigeraars zo moeilijk mogelijk moet maken,
etaleert hoe illusoir de onafhankelijkheid wel is die (vermeende)
wetenschapslui moet toelaten om verantwoordbare beslissingen te
nemen. Echt onhoudbaar wordt de hypocrisie waar ingevolge de
georganiseerde pesterijen mensen effectief het verlies van hun job
risceren - toestanden welke sinds jaar en dag schering en inslag
zijn waar het gaat over bijvoorbeeld migranten, homo's en vrouwen.
Het nieuwe geweld en de hypocrisie naar religieus model
Het
nieuwe geweld en de hypocrisie naar religieus model
Godsdienstvrijheid is een heel mooi woord, het brengt
ons in de waan dat wij te kiezen hebben over wat wij al dan niet
geloven en belijden. Helaas doen wanen ons geen goed: eenmaal zij
bezit namen van ons verstand, draaien zij ons een rad voor de ogen en
zien wij dingen die er niet zijn terwijl de realiteit zich aan ons
zicht onttrekt. Amper enkele decennia geleden was men hier vrij om
katholiek te zijn: men mocht het zijn, zo luidde het: men was
zo vrij dat men het kon belijden. De mensen echter wisten wel beter
want onder de voorgewende vrijheid verschool zich een meedogenloze
dwingelandij: het mogen was in werkelijkheid een moeten
want wie, het geloof ten spijt, de belijdenis verwaarloosde, verloor
zijn baan, werd genekt, monddood gemaakt, gedemoniseerd en, in nog
vroegere tijden, ook letterlijk verbrand.
Godsdienstvrijheid was een waan welke althans hier te
lande behoort tot het verleden en wel omdat zij nu door een andere
waan vervangen werd: de zogenaamde vaccinatievrijheid. Want zoals men
zich destijds helemaal niet hoefde te laten dopen, zo dwingt niemand
ons heden met geweld om ons een prik te laten zetten. Maar niemand
kan ook ontkennen dat het lot van de niet-gevaccineerden vandaag er
even benijdenswaardig uitziet als dat van de ongedoopten van
gisteren, en wel omwille van die gelijkenis tussen godsdienst- en
vaccinatievrijheid: beide zijn zij een kostelijke waan; beide
zogenaamde vrijheden verkappen in feite dwang en geweld.
Precies zoals de ongedoopten toentertijd geen toegang
kregen tot de jobs bij instellingen welke toebehoorden aan de kerk
(zoals het onderwijs, de hele zorgsector en wegens de verzuilde
politiek uiteindelijk alle maatschappelijke activiteiten), zo
ook dreigen niet-gevaccineerden vandaag wereldwijd aan de kant te
worden gezet. Maar de potentaten trekken zich uit de slag: ze moeten
niet klagen, zo luidt het officiële argument, want ze zijn vrij om
zich wél te laten vaccineren en bovendien is dat gratis. Ja, waar
hebben we die retorieken nog gehoord?
Uw gevangenschap en uw terdoodveroordeling zijn uw
eigen keuzes want u bent vrij om zich te onderwerpen! - Het staat
letterlijk in het Requierimento uit 1514 van paus Alexander VI
waarmee na de inval van Columbus in Amerika in 1492 en de daar op
volgende pauselijke 'schenking' van Amerika aan Spanje met de
opdracht om de Indianen te kerstenen, deze volkeren werden aangemaand
om zich te onderwerpen aan de Spaanse kroon en zich te laten dopen op
straffe van gevangenschap en slavernij.
Uiteraard betekenen dergelijke verordeningen voor het
volk de vrije keuze tussen slavernij en slavernij: de eerste vorm
heet slavernij uit vrije keuze, de tweede is de waan van vrijheid.
Wanneer vandaag de ganse wereldbevolking door de
huidige leugenachtige machthebbers voor exact dezelfde keuze wordt
gesteld, ontvangt het mensdom in feite zijn welverdiende loon.
Worden immers vluchtelingen die illegaal ver van hun
door oorlog verwoeste thuisland als slaven aan de kost moeten komen
niet met exact hetzelfde dilemma geconfronteerd? En worden de
uitvoerders van deze executie door de sluwe potentaten dan niet
gerecruteerd uit hun eigenste middens, zoals destijds door de nazi's
ook joden werden uitgelezen om hun volksgenoten om te brengen in aan
het oog onttrokken kampen? Is bijvoorbeeld hier te lande de huidige
verantwoordelijke voor het asielbelijd niet afkomstig uit dezelfde
streek waarheen de nu uitgehongerde slaven teruggedreven worden in de
handen van een niets en niemand ontziende taliban?
Maar zeg dan eens: wat is er legaal aan het dulden
van illegalen uitsluitend met het oog op het drukken van de prijs van
de consumptiegoederen en aldus het vrijwaren van de levensstandaard
van de slavendrijvers die deze 'illegalen' aldus eeuwig in de tang
wensen te houden?
Het antwoord luidt onmiskenbaar dat die eeuwigheid
slechts duurt totdat de vernederden zelf kiezen voor de dood en wee
de dag die aanbreekt want alleen volslagen blinden kunnen niet zien
dat dit het eerstvolgende punt is op de agenda van onze intrieste
wereldhistoriek.
(J.B., 11 augustus 2021)
09-08-2021
Het ereschavot als tribunaal
Het
ereschavot als tribunaal
Sommigen geloven het misplaatst én discriminerend te
mogen noemen wanneer een winnend Olympisch atleet verklaart er fier
op te zijn dat hij homo is. Hierbij weten zij andermans woorden zo
weer te geven dat het lijkt alsof beweerd werd dat het homo-zijn als
zodanig de reden voor de fierheid is. Seksuele geaardheid is
irrelevant met betrekking tot sportieve prestatie, zo klinkt het.
Trouwens evenals geslacht en huidskleur en een niet op te sommen
aantal andere zaken.
Die mening lijkt onschuldig, ware het niet dat
dergelijke subtiele verdraaiingen en simplificaties ingegeven worden
door een racisme dat zij zodoende nog aanwakkeren. Vooreerst omdat
zij een bijzonder selectieve verontwaardiging (en derhalve een
discriminatie) verraden maar ook en niet in het minst omdat zij een
barbaars negationisme verkappen.
Wat betreft de selectieve verontwaardiging, kan
meteen de tegenvraag worden opgeworpen waarom na elke kamp een
nationale hymne de wereld rondgebazuind hoeft te worden. Is er een
andere reden denkbaar dan de fierheid als
Belg of als Brit een
kamp te hebben gewonnen?
Niemand immers kan het helpen Belg of Brit te zijn
maar meer nog dan dat trainen sommigen zich rot in de hoop dat zij
via hun sportieve prestaties bijvoorbeeld de Belgische of de Britse
nationaliteit in de wacht kunnen slepen om op die manier een
menswaardige toekomst voor hun familie te kunnen verdienen.
De koppeling van de prestatie aan een zekere
nationaliteit mag dan al irrelevant zijn op zich: haar onterechte
erkenning wordt met recht en rede te baat genomen waar zij het
verschil kan maken tussen leven en dood.
Een gelijkaardige strijd om menselijke waardigheid en
erkenning wordt uiteraard gevoerd door mensen die het slachtoffer
zijn van alle vormen van achterstelling, waaronder
achterstelling op grond van ras, geslacht en geaardheid. En zo
zijn we meteen beland bij het verkapte negationisme dat discriminatie als
zodanig negeert: het is helemaal niet irrelevant om de irrelevantie
van de feitelijke discriminatie op grond van ras, geslacht of
geaardheid aan de kaak te stellen.
De kaak is de schandpaal of het schavot en, in een
meer beschaafde vorm welke de criticus toelaat te ontkomen aan de
nabootsing van zijn geweldenaar: het ereschavot. In fierheid schuilen
recht en terechtwijzing, vraag het maar aan Jesse Owens. Die het
schoentje past, trekke het aan.
Lang geleden woedde er
een epidemie veroorzaakt door insectenbeten en zij kreeg de naam
Picpus, van pique puce, wat wil zeggen: vlobeet. De
epidemie Picpus werd op wonderbaarlijke wijze genezen door een
geestelijke die zich vestigde in een Parijs kwartier dat dan genoemd
werd: rue de Picpus. (1) In die straat vestigde zich ook het
moederhuis van de in 1800 gestichte Congregatio Sacrorum Cordium,
de missionarissenorde van de
zogenaamde picpuspaters. (2)
Nu werden zoals
telkenjare ook in 1840 een reeks beroemdheden geboren, onder wie
Willem van Oranje Nassau, Emile Zola, Peter Tsjaikovski, Alphonse
Daudet, Claude Monet en Jozef De Veuster. (3) Deze laatste, beter
bekend als de in 2009 heilig verklaarde picpuspater Damiaan, trok
naar de leprakolonie op het eiland Molokaï. Deze geschiedenis wordt
op uitnemende wijze verhaald in Molokaï:
het eiland der verworpenen van
Ludo Noens. (4)
Omdat zij besmettelijk
zijn, worden lepralijders sinds oudsher verbannen en dit gebeurt
genadeloos daar men vaak vanuit religieuze inspiratie de schuld voor
ziekten aan de zondigheid der zieken zelf toeschrijft. Jozef De
Veuster gaf aan de lepralijders de menselijke waardigheid terug die
hen ontzegd werd krachtens hun verbanning: hij werd zelf leproos en
stierf in 1889, het jaar waarin in Parijs de Eiffeltoren werd
ingehuldigd die de andere wereldwonderen naar de kroon stak. Het
overlijdensjaar van Damiaan van Molokaï was ook het jaar waarin de
Moulin Rouge de deuren opende om ze 131 jaar later weer te
moeten sluiten voor de 'picpus' die vooralsnog op een volgeling van
de heilige Macharius wacht. Die man van duizend jaar geleden was een
Armeense bisschop op de vlucht en wegens de verstoting van de
vluchtelingen zou dat wachten wel nog heel lang kunnen duren. (5)
Een stigma of schandvlek
wordt in het vlees van een veroordeelde gebrand (6) en in geval van
lepra is die schandvlek van nature zichtbaar door de verminkingen die
zij aanricht. (7) Waar een ziekte zich verbergt, kan een door anderen
aangebracht stigma ze alsnog zichtbaar maken en verraadt zij als het
ware het gevaar voor contaminatie. Het al dan niet vermeende gevaar,
want waar van ziekte al helemaal geen sprake is, kan stigmatisering
ervoor zorgen dat mensen verstoten worden alsof zij ziek en
besmettelijk waren terwijl zij dat helemaal niet zijn. (7)
Zondaren zijn mensen die
een taboe doorbroken hebben; zij pleegden heiligschennis. (8) In de
oudheid werden zondaren ingegraven in een put, met het hoofd nog
bovengronds om zo door willekeurige toeschouwers veroordeeld en
gestenigd te worden. (9) In de middeleeuwen werden beschuldigden aan
de schandpaal (de kaak) gebonden, voor iedereen te kijk gezet en met
de vinger gewezen, ten prooi aan onbestraft geweld. (10) De
gruwelijke praktijk werd herhaald in het nazitijdperk waar van de
door het regime verstotenen werd geëist dat ze een specifiek
kenteken droegen. De ster van David, de koning der joden, werd de
openbaar te bespotten, verplicht op te spelden jodenster die
herinnert aan het feest van Christus Koning; zij werd vanaf 23
november 1939 verplicht in Polen en in het ganse Duitse rijk vanaf de
leeftijd van zes jaar op 19 september 1941.
Deze stigmatisering werd
lange tijd voordien voorafgegaan door de beslissing van paus
Innocentius III op het Vierde Lateraans Concilie in 1215, dat joden
en Saracenen onderscheiden kledij moesten dragen, wat nadien talloze keren door pausen en koningen herbevestigd werd. Het Heilig Roomse
Rijk verplichtte de jodenhoed en ook de Islamieten maakten gebruik
van stigmatisering. De afschaffing van die discriminatie volgde pas
in de Verlichting welke werd in gang gezet door de Franse
Revolutie... om dan onder Hitler opnieuw op te duiken. (11)
Niet alleen joden werden
gestigmatiseerd: homo's mochten niet in het openbaar verschijnen
zonder roze driehoek; de rode driehoek was voor politieke gevangenen;
de zwarte driehoek duidde asocialen aan van allerlei slag; de groene
was voor criminelen, de blauwe voor immigranten, de bruine voor
zigeuners, de paarse voor Jehova's getuigen, en zo waren er nog vele
andere kentekens in voege, naast de nummers getatoeëerd in het vlees
van de gevangenen in de concentratiekampen. (12)
Mensen lijden niet onder
het alleen-zijn, soms zoeken zij het alleen-zijn op om zich niet
alleen te voelen, zo legt Hannah Arendt uit in haar magistrate werk
over het totalitarisme: de verlatenheid wordt pas gevoeld in het
gezelschap van hen door wie men wordt verstoten. (13) Gettovorming
kan door verdrukkers worden opgelegd zoals dat vandaag het geval is
waar de verdrukker E.U. miljoenen vluchtelingen, kinderen
incluis, in ingehuurde 'privaatgevangenissen' vast zet voor de duur
van vele jaren. (14) Maar soms is gettovorming ook een natuurlijk
sociaal afweermiddel dat beoogt de pijn van de verstoting enigszins
te milderen.
(13)
Zie: Hannah Arendt, Totalitarisme,
Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021 (eerste druk 2014), in het
Nederlands vertaald door Remi Peeters en Dirk De Schutter.
Oorspronkelijk: Totalitarianism,
deel III, alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat
negende hoofdstuk uit deel II, getiteld: The
Decline of the Nation-State and the End of the Rights of Man.
Bepaalde microben in het
lichaam zijn niet alleen normaal, ze zijn ook goed voor de gezondheid
en niet alleen omdat ze het immuunsysteem trainen maar ook in die zin
dat ze ons beschermen tegen meer schadelijke microben van wie deze
mee-eters immers de stoel bezet houden. Het ministerie van
volksgezondheid waarschuwt er in dit kader zelfs voor om het gebruik
van antibiotica te beperken of zo mogelijk te vermijden. (1)
Antibiotica doden
weliswaar bacteriën maar de keerzijde van dit verhaal bestaat erin
dat aldus zitplaatsen vrijkomen voor superbacteriën, met andere
woorden: mutanten van microben waartegen geen antibiotica meer helpen
omdat zij resistent geworden zijn. Soms is het dus beter om de
relatief onschadelijke bacteriën te laten zitten, hen niet met
antibiotica te verjagen en zodoende te vermijden dat hun plek wordt
ingenomen door micro-organismen tegen welke geen kruid meer gewassen
is. Vooral bij longontstekingen zou men zien dat de overlijdens
veelal volgen kort nadat antibiotica werden toegediend, al is het
bijzonder moeilijk om te bepalen welke factor daar de doorslag geeft.
Superbacteriën worden
ook ziekenhuisbacteriën genoemd omdat ze vooral floreren waar veel
antibiotica worden gebruikt: het zijn eigenlijk mutanten die immuun
geworden zijn voor elke bestaande bestrijdingsvorm. De kans dat die
mutanten opduiken wordt ook groter naarmate de microben in kwestie
feller worden bestreden, met name middels vaccinatie. (2)
Men kan ze misschien wel
vergelijken met inbrekers die eenmaal men hen gewapenderhand gaat
bestrijden, zich voortaan zelf niet langer ongewapend naar de plek
van de misdaad begeven. De maatschappij bestrijdt inbraak en diefstal
middels sociale wetten die honger helpen te voorkomen en op een
gelijkaardige manier worden microben ook vriendelijker als men hen
niet al te zeer schuwt: vandaag raden medici ouders aan hun kinderen
vaker buiten in het zand te laten spelen teneinde te bekomen dat hun
afweersysteem verbetert, wat betekent dat voor hen alvast bepaalde
microben niet langer ziekteverwekkers zullen zijn.
En dan is er nog de
kritiek van dr. Suzanne Humphries die de vaccinatie als zodanig in
vraag stelt. Zij onderzocht de vaccinatie van pokken en zag dat in
het Engelse Lester het aantal sterfgevallen ingevolge pokken hoog
bleef ondanks het feit dat daar duchtig gevaccineerd werd. Ondanks
alle waarschuwingen voor rampscenario's, besloot deze stad ooit om te
stoppen met vaccineren en tegen alle verwachtingen in, waren er plots
minder zieken en ook minder sterfgevallen. Bovendien, wetende dat
amper 5 tot 10 percent van de wereldbevolking ooit werd ingeënt
tegen de pokken en dat de pokken niet zijn uitgeroeid, tonen
grafieken inderdaad een afname van de sterfgevallen mettertijd,
edoch: vanaf het ogenblik dat men is gaan vaccineren, is die afname vertraagd! (3) (4)
Schimmels, bacteriën,
virussen en nog andere micro-organismen vindt men terug in allerlei
grotere levende organismen - in planten, dieren en mensen - maar als
die wezens gezond zijn, houden zij de microben binnen de perken zodat
die helemaal geen kwaad kunnen verrichten. Men moet er eens op
letten: als de verkoudheden de kop opsteken, hoort men zelfs de
dokters zeggen dat men helemaal niet hoeft te vrezen voor de kou
omdat het de microben zijn en niet de kou die ziek maakt. Maar
etaleren zij aldus niet hoe weinig voeling zij maar hebben met
gezondheid en met ziekte? Gaat immers het ziek zijn niet vooraf aan
de invasie van de microben in ons lijf? Het ziek zijn of de honger of
het onderkoeld zijn maken ons vatbaar voor microben die zonder die
omstandigheden zo onschuldig zouden zijn als onze naaste buren.
Waarmee
nota bene gezegd is dat slechts de omstandigheden hoeven te
veranderen om van buren aartsvijanden te maken welke wij te vrezen
hebben zoals de burgers onder het regime van Nicolae Ceaușescu van
Roemenië hun medeburgers vreesden die hen immers naar het leven
stonden waar de regel gold dat verraad een burgerplicht is.
Een boom wordt pas
vatbaar voor schimmels als hij dood is want schimmels voeden zich met
dode organismen. De bacteriën die immer met ons meereizen in onze
keel, veroorzaken pas keelpijn als wij oververmoeid geraken. Het
griepvirus kan ons pas het bed in jagen als onze gezondheidstoestand
suboptimaal is en zo ook corona.
Als mensen doodgaan,
wordt dat al te makkelijk toegeschreven aan een 'ziekte', zoals men
een microbe geheel onterecht gaan noemen is: een microbe op zich is
helemaal geen ziekte, een microbe is een levend wezen. De ziekte
daarentegen is een eigenschap van de mens zelf, een toestand die
optreedt waar wij er niet in slagen om de ontmoeting met de microbe
te laten verlopen zoals wij dat wensen.
Als mensen sterven en
hun dood wordt toegeschreven aan corona, kan dit slechts betekenen
dat corona op het ogenblik van hun verzwakking de sterkste vijand
was, want wij herbergen duizenden, zo niet miljoenen microben in ons
lijf en het zal uiteraard de allersterkste zijn die ons het eerste
velt als wij verzwakken, precies zoals het ook bij de allerzwakste
schakel is dat een ketting onder spanning breekt. Waarmee meteen
gezegd is dat het uitschakelen van corona de dood niet weghoudt omdat
dan nummer twee de klus zal klaren, precies zoals de tweede zwakste
schakel van een ketting onder spanning niet zal weigeren te breken
eenmaal de zwakste door een sterke werd vervangen.
Wanneer een
micro-organisme de ronde doet, zal nooit iedereen er ziek van worden;
zelfs de pest, typhus en ebola sparen meer mensen dan zij er vellen.
Zo blijkt er niet alleen een verband tussen enerzijds gezondheid en
ziekte en anderzijds lichamelijke omstandigheden: gezondheid en
ziekte staan ook in relatie tot de soort. Wanneer het lijkt dat een
ziekte uitgewoed raakt van zodra zij een zeker gedeelte van het volk
gedood heeft, dan toont zich die groepsfactor als mede bepalend voor
het ziekteverloop.
Andermaal: de ziekte is
niet de microbe maar wel onze vatbaarheid ervoor. Die vatbaarheid is
uiteraard een zaak van lichamelijke gezondheid maar zij houdt ook
verband met de groep waarvan men deel uitmaakt. Ziekten immers vellen
naar gelang hun aard een vast percentage van de bevolking: waar zij
weerstand ondervinden, worden zij agressiever maar waar zij het al te
makkelijk hebben, doen zij alras een stap terug.
Microben hebben er
immers geen baat bij dat diegenen aan wie zij hun voortbestaan
danken, zouden verdwijnen en in die zin zijn zij dan ook best
vergelijkbaar met vampieren die periodiek opstaan uit hun graf om
zich aan mensenbloed te laven: ook zij hebben er alle baat bij dat
zij hun gulzigheid in toom houden zodat hun levensbronnen niet worden
drooggelegd.
Uiteraard hebben mythen,
sagen en legenden met geneeskunde niets te maken maar misschien wel
met geneeskunst: brengen zij niet vaker aan het licht wat door de
mazen van al te rationele zeven valt?
En dan is er nog het
getal, de magie der cijfers en de verhoudingen welke de
facto de wereld regeren, daar men immers
heeft ontdekt dat de kwantummechanica of dus de
waarschijnlijkheidsrekening ultiem bepalend blijkt voor wat al dan
niet te gebeuren staat. Want niemand is bij machte om de toekomst te
voorspellen terwijl anderzijds die fameuze wet der grote getallen
nimmer faalt.
(J.B., 1 augustus
2021)
Schimmels
Schimmels
Leven is activiteit of
verbranding en dat geeft hitte die zich verspreidt in de lucht die
daardoor steeds meer waterdamp naar zich toe trekt en in warme,
vochtige lucht gaan schimmels woekeren: deze micro- organismen vreten
het leven aan en ontbinden tenslotte alle andere organismen tot niets
dan mest.
Het woord 'schimmel'
komt van 'scimmel', dat 'roest' betekent en is ook verwant met
'schemer'; het Latijnse 'fungus' zou een samentrekking zijn van
'funus ago', wat wil zeggen: "Ik maak een lijk".
Schimmels vreten de
bomen aan, de olm verdween vrijwel totaal, van de berken schieten er
nog weinig over en ook alle andere soorten krijgen het zwaar te
verduren, de groene bossen worden sinds kort ontsierd door grote
groepen dorre stammen, de mot zit in de hagen, het gras kleurt
donkergeel en rot.
Fungi: ze hebben
gemeenschappelijke voorouders met de dieren, het zijn vezeldraden die
zich met miljarden tegelijk verspreiden door de lucht, ze nestelen
zich in planten, pelsen, darmen en longen waar zij wassen ten koste
van het leven van hun zieke gastheer die geen lucht meer krijgt en
stikt.
De paddenstoel die wij
zien is slechts een klein deel - het vruchtlichaam - van de
meercellige schimmel, het is schijnweefsel, bestaande uit
schimmeldraden die voor het overgrote deel onzichtbaar zijn ofwel
zien zij er bijvoorbeeld uit als een aanslag. Toch is de honingzwam
het grootste levende wezen op aarde en ook het oudste. In Oregon
leeft zo'n zwam die 2400 jaar oud is en zij beslaat 890 hectare.
De meeste planten leven
in symbiose met schimmels die ook een voedselbron zijn voor sommige
insecten en bepaalde soorten zijn eetbaar of leveren antibiotica voor
de mens terwijl andere ons kunnen infecteren met bijvoorbeeld
kalknagel of zwemmerseczeem.
In de longen van twintig
percent van de coronapatiënten op de Intensive Care vindt men de
Aspergillus schimmel die
heel vaak tot de dood leidt.
Aspergillus gedijt wonderwel op lichaamstemperatuur maar een gezond
immuunsysteem houdt die binnen de perken. Waarschijnlijk is de
schimmel er al maar gaat die pas gevaarlijk woekeren wanneer
bijvoorbeeld corona de patiënt verzwakt en het antimalariamiddel
hydroxychloroquine zou de groei van deze schimmel tegenwerken.
De wereld rond vraagt men zich beteuterd af hoe het in Gods naam mogelijk is geweest dat iemand zoals Donald Trump het ooit heeft kunnen schoppen tot president van de Verenigde Staten van Amerika, de machtigste natie ter wereld aan wiens toegangspoort dat reusachtige Vrijheidsbeeld prijkt dat alle nationaliteiten en rassen verwelkomt. Het antwoord is eender waar de vraag gesteld wordt hoe het dan mogelijk is dat het zwarte suikerwater dat de tanden doet wegrotten en de hele wereld obees maakt tot de best verkochte drank ooit is kunnen worden. Reclame is een duivelse toverkunst die de grofste leugens voor waarheid kan verkopen en wie zelfs Trump aan de macht kon brengen, heeft zijn strepen verdiend als meester-oplichter.
Steve Bannon verzamelde vanuit zijn Cambridge Analytica informatie en gebruikte die voor propaganda op maat van specifieke doelgroepen om Trump aan de macht te brengen en hij was ook zijn strateeg tot augustus 2017. Voordien was Bannon onder meer voorzitter van het extreemrechtse Breitbart News (1) dat menigeen in Nederland en in België zal herkennen als veelvuldige bron voor het lasterlijke, met complottheorieën en haat gevulde en naar godsdienstwaanzin ruikende Xandernieuws maar het heeft tentakels in het nepnieuws doorheen gans Europa. Breitbart wordt gefinancierd door de conservatieve miljardair en specialist in Artificiële Intelligentie, Robert Mercer die naast Trump ook de Brexit steunde en het genoemde Cambridge Analytica. Mercer zet A.I. in voor het sturen van de politiek, hij is lid van de vuurwapenlobby en verzamelaar van machinegeweren. (2) Bannon werd racisme ten laste gelegd en net als Mercer is hij een klimaatontkenner. In 2019 is Bannon naar Brussel verhuisd met de bedoeling om extreemrechtse politici in Europa te verenigen voor de verkiezingen van 2019. Momenteel heeft hij zich gevestigd in het kartuizerklooster Trisulti nabij Rome. (3)
Op 27 mei ll. schrijft de redactie van Kerknet (het zgn. 'Parochieblad') dat Steve Bannon groen licht gekregen heeft met zijn DHI ('Dignitatis Humanae Institute' of 'Instituut voor de Menselijke Waardigheid') voor de oprichting van zijn zogenaamde 'gladiatorenschool', die volgens Kerknet beantwoordt aan de volgende beschrijving: "een Europese academie voor de opleiding van rechts-populistenen verdedigers van de joods-christelijke waarden in een geklasseerde middeleeuwse abdij." (4)
De afkeurende toon van het bericht in het parochieblad is echter bijzonder misleidend maar het feit in acht genomen dat de kerk in de loop van de geschiedenis bij voorkeur samenwerkt met extreemrechts (5) mag het niet verwonderen dat het project gesteund wordt door katholieke hoogwaardigheidsbekleders onder wie kardinaal Peter Turkson. (4)
Deze laatste is een Ghanees die behoorde tot de favorieten voor de pauselijke troonsopvolging bij het aftreden van Benedictus XVI in 2013 en momenteel profileert hij zich opnieuw, namelijk als verzoener in de aan de gang zijnde rellen in de VS n.a.v. de moord op George Floyd in Mineapolis op 25 mei ll. (6) Gezien het absoluut gerechtvaardigde karakter van de protesten lacht de toekomst de zwarte paus toe maar er is dus een bijzonder wrange keerzijde aan de schitterende medaille.
Evenals kardinaal Bertone is kardinaal Turkson homofoob en bekend om zijn volstrekt onwetenschappelijke uitspraken over homofilie en zo werd over hem reeds ter gelegenheid van de pausverkiezing in 2013 bekend dat hij de schuld voor de pedofilieschandalen in de kerk in de schoenen van zijn homofiele ambtsgenoten schuift terwijl ook kardinaal Bertone de uit de lucht gegrepen link maakte tussen homo- en pedofilie met uitspraken waarvan het Vaticaan zich onmiddellijk distantieerde. (7) Turkson beweerde tevens dat in Afrika een traditionele intolerantie bestaat tegenover 'de neiging' zodat die daar buiten de kerk gehouden werd - beweringen die overigens gelogenstraft worden in het rijk gedocumenteerde Sodoma, de jongste publicatie van Frédérick Martel, waarin de auteur benadrukt dat het taboe rond homofilie in Afrika werd ingevoerd door de katholieke kolonisatoren. (8)
Turkson blijkt overigens ook geen conclusies te moeten trekken uit de geschiedenis rond het zogenaamde Requerimento van paus Adrianus VI die onmiddellijk na de inval van Columbus in Amerika in 1513 alle Indianen aan de slavernij hielp onderwerpen. Toen de Indianenbevolking ingevolge ingevoerde Europese epidemies quasi uitstierf, werkte de kerk samen met de conquistadores om miljoenen Afrikaanse negerslaven naar dat continent te importeren waar zij zich in amper enkele jaren tijd dood werkten op de plantages van suikerriet en thee. (9)
Naar aanleiding van de voorspelling van Malachias van bijna 1000 jaar geleden over het einde der tijden en de laatste paus (10), zou Peter Turkson wel eens mooi in het plaatje van de believers en van de visionairen kunnen passen: de laatste paus zou namelijk zwart zijn. (11) Als volgende paus zou hij overigens onvermijdelijk doen denken aan Mahatma Gandhi over wie dikwijls gezegd wordt dat hij door de Britse kolonisatoren van Indië zou gepromoot zijn om met zijn geweldloosheidspolitiek de nakende opstand aldaar in de kiem te smoren. Hoe dan ook is extreemrechts in de opmars, neonazi's verschijnen in een voorspeld decor en hun middelen blijken ongelimiteerd.
(11) De believers meenden eerder dat Franciscus wel de laatste paus moest zijn omdat hij de eerste Jezuïet was die dat ambt bekleedde terwijl de Jezuïetenoverste tot voor kort nog de 'zwarte paus' werd genoemd.
De kerk en extreem-rechts (herh.)
De kerk en extreem-rechts
Op 27 april
2019 werd in Rome een Argentijnse bisschop van La Rioja, Enrique
Angelelli, door paus Franciscus zalig verklaard. (1) Angelelli werd
op 4 augustus 1976 van de weg gereden en vervolgens doodgeslagen
nadat hij had geprotesteerd tegen een dictatoriaal regime tijdens de
zogenaamde 'vuile oorlog' die aldaar woedde met de steun van
(Nobelprijswinnaar voor de Vrede in 1973!) Henri Kissinger onder de
dictatuur van Jorge Rafael Videla van 1976 tot 1981. Toen werden
zo'n 30.000 mensen ontvoerd en vermoord, waaronder 150 priesters die
verzet boden. (2) Die misdaden werden dertig jaar lang wekelijks
herdacht door de zogenaamde 'dwaze moeders' - de moeders van
verdwenen kinderen - die zwijgend in Buenos Aires over het Plaza
de Mayo of het Meiplein kwamen lopen waar de regering zetelt. (3)
Dat
Angelelli een martelaar was, werd duidelijk na later onderzoek want
de officiële versie van de doodsoorzaak luidde dat de bisschop was
omgekomen bij een verkeersongeval en de katholieke kerk is die
officiële versie blijven onderschrijven totdat de kust veilig was,
meer bepaald tot dertig jaar na zijn dood. (4)
Die
politieke strategie herinnert aan de historie van pater Damiaan en
aan die van Oscar Romero, nog twee martelaren die werden genegeerd
zolang er geen profijt mee te behalen was. Pater Damiaan werd door de
katholieken wandelen gestuurd toen hij het verbod overtrad nog terug
te keren naar het vasteland waar hij om hout kwam bedelen om de
leprozen mee te begraven; hij werd echter als groot weldoener erkend
door het stamhoofd van een plaatselijke gemeenschap en pas nadat zijn
heiligheid boven alle twijfel verheven was, werd zijn lijk in stukken
gereten door de 'relikwieënjagers' van de kerk. (5)
Ook de El
Salvadoraanse aartsbisschop Oscar Romero verzette zich tegen de door
de latere president Duarte gesteunde en door de USA bewapende
militaire junta die zowat 75.000 burgers ombrachten en hijzelf werd
op 24 maart 1980 vermoord, korte tijd nadat hij in Leuven een
eredoctoraat ontving; de kerk weigerde hem lange tijd te erkennen
terwijl zij zich verschuilde achter de valse beschuldiging van
communisme terwijl Romero alleen maar zijn bevrijdingstheologie (het
geloof in solidariteit met de armen) praktiseerde. (6)
Dat de
Argentijn Jorge Bergoglio paus is kunnen worden, is mede te danken
aan het feit dat deze steunpilaar van de conservatieve autoritaire
katholieke elite die de bevrijdingstheologie bestreed, tijdens die
vuile oorlog niet behoorde tot de verzetslieden-martelaren
ofschoon hij toentertijd (van 1973 tot 1979) provinciaal was van de
Jezuïetenorde. (7)
Nog
in Zuid-Amerika was er in Chili van 1974 tot 1990 de eveneens door de
VS gesteunde dictatuur van de rooms-katholieke mensenrechtenschender
Augusto Pinochet met 130.000 arrestaties, tienduizenden martelingen
en drieduizend executies. (8) Deze dictatoriale regimes werden
ingezet met de middels het pauselijke requerimiento
gesteunde Spaanse veroveraars die zowat vijfhonderd jaar geleden in
het spoor van Columbus de Inca's en de Azteken kwamen onderwerpen op
straffe van totale vernietiging en dood. (9)
In
Afrika kennen we de katholieke dictatuur van de onlangs overleden
Robert Mugabe van Zimbabwe maar ook in Europa kunnen we er niet naast
kijken: het verkapte bondgenootschap van de kerk met extreemrechts
toonde zich van 1939 tot 1975 in het Spanje van massamoordenaar
Franco "die
zich in 1953 na het concordaat met de Heilige Stoel "Caudillo de
España por la Gracia de Dios" ("leider van Spanje bij de
Gratie Gods") liet noemen."
(10), in de praktijken van de kerk(en) tijdens de tweede Wereldoorlog
"waarbij
de angst voor het communisme ze soms in de handen van
rechts-autoritaire regimes dreef." (11)
en vandaag in het Hongarije van Victor Orbán die zichzelf ziet
als redder van het christendom en het dagblad Trouw
wijst
er op dat aldus de scheiding tussen kerk en staat in gevaar komt -
Orbán's late 'bekering' in 1993 bleek overigens een politieke zet.
(12)
En dan is er
in het Europa van vandaag nog een nauwe samenwerking op til tussen
extreemrechts en de katholieke kerk die de haren ten berde doet
rijzen. Iedereen weet dat bij het in voege treden van de euro, de
Amerikaanse dollar flink is gezakt en dat de euro dreigde de plek van
de dollar in te nemen op de internationale markt. (13) Amerika bleef
niet bij de pakken zitten en sommige critici beweren dat het nu een
prioriteit geworden is voor de USA om de EU de wind uit de zeilen te
halen en wel met de beproefde divide et impera-tactiek. Alvast
heeft Trumps beste strateeg, Steve Bannon, zich heden gevestigd in
een klooster op een boogscheut van het Vaticaan - een klooster dat
onder de dekmantel van centrum voor het herstel van de christelijke
waarden in Europa, een opleidingscentrum blijkt voor extreem-rechtse
nationalisten die de autonomie van de eigen natie willen terugwinnen
en dus ook de ondergang van de EU. De huidige Hongaarse president
Victor Orban die het eigen land tot een ware slavenstaat heeft
herschapen, is alvast één van de beste leerlingen van de klas en
een straks niet meer te tellen aantal extremisten zitten klaar om in
zijn spoor te treden eenmaal zij, gefinancierd door 'geheim
privékapitaal', verkozen zullen zijn. (14) Precies zoals in de
achtertuin van de USA in het verdokene financiële, militaire maar
ook katholieke steun werd verleend aan de Argentijnse, Salvadoraanse
en Chileense dictaturen, kunnen vandaag de Europese dictators in
opgang rekenen op de kerk die in de samenzwering met superpopulisten
zonder twijfel een kans ziet om uit het diepe dal te klimmen waarin
zij ingevolge de huidige wereldwijde schandalen is beland. (15)
(11)
Jan Bank, God
in de oorlog.
De rol van de Kerk in Europa 1939-1945,
Balans 2017. Recensent E. Sengers schrijft over het boek:
"[Bank]
(...) laat zien dat de kerken
in het interbellum een weg moeten zoeken tussen de autoritaire
regimes die soms sterk voor, soms sterk tegen ze zijn waarbij de
angst voor het communisme ze soms in de handen van rechts-autoritaire
regimes dreef." Zie:
https://www.bol.com/nl/f/god-in-de-oorlog/9200000036327109/?country=BE
;
(14)
De VRT wijdde er een reportage aan, getiteld: "Op
bezoek in het Italiaanse klooster waar Steve Bannon 'gladiatoren' wil
opleiden om joods-christelijke waarden te verdedigen":
(15)
Zie onder meer: Frédéric Martel,Sodoma.
Het geheim van het Vaticaan,
Uitgeverij
Balans Amsterdam 2019(oorspr.:
Éditions Robert Laffont, Parijs 2019).
26-07-2021
Zo verglijdt onze democratie in een autocratie
Zo
verglijdt onze democratie in een autocratie
Een van de grondpeilers
van de democratie welke ervoor zorgt dat de macht in handen van het
volk zelf blijft berusten, is de zogenaamde scheiding der machten: de
wetgevende macht, de uitvoerende en de rechterlijke moeten onderling
onafhankelijk zijn en blijven. Waar dit niet het geval is, zullen
bijvoorbeeld de politici de rechters benoemen: de politici
controleren dan zichzelf, wat wil zeggen dat ze vrij spel hebben
terwijl het volk daarvan de dupe wordt. Dat is vandaag anno 2021 het
geval in Polen (°) en in Hongarije (*) maar ook Frankrijk en Italië dreigen
die kant uit te gaan en zo komt zelfs de ondergang van de hele EU in
het verschiet: de wetten die de vrede moeten waarborgen, het algemeen
welzijn en de mensenrechten worden herleid tot vodjes papier.
De oorzaak wordt maar
moeilijk onderkend. Zij is tweevoudig. Vooreerst brengen de huidige
politici zichzelf in diskrediet. Dat gebeurt op een ongehoorde schaal
waar potentaten nu de coronacrisis scheppen of opblazen en aanwenden
met het oog op persoonlijk voordeel: het volk wordt herleid tot een
bange massa die allerlei onzin door de strot wordt geramd en de
vrijheid wordt aan banden gelegd. Onverstand belet politici om ook
maar te vermoeden dat die oneerlijke handelwijze tenslotte averechts
moet werken. En zoals gewoonlijk spint de oppositie - extreemrechts -
garen bij de leugens van de schijndemocraten. Het volk verkijkt zich
op die kritiek en trapt in de val, precies zoals dat nu bijna honderd
jaar geleden in Duitsland gebeurde in de aanloop naar de machtsgreep
van Adolf Hitler. In werkelijkheid verglijden àlle politici naar het
gewetenloze opportunisme maar als extreemrechts aan de macht komt, is
er geen weg terug zonder oorlog.
Populisme is die
leugenachtige vorm van politiek bedrijven die aan het volk vrijheid
belooft maar slavernij oplegt. Eens de autocratie
regeert, is de hel onvermijdelijk.
De verglijding van de
E.U. wordt in de hand gewerkt door haar zogenaamde bondgenoot, de
V.S., die immers wegens de over de dollar triomferende euro, in feite
haar rivaal werd en zo verlenen sinds geruime tijd de V.S. verkapte
steun aan de Europese nationalisten die de E.U. maar al te graag zien
afbrokkelen, wat reeds van start ging met de brexit. Net zoals de
Amerikanen ten tijde van de crisis der kolonies België bijsprongen
om Congo onder de knoet te houden middels de hand- en spandiensten
van de CIA bij de moord op de volksbevrijder Patrice Lumumba, net zo
doen zij vandaag hun voordeel met de steun aan een politiek die nu
bij gebrek aan uitheemse kolonies, het eigen volk koloniseert.
Bovendien wordt ook de
scheiding tussen kerk en staat (een andere belangrijke peiler van de
democratie) de facto niet langer overal in de E.U. gerespecteerd:
Polen en ook Hongarije spelen een lelijk spel met het voorwenden van
christelijkheid voor het mooipraten van slavernij in functie van
alleenheerschappijen - de dictatuur is daar reeds een feit.
Uitheemse kolonies mogen
dan tot het verleden behoren: de kolonisatie van het eigen volk is
wat vandaag wordt nagestreefd: het tot kolonie of tot massa herleiden
van een inmiddels min of meer geëmancipeerde rechtsstaat bevolkt met
zelfstandige mensen met een redelijk opleidingsniveau en een
sociaaldemocratische visie op de samenleving. Paradoxaal genoeg
tracht extreemrechts dit doel te verwezenlijken door anderen ervan te
beschuldigen dat zij deze dystopie nastreven onder de dekmantel van
de coronacrisis en helemaal ongelijk heeft de oppositie uiteraard
niet: de eigen zwaktes zijn altijd al de troefkaarten van de vijand
geweest.
Edoch de geschiedenis
leert ons dat het ook hier opnieuw de vos is die de passie preekt.
Andermaal: eenmaal extreemrechts aan de macht komt, mogen wij wegens
de aldaar gehuldigde extreem liberalistische beginselen, vanuit een
meedogenloze concurrentievrijheid, de absolute en ongecontroleerde
alleenheerschappij van het grootkapitaal verwachten, de totale
vernietiging van het milieu en het principe van het recht van de
sterkste doorgevoerd tot zijn uiterste grens: de oorlog -
onvermijdelijk de wereldoorlog, met dit keer zeer zeker algehele en
definitieve vernietiging.
Het Ministerie van Waarheid en de libricide Aflevering 2: de illusie van de vrije meningsuiting!
Het Ministerie van Waarheid en de libricide
Aflevering 2: de illusie van de vrije meningsuiting!
Een vergiftigd geschenk
Vandaag zijn de blogs van bloggen.be (voorlopig) terug. Echter, een steekproef wijst uit dat de inhoud van de blogs sinds 14 of 15 juni 2021 niet meer wordt uitgezonden: zij werden derhalve herleid tot een klaagmuur. Men heeft er dus voor gezorgd dat bloggers van bloggen.be vanaf heden alleen nog in de illusie verkeren dat hun mening op het internet te vinden is. In werkelijkheid kunnen zij alleen nog worden bezocht door hen die weten waar ze zich bevinden...
Exact
een week na de dag waarop de Twin Towers tegen de vlakte gingen, werd
Amerika geteisterd door een vlaag van antraxaanvallen in de vorm van de
wit poederbrieven. Antrax is zeer dodelijk maar bereikt bijna niemand en
experten terzake waarschuwen dat Islamitische Staat koortsachtig op
zoek is naar een uiterst dodelijk vergif dat in één klap een massa
slachtoffers kan maken. Bommen doden weliswaar maar het
slachtofferaantal beperkt zich tot enkele tientallen en in extreme
gevallen worden dat er een paar duizend. De pest wordt snel herkend en
ingeperkt maar wat te denken van een gloednieuw dodelijk virus dat
genetisch zo gemanipuleerd wordt dat het ook uiterst besmettelijk zal
zijn? Tegen de bijl van koelbloedige moordenaars is geen mens bestand
die vrouw en kinderen heeft en zeker niet als die bioloog is van beroep
en tewerkgesteld in een lab waar de wapens van de toekomst worden
gefabriceerd.
Twee
jaar na die vreselijkste elfde september publiceert de CIA het document
The Darker Bioweapons Future waarin de Nationale Academie van
Wetenschappen waarschuwt voor oncontroleerbare en niet te detecteren
bio-technologische wapens ("engineered biological agents") die veel meer
kwaad kunnen aanrichten dan alle tot nog toe gekende ziekten. Het
document spreekt over de inplanting in een virus van genen die de afweer
vernietigen, wat zou kunnen zorgen voor bijvoorbeeld ernstige vormen
van artritis bij zoveel mensen dat de economie van het aangevallen land
het begeeft. Verontrustend is dat de wetenschap omtrent die zaken voor
iedereen toegankelijk is.
De
ontdekker van het AIDS-virus, de nu achtentachtigjarige
Nobelprijswinnaar voor de Geneeskunde Luc Montagnier vertelt ons vandaag
dat covid-19 een door mensen gefabriceerd virus is, bestaande uit
segmenten van het dodelijke HIV (waarvoor nog steeds geen vaccin
bestaat) gecombineerd met een superbesmettelijk verkoudheidsvirus. In
koor roepen bijna alle medici dat Montagnier zich vergist maar corona
doet exact wat twintig jaar geleden werd beschreven als het voor de
nabije toekomst te vrezen allergrootste kwaad.
Op
het smalle forum dat hij nog kan bemachtigen, klaagt Montagnier aan dat
ter gelegenheid van de zogenaamde pandemie de wetenschappelijkheid
verkracht wordt door het kapitaal. Wereldwijd zet de economie de
gezondheidszorg nu naar haar hand maar dit opportunisme gaat alle perken
te buiten waar het uitmondt in een wereldomvattend totalitarisme.
Vandaag zien wij daarvan alle tekenen: de oppositie wordt integraal
vernietigd, onder meer middels het aan banden leggen van de vrije
meningsuiting door het sabotteren van de massamedia en in het bijzonder
van de nieuwste communicatiemiddelen van het volk die sinds de opstanden
in Noord-Afrika de potentaten te kijk hadden gezet - dat is inmiddels
verleden tijd.
Onder
meer en vooral de blogs delen in de klappen en zo is in onze contreien
sinds 9 juli bloggen.be ontoegankelijk ('Forbidden') geworden voor het
publiek:
Seniorennet
blijkt te zijn gespaard maar dat is alleen maar oogverblinding: de
blogs van seniorennet worden immers niet uitgezonden op het internet,
zij zijn alleen bereikbaar voor wie ter plekke cirkuleert. Dat betekent
dat wie naar ongeacht wat zoeken via zoekmachines zoals Google, nooit
ofte nimmer op de seniorennetblogs terechtkomen. De meningen die daar
worden neergezet zijn voor de toevallige passant. Dit onheil is
overigens makkelijk aan te tonen: het plakken van lukrake zinsdelen uit
ongeacht welke seniorennetblog in het zoekvakje van bijvoorbeeld Google,
brengt je helemaal niet naar de bron maar geeft slechts als commentaar
dat de data niet gevonden werden. Dat was met betrekking tot bloggen.be
wél het geval, wat dit medium dan ook 'gevaarlijk' maakte voor de
huidige potentaten en dus werd het volstrekt onaangekondigd en zonder
commentaar opgeruimd. Geen iota erover in het nieuws: het doodzwijgen
van feiten, hoe gruwelijk ze ook zijn, maakt dat het op den duur echt
gaat lijken alsof zij alleen maar fictie waren: wat niet gezegd mag
worden, lijkt ook helemaal niet te bestaan - het is een van oudsher
beproefde tactiek.
De
potentaten werken immers met man en macht wereldwijd sinds een vol jaar
aan het sabotteren van meningen die met de hunne strijdig zijn en dat
kondigden zij ook volmonds aan. Zo richtte de EU een bijzondere
commissie op welke perfect overeenkomt met het 'Ministerie van
Waarheid' uit het griezelverhaal van George Orwell: de dystopische roman
1984. Ziehier het Orwelliaanse bericht betreffende de 'grote
zuivering' d.d. 10 juni 2020, getiteld: Desinformatie in verband met
COVID-19 aanpakken: feiten onderscheiden van fictie":
Het
volk is dus definitief het zwijgen opgelegd, de vrijheid van
meningsuiting behoort tot het verleden, het biblioclasme is terug, de
boekverbrandingen zijn weer van de partij.
Ook
betalende websteks die wél uitgezonden worden, worden eraf gegooid van
zodra hun inhoud door het regime als 'fakenews' wordt bestempeld en dit
is alvast in Europa sinds de 'pandemiewet' volstrekt legaal: wie een
persoonlijke mening uit die afwijkt van de officiële is voortaan een
crimineel. Dit is fascisme in vol ornaat. Op de agenda staan nu de
gekende, voorspelbare reeks van gebeurtenissen: de devaluatie van de
munt; de schaarste van eerst luxegoederen en vervolgens
levensnoodzakelijke dingen zoals huisvesting, brandstof en voedsel; de
verarming van het volk; de toename van extreme desinformatie en de
genocide, want zoals de dichter Heinrich Heine zei: "wo man Bücher
verbrennt, verbrennt man auch am Ende Menschen."
(J.B., 16 juli 2021)
Een vergiftigd geschenk
Vandaag zijn de blogs van bloggen.be (voorlopig) terug. Echter, een steekproef wijst uit dat de inhoud van de blogs sinds 14 of 15 juni 2021 niet meer wordt uitgezonden: zij werden derhalve herleid tot een klaagmuur. Men heeft er dus voor gezorgd dat bloggers van bloggen.be vanaf heden alleen nog in de illusie verkeren dat hun mening op het internet te vinden is. In werkelijkheid kunnen zij alleen nog worden bezocht door hen die weten waar ze zich bevinden...
(J.B. 26 juli 2021)
06-07-2021
Mattias Desmet over massavorming - Als de oppositie uitgeschakeld is, volgt massadestructie
Mattias
Desmet over massavorming
Als
de oppositie uitgeschakeld is, volgt massadestructie
Professor
in de klinische psychologie aan de Universiteit Gent, Mattias Desmet,
vertelt aan Maurice de Hond hoe de malaise (met een explosie van
burn-outs, depressies en onbestemde angsten) in de periode
voorafgaand aan de coronacrisis, met het aanreiken van een object van
de angst (het virus), leidt tot massavorming en hij legt dat uit aan
de hand van een vergelijking met hypnose.
De
hypnotiseur verengt het blikveld van de gehypnotiseerde tot één
bepaald onderwerp zodat deze niets meer merkt van al de rest: wat
zich buiten het aandachtsveld bevindt, bestaat dan gewoon niet meer.
Zo kan men op een persoon onder hypnose een zware operatie uitvoeren
zonder dat die ook maar iets merkt.
Hetzelfde
gebeurt nu bij massavorming en zo verengt de coronacrisis het
aandachtsveld tot een virus en gaat alles in het teken staan van dit
te bedwingen gevaar. Zelfs wanneer het overwonnen wordt, blijft het
in het brandpunt zitten, bijvoorbeeld als iets waartegen men
preventief moet optreden.
Die
vernauwing van het gezichtsveld is bijzonder rampzalig omdat men dan
helemaal geen oog meer heeft voor alle andere gevaren, in casu: de
slachtoffers die gemaakt worden ingevolge de maatregelen tegen 'het'
gevaar.
Bijkomend
probleem: terwijl bij hypnose de hypnotiseur wakker is, worden de
technocraten (de virologen) die de massa in hun macht hebben en
bespelen, nog het meest van allen opgeslorpt door hun verengde
realiteit.
Op
de vraag hoe het tij te keren, benadrukt Desmet de uiterst
belangrijke rol van de oppositie omdat de geschiedenis ons leert dat
daar waar de oppositie helemaal uitgeschakeld wordt, het totalitaire
systeem immens wordt, absurd en bezeten van een ongeremde
destructiedrift. De grote zuiveringen die Stalin doorvoerde onder
vriend en vijand nadat hij alle tegenstemmen tot zwijgen had
gebracht, zijn daarvan een historisch voorbeeld.
Ziehier
de link naar het interview met Mattias Desmet:
Maar
net nu de rol van de oppositie van levensbelang wordt, krijgen wij te
horen dat een commissie sinds een jaar vastberaden werk maakt van de
strijd tegen wat zij 'desinformatie' noemt. Ziehier het Orwelliaanse
bericht betreffende de 'grote zuivering' d.d. 10 juni 2020,
getiteld:
"Desinformatie
in verband met COVID-19 aanpakken: feiten onderscheiden van fictie":
Enkele bedenkingen n.a.v. Hannah Arendts werk over Totalitarisme - 8. Over de productie van de dood
Enkele
bedenkingen n.a.v. Hannah Arendts werk over Totalitarisme
8.
Over de productie van de dood
Produceren
om te produceren,
zo luidt de titel van een boek van Willy Coolsaet uit 1984: wij
produceren niet om in onze behoeften te voorzien, want de
behoeftebevrediging is slechts het voorwendsel; het doel is de
ongeremde productie, een obsessie waarbij uiteindelijk niemand gebaat
is en die op de koop toe de uitputting van de grondstoffen en de
eindeloze vervuiling in de hand werkt. (1) Het zogenaamde
consumentisme (consumeren om te consumeren) betekent dat de productie
niet in functie staat van de behoeftebevrediging maar van de verkoop
of de consumptie zelf welke een doel op zich geworden is, zoals
Daniel Boorstin betoogt in The
Image - or What Happened to the American Dream uit
1962(2)
en zoals Herbert Marcuse beschrijft in One-dimensional
Man
uit 1964. (3)
Deze
uitwassen van de kapitalistische economie waarmee overigens ook de
communistische landen besmet zijn, komen alleen de omvang van het
kapitaal ten goede: zij creëren met andere woorden het zogenaamde
gouden kalf dat wordt aanbeden als een overigens volstrekt zinloos
doel op zich dat bovendien zijn aanbidders ten gronde richt en het
doet dat via haar navenante moorddadige economie zodat die twee - het
kapitaal en de economie - elkaar aanzwengelen in een wilde rit waarin
de ganse wereld zich te pletter rijdt.
Wanneer
alles beweegt in functie van de (kapitalistische) economie, betekent
dit dat alle dingen én mensen die de groei van de economie
belemmeren, zullen moeten verdwijnen en men ziet hoe zich de ijskoude
logica van een onmenselijk systeem doorzet in de productie van
overtolligen,
welke zich uiteindelijk vertaalt in de (massa)productie van lijken,
zoals Hannah Arendt dat beschrijft inzake de concentratiekampen die
allerminst een ontsporing zijn maar die zij ontmaskert als de
essentie
zelf van het totalitaire systeem van het nazisme. (4)
De
economie heeft opgehouden een instrument te zijn in handen van de
mens; zij dient niet langer de bevrediging van behoeften, laat staan
dat zij het menselijk geluk zou bewerkstelligen: zij is een doel op
zich en stelt alles en allen tot haar eigen dienst. De mens verwordt
tot een werktuig van zijn werktuigen en de eindwaarde, het doel gaat
de mist in.
Het
satanische in de hele ontsporing bestaat erin dat de mens zelf
uiteindelijk gedoemd is om overbodig te worden en om zichzelf te
vernietigen en deze aberratie start met de opdeling van de mensen in
(voor de economie) nuttige en schadelijke individuen. De schadelijken
zijn de overtolligen en zij worden verzocht om tot het inzicht te
komen dat zij dat zijn door eigen schuld: zij kunnen die schuld
alleen nog inlossen door zichzelf op te ruimen. Zij kunnen dan ofwel
ten onder gaan ofwel alsnog participeren aan het systeem maar dan nog
slechts als louter werktuigen zonder een eigen wil en zonder
vrijheid: zij redden hun vel maar zij schieten er sowieso hun
mens-zijn bij in.
De
nuttigen echter zijn slechts voorlopig nuttigen want ook zij zijn
gedoemd om overbodig te worden omdat het mechanisme doelloos is, laat
staan dat dit het menselijk geluk zou beogen: het jaagt alleen zijn
eigen eindeloze groei na; het gezwel voedt zich met mensen totdat zij
allen verorberd zijn.
Vooreerst
is er dus de creatie van de overtolligen. Omdat het geluk van de mens
voor een groot stuk bestaat in het feit dat hij met zijn werk een
persoonlijke bijdrage kan leveren aan de gemeenschap, moet elke
maatschappij die het welzijn van haar leden beoogt, zich borg stellen
om deze mogelijkheid voor elke burger te verzekeren als een recht.
Daarbij
komt de productiviteit uiteraard op de tweede plaats, zoals ook de
overwinning op de tweede plaats komt in ongeacht welk spel waaraan
principieel iedereen moet kunnen participeren. Verwordt het spel tot
een wedstrijd, dan wordt het elitair omdat de zwakkeren sowieso geen
kans maken om het ereschavot te halen want de wedstrijd bestaat
wezenlijk in de eliminatie van allen op uitzondering van slechts één:
de overwinnaar.
Wanneer
de maatschappelijke activiteiten die het geluk beogen, tot
wedstrijden verworden, zullen zij vanzelfsprekend resulteren in het
ongeluk van allen behalve één en die situatie gelijkt sterk op wat
wij bestempelen als de tirannie. Op het eind van de rit zijn allen
overtollig omdat de overwinnaar, de tiran (die ten langen leste
uiteraard ook zichzelf de das omdoet) niet een mens is maar een ding
- de economie. Het concurrentieel karakter van de economie is
verantwoordelijk voor dit nefaste resultaat; de vervanging van de
concurrentiële economie door een economie gebaseerd op samenwerking
is de enig mogelijke oplossing voor de hele malaise.
Een
totalitair regime beoogt de totale onderwerping van iedereen en zal
dus het recht op werk als zodanig miskennen: per definitie ontneemt
het aan alle mensen de kans op menselijk werk door hen voor de keuze
te stellen ofwel zichzelf te elimineren ofwel de eigen arbeidskracht
ter beschikking te stellen van een vreemde (de tiran) waarbij de
eigen vrijheid wordt opgegeven en er van een persoonlijke wil geen
sprake meer kan zijn. Elk totalitair regime streeft ernaar om al wat
menselijk is te vernietigen middels het beknotten van de vrijheid en
de wil. Het beoogt mensen te nivelleren, onpersoonlijk te maken en
derhalve vervangbaar, mede door verarming en morele en intellectuele
beknotting. Het streeft ernaar dat wij overbodig zijn, werkloos,
schuldig en uiteindelijk suïcidaal. Kort geleden stond ergens langs
de Gentse ring op een witte afrastering in zwarte verf de volgende
tekst in mansgrote letters die na amper enkele dagen weer keurig
waren overschilderd: "RVA=zelfmoordfabriek".
(4)
Hannah Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage
2021 (eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters
en Dirk De Schutter. Oorspronkelijk: Totalitarianism, deel
III, alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat negende
hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the Nation-State
and the End of the Rights of Man.
02-07-2021
Treinramp Wetteren 4 -mei 2013 : 8 jaar later wordt medegedeeld dat er PFOS in het blusschuim zat!
Treinramp Wetteren 4 mei 2013 : 8
jaar later wordt medegedeeld dat er PFOS in het blusschuim zat!
Enkele bedenkingen n.a.v. Hannah Arendts werk over Totalitarisme - 7. Over het totalitair regime en zijn corrupte wetten
Enkele
bedenkingen n.a.v. Hannah Arendts werk over Totalitarisme
7.
Over het totalitair regime en zijn corrupte wetten
In
de ongeziene, gigantische strijd tegen een virus dat officieel werd
uitgeroepen tot objectieve vijand nummer één van het mensdom
- terwijl iedereen die heeft leren rekenen, zou kunnen weten dat dit
virus niet meer doden maakt dan de jaarlijkse griep en terwijl het
derhalve van bij de uitbraak ervan slechts gaat om een vermoedelijke
vijand, worden allen die weigeren om deze gigantische leugen als
waarheid te erkennen, vandaag uitgeroepen tot objectieve
vijand van hun medemensen. Alle handelingen die zij stellen en die
getuigen van de weigering om de leugen in kwestie voor waarheid te
aanzien, kunnen voortaan worden bestraft op wettelijke gronden.
Dat
wil zeggen dat heden een wet in voege gaat (maar uiteraard is het
lang niet de eerste) die de burger verplicht om te liegen en dus om
de waarheid te miskennen: in dezer zijn misdadigers voortaan wie
weigeren de waarheid geweld aan te doen. De nieuwe wet keert derhalve
alle waarden om: in dezer blijven leugenaars voortaan ongemoeid en
waarheidssprekers zullen nu worden behandeld als criminelen. Wie
binnen de wet willen blijven, wie straffen willen ontlopen, wie hun
vrijheid wensen te behouden, zullen dat voortaan doen door de
waarheid in te ruilen voor een obligate fictie. Een fictie welke de
overheid op een fascistische wijze aan de burgers opdringt met als
enig doel: de totale willekeur. Meer hierover verderop in deze tekst.
Dat
het virus van bij de aanvang van de zogenaamde 'pandemie' helemaal
geen bedreiging voor het mensdom was maar slechts een vermoedelijke
bedreiging, zoals overigens alle ziekten dat zijn zolang zij
onbekend zijn, vormt niet langer een beletsel om wie dit aanhalen als
misdadigers weg te kunnen zetten, sinds de wet nu ook alle
vermoedelijke risico's te baat kan nemen om de vrijheid van de
burgers in te perken. (Nota bene: een risico is een 'vermoedelijk
kwaad'; een 'vermoedelijk risico' is derhalve een 'vermoedelijk
vermoedelijk kwaad' en dus iets waarvan vermoed wordt dat men zou
kunnen vermoeden dat het een kwaad is!). In de zogenaamde
'pandemiewet' staat immers te lezen:
"In
dit verband verwijst de afdeling Wetgeving van de Raad van State in
haar advies naar de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de
EU, waarin wordt gesteld dat dit beginsel (...) impliceert [dat er]: "47. (...) bij onzekerheid
over het bestaan en de omvang van risicos
voor de menselijke gezondheid beschermendemaatregelen
kunnen worden genomen zonder
dat hoeft te worden gewacht totdat de realiteit en de ernst van deze
risicos volledig zijn aangetoond.
Wanneer het
bestaan of de omvang van het gestelde risico niet met zekerheid kan
worden bepaald omdat de resultaten van de verrichte onderzoeken niet
concludent zijn, maar
reële schade voor de volksgezondheid waarschijnlijk
blijft ingeval het risico intreedt, rechtvaardigt
het voorzorgsbeginsel dat beperkendemaatregelen
worden getroffen.""
(1)
Door
het tot wet worden van de zogenaamde pandemie-maatregelen
manifesteert zich nu uiteraard de overgang van 'totalitaire
organisatie' naar 'totalitaire staat', met andere woorden: het
effectief aan de macht komen van een totalitair regime. Die fase
behandelt Hannah Arendt in het derde hoofdstuk van haar
Totalitarianism
en in de inleiding tot hun vertaling schrijven Remi Peeters en Dirk
De Schutter daarover: "De
taak van de geheime politie bestaat er niet in misdaden op te
helderen of mensen met 'gevaarlijke gedachten' te ontmaskeren. Ze
moet beschikbaar zijn wanneer de leider beslist heeft om een bepaalde
categorie van mensen te liquideren. De noties van 'vermoedelijke
vijand' en 'vermoedelijk misdrijf' worden vervangen door die van
'objectieve vijand' en 'mogelijke misdaad' - noties die, afhankelijk
van de grillen van de leider, telkens anders kunnen worden ingevuld."
(2)
Zoals
hoger gezegd eist de wet dat de burger een zekere fictie voor waar
aanneemt en voor de slechte verstaander volgt hier de uitleg waarom
de achterliggende bedoeling niets kan te maken hebben met de
volksgezondheid maar wel alles met de import van totale willekeur.
Afgezien
van het feit dat het coronavirus tot op heden helemaal niet
significant gevaarlijker is gebleken dan ongeacht welk jaarlijks
griepvirus én afgezien van het feit dat heel wat maatregelen de
gezondheid effectief ondermijnen, wordt men hier tegen wil en dank
geconfronteerd met een wel bijzonder selectief ogende bezorgdheid
over de gezondheid en het leven van de burger. Immers, gelet op het
uit de 'pandemiewet' geciteerde tekstfragment handelend over de
rechtvaardiging van vrijheidsbeperkende maatregelen op grond van
slechts vermoedens van gevaar (i.e.: "Wanneer het
bestaan of de omvang van het gestelde risico niet met zekerheid kan
worden bepaald ( ) [, wanneer] reële
schade voor de volksgezondheid waarschijnlijk
blijft ingeval het risico intreedt, rechtvaardigt
het voorzorgsbeginsel dat beperkendemaatregelen
worden getroffen."),
zou men ook mogen verwachten dat in geval van aangetoond
risico en dan ook zeker en vast in geval van feitelijkeschade,
beperkende maatregelen worden getroffen, of vergissen wij ons hier?
Tabak
en alcohol worden nog steeds vrij verkocht en door de regering
gepromootaangezien
zij taksen heft op de verkoop van deze verslavende en moordende
harddrugs. Het is zelfs zo dat de Belgische pandemieregelgeving van
2020 een uitzondering maakte voor rokers en drinkers inzake de
verplichting voor het dragen van het mondmasker. Voetgangers die aan
zebrapaden aanstalten maken om een gevaarlijke weg over te steken
moeten vaststellen dat eerst negen automobilisten doorrijden
vooraleer een tiende hen voorrang verleent. Geregeld worden ouderen
maar ook kinderen aan zebrapaden doodgereden maar een controle op het
gedrag van automobilisten wordt onnodig geacht. Haast dagelijks
worden fietsers door auto's aangereden ingevolge het ontbreken van
fietspaden maar tijdens de pandemie leest men uitgerekend in de buurt
van scholen waar druk autoverkeer is en geen fietspad te bespeuren
is, de op de straat geverfde tekst: "Blijven fietsen allemaal".
Vormen dergelijke aperte inbreuken tegen de geest van het eigen
beleid dan niet het sluitend bewijs dat het huidige regime niet de veiligheid en de
gezondheid van de burger tot eerste zorg hebben?
Eens
te meer is de volksgezondheid allerminst het doel doch het beproefde
voorwendsel om de burgerlijke vrijheden aan banden te kunnen leggen
en die middeldoelomkering is tekenend voor de hypocrisie welke de
politiek kenmerkt, die behalve de economie en de industrie nu ook de
zogenaamde wetenschappen corrumpeert dat het niet schoon meer is.
(2)
Hannah Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage
2021 (eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters
en Dirk De Schutter, pag. 20. Oorspronkelijk: Totalitarianism,
deel III, alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat
negende hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the
Nation-State and the End of the Rights of Man.
Enkele bedenkingen n.a.v. Hannah Arendts werk over Totalitarisme - 6. Over het over het hoofd geziene religieus totalitarisme
Enkele
bedenkingen n.a.v. Hannah Arendts werk over Totalitarisme
6.
Over het over het hoofd geziene religieus totalitarisme
De
geest van het totalitaire regime is verwant aan dat van de paranoïcus
die vanuit een vastgeroeste premisse alleen nog de stringente
logische conclusies daaruit volgt zonder verder nog rekening te
houden met de zich altijd vernieuwende realiteit van zijn ervaringen.
Arendt schrijft: "Alles volgt op een begrijpelijke en zelfs
dwingende manier uit een eens aanvaarde premisse." (1) Die
premissen enten zich bovendien op de bijzonder gammele stellingen dat
de menselijke cultuur zich een voorbeeld moet nemen aan de natuur
(bij de nazi's) of aan de geschiedenis (inzake het Stalinisme)
waarbij men zich tevens niet lijkt te realiseren dat het gaat om
specifieke opvattingen over natuur en geschiedenis die men daarbij
als vanzelfsprekend hanteert. Voeg daarbij nog de megalomanie van de
mens die voor god speelt en die in zijn heerszucht de hele wereld
onder zich wil en die allen wil herleiden tot gewillige tentakels van
een Führer en het totalitarisme is compleet.
Vervangt
men nu in dit stramien de premisse van Hitler (de natuur als
voorbeeld voor het menselijk handelen) of die van Stalin (de te
versnellen gang van de geschiedenis) door bijvoorbeeld de dictaten
uit de bijbel, dan verkrijgt men een theocratie of een staat waarin
de geestelijke leider het voor het zeggen heeft. Dat de paus voor god
speelt, verbergt hij zelf niet, hij is immers onfeilbaar, en het
principieel onbeperkt karakter van zijn machtsstreven blijkt eveneens
uit de geschiedenis. (2) De godsdienst is derhalve in potentie een
totalitarisme dat zich overigens doorheen de hele geschiedenis
voortdurend als zodanig manifesteert. Opvallend genoeg blijkt het
tevens zo te zijn dat dictaturen zich makkelijk koppelen aan het
katholicisme of aan eender welke religie met een imperialistisch
karakter.
De
overeenkomst van de twee door Arendt genoemde totalitarismen met het
katholieke gaat zelfs nog veel verder omdat bij uitstek in de kerk de
interiorisering van de wet zich heeft doorgezet, zodat de
slachtoffers van ook het religieuze systeem niet alleen aan externe
wetten gehoorzaamheid bieden maar ook nog eens van binnenuit worden
gestuurd, met name middels een in een specifieke richting gevormd
geweten dat bovendien voortdurend wordt bijgestuurd, niet alleen door
de propaganda (waaraan men via zekere opvoedingssystemen van
kindsbeen af wordt blootgesteld) en de conditionering middels
beloningen en straffen maar ook nog eens door de biechtpraktijk. (3)
De
folteringen van de kerk zijn bovendien nog veel meer gesofisticeerd
dan die van de seculiere totalitarismen, daar zij psychosociaal van
aard zijn. Niet alleen de dreiging met het hellevuur is daar een
voorbeeld van maar ook de tactiek van de chantage waarbij men ouders
verantwoordelijk stelt voor het eeuwige lot van hun kinderen die zij
al dan niet laten dopen, gecombineerd met de psychische stress,
uitgaande van de inductie van volstrekt irrationele causale verbanden
tussen enerzijds het ongeluk van bijvoorbeeld handicaps, ziekten en
tegenslagen en anderzijds de zondigheid waaronder dan verstaan moet
worden de ongehoorzaamheid aan de in het systeem geldende wetten.
Paradoxaal genoeg staan deze stellingen diametraal op de essentie van
het christendom dat in deze wereld een lastige navolging van
Christus voorspelt en een geluk dat zich in een heel andere
wereld manifesteert.
Naast
de onzichtbare maar alziende goddelijke bestraffer die in deze
kerkelijke stellingen werkzaam wordt geacht, is er tevens de sociale
controle die aanvankelijk of natuurlijkerwijze in dienst staat van de
bevordering van de goede communicatie maar die hier wordt aangewend
voor een daaraan tegengesteld doeleinde, met name als beproefd middel
voor de onderlinge isolering van de individuen, omdat zij de vrijheid
en de spontaniteit van de betrokkenen in de weg staat. In een religie
praten de gelovigen hun religieuze leiders immers naar de mond en zij
kijken erop toe dat hun medegelovigen hetzelfde doen; het is daarbij
vrijwel geheel onmogelijk om nog kritiek te uiten op de van hogerhand
opgelegde en dikwijls oneerlijke en zelfs absurde opvattingen en
gedragscodes zonder onmiddellijk te worden gedemoniseerd en uit de
gemeenschap gebannen. Ofwel wordt men ervan beschuldigd bezeten te
zijn, kwaadaardig en zondig, ofwel wordt men weggezet als ziek of als
afwijkend in zijn gedrag of in zijn denkbeelden, met de ook in andere
totalitarismen gangbare remedie als resultaat: sociale uitsluiting,
al dan niet fysieke quarantaine en stigmatisering, gevangenzetting,
internering en zelfs specifieke medicalisering waarbij pillen en
spuiten geheel onzichtbaar hetzelfde werk doen als kettingen,
knuppels en gevangenismuren. Wat allemaal neerkomt op dezelfde
'Endlösung' ('oplossing') die ook in nazi-Duitsland gold en onder
Stalin, met name: liquidatie.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
28 juni 2021)
Verwijzingen:
(1)
Totalitarisme, p. 289.
(2)
Zie het hoofdstuk, getiteld: "Fundeert het katholicisme onze
beschaving", in: Panopticum Corona pp. 290v.:
Enkele bedenkingen n.a.v. Hannah Arendts werk over Totalitarisme - 5. Over 'overbodige mensen'
Enkele
bedenkingen n.a.v. Hannah Arendts werk over Totalitarisme
5.
Over 'overbodige mensen'
De
term 'overbodigheid' ontleent zijn betekenis aan de term 'nut': iets
is overbodig als het gemist kan worden, als het niet of niet meer
nuttig is en dat nut staat uiteraard in functie van een welbepaald
doel. Als wij met zijn allen een toren bouwen en wij doen dat met
zoveel manschappen dat we elkaar onder de voet lopen, dan is ons
aantal te groot in functie van de efficiëntie: wij zouden ons doel
veel sneller bereiken indien wij ons aantal bijvoorbeeld zouden
halveren en dus is de helft van onze manschappen overbodig en niet
alleen overbodig maar ook nog eens hinderlijk bij de bouw van de
toren.
Waar
men het nu heeft over overbodige mensen, wordt meestal bedoeld dat
zij overbodig zijn in functie van de economie omdat de economie in de
huidige wereld een positie verworven heeft die haar helemaal niet
toekomt: zij wordt namelijk belangrijker geacht dan de mens van wie
ze oorspronkelijk een instrument of een werktuig is. Maar neen: ook
hier werden middel en doel onderling verwisseld en beschouwt men met
steeds meer gemak de mens als een werktuig dat dient om de economie
draaiende te houden. De mens is gedegradeerd tot de bedienaar van een
machine, de machine produceert goederen voor de markt en die worden
verkocht en gekocht en dat is de economie waarvan de mens in dienst
staat en is hij niet meer rendabel dan kan hij ook nog eens perfect
vervangen worden. En waar de mens als zodanig verengd wordt tot zijn
economische functie, is hij inderdaad niet meer dan een vervangbaar
machine-onderdeel, alleen rest de vraag of men hier de trappers niet
is kwijtgespeeld.
Uiteraard
is die vreemde perversiteit een implicatie van de hebzucht en meer
bepaald van de geldzucht: de hebzucht domineert mensen dermate dat
zij te allen prijze rijkdom willen vergaren, ook al gaat dat
uiteindelijk ten koste van mensenlevens met inbegrip van het eigen
leven, bijvoorbeeld daar waar men zich dood werkt. Edoch, wie rijk
sterven, moeten alles wat zij hier vergaard hebben achterlaten, het
Indische spreekwoord indachtig dat al wat niet gegeven werd, verloren
is.
Mensen
kunnen pas als overbodig worden beschouwd als men hen ziet als
ondergeschikt aan de economie waarin zij functioneren en als men hen
tevens tot die functie verengt. Vandaar zou men in feite moeten
spreken over overbodige arbeidskracht: niet de mensen zij
overbodig maar deze of gene foute aanwending van hun arbeidskracht.
In dat geval treft de overbodigheid niet de mensen zelf die tot deze
arbeid in staat zijn maar brengt zij hetzij de ondeskundigheid hetzij
het bedrog aan het licht van diegenen die instaan voor de verdeling
van de arbeidskrachten, met name de politici. Met stellige zekerheid
kan immers worden gezegd dat het perfect mogelijk is om aan iedereen
werk te verschaffen en wel door simpelweg de hoeveelheid arbeid te
verdelen over alle kandidaat-arbeiders zonder ook maar iemand tot
uitsluiting van de arbeidsmarkt te veroordelen. Maar dat is nu
precies wat gebeurt en tevens gebeurt dit niet onopzettelijk:
politici veroorloven zich om een zeker volume aan werklozen te
behouden teneinde de werkenden middels die dreiging van de
werkloosheid danig onder druk te kunnen zetten dat zij zich
letterlijk uit de naad werken zodat de rentabiliteit van het geheel
dan stukken groter wordt dan in het geval waarbij allen aan de
slag waren.
Uiteraard
is het kunstmatig opdrijven van de rentabiliteit middels de dreiging
met werkloosheid te wijten aan het afschrikwekkende ongeluk dat
gepaard gaat met de situatie van de werkloosheid. Niets immers kan
een mens zozeer slaan met depressie en met gevoelens van zinloosheid
en overbodigheid dan het aan hem op slinkse wijze onthouden van het
recht om een persoonlijke maatschappelijke bijdrage te leveren.
Arbeid immers is niet in de eerste plaats een plicht doch een recht.
Hannah Arendt spreekt hier over het veroordelen van mensen tot een
toestand van verlatenheid: "Afzondering [die zelfs nodig is om
te arbeiden] wordt ( ) ondraaglijk, wanneer de meest elementaire
vorm van menselijke creativiteit, namelijk het vermogen om iets van
zichzelf aan de gemeenschappelijke wereld toe te voegen, vernietigd
wordt." (1) "Op dat moment wordt afzondering
verlatenheid". (2) Ook de privésfeer is dan vernietigd.
Afzondering is verwant met ontworteling ("geen plaats in de
wereld hebben die door anderen erkend en gewaarborgd wordt" (3))
en met overbodigheid ("helemaal niet tot de wereld behoren"
(4)).
Arendt
spreekt hier over de concentratiekampen waarin overbodig geachte
mensen worden opgesloten met de bedoeling vernietigd te worden maar
zij waarschuwt dat die kampen evengoed bestaan in het dagdagelijkse
maatschappelijke leven en vandaag misschien bij uitstek in de
realiteit van de werkloosheid die vandaag nog aangezwengeld wordt en
die tot gevolg heeft dat mensen worden veroordeeld tot de
verlatenheid die veel erger nog is dan de eenzaamheid. Immers: "Verlatenheid is geen eenzaamheid [want] laat zich het scherpst
voelen in gezelschap met anderen." (5) Arendt verwijst naar
Epictetus in wiens visie "de verlaten mens zich omringd weet
door anderen met wie hij niet in contact kan treden en aan de
vijandigheid van wie hij is blootgesteld. De eenzame mens daarentegen
is alleen en kan daarom 'samenzijn met zichzelf' aangezien mensen
over het vermogen beschikken om 'met zichzelf te spreken'."
In
de verlatenheid, aldus Hannah Arendt, verliest een mens zijn
zelfvertrouwen en zijn vertrouwen in de wereld, het vermogen om te
denken en om te ervaren: "Wat
mensen in de niet-totalitaire wereld klaar stoomt voor de totale
overheersing, is het feit dat de verlatenheid, die ooit een
grenservaring was, meestal ondergaan in bepaalde marginale sociale
situaties zoals de oude dag, voor de steeds groeiende massa's in onze
eeuw een alledaagse ervaring geworden is." (6)
De verlaten mens voelt zich overbodig en aan het slachtoffer zelf
wordt de schuld gegeven voor zijn toestand. Het totalitaire regime
slaagt er echter in om slachtoffers te laten geloven dat zij zelf
verantwoordelijk zijn voor het kwaad dat hen wordt aangedaan. En zo
komt het ook dat mensen tot levende doden worden die zich zonder
verzet naar de slachtbank laten leiden.
Het
weze herhaald: de
vernietiging van de individualiteit "[verklaart] waarom
miljoenen menselijke wezens zich zonder weerstand naar de gaskamers
hebben laten leiden." (7) Wat
overbleef waren "marionetten met een menselijk gelaat,
die zich allen gedragen als de hond van Pavlovs experimenten ( ).
Dit is de ware triomf van het systeem [dat erin slaagt] zijn
slachtoffer te vernietigen vooraleer het het schavot bestijgt." (8)
Aldus toont zich de macht van de meesters." (9) "De 'modelburger' van de totalitaire staat is de hond van
Pavlov." (10) "Het
ligt in de ware natuur van totalitaire regimes om onbeperkte macht op
te eisen. Een dergelijke macht kan alleen verzekerd worden wanneer
letterlijk alle mensen, in elk aspect van hun leven afdoende
gedomineerd worden." (11)
Totalitarisme streeft geen despotische heerschappij over
mensen na, maar een systeem waarin mensen overbodig zijn."
(12) "De poging om mensen overbodig te maken weerspiegelt
de ervaring van de moderne massa's, die zich overbodig voelen op een
overbevolkte aarde." (13)
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
27 juni 2021)
Verwijzingen:
(1)
Totalitarisme,
pp. 343-344.
(2)
Totalitarisme,
p. 344.
(3)
Totalitarisme,
pp. 344-345.
(4) Ib.
(5)
Totalitarisme,
p. 345.
(6)
Totalitarisme,
pp. 348-349.
(7)
Totalitarisme, p. 285.
(8) Ib.
(9) Ib.
(10)
Totalitarisme, p. 286.
(11)
Totalitarisme, p. 287.
(12)
Totalitarisme, p. 287.
(13)
Totalitarisme, p. 288.
26-06-2021
Enkele bedenkingen n.a.v. Hannah Arendts werk over Totalitarisme - 4. Over de atomisering van leden van minderheden
Enkele
bedenkingen n.a.v. Hannah Arendts werk over Totalitarisme
4.
Over de atomisering van leden van minderheden
Dat
mensen pas overheerst kunnen worden wanneer zij eerst geatomiseerd
werden, houdt in dat (vrije) communicatie met anderen een voorwaarde
is voor het vrijwaren van de individuele zelfstandigheid. Met andere
woorden zullen mensen aan wie verhinderd wordt zich bij anderen te
informeren omtrent toestanden en indrukken waarmee zij te maken
krijgen, blootgesteld worden aan de beroving van hun zelfstandigheid
en van hun vrijheid en zullen zij makkelijke prooien worden voor
allerlei vormen van overheersing welke zich dan bovendien vaak
voordoen als paternalisme, bescherming en zorg. Op die manier worden
steeds vaker allerlei minderheidsgroepen quasi onopgemerkt uit de
samenleving gebannen en een actuele poging daartoe is de nieuwe
Hongaarse wet die homofilie op slinkse wijze linkt aan pedofilie waar
zij insinueert dat het achterhouden van informatie over homofilie aan
kinderen, hen zou beschermen tegen pedofilie, terwijl uiteraard het
tegenovergestelde het geval is omdat de vervolging van homofilie,
cryptohomofilie stimuleert, een wantoestand waarvan pedofielen
gebruik maken om zich te verschansen omdat de praktijk van de
pedofilie vrij spel kan krijgen ingevolge homofobie, zoals Frédérick
Martel dat heeft uitgelegd aangaande de desbetreffende situatie in
het Vaticaan in zijn Sodoma uit 2019. (1)
Enkele bedenkingen n.a.v. Hannah Arendts werk over Totalitarisme - 3. Over de opruiming van mensen
Enkele
bedenkingen n.a.v. Hannah Arendts werk over Totalitarisme
3.
Over de opruiming van mensen
Massavorming
geschiedt middels de isolering van de individuen maar uiteraard
gebeurt zulks bijzonder selectief, in die zin dat niet iedereen tot
massamens veroordeeld wordt: ontmenselijkt worden alleen diegenen die
men weg wil uit de maatschappij en zo vangt men twee vliegen in één
klap: men hoeft de ongelukkigen niet te doden en derhalve kan geen
sprake zijn van misdaad, laat staan van moord of genocide maar tevens
verkrijgt men uit elk ontmenselijkt individu een bijzonder bruikbare
restant die makkelijk geconditioneerd kan worden omdat elke weerstand
daartegen via de voorafgaande atomisering werd teniet gedaan.
De
mensen die geselecteerd worden om ontmenselijkt te worden, kennen wij
van oudsher als de slachtoffers van discriminatie en de bewegingen
tegen allerlei vormen van discriminatie bewerken vaak het tegendeel
van wat zij voorhouden na te streven omdat de leugen nu eenmaal voor
de waarheid vlucht in zevenmijlslaarsen. In een wereld die geregeerd
wordt door het gouden kalf en waarin geld belangrijker is dan de
mensen omdat de slachtoffers van het geld daarvan overtuigd kunnen
worden dat geld een levensnoodzakelijk goed is waarvan niemand een
euro teveel kan hebben terwijl zijzelf overbodig zijn omdat zij ook
geloven dat er nu eenmaal teveel mensen zijn, worden allen geacht
dienaren van het gouden kalf te zijn: zij moeten renderen, geld in
het laatje brengen, en vanaf het ogenblik dat zij dat niet langer
doen en dat zij daarentegen geld gaan kosten, kunnen zij in deze
ideologie worden beschouwd als nutteloos of als schadelijk, zodat de
oplossing voor dit probleem slechts kan bestaan in hun liquidatie.
Abortus
of de moord op mensen nog vooraleer zij geboren zijn, kan massaal
ongestraft gebeuren omdat, zoals rechters dat in hun wijsheid reeds
lang hebben beslist, burgerrechten pas na de geboorte aan mensen
kunnen worden toegekend. Euthanasie, sinds vele jaren toegepast op
ouderlingen en op zieken, heeft zich vandaag een weg naar de
legaliteit gebaand en wordt, als toppunt van cynisme, door haar
slachtoffers zelf geconsumeerd en dan nog wel alsof het een medische
behandeling betrof, want de geneeskunde is allang vervreemd van wat
Hippocrates daar onder verstond omdat de mens niet langer een
eindwaarde is en de gezondheid niet langer heilig, evenmin als de
veiligheid en al die andere waarden, stammend uit een tijdperk dat
voorgoed voorbij lijkt.
Er
bestaat vandaag een heuse handel in lijken die immers beschouwd
worden als bruikbaar afval met recupereerbare onderdelen, zoals dat
het geval is met auto's en met andere instrumenten en zoals
instrumenten die niet meer werken voor de volle honderd percent alras
naar het containerpark verhuizen omdat men er sowieso genoeg van
heeft, zo gebeurt dat ook met mensen die te kampen krijgen met
gezondheidsproblemen: zij worden probleemloos opgeruimd en men komt
even probleemloos weg met de verklaring dat zij onnuttig zijn
geworden en alleen nog geld gaan kosten aan de maatschappij.
Gewis,
de slachtoffers van de algemene opruiming gaan zelf geloven dat zij
asociaal zijn wanneer zij niet instemmen met hun eigen
nietigverklaring. En ziedaar het bewijs van de aan de gang zijnde
activiteit van het totalitarisme waarover Hannah Arendt schrijft dat
aan de mens zijn eigen dood ontnomen wordt. Bovendien: "Door
omstandigheden in het leven te roepen waarin ( ) het volstrekt
onmogelijk is om goed te doen, worden in het totalitaire regime de
slachtoffers mededaders." (1)
Zo ook blijkt een totalitair regime erin te slagen "haar
slachtoffers te overtuigen van hun schuld aan misdaden die ze nooit
gepleegd hebben. ( )In
een situatie waarin de scheidingslijn tussen fictie en werkelijkheid
uitgewist wordt door de monsterachtigheid en de innerlijke
consistentie van de beschuldiging, is niet alleen een sterk karakter
vereist om te weerstaan aan de voortdurende bedreigingen, maar ook
een groot vertrouwen in medemensen - kennissen, vrienden, buren, die
'het verhaal' nooit zullen geloven - zodat men niet zwicht voor de
puur abstracte mogelijkheid van schuld. Zeker, dit toppunt van een
kunstmatig gefabriceerde waanzin kan alleen in een totalitaire wereld
bereikt worden." (2) Het volk belandt aldus in "de
griezelige rust van een volkomen imaginaire wereld." (2)
Maar niet
alleen de 'nuttelozen' worden opgeruimd: de totalitaire maatschappij
ruimt ook haar potentiële redders op, met name waar zij al diegenen
die de waarheid aan het licht pogen te brengen, genadeloos ombrengt.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
25 juni 2021)
Verwijzingen:
(1)
Totalitarisme, pp.
281-282.
(2)
Totalitarisme, pp.
141-142.
24-06-2021
Enkele bedenkingen n.a.v. Hannah Arendts werk over Totalitarisme - 2. Over de zonde tegen het lichaam
Enkele
bedenkingen n.a.v. Hannah Arendts werk over Totalitarisme
2.
Over de zonde tegen het lichaam
Het
atomiseren van mensen teneinde hen te kunnen reduceren tot de
partikels van een massa die vervolgens kan worden uitgebaat gebeurt,
zoals Hannah Arendt beschrijft, door hen van elkaar te isoleren en
dus door hun onderlinge communicatie te bemoeilijken of zelfs
onmogelijk te maken. Dat kan middels gevangenzetting en afzondering,
zoals dat vandaag wereldwijd gebeurt in het kader van de zogenaamde
pandemie, maar het is ook mogelijk om dit doel te bereiken met alleen
maar een psychosociaal en politiek instrumentarium dat zich dan
vertaalt in een aantal voorschriften welke verplicht moeten worden
nageleefd en waarvan de zwijgplicht of het spreekverbod niet alleen
als de omerta onder misdadigers wordt toegepast maar ook de regel is
in kloostergemeenschappen en in nog tal van andere al dan niet
geheime genootschappen, politieke verenigingen, holdings en
industrieën en wel in die mate dat het zich bezondigen aan spreken
er beschouwd zal worden als verraad, vals spel of spionage.
Naast
het spreekverbod, kunnen ook het lees- en schrijfverbod genoemd
worden of eerder nog het bevorderen van zaken zoals het analfabetisme
en de onderontwikkeling in het algemeen: alle hebben zij tot doel de
waarheid te doden en hem te vervangen door elkaar overstelpende
leugenachtigheden.
Ook
het onderling verdelen van de individuen om te vermijden dat zij
vriendschappelijke banden zouden smeden en dat zij zich zouden
verenigen, is een beproefde methode lang voorafgaand aan het in voege
treden van het Latijnse gezegde: Divide et impera! Dat gezegde
drukt in feite kort en bondig uit wat Hannah Arendt zo gedocumenteerd
doceert in haar Totalitarianism: de isolering van mensen welke
hun eendracht breekt en daardoor ook hun weerstand tegen vreemde
overheersers.
Mensen
die behoren tot dezelfde groep staan van nature helemaal niet
vijandig tegenover elkaar omdat hun bezit evenals hun werk een zaak
is van de gemeenschap maar de installatie van het privaatbezit
gecombineerd met het schaars houden van de goederen die men in bezit
kan nemen, verdelen de oorspronkelijke gemeenschap in allemaal
individuen die dan niet langer samen werken maar die plotseling een
bijzonder onnatuurlijk gedrag gaan vertonen: zij proberen elk
afzonderlijk zoveel mogelijk bezit naar zich toe trekken, vandaag
meestal in de vorm van geld, waarmee ze bij de overheid of althans
bij de door de overheid bestuurde en gecontroleerde organen zaken
kunnen aanschaffen waarmee ze hun individuele noden kunnen lenigen.
Het concurrentiële karakter van de economie is een alom ingeburgerde
hefboom welke de gezagsdragers faciliteert in het geatomiseerd houden
van de massa's die dan als menselijk vee tot hun beschikking staan.
De
methodes om de productie van massamensen op te drijven zijn legio.
Het aan mensen ontnemen van hun moedertaal en de verplichting tot het
gebruik van een vreemde taal die zij echter nooit voldoende zullen
kunnen beheersen om zich in alle spontaniteit uit te drukken, maakt
de communicatie danig gebrekkig dat men er vanzelf van afziet
teneinde de frustraties die dergelijke folteringen meebrengen, te
kunnen ontlopen.
Het
induceren van allerlei tegennatuurlijke plichtplegingen,
beleefdheidsregels en protocollen of juist het afschaffen of het
verbieden ervan kan de communicatie stremmen en zelfs stopzetten,
zoals dat het geval is na de invoer van de nieuwste
hoogtechnologische 'communicatiemiddelen' die beschouwd moeten worden
als een vooruitgang terwijl zij precies het tegendeel bewerken
aangezien zij directe gesprekken van mens tot mens in de vlotste taal
en ondersteund door spontane mimiek en gebaren, vervangen door sterk
vertraagde, vervormde en gecodeerde mededelingen via instrumenten
welke bediend worden door een klavier dat pas middels bijzonder
tegennatuurlijke en ziekmakende bewegingen te bespelen valt. In wezen
gaat het hier allerminst om communicatiemiddelen maar wel om precies
het tegendeel: isoleringsmiddelen.
De
persoonlijkheid wordt weggewist mét het lichaam, het natuurlijke
communicatie-instrument bij uitstek waarin de mededeling en de
mededeler in een perfecte harmonie coëxisteren. De stem, het gelaat,
de mimiek, de gebaren, de bewegingen en de uitingen van het hele
lichaam dat daar waar communicatie aan de orde is, vereist wordt,
doch de grote afwezige is.
De
stemverheffingen zijn voortaan onhoorbaar en daarmee wordt ook niet
langer de ernst van het gezegde aan de lijve ondervonden; het
gefluister dat als een saus over de geheimen lag en dat ons de oren
deed spitsen in het verlangen naar een weten dat voor ons de
toegangspoorten tot de wereld opende, behoort al tot een ver
verleden. De productie van onpersoonlijke standaardlettertekens via
het getik op een standaardklavier is de doodsteek aan het handschrift
dat naast betekenisdrager ook tekening was of persoonlijke
illustratie, dat kanttekeningen toeliet, vergissingen en
verschrijvingen.
Naar
het geslacht van de gespreksgenoot moet voortaan expliciet worden
gevraagd, hij of zij kan de ander voor de gek houden, de leeftijd
blijft verborgen, de bibber of de vaste hand, de stemming, het
karakter, de voorzichtigheid of de hoogdringendheid, de schaamte, het
gevaar: alle persoonlijke nuances worden opgeofferd aan een
standaardtype waartoe elke mens herleid wordt.
De
belediging van het lichaam en die van het gevoel is moordend en van
de mens schiet niets meer over dan een afgietsel van een
standaardvorm dat dan ook vervangbaar is en derhalve overbodig. Het
zal worden teruggebracht tot een beheersbaar getal dat zo nodig
vermenigvuldigd kan worden ofwel gedecimeerd. De vraag rest echter:
waartoe bestaat het dan nog allemaal? Zal wat overschiet van wat eens
mensen waren, in die eindeloze ellende van zichzelf beroofd, dan niet
streven naar een spoedig einde aan het on-leven waarin het hopeloos
gevangen zit?
Het
volstaat om zich een ogenblik te bezinnen over het wonder van het
menselijk lichaam om zonder de geringste twijfel te kunnen inzien dat
de vervanging en derhalve de uitschakeling ervan door middel van
instrumenten die men de mensen doet begeren en waarvoor zij moeten
werken totdat zij er hun gezondheid bij inschieten en hun geluk,
zonde is. Steeds groter wordt de massa van degenen die het helemaal
niet erg meer vinden om in het eigen lichaamsvet gevangen te zitten
als zij maar de beschikking hebben over een Porsche om zich mee te
verplaatsen en te vertonen.
De
auto, de machine, het instrument dat gemak belooft maar wel in ruil
voor dikwijls onomkeerbare verminking, verblindt en vermoordt de mens
als zodanig en wat rest van de mens van voorheen is, paradoxaal
genoeg, een louter instrument, een ding, een onderdeeltje van de
massa die gehoor geeft aan een vreemd bevel, die zich in huiver
schikt naar de hem voorgeschreven regels, die zelfs niet meer van
vrijheid dromen kan omdat hij zich niet langer onderscheidt van de
werktuigen die hij hanteert met precisie volgens de voorschriften van
vreemde heersers. Hij is verdwenen 'zoals een gelaat in het zand aan
de grens van de zee'.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
24 juni 2021)
23-06-2021
Enkele bedenkingen n.a.v. Hannah Arendts werk over Totalitarisme 1. Over de hybris
Enkele
bedenkingen n.a.v. Hannah Arendts werk over Totalitarisme
1. Over de hybris
Het
totalitarisme, eerst in de literatuur in beeld gebracht door George
Orwell met zijn 1984 dat dateert van 1948 en vervolgens in de
filosofie beschreven en voor het eerst als zodanig benoemd door
Hannah Arendt met The Origins of Totalitarianism (1)
dat verscheen in 1951, is in wezen de heerschappij (middels
haar logica) van een aanbeden idee (een ideologie) over een tot een
massa herleide mensenmenigte die oorspronkelijk bestond uit stammen,
volkeren, klassen, families maar ook en vooral uit mensen,
waarbij de omvorming van de menigte (dit zijn: mensen met elk hun
eigenheid en kwaliteit) tot een massa (dit is: een loutere
kwantiteit ontdaan van elke andere individuele kwaliteit dan deze die
de massa met telkenmale één eenheid groter maakt) het gevolg is van
de ontmenselijking van de individuen en waarbij die
ontmenselijking zich vooral voltrekt ingevolge de isolering
van alle mensen die aldus van hun menselijke relaties en daarmee ook
van hun mens-zijn zelf (waarvoor de intermenselijke relaties -
en/of gebeurlijk de relatie met god - een voorwaarde vormen) beroofd
worden.
Hannah
Arendt wijst erop dat het inzake totalitarisme niet gaat om tirannie
of dus om de heerschappij van een mens over anderen maar wel
over de heerschappij van een ideologie en dat is een niet-mens
over mensen: een totalitarisme
onderwerpt mensen aan een niet-mens.
Neemt men
nu aan dat er een god bestaat, dan betekent het totalitarisme de
(alleen)heerschappij van een afgod of een onmens die
zelfs niet door een welbepaald menselijk individu vertegenwoordigd
wordt. Zo bijvoorbeeld is het kapitalisme een totalitarisme in die
zin dat daar de afgod van het gouden kalf of het geld, dat niet meer
verdient dan een louter ruilmiddel te zijn of een kwantiteit en meer
bepaald die kwantiteit welke per definitie van elke specifieke
kwaliteit ontdaan is (waardoor het voor een aantal zaken geruild kan
worden), zich boven zichzelf verheven lijkt te hebben - maar in feite
is het de mens die het geld verheven heeft tot god en die het aldus
tot zijn afgod heeft gemaakt, namelijk door het te gaan aanbidden,
wat uiteraard pas mogelijk is (en misschien zelfs noodzakelijk) nadat
eerst god als zodanig werd verworpen omdat per slot van rekening
niemand twee heren dienen kan.
Maar ook
indien men het bestaan van god verwerpt, blijft het totalitarisme in
kwestie een toestand waarbij mensen worden onderworpen (of zichzelf
onderwerpen) aan een ding - in dit geval een ideologie maar in
vroegere tijden betrof het bijvoorbeeld ook heel letterlijk een
beeld, een afgodsbeeld zoals de moloch, aan wie - andermaal heel
letterlijk - mensenoffers werden gebracht.
Dat wij
leven in een tijdperk van afgoderij of idolatrie is overduidelijk en
de kloof tussen het idool (in het geval van Stalin en Hitler: de tiran
die het centrum was van een personencultus) en de ideologie is niet
zo groot als men wel eens kon wensen omdat ook idolen wezenlijk
'ontmenst' zijn door de eigen identificatie met iets wat zij niet
kunnen zijn en waarvan de schijn (of de 'fictie' zoals Arendt die
noemt) moet opgehouden worden door de constant afgedwongen aanbidding
van hun 'persona' in de authentieke betekenis van 'masker'. Arendt is
overigens ook onduidelijk over de zaak wanneer zij nu eens spreekt
over de personencultus omtrent de Führer terwijl zij ons dan weer
bezweert dat het gaat om de ideologie - de verafgoding van de natuur
bij de nazi's en van de geschiedenis in het Stalinisme, of alvast het
concept dat men dan heeft over de natuur en over de geschiedenis,
want als men bijvoorbeeld gelooft de natuur een handje te moeten
helpen, dan verklaart men uiteraard eerst wat men zijns inziens onder
die natuur dient te verstaan en analoog pretendeert men eveneens te
weten waar de geschiedenis naartoe wil als men meent dat men haar
gang dient te bespoedigen.
Wat er in
feite aan de gang is waar mensen zich onderwerpen of onderworpen
worden aan niet-mensen, is niets anders dan de verwisseling van de
werkelijkheid met een spel: elke niet-menselijke heerschappij
manifesteert zich immers middels regels - spelregels - die gevolgd
moeten worden en die ernaar streven om de natuurwetten (de regels die
de werkelijkheid zelf ons oplegt en die wij respecteren op straffe
van uiteindelijk de dood) in hun schaduw te stellen. Zo streeft het
kapitaal ernaar om de natuurlijke vruchtbaarheid na te bootsen en die
uiteindelijk te overtroeven waar het bijvoorbeeld maakt dat voedsel
weggegooid wordt wanneer de verspilling winst oplevert. In de
reductie van de werkelijkheid tot een spel (of althans in de poging
daartoe) tracht de mens zich tot god te verheffen. En uitgerekend in
de godsdienst waarin hij god zijn vader noemt, acht hij zichzelf geen
schepsel doch een zoon van god, een erfgenaam van de goddelijkheid,
en dus god zelf, wat de Oude Grieken toeschreven aan de hybris:
de overmoed of de grootheidswaan welke een ongebreidelde heerszucht
is die de goden nimmer onbestraft hebben gelaten, zoals men kan lezen
in de Griekse mythologie. (2)
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
24 juni 2021)
Verwijzingen:
(1) Hannah
Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021
(eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters en
Dirk De Schutter.
Oorspronkelijk: Totalitarianism, deel III,
alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat negende
hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the Nation-State
and the End of the Rights of Man.
(2)
Voor een volledige, correcte en vlot leesbare Nederlandstalige
weergave van de Griekse mythologie, zie:
Kris Vansteenbrugge, Uit
het schuim van de zee. De Griekse mythologie in 136 verhalen.
22-06-2021
Dirk De Schutter over zijn boek 'Het catastrofale' (2014)
Dirk De Schutter over zijn boek 'Het catastrofale' (2014):
21-06-2021
Hannah Arendt over Totalitarisme - Aflevering 14: De ideale onderdaan van een totalitaire heerschappij is de mens voor wie het onderscheid tussen feit en fictie en tussen waar en onwaar niet langer bestaat
Hannah
Arendt over Totalitarisme
Aflevering
14: De ideale onderdaan van een totalitaire heerschappij is de mens
voor wie het onderscheid tussen feit en fictie en tussen waar en
onwaar niet langer bestaat
Het totalitarisme is
nieuw en onderscheidt zich van tirannie doordat het alle sociale,
wettelijke en politieke tradities vernietigt, klassen tot massa's
omvormt en mikt op wereldheerschappij. Met de dood van Hitler en
Stalin zal het echter niet verdwijnen. Het totalitarisme staat buiten
de tweedeling van legaliteit en wetteloosheid omdat het "pretendeert
strikt en ondubbelzinnig te gehoorzamen aan die wetten van de natuur
of de geschiedenis, waaraan alle positieve wetten zogezegd
ontspringen." (1) Het houdt zichzelf voor "een hogere vorm
van legitimiteit, die de bekrompen wettelijkheid naast zich neer kan
leggen, omdat ze zich laat inspireren door de bronnen zelf. De
totalitaire wettelijkheid beweert dat ze een manier gevonden heeft om
de rechtvaardigheid op aarde te laten zegevieren (...)."(2) "( ) omdat [ze] beweert de mensheid zelf tot belichaming van
de wet te maken." (3) "[Ze] voert de wet van de
geschiedenis of de natuur uit, zonder die wet te vertalen in normen
die bepalen wat juist en verkeerd is voor individueel gedrag." (4) "Als de wet van de natuur of de wet van de geschiedenis correct
uitgevoerd wordt, dan kan men verwachten dat ze de mensheid als haar
eindproduct produceert, en deze verwachting ligt ten grondslag aan de
aanspraak van alle totalitaire regeringen op planetaire
heerschappij." (5)
"Het totalitarisme
interpreteert alle wetten als bewegingswetten." (6) Centraal
staat het ontwikkelingsbegrip, zowel in de natuur (Darwinisme) als in
de geschiedenis (historisch materialisme) en de dingen zijn slechts
fasen in een evolutieproces. Uit de totalitaire ideologie volgt een
totalitaire politiek. Zegt de natuurwet dat al het schadelijke
geëlimineerd moet worden en zegt de historische wet dat de
klassenstrijd zekere klassen elimineert, dan moet ook in de politiek
het elimineren of doden een (blijvende) wet zijn, anders zouden de
natuur en de geschiedenis zelf eindigen. Zoals wetten garanderen dat
regeringen niet tiranniek zijn, zo garandeert terreur de totalitaire
overheersing. Met terreur wil het totalitarisme de natuur en de
geschiedenis een handje helpen: het natuurlijke of historische proces
is goed; alles wat het in de weg staat, is kwaad; het enige recht is
dat van de sterkste; het individu moet opgeofferd worden aan de
soort.
"[De totale
terreur] vervangt de ( ) communicatiekanalen tussen individuele
mensen door een ijzeren band, die hen zo dicht op elkaar perst dat
hun pluraliteit als het ware opgelost wordt in één mens van
gigantische afmetingen. Het slopen van de omheiningen die de wetten
tussen de mensen optrekken, berooft de mens - zoals in een tirannie -
van zijn vrijheden en vernietigt zijn vrijheid als levende politieke
realiteit." (7)
Het instrument waarvan
een totalitair regime zich bedient, is de ideologie. "Ideologieën
staan bekend om hun wetenschappelijk karakter: ze combineren de
wetenschappelijke benadering met resultaten van filosofisch belang en
pretenderen wetenschappelijke filosofie te zijn." (8) Een
ideologie pretendeert onterecht dat de werkelijkheid volgens de
logica van haar idee verloopt, alsof de realiteit een afgeleide was
van die idee, zoals bijvoorbeeld in het racisme en in het deïsme
maar ook in de dialectische logica van het marxisme die aldus
feitelijke contradicties wegredeneert. Zo wordt "de vrijheid,
inherent aan het menselijk vermogen om te denken [ingeruild] voor de
dwangbuis van de logica, waarmee de mens zichzelf haast even
gewelddadig kan dwingen als wanneer hij gedwongen wordt door een of
andere uitwendige macht." (9)
Pas in een totalitair
regime komt de ware natuur van een ideologie aan het licht. Ten
eerste maken ideologieën aanspraak op een totale verklaring en
derhalve op een verklaring van de geschiedenis van de dingen. Ten
tweede zetten ze daardoor de ervaring buiten spel: de ideologie komt
los van de realiteit omdat ze het zintuiglijke verwerpt en alleen
steunt op haar idee (een premisse) waaruit alles 'logisch'
voortvloeit, wat "ideologische indoctrinatie" is. (10) "De
propaganda van de totalitaire beweging ( ) streeft er altijd naar
om in elke publieke en tastbare gebeurtenis een geheime betekenis in
te spuiten en achter elke publieke, politieke daad een geheime inhoud
te vermoeden. Zodra de bewegingen aan de macht gekomen zijn, beginnen
ze de werkelijkheid te wijzigen, tot ze overeenstemt met hun
ideologische beweringen." (11)
"Het begrijpen
wordt gerealiseerd, doordat de geest, hetzij op een logische hetzij
op een dialectische manier, de wetten van de 'wetenschappelijk'
vastgesteld bewegingen imiteert; de geest integreert deze processen
door ze te imiteren." (12) "De kunstgreep die beide
totalitaire heersers [Stalin en Hitler] gebruikten om hun respectieve
ideologieën om te smeden tot wapens, waarmee elk van hun onderdanen
zichzelf kon dwingen om gelijke tred te houden met de
terreurbeweging, was bedrieglijk eenvoudig en onopvallend: zij namen
hun ideologieën doodernstig [en trokken ze door tot] de uitersten
van logische consistentie (...)", (13) zijnde de uitroeiing van
bijvoorbeeld zogenaamd niet levensvatbare klassen. "Het ligt in
de aard zelf van een ideologische politiek ( ) dat de werkelijke
inhoud van de ideologie ( ) waaruit de 'idee' ( ) oorspronkelijk
ontstaan is, verteerd wordt door de logica waarmee de 'idee' wordt
uitgevoerd." (14) Het argument van zowel Stalin als Hitler
luidt: "Je kan niet A zeggen zonder B en C te zeggen, enzovoort,
het rijtje af tot aan het einde van het moorddadige alfabet."(15) Deze tirannie van de logiciteit creëert een innerlijke dwang in
dienst van de totalitaire heersers en zij maakt ons onvrij.
"De dwang van de
totale terreur perst ( ) massa's geïsoleerde mensen samen en
ondersteunt ze in een wereld die voor hen een wildernis geworden is;
de dwingende kracht van de logische deductie stoomt elk individu
klaar om in verlatenheid en afzondering, weg van alle anderen, te
leven; (...)" (16) "Juist zoals de terreur ( ) alle
verhoudingen tussen mensen kapot maakt, zo maakt de dwang van het
ideologische denken elke verhouding tot de werkelijkheid kapot."
(17) Arendt besluit deze paragraaf met een bijzonder belangrijke
conclusie nadat zij vastgesteld heeft dat mensen het vermogen om te
ervaren en om te denken verliezen samen met het verlies van de
contacten met de medemensen en met de werkelijkheid: "De ideale
onderdaan van een totalitaire heerschappij is niet de overtuigde nazi
noch de overtuigde communist, maar de mens voor wie het onderscheid
tussen feit en fictie (dat wil zeggen de werkelijkheid en de
ervaring) en het onderscheid tussen waar en onwaar (dat wil zeggen de
normen van het denken) niet langer bestaan." (18)
De isolering van de
individuen bewerkt hun onmacht en is daarom de ideale voedingsbodem
voor het totalitarisme en zeker het gevolg ervan. Terwijl de tirannie
de privésfeer nog intact laat, fnuikt het totalitarisme deze
eveneens. (19) "Afzondering [die zelfs nodig is om te arbeiden]
wordt ( ) ondraaglijk, wanneer de meest elementaire vorm van
menselijke creativiteit, namelijk het vermogen om iets van zichzelf
aan de gemeenschappelijke wereld toe te voegen, vernietigd wordt."
(20) "Op dat moment wordt afzondering verlatenheid". (21)
Ook de privésfeer is dan vernietigd.
Afzondering is verwant
met ontworteling ("geen plaats in de wereld hebben die door
anderen erkend en gewaarborgd wordt" (22)) en met overbodigheid
("helemaal niet tot de wereld behoren" (23)). "Verlatenheid is geen eenzaamheid [want] laat zich het scherpst
voelen in gezelschap met anderen." (24) Arendt verwijst naar
Epictetus in wiens visie "de verlaten mens zich omringd weet
door anderen met wie hij niet in contact kan treden en aan de
vijandigheid van wie hij is blootgesteld. De eenzame mens daarentegen
is alleen en kan daarom 'samenzijn met zichzelf' aangezien mensen
over het vermogen beschikken om 'met zichzelf te spreken'."
(25) Toch is het contact met anderen onmisbaar teneinde de eenzame "te redden uit de dialoog van het denken waarin iemand altijd
gespleten blijft (...)" (26) en die verlatenheid is. Daarin
verliest een mens zijn zelfvertrouwen en zijn vertrouwen in de
wereld, het vermogen om te denken en om te ervaren. Alleen de
bekwaamheid tot logisch redeneren vanuit een vanzelfsprekende
premisse blijft intact. "Maar deze waarheid is 'leeg', of beter
gezegd, het is helemaal geen waarheid, omdat ze niets openbaart."
(27) Arendt voegt hier aan toe: "(De stelling dat consistentie
waarheid is, die sommige moderne logici verdedigen, betekent dat men
het bestaan van de waarheid ontkent.)" (28)
"Wat mensen in de
niet-totalitaire wereld klaar stoomt voor de totale overheersing, is
het feit dat de verlatenheid, die ooit een grenservaring was, meestal
ondergaan in bepaalde marginale sociale situaties zoals de oude dag,
voor de steeds groeiende massa's in onze eeuw een alledaagse ervaring
geworden is. Het meedogenloze proces waarin het totalitarisme de
massa's drijft en organiseert, lijkt op een suïcidale ontsnapping
uit deze werkelijkheid. Het 'ijskoude redeneren' ( ) verschijnt als
de laatste steun in een wereld waar niemand betrouwbaar is ( )."
(29) De georganiseerde verlatenheid van het totalitarisme kan onze
wereld verwoesten en dit gevaar blijft aanwezig.
(J.B., 21 juni 2021)
Verwijzingen:
(1) Hannah Arendt,
Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021 (eerste
druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters en Dirk De
Schutter, p. 321. Oorspronkelijk: Totalitarianism, deel III,
alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat negende
hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the Nation-State
and the End of the Rights of Man.
(2) Totalitarisme,
p. 322.
(3) Totalitarisme,
p. 323.
(4) Totalitarisme,
p. 322.
(5) Totalitarisme,
pp. 322-323.
(6) Totalitarisme,
p. 324.
(7) Totalitarisme,
p. 328.
(8) Totalitarisme,
p. 333.
(9) Totalitarisme,
p. 335.
(10) Totalitarisme,
p. 337.
(11) Ib.
(12) Totalitarisme,
pp. 337-338.
(13) Totalitarisme,
p. 338.
(14) Totalitarisme,
pp. 339-340.
(15) Totalitarisme,
p. 340.
(16) Totalitarisme,
p. 341.
(17) Totalitarisme,
p. 342.
(18) Ib.
(19) Totalitarisme,
p. 343.
(20) Totalitarisme,
pp. 343-344.
(21) Totalitarisme,
p. 344.
(22) Totalitarisme,
pp. 344-345.
(23) Ib.
(24) Totalitarisme,
p. 345.
(25) Totalitarisme,
p. 346.
(26) Ib.
(27) Totalitarisme,
p. 348.
(28) Ib.
(29) Totalitarisme,
pp. 348-349.
18-06-2021
Hannah Arendt over Totalitarisme - Aflevering 13: De levende dode, de triomf van het totalitaire systeem
Hannah
Arendt over Totalitarisme
Aflevering 13: De
levende dode, de triomf van het totalitaire systeem
Wellicht
onderscheidt niets de moderne massa's radicaler van de massa's uit
vorige eeuwen dan het verlies van het geloof in het Laatste Oordeel:
de slechtsten hebben hun vrees verloren, de besten hun hoop. (1)
Hun rest de belofte dat de hemel
en de hel door de mens gemaakt kunnen worden. De concentratiekampen
worden nog het beste benaderd door de middeleeuwse beelden van de
hel, die geen mens ooit kan verdiend hebben. De groteske willekeur
waarmee mensen worden geliquideerd maakt duidelijk dat allen
'overbodig' zijn. Het doel van een arbitrair systeem is
de burgerrechten van de hele bevolking te vernietigen (...). (2)
Eerst wordt de juridische
persoon in de mens gedood: de wetteloosheid eist erkenning, mensen
worden 'preventief' veroordeeld, het wordt hun duidelijk gemaakt dat
zij nu alle reden hebben om de gemeenste dief of
moordenaar te benijden. (3)De groepen onschuldigen die
gearresteerd worden, lenen zich het best voor diepgaande
experimenten inzake beroving van rechten en vernietiging van de
juridische persoon. ( ) [Zij vormen] ( ) de meest essentiële
categorie van de kampbevolking. (4)
De volgende beslissende stap in het klaarstomen van
levende lijken is de moord op de morele persoon in de mens. ( ) Dit
gebeurt ( ) door het martelaarschap onmogelijk te maken: (...)
wanneer er geen getuigen overblijven, kan er geen getuigenis zijn.
(5) Het gaat om georganiseerde
vergetelheid. (6)
Smart en herinnering zijn verboden. (7)
Door de dood anoniem te maken ( ) beroofden de
concentratiekampen de dood van haar betekenis als einde van een
vervuld leven. In zekere zin ontnamen ze het individu zijn eigen dood
( ). Zijn dood bezegelt alleen het feit dat hij nooit werkelijk
bestaan heeft. Het menselijk geweten zou nog altijd weerstand hebben
kunnen bieden aan deze aanval op de morele persoon, omdat het hem
vertelt dat het beter is te sterven als slachtoffer dan te leven als
een bureaucraat en een moordenaar. De totalitaire terreur haalde haar
meest verschrikkelijke triomf op het moment dat ze erin slaagde de
persoon van deze individualistische ontsnapping af te snijden en de
beslissingen van het geweten absoluut twijfelachtig en dubbelzinnig
te maken. (8) Door omstandigheden in het leven te roepen waarin
( ) het volstrekt onmogelijk is om goed te doen, worden in het
totalitaire regime de slachtoffers mededaders. (9) De
scheidslijn tussen moordenaar en slachtoffer wordt voortdurend
verdoezeld. Ten derde wordt de unieke identiteit in de mens gedood,
wat van mensen beesten maakt. Het begint bij het transport van de
opeengepakte naakte mensenhoop naar de kampen, het scheren van het
hoofd, het uniform, het nummer, de folteringen. En dan
maakte de oude spontane beestachtigheid plaats voor een absoluut
koude en systematische vernietiging van menselijke lichamen, erop
berekend om de menselijke waardigheid te vernietigen; de dood werd
vermeden of voor onbepaalde tijd uitgesteld. (10)
De vernietiging van de individualiteit [verklaart]
waarom miljoenen menselijke wezens zich zonder weerstand naar de
gaskamers hebben laten leiden. (11)
Wat overbleef waren marionetten met een menselijk
gelaat, die zich allen gedragen als de hond van Pavlovs experimenten
( ). Dit is de ware triomf van het systeem [dat erin slaagt] zijn
slachtoffer te vernietigen vooraleer het het schavot bestijgt.
(12) Aldus toont zich de
macht van de meesters. (13)
De 'modelburger' van de totalitaire staat is de hond
van Pavlov. (14) Het ligt in de ware natuur van totalitaire
regimes om onbeperkte macht op te eisen. Een dergelijke macht kan
alleen verzekerd worden wanneer letterlijk alle mensen, in elk aspect
van hun leven afdoende gedomineerd worden. (15) Totalitarisme
streeft geen despotische heerschappij over mensen na, maar een
systeem waarin mensen overbodig zijn. (16) De poging om
mensen overbodig te maken weerspiegelt de ervaring van de moderne
massa's, die zich overbodig voelen op een overbevolkte aarde.
(17) Die waanzin is tegelijk de koele logica van de totalitaire
ideologie welke gelijkenis vertoont met de systemen van paranoïci
waarin alles op een begrijpelijke en zelfs dwingende manier
volgt uit een eens aanvaarde premisse. (18) Het totalitarisme
heeft ideologische motieven: het wil de wereld consistent maken.
Alles moet voorspelbaar en maakbaar zijn en alle mensen aldus
vervangbaar en overbodig. (19)
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
18 juni 2021)
Verwijzingen:
(1)
Hannah Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage
2021 (eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters
en Dirk De Schutter, p. 273. Oorspronkelijk: Totalitarianism,
deel III, alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat
negende hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the
Nation-State and the End of the Rights of Man.
(2)
Totalitarisme, p. 279.
(3)
Totalitarisme, p. 276.
(4)
Totalitarisme, p. 277.
(5)
Totalitarisme, pp. 280-281.
(6)
Totalitarisme, p. 281.
(7)
Ib.
(8)
Totalitarisme, pp. 281-282.
(9)
Totalitarisme, p. 282.
(10)
Totalitarisme, p. 284.
(11)
Totalitarisme, p. 285.
(12)
Ib.
(13)
Ib.
(14)
Totalitarisme, p. 286.
(15)
Totalitarisme, p. 287.
(16)
Totalitarisme, p. 287.
(17)
Totalitarisme, p. 288.
(18)
Totalitarisme, p. 289.
(19)
Totalitarisme, p. 290-292.
17-06-2021
Hannah Arendt over Totalitarisme - Aflevering 12: Totale overheersing
Hannah
Arendt over Totalitarisme
Aflevering
12: Totale overheersing
"De
concentratie- en uitroeiingskampen van de totalitaire regimes doen
dienst als de laboratoria, waarin het fundamentele geloof van het
totalitarisme dat alles mogelijk is, geverifieerd wordt." (1)
Het gaat erom "iets te produceren dat niet bestaat", (2)
met name een mensensoort die gelijkt op andere diersoorten en die,
als hij al niet uitgeroeid wordt, middels indoctrinatie en terreur
ontdaan is van elke spontaniteit: de menselijke persoonlijkheid moet
omgevormd worden tot een louter ding, volledig geconditioneerd zoals
de hond van Pavlov, een geperverteerd dier. (3) "(...) hoe
onwaarschijnlijk het immers ook moge klinken, deze kampen zijn de
ware en centrale institutie van de totalitaire organisatorische
macht" (4) De verslagen erover gaan het menselijk verstand en
de ervaring te boven. "(...) iedereen die [erover] spreekt of
schrijft, wordt nog altijd als verdacht beschouwd ( ) en vaak wordt
hij zelf bestormd door twijfels over zijn eigen waarachtigheid, als
had hij een nachtmerrie voor werkelijkheid gehouden." (5) De
nazi's wisten dat het raadzaam is om misdaden op een onwaarschijnlijk
reusachtige schaal te plegen omdat hun ontkenningen dan makkelijker
geloofd worden dan wat hun slachtoffers naar waarheid vertellen. "Hitler liet miljoenen kopieën van zijn boek circuleren, waarin
hij stelde dat een leugen kolossaal dient te zijn, wil ze succesvol
zijn." (6)
Vanaf
een zeker punt wordt het middel doel en dient terreur niet langer als
middel om mensen af te schrikken: de terreur tegen de ander houdt aan
nadat die zich allang gewonnen gegeven heeft; overwonnenen worden
afgeslacht; de kolonisering ging eeuwenlang gepaard met de uitroeiing
van inheemsen. Het nihilistische principe van totalitaristen luidt
dat alles geoorloofd is maar "het gezond verstand en 'normale
mensen' weigeren te geloven dat alles mogelijk is." (7) "Wat
betekent het begrip moord nog, wanneer we geconfronteerd worden met
de massaproductie van lijken? Wij proberen het gedrag van gevangenen
in concentratiekampen en van ss'ers psychologisch te begrijpen,
terwijl we ons eigenlijk zouden moeten realiseren dat de psyche kan
worden vernietigd, ook als men de fysische mens intact laat ( ).
Het eindresultaat bestaat in elk geval uit onbezielde mensen, dat wil
zeggen mensen die men niet langer psychologisch kan verstaan ( )."
(8)
Alle
pogingen om over te brengen wat er in wezen in de kampen gebeurde,
zijn mislukt. "Vandaag weten wij dat moord slechts een beperkt
kwaad is. De moordenaar ( ) beweegt zich nog altijd binnen het ons
vertrouwde domein van leven en dood. ( ) De moordenaar laat een
lijk achter en wendt niet voor dat zijn slachtoffer nooit bestaan
heeft." (9)
"De
werkelijke verschrikking van de concentratie- en vernietigingskampen
ligt in het feit dat de gevangenen, ook al blijven ze toevallig in
leven, effectiever van de wereld van de levenden worden afgesneden
dan wanneer ze waren gestorven, omdat terreur dwingt tot vergeten."
(10) "Er bestaan geen parallellen voor het leven in de
concentratiekampen. De verschrikking ervan kan nooit volledig door de
verbeelding gevat worden, om de eenvoudige reden dat die
verschrikking zich buiten het leven en de dood ophoudt. ( ) omdat
de overlevende terugkeert naar de wereld van de levenden - die het
hem onmogelijk maakt volledig geloof te hechten aan zijn voorbije
ervaringen." (11)
De
kampen hadden geen economische functie, de vernietigingsfabrieken
waren peperduur, de kampen bestonden omwille van zichzelf. De
kampgevangen "worden behandeld alsof ze niet meer bestonden,
alsof wat er met hen gebeurde voor niemand nog belang had, alsof ze
reeds dood waren en alsof een of andere krankzinnige geest zichzelf
amuseerde door ze voor een poos tussen leven en dood op te houden,
vooraleer ze toe te laten tot de eeuwige vrede." (12)
De
kampen zijn een plek waar mensen gefolterd en afgemaakt worden
terwijl niemand in staat is zich te realiseren dat dit gebeuren meer
is dan een absurde droom. "Het gezond verstand reageerde op de
verschrikkingen ( ) [met]: 'Wat voor misdaad moeten deze mensen
begaan hebben, dat hen zulke dingen worden aangedaan!" (13)
Mensen blijken "hun helse fantasieën te kunnen realiseren
zonder dat de hemel naar beneden valt of de aarde openscheurt."
(14)
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
18 juni 2021)
Verwijzingen:
(1) Hannah
Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021
(eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters en
Dirk De Schutter, p. 261.
Oorspronkelijk: Totalitarianisme, deel III,
alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat negende
hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the Nation-State
and the End of the Rights of Man.
(2)
Totalitarisme, p. 262.
(3) Ib.
(4)
Totalitarisme, p. 263.
(5) Ib.
(6) Ib.
(7)
Totalitarisme, p. 265.
(8)
Totalitarisme, pp.
265-266.
(9)
Totalitarisme, p. 268.
(10)
Totalitarisme, p. 269.
(11)
Totalitarisme, p. 270.
(12)
Totalitarisme, p. 272.
(13)
Totalitarisme, p. 273.
(14) Ib.
16-06-2021
Hannah Arendt over Totalitarisme - Aflevering 11: De geheime politie en facebook, experimenten en liquidaties
Hannah
Arendt over Totalitarisme
Aflevering
11: De geheime politie en facebook, experimenten en liquidaties
Komt
de totalitaire beweging aan de macht, dan bemannen haar handlangers
de regering zodat de totalitaristen in feite de staat gebruiken als
niet-totalitaire façade waarachter zijzelf geheel verborgen
totalitair regeren. Daarbij moeten zij hun fictie kunnen blijven
beschermen tegen de feiten en voor de buitenwereld een schijn van
normaliteit kunnen ophouden: "Boven de staat en achter de
façades van de ogenschijnlijke macht, in een doolhof van
menigvuldige diensten, aan de basis van alle gezagsverschuivingen en
temidden van een chaos van inefficiëntie, ligt de machtskern van het
land: de superefficiënte en supercompetente diensten van de geheime
politie [GP]." (1)
Op de keper
beschouwd wordt het leger in een totalitaire staat contradictorisch
omdat het zich richt tegen buitenlandse vijanden die er in feite niet
zijn omdat het totalitarisme internationalistisch is en daarom wordt
het beter vervangen door internationale filialen van de GP die het
buitenland eigenlijk inpalmen. In de beginfase worden wie weerstand
bieden geliquideerd en pas nadat de uitroeiing van vijanden een feit
is, komen de terreur en de totale overheersing. "Praktisch
gesproken gaat de totalitaire heerser te werk als een man die
hardnekkig iemand anders beledigt, tot iedereen weet dat de laatste
zijn vijand is, zodat hij met een zekere geloofwaardigheid zijn gang
kan gaan en hem kan doden uit zelfverdediging. Dit is bepaald grof,
maar het werkt - zoals iedereen weet die ooit heeft gadegeslagen hoe
succesvolle carrièrejagers mededingers elimineren." (2)
Totalitaristen
spreken ook over 'objectieve vijanden' die ideologisch gedefinieerd
worden. De GP, gedefinieerd als 'een staat in de staat', ontleent
haar macht aan de geheime informatie waarover zij beschikt en zij is
onderworpen aan de wil van de leider, die de te liquideren vijanden
aanduidt en die de GP ["bemand door agenten die elkaar niet
kennen" (3)] daarom als enige vertrouwt. De GP wordt verdubbeld
omwille van de flexibiliteit: "dit maakt wijzigingen op het
laatste nippertje mogelijk, zodat één afdeling de voorbereidingen
treft om de fabrieksdirecteur de Orde van Lenin uit te reiken,
terwijl een andere schikkingen treft voor zijn arrestatie." (4)
De GP voert geheel blindelings haar opdrachten uit; blindelings, want "de voor het totalitarisme centrale veronderstelling dat alles
mogelijk is, leidt ( ) tot de absurde en vreselijke consequentie
dat elke misdaad die de heersers kunnen bedenken, bestraft moet
worden, ongeacht of die misdaad al dan niet gepleegd werd." (5)
"Onder
totalitaire regimes wordt provocatie - vroeger alleen de specialiteit
van de geheime politie - een methode om met zijn buurman om te gaan,
en iedereen wordt er, gewild of ongewild, toe gedwongen deze methode
te gebruiken. Iedereen is in zekere zin de agent
provocateur van ieder ander ( )." (6) "In een
systeem van alomtegenwoordige spionage, waar iedereen politieagent
kan zijn en elk individu zich constant geobserveerd voelt - in
omstandigheden bovendien waar carrières uiterst onzeker zijn en waar
het dagelijkse kost is dat iemands ster op de meest spectaculaire
wijze rijst, om morgen alweer te vallen -, wordt elk woord
dubbelzinnig en vatbaar voor retrospectieve 'interpretatie'."
(7)
Carrières
en massale tewerkstelling zijn te danken aan navenante zuiveringen:
Stalin gaf trots werk aan een half miljoen bolsjevisten na de
reusachtige zuivering van 1939 en ook in Duitsland zorgde de massale
opruiming van de joden voor nieuwe banen. En dat de tewerkgestelden
aldus aan deze misdaden medeplichtig werden, garandeerde hun
loyauteit jegens het regime. (8)
Het
totalitarisme creëerde ook de psychologie van de dubbelagent, "bereid de prijs van een kort leven te betalen voor het
opwindende bestaan van enkele jaren aan de top", (9) wat ook de
levensfilosofie werd voor het hele volk. 'Objectieve vijanden' zoals
Joden en Polen werd lukrake slachtoffers, hetzij als beschuldigden,
hetzij als niet-levensvatbaar verklaarden en 'ongewensten' (zoals
geesteszieken): de quota moesten nu eenmaal worden volgemaakt. (10)
De moeilijkste taak van de GP bestaat erin de sporen te laten
verdwijnen van de door hen geliquideerden.
De Ochrana
vond een klasseersysteem uit met de namen van principieel alle
burgers waarbij middels speciale tekens hun onderlinge relaties
aanschouwelijk werden: vriendschapsrelaties, vijanden, kennissen,
enzovoort. [En ziedaar de voorloper van 'facebook', dat op dat vlak
vandaag aan zijn beheerders uiteraard quasi eindeloze mogelijkheden
biedt.] Arendt zegt erover dat als zo'n perfecte kaart ooit bestond,
ze het "wellicht mogelijk zou maken om mensen zonder enig spoor
uit te wissen, alsof ze helemaal niet hadden bestaan." (11)
Dat laatste
is dan ook de grootste zorg van de GP nadat ze hun slachtoffers
hebben laten verdwijnen. "Het enige strikt bewaarde geheim in
een totalitair land ( ) betreft de operaties van de politie en de
omstandigheden in de concentratiekampen." (12) De grootste
misdaad bestaat erin over die geheimen te spreken. Edoch, "aangezien
een mens voor zijn kennis afhankelijk is van de bevestiging en het
begrip van zijn medemensen, verliest deze algemeen gedeelde, maar
individueel bewaarde, deze nooit besproken informatie haar
werkelijkheidskarakter, en wordt ze een pure nachtmerrie. Alleen zij
die in het bezit zijn van [die] strikt geheime kennis ( ) zijn in
staat met elkaar te communiceren over wat in feite de werkelijkheid
van allen uitmaakt. Dat is hun geheim, en om dit geheim te bewaren
vormen ze een geheime organisatie (...)" (13) Het geheime
genootschap wordt opgericht "met de bedoeling om het
onfatsoenlijke experimentele onderzoek naar de grenzen van het
mogelijke te kunnen uitvoeren." (14) Arendt besluit dit
hoofdstuk als volgt: "(...) het is haast onmogelijk om te weten
hoeveel van deze mensen, wanneer ze verder blootgesteld worden aan
( ) werkloosheid, blij zullen berusten in een 'bevolkingsbeleid'
dat bestaat in een regelmatige eliminatie van het surplus aan mensen,
en hoeveel onder hen, wanneer ze hun groeiend onvermogen ervaren om
de lasten van het moderne leven te dragen, zich blij zullen
conformeren aan een systeem dat, samen met hun spontaniteit, hun
verantwoordelijkheid elimineert. Met andere woorden ( ) weten we
niet hoe goed ( ) het geheim van deze GP tegemoet komt aan de
geheime verlangens en de geheime medeplichtigheden van de massa's in
onze tijd." (15)
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
16 juni 2021)
Verwijzingen:
(1) Hannah
Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021
(eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters en
Dirk De Schutter, p. 238.
Oorspronkelijk: Totalitarianisme, deel III,
alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat negende
hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the Nation-State
and the End of the Rights of Man.
(2)
Totalitarisme, p. 243.
(3)
Totalitarisme, p. 245.
(4) Ib.
(5)
Totalitarisme, p. 247.
(6)
Totalitarisme, pp.
250-251.
(7)
Totalitarisme, p. 251.
(8)
Totalitarisme, pp.
252-253.
(9)
Totalitarisme, p. 253.
(10)
Totalitarisme, pp.
253-254.
(11)
Totalitarisme, pp.
255-256.
(12)
Totalitarisme, p. 258.
(13) Ib.
(14)
Totalitarisme, p. 259.
(15)
Totalitarisme, p. 261.
14-06-2021
Hannah Arendt over Totalitarisme - Aflevering 10: De totalitaire staat
Hannah
Arendt over Totalitarisme
Aflevering
10: De totalitaire staat
Wanneer
een totalitaire beweging aan de macht komt, wordt zij uiteraard
geconfronteerd met de werkelijkheid die helemaal niet overeenstemt
met de fictie welke zij aan de massa wil opdringen en het kost haar
dan heel wat inspanningen om de belijdenis van haar leugens te
blijven afdwingen. Zoals gezegd bestaat het prijskaartje voor het
ophouden van de schijnwereld in de liquidatie van wie die leugens
verwerpen en deze getuigen van de waarheid zijn dan de tegenstanders
van het regime, de zogenaamde dissidenten. (1) Grote zuiveringen en
liquidaties worden dan uiteraard onvermijdelijk.
Opzettelijk
worden vormloosheid en verwarring geschapen met een vermenigvuldiging
van diensten en divisies en met een onoverzichtelijk ingewikkelde
bureaucratie teneinde in de totalitaire dictatuur te allen tijde
willekeur mogelijk te maken. Het centrum van de macht verplaatst zich
voortdurend, het wordt ongrijpbaar en het verbergt zich, gehoorzamend
aan de regel: "(...) hoe zichtbaarder de regeringsinstanties,
hoe minder macht ze dragen, en hoe minder van het bestaan van een
institutie bekend is, hoe machtiger ze uiteindelijk zal blijken te
zijn. ( ) De werkelijke macht begint waar de geheimhouding begint."
(2)
Een
totalitaire regering is geen heerschappij van een kliek: de
atomisering van de individuen treft evenzeer de elite als de massa en
zo werd "monsterachtige trouweloosheid door getuigen in haast
identieke termen de meest opvallende karaktertrek van Hitler en
Stalin genoemd." (3)
Bij het
uitbreken van de oorlog begon de radicalisering en werden soldaten
verplicht tot deelname aan massamoorden en deportaties zoals "de
uitroeiing van het Poolse en Oekraïense volk, de uitroeiing van
honderdzeventig miljoen Russen (zoals in één plan vermeld), van de
intelligentsia van West-Europa, zoals het Nederlandse volk en de
volken van de Elzas en Lotharingen, evenals van al die Duitsers die
gediskwalificeerd zouden worden door de prospectieve
rijksgezondheidsverklaring of door de geplande 'wet op de
gemeenschapsvreemden' (...)" bij de nazi's en bij de
bolsjevisten het vijfjarenplan van 1929 "waarin alle logische
regels en economische principes op hun kop werden gezet." (4)
Totalitaire
heersers zagen zichzelf niet als leiders van een volk (zoals ze dat
aan het volk voorlogen) maar zij ambieerden een "internationale
beweging, op weg naar de verovering van de wereld." (5) en wel
onder de heerschappij van een toekomstige elite, een meesterras dat,
naar de woorden van Himmler en Hitler, "in elk geval nog eeuwen
verwijderd was" (6).
"Het
systematisch beliegen van de hele wereld is alleen ongestraft vol te
houden onder de voorwaarde van een totalitaire heerschappij, waarin
het fictieve karakter van de alledaagse werkelijkheid de propaganda
grotendeels overbodig maakt. ( ) Zolang echter de mogelijkheid
aanwezig is om Joden uit te roeien als wandluizen, met name door
gifgas, is het niet langer noodzakelijk te propageren dat Joden
wandluizen zijn." (7) De paradox ontstaat "dat de 'geheime
samenleving bij klaarlichte dag' qua karakter en methodes pas echt op
een samenzwering gaat lijken vanaf het moment waarop ze beschouwd
wordt als een volwaardig lid van de beschaafde vereniging der
naties." (8) "Hoe openlijker de macht van het
totalitarisme, des te geheimer zijn ware doeleinden." (9)
Omdat
totalitaire regimes tot doel hebben de ganse aardbol te veroveren,
zien zij geen enkel land als buitenland: "elk land zien ze als
hun potentieel territorium." (10) "Elke uiting of daad
tegen het Derde Rijk werd bestraft als hoogverraad." (11) "Als
de totalitaire veroveraar zich overal gedraagt alsof hij thuis was,
dan moet hij tegenover zijn eigen volk evenzeer optreden als een
vreemde veroveraar." (12) En zo werd "de
uitroeiingspolitiek [van de nazi's] uitgebreid tot de rangen van
'radicaal niet levensvatbare' Duitsers."
(13) Ook de Sovjet-Unie gedroeg zich agressief tegen het eigen volk.
Eerder
dan machtswellust en nationalisme, vertonen totalitaire regimes een
verontrustend idealisme en het onwankelbaar geloof in een fictieve
wereld. Stalin geloofde dat de politie het kostbaarste was van zijn
rijk en Hitler zag het grootse van zijn beweging in de uniformiteit
van de massa, in het feit "dat zelfs hun
gelaatsuitdrukking haast identiek is."
(14) "Welke band macht in de geest van de westerse mens
ook mag gehad hebben met aardse bezittingen, welvaart, schatten en
rijkdommen, deze band is opgelost tot een soort van
gedematerialiseerd mechanisme, waarvan elke beweging macht genereert,
juist zoals wrijving of galvanische stromen elektriciteit genereren."
(15) "Een totalitaire staat wordt gekenmerkt door
structuurloosheid, door verwaarlozing van materiële belangen, door
emancipatie ten overstaan van het winstmotief en door niet-utilitaire
houdingen in het algemeen"
(16), waardoor ze onvoorspelbaar wordt.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
14 juni 2021)
Verwijzingen:
(1) Vandaag
weten we dat dissidenten of mensen die niet langer bereid zijn om de
leugens en de misdaden van het (totalitaire) regime te beamen en die
zich (geweldloos) verzetten, hetzij als criminelen, hetzij als
krankzinnigen werden weggezet, als ze niet al massaal werden
vermoord, zowel in de voormalige Sovjet-Unie (denk aan het
Serbski-instituut in Moskou waar dissidenten gediagnostiseerd als
schizofrenen werden ondergebracht) als in Nazi-Duitsland. En dat is
vandaag niet anders, ook in tal van regimes die terwijl zij aan de
macht zijn uiteraard doorgaan voor normale democratieën.
(2) Hannah
Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021
(eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters en
Dirk De Schutter, p. 218.
Oorspronkelijk: Totalitarianisme, deel III,
alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat negende
hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the Nation-State
and the End of the Rights of Man.
(3)
Totalitarisme, p. 223.
(4)
Totalitarisme, p. 227.
(5) Ib.
(6)
Totalitarisme, pp.
227-228.
(7)
Totalitarisme, pp.
229-230.
(8)
Totalitarisme, p. 230.
(9) Ib.
(10)
Totalitarisme, p. 231.
(11)
Totalitarisme, p. 232.
(12)
Totalitarisme, p. 233.
(13) Ib.
(14)
Totalitarisme, p. 235.
(15) Ib.
(16)
Totalitarisme, p. 236.
12-06-2021
Hannah Arendt over Totalitarisme - Aflevering 9: Totalitarisme, de verwisseling van fictie en werkelijkheid en het prijskaartje daarvan.
Hannah
Arendt over Totalitarisme
Aflevering
9: Totalitarisme, de verwisseling van fictie en werkelijkheid en het
prijskaartje daarvan.
De
totalitaire organisatie moet propagandaleugens omzetten in
functionerende werkelijkheid; ze moet "een samenleving opbouwen
waarin de leden ageren en reageren in overeenstemming met de regels
van een fictieve wereld." (1) In het totalitaire regime is de
wil van de leider wet in die zin dat allen functionarissen zijn die
zijn wil blindelings uitvoeren terwijl hij het monopolie heeft op
alle verantwoordelijkheid. [Men zou hier kunnen denken aan de
organisatie van de katholieke kerk waarin eveneens alle priesters
functionarissen zijn van hun geestelijke leider, Christus, of liever:
van zijn plaatsvervanger op aarde, de paus, die nota bene over
wereldlijke macht beschikt.]
De
leider van de totalitaire organisatie verbergt zich in de kern,
omgeven door een kring van ingewijden met daarrond weer een kring van
semi-ingewijden, die hem afschermen van de buitenwereld en die er ook
een brug naartoe zijn. De leider schept voortdurend intriges, de kern
hernieuwt zich onophoudelijk door de vorming van steeds radicalere
eliteformaties. De totalitaire organisatie maakt ook duplicaten van
politieke beroepsverenigingen: een vals leger, een duplicaat van het
lerarenkorps, van de advocaten, de technici, de arbeiders, kortom:
van alle niet-totalitaire beroepsverenigingen. Die duplicaten werken
paraprofessioneel en ondermijnen van binnenuit de officiële organen
die ze vernietigen om zo een perfecte schijnwereld te scheppen. [Men
kan hier bijvoorbeeld denken aan de zogenaamde 'burgerwachten'
waarvoor men nooit alert genoeg kan zijn]. Bij de nazi's "werden
ze georganiseerd naar het model van gangsterbenden en ingezet voor
georganiseerde moord." (2)
Zoals
ook de leden van gangsterbenden, gehoorzamen de leden van totalitaire
organisaties hun leider en niet de wet, omdat de (totalitaire) bende
strenger optreedt dan de (staats)wet. "Het werkelijke mysterie
van de totalitaire leider ligt in een organisatie, die het hem
mogelijk maakt de totale verantwoordelijkheid voor alle misdaden,
begaan door de eliteformaties van de beweging, op zich te nemen en
tegelijk aanspraak te maken op de eerlijke, onschuldige
eerbaarheid van de meest naïeve meeloper." (3)
Totalitaire
systemen hebben dat gemeen met geheime genootschappen (waarvan zowel
Hitler als Stalin ooit lid waren voordat ze in de politiek gingen)
dat ze ingewijden strikt onderscheiden van outsiders tegen wie zij
uiterst vijandig staan en dit volgens het ook in het christendom
geldende, esoterische principe: 'Wie niet voor mij is, is
tegen mij' en wie niet
uitgesloten worden, zien aldus hun insluiting door de uitsluiting van
anderen andermaal bevestigd. (4) Partijzuivering, rituelen,
ceremonieën, idolatrie, symbolen en geheimen kenmerken zowel
totalitaire systemen als geheime genootschappen. Arendt verklaart: "De gelijkenissen zijn tot op zekere hoogte het
natuurlijke gevolg van de samenzweringsfictie van het totalitarisme:
de totalitaire organisaties zijn vermoedelijk gesticht om geheime
genootschappen te neutraliseren"
(5), alleen opereren totalitarismen op klaarlichte dag.
Een
totalitaire organisatie wordt pas echt gevaarlijk als zij naar
politiek leiderschap grijpt, zoals ook het leger gevaarlijk wordt als
het aan het muiten slaat. Het slachtofferen van onschuldigen is een
onderdeel van een voor de buitenwereld onbegrijpelijk ritueel,
opgezet middels "processen, gebaseerd op absurde
bekentenissen" (6) Maar
totalitarismen bezitten bovenal "het onovertroffen
vermogen om door consistente leugens een fictieve wereld op te
richten en in stand te houden ( ) [in een] eigenaardige mengeling
van lichtgelovigheid en cynisme ( )."
(7) "De massapropaganda ontdekte dat haar gehoor ten
allen tijde bereid was het slechtste te geloven, ongeacht hoe absurd
het was, en dat het er nauwelijks bezwaar tegen had om misleid te
worden, aangezien het elke bewering toch als een leugen beschouwde."
(8) "In plaats van leiders afvallig te worden, zouden [de
mensen] opwerpen dat ze de hele tijd al geweten hadden dat de
bewering [waarvan de onwaarheid bewezen was] een leugen was, en
zouden ze de leiders bewonderen voor hun superieure tactische
schranderheid." (9) "De
leider stelt altijd de juiste daden, en aangezien deze daden gepland
zijn met het oog op de komende eeuwen, is de ultieme test van wat hij
doet onttrokken aan de ervaring van zijn tijdgenoten."
(10) Met andere woorden: beloften kunnen onmogelijk gelogenstraft
worden op het ogenblik dat zij worden afgelegd. Hitlers eed van
wettelijkheid was een cynisch bedrog waarom hij op de koop toe nog
geëerd werd; zelfs de lichtgelovigheid van zijn sympathisanten was
gespeeld. Worden totalitaristen betrapt op leugens waarvan ze eisen
dat allen ze onvoorwaardelijk geloven, dan blijken ze daar volkomen
immuun voor. (11) Arendt vertelt hoe totalitaristen "een
algemene training [kregen] in opperste minachting voor elk feit en
voor elke realiteit" (12) De
meest gekoesterde deugd van de totalitaire elite is "trouw
aan de leider, de talisman die de uiteindelijke overwinning van de
leugen en de fictie op de waarheid en de werkelijkheid verzekert."
(13) Zo bijvoorbeeld werd het
racisme door de nazi's in een wetenschappelijk kleedje gestoken maar "het was verzekerd, onafhankelijk van de
wetenschappelijkheid van de propaganda (...)."
(14)
Het
geloof van totalitaristen dat alles geoorloofd is, berust op de vaste
overtuiging dat alles mogelijk is. De werkelijkheid is voor hen
slechts een obstakel dat zij in staat zijn op te ruimen. Bovendien
geloven ze dat uiteindelijk niet echt "maar zij gebruiken
die fictie slechts als een organisatorische kunstgreep".
Ze zijn helemaal niet geïnteresseerd in de waarheid, alleen in hun
eigen fictie, ook al weten ze dat die bedrog is. (15) De opruiming
van het obstakel van de werkelijkheid voltrekt zich uiteraard middels
moord en massamoord. Totalitaristen geloven de werkelijkheid te
kunnen opruimen maar in feite ruimen zij de getuigen
van de waarheid op.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
12 juni 2021)
Verwijzingen:
(1) Hannah
Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021
(eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters en
Dirk De Schutter, p. 155.
Oorspronkelijk: Totalitarianisme, deel III,
alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat negende
hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the Nation-State
and the End of the Rights of Man.
(2)
Totalitarisme, p. 164.
(3)
Totalitarisme, p. 168.
(4)
Totalitarisme, pp.
168-170 en p. 174.
(5)
Totalitarisme, p. 170.
(6)
Totalitarisme, pp.
174-175.
(7)
Totalitarisme, p. 175.
(8)
Totalitarisme, p. 176.
(9) Ib.
(10)
Totalitarisme, p. 177.
(11)
Totalitarisme, p.
178-179. Men zou hier kunnen denken aan wat Michel Foucault
schrijft over de manier waarop macht zich doet gelden. In twee
woorden: macht manifesteert zich waar men een ander kan doen belijden
dat hij de aperte leugens die men hem vertelt, gelooft.
(12)
Totalitarisme, p. 180.
(13) Ib.
(14)
Totalitarisme, p. 181.
(15)
Totalitarisme, pp.
182-184. Men zou hier ook kunnen denken aan wat Dostojevski
schrijft over de bekentenis van de kerkleiders in zijn raamvertelling
over de grootinquisiteur van Sevilla in De gebroeders Karamazov.
10-06-2021
Hannah Arendt over Totalitarisme - Aflevering 8: Totalitaire propaganda en de beperkte houdbaarheid van leugens
Hannah
Arendt over Totalitarisme
Aflevering
8: Totalitaire propaganda en de beperkte houdbaarheid van leugens
"Alleen
terreur kan zich volledig op pure fictie verlaten" (1) en die
m.b.t. de joodse samenzwering was de meest efficiënte van de
nazipropaganda maar paradoxaal en vreemd genoeg nam Hitler voor zijn
bestemming van het Duitse volk als wereldheerser een voorbeeld aan
het verzinsel van de Protocollen van de wijzen van Zion ("die
hij vanbuiten had geleerd" (2)):
het uitverkoren volk der joden stond model voor het uitverkoren
Germaanse ras. De NSDAP van Hitler verhief zich boven
alle andere partijen (- zij pretendeerde, andermaal paradoxaal
genoeg, zowel socialistisch als nationalistisch te zijn -) want
totalitaire bewegingen (destijds zowel het nazisme als het
bolsjewisme) gebruiken de staat slechts als instrument om hun doel te
bereiken. Totalitaire leiders creëren trefzeker mét een fictieve
vijand (de Protocollen, de trotskistische samenzwering...) een eigen
aanhang; hun fictieve wereld wedijvert met de realiteit die lijdt aan
een gebrek aan logica, samenhang en organisatie. (3) "(...) het
punt was dat de nazi's handelden
alsof de wereld door de joden gedomineerd werd en alsof ze zich
moesten verdedigen door er hun eigen samenzwering tegenover te
stellen." (4) Onder de nazi's "zou de betwisting van de geldigheid van racisme en
antisemitisme geleken hebben op een ontkenning van de wereld."
(5) Maar overtuigde nazi's bleken na de oorlog onvindbaar: de
fictieve wereld is slechts houdbaar totdat de leugen aan het licht
komt met het in elkaar storten van de totalitaire beweging en dan "keren de massa's terug naar hun oude status van
geïsoleerde individuen ( ), hun oude, wanhopige overbodigheid".
(6)
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
10 juni 2021)
Verwijzingen:
(1) Hannah
Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021
(eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters en
Dirk De Schutter, p. 143.
Oorspronkelijk: Totalitarianisme, deel III,
alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat negende
hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the Nation-State
and the End of the Rights of Man.
(2)
Totalitarisme, p. 150.
(3)
Totalitarisme, pp.
151-152.
(4)
Totalitarisme, p. 152.
(5)
Totalitarisme, p. 153.
(6)
Totalitarisme, pp.
153-154.
09-06-2021
Hannah Arendt over Totalitarisme - Aflevering 7: De griezelige rust van een volkomen imaginaire wereld
Hannah
Arendt over Totalitarisme
Aflevering
7: De griezelige rust van een volkomen imaginaire wereld
De massa
wordt gewonnen door propaganda én terreur en zo stelde Stalin zich
niet tevreden met het herschrijven van de geschiedenis en met het
vernietigen van de oude boeken: hij roeide ook hun auteurs en hun
lezers uit. (1) Propaganda is deel van psychologische oorlogsvoering
maar zij wordt overbodig waar een totaal onderworpen bevolking
geterroriseerd wordt zoals in de concentratiekampen. Het maakte
indruk op het volk dat de nazi's politieke moorden openlijk toegaven "omdat ze [zoals de
Amerikaanse gangsterorganisaties] geen ijdele praat
verkochten, zoals de andere partijen." (2) Daarnaast zijn er
ook de versluierde bedreigingen tegen wie de totalitaire leer niet
ernstig nemen.
In haar
reclame zwaait het totalitarisme met 'wetenschappelijkheid' en Stalin
bezweert: "Hoe meer inzicht we hebben in het dialectisch
materialisme, hoe groter ons succes zal zijn." (3) Anders dan
alle andere regimes wil het totalitarisme de natuur zelf van de mens
omvormen. (4) Welvaart, belang en zelfbehoud laten het totalitaire
systeem volslagen onverschillig en zo bijvoorbeeld was het helemaal
niet om economische redenen dat Hitler de geesteszieken uitmoordde. "Het fanatisme bij leden van totalitaire bewegingen is van een
totaal andere orde ( ); het wordt voortgebracht door het gebrek aan
eigenbelang bij de massa's, die daarom bereid zijn zichzelf op te
offeren. De nazi's hebben bewezen dat men een heel volk in een oorlog
kan storten met de slogan 'want anders gaan we ten onder.' (...)"
(5) en op het einde van de oorlog troostten de nazi's de bevolking
dat de Führer "'in zijn wijsheid voor het Duitse volk in geval
van een nederlaag een gemakkelijke dood voorzien had, met name
vergassing.'" (6) Een leider van de massa's dient onfeilbaar te
zijn en de toekomst te kunnen voorspellen: als Hitler de joden
uitroeit, is dat dan slechts de uitkomst van een voorspelling (in
casu gedaan in zijn toespraak d.d. Januari 1939) (7) en als Stalin de
afvalligen uitmoordt, heeft hij voorspeld dat het ging om
vertegenwoordigers van 'uitstervende klassen'. (8) "Pas nadat ze
de macht gegrepen hebben, zijn massaleiders in staat om de
werkelijkheid aan hun leugens aan te passen; voordien leggen ze in
hun propaganda al een extreme minachting voor de feiten als zodanig
aan de dag, want in hun opvatting hangen feiten volledig af van de
macht van diegene die de feiten kan fabriceren. ( ) Met andere
woorden ( ) verraadt deze methode van onfeilbare voorspelling het
ultieme doel - wereldverovering -, aangezien de totalitaire heerser
zijn leugens slechts kan verwezenlijken en zijn voorspellingen
slechts kan doen uitkomen wanneer hij de hele wereld onder controle
heeft." (9) Geheimzinnigheid, complotten, bijgeloof, legenden
(over vrijmetselaars, jezuïeten, joden), wereldsamenzweringen (van
bijvoorbeeld de zgn. 'driehonderd families'), Geheime Diensten: de
massa's nemen deze ficties voor werkelijkheid terwijl ze hun eigen
oren en ogen wantrouwen. "Massa's worden niet overtuigd door
feiten, zelfs niet door verzonnen feiten, maar uitsluitend door de
consistentie van het systeem waarvan ze deel menen uit te maken."
(10) "Wat de massa's weigeren te erkennen, is de toevalligheid
die de werkelijkheid doordringt. Ze zijn vatbaar voor ideologieën,
omdat ideologieën feiten uitleggen als loutere illustraties van
wetten en omdat ze elke samenloop van omstandigheden elimineren,
dankzij het verzinsel van een alomvattende almacht, die geacht wordt
de oorsprong te zijn van elke gebeurtenis. Om te kunnen gedijen, moet
de totalitaire propaganda ontsnappen uit de werkelijkheid en haar
toevlucht nemen tot fictie, het toeval vervangen door consistentie."
(11) Het geloof vervangt het gezond verstand. De onthutsend grote
impact van de propaganda op de geïsoleerde massamens bewezen de
bolsjewisten: "De geheime politie in de Sovjet Unie, die erop
uit is haar slachtoffers te overtuigen van hun schuld aan misdaden
die ze nooit gepleegd hebben, en die ze in veel gevallen onmogelijk
kunnen hebben gepleegd, isoleert en vernietigt volledig alle
werkelijke factoren, zodat de eigenlijke logica, de eigenlijke
consistentie van het 'verhaal', dat in de klaargestoomde bekentenis
vervat ligt, verpletterd wordt. In een situatie waarin de
scheidingslijn tussen fictie en werkelijkheid uitgewist wordt door de
monsterachtigheid en de innerlijke consistentie van de beschuldiging,
is niet alleen een sterk karakter vereist om te weerstaan aan de
voortdurende bedreigingen, maar ook een groot vertrouwen in
medemensen - kennissen, vrienden, buren, die 'het verhaal' nooit
zullen geloven - zodat men niet zwicht voor de puur abstracte
mogelijkheid van schuld. Zeker, dit toppunt van een kunstmatig
gefabriceerde waanzin kan alleen in een totalitaire wereld bereikt
worden." (12) Het volk belandt aldus in "de griezelige
rust van een volkomen imaginaire wereld." (13)
(Wordt
vervolgd)
(J.B., 9
juni 2021)
Verwijzingen:
(1) Hannah
Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021
(eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters en
Dirk De Schutter, p. 128.
Oorspronkelijk: Totalitarianisme, deel III,
alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat negende
hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the Nation-State
and the End of the Rights of Man.
(2)
Totalitarisme, p. 131.
(3)
Totalitarisme, p. 133.
(4)
Totalitarisme, p. 134.
(5)
Totalitarisme, p. 135.
(6)
Totalitarisme, p. 136.
(7) Ib.
(8)
Totalitarisme, p. 137.
(9)
Totalitarisme, pp.
137-138.
(10)
Totalitarisme, pp.
139-140.
(11)
Totalitarisme, p. 140.
(12)
Totalitarisme, pp.
141-142.
(13)
Totalitarisme, p. 142.
07-06-2021
Hannah Arendt over Totalitarisme - Aflevering 6: De fabricatie van mensen die ernaar verlangen nummers te zijn
Hannah
Arendt over Totalitarisme
Aflevering
6: De fabricatie van mensen die ernaar verlangen nummers te zijn
Verontrustend
is, aldus Hannah Arendt, dat totalitaire regimes niet alleen het
gepeupel aantrekken maar ook de elite want ook de elite is tuk op de
massa's die de totalitaire regimes voortbrengen. De oorlog werd
overigens verwelkomd als een grote zuivering, men walgde van de
algemene hypocrisie, men was bereid offers te brengen, men verlangde
naar een edele zaak om voor te sterven. "Niets ontziende
destructie, chaos en ondergang verkregen de waardigheid van verheven
waarden." (1) "De overlevenden van de loopgraven waren
geen pacifisten." (2) "Deze generatie herinnerde zich de
oorlog als het grote voorspel op de instorting van de klassen en hun
omvorming tot massa's. ( ) het symbool voor de dood, de 'grote
gelijkmaker' en daarom de ware vader van een nieuwe wereldorde."
(3) Men verlangde ernaar een nummer te zijn, een anoniem radertje,
liever dan een hypocriet type. "De oorlog was ervaren als de
'machtigste massa-actie ooit', die alle individuele verschillen
uitwiste." (4) Het lotgenootschap was belangrijker dan de natie
en wreedheid werd de hoofddeugd "omdat wreedheid in tegenspraak
is met de humanitaire en liberale hypocrisie van de samenleving."
(5) "Deze generatie [was] diep gekwetst door de hypocrisie ( ).
Er was geen uitweg ( ) uit de makheid, de frustratie en de wrok,
opgesmukt door een valse cultuur en geleerde praat: deze combinatie
deed hen steeds meer walgen ( )." (6) Vandaar de hang naar
geweld in de pre-totalitaire atmosfeer. "Deze mensen voelden
zich aangetrokken tot het uitgesproken activisme van de totalitaire
bewegingen ( )". (7) Het kwam er op aan actie te ondernemen
en men was bereid daarvoor te betalen met zijn leven. De elite
geloofde dat de geschiedenis hoe dan ook een vervalsing was. "(...)
de verschrikkelijke demonische fascinatie ( ) die uitging van de
mogelijkheid dat gigantische leugens en monsterlijke onwaarheden
uiteindelijk tot onbetwistbare feiten kunnen worden omgetoverd, ( )
dat het verschil tussen waarheid en onwaarheid wel eens zijn
objectiviteit zou kunnen verliezen, om te ontaarden tot een pure
kwestie van macht en slimheid, pressie en eindeloze herhaling."
(8) Hitler en Stalin konden "de massa's organiseren tot een
collectieve eenheid die hun leugens met luister omgaf." (9)
Met de
slotzin van Arendts eerste hoofdstuk verklaart zij waarom het
totalitarisme alle intellect bant: "Het feit dat de nieuwe
massaleiders consistent elke vorm van hogere intellectuele activiteit
vervolgden, ontspringt niet alleen aan hun natuurlijke wrok jegens
alles wat ze niet kunnen begrijpen. Totale overheersing kan het vrije
initiatief - in welk domein van het leven ook - volstrekt niet
dulden, geen enkele activiteit die niet helemaal voorspelbaar is. Het
totalitarisme aan de macht vervangt onveranderlijk alle talenten van
eerste rang, ongeacht hun sympathieën, door charlatans en gekken,
wier gebrek aan intelligentie en creativiteit nog altijd de beste
waarborg is voor hun loyauteit." (10)
(Wordt
vervolgd)
(J.B., 7
juni 2021)
Verwijzingen:
(1) Hannah
Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021
(eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters en
Dirk De Schutter, p. 98.
Oorspronkelijk: Totalitarianisme, deel III,
alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat negende
hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the Nation-State
and the End of the Rights of Man.
(2) Ib.
(3)
Totalitarisme, p. 99.
(4) Ib.
(5)
Totalitarisme, p. 101.
(6) Ib.
(7) Ib.
(8)
Totalitarisme, p. 105.
(9) Ib.
(10)
Totalitarisme, p. 113.
Vooraanstaande professor over de schadelijkheid van vaccins - getuigenissen van artsen over de schadelijkheid van vaccins
Vooraanstaande professor over de schadelijkheid van vaccins - getuigenissen van artsen over de schadelijkheid van vaccins:
Honderden artsen over de schadelijkheid van vaccins:
Hannah Arendt over Totalitarisme - Aflevering 5: Blinde trouw vereist een geloof zonder inhoud
Hannah
Arendt over Totalitarisme
Aflevering
5: Blinde trouw vereist een geloof zonder inhoud
Om een
amorfe massa te bekomen moeten de mensen eerst geatomiseerd en
geïndividualiseerd worden en daartoe moeten eerst de klassen
opgeruimd worden: de boeren, de arbeiders, de administratie en de
hoogste politieambtenaren: allemaal samen vormden zij onder Stalin "de reusachtige menigte van Russische dwangarbeiders." (1)
Terwijl dictators alleen hun vijanden liquideren, ruimen totalitaire
regimes ook de niet-vijandig gezinden op. Onder Stalin bracht dit
hongersnood in 1933 en de instorting van de economie en de knowhow.
Atomisering werd bereikt door het creëren van achterdocht onder de
bevolking waarbij verraad werd verheven tot de hoogste verdienste.
(2) Vandaar: "Totalitaire bewegingen zijn massaorganisaties van
geatomiseerde, geïsoleerde individuen." (3) Vanuit hun
ideologie die de ganse wereld wil veroveren, eisen ze van hun leden
een onbeperkte loyauteit en daarom ook zorgen zij ervoor dat hun
leden geïsoleerd zijn zodat zij hun betekenis uitsluitend ontlenen
aan hun lidmaatschap van de (totalitaire) beweging of partij. (4)
Bovendien: "Totale loyauteit is alleen mogelijk wanneer trouw
geheel ontdaan wordt van elke concrete inhoud" (5) en zo
weigerde Hitler over het partijprogramma te praten en voelde Stalin
het socialistische programma aan als een blok aan het been; Mussolini
beschouwde ze als vodjes papier. Het ging nog slechts om pure
machtswellust. "De meest perfecte kennis van het marxisme en het
leninisme bood geen enkele houvast voor de politieke gedragslijn;
integendeel, men kon de partijlijn alleen volgen door elke ochtend te
herhalen wat Stalin de vorige avond bekend had gemaakt. Dit
resulteerde als vanzelf in de onwankelbare gehoorzaamheid van mensen
die nooit twijfelen en die zich nooit afvragen wat ze aan het doen
zijn ( )." (6) "Totalitarisme stelt zich nooit tevreden
met een heerschappij door externe middelen", middels een
dwangapparaat wil het mensen "van binnen uit overheersen en
terroriseren." (7) Maar de machthebber is een vervangbare
functionaris, afhankelijk van de massa die hij belichaamt en leidt.
Arendt citeert Hitler: "'Al wat jullie zijn, zijn jullie door
mij; al wat ik ben, ben ik alleen door jullie.'" (8)
(Wordt
vervolgd)
(J.B., 5
juni 2021)
Verwijzingen:
(1) Hannah
Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021
(eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters en
Dirk De Schutter, p. 88.
Oorspronkelijk: Totalitarianisme, deel III,
alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat negende
hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the Nation-State
and the End of the Rights of Man.
(2)
Totalitarisme, pp.
90-91.
(3)
Totalitarisme, p. 91.
(4)
Totalitarisme, pp.
91-92.
(5)
Totalitarisme, p. 92.
(6)
Totalitarisme, p. 93.
(7) Ib.
(8) Ib.
03-06-2021
Hannah Arendt over Totalitarisme - Aflevering 4: De morbide aantrekkingskracht van het kwaad
Hannah
Arendt over Totalitarisme
Aflevering
4: De morbide aantrekkingskracht van het kwaad
Een
totalitaire leider heeft zijn macht te danken aan de massa bij wie
hij populair is en die zijn bevelen uitvoert en zo werd Hitler legaal
verkozen door meerderheid van stemmen. Die populariteit is te danken
aan "een mengeling van oprechtheid en leugenachtigheid" en
onthutsend is het volgende feit: "totalitaire leiders in
spe starten hun carrière gewoonlijk door te bluffen over hun
voorbije misdaden en door hun toekomstige misdaden met precisie aan
te kondigen. De nazi's 'waren ervan overtuigd dat het kwaad in onze
tijd een morbide aantrekkingskracht bezit'; de stellige verzekering
van de bolsjevisten in en buiten Rusland dat ze de gewone morele
normen niet erkennen, is een van de steunpilaren van de
communistische propaganda geworden; wandaden en algemene minachting
voor morele normen bewijzen hun waarde in de propaganda ( ) -
vermoedelijk de machtigste psychologische factor in de politiek."
(1) Het gepeupel begroet gewelddaden omdat ze die 'erg slim' vinden.
En aanhangers van totalitaire regimes zijn verontrustend
onzelfzuchtig: zij zijn bereid om mee te werken aan de eigen
vervolging op voorwaarde dat niet geraakt wordt aan hun status als
lid van de beweging en dit is geen idealisme maar fanatisme. (2)
De Europese
dictaturen van na WOII zijn in feite mislukte totalitaire regimes.
Het totalitarisme moet het hebben van massa's, niet van klassen.
Totalitaire regimes hebben grote mensenmassa's nodig voor de
uitroeiingskampen, "materiaal om de machtsaccumulerende en
mensenvernietigende machinerie van de totale overheersing te voeden."
(3) De waarde van een menselijk leven wordt er geminacht. "De
term massa is alleen van toepassing waar we te maken hebben met
mensen die, hetzij omwille van hun pure aantal, hetzij omwille van
hun onverschilligheid ( ) niet geïntegreerd kunnen worden in om
het even welke organisatie met een gemeenschappelijk belang (...)"
(4)
Desinteresse
in de politiek ontstond toen het klassensysteem instortte: dan
stortte het partijsysteem eveneens in vanwege het feit dat specifieke
belangen niet langer verdedigd werden. "De afbraak van de
beschermende muren tussen de klassen transformeerde de achter alle
partijen sluimerende meerderheden tot één grote,
niet-georganiseerde, structuurloze massa van woedende individuen, die
niets met elkaar gemeen hadden, behalve dan hun vage aanvoelen dat de
hoop van partijleden vergeefs was, dat bijgevolg de meest
gerespecteerde leden van de gemeenschap gekken waren, en dat alle
gevestigde machten niet zozeer slecht, maar wel zonder uitzondering
dom en frauduleus waren." (5)
De klassenmens werd vervangen door de massamens: een egocentrisch
verbitterd individu zonder gemeenschappelijk belang, abstract en
uniform, egocentrisch maar tevens zonder drang tot zelfbehoud, zonder
interesse in het eigen welzijn. "De gigantische opeenhoping van
individuen produceerde een mentaliteit zoals die van Cécil Rhodes
een goede veertig jaar eerder, waarbij men denkt in continenten en
voelt in eeuwen." (6)
Sinds de
negentiende eeuw hadden intellectuelen de opkomst van de massamens
voorspeld samen met de verwantschap tussen democratie en dictatuur,
gepeupel en tirannen. Maar toen deze voorspellingen uitkwamen, "verloren ze veel van hun betekenis, zodra zulke onverwachte en
niet-voorspelde fenomenen opdoken als het radicale verlies van het
eigenbelang, de cynische of verveelde onverschilligheid tegenover de
dood of andere persoonlijke catastrofes, de hartstochtelijke neiging
om de meest abstracte noties tot leefregel te maken en de algemeen
verbreide minachting voor de meest vanzelfsprekende regels van het
gezond verstand." (7) Massageest zou hand in hand gaan met
individualisering: "Sociale atomisering en extreme
individualisering gingen aan de massabewegingen vooraf." (8) "(...) massa's ontstonden uit de brokstukken van een uiterst
geatomiseerde samenleving met een competitieve structuur en
bijhorende individuele verlatenheid, die alleen een tegengewicht vond
in het lidmaatschap van een klasse. Het hoofdkenmerk van de massamens
is ( ) zijn isolement en het gebrek aan normale sociale relaties."
(9) "Het is dus niet verwonderlijk dat [de massa's] hun
toevlucht zochten in een bijzonder gewelddadig nationalisme; om puur
demagogische redenen hebben de leiders van de massa hieraan
toegegeven, tegen hun eigen instinct en bedoelingen in." (10)
(Wordt
vervolgd)
(J.B., 3
juni 2021)
Verwijzingen:
(1) Hannah
Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021
(eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters en
Dirk De Schutter, pp. 70-71
Oorspronkelijk: Totalitarianisme, deel III,
alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat negende
hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the Nation-State
and the End of the Rights of Man.
(2)
Totalitarisme, pp. 71-72.
(3)
Totalitarisme, pp. 73-74.
(4)
Totalitarisme, pp. 74-75.
(5)
Totalitarisme, pp. 79-80.
(6)
Totalitarisme, p. 81.
(7)
Totalitarisme, p. 82.
(8)
Totalitarisme, p. 83.
(9) Ib.
(10) Ib.
30-05-2021
Hannah Arendt over Totalitarisme - Aflevering 3: âGewone mensen weten niet dat alles mogelijk isâ
Hannah
Arendt over Totalitarisme
Aflevering
3: "Gewone mensen weten niet dat alles mogelijk is"
Na de
oorlog is het totalitarisme geenszins weg, zo schrijft Arendt (in
haar woord vooraf bij het derde deel van de heruitgave van haar werk
in 1966): kijk maar naar het bolsjevisme in Rusland en naar de
miljoenen doden (in 1949 was dat 3 percent van de bevolking) in het
China van Mao: de hersenspoelingen "produceerden (echter) niets
anders dan een gigantische hypocrisie." (1) Het communisme is
totalitaristisch vanwege zijn mondiale aspiraties maar ook het
anticommunisme wil de hele wereld veroveren. "De totalitaire
regering verschilt van de dictatuur en de tirannie ( ); de totale
heerschappij is de enige regeringsvorm waarmee niet te leven valt."
(2) Arendt vertelt dat zij in haar uitgebreide bibliografie
opzettelijk de talrijke memoires heeft weggelaten: zij zijn meestal
oneerlijk en "vertonen een werkelijk verbijsterend gebrek aan
inzicht in wat zich feitelijk heeft voorgedaan." (3)
De
totalitaire terreur (massazuiveringen, deportatie, genocide) wordt
ontketend "op het moment dat elke georganiseerde oppositie
uitgedoofd is en de totalitaire heerser weet dat hij niets meer te
vrezen heeft." (4) Volgens Arendt wordt de weg naar het
totalitarisme geëffend door de omvorming van klassen tot massa's en
de uitschakeling van elke groepssolidariteit. (5) In het totalitair
systeem worden feiten geminacht en aan de fictie aangepast. Hannah
Arendt schrijft inzake het Rusland van Stalin: "alle feiten die
niet overeenstemden, of dreigden niet overeen te stemmen, met de
officiële fictie - gegevens over de oogstopbrengst, criminaliteit,
echt gepleegde 'contrarevolutionaire daden', in tegenstelling tot de
latere verzonnen samenzweringen - werden behandeld als niet-feiten
( ) zodat elke regio en elk district van de Sovjet-Unie zijn
officiële, fictieve statistieken kreeg op dezelfde manier als ze de
niet minder fictieve normen van de vijfjarenplannen ontvingen." (6)
Het
stalinistische regime was een personencultus, niet de partij doch de
politie was er de uitvoerende macht van. Miljoenen volkomen
onschuldige en van hun onschuld bewuste mensen werden geliquideerd.
De paranoïde Stalin wordt geciteerd: "De onvervreemdbare eigenschap van elke bolsjevist ( ) moet het
vermogen zijn om een vijand van de partij te herkennen, hoe goed die
zich ook vermomd heeft."
(7) Stalin eiste valse getuigenissen van zijn elite, zoals Hitler van
hen massamoord eiste. De terreur werd beschouwd als een prijs die men
moest bereid zijn te betalen voor de economische vooruitgang maar ze
leidde tot het tegendeel: hongersnood, chaos en ontvolking, crisis en
vernietiging van alle know-how. Het 'bestuur' was in handen van
analfabeten. (8) Na Stalin herhaalde zich het totalitarisme onder
Chroesjtsjov, te beginnen met zijn machtsgreep in 1957.
Opstanden
tegen totalitaire regimes worden telkens bloedig neergeslagen. De
vrijheid wordt beperkt inzake politieke vereniging maar ook inzake
mening en publieke meningsuiting. "Toen
Stalin stierf waren de laden van de schrijvers en de artiesten leeg."
(9) In een totalitair regime krijgen beschuldigden geen proces, zij
worden tot bekentenissen gedwongen, kunnen niet rekenen op steun van
buiten en kunnen niet onschuldig pleiten: zij verdwijnen gewoon in de
vergeetput. Met zijn wet van 1957 'tegen sociale parasieten',
probeerde Chroesjtsjov de massadeportaties en de slavernij her in te
voeren vergeefs maar het toont aan dat een terugval in
totalitarisme altijd op de loer ligt. De satellietstaten kregen na de
oorlog alras een eenpartijdictatuur na de opruiming van de door
Moskou gewantrouwde politici; in de Baltische staten volgden
deportaties; in Oost-Duitsland werd de Berlijnse Muur gebouwd; Stalin
herbegon met zijn grote zuiveringsacties. Aan de joden werd een
mondiale samenzwering ten laste gelegd zoals met het frauduleuze
document over de zogenaamde 'Wijzen van Zion' en het stalinisme kreeg
nazistische trekken. Het begin van het eigenlijke boek werd
opgeluisterd met een uitspraak van de Franse schrijver David Rousset
die Buchenwald overleefde: "Gewone
mensen weten niet dat alles mogelijk is." (10)
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
30 mei 2021)
Verwijzingen:
(1) Hannah
Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021
(eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters en
Dirk De Schutter, p. 48. Oorspronkelijk: Totalitarianisme,
deel III, alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat
negende hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the
Nation-State and the End of the Rights of Man.
(2)
Totalitarisme, p. 49.
(3)
Totalitarisme, p. 50.
(4)
Totalitarisme, p. 52.
(5)
Totalitarisme, p. 53.
(6)
Totalitarisme, p. 54.
(7)
Totalitarisme, pp. 54-55.
(8)
Totalitarisme, p. 55.
(9)
Totalitarisme, p. 58.
(10)
Totalitarisme, p. 68.
28-05-2021
Hannah Arendt over Totalitarisme - Aflevering 2
Hannah
Arendt over Totalitarisme
Aflevering
2
Wanneer de
zuiver economische expansiedrang van de negentiende-eeuwse
kolonisering omsloeg in politieke expansiezucht, zijn Hitler en
Stalin beginnen te dromen van wereldheerschappij. Voorwaarde voor de
totalitaire catastrofe was een toestand van verval van de naties. De
kolonisering van Afrika bracht het racisme dat de uitbuiting
rechtvaardigde met een 'wetenschappelijke' onderbouw: een jood kan
zich hier nooit integreren omdat het burgerschap een zaak wordt van
ras. Het kapitalisme maakt van de wereld koopwaar: onder het
voorwendsel dat iedereen rijk kan worden (de wortel voor de neus van
de ezel; 'the American dream'), krijgt uitbuiting vrij spel. (1)
Tenslotte
illustreren de vertalers de actualiteit van dit werk van Hannah
Arendt: "Het totalitarisme ( ) levert de menselijke wereld uit
aan processen van afbraak. De beschaving maakt plaats voor barbarij."
(2) Er is almachtswaan ingevolge wetenschap en techniek die zich
bijvoorbeeld toont in de verregaande medicalisering die slechts
afhankelijk maakt. De mens wordt maakbaar, ook het man- en
vrouw-zijn, het leven wordt gerekt, de (zielloze) mens wordt herleid
tot leverancier van organen en al dergelijke praktijken werden
ontworpen in de vernietigingskampen. De productie omwille van de
productie schept overbodigheid, roofbouw, menselijke vervangbaarheid,
werkloosheid. De mens wordt herleid tot een producent-consument en
een behoeftenbevrediger, zijn mening bestaat niet meer en de wereld
wordt herleid tot een markt waarin hij economisch overbodig wordt en
die (kapitalistische) economie domineert de politiek die er ook een
wordt van vraag en aanbod: wat verlangen de kiezers? Het
kortetermijndenken is desastreus voor de natuur en voor de toekomst.
Als gevolg hiervan ontstaat onverschilligheid tegenover de politiek
en gaan steeds meer burgers weigeren om zich maatschappelijk in te
schakelen zodat de democratie zelf bedreigd wordt. De bureaucratie,
zo zegt Arendt, is een niemandsbewind: niemand draagt
verantwoordelijkheid en zo ontstaat het kwaad als banaliteit. (3)
In haar
woord vooraf bij de eerste uitgave schrijft Hannah Arendt dat de twee
wereldoorlogen geen vrede brachten doch het voorgevoel dat een derde
wereldoorlog dreigt. Sommigen voelen zich overgeleverd aan
onbetrouwbare politieke krachten terwijl anderen massa's danig willen
organiseren dat zij almacht voortbrengen. De beschaving lijkt
teneinde en Arendt zegt dat zij schrijft zowel vanuit roekeloos
optimisme als vanuit roekeloze wanhoop. "Het probleem is dat
goed en kwaad in onze tijd zo akelig verweven zijn." Een nieuw
fundament is nodig, een nieuwe wet die voor de ganse mensheid geldt.
(4)
In haar
woord vooraf bij het derde deel over totalitarisme waarvan wij de
Nederlandse vertaling lezen, vraagt Hannah Arendt zich af met
betrekking tot de tragedie van het nazisme en het stalinisme: "wat
is er gebeurd? Waarom is het gebeurd? En hoe heeft het kunnen
gebeuren?" (5) Maar het einde van de oorlog betekende zeker niet het einde
van het totalitarisme.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
28 mei 2021)
Verwijzingen:
(1) Hannah
Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021
(eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters en
Dirk De Schutter, p. 21-23. Oorspronkelijk: Totalitarianisme,
deel III, alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat
negende hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the
Nation-State and the End of the Rights of Man.
(2)
Totalitarisme, p. 23.
(3)
Totalitarisme, p. 23-29.
(4)
Totalitarisme, p. 39-42.
(5)
Totalitarisme, p. 44.
27-05-2021
Hannah Arendt over Totalitarisme - Aflevering 1
Hannah
Arendt over Totalitarisme
Aflevering
1
In 1933
werd de joodse filosofe Hannah Arendt (1906-1975) opgepakt door de
Gestapo en belandde zij voor acht dagen in de cel waarna ze naar
Parijs vluchtte; na het begin van de oorlog week ze uit naar Amerika.
Zij werd Amerikaans staatsburger nadat in 1951 The Origins of
Totalitarianism verscheen. (1)
Het werk
handelt over de oorsprong van de totalitaire staat: over de vrijheid,
de kampen en het door elkaar gehaspeld worden van feit en fictie. De
geplande genocide van Auschwitz, de banaliteit van het kwaad, de
massamoord als product van een ijverig gehoorzame ambtenarij. (2) Het
eerste deel gaat over antisemitisme en bespreekt het wetenschappelijk
racisme en het kolonialisme; het tweede gaat over imperialisme en het
derde waarvan wij de Nederlandse vertaling Totalitarisme
van Remi Peeters en Dirk
De Schutter hier bekijken, gaat over totalitaire regimes nazisme
en stalinisme. Dat bevat nog een appendix (Het verval van de
nationale staten en het einde van de rechten van de mens) met
ideeën uit het tweede deel. De vertalers schreven ook een inleiding
(Makelaars in overbodigheid).
In die
inleiding (3) verwijzen de vertalers meteen naar Arendts tot nog toe
bewaarheide"ontnuchterende conclusie dat het totalitaire
regime een nieuwe regeringsvorm is, 'waarmee wij heel waarschijnlijk
blijvend opgezadeld zitten'". (4) Totalitarisme vernietigt
systematisch alle vrijheid en zin. "Wat is nog de betekenis
van 'moord' als dagelijks tienduizenden lijken gefabriceerd worden?"
(5) Er wordt op gehamerd dat het
totalitarisme volstrekt nieuw is: terwijl de tiran terreur zaait
vanuit willekeur, acht de totalitaire heerser zich een dienaar van de
(wrede) natuur en van de geschiedenis: hij maakt de terreur tot wet
die dan geïnterioriseerd wordt: de door het regime veroordeelden
zijn er zelf van overtuigd dat zij hun veroordeling verdienen. "(...)
op het hoogtepunt van de totalitaire terreur volstonden drie soldaten
om honderd mensen weg te voeren, terwijl jaren tevoren drie soldaten
niet meer dan vijf mensen in bedwang konden houden".
(6)
De
megalomane bewering dat voortaan alles mogelijk is, blijkt slechts te
betekenen dat alles kan vernietigd worden. De kampen vernietigen de
menselijke natuur "onder het voorwendsel die te
veranderen". (7) "[De
[onverantwoordelijke] almachtswaan] pleegt verraad aan de
menselijkheid omdat ze de wereld uitlevert aan anonieme processen en
krachten." (8) Arendt
beseft dat de tragedie niet de joden betreft, zoals vaak wordt
misverstaan, maar de mens als zodanig. De terreur van de kampen
diende ook helemaal geen bepaald (politiek) doel: "Wij
staan hier oog in oog met een terreur die haar eigen doel geworden
is." (9) Het totalitair
regime wil "alle mensen, zonder enige uitzondering en
waar ook ter wereld, in alle aspecten van hun leven domineren."
(10)
Ofschoon
zij elkaar niet alleen bewonderd maar ook bestreden hebben, zijn het
nazisme en het stalinisme verwant als twee varianten van het
totalitarisme. Het nazisme beroept zich weliswaar op de laagste
instincten (racisme en tribalisme) maar "[Arendt]
begrijpt dat in totalitaire regimes de inhoud van ideologieën er
nauwelijks toe doet en uitgevreten wordt door ( ) de logiciteit als
handelingsprincipe: elke ideologie ( ) leent zich tot een
totalitair gebruik. ( ) als een passe-partout om alles ( )
logisch uit te leggen. ( ) De veelzijdige, altijd meerduidige
ervaring van de complexe werkelijkheid wordt ingeruild voor de
logische zekerheid van een idee. Ofwel worden feiten ontkend tot ze
passen binnen het keurslijf van een tot in het absurde uitgewerkte,
volkomen fictieve ideologische consistentie ( ). Ofwel worden
feiten gecreëerd zodat ze passen binnen het keurslijf van de
ideologie: aanvaarden dat er 'inferieure rassen' of 'uitstervende
klassen' bestaan en niets doen om ze daadwerkelijk uit te roeien, is
inconsequent". En de vertalers
citeren Arendt: "'Je kunt niet A zeggen zonder B en C te
zeggen, enzovoort, het rijtje af tot aan het einde van het
moorddadige alfabet.' (p. 340)"
(11)
De
totalitaire staat minacht het eigen volk en staat derhalve wars van
nationalisme. Het totalitarisme minacht ook de waarheid, zoals onder
meer blijkt uit de (door de Russische Geheime Politie opgestelde)
fabrikaat De Protocollen van de Wijzen van Zion,
een frauduleus document waaruit moest blijken dat zionisten en
vrijmetselaars samen de wereldheerschappij nastreven en dat het
antisemitisme moest rechtvaardigen. (12) De bolsjevistenslogan 'Goed
is wat goed is voor de beweging' is verwant aan de nazistische slogan
'Goed is wat goed is voor Duitsland' en aan die van extreemrechts:
'Eigen volk eerst', maar nationalisme is nog steeds geen
totalitarisme: totalitarisme is volstrekt nieuw: het wil "bestaande
klassen ( ) omvormen tot massa's"
en de macht in handen geven van een geheime politie. (13) De
vertalers vatten Arendts analyse als volgt samen.
Een
totalitair regime vergt "de fabricatie van grote massa's
geïsoleerde en verlaten individuen, die niet samengehouden worden
door een gemeenschappelijk belang." (14) Leugenachtige
propaganda "presenteert ideologieën als onfeilbare
wetenschappelijke voorspellingen." (15) "De fictieve
waarheid van de propaganda [wordt omgezet] in een functionerende
werkelijkheid" waarbij de fanatieke kern en de leider verborgen
worden gehouden. (16) Er is een 'wij-zij denken' (van 'gelovigen' en 'ketters'). Het regime
onderscheidt zich van de staat die de façade is waarachter het
regime zich verbergt. Niet het leger doch een geheime politie handhaaft
de macht en het streven naar wereldheerschappij middels terreur en
liquidaties. Niet 'vijanden' doch 'vermoedelijke vijanden' worden
vervolgd. De grenzen van het mogelijke worden experimenteel opgezocht
in de kampen. Hannah Arendt ontmaskert de grootheidswaan van het
totalitarisme.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
27 mei 2021)
Verwijzingen:
(1) Hannah
Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021
(eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters en
Dirk De Schutter. Oorspronkelijk: Totalitarianisme, deel III,
alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat negende
hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the Nation-State
and the End of the Rights of Man.
Een
bedenking n.a.v. het exposé van Mattias Desmet d.d. 23 mei l.l.
Liegen kan ook zonder
woorden, met name door het gewoon verzwijgen van de waarheid en
uitgerekend deze beproefde methode is aan de orde in het discours van
Mattias Desmet. In zijn bespreking van het hoofdwerk van Hannah
Arendt over de oorsprong en het wezen van totalitarisme, slaagt hij
erin om in alle talen het historisch voorbeeld bij uitstek van een
wereldomvattend totalitair systeem te verzwijgen: de katholieke kerk
en de religie in het algemeen. Meer zelfs: Desmet heeft het inzake de
coronahistorie over het verlies van de zingeving van weleer dat
middels de Ersatz van de coronahistorie wordt verdoezeld, alsof een
terugkeer naar het religieuze dan wenselijk was en soelaas kon
bieden. Echter, de actualiteit in Polen, Hongarije, Turkije en op nog
andere plekken waar dictaturen hand in hand gaan met religie toont
ons waar die waanzin moet toe leiden. Maar een terugkeer naar de
middeleeuwen is nu eenmaal het alternatief van extreemrechts dat
zijn hoop blijft stellen in de irrationaliteit van het conservatisme
met als verborgen motief de vrijwaring van de eigen voorrechten en
bezittingen, met andere woorden: de bestendiging van het onrecht.
(J.B., 26 mei 2021)
25-05-2021
Het lezen waard: nog een interview met Matthias Desmet
Het lezen waard: nog een interview met Matthias Desmet.
Koningin Elisabethwedstrijd voor Piano 2021 - LINK
Vaccineren?â Enkele kritische noten bij onze vaccinatiecultuur (herh.)
Vaccineren? Enkele
kritische noten bij onze vaccinatiecultuur
(herhaling van het artikel d.d. 15 december 2014)
Epidemieën
Wanneer
wij in aanraking komen met ziektekiemen, wordt ons lichaam
gealarmeerd en maakt het antistoffen aan. Vaak echter wordt men ziek
of sterft men vooraleer die antistoffen voldoende werken en dikwijls
voltrekt zich dat ook op een epidemische schaal. Zo stierven in de
middeleeuwen een derde van alle Europeanen door de pest de zwarte
dood en één van elke tien kinderen met difterie bezweken aan de
ziekte; ook de pokken hebben tien percent van alle mensen weggemaaid.
Tussen 1881 en 1896 waarde de cholera over de wereld en eiste meer
dan een miljoen mensenlevens. (1)
Vaccinatie
Om
die katastrofen te voorkomen, wordt er gevaccineerd. Een vaccin is
een opzettelijk toegediende ziektekiem die echter verzwakt werd om
aan het lichaam de tijd te geven genoeg antistoffen aan te maken en
zo gewapend te zijn tegen de tijd dat de ziekte ook echt uitbreekt.
Geschiedenis
Het
woord vaccinatie komt van het Latijnse vaccinia dat
koepokken betekent: de allereerste vorm van vaccineren situeert
zich waarschijnlijk lang geleden in Turkije, waar boeren ondervonden
dat ze zich konden beschermen tegen gevaarlijke pokken door zichzelf
in aanraking te brengen met het vocht uit de blaasjes van wie leden
aan een mildere vorm van pokken. In 1796 stelde Edward Jenner bij
melkmeisjes in Engeland hetzelfde vast: zij kregen geen gevaarlijke
pokken omdat zij met (milde) koepokken waren besmet.
Soorten vaccins
Louis
Pasteur (1822-1895) maakte met verzwakte bacteriën van onder
meer de (naar hem genoemde) Pasteurella multocida of
kippencholerabacteriën een vaccin tegen ernstiger vormen ervan en
hij formuleerde de techniek. Hij maakte ook vaccins tegen cholera,
mildvuur en hondsdolheid. Almroth Wright maakte met dode
bacteriën in 1897 een vaccin tegen buiktyphus. Pierre Roux,
Alexandre Yersin en Shibasaburo Kitasato vaccineerden met ontgifte
bacteriën tegen difterie (kroep) en tetanus (klem). Later maakte men
ook synthetische vaccins en vaccins van onschadelijke onderdelen
van ziektekiemen.
Toediening van vaccins
Vaccins
worden toegediend via de huid, in een spier, in een ader of via de
mond, op de juiste leeftijd en vaak herhaald omdat hun werkingsduur
beperkt is. Soms wordt aan het vaccin een bewaarmiddel toegevoegd.
(2)
De zin van vaccinaties
Vandaag
worden epidemieën voorkomen met vaccinatieprogramma's, wereldwijd
gecoördineerd door de WGO, en zo zouden jaarlijks twee tot drie
miljoen mensen aan de dood ingevolge besmettelijke ziekten
ontsnappen. Met vaccinaties werden al heel wat plagen uit de wereld
geholpen.
In
Vlaanderen is vaccinatie tegen polio verplicht (behalve dan voor
zwakke kinderen); in Nederland zijn er enkel aanbevelingen (door 95
pct. van de bevolking opgevolgd).
Statistisch voordeel
maar geen absolute veiligheid
Er
zou aangetoond zijn dat het altijd beter is om voor de aanbevolen
ziekten te laten vaccineren, maar dat betekent niet dat vaccins
absoluut veilig zijn: een kind kan sterven ingevolge de toediening
van een vaccin en dat is des te pijnlijker als het een ziekte betreft
die zo goed als uitgeroeid is, zoals bijvoorbeeld difterie, waarvan
wereldwijd nog amper 5000 gevallen te tellen zijn in de USA
bijvoorbeeld werden van deze ziekte tussen 2004 en 2008 helemaal geen
gevallen meer gerapporteerd. (3) In België werden in 2011 nog 103
gevallen van Kinkhoest en 85 gevallen van Mazelen vastgesteld.
Harde kritiek door dr.
Humphries
Maar
er is nog kritiek, zoals die bijvoorbeeld wordt verwoord door dr.
Suzanne Humphries, samengevat in een interview daterend van september
2014 voor een Zweedse televisiezender (*) .
De
interniste en nierspecialiste, dr. Suzanne Humphries, verklaart in
dat interview dat er verschillende problemen opduiken bij vaccinatie.
Om te beginnen verschilt de toediening van ziektekiemen bij
vaccinatie grondig van de natuurlijke besmetting: door de kiemen met
een naald in te spuiten, wordt het zenuwstelsel veel directer
aangevallen dan bijvoorbeeld via inademing van besmette lucht. Verder
bevat het vaccin naast de verzwakte kiem ook nog een aantal chemische
stoffen. En op de vraag of vaccins ook echt werken, antwoordt zij dat
sommige vaccins er wel in slagen om een epidemie te onderdrukken maar
dat geen enkel vaccin de volksgezondheid kan verbeteren omdat geen
vaccin in staat is om de gezondheid van een individu te verbeteren.
Een vaccin bevat immers niets dat ons lichaam echt nodig heeft, en
wij hebben zeker geen aluminium, kwik of bewaarmiddelen nodig die in
de vaccins verwerkt zitten.
Hebben
vaccins ervoor gezorgd dat heel wat ziekten verdwenen zijn? Dat zou
geval per geval moeten bekeken worden en zo bijvoorbeeld heeft dr.
Humphries de geschiedenis van de pokken onderzocht. In het Engelse
Lester bleef het aantal sterfgevallen ingevolge pokken hoog ondanks
het feit dat daar duchtig gevaccineerd werd. Ondanks alle
waarschuwingen voor rampscenario's, besloot deze stad ooit om te
stoppen met vaccineren en tegen alle verwachtingen in, waren er plots
minder zieken en ook minder sterfgevallen.
Tussen
haakjes werd slechts 5 tot 10 percent van de wereldbevolking ooit
ingeënt tegen de pokken en verder is het ook zo dat de pokken niet
zijn uitgeroeid. Bovendien is te zien op grafieken dat het aantal
sterfgevallen mettertijd inderdaad almaar afnam, maar bekijkt men het
hele plaatje, dan kan men zien dat vanaf het ogenblik dat men is gaan
vaccineren, die afname is vertraagd!
Om
aan de weet te komen of vaccins werken, zouden wij voor elk vaccin
een vergelijking moeten maken tussen een wel en een niet gevaccineerd
deel van de bevolking, zegt dr. Humphries, maar omdat nu eenmaal
iederéén gevaccineerd wordt, kunnen wij dat niet. We kunnen wel een
vergelijking maken tussen gevaccineerden en mensen die zich bewust
niet hebben willen laten vaccineren en daar merkt men dat er
nauwelijks een verschil is. En dan rest uiteraard de vraag of het
vaccin veilig is, want dat is niet bewezen, integendeel: er zijn
redenen om aan te nemen dat de toegevoegde stoffen in vaccins
schadelijk zijn voor het immuunsysteem en voor het zenuwstelsel.
Het
stemt dan ook tot nadenken dat vaccins steeds vroeger worden
toegediend aan babies en dat er ook steeds meer worden toegediend.
Verontrustend is bovendien dat de autoriteiten geen kritiek dulden op
het vaccinatiebeleid en dat zij vaccinatie in alle gevallen blijven
aanprijzen. De mensen zouden alle klokken moeten laten luiden om dan
zélf verantwoorde beslissingen te kunnen nemen. In plaats daarvan
ziet men de overheid overreden in plaats van informeren, onder meer
door de mensen bang te maken en door hen foute informatie te geven of
door informatie achter te houden, zoals dat bij uitstek het geval is
inzake de griepvaccins waarvan wetenschappelijk vaststaat dat ze niet
werken.
De
mensen worden niet geïnformeerd over de risico's van vaccinatie. Dat
terwijl er genoeg alternatieven zijn (zoals hygiënische maatregelen
en vitaminekuren) om epidemieën te lijf te gaan en om onze afweer te
versterken. De wantoestanden zijn een gevolg van een bijna religieus
geloof in vaccinatie en het is de (nochtans gezonde) twijfel die
medici angstig maakt.
Dr.
Humphries zou zichzelf nooit laten vaccineren, ook niet als ze naar
het buitenland ging, omdat zij vindt dat hygiënische maatregelen en
het op peil houden van het immuunsysteem een veel betere keuze is.
Hetzelfde geldt voor mensen in ontwikkelingslanden: zij hebben niet
zozeer vaccins nodig maar wel gezonde voeding en zuiver drinkwater.
Een ethisch dilemma
Ons
inziens immers dient zich op dit punt om zeggens achter de coulissen
bovendien nog een bijzonder ethisch dilemma aan dat te maken heeft
met het onderscheid tussen zelfbehoud en soortbehoud en met de
onverenigbaarheid van die twee. Wat aantoonbaar goed is voor de
volksgezondheid is immers niet altijd goed voor elk individu
afzonderlijk. Het is met andere woorden helemaal onjuist om te
geloven dat maatregelen die de volksgezondheid ten goede komen,
automatisch beter zijn voor iedereen. Het is zelfs zo dat bepaalde
maatregelen die de volksgezondheid ten goede konden komen, in strijd
blijken met de mensenrechten of zelfs konden bestempeld worden als
moorddadig.
Een
duidelijk voorbeeld hiervan blijkt uit de aanklacht van Adolf Hitler
dat het niet spoort om jonge en gezonde mensen te laten sneuvelen aan
het front om de oude, zwakke en zieke thuisblijvers in leven te
houden: het aandeel van de ouderen, de zieken, de gehandicapten en de
kinderen vormt inderdaad een 'belasting' voor een volk, maar dit
gegeven kan uiteraard de uitroeiing van deze bevolkingsgroepen nooit
rechtvaardigen, alleen al omdat iederéén ooit kind was en oud en
ziek kan worden.
Het
zijn bovendien de ziekten die dienen uitgeroeid te worden en
niet de zieken: zij moeten niet worden gedood maar genezen,
ook al lijkt er in functie van het soortbehoud of van de
volksgezondheid helemaal geen onderscheid te maken tussen genezing en
dood omdat in de beide gevallen de ziekte verdwijnt!
Het
door elkaar haspelen van de twee genoemde perspectieven of het
voorrang geven aan het soortbehoud ten koste van het individu, zou
een bijzonder kwalijke vergissing zijn: de menselijke persoon is
belangrijker dan de soort, ook al is het zo dat de persoon niet kan
bestaan zonder de soort. Om exact dezelfde reden is het weliswaar zo
dat een mens niet zonder voedsel kan, terwijl hij toch belangrijker
is dan het voedsel dat hij tot zich moet nemen om in leven te kunnen
blijven. Inzake vaccinatie is het alvast zo dat zelfs een gebeurlijke
verbetering van de soort, de individuele risico's nooit kunnen
goedpraten. Om dezelfde reden kan het zogenaamde
overbevolkingsprobleem de gedwongen infertilisatieprogramma's nooit
rechtvaardigen. (°)
(J.B.,
15 december 2014)
Verwijzingen:
(1) In Europa 250.000,
in Amerika 50.000, in Rusland 367.890, in Spanje 120.000, in Japan
60.000, in Egypte 58.000.
(2) Het betreft de stof
thiomersal, die bestaat uit het giftige ethylkwik en thiosalisylaat.
(3) In 1921 telde men in
de USA nog 206.000 gevallen van difterie met 15.520 doden.
Enkele bedenkingen bij Rudolf Steiner's âFilosofie der vrijheidâ(1) - Deel 5/5: Bedenkingen (vervolg 2)
Enkele
bedenkingen bij Rudolf Steiner's Filosofie der vrijheid(1)
Deel 5/5: Bedenkingen (vervolg 2)
Het voelen is
persoonlijk, zegt Steiner, het denken niet, het denken is universeel.
M.i. is dit onderscheid niet wezenlijk. Waar aan het denken enige
universaliteit kan toegeschreven worden, is dat veeleer omdat de
instrumenten van het denken een zekere universaliteit verworven
hebben krachtens hun geldigheid op grond van conventies: de woorden
waarmee wij denken, en welke mededeelzaam, uitspreekbaar,
onthoudbaar, opschrijfbaar zijn, bezitten wij tezamen, en ook alle
dingen die met deze woorden zijn gezegd, alle gebeurtenissen die
middels deze woorden werden beschreven of afgebeeld in de taal. Ook
alle gevoelens die de mensheid heeft doorleefd zijn in deze zin
universeel waar ze tot afbeeldingen middels de instrumenten van het
denken zijn geworden. Vele woorden beschrijven of creëren één
gevoel dat wij herkennen en dat aldus zijn universaliteit laat zien.
Maar ook is het zo, dat elk nieuw kunstwerk iets heel nieuws toevoegt
aan de wereld, en dat wij het herkennen betekent geenszins dat het er
al was, dit is alleen misleidend. Zoals wij het vanzelfsprekend
vinden dat een technisch apparaat functioneert, en niet
vanzelfsprekend wanneer het dat niet doet, zoals wij het bewijs van
de stelling van Pythagoras vanzelfsprekend vinden als wij het lezen,
terwijl we het zelf misschien nooit hadden kunnen vinden, zo vinden
wij gemakkelijk elk kunstwerk vanzelfsprekend en des te
vanzelfsprekender in de mate het dat eigenlijk niét is. Want wat als
het meest vanzelfsprekende overkomt, is precies datgene waar het
meest voor gewrocht en gevochten is; alleen het storende, het
mislukte, het onvolmaakte, het niet geslaagde heeft geen
vanzelfsprekendheid. Comfort is vanzelfsprekend, geluk deert niet, de
lach is probleemloos, welvaart achten wij een gewone zaak, wij
verwonderen ons het minst over precies die dingen waarin de meeste
krachten schuilen. Elk sterfgeval onderbreekt ons gewone leven, maar
over het leven zelf verwonderen wij ons niet, dat laten wij ons
welgevallen, alsof we er altijd al recht op hadden - en men kan hier
verwijzen naar de terechtwijzing van Job. Kortom: de universaliteit
die aan het denken toegeschreven wordt, is m.i. slechts een
maaksel, geen objectiviteit, niet iets extern. Net zoals wij overal
ten lande begrepen worden wanneer wij om water vragen als wij onze
dorst willen laven, net zo worden wij overal begrepen wanneer we een
optelsommetje maken, een redenering produceren of een verhaal
vertellen, en de rationaliteit waaraan wij dit toeschrijven is
evenmin als de taal zelf, iets dat buiten deze wereld zou staan. Het
verschilt van de stof, inderdaad, maar deze wereld is niet van stof.
Wij zitten, zoals Steiner zegt, middenin een reële wereld van de
geest, maar de stof, of breder nog: de hele natuur, is letterlijk de
incarnatie van Gods trouw waardoor wij de garantie hebben dat al onze
bedoelingen terecht komen. Het bestaan van die 'drager van de wereld'
is een wonder op zich, het getuigt van een persoonlijke aanwezigheid
dewelke zich onmiddellijk bij onze wereld betrokken weet.
Niet het
denken houdt de denker bezig doch wel het object van het denken,
zegt Steiner, en hij wil dit als een uitzonderingstoestand verhalen:
het denken is het niet waargenomen element van ons geestesleven, het
kan niet tegelijk geschieden en waargenomen worden. In de beschouwing
van de wereld is mijn denken afwezig. En het denken scheppen we uit
het niets, zonder het te doorgronden (in tegenstelling tot de wereld
die we pas zouden kunnen scheppen indien we hem eerst zouden
doorgronden - met een verwijzing van Steiner naar Schelling). Het
spijsverteren kan geen object zijn van het spijsverteren, het denken
daarentegen kan wel object van het denken zijn. Vandaar zijn de
dingen mij vreemd omdat ik geen deel heb aan hun ontstaan, terwijl ik
wel deel heb aan mijn denken, zodat ik ook deel krijg aan alles wat
ik mij middels mijn denken heb eigen gemaakt, aldus Steiner. Maar is
dit wel zo?
Is het zo, dat
men het denken kan denken? Wij geloven dit, maar waar we dit geloven
te kunnen, krijgen we ook paradoxen, omdat we dan onvermijdelijk
objectniveaus en metaniveaus door elkaar gaan haspelen. Het denken
waarover wij nadenken, is niet hetzelfde denken als het denken dat
wij effectief denken. Het nadenken over het denken is pas mogelijk
waar wij het denken dat object is van ons nadenken, eerst tot
stilstand hebben gebracht, en dan rijst de vraag of een tot stilstand
gebracht denken nog langer het wezenlijke van het denken bevat. Want
het denken is in wezen de verinnerlijking van de dialoog, en een
dialoog is een levend gebeuren, dat nooit af is, dat wezenlijk in
groei is, altijd in wording is, altijd aanvulbaar en verrijkbaar
blijft. Het denken dat aan het nadenken onderworpen wordt heeft
daarentegen een zekere doodsheid over zich: het is een afbeelding van
dat denken, b.v. in de vorm van een tekst of in de vorm van een
herinnering. Maar alle activiteit ontbreekt er aan. Doordat het nog
langer als denken beschouwd wordt, wordt het ermee geïdentificeerd,
en gaan we een verkeerd zicht op het denken krijgen, als ware het
denken iets dat men zich kon verwerven, iets dat men kon bezitten of
objectiveren. Het denken beschouwen als mogelijk object van een
denkactiviteit, betekent aldus het reduceren van dat denken tot een
afkooksel van zichzelf. Weliswaar kan men een gedachtegang volgen,
b.v. in een wiskundig bewijs, maar dan doet men wezenlijk iets anders
dan denken. In de neergeschreven gedachtegang zit immers reeds de
doelgerichtheid welke bij de activiteit van het denken wezenlijk is,
en die door het denken wordt ontdekt. Het metadenken verhoudt zich
tot het denken, zoals het bewandelen van een weg zich verhoudt tot
het zoeken van een weg. Het denken is wezenlijk deze zoekende
activiteit; het volgen van een weg is louter het waarnemen van de
herinnering van een ander. De afstand tussen het bewijzen van een
stelling (waarvan de essentie gelegen is in het creëren van die
stelling zelf) (2)) en het lezen van een bewijs, lijkt gering, doch
is onoverbrugbaar. Het bezichtigen van het Gentse Altaarstuk van Van
Eyck, kan gevolgd worden door de uitspraak: Ik
heb het gezien, maar deze uitspraak is een
flagrante leugen, omdat men niet kan zien wat men niet kent. Men neme
de proef op de som, en men tracht zich te herinneren wat men dan
gezien heeft, men tracht het na te tekenen of te schilderen uit zn
hoofd. Het resultaat is mager, vaak weet men na enkele minuten niet
meer hoeveel panelen er waren, welke figuren er afgebeeld zijn, welke
de kleur van de mantels was. Men heeft helemaal niets gezien tenzij
een schim. De bezichtiger ziet niets, hij wordt gedurende een korte
tijdspanne door het werk gehypnotiseerd; zijn ogen zijn de zijne niet
meer terwijl hij toekijkt; ze behoren toe aan Van Eyck, en het is Van
Eyck die met zijn ogen kijkt en niemand anders. De bezichtiger die de
St.-Baafskerk verlaten heeft, kan zich alleen herinneren wat hij zelf
met zijn eigen woorden heeft benoemd, luidop of innerlijk, of wat de
gids hem heeft verteld, maar iets anders kan hij zich niet meer voor
de geest roepen. Dat hij gedurende de bezichtiging het gehele werk in
al zijn grootsheid toch gelooft gezien te hebben, komt allen
hierdoor, dat Van Eyck het kon zien. De duizelingwekkende rijkdom van
de wereld kunnen wij vatten, omdat we deze niet kennen. Ook niet deze
van de natuur, deze van het leven. Ook het denken dat een levend
proces is, kunnen wij niet aan het denken onderwerpen, en waar we dat
toch geloven te doen, vergissen we ons per definitie. In het gesprek
delen we aan elkaar dingen mee, vaak zijn dat slechts herinneringen
van anderen, dode dingen - zodat er niet echt gesproken of gedacht
wordt. Wij rijden zoals treintjes over bestaande sporen die al
talloze keren bereden werden. Alleen de ethische dialoog is echt, de
dialoog waarin de woorden van de partners door wederzijds vertrouwen
worden onderbouwd, de dialoog waarin woorden geschonken worden,
beloften gedaan worden, waar men zich borg stelt en daartoe woorden
benut. Het denken is functioneel, en zo ook kan het metadenken een
zekere functionaliteit hebben. Maar er is een bewustzijn dat van dat
denken verschilt, dat daar achter ligt, als een bredere en vastere
laag, en dat is het ethisch bewustzijn, dat creatief is, doelgericht,
eenmalig en eeuwig.
Staat het
denken, zoals Steiner gelooft, boven object en subject? In het licht
van het voorgaande geloof ik te kunnen stellen dat het nu duidelijk
is dat het denken zich niet boven het subject en object verheft,
terwijl het daarvan wel verschilt, maar in een andere zin: het
subject transcendeert het denken, en niet andersom. Wel kunnen we het
denken en het (ethisch) bewustzijn onderscheiden, en dan kunnen we
zeggen dat, op zijn beurt, het subject door het bewustzijn overstegen
wordt (er in baadt). Maar m.i. gaat het daar om het goddelijke
bewustzijn of Zijn, dat zich overigens ook in de natuur aan ons
manifesteert. De herenigende activiteit waarover Steiner spreekt en
die hij aan het denken toeschrijft, zie ik niet in dat denken
plaatsgrijpen, doch in het ethische handelen, in de liefde.
Hereenmaking via het denken is gedoemd tot onvoltooibaarheid wegens
het fundamentele wantrouwen waarmee het in gang werd gezet. Het kan
niet worden opgegeven weliswaar, omdat gemaakte schuld nu eenmaal
dient ingelost te worden; maar net als het inlossen van schuld niets
kan bijbrengen aan de eigen rijkdom, net zo kan het denken ons niet
rijker maken aan ware kennis. De beoefening van wetenschap is
derhalve misschien nog het best te omschrijven als het ondergaan van
een straf dewelke, nutteloos op zich, toch ondergaan moet worden, wil
men het vertrouwen herstellen en het werk voortzetten.
Ik weet niet of
het na deze eerder ongeordende en veeleer intuïtieve bedenkingen
n.a.v. de lectuur van Steiners Filosofie der Vrijheid, nog zin
heeft om in te gaan op diens kritiek op Kant. M.b.t. Steiners kritiek
op Kants ethiek heb ik reeds iets gezegd. Steiners behandeling van de
metafysica van Kant of van het kritisch idealisme is een meer
technische zaak. Ik had in mijn licentiaatsverhandeling (1994) reeds
enkele kritieken bij Kant geformuleerd, o.m. deze dat Kants stelling
dat we ons kunnen verheffen boven al de denkvormen die hij opsomt,
berust op de stelling dat analytische oordelen geen ervaringskennis
behoeven, een stelling die op haar beurt berust op de stelling dat de
wet van de contradictie geen ervaringskennis behoeft - wat ik daar
(en in mijn filosofietekst) geloof weerlegd te hebben. Ook m.b.t. de
categorische imperatief valt een en ander aan te merken. En verder
lijkt mij ook Kants onderscheid tussen analytische en synthetische
oordelen niet zo fundamenteel als hij ons wil doen geloven (- ik heb
dat punt in t lang en in t breed in een aparte tekst
uitgewerkt). Ik acht verder de kritiek van Steiner bij Kant correct
en relevant, maar ik vind dat Steiners alternatief niet in de goede
richting blijft gaan (hij moest zich gewend hebben tot de act!).
Het is bijgevolg een beetje ergerlijk dat in het universitair
onderwijs zo weinig aandacht gegeven wordt aan kritieken op grote
filosofen, want Steiner dateert van het begin van deze eeuw en hij
wordt niet eens vernoemd als Kant aan de orde van de dag is. Ik kan
daaruit niets anders besluiten dan dat men met de leerstof niet echt
begaan is, al blijf ik wel ontvankelijk voor elke mogelijke andere
verklaring.
(J.B., 7
september 1997)
Verwijzingen:
(1)
Rudolf Steiner, Filosofie der vrijheid. Grondtrekken van
een moderne wereldbeschouwing. Resultaat van observaties op
zielsgebied volgens natuurwetenschappelijke methode. Negende
druk, Servire, Katwijk, 1970.
(2) Hierop berust trouwens mijn vertrouwen in de
waarheid van Fermats woorden toen hij zei een bewijs te bezitten voor
zijn stelling.
23-05-2021
Enkele bedenkingen bij Rudolf Steiner's âFilosofie der vrijheidâ(1) - Deel 4/5: Bedenkingen (vervolg 1)
Enkele
bedenkingen bij Rudolf Steiner's Filosofie der vrijheid(1)
Deel 4/5: Bedenkingen (vervolg 1)
De beide vragen
die het richtsnoer vormen voor de FdV zijn bijzonder
problematisch. Waarom moet de wetenschap op de antropologie worden
gebaseerd? En: hoe anders kan de vraag naar het al dan niet vrij zijn
van de mens beantwoord worden tenzij via het definiëren van het
begrip van de vrijheid zelf? Maar, inderdaad, de vragen zijn
belangrijker dan de antwoorden, en elk nieuw concept vraagt in de
eerste plaats om zijn definitie; elk oordeel vraagt er ook om,
gegrond te worden; het vooropstellen van een voor elkeen
toegankelijke ideeënwereld klinkt wel heel democratisch maar krijgt
makkelijk een bijsmaakje vanaf het ogenblik dat diegenen die ondanks
alles blind blijken voor bepaalde intuïties, te horen zouden kunnen
krijgen dat zij de hand in eigen boezem moeten steken. Kortom: geen
leer kan zichzelf geheim houden zonder terecht in diskrediet te
komen, aangezien datgene wat zich niet tot convocatie bereid weet,
zich aan het beginsel van de gerechtigheid onttrekt, hoe goed de
bedoelingen ook mogen zijn. Ik onthou mij vooralsnog van het uiten
van dergelijke beschuldigingen tegenover Steiner, maar vrees wel
voor problemen m.b.t. het beloofde werk over de geestelijke wereld
waarover hij heel even spreekt.
Steiner stelt
bij het begin de vraag naar de oorsprong van het denken: wij stellen
ons niet met de waarnemingen tevreden, zegt hij: wij willen die ook
verklaren, dus datgene wat ze veroorzaakt, kennen. Ik geloof echter
dat waarneming reeds een vorm van verklaring is, dat de waarneming
aan de gewaarwording voorafgaat (zie mijn bedenking bij het
natuurconcept van Whitehead), en dat waarneming en verklaring deel
uitmaken van een probleemoplossende activiteit, waardoor ze met het
tot oplossing gebracht worden van het probleem mettertijd ook
irrelevant worden en verdwijnen, zodat ook het denken als middel moet
worden gezien, welke met het bereiken van zn doel zal hebben
afgedaan. Al mag men hier het denken niet verwarren met het
bewustzijn dat eerder aan de ziel dan aan het lichaam moet worden
toegeschreven: Afasiepatiënten kunnen vaak niet meer in woorden
denken, maar hun bewustzijn zelf is aantoonbaar helder en
ongeschonden. Ik geloof persoonlijk dat de gebieden die wij momenteel
benoemen als bewustzijn, denken, voelen e.d. meer, zich in de
toekomst heel sterk zullen gaan differentiëren o.i.v. aan de gang
zijnde experimenten met het beïnvloeden van bewustzijnstoestanden
via het controleren van chemische en andere processen, en via
neurofysiologisch onderzoek. De ziel mag m.i. niet met het denken
worden verward, en ook niet met het gevoel. Binnen het denken werden
al in de middeleeuwen de notitia en de de cogitatio
onderscheiden. Lust en onlust spelen zich net als vreugde en
verdriet binnen ons bewustzijn af, maar zijn onderling
onvergelijkbaar. Net zoals b.v. de vele geurgewaarwordingen welke
vaak in staat zijn om bij ons de prilste herinneringen op te roepen,
meestal geen namen dragen, zo ook is het gesteld met de eindeloze
variëteit aan mogelijke zielsroerselen. Terwijl we geen namen geven
aan geuren omdat het reukzintuig bij de mens afsterft, hopen we te
mogen hopen dat de onbenoemdheid van de vele zielstoestanden aan het
nog niet helemaal geboren zijn van de ziel te wijten is. Met de
literatuur, de oude Griekse tragedies in de eerste plaats, werden
fundamentele zielstoestanden in kaart gebracht en kunnen ze a.h.w.
met één woord (Oedipus, b.v.) aangeduid worden. In de
literatuur en in de kunst in het algemeen is die eindeloze zoektocht
naar het in kaart brengen van wezenlijke trekken van de menselijke
ziel nog maar pas begonnen, nog onontgonnen, onontdekt, nog in de
kinderschoenen staande. De in de psychologie aangebrachte
onderscheidingen van driften en drijfveren, en van motieven en
redenen, gaan eigenlijk niet verder dan het Griekse onderscheid
tussen twee vormen van 'willen', het boulomai en het ethelo,
die respectievelijk duiden op het redelijk overleg en het
gepassioneerd worden. Als ik mij niet vergis bestaan in het latijn
enkel de verba velle voor willen en nolle voor
niet willen. Het 'geloven' dat wij vandaag kennen stamt van
het Hebreeuwse anumah, dat eigenlijk trouw betekent,
waarvoor geen woord was in het Grieks, behalve pistis (geloof),
het latijnse credere (geloven) duidt zoals ons werkwoord al
meer op het aanvaarden van iets zonder het te zien, wat weliswaar een
zeker vertrouwen veronderstelt, maar toch verre van dezelfde
religieuze gevoelswaarde heeft, denk maar aan het gebruik van de term
'krediet' in het alles behalve barmhartige bankwezen.
Misschien kan
hier ingegaan worden op de vergelijking die Steiner in een later
hoofdstuk (namelijk het vijfde) maakt ter verduidelijking van de
situering van het concept begrip in zijn filosofie, namelijk
waar hij zegt dat het begrip natuurlijkerwijze uit de mens voortkomt
zoals de plant voortkomt uit het zaadje, en dus ook tot het
natuurlijke behoort. Meteen moet hier ook worden ingegaan op zijn
stelling (waarmee ik het overigens roerend eens ben) dat geen
bewustzijn zonder zelfbewustzijn kan bestaan. Want hoe zit het dan
met de natuurlijkheid van dat bewustzijn waar tegelijk het
zelfbewustzijn de kop opsteekt? Geven dergelijke ideeën geen voer
aan het fysicalisme dat, eens dit het levensprincipe als
natuurlijk voortspruitende uit het dode ding zou hebben
ontdekt, nog slechts één stap hoeft te doen om unieke wezens te
fabrikeren die zich over zichzelf zullen verwonderen? Welnu, omdat ik
redenen geloof te kunnen aanbrengen die én de menselijke fabricage
van het levensbeginsel én deze van het (zelf)bewustzijn naar een
sprookjesland verwijzen, bekijk ik Steiners voorstelling van zaken
m.b.t. het ontstaan van het begrip dan ook met argusogen. Men belandt
hier onwillekeurig bij het probleem van de genese van de taal en
tevens bij de etiologie, waar o.m. taal en gedrag van dieren worden
bekeken. Maar, die weg opgaande, lijkt het onderscheid tussen
communicatie en interactie te vervagen, of beter: lijkt dit
fundamentele onderscheid met opzet vervaagd te worden door een al te
technische (een te fysicalistische) aanpak van de zaak zelf, waardoor
het probleem niet verhelderd doch vertroebeld wordt, zodat ik niet
geneigd ben om heil te zien in die louter materiële benaderingen. De
wijze van benaderen zelf zal m.i. van doorslaggevende betekenis zijn
voor het resultaat van het onderzoek, en precies daarin moet dan ook
de vrije, creatieve menselijke act gesitueerd worden. Als men een
mens met een microscoop onderzoekt, vindt men alleen maar stof en
cellen, nimmer een mens; een goede roman is een veel doeltreffendere
benadering van de mens. Zo ook kan het bewustzijn niet benaderd
worden middels concepten die betrekking hebben op kwalitatief
andersoortige verschijnselen, en valt m.i. het anders mooi ogende
voorbeeld van Steiner voor mijn part in het water. Daarmee
samenhangend (met die monistische drang om alles tot eenzelfde
beginsel te reduceren - het is eigenlijk een (micro)reductionisme
zoals een ander -, moet m.i. ook Steiners afwijzende houding t.o.v.
een transcendentie begrepen worden, wat m.i. de geloofwaardigheid van
zijn hele systeem keldert. Het ik ben een god in het diepst van
mijn gedachten dat men her en der tussen de regels leest, kan
weliswaar aan een (door Steiner zelf overigens afgewezen) mystiek
herinneren en religieus aandoen, maar de pantheïstische kleur die
het geheel aldus krijgt, nijgt uiteindelijk naar vervlakking en
uitdoving. Het menselijke streven naar eenheid, hereniging, zo men
wil, is geen pad van koninklijke verrukking doch een smalle weg
waarbij diegenen die de moed hebben hem te betreden, een kroon van
doornen zullen dragen, omdat de liefde en het geluk dat de vrucht
daarvan is, sinds de inmenging van Lucifer, niet langer met de lust
gepaard gaan, doch zich noodzakelijk als een lijdensweg voltrekken,
en dit alle geschrijf van zgn. 'mystici' ten spijt! Men hale zich
maar voor de geest, onze Afrikaanse hongerlijder van enkele
paragrafen hoger, aan wie men beelden toont van een mysticus in
zalige trance. Mijn gezond verstand zegt mij dat ik alleen daarom al
dergelijke lieden (die als mystici geëerd worden) als clowns mag
bestempelen. Waarmee ik vanzelfsprekend geen afbreuk wil doen aan de
waarde van het gebed, net zomin als ik afbreuk wil doen aan de waarde
van het eetmaal of aan die van de slaap.
Wat betreft de
centraal gestelde autonomie, ook in het ethisch individualisme, heb
ik de indruk dat Steiner deze te veel voorstelt als een mogelijkheid
die voor het grijpen ligt, en niet als een moeizame opdracht, een
soort noodlot haast, maar dan niet in de negatieve betekenis, waartoe
wij krachtens de erfzonde veroordeeld zijn. Het is m.i. niet zo dat
men zomaar autonoom kan handelen wanneer men dat verkiest te doen;
autonomie moet daarentegen worden veroverd en verworven, en met dit
proces hangen alle registers van het menselijke zijn en handelen
samen. Toch is de menselijke autonomie zinloos wanneer ze niet op
haar beurt een fundamentele heteronomie erkent, een afhankelijkheid
inzake haar heil, van een goddelijke genade. Het is met die
menselijke autonomie, die tenslotte toch het geluk beoogt, gesteld
zoals met het lot van de enkeling die weliswaar de autonomie beoogt,
maar dit uiteindelijk doet omwille van het geluk, welke hij slechts
kan ontvangen middels het vertrouwen (het Hebreeuwse anumah) -
welke zijn heteronomie impliceert: niemand kan het geluk bekomen waar
dit niet de zegen van de ander krijgt. In de menselijke liefde wil
men door de ander worden bemind. In de goddelijke liefde kan men de
ander beminnen zonder daarvoor iets terug te krijgen, omdat men zich
reeds in de liefde van God geborgen weet.
Het
natuurlijke terugvinden kan, zegt Steiner, want we zijn er innerlijk
mee verwant. De wijze waarop Steiner over de natuur spreekt verraadt
m.i. een soort van verering voor deze natuur, in die zin dat Steiner
daarvan op de een of andere manier heil lijkt te verwachten. M.i. is
de natuur op zich onbewogen, en een louter geheugen van alle fysieke
en fysische activiteit, een soort bewaarplaats van middels
handelingen bekrachtigde intenties, dat garant staat voor het terecht
komen van alle bedoelingen. Van het natuurlijke hebben wij pas iets
te verwachten in de mate dat wij ons ermee bekleden, en in de mate
dat dit Gods kleed (of zelfs: zijn lichaam) is. Voor het treffen van
de roos met de pijl is een enorme beheersing nodig, oefening en
talent, zintuiglijke perfectie, lichaamsbeheersing en concentratie.
Wat wij vanzelfsprekend achten, namelijk dat de beste schutter wint,
ontleent deze vanzelfsprekendheid enkel aan de gratie van de absolute
perfectie waarmee de natuur ons het winnen van de beste garandeert.
Het komt ons voor dat wij recht hebben op deze natuurlijke
onfeilbaarheid, en het zou ons verschrikkelijk in de war brengen
wanneer deze het liet afweten, wat b.v. in een droom het geval kan
zijn. Maar meermaals in de geschiedenis van de filosofie werd
aangeduid dat het onderscheid tussen werkelijkheid en droom pas
middels Gods tussenkomst reëel kan zijn. Slaagt men er in de zaken
in zekere zin binnenste buiten te draaien, en het wonder van wat wij
zo vanzelfsprekend achtten in de natuurlijke gang van zaken, te zien,
dan worden wij een ogenblik lang deelachtig aan het mysterie van de
goddelijkheid in de natuur. Een goddelijkheid die niet gelegen is in
een of andere wonderbaarlijke 'afwijking' van datgene wat wij
vanzelfsprekend achten, doch gelegen is in het nimmer afwijken van
Gods trouw, waarvan wij in de zgn. 'natuurwetten' een afspiegeling
mogen waarnemen. De natuur betekent orde in de chaos, en aldus de
absolute en noodzakelijke mogelijkheidsvoorwaarde tot het zich
voltrekken van wat gerechtigd is.
In die zin is
de wetenschap eigenlijk ook een activiteit welke de argwaan van de
mens tegenover zijn Schepper tot uiting brengt. Aan de basis van de
wetenschapsbeoefening ligt wezenlijk het wantrouwen dat feitelijk is
sinds de zondeval en dat de mens door de duivel werd aangepraat. Hij,
de mens, verwerft zo doende kennis, goddelijke kennis, maar hij
slaagt daarin nooit ten volle en is tot een eeuwige onrust, een
eeuwig zoeken gedoemd. Alleen het vertrouwen, welke zich kan
manifesteren in de liefde, en welke impliceert dat hij, de mens, gaat
handelen volgens de liefde, alle reeds verworven kennis omtrent de
natuur ten spijt - alleen dat vertrouwen kan hem uit deze benarde
toestand van verdoemenis redden. Het wordt hem niettemin hoe langer
hoe moeilijker; hoe rijker hij zich weet aan kennis, hoe goddelijker
hij zich weet, hoe moeilijker het wordt om zijn vermeende autonomie
weer prijs te geven en te kiezen voor de weg van de liefde.
Stelselmatig heeft hij het trekpaard vervangen door de bulldozer, de
huwelijkstrouw door het contract, de vriendschap door het
geconsumeerde vermaak, de familie door het Tv-scherm, zijn krachtige
lichaam door de auto en vele andere automaten; zijn natuurlijke gaven
worden overbodig in het licht van zijn techniek en hij tekent of
schildert niet meer, doch neemt fotos en maakt films, ook zijn
levensgeschiedenissen worden door zelfgemaakte sprookjes vervangen,
zijn eigen authentieke verhalen acht hij onwerkelijker dan deze van
de televisieseries en het gaat zo ver dat het wel lijkt of men pas
bestaat als men bestaat op het scherm. In The Picture of Dorian
Gray laat Oscar Wilde een van zijn helden zeggen: Treur om
Julia van Shakespeare, want zij is echter dan dat lief van jou dat
zich gezelfmoord heeft. Zo ver zijn wij gekomen dat we meer
bewondering koesteren voor onze eigen afbeeldingen van de schoonheid,
dan voor de schoonheid zoals we die in de natuur zelf aantreffen,
getuige vele feiten, waarbij men b.v. ziet dat voor een schilderij
van Van Gogh miljarden worden neergeteld, terwijl precies datgene
waar dat schilderij wil naar verwijzen, genadeloos en zonder
scrupules om zeep geholpen wordt.
(Wordt
vervolgd)
(J.B., 7
september 1997)
Verwijzingen:
Rudolf
Steiner, Filosofie der vrijheid. Grondtrekken van een
moderne wereldbeschouwing. Resultaat van observaties op zielsgebied
volgens natuurwetenschappelijke methode. Negende druk, Servire,
Katwijk, 1970.
22-05-2021
Enkele bedenkingen bij Rudolf Steiner's âFilosofie der vrijheidâ(1) - Deel 3/5: Bedenkingen
Enkele
bedenkingen bij Rudolf Steiner's Filosofie der vrijheid(1)
Deel
3/5: Bedenkingen
Wat betreft
Steiners opvatting dat vrijheid niet berust in het zich bewust zijn
van zn handelingen, doch in het kennen van de oorzaken van zn
handelingen (waarbij hij een onderscheid maakt tussen driften en
redenen), het volgende. Men kan zich afvragen of men de oorzaken van
zn handelingen uitputtend kan kennen in dit perspectief. Om te
beginnen denkt men vaak dat men handelt overeenkomstig bepaalde
redenen, terwijl deze redenen eigenlijk door onbewuste drijfveren
onderbouwd worden. In de psychologie werden in verband daarmee
proeven gedaan: men vraag de koper van een Mariabeeldje waarom hij
dit kocht, en de koper geeft een aantal redenen op. Maar nu blijkt
dat het beeldje vaker verkocht wordt als het rechts in de vitrine
staat en als er een spot op zit. Wordt i.p.v. een Mariabeeldje een
duivelsbeeldje op die plek geplaatst, dan wordt dat duiveltje vaker
verkocht dan het Mariabeeldje. En ook de kopers van de duiveltjes
geven redenen op voor hun koop. De redenen blijken dus louter
dekmantels voor een koopdrift die zich hoofdzakelijk blijkt te laten
leiden door onbewuste mechanismen. De kwestie van drijfveren en
motieven wordt terecht als een belangrijk vraagstuk aanzien, maar
daaraan voorafgaand situeert zich dus nog het vraagstuk naar de
(on)mogelijke gegrondheid van ons oordeel m.b.t. het onderscheiden
van drijfveren en redenen. De ervaring leert dat wij ons vaak van
redenen bedienen terwijl wij in feite door drijfveren waarvan wij ons
vaak niet bewust zijn, gestuurd worden. Ofwel worden we gestuurd door
redenen die niet de eigenlijke redenen zijn. Net zoals we b.v. in een
droom (en ik zinspeel hiermee op een voorbeeld dat Steiner zelf geeft
in de loop van zijn boek en m.b.t. een andere zaak) redenen genereren
om niet toe te geven aan de drang om te plassen, terwijl de ware
reden waarom we niet plassen daarin bestaat dat we in bed liggen -
van die reden zijn we ons in de droom niet bewust, terwijl we,
dromend, toch geloven dat we niet plassen omdat alle WCs in de
droom bezet zijn. M.i. is het hier nodig om het concept 'redenen' af
te bakenen, b.v. als convocatie (waar een intersubjectief
waardecriterium wordt aangenomen - meestal samenhangend met schaamte
en fatsoen), of als zelfconvocatie t.o.v. een Ueber-Ich (waar
een gewetenscriterium aanvaard wordt), of t.o.v. zichzelf als ethisch
handelende persoon. Het is duidelijk dat Steiner de eerste twee
gevallen van de hand zou wijzen als onethisch, daar ze niet op de
persoonlijke autonomie berusten, want hij staat een ethisch
individualisme voor. Terecht, maar dan rijst de vraag hoe het derde
criterium (waar de eigen vrijheid centraal staat) moet afgebakend
worden. Mijn antwoord hierop luidt dat de enig mogelijke parameter
voor het bepalen van de geldigheid van een criterium bestaat in de
persoonlijke bereidheid zich borg te stellen voor zn handelen, en
dit middels zn hele persoon (arbeid en leed), desnoods tot het
bittere einde (wat extreem voorbeeldig in het martelaarschap tot
uiting komt, maar meestal in minder opzichtige doch even veeleisende
toestanden van alledag voorkomt). Daarnaast zou ik de vrijheid niet
bepalen m.b.t. de kennis van de oorzaken van zn handelingen, doch
m.b.t. de gevolgen ervan, meer bepaald: m.b.t. de bedoelingen ervan.
Wanneer ik instem met mijn geslachtsdrift, en ik heb hierbij het op
de wereld brengen van een kind op het oog, dan handel ik in vrijheid
wanneer ik mij aan een natuurlijk programma onderwerp, ook al
onderwerp ik me daarbij aan natuurlijke driften en doorgrond ik mijn
handelen niet. Het willen van een kind hoeft bovendien niet redelijk
te zijn, het kan een zaak van puur vertrouwen zijn, wanneer b.v. mijn
vrouw naar een kind verlangt, en ik in vertrouwen berust in deze wens
van mijn vrouw. M.a.w., waar Steiner het kennen naar voren
schuift als cruciaal, zou ik het handelen in het algemeen
beklemtonen: het handelen van de mens is vanzelfsprekend in grote
mate een zich onderwerpen aan (natuurlijke of sociale)
gebeurtenissen, waarbij dan toch de bereidheid om dat te doen
doorslaggevend is voor het feit of het al dan niet gebeurt: het
sturen van wat anders blind gebeurt, of: het op zich nemen van
verantwoordelijkheid voor gebeurtenissen, door deze te aanvaarden en
te temmen binnen de eigen beschikkingsmacht. Vrijheid is derhalve
m.i. niet zozeer in de eerste plaats een kennisprobleem, maar een
ethische zaak, afhankelijk van een creatieve daad, dewelke zich laat
omschrijven door het opnemen van verantwoordelijkheid voor dingen
waarvoor men van nature niet verantwoordelijk is, maar waarbij men
ook beseft dat men zich met schuld belaadt waar men zich daarvan
niets zou aantrekken, en dit het gezegde indachtig dat wie
pretendeert te weten, schuldig is.
Met Steiner
neem ik wel aan dat we zelf schuldig zijn aan de discrepantie tussen
mens en natuur, maar, alweer, kan ik mij niet beperken tot het
denken als zijnde de plaats bij uitstek waar zich de ware ver-
of her-eniging der dingen zou voltrekken (- meer bepaald, in het één
worden van waarneming en begrip). Ik geloof meer bepaald niet dat het
denken er zomaar is: het is iets dat men pas met veel inspanningen
verwerft en ontwikkelt. De wereld der begrippen zou voor iedereen
dezelfde zijn, zegt Steiner, maar kan men dan hetzelfde ook niet
zeggen over de wereld der materiële (of beter: waarneembare) dingen?
Net zoals onze waarneming gekleurd is, is ook onze waarneming van de
begrippen gekleurd. Pas waar wij tezamen met anderen de wereld der
dingen goed leren kennen hebben, én waar we die op eenzelfde (goede)
manier hebben leren waarderen, kunnen we zinvol met die anderen over
'eenzelfde' wereld praten; zo ook m.b.t. de wereld van de begrippen:
die eist een tol van allen die zich er enigszins thuis willen kunnen
in voelen, en men kan niet over 'eenzelfde' ideeënwereld redetwisten
met anderen wanneer niet alle partijen zich die ideeën in zekere
mate verworven hebben. De consensus over de materiële wereld groeit
in de mate dat onze waarderingen en ons kennen (dat een vorm van
waarderen is) zich ontwikkelen, en zo ook ons denken. Het
veronderstellen van de aanwezigheid van een aparte
zo-en-niet-anders-zijnde materiële wereld op zich, is weliswaar
naïef realisme, maar dezelfde fout begaat men m.i. waar men gaat
geloven in een op zich staande ideeënwereld. Weliswaar, wanneer men
de waargenomen wereld naast de ideeënwereld plaatst, ziet het er
naar uit dat de eerste toch minder zeker is dan de tweede, maar m.i.
komt dit alleen hierdoor, dat de tweede vaak reeds een vereenvoudigd
distillaat van de eerste is, in die zin dat ze zich veroorlooft om
zomaar abstractie te maken van werkelijkheden waarmee de waargenomen
wereld opgescheept blijft zitten. De gelijkvormigheid van alle
gelijkzijdige driehoeken met elkaar, of van alle cirkels met elkaar,
ziet er heel mooi uit, maar zegt in feite weinig, eenmaal
gelijkvormigheid als betekenisvol concept aanvaard werd binnen
de wereld van de gedachten. Zon concepten vegen eigenlijk sommige
problemen van incommensurabiliteit onder de mat, iets wat men m.b.t.
de waargenomen wereld echter niet met eenzelfde ongebreideldheid
ongestraft kan doen. Wellicht schuilt er binnen de ideeënwereld een
dynamiek dewelke ons toelaat om voorspellingen te doen m.b.t. de
ervaringswereld, maar precies omdat het nooit gaat om absolute
voorspelbaarheid, kunnen we beter aannemen dat daar waar onze
voorspellingen samenvallen met wat wij nadien waarnemen, dit veeleer
het gevolg is van een bijzonder soort toeval, welke voortspruit
uit het buiten onze gezichtseinder om verbonden zijn van de
waargenomen en de gedachte werelden. We zitten m.a.w. ergens in
de omgeving van de waarheid, maar vaste sporen hebben we niet, en als
voorspelbaarheid feitelijk lijkt, kunnen we alleen van geluk spreken,
en moeten we goed blijven beseffen dat we niet eens weten hoe dit
komt, zodat we ons eigenlijk niet hoeven te verwonderen wanneer
plotseling weer het niet voorspelde opduikt. Met de constructie van
een overkoepelende theorie kunnen we dan onszelf voorliegen dat we
dan toch weer dichter bij de waarheid zitten, maar in feite
doet men aldus niets anders dan één geval of één soort van
gevallen accapareren dewelke men voordien over het hoofd zag. Men
vergeet hierbij vaak dat het opduiken van niet voorspelbare
gebeurtenissen wellicht (of: zeer zeker) nooit zal kunnen
uitgeschakeld worden, al lijkt het zo dat men zo doende binnen
bepaalde contexten het optreden van het niet voorspelde kan
reduceren. Wanneer we hier te veel belang hechten aan de
waarschijnlijkheidsrekening, dreigen we, net zoals de fysicalisten
doen die zich beroepen op de informatietheorie waarin zij een
relevant model ter beschrijving van de menselijke activiteiten menen
te mogen zien - dan dreigen we het primordiale karakter van het
kwalitatieve inzake onze kennis en ons handelen uit het oog te
verliezen. Ik herhaal het voorbeeld uit mijn ethica [- zie: Ethica
en Metafysica J.B. ]: stel dat als je op knop A drukt, je een
kans van 1 op 2 hebt dat de wereld ontploft, terwijl je met een druk
op knop B een kans van slechts 1 op 20 hebt, dan gaat het niet
op om zich te verlustigen in het feit dat men toch ook over zon
knop B beschikt die minder risicovol is; wanneer alles op het spel
staat, kàn geen enkel risico geduld worden, en gaat het ook niet op
om knoppen te ontwikkelen waar het risico slechts 1 op 30 of zelfs
slechts 1 op 300 zou zijn. Wanneer iemand je vraagt om even op zijn
tas te passen, dan kan je die tas niet één seconde alleen laten,
ook al is het risico dat ze dan verdwijnt, nog zo klein, want je moet
verantwoording afleggen tegenover die persoon, die zich op u
vertrouwd heeft, het gaat niet op om dan tegen die persoon te zeggen
dat je de tas een ogenblik hebt achtergelaten omdat de kans dat ze
verdween uiterst miniem was, want daar gaat het nu eenmaal niet om!
Daarom zal m.i. niet de kennis kunnen dienen als cruciale hefboom die
in zichzelf zn steunpunt zou vinden, maar veeleer de liefde
(waartoe o.m. de liefde tot de kennis behoort, maar die staat dan in
functie van de liefde tot de medemens en tot God, anders kan ze niet
betekenisvol zijn), die wél absoluut kan zijn, omdat wij beperkt
zijn. (Ik kan iemand iets geven omdat mijn bezit beperkt is; indien
ik alles zou bezitten, dan kon ik niets geven aan een ander, o.m.
omdat ik ook die ander zou bezitten; hoe beperkter mijn bezit, hoe
waarachtiger elke gift; doordat de mens absoluut beperkt is, zwak en
sterfelijk, eindig, kan hij ook alles geven - vandaar ook: Van
wie veel gegeven is, zal veel worden gevraagd).
Het herstellen
van de eenheid gebeurt derhalve niet louter binnen het denken, maar
is een zaak die zich doorheen alle vrije menselijke keuzeactiviteiten
heen moet ontwikkelen in het zweet des aanschijns, het
is geen vanzelfsprekend gegeven dat ons zou in de schoot vallen als
we er onze ogen maar voor openden, maar een moeizaam te verwerven
goed, iets dat ons heetste hartebloed opeist (zoals A. Van Scheltema
dichtte: Niets schoons werd ooit geboren waarvoor een mens niet
zijn heetste hartebloed gegeven heeft - ook het schone van de
werkelijkheid zelf wordt niet zomaar geboren, maar moet worden
veroverd). Wie gelooft in de rechtvaardigheid (of beter: in de
gerechtigheid) (en daartoe moeten zeker allen zich rekenen die
geloven in de kennis, omdat zij fundamenteel berust op het
rechtvaardigheidsprincipe), moet ook inzien dat geen goed
verwezenlijkt wordt tenzij middels het zich schikken naar dat goed.
De bezitter moet zichzelf in bezit geven vooraleer hij kan bezitten,
en dat is hetzelfde met alle mogelijke andere handelingen welke niet
op het goede gericht zijn en die aldus geconfronteerd worden met hun
eigen contraproductiviteit, zoals bij uitstek Machiavelli aantoont
waar hij in Il Principe de spot drijft met diegene aan
wie hij dit werkje opdraagt (en dit in tegenstelling tot de
gevestigde interpretaties - getuige het gebruik van het woord
macchiavellist in de gevestigde betekenis). De handelingen die
op het goede gericht zijn, bij uitstek het beminnen, kennen deze
contraproductiviteit niet, in tegendeel. In dit opzicht moet m.i. ook
Kant opgevat worden m.b.t. het grondvesten van zijn criterium voor
het ethisch handelen (dat van de veralgemeenbaarheid van een
handeling), dat volgens mij door Steiner vanuit een wanbegrip ten
onrechte bekritiseerd wordt (niettemin Steiners kritiek op Kants
metafysica tot op zekere hoogte wél stand houdt). Indien er
technieken zouden bestaan die ons de toegang zouden verlenen tot een
vermeende geesteswereld (en die technieken bestaan, alleen is het
zeer de vraag welke de waarde van die geesteswereld dan wel kan
zijn), dan zijn deze vergelijkbaar met de werking van medicijnen of
drugs, m.a.w.: de pijnstillersmentaliteit, dewelke triomfeert bij de
gratie van de blindheid voor het absolute goed dat door zijn bewaker
die de pijn is, beschermd wordt. (Ook Steiner brengt op een bepaald
moment deze pijnstillersmentaliteit ter sprake, namelijk waar hij het
heeft over de kwalitatieve ervaring van lust en onlust dewelke niet
kwantificeerbaar is, maar daar doet hij het terecht - het is immers
klaar in te zien dat het lustcriterium niet fundamenteel is).
Daarentegen lijkt het mij dat deze zaken heden ten dage in alle
mogelijke bochten gewrongen aangewend worden om de eigenlijk
onontkoombare gerechtigheid van de wereld te ontvluchten, zoals b.v.
het geval is waar mensen zich tot psychologen of
psychotherapeuten wenden om hun schuldgevoelens af te kopen.
Want waar sprake is van schuldgevoelens, is ook sprake van schuld,
net zoals er sprake is van pijn, waar er sprake is van pijngevoelens.
Net als fantoompijnen zijn fantoomschulden reëel, alleen kennen we
in die gevallen de ware oorzaak daarvan niet (- die kan ook bij
derden liggen). Het reduceren van pijn tot een gevoel mondt uit in
het (zelf)bedrog van het nemen van pijnstillers, net zoals het
reduceren van schuld tot schuldgevoelens, bedrog inhoudt. Dit alles
slechts om duidelijk te maken dat wij ons op generlei wijze kunnen
onttrekken aan onze ware menselijke verantwoordelijkheid door naast
onze zinnen en onze zintuigen, ook ons verstand te verdoven met
intellectuele complexen die weliswaar op het vlak van het denken
comfort schenken, doch die ons uiteindelijk geen stap verder brengen
m.b.t. het volbrengen van onze menselijke plicht.
De zaak van de
autonomie die Steiner aansnijdt (ik ben pas vrij als ik autonoom
handel, niet als ik vanuit plicht of vanuit geweten handel, de vrije
geest wil zichzelf verwerkelijken en ziet daarin zn hoogste
bevrediging) is m.i. niet zo eenvoudig als daar wordt voorgesteld.
Vandaag de dag zien en horen wij weliswaar niets anders dan
raadgevingen in de zin van: je moet je zin doen, je niets
aantrekken van anderen en gewoon je zin doen etc., maar noopt het
niet tot nadenken zich de vraag te stellen op welke grond of vanuit
welke aandrang steeds meer mensen klaarblijkelijk de behoefte voelen
om aan elkaar dergelijke raadgevingen te geven? Het is een vorm
van gesofisticeerde samenzwering vanuit de anonimiteit, de
onpersoonlijkheid, die ook de onverantwoordelijkheid is. De
gewetensvolle vader daarentegen hanteert de roede, zoals de
bijbel zegt. Men moet zich maar eens trachten te verplaatsen in de
huid van een hongerlijdende zwarte vluchteling in Midden Afrika die
zijn laatste ogenblikken meemaakt, en aan wie plotseling beelden
zouden getoond worden van enkele Belgen die onderling ernstig
discussiëren over de kracht van het denken en over technieken om het
te beheersen. Het zou hen al even absurd voorkomen als een discussie
over hoe men zn vork en zn mes dient vast te houden aan tafel,
geloof ik. Natuurlijk erken ik ook het gelijk van Steiner (wat later
door Hannah Arendt, die onderzoek deed naar de psychè van haar
folteraars in de concentratiekampen, herhaald werd) waar hij zegt:
Dit is immers juist het karakteristieke van misdadige handelingen,
dat ze bij de mens uit elementen die buiten de idee liggen,
voortspruiten (Steiner, FdV, p.112), m.a.w.: de afwezigheid
van gedachten als oorzaak van het kwaad. Maar wordt hier de conclusie
dat het denken in se goed is, niet voorbarig getrokken als men
in acht neemt dat ook kwade voorstellingen en gedachten het kwaad
kunnen veroorzaken? Weliswaar heeft Steiner, waar hij zegt dat de
daad van de misdadiger niet uit een idee ontspringt, uitsluitend de
goede gedachten voor ogen - het door-dachte, m.a.w.
Edoch, dan moet ook worden verwezen naar de kritiek die elders in het
boek dan weer de zijne is, namelijk die m.b.t. de
schranderheidsmoraal, zodat het doordachte weliswaar het kwade
vaak voorkomt, maar tegelijk geenszins een waarborg voor het goede
vormt. Maffioso zijn vaak intelligente lieden, geniale kenners van de
menselijke psychè, zij denken na, maar overduidelijk kan Steiner dit
soort van denken niet bedoelen, niet het 'rekenende denken' van
Heidegger, maar het 'goede denken', het 'zijnsdenken'. De
ideeënwereld kan worden ontgonnen, maar ook worden misbruikt, net
zoals alle goederen ter wereld kunnen worden misbruikt, en de
specifieke aanwending van de menselijke middelen, heeft m.i. niet
zozeer te maken met het denken als dusdanig, maar veeleer met het
geloof, in de betekenis van het 'zich borg stellen voor' - een
betekenis die Steiner blijkbaar niet gevat heeft, zie zijn
slothoofdstukken waar hij zegt: wij willen niet langer geloven
zonder meer, wij willen weten (p.184). Ik denk dat het jammer is
dat aan Steiner deze betekenis van geloven (in) ontgaat, want
elders heeft hij het duidelijk over het daaraan sterk verwante
criterium van de liefde bij het stellen van een daad in vrijheid.
Aansluitend
kan de grondslag van Steiners veroordeling van de
schranderheidsmoraal tevens worden aangewend ter ondermijning van
zijn eigen 'ethisch individualisme', precies omdat hij, het denken
centraal stellend, de ethische vrijheid op de kennis baseert. Want
daar geldt dan ook wat sommigen onder de Ouden zegden, namelijk dat
niemand wetens en willens het kwade doet en dat slechts een tekort
aan kennis dit kwade veroorzaakt. Want waar kan men een essentieel
verschil aanwijzen tussen de schranderheidsmoraal die Steiner
veroordeelt waar ze refereert naar autoriteit of geïnterioriseerde
autoriteit (geweten en plicht), en deze die zich laat leiden door de
kennis? Is zij immers niet van de kennis afhankelijk en mist zij
derhalve ook niet de autonomie - het criterium bij uitstek in het
ethisch individualisme? Steiner zou antwoorden dat wij met ons denken
samenvallen, aangezien alleen in het denken zich de ware
werkelijkheid situeert, en dus ook het ware ik, in zoverre daar
nog van een ik sprake kan zijn, maar waarheen dan met lieden
die niet denken, niet kunnen denken, mensen die over onvoldoende of
verkeerde informatie beschikken, mensen die een lot als dat van
Olivier Twist deelden en een slechte opvoeding kregen? Steiner was
een uiterst begaafd mens die zich bovendien heeft kunnen ontwikkelen,
en het komt mij voor dat hij zijn talent (zijn denkkracht) als al te
vanzelfsprekend heeft ervaren, wat overigens niet verwonderlijk is,
en hem bijgevolg dan ook niet echt kan worden kwalijk genomen. Maar
m.i. lijkt zijn leer daar dan toch onder te lijden.
(Wordt
vervolgd)
(J.B., 7
september 1997)
Verwijzingen:
Rudolf
Steiner, Filosofie der vrijheid. Grondtrekken van een
moderne wereldbeschouwing. Resultaat van observaties op zielsgebied
volgens natuurwetenschappelijke methode. Negende druk, Servire,
Katwijk, 1970.
21-05-2021
Enkele bedenkingen bij Rudolf Steiner's âFilosofie der vrijheidâ(1) - Deel 2/5: Synthese (vervolg)
Enkele
bedenkingen bij Rudolf Steiner's Filosofie der vrijheid(1)
Deel
2/5: Synthese (vervolg)
Zijn er
grenzen voor het kennen? Het denken voegt de dubbel lijkende
realiteit van waarneming en begrip weer samen: de wereld is ons als
tweeheid gegeven, doch wordt door het denken terug herenigd. Kants
verkeerde opvatting van het 'kennen' mondt aldus uit in het dualisme:
tegenover het waargenomen ding staat aldus (kunstmatig) het onkenbare
ding op zich. Nu is het ding op zich geen begrip, het ziet alleen zo
uit. De fout zit 'm hier: "Uit de rijke wereld der
waarnemingen wordt afgezonderd: ligging en beweging. Deze worden op
de uitgedachte wereld der atomen overgebracht. Vervolgens treedt er
verwondering op, dat men uit dit zelfgewrochte en aan de
waarnemingswereld ontleende principe, het concrete leven niet kan
ontwikkelen". Maar de realiteit wordt pas bereikt als het
'ik' voor zichzelf waarneming en begrip met elkaar verbonden heeft
d.m.v. het denken. "Het dualisme begaat de fout dat het de
tegenstelling van subject en object, die slechts binnen het
waarnemingsgebied betekenis heeft, op een zuiver uitgedacht wezen der
dingen buiten dit gebied overdraagt". De dualist deelt
waarneming en begrip in vieren: (1°) het object zelf; (2°) het
subjectief waarnemen van het object; (3°) het subject; (4°) het
begrip dat het waarnemen betrekt op het object. Maar de relatie
tussen subject en object is reëel. De dualist splitst het kenproces
dus in twee: (1°) buiten het BWZ: het verwekken van het
waarnemingsobject uit het ding op zich; (2°) in het BWZ: verbinding
van waarneming en begrip. Gevolg: voor de dualist blijft de realiteit
onbereikbaar. "Voor de dualist ligt de band die de dingen
onderling en objectief met onze individuele geest (als ding zelf) in
eenheid verbindt, buiten het BWZ in een wezen-zelf, waarvan wij in
ons BWZ eveneens slechts begripsmatig een representant kunnen
hebben". M.a.w.: "de door het denken te vinden
ideële principes komen de dualist te ijl voor, en hij zoekt nog naar
realiteitsprincipes, waardoor zij kunnen worden gesteund".
De naïeve realist erkent enkel wat kan waargenomen worden, ook de
krachten waarmee de dingen onderling inwerken op elkaar moeten
waargenomen kunnen worden (want voor hem is het begrip een
hersenschim): hij verlangt naast het ideële bewijs van zijn denken,
ook het reële bewijs van z'n zinnen. Vandaar het primitief
openbaringsgeloof in een waarneembare God die wonderen verricht. Voor
het NR is wetenschap slechts beschrijving van de waarnemingsinhoud:
"Het NR met zijn fundamentele stelling omtrent de
werkelijkheid van al het waargenomene, wordt door de ervaring, welke
leert dat de inhoud van de waarnemingen vergankelijk van aard is,
weerlegd. De tulp die ik zie, is heden werkelijk; na een jaar zal
deze tulp in het niets verdwenen zijn. Wat heeft standgehouden is de
tulpensoort. Deze
soort is echter voor het NR louter een idee,
geen werkelijkheid. Zo verkeert het NR in de situatie dat zij haar
werkelijkheden ziet verschijnen en verdwijnen, terwijl het volgens
haar opvatting onwerkelijke, in tegenstelling tot het werkelijke
standhoudt". Zo'n onzichtbare realiteiten zijn:
erfelijkheid, levensprincipe, ziel, God...Het NR ziet God antropomorf
werkzaam (zoals een mens): "De onwaarneembare krachten, die
vanuit de waarneembare dingen werken, zijn eigenlijk, vanuit het
standpunt van het NR bezien, ten onrechte aangenomen hypothesen. En
daar het geen andere realiteiten kent, rust het zijn hypothetische
krachten met een waarnemingsinhoud uit. Het gebruikt derhalve een
zijnsvorm (de bestaansvorm van de waarneming) op een gebied waar hem
het middel, dat alleen tot een uitspraak over deze zijnsvorm bevoegd
is, namelijk het zintuiglijke waarnemen, ontbreekt". Het NR
spreekt zichzelf tegen, vandaar ontstaat het metafysisch realisme
(MR): dit construeert naast de waarneembare nog een onwaarneembare
realiteit die analoog aan de eerste denkt (dualisme). Het MR noemt
elke relatie tussen waargenomen objecten een realiteit, maar de
relatie is niet waarneembaar, enkel denkbaar. Geheel willekeurig
wordt de ideële relatie gemaakt tot een relatie die overeenkomt met
de waarneembare. De realiteit is dan de waarnemingsobjecten die
oneindig evolueren ingevolge onwaarneembare krachten. Het MR is een
tegenstrijdig mengsel van NR en KI (- de tegenstrijdig het van de
"onwaarneembare waarneming"). Die tegenstrijdigheid
kan pas overwonnen worden door te erkennen dat begrippen de relaties
vormen tussen waargenomen dingen. De vraag naar de grenzen van het
kennen bestaat aldus slechts voor het NR en voor het MR: voor haar is
het externe absoluut, de inhoud van het subject is een beeld van het
externe en de kennis berust op een overeenkomst tussen die twee.
Bij de
beschouwing van de vrijheid als realiteit, worden eerst de
factoren van het leven besproken. De filosofie van het gevoel wil
verkeerdelijk het individuele beleven tot het universele maken,
terwijl de filosofie van de wil (het thelisme) naïef-realistisch is
omdat ze het kennen, het voelen en het willen niet verbindt.
De idee van
de vrijheid. "Intuïtie is het zuiver in de geest
verlopende bewuste beleven van een zuiver geestelijke inhoud (...)
Slechts door een intuïtie kan het wezen van het denken worden
begrepen". Zoals voetstappen sporen nalaten in het zand, zo
laat het denken sporen na in de hersenen; net zomin als het zand iets
bijdraagt tot de voetstappen, dragen de hersenen tot het denken bij.
Onze organische gesteldheid heeft geen deel aan het wezen van het
denken. De constitutie heeft alleen te maken met het ontstaan van het
ik-BWZ vanuit dit denken. M.b.t. de wilshandeling moeten het motief
(dat momenteel is en samenhangt met het begrip) en de drijfveer (die
blijvend is en samenhangt met de menselijke constitutie)
onderscheiden worden. Steiner onderscheidt (1°) de subjectieve
aanleg om bepaalde begrippen tot motieven te verheffen (=
drijfveren), en (2°) de begrippen die het karakter beïnvloeden en
tot wilsuiting brengen (= doelstellingen). De drijfveren van de
zedelijkheid kunnen de driften zijn, de gevoelens en de begrippen.
Maar zowel de zedelijkheid op grond van autoriteit als deze op grond
van gewetensplicht zijn onecht: echte zedelijkheid gebeurt op grond
van inzicht, wat tegenstrijdig is aan het zedelijkheidsideaal van
Kant, die de veralgemeenbaarheid van een daad als criterium voor
zedelijkheid aanziet. Immers, aldus Steiner, valt volgens Kants
criterium het onderscheid tussen goed en kwaad weg, b.v. waar allen
het kwade willen. Steiners ethisch individualisme houdt in dat normen
en wetten hun ontstaan danken aan natuurlijke individuele aandriften
die algemene geldigheid verkrijgen. Zedelijkheid stoelt niet op
wetenschap, maar verhoudt zich tot het menselijk handelen zoals
natuurwetten zich verhouden tot een afzonderlijk verschijnsel.
"Slechts wanneer ik mijn liefde tot een object volg, ben ik
het zelf die handelt. Ik ga niet met mijn verstand te rade of mijn
daad goed of slecht is, ik breng haar ten uitvoer omdat ik haar uit
liefde doe". Daarentegen ontspringt de daad van een
misdadiger niet uit een idee: "Dit is immers juist het
karakteristiek van misdadige handelingen, dat ze bij de mens uit
elementen die buiten de idee liggen, voortspruiten". "Een
handeling wordt als een vrije daad aangevoeld, voor zover de
beweegreden daarvan uit het ideële deel van mijn individuele wezen
voortspruit. Elk ander deel van een handeling, hetzij uit natuurdwang
hetzij onder dwang van een zedelijke norm, wordt als onvrij
aangevoeld". Vrijheid is het in staat zijn zichzelf te
volgen; ze sluit de zedenwet niet uit, doch in. "Zedelijk met
elkaar in otsing komen is uitgesloten bij zedelijk vrije mensen".
"Leven in de liefde tot de daad en laten leven met begrip voor
het willen van een ander, is de fundamentele stelregel voor vrije
mensen". Dit wijst op een vertrouwen in de overeenkomst van
de intenties, de gezindheid of zielehouding. "In het
waarnemingsobject 'mens' ligt de mogelijkheid besloten zich om te
vormen, zoals in de plant de mogelijkheid tot groei. De plant middels
ingeboren wetmatigheid, de mens middels zijn eigen hand". "De
natuur vormt de mens tot louter natuurwezen, de maatschappij tot
wezen dat volgens wetten ageert, een vrij wezen kan alleen de mens
zelf van zichzelf maken". "De mens is er niet vanwege de
zedelijkheid, maar de zedelijkheid is er door de mens"."De
vrije mens handelt zedelijk, omdat hij een zedelijk idee heeft; doch
hij handelt niet opdat er zedelijkheid zou ontstaan".
Vrijheidsfilosofie
en monisme. Het NR zoekt een autoriteit bij God via het geweten,
en de zedenwetten worden zo bovennatuurlijke, op zichzelf staande
realiteiten (= MR). Men zoekt de oorsprong van de zedelijkheid buiten
zichzelf, waaruit een absolutisme: de zedelijke ontwikkeling van de
mensheid is dan een proces om de lijdende God te verlossen: het
mede-arbeiden om de weg van lijden en verlossing te bekorten. Volgens
Steiner is dit geen vrijheid - vrijheid vindt men pas waar men aan
zichzelf gehoorzaamt, in het monisme: "De mens is onvrij in
de wereld der waarnemingen; hij brengt in zichzelf de vrije geest tot
verwezenlijking"."Voor de monist is zedelijkheid
een specifiek menselijke eigenschap en is vrijheid voor de mens de
vorm om zedelijk te zijn".
Werelddoel
en levensdoel. In de materie veroorzaakt het vorige het volgende,
maar bij de mens kan een plan (een toekomst) een handeling
voorafgaan. De NR projecteert z'n doelgerichtheid in de natuur
('schepper'). Het monisme wijst het doelgerichtheidsbegrip overal af
(behalve bij de mens), want doelen moeten eerst gesteld worden.
De morele
fantasie (Darwinisme en zedelijkheid). "De vrije geest
handelt volgens impulsen, dat zijn intenties, die uit de totaliteit
van zijn ideeënwereld door het denken zijn uitgekozen". De
onvrije geest ageert volgens een autoriteit (b.v. een voorbeeld).
Wetten zijn slechts als verboden in begrippen gesteld. Wat men
concreet moet doen, kan men uitvinden via de morele fantasie en de
morele techniek, "de natuurwetenschappelijke leer van de
morele voorstellingen". Zoals de evolutieleer een
ontwikkeling is volgens natuurwetten, zo wordt in de zedelijke
evolutie door de mens verricht wat de natuur op een lagere trap doet.
De ethische norm is geen natuurwet doch moet geschapen worden. Pas
daarna kan hij gekend worden. Net zoals het ontstaan van nieuwe
diersoorten, ontstonden nieuwe zedelijke ideeën vanuit de morele
fantasie. Het ethisch individualisme (EI) is de kroon op het werk van
het zich eigen maken van de doorleefde openbaringsgodsdienst. Het EI
is de vergeestelijkte evolutieleer overgebracht op het zedelijk
leven. "Onvrij maakt de kerk mij wanneer ze zich tot heerser
van mijn geweten maakt".
De waarde
van het leven(pessimisme en optimisme). Twee opvattingen
staan tegenover elkaar: (1°) de wereld is de best denkbare (het
optimisme van Shaftesburry en Leibniz); het leed is alleen een tekort
aan goed; (2°) alles is kommer en kwel; niet-zijn is beter dan zijn
(het pessimisme van Schopenhauer en E. von Hartmann). Voor von
Hartmann is het zedelijk leven het participerren aan de vernietiging
van het bestaan: "God schiep de wereld om zich zo van z'n
oneindige smart te bevrijden". Men moet de dwaasheid van het
egoïsme inzien; het streven op zich verschaft vreugde. Tegen de
voorstanders van een calculus van lust en onlust, brengt Hartmann in,
dat lust en onlust slechts bestaan in zoverre ze gevoeld worden: het
is geen kwestie van afwegen middels de rede. Luststreven kan geen
blijvende bevrediging brengen. De volrijpe mens verleent zichzelf
zijn waarde en zoekt geen lust of plichtsvervulling; hij vindt
vervulling in het realiseren van wat hij wil.
Individualiteit
en soort. Uit deze tegenstelling distilleert Steiner een pleidooi
voor vrouwenemancipatie. De menselijke individualiteit stijgt boven
het (wetenschappelijk te benaderen) soortbegrip uit. "Het
zedelijk leven van de mensheid is de totaliteit van de scheppingen
der morele fantasie door vrije individuele mensen. Tot dit resultaat
leidt het monisme".
Tenslotte
worden de consequenties van het monisme behandeld. Het monisme
ziet alles als één. Het geeft een wereldverklaring op grond van de
ervaring; de bron van het handelen is de morele fantasie; de mens
maakt deel uit van de wereld. De realiteit zit in het samenkomen van
waarneming en begrip in het denken (- de waarnemingen apart geven
slechts een onsamenhangende chaos; de begrippen apart zijn loutere
abstracties). Het proces van de werkelijkheid speelt zich in het
denkende waarnemen af. Allen kennen wij dezelfde begrippen. Het
leven in de werkelijkheid, vervuld van de gedachteninhoud, is tevens
het leven in God. De door abstracte gevolgtrekkingen aangenomen
God is slechts de mens, overgeplant naar een bovennatuurlijke wereld
(...).De menselijke geest komt in werkelijkheid nooit
uit boven de realiteit waarin wij leven. Dit heeft hij ook niet van
node, daar alles wat hij ter verklaring van de werkelijkheid nodig
heeft, in de wereld ligt. Het monisme loochent het ideële
niet, het ziet zelfs een waarnemingsinhoud waaraan het ideële
ontbreekt niet voor werkelijkheid aan. Het vindt echter in het gehele
gebied van het denken niets, dat zou kunnen noodzaken - door het
loochenen van de objectieve geestelijke werkelijkheid van het denken
- buiten het ervaringsgebied van het denken te treden. Het
monisme loochent het transcendente.
In een eerste
aanhangsel typeert Steiner zijn Filosofie der vrijheid als een
gedachten-monisme. In een tweede aanhangsel (de voorrede bij de
eerste druk van dit werk) onderstreept hij dat we willen weten i.p.v.
louter te geloven. Dit werk vat derhalve de betrekking tussen
de wetenschap en het leven niet op zodanige wijze op, dat de mens
zich voor de idee heeft te stellen, , doch in die zin, dat hij de
wereld van de idee verovert om deze dienstbaar te maken aan zijn
menselijke
doelstellingen, die boven de louter wetenschappelijke uitstijgen. Men
moet zich bij het beleven tegenover de idee
kunnen plaatsen; zo niet,
dan wordt men door de idee geknecht.
(Wordt
vervolgd)
(J.B., 7
september 1997)
Verwijzingen:
Rudolf
Steiner, Filosofie der vrijheid. Grondtrekken van een
moderne wereldbeschouwing. Resultaat van observaties op zielsgebied
volgens natuurwetenschappelijke methode. Negende druk, Servire,
Katwijk, 1970.
20-05-2021
Enkele bedenkingen bij Rudolf Steiner's âFilosofie der vrijheidâ - Deel 1/5: Synthese
Enkele
bedenkingen bij Rudolf Steiner's Filosofie der vrijheid(1)
Deel
1/5: Synthese
In zijn
voorrede bij de nieuwe druk van 1918 geeft Steiner het richtsnoer in
dit werk weer, in de vorm van twee vragen: (1°) welke antropologie
kan ook de wetenschap gronden? (2°) Is de mens vrij? Zijn
basisintuïtie houdt in dat de mens leeft middenin een reële wereld
van de geest.
Bij de
behandeling van de vrijheid als kennisprobleem komt eerst het
bewuste handelen van de mens aan bod: vrijheid berust niet in het
feit dat de mens zich bewust is van zijn handelingen, maar in het
feit dat hij zich bewust is van de oorzaken van zijn
handelingen. Onder die oorzaken moet men de driften strikt
onderscheiden van de redenen. De mens is redelijk, hij denkt na,
aldus Steiner: de oorsprong en de betekenis van dit denken moeten dan
ook onderzocht worden. Toch is het denken, evenmin als het gemoed, de
beweegreden voor het handelen. (Wat betreft de relatie tussen het
gemoed en het denken: ons gemoed drijft op ons voorstellingsvermogen,
want er is geen gevoel zonder voorstellingen).
Wat is nu de
diepere grond voor de wetenschapsdrang? Met Goethe hebben wij een
aardse en een goddelijke ziel in ons: dat onze begeerte het haalt op
onze rijkdom, maakt ons ontevreden, en onder die ontevredenheid moet
ook onze dorst naar kennis gesitueerd worden: we zijn niet tevreden
met alleen maar waarnemingen, we willen die ook verklaren. Ons
bewustzijn is tegelijk een bewustzijn van de discrepantie tussen ons
'ik' en de wereld en een besef van ons in-de-wereld-zijn. We streven
er naar die tegenstelling te overbruggen, en we doen dat door te
pogen de inhoud van de wereld tot onze gedachteninhoud te maken. Eén
soort van deze pogingen zijn dualistisch, maar hier wordt geen brug
tussen subject en object gevonden en strandt men, hetzij in extreem
materialisme, hetzij in extreem spiritualisme (idealisme). Een andere
poging is monistisch, en loochent de polariteit. Steiner nu, gelooft
dat wij zelf de polariteit in de werkelijkheid veroorzaken, dat we
onszelf van de natuur vervreemd hebben. En we kunnen die verloren
natuur terugvinden in ons innerlijke, omdat we er daar mee verwant
zijn. Dat natuurlijke innerlijke echter, transcendeert het loutere
'ik'.
Vervolgens
behandelt Steiner het denken in dienst van de wereldbeschouwing:
wanneer we botsende biljartballen waarnemen, doelt ons nadenken
daarover op begripsvorming: de van mij onafhankelijke gebeurtenis
wordt van mij afhankelijk als gedachte, binnen mijn denken. We zoeken
naar de relatie tussen gebeurtenissen en begripsverbindingen, en dan
rijst de vraag: wat winnen we er bij om tegenover de gebeurtenissen
deze begrippen te plaatsen? Welnu, kennis is anticipatievermogen, het
kunnen doen van voorspellingen, los van de ervaring. Nu wordt ook het
denken pas via de waarneming (van dit denken) gekend. Maar het
waarnemen van het denken is, vergeleken bij de waarneming van de
andere dingen, een soort uitzonderingstoestand. Terwijl nu in het
voelen het subject betrokken is, is het denken onpersoonlijk: niet
het denken houdt de denker bezig, doch het object van z'n denken,
zodat, normaal gezien, het denken het niet-waargenomen element van
ons geestesleven is; het denken kan immers niet tegelijk geschieden
én waargenomen worden. In het denken over de wereld, is mijn denken
zelf afwezig, maar in de beschouwing van mijn denken is niets
afwezig. Schelling zegt dat wij de natuur pas zouden kunnen scheppen
indien we die eerst zouden doorgronden, maar m.b.t. het denken is dit
niet nodig: het denken wordt immers gecreëerd vanuit het niets, en
we doorgronden onze gedachten pas achteraf. De spijsvertering kan
geen object van de spijsvertering zijn, alleen het denken kan een
object zijn van zichzelf. Terwijl alle dingen mij vreemd zijn omdat
ik geen deel heb aan hun ontstaan, geldt dit niet voor het denken,
want ik ben wél deelachtig aan het ontstaan van mijn gedachten.
Daarom is het denken het meest oorspronkelijke uitgangspunt ter
beschouwing van de wereld (waarbij ook Descartes' "ik denk
dus ik ben" voorbeeldig is). Archimedes' hefboom kon de hele
wereld opkrikken, als hij maar een steunpunt vond dat louter door
zichzelf gedragen werd. Welnu, het denken is zo'n principe dat op
zichzelf berust. Dan rijst de vraag of het denken iets anders buiten
zichzelf kan begrijpen. Steiner drukt er op dat wij het denken eerst
los van het subject moeten beschouwen, zonder een andere grond dan
het denken zelf.
Vervolgens
bespreekt Steiner de wereld als waarneming (dit is: als geheel
van waargenomen dingen): het denken genereert begrippen, maar het
concept 'begrip' is zelf niet uitdrukbaar. Wanneer wij geluid
waarnemen, ontstaat een begripsvorming waarbij we tevens kunnen
vragen naar de oorzaak van het (waargenomen) geluid. Het denken is
derhalve onmogelijk waar het de waarneming niet eerst overstijgt, en
dit in tegenstelling tot wat de zgn. 'strenge objectieve wetenschap'
voorhoudt, namelijk dat wij ons tot louter waarnemingen dienen te
beperken. Analoog, is bewustzijn noodzakelijk zelfbewustzijn. Toch
transcendeert het denken de subject-objecttegenstelling. Het denken
is geen eigenschap van het subject, doch pas binnen het denken komt
het subject tot ontstaan: het subject bestaat bij de gratie van het
denken.
Hoe komt nu
het externe in het bewustzijn binnen? De waarneming bevat steeds de
waarneming van mezelf, als een constante tussen al het veranderende.
We weten dat waarnemingen subjectief zijn. Voor Berkeley geldt dat in
extreme mate: niets bestaat los van het bewustzijn, alleen God en de
menselijke geesten bestaan, de waarneming wordt rechtstreeks door God
veroorzaakt. Daartegenover staat Kant voor wie kennis niets meer is
dan onze voorstelling van de wereld: alleen onze eigen veranderingen,
niet de veranderende dingen an-Sich, kennen wij. De naïeve
realist gelooft dat wat hij waarneemt ook echt bestaat; de wetenschap
leert ons dat wij subjectief waarnemen (- wij reageren subjectief,
want fysiek geconstitueerd, op prikkels). Pas de ziel groepeert de
afzonderlijke waarnemingen tot een object. Zo bestaat 'rood' enkel in
de ziel, niet extern. Waarneming en zintuig vooronderstellen elkaar.
En het kritisch idealisme van Kant beweert nu dat de weg van de
waarneming onderbroken wordt bij de overgang van het hersenproces
naar de gewaarwording. Precies hier zit volgens Steiner de fout van
Kant: Kant benoemt de ene waarneming als voorstelling, terwijl hij
andere op een naïef-realistische manier aanvaardt... en dit terwijl
hij zodoende het naïef realisme gelooft te bestrijden! Kant kan het
naïef-realisme dus pas bestrijden door er tegelijk zichzelf aan te
bezondigen. Men schiet er niets mee op wanneer men de waarnemingen
zintuiglijk gekleurd noemt, want ook het zintuig behoort tot het
waargenomene. De relatie tussen waarneming en voorstelling kan aldus
niet beschreven worden middels het kritisch idealisme.
Wat betreft
het kennen van de wereld, kan een onderzoek van onze
waarnemingsinhoud niet bewijzen dat onze waarnemingen voorstellingen
zijn. Het naïef-realisme (NR) heeft niet te maken met de dingen
zelf, maar met onze voorstellingen van de dingen. Het kritisch
realisme (KR) verwerpt die premissen doch aanvaardt de
gevolgtrekkingen, wat ongeoorloofd is. Het KR gelooft dat over het
ding op zich niets te zeggen valt, en ziet aldus twee soorten mensen:
zij die in de droom geloven, en zij die zich van de droom bewust
zijn. Maar volgens het KR zou ook de dromer gedroomd worden. Daaruit
zijn twee houdingen mogelijk: ofwel is alles droom, de dromer
inbegrepen, ofwel erkent men achter de droom een hogere realiteit
(het transcendentaal idealisme (TI) van Eduard von Hartmann). De twee
missen echter een vaste basis. Want voor het TI kan de cruciale
vraag niet luiden hoe de dingen in de droom samenhangen, maar wel hoe
het 'ik' de voorstellingswereld dan produceert. De dromer zoekt de
oorzaken van zijn droom immers niet in die droom zelf, maar in de
echte wereld. Daarom moet eerst de echtheid van het 'ik' ernstig
genomen worden. Volgens Steiner is het gezochte vaste punt hier het
denken. Terwijl het NR het denken beschouwt als overbodig voor het
bestaan van de wereld, brengt de wereld het denken echter voort met
eenzelfde noodzaak als deze waarmee het zaadje de plant voortbrengt.
Zoals het zaadje samen met de aarde een plant voortbrengt, zo brengen
de plant samen met het bewustzijn daarvan, het begrip van de plant
voort. Nu kan ons verstand slechts afzonderlijke begrippen
onderscheiden, niet het geheel, omdat onze zelfwaarneming ons
subjectief inperkt. Het denken echter is universeel: elkeen
participeert in het denken aan dezelfde begrippenwereld en dus aan de
ene kosmos. Waarneming en begrip zijn de twee zijden van het gehele
ding. Het lichaam is gegeven als object in de voorstelling naast
andere objecten, maar ook als de actie die onmiddellijk gevolg geeft
aan onze wil. De waarneming op zich geeft me geen inhoud: de inhoud
komt van de begrippenwereld, van binnenuit, uit de intuïtie. De
bronnen van de kennis zijn én de waarneming én de intuïtie. Een
ding verklaren is het terugplaatsen in het verband waaruit het door
onze constitutionele structuur is losgerukt: het denken herenigt wat
de waarneming heeft gescheiden. Nu is er geen kleur zonder een oog;
zowel de kleur als het oog kunnen worden waargenomen; de waarneming
die het oog doet, is objectief, maar het verband dat gelegd wordt
tussen de waargenomen kleur en het waargenomen oog is een relatie van
louter begrippen die herinneringsbeelden en subjectieve
voorstellingen geven. Het voorbijgaan aan dit verschil, brengt het
idealisme mee.
De
menselijke individualiteit. Subject en object zijn niet
gescheiden maar behoren tot eenzelfde wereld. "Zou ik i.p.v.
wereldkenner, wereldschepper zijn, dan zouden subject en object in
één scheppingsdaad ontstaan. Als wereldkenner vind ik het
gemeenschappelijke van subject en object slechts in de begrippen. Het
begrip is geen product van de waarneming, maar wordt aan de
waarneming gevormd. Een voorstelling is een herinnering (zonder
waarneming), een geïndividualiseerd begrip, staande tussen
waarneming en begrip. De ervaring is de totaliteit van alles waarvan
ik voorstellingen kan vormen. De individuele relatie met begrip en
waarneming is het gevoel (lust en onlust). Het denken kent het
algemene gebeuren van de kosmos, terwijl het voelen in betrekking
staat tot onze individualiteit; het brengt de begrippen tot concreet
leven.
(Wordt
vervolgd)
(J.B., 7
september 1997)
Verwijzingen:
Rudolf
Steiner, Filosofie der vrijheid. Grondtrekken van een
moderne wereldbeschouwing. Resultaat van observaties op zielsgebied
volgens natuurwetenschappelijke methode. Negende druk, Servire,
Katwijk, 1970.
19-05-2021
G. Mannoury, âMathesis en Mystiek. Een signifiese studie van kommunisties standpuntâ (*). Enkele losse gedachten n.a.v. de lectuur. - Deel 4/4
G.
Mannoury, Mathesis
en Mystiek. Een signifiese studie van kommunisties standpunt (*).
Enkele losse gedachten n.a.v. de lectuur.
Deel
4/4
Ik keer nu terug tot de
aanvang en tracht te verduidelijken waar het, m.i., om gaat. Welnu,
dan moet ik besluiten dat er van een realiteit geen sprake kan zijn,
tenzij het gaat om een realiteit waarvan (impliciet of expliciet)
erkend wordt dat deze door een transcendente, een hogere realiteit
gedragen wordt. Anders gezegd: het is doordat het transcendente -
datgene wat ons transcendeert (en draagt) - zo waterdicht absoluut
is, dat de realiteit waarin wij bestaan zo absoluut is - en dit - het
moet nu worden gezegd -, alle strubbelingen omtrent het
realiteitsprobleem ten spijt: elke betekenis is ons -
uiteindelijk - gegeven. Alle dingen en, navenant, al onze
handelingen, baden a.h.w. in een hogere werkelijkheid, en danken
precies daaraan hun werkelijkheidsgehalte! Inderdaad: Maar
de ware wereld, de wereld van bittere ernst en van onzeggenlike
wezenlikheid, die stoort zich aan geen etikette en aan geen Euklides
of Galileï. Er kan dus niet geweten worden(Mannoury, p.
46).
Mannoury, vervolg tweede
hoofdstuk. Om eerst nogmaals terug te komen op het voorafgaande, de
eerste paragraaf dus, zou ik die vooraf op nog een andere manier
willen uitdrukken: het is weliswaar zo, dat b.v. een streep inderdaad
een verzameling van vele moleculen etc. is, en vanuit dat opzicht
niet zon duidelijke grens, maar het moet worden opgemerkt dat het
niet de moleculen zijn die de streep maken: de streep wordt gemaakt
door en in functie van het hogere; de moleculen van de stoffen
waaruit de streep als stoffelijkheid bestaat, hebben met de streep
als zodanig niets te maken. Deze gedachte is analoog aan onze kritiek
op het fysicalisme: wanneer b.v. een dichter een gedicht
neerschrijft, dan is zijn poëzie niet het gevolg van bepaalde hand-,
arm- of zenuwbewegingen, doch andersom: het is de poëzie die de
zenuwen en de hand- en armbewegingen uitlokt en stuurt.
Onnauwkeurigheden doen er niet toe, omdat er een voortdurende
bijsturing is. En voor dit laatste verwijs ik naar een eerdere tekst
van mijn hand, namelijk m.b.t. het wezen van feed-back en het
probleem van het wezenlijke onderscheid tussen enkelvoudige en
samengestelde bewegingen (- zie ook elders). Een automaat, een
machine, die bepaalde bewegingen moet uitvoeren, kan afwijken en hoe
gering elke afwijking ook is, het wordt op den duur een grove
afwijking - de machine mist dan haar doel. Dit komt doordat het daar
gaat om een enkelvoudige beweging. Waar wij onze bewegingen kunnen
bijsturen omdat wij steeds het doel voor ogen hebben, is zon
opeenhoping van afwijkingen onbestaande. Maar dit is nu juist het
verschil tussen een machine en een mens: een machine kent geen
doelgerichtheid; ze maakt slechts de beweging die in haar veroorzaakt
wordt - ze kent alleen een oorzaak, en het doel van die beweging zit
in de machine zelf - in haar vorm en bouw - verankerd. Die vorm en
bouw, die haar werking zal bepalen eenmaal ze door ons werd in gang
gezet, is een door ons gemaakte afspiegeling of projectie
van haar doel in het momentane: de vormgeving draagt daar de
verantwoordelijkheid voor het al dan niet bereiken van het doel, en
deze vormgeving is altijd mensenwerk. Zelfs waar men te maken
heeft met machines die zichzelf zouden kunnen bijsturen, die dus
zouden kunnen anticiperen, moet ook deze anticipatie worden ingeplant
in de bouw van de machine, wat wil zeggen dat daaraan een eigenlijk
nog hogere anticipatie ten grondslag moet liggen. Welnu, zo ook moet
in zekere zin ook de mens zelf nog een vorm volgen (namelijk de wet),
teneinde zijn doel (het Goede) te kunnen bereiken - al is het daar
wel zo, dat deze gevolgzaamheid door de mens, bewust en vrijwillig
gebeurt. Zoals reeds gezegd, doet het niets af van het
authenticiteitskarakter van deze vrije wil, of wij al dan niet in
staat zijn iets anders te willen dan datgene wat wij effectief
willen.
Gezien-hebben is
geen weten, zegt Mannoury. En beweert hij hier niet precies
hetzelfde? En verwachten te zullen zien evenmin, voegt
hij er aan toe: noch de herinnering, noch de verwachting kan een
weten worden genoemd. De twee situeren zich in het geheugen, ze zijn
een soort spoor van de waarneming - die per definitie altijd een
spoor heeft - lang of kort, het doet er niet toe. Wat is dan een
weten? Op grond van onze eigen bevindingen tot hier toe, heeft het
weten te maken met het doel van onze handelingen. Het
weten heeft te maken met datgene wat nog niet gerealiseerd werd (door
ons), terwijl het toch datgene is dat al onze momentane handelingen
stuurt en beheerst. Op bladzijde 63 zegt Mannoury: Maar er is
geen stelliger en zuiverder weten dan willen (...).
Gezien hebben en
verwachten te zullen zien is geen weten, Maar die herinnering
en die verwachting in onmiddellik evenwicht is onmiddellike
wetenschap, d.i. waarneming die boven gewaarwording uit
is (p. 46). Ik moet hierbij nogmaals verwijzen naar mijn stuk
tekst in het hoofdstuk over Whitehead, waar ook werd aangetoond dat
gewaarwordingen nooit iets anders zullen zijn dan abstracties,
noodzakelijke veronderstellingen ter verklaring van de waarnemingen
(p.86). In de daaropvolgende bladzijden verklaar ik hoe het doel
eigenlijk de bestuurder is van wat er momentaan gebeurt, ook al gaat
het om een doel dat wij zelf niet kennen; maar het feit dat het doel
heteronoom aan ons is, maakt dit niet minder tot doel. Die
heteronomie zal immers worden opgeheven middels het mechanisme van de
pijn, en dit is, nader beschouwd, eigenlijk niets anders dan het
mechanisme van het vlees - het vlees, het fysieke, datgene waarin een
verbond werd bezegeld tussen de geest en de stof, een verbond dat
geest aan stof heeft vastgeketend op een wonderbaarlijke wijze, wat
wij als het leven herkennen. Want sinds de zondeval kunnen wij
aan geen ander Zijn tenzij aan het Levend-Zijn deelachtig zijn. En er
is geen ander Zijn mogelijk tenzij het Zijn dat naar zijn doel toe
leeft. M.a.w.: het Zijn dat niet in relatie staat tot het doel, is
geen zijn, doch een illusie. Bovendien kan er slechts één einddoel
zijn, namelijk de Liefde. Maar deze zaken trachtten we elders verder
uit te diepen.
Herkenning dan, dat
is iets anders, zegt Mannoury: Niemand heeft ooit de
Boro-Boedoer gezien, maar millioenen hebben hem herkend!.
En, hoewel hun betekenis grondig uit elkaar ligt, bestaat er een
belangrijk verband tussen herkennen en erkennen, dat we
hierna even moeten toelichten. De erkenning slaat op een waardering,
en ook de herkenning houdt een waardering in. Als ik iemand erken,
dan houdt zulks in dat ik hem waardeer als mens. Herken ik iemand,
dan waardeer ik het feit dat hij momenteel bestaat. Erkenning van
iemand houdt in: een waardering die inhoudt dat aan iemand het
bestaan, als mens, gegund wordt, en dit m.b.t. het Goede, het doel,
de toekomst ook. In het geval van de herkenning beperkt zich de
waardering tot het momentele: ik kan er niet naast kijken, het is
Piet, ik ben gedwongen hem te herkennen, ik onderga de
herkenning eigenlijk - de herkenning is, m.a.w., een notitia,
ze is passief. De erkenning daarentegen betreft de waardering in de
actieve zin: niemand dwingt mij er toe de ander te erkennen, maar ik
doe het toch, ik creëer de erkenning zelf, vrij en bewust.
Kortom: Herkenning en erkenning gebeuren bewust, maar m.b.t. de
herkenning is er geen vrijheid in het spel, terwijl dat m.b.t. de
erkenning wel het geval is. Vandaar heeft de erkenning een ethisch
karater, een ethische dimensie, terwijl de herkenning die niet heeft.
Waar sprake is van erkenning, is een creatief proces aan de gang,
tot stand gebracht door een ethisch subject, tegenover een ander
(ethisch) subject. Herkenning daarentegen, behoort tot de orde van de
waarneming.
Nu zegt Mannoury dat
niemand ooit de Boro-Boedoer gezien heeft, terwijl velen hem wel
herkend hebben. Welnu, ik beweer dat elke waarneming noodzakelijk een
herkenning inhoudt. Van zodra men zegt dat men iets ziet, heeft
men meteen, impliciet, eigenlijk al gezegd dat men het herkent.
Omdat er nu geen waarneming zonder herkenning mogelijk is, heeft het
eigenlijk weinig zin om te beweren dat men iets niet ziet doch
herkent. Wat Mannoury doet wanneer hij het geciteerde zegt, is pas
relevant in de context van de problematiek van de tegenstelling
tussen ideeën en dingen. De Boro-Boedoer is immers niet
(louter) een ding; het is (ook) een idee, maar dit geldt voor alle
zgn. dingen - alleen al het feit dat de waarneming
fundamenteler is dan de gewaarwording, maakt de stelling hard dat de
dingen in de eerste plaats ideeën zijn, waarvan hun ding-karakter
niets meer tenzij een (- gezien ons wereldbeeld -) wenselijke
veronderstelling daarbij is.
Nog anders uitgedrukt:
ons bewustzijn kan zich handhaven dank zij de idee voedsel,
doch sinds de zondeval zijn wij dermate verbonden met de stof, dat
wij moeten geloven dat onder de idee voedsel ook
werkelijk voedsel ligt, en dat onder de idee bewustzijn
ook werkelijk bewustzijn (leven) ligt, én dat de twee,
namelijk het werkelijk voedsel en het werkelijk bewustzijn
of het leven, werkelijk met elkaar verbonden zijn. Wij
bestaan dus in een geestelijk wereld die a.h.w. gedragen wordt door
een stoffelijke wereld, waarbij de geestelijke wereld voor ons de
ware is, terwijl we niet anders kunnen tenzij de lastige stoffelijke
erbij te nemen, als ware dit een straf (namelijk voor de erfzonde -
waarover elders meer). Van de stof geraken we pas bevrijd mits de tol
van het leed en de dood.
(J.B.,
4 mei 2002)
18-05-2021
G. Mannoury, âMathesis en Mystiek. Een signifiese studie van kommunisties standpuntâ (*). Enkele losse gedachten n.a.v. de lectuur. - Deel 3/4
G.
Mannoury, Mathesis
en Mystiek. Een signifiese studie van kommunisties standpunt (*).
Enkele losse gedachten n.a.v. de lectuur.
Deel
3/4
Tweede hoofdstuk: Weten
en willen. De eerste paragraaf, pp. 45-46, gaat eigenlijk over
een heel bijzonder fenomeen (dat ik aantrof inzake de quantumfysica,
in hoofdstuk 22), meer bepaald over het feit dat onze waarneming niet
zo zuiver is als wij gewoonlijk aannemen. Als we b.v. een stoel
geloven te zien, dan zitten we eigenlijk niet in het gebied van de
gewaarwording, maar zijn we al volop aan het waarnemen. Een bladzijde
verder (p. 46), zegt Mannoury dan ook: Maar die herinnering en
die verwachting in onmiddellik evenwicht is onmiddellike wetenschap,
d.i. waarneming, die boven gewaarwording uit is. (...)
, en de meest primitieve gewaarwording niet denkbaar is zonder énige
herinnering en zonder énige verwachting (...) - en dat is,
zegt hij tenslotte, het meest wezenlijke: er is niets
wezenlikers denkbaar. In het hoofdstuk over Whitehead
[Metafysica en Ethica J.B.] delen wij precies dezelfde
mening: de waarneming is primordiaal op de gewaarwording, m.a.w.:
gewaarwording zonder waarneming is niet mogelijk. Het probleem waar
het hier om gaat, laat zich eigenlijk niet zo gemakkelijk viseren of
omschrijven, maar ik geloof dat het hier om een zeer fundamentele
zaak gaat en ik doe hierna nog een poging om ze duidelijker te
formuleren - het gaat, zoals M.W. Weber, naar wie ik daar verwezen
heb, opmerkt, om het realiteitsprobleem.
Het is waar dat wat wij
zien, niet de stoel is, want de stoel is grotendeels een
begrip, en begrippen kunnen niet gezien worden. Toch kan men in
een stoel gaan zitten, maar wat is zitten? Is het zitten
een begrip? Gedeeltelijk wel: het werkwoord zitten is een
afbeelding van deze handeling binnen de taal, en is dus, als
(werk)woord, een begrip. Gedeeltelijk is zitten ook iets
anders - iets stoffelijks misschien? Zitten is in de
eerste plaats een handeling, een act. Maar wat is een act? Het is nu
eerst en vooral duidelijk dat een begrip - hier het begrip
stoel - zijn mogelijke relevantie ontleent aan een act -
hier de act zitten (- het kan ook om de act zien gaan, of
nog andere acten zijn mogelijk, naar gelang de omstandigheden, maar
hierover weiden we hier niet uit). Zitten-an-sich is dus
een act, terwijl zittten binnen de taal (- binnen het
bewustzijn? -) een begrip is.
Laten we het nu, in
functie van de duidelijkheid, eens niet hebben over onze stoel
en over het zitten, maar over voedsel en over eten.
We kunnen dan zeggen dat voedsel een begrip is dat zijn
relevantie ontleent aan de act eten. Eten is weliswaar
een begrip binnen onze taal, maar we kunnen dit begrip pas relevant
aanwenden binnen onze taal, als het, zoals trouwens elk ander begrip,
een betekenis heeft, of beter: als het in betrekking staat tot de
werkelijkheid - de werkelijkheid die verder reikt dan onze taal kan
reiken. Telkens als we over eten spreken, nemen we dus aan dat
eten meer is dan louter een begrip: we veronderstellen dat er
een act achter schuilt, dewelke we niet kunnen benoemen,
aangezien elke benoeming een degradatie van het werkelijke
(datgene wat werkt, datgene wat ageert) tot het
begripsmatige meebrengt. Nu heb ik eigenlijk vals gespeeld door over
een degradatie te spreken; en indien ik deze opmerking niet zou
maken, dan had ik impliciet stelling gekozen tegen het idealisme. Ik
ben me er wel van bewust dat de term degradatie niet correct
is, maar hij kan -voorlopig - volstaan in functie van deze opzet.
Kortom: wanneer wij over eten spreken, dan hanteren we,
sprekend, weliswaar een begrip, maar veronderstellen we tegelijk
noodzakelijk een act die de relevantie van dit begrip
schraagt.
Aan wat ontleent dan de
act eten, op zijn beurt, zijn relevantie, zijn
betekenis? - zo kunnen we ons vervolgens afvragen. En nu moeten we
heel voorzichtig zijn dat we niet in een valstrik lopen, want we
hebben het hier over iets dat, enerzijds, buiten de
begrippenwereld staat en dat, anderzijds, niet anders meer tenzij
binnen de taal en dus als begrip, verder (filosofisch) kan
behandeld worden.
Laten we hier eerst
abstractie maken van de mogelijke valstrik, en doen alsof we ons deze
problematiek niet hoeven aan te trekken, dan kunnen we zeggen dat
eten - de act dus - betekenisvol is omdat dit ons in leven
houdt, of nog eerder: omdat eten de honger (die pijn is) wegneemt of
voorkomt, terwijl pijn datgene is wat ons dwingt, omdat we er
mee samenvallen als we hem hebben ( we zijn de pijn die we
hebben - dat is de definitie van pijn - we kùnnen ons er niet
van distantiëren). De act van het eten is dus relevant
omdat deze voorkomt dat ons iets wordt aangedaan wat wij niet
willen (en wat wij ook niet kùnnen willen), namelijk
(honger) lijden of sterven. De act (van het eten) ontleent
zijn relevantie aan onze (levens)wil. Nota bene: het gaat hier
om een bijzondere vorm van willen, het gaat namelijk om een willen
waarbuiten wij niet kunnen: wij kunnen niet anders tenzij zo willen
zoals wij dat doen, en deze wil is alleen maar de onze omdat wij er
toe genoopt zijn ons daarmee te identificeren, omdat wij ons moeten
identificeren met pijn. Dat wij op dit vlak geen keuze hebben,
betekent niets anders tenzij: dat wij moéten willen - sterker nog:
dat wij niet anders kùnnen tenzij zo, en niet anders, te willen.
Merk op dat de verplichting van een welbepaald willen, dit
willen er niet minder authentiek om maakt! Wanneer wij b.v. deelnemen
aan een wedstrijd, dan kunnen wij bezwaarlijk iets anders willen
tenzij een zo goed mogelijk resultaat te behalen - en willen wij niet
per se winnen, dan willen we toch tenminste onszelf
overwinnen, wat Pierre baron de Coubertin ongetwijfeld heeft bedoeld
met het deelnemen dat belangrijker is dan de overwinning (op
anderen). Kortom: wij kunnen niets anders tenzij te willen winnen,
maar dat maakt de echtheid van onze wil er niet minder om. Zo ook
kunnen wij niet anders dan te willen leven, en, analoog, houdt zulks
niet in dat onze levenswil minder echt zou zijn.
Herhalen we nu waartoe we
hier gekomen zijn: de act (van het eten) ontleent zijn
relevantie aan onze (levens)wil. Deze wil wordt gestuurd door
iets dat ons transcendeert, en van welker transcendentie de
feitelijkheid van de pijn constant getuigenis aflegt binnen ons
bewustzijn. M.a.w.: de act (van het eten) ontleent zijn
relevantie aan onze (levens)wil, en deze wil ontleent
zijn relevantie aan een transcendente werkelijkheid.
Nu kunnen wij de zaken
verder onderzoeken, en dan zullen wij tot de vaststelling komen dat
elke act, op precies dezelfde wijze als deze uit ons
voorbeeld, zijn relevantie ontleent aan het transcendente.
Maar zoals we eerst
hebben opgemerkt, hebben we hierbij abstractie gemaakt van enkele
belangrijke zaken: we hebben namelijk dingen beschreven die in
feite geen begrippen meer waren. We hebben dus afbeeldingen
gemaakt van werkelijkheden die eigenlijk veranderen wanneer
zij afgebeeld worden. We hebben, m.a.w., gewerkt met slechts
schaduwen van de realiteit, terwijl de realiteit zelf ons is
ontsnapt. Welnu, willen we dit corrigeren, dan betekent zulks dat we
het veld van de beschrijvingen eigenlijk zouden moeten achter ons
laten, en dat we ons moeten begeven in het veld van de handelingen
zelf. Maar als we dat doen, dan betekent dit ook dat we er van
getuigen dat we de grenzen van de filosofie hebben bereikt, erkend en
overschreden - we belanden dan in het gebied van het religieuze - het
gebied waarop wij ons niet langer verdienstelijk kunnen maken met
alleen maar gedachten en verklaringen, maar waar van ons gevergd
wordt dat we ons effectief borg gaan stellen voor datgene wat we
geloven afgebeeld te hebben in de filosofie - de filosofie als een
schaduw, een afschaduwing, van de ware werkelijkheid. Wat we binnen
het filosofische nog kunnen doen - maar dat is dan ook het laatste,
de laatste etappe a.h.w. - dat is: spreken over het handelen.
En als we dit hier effectief doen, dan zullen alle dingen waaraan het
handelen zijn relevantie ontleent, ook dingen zijn die méér zijn
dan handelingen, dus: dingen die tenminste handelingen zijn,
net zoals de dingen die méér zijn dan louter begrippen, tenminste
begrippen zullen zijn. Zo zijn handelingen tenminste
begrippen, maar ze zijn ook meer dan begrippen. Helaas blijven we,
filosoferend, en dus in het gebied van de taal vertoevend, op
begrippen aangewezen, zodat we aangewezen zijn op
begripsschakeringen, teneinde iets te kunnen laten voelen van wat
meer dan begrippen zijn. Zo beelden we de act af in het
begripsmatige, terwijl we toch moeten erkennen dat ageren méér
is dan louter een begrip - zouden we dat niet erkennen, dan had
ageren ook niet de betekenis die het dient te hebben
(die het moet hebben) teneinde betekenisvol te zijn (- en we
herinneren hier aan Barbara Léondar over de metafoor: de metafoor
wordt pas gevat door wie een hoger abstractieniveau creëert!
- voordien is hij louter onzin). Het transcendente - dus datgene wat
nog voorbij het ageren zelf ligt, datgene waaraan het ageren
zn relevantie ontleent - is, noodzakelijkerwijze, nog méér dan
louter handelen - het is liefhebben. En pas via een dergelijke
weg is een begripsmatige benadering van de liefde (hier
staat het meer-nog-dan-handelen-betekenende als begrip afgebeeld)
mogelijk.
17-05-2021
G. Mannoury, âMathesis en Mystiek. Een signifiese studie van kommunisties standpuntâ (*). Enkele losse gedachten n.a.v. de lectuur. - Deel 2/4
G.
Mannoury, Mathesis
en Mystiek. Een signifiese studie van kommunisties standpunt (*).
Enkele losse gedachten n.a.v. de lectuur.
Deel
2/4
Bladzij 30:
allemaal wordt onderscheiden van geen één niet. Zeer
terecht. En dan, ik had het nooit durven verhopen, schrijft Mannoury
dat onder berekenen eigenlijk moet verstaan worden: kunnen
berekenen: Berekenen-kunnen is eigenlik het goede woord
niet: bepaald-zijn zou je kunnen zeggen (...) Ik schei er uit.
Ik ook. Dat wat betreft de spreek-wiskunst (p. 31).
In de hoor- (- lees-, of
aflees-wiskunst) worden onderscheiden: de auditieve en de visuele.
Het volmaakt wiskundeboek van Mannoury: a=a=a=a (p. 32).
Maar toch een bedenking hierbij: a=a... indien a en a
één en hetzelfde representeren! a en a zijn dus
gelijk, op voorwaarde dat ze symbolen zijn, wat wil zeggen: op
voorwaarde dat ze verschillend zijn van zichzelf!!! Want indien a
niet een symbool was, en dus niet iets anders was dan datgene wat
het eigenlijk uitdrukt, dan ware die a die voor het
gelijkheidsteken staat niet gelijk aan die a die op het
gelijkheidsteken volgt; immers, alleen qua positie zouden de twee al
verschillend zijn. Mannourys wiskundeboek drukt eigenlijk niets
anders uit dan het symboolkarakter van de tekens!!! a=a drukt
uit dat wij stellen dat de twee dingen gelijk zijn, terwijl wij toch
twee van elkaar verwijderde dingen neerschrijven: het drukt dus uit
dat die dingen zich eigenlijk bevinden in een wereld waar geen
verwijdering, geen ruimte, bestaat. Het volmaakte wiskundeboek van
Mannoury schept m.a.w. een nieuwe wereld - een wereld welker
bestaan noodzakelijk is opdat wij in de onze zouden kunnen tellen! Zo
gaat het ook met ethiek: dat alle mensen gelijk zijn, kan pas een
relevante uitspraak genoemd worden indien daaronder verstaan wordt
dat alle mensen gelijk zijn qua waarde, of: als mens.
De uitspraak is pas relevant indien abstractie gemaakt wordt van alle
verschillen die in deze wereld tussen de mensen bestaan, m.a.w.:
indien een wereld geponeerd wordt waarin deze verschillen er niet toe
doen: de wereld van het mens-zijn. Het mens-zijn wordt aldus verheven
van het hebben van die en die bepaalde kenmerken, tot een zijn
dat van die kenmerken onafhankelijk is - een zijn dat zijn volle
werkelijkheidswaarde aan de erkenning ontleent - in de eerste plaats
de erkenning door God (God bemint alle mensen in gelijk mate),
vervolgens in de erkenning door de medemens (waardoor wij het Rijk
Gods op aarde trachten te realiseren).
Bladzijde 35: t
Is erg lastig voor een Amsterdammer zich in de zielstoestand van n
tellende Hottentot te verplaatsen, want die telt zn vingers niet,
evenmin als een Amsterdammer zn telwoorden. Toch zouden we
onze telwoorden kunnen tellen, wat we eigenlijk doen wanneer we ons
talstelsel problematiseren, en dan komen we tot de stelling die ik
eerder al heb pogen aan te halen, namelijk, dat er een oneindig
aantal oorspronkelijke getallen (priemgetallen) bestaan, die elk
recht hebben op een eigen naam of teken. Zit daar een regelmaat in? -
zo kunnen wij ons afvragen, Goldbach indachtig. Het zou moeten,
natuurlijk. Maar dat we deze regelmaat niet zién, komt m.i. alleen
hierdoor, dat wij gewoon zijn om met de valse regelmaat van
een talstelsel te werken. Het talstelsel dat wij gebruiken, om het
even het welke, spiegelt ons een rad voor de ogen omdat het ons de
indruk geeft dat 1 a.h.w. terugkeert, namelijk bij 11,
bij 21, bij 31, enz., en zo ook lijken 2 en
3 en alle andere cijfers terug te komen, maar cijfers
zijn geen getallen! Kùnnen wij dan abstractie maken van
cijfers, m.a.w.: van tekens, wanneer wij tellen? Opnieuw dient
verwezen te worden naar wat we reeds zegden n.a.v. Mannourys
volmaakt wiskundeboek! Wij zitten met twéé werelden, en daar is
geen ontkomen aan.
Wat is niets? Wat is
twee? Mannoury doet het verhaal van de twee stenen-an-sich, en zegt,
uiteindelijk: Ja toch, iéts blijft er nog te raden over: wat
is het onderscheid tussen een steen, een verdwenen steen en een
ongeschapen steen? (..) wijzelf (...), wat bedoelen wij met dat
mysterieuze bestaan van die eenzame steen? De significa antwoordt:
als je jezelf wilt verstaan, kijk dan naar je medemens, dat
vereenvoudigt het probleem. (...) dan kun je zien wat hij
bedoelt: een bod, of een vraag, of een tip misschien? En let
dan eens op, of hij er zij bij spint. Dat is t beurscriterium voor
gelijk hebben (p. 42-43). Mannoury besluit met de significa
dat an-sich niets (dood) is, dat alles voor een ander is. En
hierbij kunnen we ons direct aansluiten: een barbier-an-sich bestaat
niet.
Neen, als we
waarlik tellen willen, dan zullen het gedachtedingen en geen stenen
of loden tafels moeten zijn: of bedoelt Mannoury hier dan toch
iets geheel anders mee? Want terwijl dode stenen-an-sich niet kunnen
bestaan, terwijl een levende mens-an-sich toch wel kan bestaan,
zouden dan gedachten-an-sich altijd kunnen bestaan, precies omdat zij
altijd door iemand worden gedacht en dus niet ofwel dood ofwel levend
kunnen zijn, doch vanuit hun aard, steeds levend? Ik stel me
hierbij echter de vraag of we wel mogen zeggen dat gedachtedingen
levend zijn. Ik vermoed dat heel wat mij op dit punt ontsnapt.
Wel volg ik de redenering dat het tellen, het tellen van
veel-eenheden betreft, dat het om een geestesbeweging gaat.
Het slot van dit eerste hoofdstuk is wel gecompliceerd; de significa
is niet zo simpel; wellicht omdat we, zoals Mannoury zegt, meestal
niet weten wat we willen...
Hier eindigt het eerste
hoofdstuk. Toch zou ik hier graag nog iets zeggen over onze twee
werelden: ze kunnen namelijk met elkaar verbonden worden mits men
het handelen als werkelijkheidsprincipe aanvaardt. (3)
(Wordt vervolgd)
(J.B., 4 mei 2002)
Verwijzingen:
(3) Deze aanvulling, op
grond van een kritiek die ik in 1992-93 bij Descartes cogito
ergo sum maakte. Het gaat over het verband tussen kennen,
zijn en doen; ik zie daar ook het woord als de brug
tussen zijn en kennen (maar daarover hier verder niets).
Ik vat mijn bedenkingen van toen hier kort samen.
Vanuit zijn ongenoegen met
het toenmalig onderwijs, stelde Descartes zich de vraag naar de
mogelijkheid van de kennis: kunnen wij zekerheid verwerven? Althans
zijn wij zeker van het feit dat wij hier omtrent twijfelen, zei
Descartes: twijfelen is denken, en om te denken moet men bestaan: ik
twijfel, dus ik denk, dus ik besta. Maar m.i. redeneert Descartes
hier veel te snel en te gemakkelijk. Ik beperk mij tot deze zaak, ik
ga hier niet in op andere m.i. foute redeneringen van hem.
Ik twijfel, maar wat is
twijfelen? Is twijfelen een vorm van denken? Het is duidelijk dat
twijfelen en denken niet hetzelfde betekenen: er bestaan vormen van
denken die zich van de twijfel onderscheiden. Is twijfelen dan een
vorm van denken?
Van denken is pas sprake
vanaf het ogenblik dat twee dingen aanwezig zijn: de denker en het
object van zijn denken (de gedachte en, eventueel daarvan
onderscheiden, datgene wat de gedachte representeert; dus datgene wat
verondersteld wordt te bestaan los van de gedachte - doch hierover
verder niets). Ontbreekt één van die twee, dan kan er niet gedacht
worden (Ook een mogelijke derde factor behandel ik hier niet: ik
bedoel de factor die analoog is aan het licht bij het zien, dat dus
naast de ziener en het geziene het licht veronderstelt). Kortom: er
kan niet gedacht worden als er niet iets is dat gedacht wordt.
Als ik de twijfel een
vorm van denken noem, moet ik het object van de twijfel dus kunnen
omschrijven: wat is het object van de twijfel? Ik ga hier later
uitgebreid op in.
Stel dat ik op een
tweesprong sta, en ik twijfel welke weg ik zal nemen. Wat precies is
dan het object van mijn twijfel? Het is niet de keuze, want ik ben er
zeker van dat ik een keuze moet maken; indien ik niet zeker wist dat
ik een keuze moest maken, ik zou immers niet twijfelen. Is het object
van mijn twijfel dan het maken van de keuze? Neen, want indien
ik niet wist dat ik een keuze moest maken, ik zou niet twijfelen.
Precies de zekerheid dat ik moet kiezen, brengt mij in twijfel. Noch
de keuze zelf, noch het feit dat ik een keuze moet maken, is
verantwoordelijk voor mijn twijfel. Wat dan wel?
Het object van mijn
twijfel is onbestaande. Alleen een onbestaand object kan mij tot
twijfel brengen: van zodra het object bestaat, twijfel ik er immers
niet meer over, want ik ken het. Maar zolang het niet bestaat, kan ik
het niet kennen.
Wat betekent dan de
twijfel, als het object ervan onbestaande is, terwijl de twijfel zelf
toch voelbaar en uitspreekbaar is?
Als ik voor een
tweesprong sta, en ik twijfel, betekent dit dat ik nadenk over dingen
die ergens niet bestaan, terwijl ze elders toch bestaan. We hebben
hierboven beschreven hoe ze niet kunnen bestaan. Maar ze bestaan
toch, in zoverre hun bestaan afhankelijk is van datgene wat ik beslis
te doen. Ik heb dus te beslissen over het al dan niet bestaan
van dingen, en het mij gedwongen weten te beslissen over hun al dan
niet bestaan, maakt mijn twijfel uit. Wat betekent nu precies: het
zich gedwongen weten tot het beslissen over het al dan niet bestaan
van dingen?
Als ik beslis de linkse
weg te nemen, beslis ik tegelijk dat een aantal dingen zullen
gebeuren, terwijl tegelijk een aantal dingen daardoor niet zullen
gebeuren. Maar twijfelen betekent nu precies het onvermogen om zon
beslissing te nemen, terwijl ik er toe gedwongen wordt krachtens de
keuze die zich stelt. Vandaar herdefiniëren we de twijfel: twijfelen
is het zich gedwongen weten tot het beslissen over het al dan niet
bestaan van dingen terwijl men in het onvermogen verkeert om zon
beslissing te nemen.
Twijfelen is dus: het
moeten doen van iets zonder dat men het kan doen, terwijl de daad
beslissend is voor het al dan niet bestaan van bepaalde dingen.
Hierbij verwijst moeten doen naar een welbepaald aspect van de
betreffende handeling, terwijl niet kunnen doen verwijst naar
een totaal ander aspect van deze handeling. Het moeten doen
duidt op de verplichting om één van beide wegen op te gaan. Het
niet kunnen doen duidt op de onmogelijkheid om uit eigen
beweging één van beide wegen op te gaan. Dit betekent dat de
essentie van de twijfel ligt in het verlies van de controle die men
geacht wordt te hebben over zn handelingen. De onmiddellijke
handelingen worden gecontroleerd, maar deze handelingen worden
beroofd van hun intenties. Deze handelingen volgen dus niet uit
anticipaties ervan.
Twijfelen heeft aldus
te maken met de gedwongen loskoppeling van anticiperen (d.i. Denken)
en Doen. En omdat Doen te maken heeft met Zijn (Doen is immers
beslissen over wat, krachtens die specifieke handeling, al dan niet
zal bestaan), heeft Twijfelen tenslotte te maken met de loskoppeling
van Denken, Doen en Zijn: De twijfel is de onderlinge loskoppeling
van denken, doen en zijn.
Keren we nu terug naar
Descartes, dan moeten we besluiten dat de overgang die hij maakt van
Twijfelen naar Denken, ongeoorloofd is. Uit het feit dat ik
twijfel, kan ik niet besluiten dat ik ben, precies omdat de twijfel
zelf het denken scheidt van het zijn. Vanaf het moment dat ik mij
afvraag of ik ben, kan ik niet meer zijn.
Beschouwen we nu het
denken, waarvan we bepaalden dat het slechts kan bestaan mits de
aanwezigheid van een denker, enerzijds, en een object van dat denken,
anderzijds, dan moeten we hierbij vaststellen dat de gedachte altijd
voor een deel besmet wordt met de factor van de twijfel. Als ik
voor een tweesprong kom, en ik weet heel goed welke weg ik zal gaan,
dan vindt mijn zekerheid daaromtrent zijn oorsprong in het feit dat
ik weet wat mijn beslissing inhoudt. Als ik op weg ben naar huis, dan
weet ik b.v. dat ik thuis geraak als ik de linkse weg opga. Ik kan
makkelijk beslissen om de linkse weg te kiezen, omdat ik de
consequenties daarvan m.b.t. het al dan niet bestaan van de dingen
krachtens mijn beslissing, ken, aanvaard en zelfs verlang. Maar deze
kennis geeft mij geen absolute zekerheid. Het is b.v. mogelijk dat ik
halverwege rechtsomkeert moet maken en dus toch via de rechtse weg
huiswaarts moet. Omdat ik mij aldus steeds kan vergissen in mijn
beslissingen en dus in mijn kennis (het feit buiten beschouwing
gelaten of ik voor die vergissing al dan niet verantwoordelijk ben),
is mijn kennis nooit vrij van onzekerheid. Daaruit volgt dat elke
kennis twijfel bevat, of: kennis is denken met een lage graad van
onzekerheid. Hieruit volgt dat de overgang van kennen naar zijn,
of de overgang van het epistemische naar het ontische, onmogelijk is.
We toonden boven aan hoe
het onmogelijk is, wanneer we vertekken van het kennen, om de
overgang te maken naar het zijn. Welnu, laten we hier ook eens
onderzoeken of wij niet in omgekeerde richting de brug kunnen maken,
namelijk van het zijn naar het kennen. De eerste vraag die we ons dan
moeten stellen, luidt: wat betekent het dat iets bestaat?
Bestaan is steeds
bestaan op een bepaalde manier. D.w.z. dat de bestaanswijze
van een ding, het bestaan van dat ding zelf betekent. Zo b.v. bestaat
een orchidee alleen maar omdat ze als orchidee bestaat, omdat ze die
bepaalde vorm en kleur enz. heeft. Anders gezegd: haar kenmerken
maken dat de orchidee een orchidee is. Een ding dat door de lucht
vliegt kan b.v. geen orchidee zijn. En alle kenmerken samen, maken de
orchidee.
Nu is het echter tegelijk
zo, dat de kenmerken van de orchidee, door de mens ervaren
kenmerken zijn. De orchidee heeft een bepaalde vorm, geur, kleur,
maar als er geen oog is die deze vorm ziet, geen neus die deze geur
ruikt, dan hééft de orchidee ook vorm noch geur. Immers, de
zichtbaarheid, de tastbaarheid, de geur van de orchidee zijn
kenmerken die noodzakelijk relatief zijn aan het zien, het voelen en
het ruiken. Omdat dit nu het geval is met àlle kenmerken van de
orchidee, kan men terecht zeggen dat zij geen kenmerken heeft en dat
ze dus niet bestaat wanneer er geen sprake is van waarneming van deze
kenmerken. Anders uitgedrukt: aangezien een wezen of een ding gelijk
is aan het product van al zijn kenmerken, en aangezien het bestaan
van kenmerken relatief is aan het kennend merken, zal bij afwezigheid
van enig kennend merken, er geen sprake zijn van kenmerken, en dus
ook niet van het bestaan van een wezen of een ding. Noemen we nu dit
kennend merken het bewustzijn, dan kan men stellen dat iets
niet kan bestaan buiten alle bewustzijn om: iets bestaat slechts
als het bestaat in een bewustzijn.
Maar als ik de eerste
mens ben die deze orchidee ziet: moet ik dan niet besluiten dat ze
niet bestond voor mijn waarneming? Deze kritiek bevat een vergissing:
het bewustzijn mag niet gelijkgesteld worden met het onmiddellijke,
actuele bewustzijn. Beethovens zevende bestaat ook op momenten dat ze
niet uitgevoerd wordt. Ook het potentieel bewustzijn moet in rekening
gebracht worden, en daartoe is men logisch verplicht: als ik een kat
door de kamer zie lopen, en ik sluit enkele seconden lang de ogen,
moet ik ze een eind verder zien wanneer ik terug de ogen open, want
indien een ander bleef toekijken terwijl ik niet keek, dan zouden
naderhand onze waarnemingen niet overeenstemmen. Op die manier zou
dan elkeen in een eigen wereld leven. Het is omdat ik wil geloven
dat communicatie met anderen bestaat, dat ik verplicht ben om
rekening te houden met een potentieel bewustzijn, altijd en overal:
de alomtegenwoordigheid van God.
Onze volgende stelling
nu: krachtens het feit dat kennis het zijn betreft, terwijl het
zijn een veronderstelling binnen de kennis is, is kennis steeds
onzekere kennis. Stel dat ik het voor mogelijk hou dat iemand
achter mijn rug staat mee te lezen. Dat geval bestaat actueel als het
potentiële. Ik draai me nu om en merk dat er niemand is. Deze
waarneming maakt dat het actuele bestaan van het potentiële zich
wijzigt, m.a.w.: binnen bepaalde perken kan ik bepaalde mogelijkheden
omtrent het mogelijke bestaan van de dingen uitsluiten. Mijn actuele
kennis van de werkelijkheid is dan ook op niets anders gebaseerd
tenzij op het uitsluiten van bepaalde mogelijkheden binnen bepaalde
zekerheidsgrenzen (binnen enkele minuten kan er wél iemand achter
mijn rug hebben plaatsgenomen zonder dat ik het gemerkt heb). Hier
kan men dan de kennis definiëren als volgt: kennis is het
uitsluiten van het actuele bestaan van het potentiële met een
bepaalde graad van zekerheid die wordt ontleend aan grondigere
kennis. Dat zon graad van zekerheid ontleend wordt aan
grondigere kennis of aan het grondiger uitsluiten van mogelijkheden,
betekent dat alle kennis uiteindelijk zal gebaseerd zijn op een
absolute zekerheid. Daar deze absolute zekerheid nu niets anders
kan zijn tenzij een geloof, volgt daaruit: kennis is het geheel
van consequenties die voortkomen uit een geloofsact.
Nu kunnen we deze
bevingingen uitdrukken in het hierna volgende schema. Hierbij moet
eerst nog het volgende worden opgemerkt.
Krachtens het feit dat
deze redenering slechts geldt mits de inachtname van de
tussenstellingen, werd hierbij zo doende het Zijn gedefinieerd in
functie van het Doen, terwijl ook het Denken gedefinieerd werd in
functie van het Doen. D.w.z. dat wij, gedwongen door de noodzaak om
de discrepantie tussen het Zijn en het Denken te overbruggen, wij
deze beiden moeten definiëren als vormen van Doen, wat betekent dat
dit resulteert in een ontologie waarin het handelen centraal staat.
Schematisch:
(1) Descartes: IK TWIJFEL
= IK DENK (ik denk, dus ik ben)
(2) We problematiseren
deze identiteit (namelijk: ik twijfel = ik denk)
(3) DENKEN slechts als
DENKER en OBJECT (gedachte)
(4) ALS TWIJFELEN =
DENKEN, DAN HEEFT TWIJFELEN EEN OBJECT.
(5) Opmerking: Descartes
twijfel is de twijfel over het Zijn van iets (afgekort: TZ).
(6) Eerste tussenstelling
(*): TZ C TD (TD = de Twijfel over het Doen van iets).
TD C TZ slechts als het
Zijn van iets vervat zit in het Doen.
Om tot realisme te
komen, is het noodzakelijk om het Zijn middels het (subjectieve)
handelen te definiëren: IETS BESTAAT VOOR EEN SUBJECT, ALS DAT
SUBJECT ER REKENING MEE HOUDT IN ZIJN HANDELEN. IETS BESTAAT VOOR
ALLE SUBJECTEN, ALS ALLE SUBJECTEN ER REKENING MEE HOUDEN IN HUN
HANDELEN, enz.
(7) Als TZ C TD, dan mogen
we ons hier beperken tot TD.
(8) Voorbeeld van TD: IK
TWIJFEL OF IK OFWEL A OFWEL B ZAL DOEN.
We bepalen denken als
anticiperen. Ook herinneren is anticiperen als het in funktie staat
van anticiperen. We maken abstractie van de herinnering om de
herinnering, en van het hele denken als doel op zich.
(10) DE TWIJFEL BELET MIJ
IETS TE DOEN.
(11) Daaruit volgt: DE
TWIJFEL HEEFT GEEN OBJECT.
(12) Derde tussenstelling
(*): IETS DOEN = BESLISSEN OVER HET AL DAN NIET BESTAAN VAN IETS;
d.w.z.: OVER HET BESTAAN VAN EEN HANDELING EN VANDAAR OOK (wegens de
eerste tussenstelling) OVER HET ZIJN VAN IETS.
(a) Iets doen is beslissen
over het bestaan van een handeling (evidentie).
(b) Elke handeling bewijst
het bestaan van datgene krachtens hetwelke de handeling geschiedt
(wegens (6)).
(c) Iets doen is dus
beslissen over het bestaan van iets (wegens (a) en (b)).
(13) Wegens (10) geldt:
TWIJFELEN = NIET KUNNEN BESLISSEN OVER HET BESTAAN VAN IETS.
(14) d.w.z.: DE OVERGANG
VAN TWIJFELEN NAAR HANDELEN IS ONMOGELIJK WEGENS HET NOODZAKELIJK
OVERSLAAN VAN HET ANTICIPEREN (DENKEN) WEGENS HET GEBREK AAN EEN
OBJECT.
(15) TWIJFELEN = DE
LOSKOPPELING VAN DENKEN, DOEN EN ZIJN.
(16) IK TWIJFEL daaruit
volgt niet IK DOE
IK BEN behoort tot IK DOE
IK TWIJFEL daaruit volgt
niet IK BEN
(*) Opmerking: de eerste
en de tweede (en krachtens de tweede ook de derde) tussenstelling,
zijn beperkingen aan het domein waarbinnen deze redenering geldt.
16-05-2021
G. Mannoury, âMathesis en Mystiek. Een signifiese studie van kommunisties standpuntâ (*). Enkele losse gedachten n.a.v. de lectuur. - Deel 1/4
G.
Mannoury, Mathesis en Mystiek. Een signifiese studie van
kommunisties standpunt (*). Enkele losse gedachten
n.a.v. de lectuur.
Deel
1/4
Slechts enkele losse
gedachten, hoe dan ook zonder de pretentie alles te doorzien wat hier
in een verraderlijk luchtig jargon aan de wereld prijsgegeven wordt -
maar voor de leek misschien toch net genoeg om te kunnen vermoeden
dat het hier voor de wiskundige om een ware lekkernij gaat waarbij
hij zeer zeker zij kan spinnen.
Bladz. 1: De strijd
tussen woord en werktuig, Der Kampf um die Dezimale. Van
de onmogelijke onderlinge verzoening van rangschikking en
nevenstelling, komt Mannoury tot uitsluiting, negatie.
Als ik me niet vergis, dan herken ik daarin zeer zeker mijn kritiek
m.b.t. het principium contradictionis. Ja, wenn die
Wahrheit Münze wäre!: maar ook dat helpt niet, want munten
slijten ook, zegt Mannoury. En dat geldt zeker ook voor de namen die
wij aan de aantallen geven: 1, 2, 3, 4, ... Het vermoeden van
Goldbach indachtig: we hebben, in ons decimaal stelsel, slechts 10
cijfers nodig om oneindig veel getallen uit te kunnen drukken, maar
deze truuk verblindt ons eigenlijk voor de werkelijkheid, waarin
oneindig veel oorspronkelijke getallen zijn (ik bedoel: getallen die
niet kunnen worden uitgedrukt als producten van andere, reeds gekende
getallen; dus: priemgetallen). Indien wij ons niet bedienden van een
of ander talstelsel, dan zouden wij voor elk oorspronkelijk getal een
nieuwe naam moeten bedenken (de niet-oorspronkelijke getallen
schrijven we als producten van reeds benoemde), en dan zou het aantal
tekens dat wij te verzinnen hadden precies zo groot zijn als het
aantal priemgetallen (vermeerderd met 0). (N.B.: de optelling
zou ons hier niet van pas kunnen komen omdat b.v. 7,
uitgedrukt als 3+4, dan zou kunnen geschreven worden als het
naast elkander schrijven van 3 en 4, namelijk als 34
of als 43, wat het optellingsteken (- kortom: de bewerking
van de optelling zelf) overbodig zou maken. Immers, waar er staat: 7,
staat er eigenlijk 7+niets meer. Het wordt duidelijker wanneer
men 7 gaat voorstellen als zeven op elkaar volgende streepjes:
III+IIII=IIIIIII. Aldus: Leve de goede vormen en de
mathesis. Ja, de mathesis vooral, want dat is welbeschouwd het summum
van fatsoen. Maar, driewerf helaas, want ook de symbolen
hebben een gewicht; ook de lelie, symbool van de zuiverheid, ontsnapt
niet aan de verwelking.
Aan de taaldaad
onderscheidt Mannoury de spreekbetekenis (wat de spreker, in zijn
ziel, bedoelde) en de hoorbetekenis (wat er van deze bedoeling
terecht komt). Ik denk aan moeder Lambiek, een analfabete
buurvrouw van 100 jaar geleden, die met een brief van haar echtgenoot
uit Frankrijk, bij mijn betovergrootvader te rade kwam: ze wilde dat
hij haar de brief voorlas, maar, voegde zij er aan toe: ik
zou niet graag hebben dat ge zelf zoudt weten wat er in staat.
Geen nood, zegde mijn betovergrootvader: Steekt gij, moeder
Lambiek, terwijl ik u de brief voorlees, uw vingers in mijn oren.
En aldus geschiedde!
Mannoury heeft het
duidelijk over iets anders, vanzelfsprekend. Maar hij zal hier in
tegengesproken worden door heel wat hedendaagse taalanalysten, om te
beginnen door Hegel (althans in de interpretatie van
EtienneVermeersch), waar deze zegt dat wat niet uitdrukbaar is, ook
niet gedacht kan worden: in die optiek kan men geen excuus vinden in
de ontoereikendheid van de taal, omdat men daar niet zonder
woorden kan denken. Zou dit kloppen, dan zou ook gelden dat de pijn
die wij kunnen lijden slechts zo groot kunnen zijn als er woorden
bestaan om die uit te drukken! En de pijnervaring is geen
alleenstaand geval. Ik geloof zelfs dat wij er nooit ofte nimmer in
slagen om ons volledig adequaat uit te drukken. Het is mijn
overtuiging dat het uitgedrukte noodzakelijk van de uitdrukking moet
verschillen (- ze moet overstijgen), wil het enige betekenis hebben.
Men kan dan een uitzondering maken voor de praktische dingen, zoals
b.v.: Deze vijf kg aardappelen kost honderd frank, maar in die
gevallen schipperen we op een ander niveau, namelijk daar waar
precies moet en niet precies kan gemeten worden, zoals Mannoury
aangeeft.
Mannoury gaat dan over
tot voorbeelden. Nu hij het ook over de juristerij heeft, denk
ik aan een spreuk uit de middeleeuwse justitie: Quod non est in
scriptis, non est in mundo. Onjuist? Maar toch komt het mij
voor dat men in het hedendaagse materialisme ten onrechte het andere
extreem aanhangt.
Mannoury onderscheidt de
spreek- en de hoorbetekenis van een taaldaad, dewelke nooit met
elkaar gelijk gesteld kunnen worden, want eenieder kijkt vanuit zijn
eigen perspectief - volledig akkoord. Absolute definities? Definities
zijn een agglomeraat van taaldaadherinneringen, zegt Mannoury (p.
20). En daar hebben we zijn 2x2=2x2. Is 2x2 dan gelijk aan 4?
Welnu, 2x2 is weliswaar in zekere zin gelijk aan 4, maar bijvoorbeeld
in het dobbelspel is 1/6 niét gelijk aan 1000/6000. Heeft dat te
maken met intentie? Maar precies daar ligt het paard gebonden: zonder
betrekking op de werkelijkheid kan men de getallen en hun onderlinge
betrekkingen niet op een relevante manier denken! En het kansrekenen
illustreert dit m.i. uitnemend.
Ik verwijs naar mijn tekst
[Metafysica en Ethica J.B.], bladzijde 280, de paragraaf
onder de tussentitel: De externe werkelijkheid kent geen orde,
die ik hier herhaal en aanvul met een voorbeeld.
Wanneer ik een groot
aantal keren een munt opgooi, dan stel ik vast, overeenkomstig de wet
van de grote getallen, dat de relatieve frequentie (RF) van kruis,
het getal 1/2 benadert. Deze Wet is echter triviaal. Het is immers
eigen aan de rekenkunde zelf, dat de RF naar 1/2 toe evolueert
naarmate het aantal worpen toeneemt, omdat (1°) de RF van de a-de
worp, verminderd met de RF van de (a-1)-de worp, kleiner wordt
naarmate a groter wordt, en (2°) een worp die de RF dichter bij 1/2
brengt een grotere waarde zal hebben dan een worp die de RF verder
van 1/2 afbrengt. De Wet van de grote getallen laat het uitschijnen
dat de externe werkelijkheid (een demon, zo men wil) borg zou
staan voor deze evolutie van de RF naar 1/2 toe, maar de rekenkunde
zelf is daarvoor verantwoordelijk. Een voorbeeld:
Wat betreft de eerste
reden:
Stel dat a en b een
bepaald aantal worpen voorstellen.
Stel dat geldt: (a-1)
is kleiner dan (a) is kleiner dan (b-1) is kleiner dan (b),
dan geldt tevens: (RFa
- RF(a-1)) is groter dan (RFb
- RF(b-1));
Wat betreft de tweede
reden (namelijk: een worp die de RF dichter bij 1/2 brengt is groter
dan een worp die de RF verder van 1/2 afbrengt), het volgende
voorbeeld:
Stel een muntopgooi
Stel dat TK (dit is:
het totaal aantal keren dat kruis gegooid wordt) gelijk is aan
10;
Stel dat TM (dit is:
het totaal aantal keren dat munt gegooid wordt) gelijk is aan
12;
Dan geldt: TK/TM =
10/12 en RFK = 10/22
Nu kan men bij een
volgende worp ofwel K ofwel M gooien.
Veronderstelling 1: men
gooit K. Dit is zon worp die de RF dichter bij 1/2 brengt; noem
die worp D.
Dan volgt daaruit: TK =
11; TM = 12; TK/TM = 11/12 en RFK = 11/23;
Veronderstelling 2: men
gooit M. Dit is een worp die de RF verder van 1/2 afbrengt; noem die
worp V.
Dan volgt daaruit: TK =
10; TM = 13; TK/TM = 10/13 en RFK = 10/23;
Het verschil teweeg
gebracht door D = 11/23 - 10/22 = 12/506;
Het verschil teweeg
gebracht door V = 10/22 - 10/23 = 10/506;
Het is hier duidelijk
dat geldt: (12/506) is groter dan (10/506).
Men denke ook aan het
problème des partis
(1) waarvan de oplossing niet anders tenzij in relatie tot de
praktische werkelijkheid kan gedacht worden. Mannoury (p. 23):
Een natuurwet is een katalogus van onze
ervaringen, opgesteld in de hoop, er onze verwachtingen naar te
kunnen richten. Inderdaad, dingen zoals
hoop en verwachting zijn geen irrelevante doch constituerende
begrippen inzake ons wereldbeeld. Bladzijde 28: Zou
ik herinner mij misschien ook één woord zijn
(zoals ik verwacht één woord is - p. 24).
En ik herinnerde mij twee? (zoals ik
verwachtte twee woorden zijn - p. 24):
zeker en vast; en om die reden ook is, in de barbierparadox, zich
scheren slechts één woord, en dus een ander werkwoord dan
iemand (anders) scheren! Mijn hoor-ik is niet mijn spreek-ik,
zegt Mannoury op p. 29. Zeer zeker: daarom ook moet men in de
Russell-paradox die twee absoluut onderscheiden: de barbier, dat is
het spreek-ik, diegene die pas is wat hij tegenover anderen is of
doet: hij bestaat slechts binnen andermans erkenning als barbier.
Scheert hij zichzelf, dan is hij niet die barbier, want anders zouden
allen die zichzelf scheren, in die hoedanigheid althans, als barbiers
moeten bestempeld worden, wat absurd zou zijn - conferatur Kant. (2)
(Wordt vervolgd)
(J.B., 4 mei 2002)
Verwijzingen:
(*) Uitgegeven door de
maatschappij voor goede en goedkoope lectuur Amsterdam, 1924. Van de
oorspronkelijke tekst is het eerste deel als PDF te vinden op de
volgende site:
Dit probleem behandelt de vraag
hoe de winst moet verdeeld worden bij een kansspel met verschillende
deelnemers dat voortijdig wordt beëindigd.
(2)
Ik bedoel de categorische imperatief van Kant: indien - bijvoorbeeld
- alle mensen zouden liegen, aldus Kant, dan zou het onmogelijk
worden om te liegen (- er zou geen onderscheid meer maakbaar zijn
tussen waarheid en leugen). We trekken dit door: indien alle mensen
zouden liegen, dan zou het spreken zonder meer zijn relevantie
verliezen en dus verdwijnen (- er zouden alleen nog geluiden
overschieten).
15-05-2021
Roger Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of Consciousness. Synthese en bedenkingen (in de voetnoten) - Deel 6/6
Roger
Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of
Consciousness.
Synthese
en bedenkingen (in de voetnoten)
Deel
6/6
In het zesde hoofdstuk,
Quantumtheorie en realiteit, wordt o.m. de vraag gesteld of de
quantumsprong een reëel proces is. Dit nogal wiskundige deel wordt
hier overgeslagen.
Het zevende hoofdstuk dan:
Quantumtheorie en het Brein.(p. 348 vv.).
John Eccles wijst op het
belang van quantum-effecten op de synaptische activiteit in de
zenuwgeleiding. Het presynaptisch netwerk van blaasjes in de
pyramidale cellen van de hersenen zou verband houden met het
quantumgebeuren. Het is in elk geval zo, dat lichtgevoelige cellen
reageren als zelfs maar één enkel foton erop afgevuurd wordt.
Misschien is de quantumonbepaaldheid wel datgene wat de geest toelaat
om het brein te beïnvloeden, zeggen sommige dualisten: de vrije wil
zou dan aan de ongedetermineerde quantumkeuzen een richting geven.
Penrose merkt echter op dat de onbepaaldheid van de quantumsprong pas
optreedt in de overstap van het quantumniveau naar het klassiek
niveau. Het probleem is echter wààr ergens die overstap ligt. Een
ander probleem waarmee dualisten kampen, is het volgende: als lichaam
en ziel dan toch gescheiden zijn, waarom is de vrije wil dan niet in
staat om de resultaten van quantumexperimenten buiten
het lichaam te beïnvloeden?! (1)
In 1943 vergelijken
McCullogh en Pitts neuronen met transistoren. In de
Quantum-computation (Deutsch e.a.) wordt het klassiek begrip van een
Turing-machine verbreed tot een corresponderend quantum-begrip,
waarbij de quantum-wetten gelden. Maar zon quantum-computer is
alleen maar sneller dan de conventionele, meer niet. Dit
betekent dat alles wat de quantum-computation kan doen, ook door een
gewone computer kan gedaan worden. Hier valt dus geen heil te zoeken.
Dat is misschien wel het geval wanneer we gaan kijken naar de
biologie, meer bepaald naar de biologische natuur van de
hersencellen.
We zien dat een
paramecium, een amoebe of een pantoffeldiertje slechts één cel
vormen, en dat ze dus geen zenuwcellen en geen zenuwstelsel hebben.
Nochtans verlopen de ingewikkelde bewegingen en werkingen die dit
eencellig wezen in leven houden heel gecoördineerd. Hoe komt dat,
als er geen zenuwstelsel is? Eencelligen hebben een cytoskelet,
bestaande uit bundels van microtubuli die tegelijk fungeren als
zenuwstelsel, spierstelsel, enz. Microtubuli bestaan uit eiwitachtige
moleculen en vormen elk een eiwitpolymeer, bestaande uit tubuline,
dimers, die elk 450 aminozuren bevatten met eiwitparen
(-tubuline en -tubuline,
die twee soorten elektrische potentialen kunnen veroorzaken). Het
controlecentrum van het cytoskelet is het centrosome, met daarbinnen
de centriole (een soort celoog), dat zijn twee cylinders in T-vorm
van elk 9x3 microtubules die het centrosome verbinden met de
verschillende DNA-strengen in de kern. (Als de DNA-strengen zich
scheiden, krijgen we celdeling). Er zijn dus twéé hoofdkwartieren
in de cel: (1°) de celkern (met het erfelijkheidsmateriaal, de
identiteit, en de eiwitproductie voor de opbouw van de cel) en (2°)
de centrosome (centriole) die de kern is van het cytoskelet. Zon
twee hoofdkwartieren bevatten alle eukariotische cellen - dat zijn de
cellen van alle levende wezen, behalve bacteriën, virussen en
blauw-groene algen. Sagan formuleerde in 1976 de theorie dat vroege
pro-karioten werden geïnfecteerd door spyrocheten (die uit
cytoskeletaire eiwitten bestaan) en die dan ontwikkelde tot het
cytoskelet van de cel. Microtubules vormen communicatienetwerken. Het
cytoskelet nu, beheert de verbinding tussen de synapsen.
Wat heeft dat nu te maken
met de kwestie van het niet-computationele karakter van de geest?
Vooreerst zorgt het cytoskelet voor een enorme toename van computing
power, d.w.z.: veel meer dan de 1014 (signalen per
seconde?) die neuronetwerken kunnen leveren, namelijk: 1027.
Omwille van die cytoskeletaire activiteit kan bvb. een mier veel meer
dan een computer. Als microtubules verantwoordelijk zijn voor de
meerwaarde van het brein, dan moet iets daarin niet-computationeel
zijn: het moet iets quantum-achtigs zijn. We hebben daar al met heel
kleine dingen te maken, en misschien ontmoeten we daar
quantum-werking. Welnu, quantum-coherentie blijkt een rol te spelen
in de cytoskeletaire activiteit!
In 1975 werkt Fröhlich
m.b.t. de mogelijkheid van quantum-coherentie in biologische
systemen. Supergeleiding en supervloeibaarheid, voordien enkel
mogelijk gehouden bij extreem lage temperaturen, blijken namelijk ook
op te treden bij hoge temperaturen zoals die heersen in biologische
systemen (>Bose-Einstein-condensation). Zon quantumtoestanden
op grote schaal blijken zich te realiseren in celmembranen (zie Ian
Marshall, 89 e.a.). Emilio del Giudice (83) zegt dat het
quantum-self-focussing effect van elektro-magnetische golven in het
cytoplasma in de cel, signalen veroorzaakt van de grootte van
microtubules (>golfgeleidingstheorie). Maar dit is misschien ook
toepasbaar op de vorming van de microtubules zelf? Bij watermolecules
leken de tubules leeg te zijn (d.w.z.: dat het water daarin geen
ionen bevat), maar het water in de cellen blijkt geordend (Hameroff
87), vandaar de mogelijkheid van quantum-coherente oscillaties in
de tubules. Dat onderzoek is nog gaande en volgens Penrose is het
antwoord daar te zoeken.
Hoe hebben microtubules
iets te maken met bewustzijn? We kunnen het bewustzijn onderzoeken,
onder meer door te onderzoeken wat afwezigheid van bewustzijn
veroorzaakt. We zien namelijk dat er verschillende gassen bestaan die
anaesthesie kunnen veroorzaken. Is hier sprake van chemische
interacties? Er zijn immers ook fijnere interactievormen tussen
moleculen, zoals bvb. de van der Waalskracht, een zwakke aantrekking
tussen moleculen die elektrische bipolaire momenten hebben. Volgens
Hameroff en Watt ('83) treedt algemene anaesthesie op via de
activiteit van de van der Waalsinteracties (op plaatsen waar het
water verdreven is) die interfereren met de normale switching
activiteit van de tubulines. Het gas verspreidt zich in de
individuele zenuwcellen en het onderbreekt daar de activiteit van de
tubulines. Het ziet er dus naar uit dat de vander Waalsinteracties
van deze gassen met de eiwitten van de hersencellen, bewusteloosheid
veroorzaken, en dat de eiwitten in kwestie de tubiline-dimers
in de tubulines zijn, en dat dus de onderbreking van de functie van
de tubulines resulteert in bewusteloosheid. De verdoving heeft dus
blijkbaar niets te maken met bvb. het onderbreken van de
zenuwgeleiding, maar het heeft een effect op het cytoskelet in de
zenuwcellen zelf, niet alleen bij hogere dieren, maar ook bij bvb.
amoeben. Wat niet noodzakelijk betekent dat ook eencelligen
bewustzijn zouden hebben. Zeker is alvast dat, als het cytoskelet
verlamd wordt, bewusteloosheid intreedt: het cytoskelet is een
noodzakelijke voorwaarde voor het bewustzijn. Deze voor het
bewustzijn wezenlijke cytosceletaire activiteit is meer dan louter
computationeel: ze situeert zich heel dicht bij het quantumgebeuren.
Het is door de cytoskeletaire controle van de synapsverbindingen dat
de tussenfase tussen het klassiek- en het quantumniveau een
fundamentele invloed uitoefent op de activiteit van de hersenen.
Waar zenuwimpulsen puur
klassiek worden benaderd, wordt de hersenactiviteit als louter
computationeel beschreven. Bewustzijn is echter niet computationeel.
Komt het mogelijkerwijze tot stand middels de totale activiteit van
massas van cytoskeletten? De link tussen de klassieke- en de
quantumfysica wordt genoemd: the missing OR-theory. Een theorie
is dat alle microtubules in de cytoskeletten samen een globale
quantumcoherentie vormen. Een klassieke benadering moet dus falen.
Hebben de quantum-oscillaties daar iets mee te maken? Bestaat er
quantum-computation tussen de micro-tubules onderling? Het is zo dat
rond een microtubule regios van geordend water voorkomen. Alvast
lijkt het zo te zijn - en hier ontmoeten we de titel van Penroses
werk - dat het neuronennetwerk van het brein slechts de schaduw is
van een dieper niveau van cytosceletaire activiteit, waar zich de
fysische basis van de geest bevindt.
(J.B., 10 oktober 1999)
Verwijzingen:
(1)
Ons inziens is dit een onterecht argument: de geest kan niet buiten
het lichaam opereren op quantumniveau omdat hij op dit niveau geen
waarnemingen kan doen buiten het lichaam (zie de paragraaf getiteld
De derde component, inhet hoofdstuk 22, Waarnemen
en Zijn van Metafysica en ethica J.B.). Hij kan wel
waarnemingen doen buiten het lichaam op klassiek niveau, en kan dus
ingrijpen buiten het lichaam op klassiek niveau. Verder is het ook
zo, dat de wilskracht (Penrose spreekt op blz. 350 van will-power)
niets buiten het lichaam kan beïnvloeden om de reden dat de dingen
buiten het lichaam niet met het lichaam mee-leven. Ik
verduidelijk dit hier eens, want het is m.i. van groot belang, ook in
verband met de kwestie waar de energie dan moet vandaan komen die de
wil moet toelaten om te ageren.
Laten we eens aannemen dat een
lichaam dat niet begeesterd zou zijn, helemaal stuurloos zou zijn.
Zon lichaam zou echter wél nog leven (het valt te
betwijfelen of dat het geval zou kunnen zijn, maar dit laten we hier
buiten beschouwing). Een levend wezen nu, produceert voortdurend
energie, net zoals een waterbron voortdurend water voortbrengt. Een
levend wezen behoeft geen extra energie om bijvoorbeeld te bewegen,
want het levende beweegt uit zichzelf; het behoort tot het levende
dat het beweegt, en indien een levend wezen zich onbeweeglijk zou
houden, dan zou dit aan dit wezen veel meer energie kosten dan in het
geval het toch bewegingen zou maken. Het ligt dus in de natuur van
het levend wezen besloten dat het leeft, en bijvoorbeeld ook beweegt.
Een pasgeboren kind of een jonge baby, ligt niet onbeweeglijk in de
wieg, maar maakt totaal ongestuurde bewegingen. Wanneer het geleerd
heeft om zijn rammelaar vast te grijpen, dan lijkt het erop,
wanneer het zijn rammelaar pakt, dat het hier gaat om een beweging
die volgt op een wilsakt. De feiten leren ons echter dat de
bewegingen, zij het ongecoördineerd, voorafgaan op de act (van
bijvoorbeeld het vastgrijpen van een rammelaar) zelf. Het succesvol
vastgrijpen van de rammelaar is het resultaat van een
feed-back-oefening van het kind. Het kind heeft dus niet
geleerd om energie om te zetten in beweging, want die verbinding
tussen energie en beweging wàs er al, ingegeven door de natuur van
het levende zelf. Wat het kind wél geleerd heeft, is: het maken van
een keuze tussen verschillende, mogelijke bewegingen. Ook
elders (zie de tekst waar hogen naar verwezen wordt) hebben we
aangetoond, zij het via een heel andere weg, dat de essentie van het
willen gelegen is in het kiezen. Om nu een keuze te
kunnen maken tussen mogelijke bewegingen, moeten eerst de
verschillende bewegingen als zijnde verschillend van elkaar
onderscheiden kunnen worden door het kind. En het kind kan de
bewegingen die bvb. zijn armpjes maken onderling onderscheiden op
grond van de verschillende resultaten die ze elk opleveren (een
goede beweging resulteert bvb. in het beet krijgen van de
rammelaar, een verkeerde beweging resulteert in het niet beet
krijgen van het ding). Vanzelfsprekend moeten ook die resultaten
onderling onderscheiden kunnen worden door het kind. En het kind
leert dat, omdat het er belang bij heeft. Dit belang nu, is
ook eigen aan het leven, want het levende schuwt van nature
pijn en zoekt van nature bevrediging (dit is: het ongedaan maken van
pijn). Pijn komt eerst, en bevrediging moet worden uitgedrukt op een
negatieve manier (namelijk: als het uit de weg gaan van pijn), en dat
wordt aangetoond in het fenomeen dat een drugsverslaafde, eens hij
bvb. zijn heroïne gekregen heeft, en dus zijn pijn gestild is, geen
behoefte meer heeft om zijn hongergevoel te bevredigen. Het leven
heeft dus belang bij het in-leven-zijn en middels de truuk van
de pijn heeft het de geest van het kind natuurlijk (dit wil
zeggen: door de geboorte) verbonden met dat belang: iets wat het
leven beschadigt, zal het kind met zijn geest aanvoelen als
onaangenaam, als pijn, en het zal dus alles in het werk stellen om
geen pijn te krijgen. Omdat het niet anders kan tenzij pijn en
niet-pijn onderscheiden, zal het ook datgene wat pijn veroorzaakt en
datgene wat pijn voorkomt onderscheiden, en zal het dus leren om die
keuzen te maken die zo pijnloos mogelijk zijn. We zagen reeds dat de
bewegingen niet van het kind zelf afkomstig zijn, doch van het leven.
En nu zien we daarenboven dat ook het kiezen (tussen specifieke
bewegingen) niet van het kind afkomstig is, maar opgelegd wordt door
de natuur (die middels de truuk van de pijn, de geest van het kind
verbonden heeft met het belang van het leven). Het feit dat een kind
zijn bewegingen kan leren sturen, is dus een natuurlijke, dus
ingeboren aangelegenheid en geenszins een zaak van de vermeende wil.
Het is pas wanneer het kind tot een bepaalde graad van bewustzijn
gekomen is, dat men over vrijheid kan spreken. Een bepaalde
graad van bewustzijn is een vaag concept, doch het moet benadrukt
worden dat het hier gaat om een wezenlijk kwalitatief meetbare
aangelegenheid. We hebben het hier meer bepaald over ethisch
bewustzijn, dit wil zeggen: een bewustzijn waarin het besef
aanwezig is van de evenwaardigheid van andere personen aan de eigen
persoon. En zoals we hebben uiteengezet in onze tekt (Metafysica
en ethiek, het hoofdstuk over Job, of: de niet
geconditioneerde waardering), kan het al dan niet aanwezig zijn van
dit bewustzijn gemeten worden door het verstand (Lucifer) middels de
pervertering van het sanctioneringsmechanisme: als blijkt dat een
persoon alle bestraffingen ten spijt volhardt in wat hij het
Goede noemt, dan moet het werkelijk bestaan van het Goede
erkend worden op straffe van contradictie in het andere geval, en
meteen moet dan ook het bestaan van de wil worden erkend, dit
is: de aanwezigheid van de keuzeactiviteit die zich niet langer laat
sturen door natuurlijke beweegredenen.
Vatten we dit eens samen: de
relatie tussen leven en bewegen is natuurlijk (dit wil zeggen:
aangeboren). Ook de relatie tussen leven en willen (of: kiezen,
selecteren, sturen, leren) is natuurlijk of aangeboren, met die
beperking dat we de term willen gebruiken terwijl het hier
eigenlijk om een gewild-worden gaat. Van écht willen is
pas sprake waar blijkt dat de wil het natuurlijke, het aangeborene,
overstijgt, er zich van losmaakt, het aan zich onderwerpt: het
leven wordt beheerst of onderworpen door het ethisch leven,
en het is ook onmogelijk dat een immoreel leven het leven zou kunnen
beheersen of onderwerpen, aangezien de immoraliteit precies
gekenmerkt wordt door haar aanslepende afhankelijkheid van
beloningen of conditioneringen, want wie het Goede niet
kent heeft er geen enkel belang bij om tegen het voordeel in te
handelen.
De vraag rijst dan waar die wil
tot het doen van het Goede, die ethische wil dus, vandaan komt. En
hier is slechts één antwoord mogelijk: de mogelijkheid van de mens
om lief te hebben (want dat is de essentie van het kunnen willen in
de authentieke zin van het woord) komt van God. Meer bepaald is de
energie om het Goede te doen afkomstig van een objectief gegeven, en
dat objectief gegeven kunnen wij misschien het beste beschouwen als
zijnde de aanwezigheid van schuld en/of verdienste. Dit wordt enkele
alineas verder in deze voetnoot nog verduidelijkt.
Wanneer wij nu een kind zien dat
zijn rammelaar pakt, dan gebruiken wij de term willen, we
zeggen dat hij hem heeft willen pakken. Maar we kunnen die term pas
gebruiken vanuit onze ervaring van het waarachtige willen: we
projecteren m.a.w. een term uit het ethische om een natuurlijke
werkelijkheid te kunnen benoemen, zoals we bvb. ook doen met de term
liefde, waar die wordt aangewend om bvb. het natuurlijke
ouderinstinct bij dieren te benoemen, of zoals wij de term
creativiteit kunnen gebruiken om aan te duiden hoe vindingrijk
mieren of vogels tewerk gaan bij het bouwen van hun nesten.
Indien het willen van het Goede
een kwestie was van fysische energie, dan zouden fysiek
zwakkere mensen benadeligd zijn tegenover sterkeren. De ervaring
leert ons dat het willen van het Goede en het overwinnen van het
kwade met fysische energie niets te maken hebben. Omdat het
waarachtige willen per definitie een willen van het goede is, zoals
boven aangetoond, is de wil van die aard dat hij geen fysische
energie nodig heeft.
Het is dus zo dat het willen
van het kind, geen écht willen is. Ook bij de volwassene is er geen
sprake van willen wanneer hij bvb. naar een werktuig grijpt. Maar
het is duidelijk dat alle handelingen van de volwassene die tot
ethisch handelen bekwaam is, net als zijn spierwerking en zijn
spijsvertering, enz., objectiefin dienst zullen staan van zijn ethische
keuze voor het Goede, dat, eens men zich ervan bewust is, aan
de mens de plicht oplegt om te keizen (Zie de eerste paragrafen
van onze Metafysica J.B.).
Keren we nogmaals terug naar het
keuzemoment en de kwestie waarom er geen extra energie nodig is om te
kunnen kiezen. We zagen dat hier geen sprake is van waarachtig
willen, doch dat het om een natuurlijkheid gaat, een door het leven
zelf voorziene kracht. Waar waarachtig willen in het spel is, gaat
het om een ethische aangelegenheid die, getuige Job, zelfs met
negatieve energie (dus: zelfs ondanks tegenwerking en,
paradoxaal genoeg precies dank zij die tegenwerking) uitvoerbaar (of:
manifesteerbaar) is. Daar tussenin ligt een regio van sociaal
gedrag dat vaak verward wordt met ethiek. In het gebied van het
sociale wordt de keuze-energie gehaald uit al dan niet
geïnterioriseerde druk. Een man geladen met een vracht op de
schouders, voor wie op een bepaald ogenblik de vracht te zwaar wordt,
moet die laten vallen, hetzij links, hetzij rechts van hem, teneinde
niet verpletterd te worden. Zit links van hem toevallig een kind te
spelen, dan zal hij de vracht rechts droppen. Dit vraagt geen extra
energie: net zoals bij het natuurlijke kiezen, wordt zij keuze
hier gestuurd door een afgeleide van het natuurlijke, namelijk het
sociale. In tegenstelling tot wat in het natuurlijke het geval is, is
de sanctionering m.b.t. dit soort van keuzen indirect (de
natuur bestraft verkeerde keuzen via de tussenkomst van derden), maar
wezenlijk niet van het natuurlijke verschillend.
Nog een aansluitende bedenking
m.b.t. de problematiek inzake mogelijke verbanden tussen
quantum-situaties (meer bepaald superposities) en
Lebensweltliche toestanden, m.a.w.: de kwestie hoe wij ons
dergelijke, wat vreemd aandoende gegevenheden het best kunnen
voorstellen, is de volgende - en hiermee kunnen we ook verklaren hoe
de energie tot het zich realiseren het Goede afkomstig is van God of
van een externe, objectieve (en rechtvaardige) instantie.
Op quantum-niveau is het zo dat
de waarneming de toestand van het waargenomene beïnvloedt. Eigenlijk
is iets gelijkaardigs het geval op het klassieke niveau, want
waarneming is interpretatie; het is waarneming van betekenisdragende
patronen. Deze waarneming gebeurt natuurlijk, net zoals
het willen van het kind een natuurlijke aangelegenheid is,
omdat niets behalve de natuur nodig is om de waarneming te verklaren.
Vanaf een bepaald moment echter, het moment waarop sprake is van
ethisch bewustzijn (- voor een definitie: zie hoger in deze vootnoot
-), bevat de interpretatie die in de waarneming aanwezig is, meer
bepaald in zijn aspect van verwachting, ook een ethische dimensie.
Concreet betekent dit dat de interpretatie in de waarneming mede
gestuurd wordt door een specifieke verwachting. Van zodra het gaat om
een ethisch subject, zal deze verwachting echter niet langer louter
subjectief zijn, doch door een objectieve pool gekleurd (of: ethisch
bepaald) worden. Deze objectieve pool binnen de verwachting is de
aanwezigheid van hetzij schuld, hetzij verdienste. Nog concreter
uitgedrukt: de aanwezigheid van schuld of van verdienste bij het
waarnemend subject, zal mede de interpretatie van het waargenomene
bepalen, en zal dus mede bepalen met welke werkelijkheid het subject
geconfronteerd wordt. Precies omdat het hier gaat om een objectieve
pool, zal een schuldige waarnemer op die wijze in het
waargenomene zijn bestraffer ontmoeten, en zal hij dus een straffende
werkelijkheid scheppen; analoog voor de verdienstige, die aldus
een belonende werkelijkheid zal scheppen. Zoals in onze tekst
(zie hoger J.B.) uitvoeriger beschreven: de wereld is ons loon,
en ook al delen wij, fysisch gezien, dezelfde werkelijkheid, dan nog
valt niet te ontkennen dat bvb. de ene stervende gelukkiger is dan de
andere (- Zie: Metafysica en ethica, o.m. hoofdstuk 3: De
facticiteit van geluk en ongeluk en de paragraaf getiteld: Onze
wereld is ons loon, inhoofdstuk 26: Werkelijkheid en
waan). Samenvattend: op klassiek niveau, maar meer specifiek op
ethisch niveau, blijkt onze wereld ons loon te zijn, m.a.w.: een
afspiegeling van onze ethische schuld en verdienste. Wij gaan er in
onze metafysica van uit dat niet het elementaire deeltje, maar wel de
ethische act de as is waarrond de hele werkelijkheid is opgebouwd. Zo
zal dus ook de quantumwerkelijkheid een afspiegeling zijn van
de ethische werkelijkheid, en is in zijn patroon nog dat patroon
zichtbaar dat geldt in de ethische wereld: de waarneming beïnvloedt
er het waargenomene. Die quantum-feitelijkheid vertoont dus het
patroon van de ethische werkelijkheid.
Een en ander valt verder aan
elkaar te relateren als men het volgende schema voor ogen houdt. Wij
kunnen de Natuur beschouwen als een aan de mens ondergeschikt gegeven
waarin ethiek niet bestaat, en waarin zelfs rede niet bestaat: de
Natuur komt ons dan voor als een redeloos geheel, toevallig tot stand
gekomen, waarbij alles zo goed in elkaar past alleen omwille
van een dood selectie- en aanpassingsproces: dat vogels zo
behendig een nest bouwen zou dan terug te voeren zijn naar louter
dode mechanismen. Maar wij kunnen de Natuur ook beschouwen als
een door de volmaakte Geest van God gestuurd geheel. De ingeniositeit
waarmee bvb. een spin een web bouwt, zal dan worden gezien als een
afspiegeling van de ingeniositeit van God die in de Natuur werkzaam
is. In de eerstgenoemde beschouwing is de werkelijkheid niets meer
dan een geheel van objecten waarin door louter toeval een bepaalde
orde, een evenwicht of een harmonie ontstaan is. Tot die objecten
behoren dan ook de menselijke subjecten, die dan moeten gezien worden
als even toevallig opgebouwd uit elementaire partikels. In de laatst
genoemde beschouwing van de werkelijkheid echter, wordt de
werkelijkheid gezien als één geheel, gedijend in het (bewuste,
vrije, liefdevolle) Subject dat God is, en dus als een eenheid. In
dat geval ontlenen de delen hun wezen aan het geheel, terwijl in het
eerstgenoemde geval de delen als op zichzelf bestaande dingen gezien
worden, die weliswaar kunnen gesommeerd worden, maar waarin geen
innerlijke eenheid zit. Wij opteren voor de laatst genoemde
werkelijkheidsbeschouwing: er zijn geen objecten tenzij binnen een
subjectief bewustzijn, wat hier betekent: binnen de Subjectiviteit
van God. En nu kunnen we de volgende (metaforische) analogie maken
ter verduidelijking van onze visie.
Net
zoals het subject niet een object is tussen andere objecten, maar wel
dat- of diegene waarbinnen de objecten hun bestaan hebben, net zo
bestaan de ethische wetten niet binnen het subject, maar ontleent
daarentegen het subject zijn subjectiviteit aan de ethische wetten
waarbinnen het gedijt. Anders gezegd: zoals de objectenwereld pas
bestaat binnen de subjectiviteit, zo bestaat de subjectiviteit pas
binnen de wereld van de ethische wetten, welke een afspiegeling is
van de goddelijke Liefde: eerst is er dus God, of de Liefde,
waarbinnen de subjecten bestaan, vervolgens bestaat binnen de wereld
van de subjectiviteit de wereld van de objecten. En zoals de objecten
een specifieke tekenwaarde kunnen dragen waarmee zij naar de wereld
van de subjectiviteit, waaraan zij hun bestaan te danken hebben,
kunnen verwijzen, zo ook kunnen de subjecten een tekenwaarde
hebben waarmee zij naar de wereld van het goddelijke kunnen
verwijzen. Nog anders uitgedrukt: in de wereld van de objecten
bestaan er objecten die verwijzen naar subjecten, en dat zijn, meer
bepaald, woorden, en in het bijzonder persoonsnamen, welke zich van
andere onderscheiden door het ontbreken van een lidwoord, precies om
hun karakter van niet-object-zijn aan te duiden. Zo ook kunnen,
binnen de wereld van de subjecten, subjecten een tekenwaarde
vertonen die verder wijst dan het louter subjectieve, namelijk naar
het goddelijke, waaraan de subjectiviteit zijn bestaan te danken
heeft, en die tekens zijn handelingen, meer specifiek: eumorele
acten of daden die uit liefde gesteld worden (en die tegen het
natuurlijke of het door de natuur geconditioneerde) ingaan.
14-05-2021
Montagnier
Montagnier
Roger Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of Consciousness. Synthese en bedenkingen (in de voetnoten) - Deel 5/6
Roger
Penrose, Shadows of the Mind. A
Search for the Missing Science of Consciousness.
Opmerking: op de eerste bladzijde van deze synthese staat een fout: het gaat om twee complexe getallen waarvan de som 40 is en het product 10 (i.p.v. andersom). De slordigheid werd onnadenkend overgenomen uit Penrose zijn boek blz. 255.
Roger Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of Consciousness. Synthese en bedenkingen (in de voetnoten) - Deel 4/6
Roger
Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of
Consciousness.
Synthese
en bedenkingen (in de voetnoten)
Deel
4/6
Zo belanden we bij het
tweede deel: What New Physics We Need to
Understand the Mind. The Quest for a Non-Computational Physics of
Mind. (p. 211)
Heeft de geest een plaats
in de klassieke fysica? We nemen aan dat
ons lichaam onderworpen is aan de wetten van de klassieke fysica,
maar wat dan gezegd van onze geest? Als de geest het lichaam zou
kunnen beïnvloeden, zodat het lichaam gaat ageren los van de wetten
van de klassieke fysica, dan zou zulks de accuraatheid van die
zuivere fysische wetenschappelijke wetten verstoren. Het is Penroses
overtuiging dat de geest deel moét uitmaken van het (materiële)
universum, want anders zou er geen wisselwerking tussen lichaam en
geest kunnen bestaan. (1)
De wetten van de fysica
zijn heel precies, maar niets wijst op het bestaan van niet
computationeel simuleerbare activiteiten. Nochtans is het dat wat
Penrose zoekt. Vandaar moet gezocht worden naar een nieuwe benadering
naast die van de klassieke en die van de quantumfysica.
De klassieke fysica
beschouwt een fysisch systeem met zn gegevens op basis waarvan ook
zijn toekomstige toestanden kunnen berekend worden middels
Turing-computation. Daartoe moeten die gegevens gedigitaliseerd
kunnen worden teneinde discrete parameters te verkrijgen (zoals in
computers). Verder zijn heel wat systemen chaotisch: praktisch
onvoorspelbaar maar niettemin principieel berekenbaar.
Vandaar: de vraag of onze precisiegraad adequaat is, hangt af van het
feit of we hetzij actueel gedrag, hetzij een type van gedrag
berekenen. Initiële minimale afwijkingen kunnen de berekeningen
totaal onbruikbaar maken. Het blijft mogelijk dat ook in het precies
chaotisch gedrag een factor van bepaalde continue wiskundige systemen
niet door een discrete benadering kan gevat worden. In de
quantumfysica bestaat een vrijheid die random is, naast alle
gedetermineerd en berekenbaar gedrag, zoals voorzien door de
vergelijkingen van de quantum-theorie. Vandaar: noch in de klassieke
noch in de quantum-fysica is plaats voor niet-berekenbaar gedrag.
Vandaar de vraag: kan het bewustzijn verklaard worden door een nieuwe
fysica of is het een emergent fenomeen?
Het bewustzijn
veronderstelt een niet-computationeel fysisch proces in de hersenen.
Dit proces is ook eigen aan de activiteit van de dode materie
(waaruit ook de hersenen zijn opgebouwd). Dat leidt Penrose tot de
volgende vragen: waarom is er pas bewustzijn in verbinding met de
hersenen? En waarom is het niet-computationeel gedrag tot nog toe aan
de aandacht van de fysici ontsnapt? Penrose: de organisatie van de
hersenen (dus: hun computationaliteit) biedt geen afdoende
verklaring. Ook in de dode stof bestaat er niet-computationaliteit,
maar de fysica heeft er geen oog voor. Een voorbeeld is de
Einstein-trechter m.b.t. het tijd-ruimte-continuum.
In 1647 komt Newtons
gravitatiewet. In 1865 Maxwells electrische en magnetische velden.
In 1915 verklaart Einstein de gravitatie niet langer als een kracht
maar als een geplooidheid van de tijd-ruimte. Houdt dit verband
met niet-computationaliteit? Alvast is het zo dat het computationeel
denken de fysica sterk in zijn greep heeft. Verwezen wordt naar de
confirmatie in de sterrenkunde van Einsteins voorspelling in
1974, wat de algemene relativiteitstheorie tot de meest accurate ooit
maakt. Anderzijds is er ook de tweede wet van de thermodynamica (alle
systemen evolueren naar een toestand van maximale entropie).
(Wordt vervolgd)
(J.B., 10 oktober 2021)
Verwijzingen:
(1) In de vier standpunten
die Penrose onderscheidt, verwerpt hij onder meer het dualisme. Zijn
hoofdargument luidt: de geest moét deel uitmaken van het
(materiële(*)) universum, want anders zou er geen wisselwerking
tussen lichaam en geest kunnen bestaan. (Zie: R. Penrose, Shadows
of the Mind, onder meer: pag. 213: But if the mind were
able to influence the body in ways that cause its body to act outside
the constraints of the laws of physics, then this would disturb the
accuracy of those purely physical scientific laws. It is thus
difficult to entertain the entirely dualistic view that the
mind and the body obey totally independent kinds of law. Even if
those physical laws that govern the action of the body allow for a
freedom within which the mind may consistently affect its behaviour,
then the particular nature of this freedom must itself be an
important ingredient of those very physical laws. Whatever
it is that controls or describes the mind must indeed be an integral
part of the same grand scheme which governs, also
all the material attributes of
our universe).
In acht genomen Penroses
uitgangspunt, namelijk: dat het bewustzijn ontspringt uit de
hersenwerking - lijkt het ons dat hij zo doende de zaken op hun kop
zet. We verduidelijken met nog een andere vergelijking. We
vergelijken de geest met de (levende) pottenbakker en het lichaam met
de klei. De klei behoort tot het materiële universum, de
pottenbakker is een mens. We stellen vast dat de pottenbakker de klei
kan beïnvloeden, maar mogen we daarom ook zeggen dat hij behoort tot
het universum van de materiële dingen, zodat er dus geen wezenlijk
verschil zou zijn tussen hem en de klei? Het is precies andersom:
de klei, en al het materiële vormt een deelverzameling van het
levende, en dààrom is een beïnvloeding vanwege de pottenbakker op
zijn klei mogelijk! Met andere woorden: de (levende) pottenbakker kan
de (dode) klei bewerken, niet omdat ook hij behoort tot het universum
van de dode dingen, maar, andersom, omdat de klei behoort tot (of:
een aspect is van) het universum van de levende dingen. Op analoge
wijze kan de geest het lichaam beïnvloeden, niet omdat de geest
wezenlijk stoffelijk van aard zou zijn, maar: omdat het stoffelijke
behoort tot (of: een deel-aspect is van) het geestelijke! Het lagere
moet gedacht worden als product van het hogere in plaats van
andersom; we mogen immers niet (zoals Carnap wél doet) de
werkelijkheid beschouwen als opgebouwd uit zijn deelaspecten! (**)
(*) Penrose zegt niet dat het
universum materieel van aard is - zie het laatste zinsdeel van het
opgenomen citaat waarin het gebruik van de term also Penrose
redt van dit reductionisme -, maar het lijkt er wel op dat hij bij
zijn behandeling van de geest denkt aan stoffelijke, of dan toch
fijnstoffelijke werkelijkheden (hij gelooft dat het bewustzijn
ontstaat uit de fysische activiteit van het brein), dus: dat zijn
wereldbeeld in wezen geschoeid blijft op de leest van de fysica die,
klassiek of niet, de werkelijkheid als object blijft
beschouwen - tenzij de Kopenhaagse interpretatie van de
quantumfysica, ten eerste, zeer ernstig wordt genomen en, ten tweede,
op de ene of andere wijze geëxtrapoleerd wordt naar de ganse
werkelijkheid toe - wat ons inziens pas mogelijk is mits het
heropbouwen van de werkelijkheid als zijnde het resultaat van
zuiver ethische activiteit. Zon werkelijkheidsreconstructie
blijft echter onmogelijk voor de quantumfysica omdat deze willens
nillens gedacht wordt vanuit de uitgangspunten van de klassieke
fysica, en dus: als een object.
(**) Het glas is geen
wezenlijk onderdeel van (/geen eigenschap van) de zandloper: er
zijn er uit glas, uit plastic, enz.
12-05-2021
Roger Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of Consciousness. Synthese en bedenkingen (in de voetnoten) - ILLUSTRATIE 2
Roger
Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of
Consciousness.
Synthese
en bedenkingen (in de voetnoten)
ILLUSTRATIE 2
De cover van het in 1995 (1994) verschenen boek van Roger Penrose. Volgens The Times 'One of the most important works of the second half of the 20th century'. Penrose schreef eerder 'The Emperor's New Mind'.
Roger Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of Consciousness. Synthese en bedenkingen (in de voetnoten) Deel 3/6
Roger
Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of
Consciousness.
Synthese
en bedenkingen (in de voetnoten)
Deel
3/6
De paragrafen 2.6.
Possible technical objections to G (pp.77-88) tot en met Appendix
A: An explicit Gödelizing Turing machine (pp. 88-126)slaan
we hier over, en we beschouwen nu enkele paragrafen uit het derde en
laatste hoofdstuk van deel 1, over de niet-berekenbaarheid in het
wiskundige denken.
Zoals we zagen, is het
wiskundige begrip geen product van een algoritme. Maar kan het niet
zo zijn dat de wiskundige overtuiging het resultaat is van een
onbekend, onbewust algoritme, of van een kenbaar algoritme dat echter
miskend wordt als zijnde datgene wat schuilgaat achter de wiskundige
overtuiging? En in dit hoofdstuk toont Penrose aan dat zulks
uitgesloten is.
De vraag is dus of
wiskundigen onbewuste regels of onwrikbare waarheden volgen. Zo
hebben Gödel en Turing dezelfde wiskundige evidenties, maar ze komen
tot verschillende, zelfs tegengestelde conclusies (m.b.t. G). Volgens
Gödel wordt de geest niet beperkt door zn rekenvermogen en
evenmin door de eindigheid van het brein: de geest kan los van de
stof bestaan. Turing echter vecht die stelling aan. Penrose schrijft:
Gödel rejected Turings other contention that there is no
mind separate from matter, referring to it as a prejudice of
our time. Thus, Gödel appears to have taken it as evident that
the physical brain must itself behave computationally, but
that the mind is something beyond the brain (...). He did not regard
G as a proof of his viewpoint that the mind acts
non-computationally, for he allowed that: On the other hand, on
the basis of what has been proved so far, it remains possible that
there may exist (and even empirically discoverable) a theorem-proving
machine which in fact is equivalent to mathematical intuition,
but cannot be proved to be so, nor even proved to yield only
correct theorems of finitary number theory. (Wang
(1993), p. 118, Penrose, p. 128). Het zou dus mogelijk zijn dat er
een theorema-bewijsmachine is die equivalent is aan de mathematische
intuïtie, terwijl ook niet kan bewezen worden dat dit zo is of dat
ze correct werkt. Gödel nam de logische mogelijkheid van zon
onkenbaar sound algoritme aan, maar hij geloofde er niet
in; hij geloofde in het losstaan van de geest van de stof. Turing
zegt ook dat een machine die feilloos is, niet intelligent kan zijn.
Hij had ook een eigen computer-versie van het Gödel-theorema.
Turings visie was consistent met Gödel, en volgens standpunt A.
Penrose wil nu A en
B uitsluiten, en een basis geven voor het wiskundig begrip.
Zijn vraag luidt als
volgt: kan het wiskundig begrip resulteren uit een algoritme dat
onkenbaar en unsound is of dat onkenbaar sound is? Met
andere woorden: is een vermeende algoritmische procedure F, die zou
schuilgaan achter dit wiskundig begrip, kenbaar? Nog anders gezegd:
stel dat het wiskundig begrip berust op een algoritmische procedure
F; is F dan kenbaar?
Penrose, die dus verwerpt
dat zulks mogelijk is, onderscheidt drie standpunten (- we gaan er
hier niet verder op in):
(1°) F is bewust kenbaar,
ook in de rol van algoritmische procedure achter het wiskundig
begrip;
(2°) F is bewust kenbaar,
maar niet in de rol van algoritmische procedure achter het wiskundig
begrip;
(3°) F is onbewust en
onkenbaar.
Uit de conclusies bij
hoofdstuk 3 (pp. 201-208) onthouden we nog dat, met betrekking tot de
in het begin van het boek geschetste vier standpunten, A
en B
aldus verworpen worden. Maar ook D
levert problemen op, want als men aanneemt
dat lichaam en geest niets met elkaar te maken hebben, hoe komt het
dan dat onze geest zo onlosmakelijk verbonden is met onze hersenen -
ja, dat hij de hersenen blijkbaar nodig heeft? Of waarom dan kunnen
medicijnen of handicaps de geestestoestand beïnvloeden? (1)Maar ook standpunt C
levert problemen op, want het heeft een
zeer speculatief karakter. Alle tot nog toe ontdekte natuurwetten
worden immers computationeel beschreven. We moeten dus kiezen, aldus
Penrose, voor de harde eerder dan voor de zachte versie van C.
Penrose blijft echter geloven in het bestaan van niet-computationele
activiteit in fysische systemen. En we kunnen die ontdekken door de
zwakke plekken in de wetten te onderzoeken - vooral de
quantummechanica leent zich daartoe.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 10 oktober 1999)
Verwijzingen:
(1) O.i. zijn deze
tegenwerpingen onterecht. De geest heeft het brein nodig op dezelfde
manier waarop hij de rest van het lichaam, en ook al zijn andere
instrumenten (werktuigen) nodig heeft om zijn plannen uit te voeren.
Een goede schrijnwerker kan geen goed werk leveren als de snee van
zijn zaagblad is, maar daarom is hij nog geen slechte schijnwerker.
Zo ook zal zelfs een groot retor die zijn gebit mist, moeite hebben
om te praten, en nog meer moeite heeft hij wanneer zijn hersenen
beschadigd werden door een beroerte. Indien men de proef of de som
zou nemen, en men zou van een welbespraakt iemand dat gedeelte van de
hersenen wegnemen waar zich de spraak situeert, om er nadien nieuwe
en lege hersenencellen in te planten, dan zou men tot de
vaststelling komen dat zich de spraakkundigheid van die man alras zou
herstellen, net zoals de schrijnwerker, aan wie men de oude, botte
zaag zou ontnemen om hem een nieuwe en goede in de plaats te geven,
wel even zou moeten wennen aan het nieuwe werktuig, doch weldra weer
zijn vakkundigheid zou kunnen bewijzen. Immers, we ervaren toch allen
dat het de oefening is
die de kunst baart, dit wil zeggen: de herhaling,
het telkens weer trekken van nieuwe, betere of diepere sporen en
verbindingen. Intelligentie wordt grofweg gedefinieerd als
aanpassingsvermogen, waaronder niets anders verstaan kan worden
tenzij snelheid van
aanpassingsvermogen, want zich aanpassen doet alles en iedereen,
en ook de efficiëntie is uiteindelijk een zaak van snelheid en van
herhaling. Die snelheid zal dan wel te maken hebben met een
specifieke chemische huishouding, net zoals de mogelijke snelheid van
een wagen van zijn constructie en van de toestand van het wegdek
afhankelijk is, maar élke wagen heeft snelheid, anders was het geen
wagen. Wij kunnen in ons denken inderdaad belemmerd worden door
stoffelijke dingen, maar evenzeer stemt het tot nadenken dat wij in
ons denken ook beïnvloed kunnen worden door geestelijke dingen: wie
bijvoorbeeld door zijn geweten bezwaard wordt, is niet in staat om
een gedicht te lezen, en wie een compliment gekregen heeft voor
vlijt, zal nog beter presteren dan voordien. En waarom dan richt onze
geest zich op onze hersenen? Duidelijk om dezelfde reden waarom de
schrijnwerker, als hij wil werken, zijn zaag vastneemt, en niet de
zaag van een ander, of een pen. Onze geest heeft de hele evolutie
lang geïnvesteerd in onze hersenen, zoals de schrijnwerker zijn
arbeid toegespitst heeft op zijn schrijnwerkerij. Het is geen
betreurenswaardige zaak dat de geest door de beperkingen van de
hersenen gevangen wordt, net zomin als het betreurenswaardig is
dat ikzelf, als auteur van deze tekst, gevangen word door deze
tekst - door wat ik reeds neergeschreven heb. De tekenaar die een
cirkel afbeeldt op een blad papier, beperkt zichzelf, want hij kan
daarvan geen vierkant meer maken, en hoe verder hij vordert in zijn
kunstwerk, hoe meer hij zichzelf beperkt. Uiteindelijk blijkt hij bij
de afwerking totaal afhankelijk geworden te zijn van wat er reeds
staat, zodat zijn leermeester, op grond van wat hij ziet, hem dan
wellicht beter dan hijzelf kan zeggen welke retouches hij nog moet
aanbrengen om het werk te voltooien. Alle vrijheid is zelfbeperking,
en het botvieren van de vrijheid (in de goede zin van het woord),
resulteert uiteindelijk onafwendbaar in een confrontatie met externe
en daarom absolute wetten waaraan men zich wel moét
onderwerpen, wil men zn werk tot een goed einde brengen. Op
precies dezelfde wijze onderwerpt ook de geest zich aan de
stof; het zou absurd zijn als hij dat niet deed. Voor derden die
onbetrokken zijn met wat er gaande is, kan het er dan uitzien
alsof de stof de geest domineert, maar zon
beoordeling mist de pointe. Daarom beschouw ik de genoemde argumenten
van Penrose tegen standpunt D
als irrelevant.
11-05-2021
Roger Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of Consciousness. Synthese en bedenkingen (in de voetnoten) - Deel 2/6
Roger
Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of
Consciousness.
Synthese
en bedenkingen (in de voetnoten)
Deel
2/6
Gödel houdt zich bezig
met de axiomatische gronden van de wiskunde. Penrose wil middels
Gödel aantonen dat ons begrijpen geen algoritmische activiteit kan
zijn. De gewaarwording van rood kan niet computationeel worden
opgewekt. Dieren rekenen niet, maar zij worden wel rood gewaar.
Wat is nu het verband
tussen Gödels theorema en het gezond verstand? Een niet berekenbaar
proces is een onmiddellijk bewustzijn van iets. Daardoor kan men iets
visualiseren of een direct begrip hebben van iets, een
mentaal beeld. Dat hoeft niet noodzakelijk visueel van
aard te zijn. We begrijpen de betekenis van een woord direct,
we krijgen er onmiddellijk vat op, alsof we de ervaringen
van diegene die ons de mededeling doet,
delen. Een kind krijgt begrip van getallen, geabstraheerd van de
getelde dingen. Dit is geen berekenen meer, maar awareness.
Penrose geeft voorbeelden met visuele getalbeelden om het begrip
van de commutativiteit van de vermenigvuldiging duidelijk te maken.
Gödel toont aan dat het onmogelijk is om alle evidente
redeneerstappen in één systeem te steken dat dan bij machte zou
zijn om alles op te lossen: de behoefte aan nieuwe, vanzelfsprekende
begrippen kan niet en nooit weggewerkt worden. Het wiskundig
begrijpen is iets anders dan (be)rekenen. (1).
Tot hier een herhaling van
het hoofdstuk Consciousness and computation, dat loopt tot
pagina 63. Hierna wordt middels Gödel uiteengezet dat ons begrijpen
geen algoritmische activiteit kan zijn, in: The Gödelian case
(pp. 64-126).
Penrose zegt dat de
wiskunde het duidelijkste aantoont dat iets in ons denken ontsnapt
aan het loutere berekenen. Gödels stelling komt hierop
neer: Geen enkel formeel systeem van sound wiskundige
bewijsregels kan (principieel) alle ware uitspraken van de ordinaire
rekenkunde voortbrengen. Wat dus betekent dat het menselijk
verstaan niet kan gereduceerd worden tot een verzameling van
rekenregels. Geen dergelijk systeem kan bewijzen leveren van die
rekenkundige uitspraken waarvan de waarheid principieel toegankelijk
is voor menselijke intuïtie en begrip. Intuïtie en begrip kunnen
dus niet herleid worden tot een verzameling van regels.
Algoritmes kunnen
voorgesteld worden door wiskundig formele systemen, en een
Turing-machine is een wiskundig geïdealiseerde computer, een
stap-voor-stap-procedure. Een universele T-machine is er een die
om het even welke T-machine kan nabootsen, en die dus elk algoritme
kan uitvoeren, zoals bijvoorbeeld onze moderne computer.
Berekeningen
(computations, algoritmes, logische operaties) zijn de
activiteit van een T-machine. Willen we bijvoorbeeld een getal zoeken
dat niet de som is van drie kwadraten, dan bouwt de machine de
rij van de natuurlijke getallen op (rij1), en de rij van de
kwadraten ervan (rij2), en daaruit de rij van de som van drie
kwadraten (rij3); vervolgens overloopt ze rij1 en stelt
aan elk getal de vraag of het ook tot rij 3 behoort; is dat
niet het geval, dan hebben we te maken met één van de gezochte
getallen.
Nu zijn er ook oneindige
berekeningen: stel dat we een getal zoeken dat niet de som is van
vier kwadraten, dan zal de machine aan het werk gaan en nooit
ophouden met zoeken. Nooit zal zon getal gevonden worden (Lagrange
bewees in 1770 dat het niet bestaat), maar de machine zal daarover
nooit uitsluitsel kunnen geven, want de getallenrijen zijn oneindig
lang. Een ander voorbeeld is het vermoeden van Goldbach (1742), dat
door de oneindige berekeningen van de machine noch weerlegd noch
bewezen kan worden.
Hoe kunnen we nu uitmaken
of berekeningen oneindig zijn? Soms kunnen we dit intuïtief inzien.
Soms kunnen we dit ook formeel bewijzen middels mathematische
inductie (waarbij één enkele berekening relevant wordt geacht voor
àlle (natuurlijke) getallen). Maar deze procedure is ontoereikend om
oneindige berekeningen als dusdanig te ontmaskeren, omdat élke
verzameling van regels ontoereikend is om dat te doen (- wat volgt
uit Gödels stelling). M.a.w.: er zijn berekeningen die nooit
stoppen, maar dat dit zo is kan niet altijd wiskundig bewezen worden.
De regels kunnen dus het inzicht nooit vervangen!
Penrose toont nu hoe Gödel
deze waarheid demonstreert:
Beschouwen we Penroses
vereenvoudigde bewijs van de stelling van Gödel. De conclusie tot
welke Gödel in zijn theorema uiteindelijk komt (en die moet
illustreren dat het menselijk denken en begrijpen de activiteit van
het loutere rekenen kwalitatief overtreft), luidt als volgt: in de
rekenkunde bestaan er stellingen (en die zullen er altijd zijn)
waarvan wij de waarheid duidelijk kunnen inzien, maar waarvoor
geen bewijs bestaat.
Penrose geeft een
voorbeeld van zon ware en onbewijsbare stelling, namelijk de
volgende stelling, genaamd G (waarbij n een element is
van de natuurlijke getallen N):
(G): Er bestaat geen
enkel oneven getal dat de som is van n aantal even getallen.
Het is duidelijk want
evident voor ons, zegt Penrose, dat deze stelling waar is, maar wij
kunnen deze waarheid niet bewijzen.
Stel dat wij een poging
zouden ondernemen om de waarheid van (G) te bewijzen, dan zouden wij
dat moeten doen middels een algoritme dat alle mogelijkheden
narekent.
Na een oneindig lang
aantal berekeningen zouden wij nog steeds geen falsificatie van deze
stelling gevonden hebben, maar ook zouden wij nog steeds geen bewijs
gevonden hebben.
Dat bewijs zou er pas zijn
op het ogenblik dat we àlle mogelijkheden onderzocht hebben, en dat
zijn er oneindig veel. Het is dus een bewijs dat nooit eindigt, nooit
voltooid is, onvoltooibaar is.
Welnu, zegt Penrose:
misschien kunnen we wel bewijzen dàt zon bewijs nooit eindigt.
Stel eens dat we dat zouden kunnen, dan zouden we dat doen middels
een rekenprocedure, genaamd A.
Vanzelfsprekend zou die
rekenprocedure A dan wel eindig zijn, want anders hervielen we
in hetzelfde probleem.
Penrose toont nu aan (pp.
72-77): als wij veronderstellen dat A bestaat, dan leidt A
tot een contradictie, dus kunnen we niet veronderstellen dat A
bestaat, met andere woorden: zon rekenprocedure die de
oneindigheid van het bewijs van (G) moet aantonen, bestaat zelf niet.
Dus we kunnen niet bewijzen dat (G) waar is. Ziehier een beknopte
weergave van de gedachtengang.
We gaven zopas enkele
voorbeelden van de werking van de T-machine. Beschouwen we nu zon
berekening (C) die het natuurlijk getal n betreft, dus:
C(n) = C(0), C(1), C(2), C(3),..., wat wil zeggen dat C(n)
gelijk is aan de activiteit van de T-machine op het getal n.
De vraag luidt of die activiteit ooit stopt: bestaat er een procedure
die kan beslissen of die berekening ooit stopt?
Stel dat we een procedure
A hebben die zegt dat C(n) nooit stopt. A moet
dus alle mogelijke procedures bevatten. (A is sound,
d.w.z.: geeft altijd correcte antwoorden). Als A zelf ooit
eindigt, dan weten we zeker dat C(n) nooit eindigt.
Als A
sound is, dan moet dit kunnen uitgemaakt
worden door een berekening. Er zijn verschillende berekeningen:
C0(n),
C1(n),
C2(n),...
Zo bijvoorbeeld is Cq(n)
de activiteit van de q-de
T-machine op n.
Procedure A(q,n) is de
specifieke berekening die bewijst dat Cq(n)
nooit stopt; stopt Cq(n)
wél, dan hebben we bewezen dat Cq(n)
onjuist is. Dus: als A(q,n)
stopt, dan stopt Cq(n)
nooit. Maar stel nu dat q=n.
Dan geldt dus: als A(n,n) stopt,
dan stopt Cn(n)
nooit. A hangt
dus af van één getal en zal dus één van de volgende
rekenprocedures zijn: C0,
C1,
C2,
C3,...
Stel dat het Ckis: A(n,n) = Ck(n).
Stel nu dat k=n,
zodat geldt: A(k,k) = Ck(k).
Dan geldt dus: als Ck(k)
stopt, dan stopt Ck(k)
nooit. En dat is een contradictie. Procedure
A kan dus nooit
uitmaken of Ck(k)
al dan niet stopt. Als we dus weten dat A
sound is, dan weten we dat Ck(k)
nooit stopt. We weten dus iets dat A
niet kan bewijzen. Dus kan A
ons begrip niet omvatten! Gödel zegt nu dat
wiskundigen geen enkel sound algoritme
kennen dat in staat is om een wiskundige waarheid te bewijzen. (2)
(Wordt vervolgd)
(J.B., 10 oktober 1999)
Verwijzingen:
(1) Een bedenking bij het
abstraheren, bvb. inzake het tellen van dingen, het verkrijgen van
een begrip van kwantiteit onafhankelijk van de dingen die worden
geteld: o.i. is hier cruciaal dat het gaat om een afbeelden van de
tijd in het niet-tijdsgebondene. Tellen is een activiteit die tijd
vergt, een handeling die zich in de tijd afspeelt. Het getal
daarentegen is aan de tijd onttrokken, terwijl het toch refereert
naar een activiteit die tijd in beslag neemt, naar een duur dus. In
het getalbegrip wordt een act, of een duur, of iets tijdsgebonden,
onttrokken aan de tijd en ingepast in een tijd-loos kader,
bijvoorbeeld het kader van de natuurlijke getallen. Kwaliteiten
worden dus afgebeeld naar kwantiteiten. Men kan dus zeggen dat de
kwantiteit een bijzondere kwaliteit is, namelijk deze die kwaliteit
van de tijd (of van de activiteit) afbeeldt in een tijdloze ruimte
(hetzij een Euclidische ruimte, hetzij een ruimte van getallen,
hetzij eender welke ruimte van specifieke mentale beelden).
De activiteit van het abstraheren is dan niets anders dan het via de
ervaring terugvinden van kwaliteiten (wezenheden) in een wereld van
mentale beelden, in een mentale ruimte, waardoor precies die mentale
ruimte zichtbaarder of werkelijker wordt. Precies dit zo
doende zichtbaar maken van de mentale ruimte(n) is bewustzijn.
Bewustzijn is dus participeren aan (een bestaande)
mentaliteit of geest. Abstraheren is dan het positief
beantwoorden van de uitnodiging tot participatie aan de
geest(eswereld) - een uitnodiging die spreekt uit de dingen vanuit
bvb. hun schoonheid.
De visuele
verbeeldingskracht waarover Penrose het heeft, heeft dus zeker niets
te maken met virtuele realiteit. Mentale beelden zijn
niet-computationeel, maar waar blijft het sterke argument? O.i. Moet
onze hele opvatting/wetenschap op zijn kop worden gezet of binnenste
buiten worden gedraaid om dat te kunnen verstaan: het hogere brengt
het lagere voort en in geen geval is het andersom. Het lijkt
alleen andersom wanneer wij onze menselijke constructies verwarren
met het geschapene.
(2) Penrose geeft een
voorbeeld van zon ware en onbewijsbare stelling, namelijk de
volgende stelling, genaamd G (waarbij n een element is
van de natuurlijke getallen N):
(G): Er bestaat geen
enkel oneven getal dat de som is van n aantal even getallen.
Het is duidelijk want
evident voor ons, zegt Penrose, dat deze stelling waar is, maar wij
kunnen deze waarheid niet bewijzen.
Stel dat wij een poging
zouden ondernemen om de waarheid van (G) te bewijzen, dan zouden wij
dat moeten doen middels een algoritme dat alle mogelijkheden
narekent.
Na een oneindig lang
aantal berekeningen zouden wij nog steeds geen falsificatie van deze
stelling gevonden hebben, maar ook zouden wij nog steeds geen bewijs
gevonden hebben.
Dat bewijs zou er pas
zijn op het ogenblik dat we àlle mogelijkheden onderzocht hebben, en
dat zijn er oneindig veel. Het is dus een bewijs dat nooit eindigt,
nooit voltooid is, onvoltooibaar is.
Welnu, zegt Penrose:
misschien kunnen we wel bewijzen dàt zon bewijs nooit eindigt.
Stel eens dat we dat zouden kunnen, dan zouden we dat doen middels
een rekenprocedure, genaamd A.
Vanzelfsprekend zou die
rekenprocedure A dan wel eindig zijn, want anders hervielen we
in hetzelfde probleem.
Penrose toont nu aan (pp.
72-77): als wij veronderstellen dat A bestaat, dan leidt A
tot een contradictie, dus kunnen we niet veronderstellen dat A
bestaat, met andere woorden: zon rekenprocedure die de
oneindigheid van het bewijs van (G) moet aantonen, bestaat zelf niet.
Dus we kunnen niet bewijzen dat (G) waar is.
Het wonderlijke van
de stelling van Gödel bestaat er dus in, dat we kunnen inzien dat
bepaalde stellingen waar zijn, terwijl we tevens kunnen aantonen dat
we nooit zullen kunnen bewijzen dat die stellingen waar zijn.
Ik nodig U nu uit tot
deelname aan de ontmaskering van dit wonder, in de
volgende, korte uiteenzetting. Ik zal namelijk aantonen dat de
stelling van Gödel uiterst triviaal is. Met andere woorden zal ik
het volgende betogen: de stelling van Gödel is niet fout, maar ze
zegt in feite niets. Ziehier onze gedachtengang.
Een eerste vaststelling
is de volgende:
In de klassieke
rekenkunde nemen wij aan dat de rij van de natuurlijke getallen
oneindig is. Dat N een oneindig aantal elementen bevat, kunnen
wij niet bewijzen, maar we nemen het wel aan als zijnde waar en
onbetwistbaar. We poneren hiermee iets waarvan we eisen dat het waar
is, terwijl we ons er op voorhand bij neerleggen dat we het niet
kunnen bewijzen.
Een tweede vaststelling
is deze:
De telling is een vorm
van bewijs. Als ik de stelling poneer dat 3 opgeteld bij 4
gelijk is aan 7, dan bestaat een bewijs van deze stelling
daarin, dat ik III + IIII gelijkstel aan IIIIIII , waarbij ik tel
hoeveel IIIIIII werkelijk is, en dan kom ik tot de vaststelling
dat IIIIIII werkelijk gelijk is aan 7, en heb ik de waarheid
van deze stelling bewezen.
Correcter, kunnen wij de
axiomas van Peano ten berde brengen, en tot hetzelfde besluit
komen, maar wat we daarbij doen is eigenlijk reduceerbaar tot
telling, en wat ons hier aanbelangt is het bewijs door telling.
Nu hebben we aangenomen
dat de rij van de natuurlijke getallen ontelbaar is, met andere
woorden, dat er een oneindig aantal natuurlijke getallen bestaat,
terwijl we die niet kunnen tellen. Een grondstelling van de
rekenkunde, en laten we ze (N) noemen, luidt dus als volgt: Er
bestaat een oneindig aantal natuurlijke getallen. We nemen ook aan
dat deze stelling waar is.
Stel dat wij een poging
zouden ondernemen om de waarheid van (N) te bewijzen, dan zouden wij
dat moeten doen middels een algoritme dat alle mogelijkheden
narekent.
Na een oneindig lang
aantal berekeningen zouden wij nog steeds geen falsificatie van deze
stelling gevonden hebben, maar ook zouden wij nog steeds geen bewijs
gevonden hebben.
Dat bewijs zou er pas
zijn op het ogenblik dat we àlle mogelijkheden onderzocht hebben, en
dat zijn er oneindig veel. Het is dus een bewijs dat nooit eindigt,
nooit voltooid is, onvoltooibaar is.
Welnu, zou Penrose
zeggen: misschien kunnen we wel bewijzen dàt zon bewijs nooit
eindigt. Stel eens dat we dat zouden kunnen, dan zouden we dat doen
middels een rekenprocedure, genaamd B.
Vanzelfsprekend zou die
rekenprocedure B dan wel eindig zijn, want anders hervielen we
in hetzelfde probleem.
Het is nu duidelijk dat
wij geen eindige B kunnen vinden, tenzij B zich kan
beroepen op het axiomatisch karakter van (N). Wij moeten dus aannemen
dat (N) waar is, zonder bewijs. (N) is een grondstelling, een axioma.
Stel nu eens dat we die
grondstelling (N) zouden verwerpen als grondstelling. Welnu, dat
kunnen we gerust doen... mits we maar een andere stelling als
grondstelling poneren, bijvoorbeeld de stelling (G), of een andere,
of een combinatie van andere (onbewijsbare) stellingen waarvan we
eisen dat ze waar zijn.
We zien nu duidelijk het
volgende in:
(G) is onbewijsbaar omdat
(G) verwant is aan (N), en omdat we met betrekking tot (N)
hebben aangenomen dat (N) waar is terwijl we de waarheid van (N) niet
hoeven te bewijzen.
(G) is onbewijsbaar omdat
ook (N) onbewijsbaar is. En (G) is waar omdat ook (N) waar is. Maar
de onbewijsbare waarheid van (G) is helemaal niet verwonderlijk, want
we hebben zelf onbewijsbare waarheden in de rekenkunde ingestopt!
Vergelijk deze stand van
zaken met het schaakspel. Elke zet die men doet kan men verantwoorden
met betrekking tot eventuele tegenzetten en uiteindelijk met
betrekking tot het doel, namelijk het winnen van het spel. Maar men
kan geen enkele zet doen als er niet eerst spelregels bestaan, en
deze spelregels verantwoordt men vanzelfsprekend niet met het
argument dat men wil winnen, maar enkel met het argument dat men wil
kunnen spelen (dat is: hetzij winnen, hetzij verliezen; het argument
is dus: kunnen winnen en niet: winnen). De spelregels
zijn als het ware één pool van het spel: men kan bijvoorbeeld
argumenteren: Deze zet mag je niet doen, want hij is verboden,
dit wil zeggen: hij bestaat niet in dit spel; hij kan
niet. Dit is iets anders dan argumenteren: Deze zet mag je niet
doen, want dan zal je verliezen - je zegt dan dat de zet wel kan
maar dat het toch niet je bedoeling kan zijn om te verliezen, en dat
je hem daarom voor jezelf moet beschouwen als verboden. Noemen
we deze twee polen de objectieve en de subjectieve pool, dan kunnen
we de analogie met de rekenkunde gemakkelijk maken: in de rekenkunde
mag je niet de waarheid aan (N) ontzeggen, want anders kan je niet
meer rekenen. Word je geconfronteerd met bijvoorbeeld (G), dan moet
je ook inzien dat je hier weer op (N) botst, en dat het dus
vanzelfsprekend is dat (G), hoewel waar, toch onbewijsbaar is. Je kan
moeilijk verwachten dat (G) bewijsbaar zou zijn als (N) dat per
definitie niet is omdat (N) een grondstelling, een axioma, een
spelregel is. (G) is geen zet, maar een spelregel die zich voordoet
in een wat minder goed herkenbare vorm.
Een
opmerking met betrekking tot Penroses bewijs:
Penroses bewijs is ons
inziens eenvoudiger weer te geven, en wel als volgt.
We gebruiken de volgende
symbolen:
C: de bewerking C op n
A: de rekenprocedure die
wil bewijzen dat C nooit eindigt
eindigt
nooit
eindigt
ooit wel.
Stel dat C oneindig is en
dat A bestaat en A zegt dat C oneindig is, dan moet A
eindig zijn en ook sound, wat betekent dat het niet zo mag
zijn dat, als C oneindig is, een eindige A zou zeggen dat C
eindig is. In formulevorm krijgen we dan het volgende:
{((CC))
& ((CC))}
of {((CC))
& ((CC))}
met andere woorden:
((CC))
& ((CC))
met andere woorden:
CC)
Dus: als A zegt dat
C oneindig is, dan moet A sound zijn;
Dus: als A sound is,
dan kan A niets anders dan zeggen dat C oneindig is.
Dus: A is niet
hetzelfde soort berekeningen dat kan uitmaken dat C oneindig is. Dus:
alle berekeningen die kunnen uitmaken dat C eindig is, zijn
uitgesloten om van kracht te kunnen zijn om aan te tonen dat C
oneindig is. Dus: A als berekening bestaat niet.
Een
alternatief:
Als we er van uit gaan
dat de verzameling van natuurlijke getallen altijd eindig is, dus als
we er van uit gaan dat een getal pas bestaat als het geteld wordt,
dan duikt dit probleem niet op.
Gödel zegt: ge kunt niet
aantonen dat een bepaalde berekening nooit stopt. Maar tegelijk
aanvaardt men het als bewezen dat de rij van de natuurlijke getallen
nooit stopt. Hier zit dus de contradictie.
10-05-2021
Roger Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of Consciousness. Synthese en bedenkingen (in de voetnoten) - Deel 1/6
Roger
Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of
Consciousness.
Synthese
en bedenkingen (in de voetnoten)
Deel
1/6
In Hoofdstuk 1, getiteld:
Consciousness and computation, van het eerste deel, getiteld:
Why We Need New Physics to Understand the Mind. The
non-computability of Conscious Thought, situeert Penrose zijn
standpunt en zegt hij wat hij wil bewijzen: dat ons bewustzijn een
uiteindelijk niet-computationele aangelegenheid is, en dus niet
simuleerbaar door computers. Hij wil dat aantonen door te wijzen op
de aanwezigheid van dat niet-computationele in het wiskundige
begrijpen.
De wetenschap, zegt
Penrose, bekommert zich om het stoffelijke aspect van het heelal,
niet om de geest. Volgens sommigen nochtans is de geest
wetenschappelijk verklaarbaar: het is alleen een kwestie van
complexiteit. Volgens anderen is de geest van een andere orde en dus
buiten het bereik van de wetenschap. Penrose volgt de eerstgenoemden,
maar merkt op dat de wetenschappen nog iets mankeren om dat doel (het
verstaan van de geest) te bereiken: het bewustzijn behoort tot het
universum, maar we hebben een andere fysica nodig om de geest te
kunnen begrijpen.
Hij stelt de veel
gehoorde vraag of wij de redding van de wereld ooit aan almachtige
robots zullen kunnen overlaten. We zien immers steeds slimmere
computers op de markt komen. Penrose antwoordt hier voorlopig met de
opmerking dat dan de artificiële intelligentie de mens ook overbodig
zou maken.
Ter situering van het
eigen standpunt brengt Penrose de gangbare meningen onder in vier
perspectieven:
A.
Alle denken is louter berekenen; het heelal is in dat opzicht
vergelijkbaar met een grote computer. (Functionalisme - Turing).
B.
Een computer kan de werking van het brein nabootsen maar zonder
bewustzijn te hebben.
C.
De breinactiviteit brengt bewustzijn voort, maar een computer kan het
brein dit niet nadoen. (Penrose).
D.
Het bewustzijn staat volledig los van de stof en is onbereikbaar voor
elke wetenschappelijke benadering. (Mentalisme - Mysticisme).
A
is verwerpelijk alsook D,
zegt Penrose. M.b.t. B
merkt hij op, met J. Searle, dat de simulatie van een fysisch proces
helemaal niet hetzelfde is als dat fysisch proces zelf. C
rest: we hebben een nieuw begrijpen, een nieuwe fysica nodig. De
wetenschap geeft het dus niet op, maar moet rekening houden met de
realiteit van het bewustzijn (- ze moet dus ergens veranderen)
teneinde haar naam waard te kunnen blijven.
Berekening is
computation - de activiteit van een Turing-machine -, dit is
een algoritme. Men onderscheidt top-down en buttom-up
procedures. De eerst genoemde kennen we van de rekenmachines die
sneller rekenen dan de mens; de laatste wordt in de A.I. benut; zij
maakt gebruik van ervaringen in een soort geheugen (- een soort
feed-back?).
Turing verwerpt C,
maar Church, die in 1936 tot een analoge stelling kwam laat plaats
voor C. De stelling
van Church-Turing zegt dat elk algoritme in een -calculus
kan uitgedrukt worden. Turing zegt dat dat het geval is voor alle
fysische activiteiten. Church niet. Volgens C
is het bewustzijn onbereikbaar voor computers; C
vloekt niet met Church.
Een chaotisch systeem is
een dynamisch systeem dat zeer nauwkeurig afhankelijk is van
beginvoorwaarden (bvb. het weer), zodat het lijkt alsof het
niet-gedetermineerd én onberekenbaar is. Dit is echter fout:
principieel is het wél berekenbaar, alleen is zoiets meestal
praktisch onuitvoerbaar. Is dus ook de geest principieel
berekenbaar? Penrose zal bewijzen dat dit niet zo is: de geest is
principieel onberekenbaar!
Rijst de vraag welke soort
activiteit dan principieel onberekenbaar zou kunnen zijn. Heeft de
uniciteit van omgevingsfactoren hier iets mee te maken? Neen, want
ook ons eigen brein is een unieke omgevingsfactor. Penrose
geeft nu enkele voorbeelden van principiële onberekenbaarheid in
de wiskunde zelf. Vooreerst Hilberts
tiende probleem. Een Turingmachine (= een algoritme-machine) kan
uitmaken of bepaalde soorten van problemen een oplossing hebben of
niet. Maar Hilbert laat zien dat de Turing-machine van geen nut is
voor bepaalde vormen van Diophantische vergelijkingen. Een ander
voorbeeld is het tegelprobleem. Iets (bvb. het heelal) kan dus
gedetermineerd zijn doch tegelijk niet voorspelbaar, want niet
berekenbaar. Gedetermineerdheid is dus iets anders dan
berekenbaarheid. (1)
Zo zullen dan volgens A
de computers de mens overtreffen; volgens
B zullen
ze mensen kunnen nabootsen, terwijl het dan een irrelevante vraag is
of ze ook bewustzijn hebben, want in dit standpunt wordt bewustzijn
geïdentificeerd met uiterlijk gedrag; volgens C
en D
blijven computers ondergeschikt aan de
mens, ongeacht wat ze kunnen presteren, want de mens is niet
berekenbaar.
In het antwoord op de
vraag of computers rechten en verantwoordelijkheden kunnen hebben,
komt o.m. het essentiële verschil tussen wettelijkheid en ethiek tot
uiting, want volgens A
kunnen computers wettig of onwettig
handelen, dat wordt immers uitgemaakt op grond van uiterlijke
gedragingen (bewegingen). Volgens B
mankeert een computer daarvoor gevoelens
e.d.
Intelligentie kan niet
zonder dat er eerst begrip (understanding) is, en dit kan op
zijn beurt niet zonder gewaarwording of besef (awareness), wat
de passieve component is van bewustzijn (- de actieve component van
bewustzijn is volgens Penrose the feeling of the free will).
Computers rekenen vaak
sneller en beter dan mensen, maar wat zij missen, terwijl een mier
dat wél heeft, is: gezond verstand. De slimheid van bvb.
schaakcomputers is vanzelfsprekend alleen te danken aan wat experten
daar ingestopt hebben. Doen zich situaties voor die een beroep doen
op gezond verstand, dan slaat de sterkste schaakcomputer de bal mis.
Penrose zal nu ook aantonen dat computers ook geen wiskundig begrip
hebben, want wiskundig begrip is iets helemaal anders dan het kunnen
berekenen van dingen. Dit is nu wat Gödel aantoont. En daaruit volgt
dat, zoals ook J.R. Lucas betoogt, bij wie Penrose zich aansluit, dat
A en B
de mentale activiteit niet kunnen verklaren en dus
verwerpelijk zijn.
Waarom moeten we nu ook D
verwerpen? Omdat , aldus Penrose, elke geest die wij ontmoeten
verbonden blijkt met een fysiek brein. Anderzijds is het ook zo dat
wiskunde en wetenschap mysterieuze dingen bevatten. Penrose volgt
Plato hier: onze ideeën staan los van de materiële wereld, maar de
materiële wereld kan pas in termen van ideeën worden uitgedrukt en
worden verstaan. Maar verstaan is niet hetzelfde als berekenen!
(Wordt vervolgd)
(J.B., 10 oktober 1999)
Verwijzingen:
(1)
O.i. Kunnen we hier zeggen dat we moeten vaststellen dat er een kloof
is en blijft tussen onze kennis en de werkelijkheid, m.a.w.: deze
conclusie houdt in dat de werkelijkheid niet objectiveerbaar is.
(2)
Cf. de zgn. third person account van Shaffer.
(3)
O.i. Zijn die eigenschappen niet cruciaal want ook gevoelens kunnen
worden teweeg gebracht zonder dat ze echt zijn (zie onze kritiek bij
Guy Sircellos A theory of beauty) en dus kunnen ook onechte
reacties op die onechte gevoelens ingebouwd worden: men komt dan in
de situatie die wij kennen van de zgn. electronische
troeteldieren die gedijen op grond van een gesofisticeerd
zelfbedrog, vergelijkbaar met de poppenkast waarbij men vragen stelt
aan de poppen en ze zelf beantwoordt terwijl men ze zodanig laat
bewegen dat het lijkt alsof zij het zijn die antwoorden. O.i. Is er
geen essentieel verschil tussen de computer zoals beschreven in
standpunt B en de pop
van de buikspreker. Het is dus wél een relevante vraag of computers
bewustzijn hebben, en dat zal altijd een relevante vraag blijven,
omdat wij op zijn minst altijd graag willen weten of het de pop is
die de buikspreker bedient, of de buikspreker die de pop bedient: ten
minste één van de twee bedient de andere als er gesproken wordt.
Vanzelfsprekend komen alleen C
en D in deze
context als relevante standpunten naar voren.
(4)
Maar is ook het omgekeerde het geval??? Verder is dit ook nog eens
een argument door inductie: het is niet omdat we een losstaande
geest nooit zouden hebben waargenomen, dat hij er niet zou kunnen
zijn.
Roger Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of Consciousness. Synthese en bedenkingen (in de voetnoten) - ILLUSTRATIE
Roger
Penrose, Shadows of the Mind. A Search for the Missing Science of
Consciousness.
Synthese
en bedenkingen (in de voetnoten)
ILLUSTRATIE 1
Oskar Reutersvärd (1915-2002): Zweeds tekenaar en beeldhouwer, ontwerper van meer dan 2500 'onmogelijke' figuren waarvan de zogenaamde driehoek van Penrose de bekendste is. M.C. Escher bedacht deze figuren los van Oskar Reutersvärd. [Bron: "Duizend uit de duizend. Portretten in potlood", J.B., Serskamp, 2014] Zie ook:
Het interview met Omsk Van Togenbirger (Tiende deel)
Het
interview met Omsk Van Togenbirger (Tiende deel)
Is dat niet een beetje oneerbiedig uitgedrukt?
OVT:
Pardon?
Je spreekt over onze leiders als over potentaten die
zichzelf als goden beschouwen en die ons als hun vee behandelen.
OVT:
Leiders? Zei je dat? Leiders?
Tja, dat zijn ze toch?
OVT:
Ben je het ermee eens dat het leiderschap, tenminste als er zoiets
kan bestaan, een voorbeeld moet nemen aan het goede ouderschap?
Jazeker...
OVT:
Het ouderschap met verantwoordelijkheidszin en zelfopoffering?
Vanzelfsprekend...
OVT:
Op dat vlak kunnen we trouwens nog wat leren van de dieren! Heb je al
eens gezien hoe de dieren zorg dragen voor hun jongen?
Ja, dat is instinct...
OVT:
Dat begrip is achterhaald, mijn beste: je moet dringend gaan
bijlezen!
Ik heb zo weinig tijd...
OVT:
Vissen, zoals je weet, zwemmen in scholen en de kleintjes zwemmen aan
de binnenkant, ze worden beschermd door de grote vissen die aan de
buitenkant van de school gaan zwemmen, zo omsluiten ze de kleintjes
als een levend schild. Alle comfort voor de kleintjes, zelfopoffering
voor de ouderen.
Inderdaad, ja...
OVT:
En om het nu maar te houden bij het maritieme: de
reddingssloepen van de Titanic waren gevuld met volwassen mannen!
Tja...
OVT:
De pausen achten zich de vertegenwoordigers van Christus op aarde,
nietwaar? De leiders van de kerk die naar hun eigen zeggen het
opgestane lichaam van Christus is. Zo is het toch?
Kennelijk...
OVT:
Als wij de oude teksten mogen geloven, was Christus een leider voor
de mensen: hij had zijn leven veil voor hen. Hebben de pausen hun
leven veil voor de mensen?
Je gaat toch niet weer vertellen over die opalen?
OVT:
Inderdaad, ik had het al verteld. Maar je begrijpt toch wel waarom ik
het herhaal?
Je hoeft dat verhaal niet te herhalen want ik ken het
al.
OVT:
Mijn beste, denk je echt dat ik het vertel opdat jij het zou kennen?
Waarom anders?
OVT:
Kijk, dat is wat ik nu precies bedoel: dit gaat helemaal niet over
informatie.
En waarover gaat het dan wel?
OVT:
Als die opalen konden spreken, dan zouden zij ons vertellen dat ze
elk vijftigduizend euro waard zijn. Dat is een bedrag waarvan
welgeteld de vijfentwintigduizend mensen die dagelijks van honger
omkomen, een OCMW-maaltijd kunnen genieten.
Ja?
OVT:
De zaak is nu dat die opalen inderdaad ook kunnen spreken. Het staat
ergens in oude teksten die ik niet meteen kan citeren omdat mijn
geheugen achteruitboert, het zijn teksten waarover men zegt dat ze
figuurlijk moeten opgevat worden omdat iedereen wel weet dat stenen
niet in staat zijn om te spreken, ook niet als het edelstenen zijn.
Maar ik verklap je nu, mijn beste, dat stenen wél in staat zijn om
te spreken. Meer zelfs: stenen zijn in staat om te getuigen in
rechtszaken. De opalen op de mijters van de pausen en de andere
hoogwaardigheidsbekleders in de kerk maar ook de edelstenen op de
kronen van koningen en koninginnen en in de ringen, in de pols- en
halsbanden van miljardairs... zij zijn de directe getuigen van een
niet meer te tellen aantal volkerenmoorden! En stenen kunnen niet alleen spreken en getuigen, zij zijn ook perfect geloofwaardige getuigen want stenen kunnen helemaal niet liegen, mijn beste, ze zijn immers van steen, begrijp je? De beesten
dragen zorg voor hun jongen, zij geven hen het voedsel uit hun bek en
zij beschermen hen met hun eigen lijf. Maar onze leiders, zoals jij
hen noemt: dragen zij mijters met parels van geslepen glas? Worden
zij gekroond met doornen? Rijden zij rond met een Toyota Corolla?
Dat is allemaal reeds gekende informatie.
OVT:
Toch niet. Het zijn convocaties.
Convocaties?
OVT:
Meer nog: het zijn aantijgingen.
Aantijgingen?
OVT:
Tenlasteleggingen, beschuldigingen.
En waarvan beschuldig jij onze leiders dan wel?
OVT:
Zie je wel hoe diep de leugens zitten? Je hebt het weer over leiders,
mijn beste! Leiders, zo zeg je maar dat zijn ze niet! Het zijn
commerçanten of zelfs platte bedriegers. Zij geven zich uit voor
leiders, maar dat leiderschap is slechts een voorwendsel om je in de
doeken te kunnen doen. Ze hebben limousines nodig om je ervan te
overtuigen dat zij leiders zijn: limousines, mijters, kronen,
paleizen, dienaren, parades: het dient allemaal om te verbergen dat
zij ordinaire dieven zijn terwijl zij dat zodoende etaleren. Zij
blijken niet eens te weten dat leiderschap, dienaarschap is en dat
bevelen hun kracht halen uit het feit dat zij het goede beogen van
diegenen aan wie zij gericht zijn. Nu, zij weten dat natuurlijk wel.
Wat ze doen is helemaal niet leiden maar imponeren, manipuleren,
onder druk zetten, intimideren en afpersen. Heb je al eens gezien hoe
naarstig politici hun ronde doen in de weken voorafgaand aan de
verkiezingen? Handjes geven in de OCMW-rusthuizen, briefjes uitdelen
waarbij zij 'de gewone mensen', zoals zij hen zo graag noemen, bij de
voornaam aanspreken? Als dat geen intimidatie is, dan ben ik de paus
van Rome! Zij doen exact hetzelfde wat Poetin deed toen hij grote,
bemande oorlogsschepen voor de kuststeden op de Krim liet aanmeren in
de aanloop naar het referendum waarop de bevolking zich 'vrij' kon uitspreken over haar onderwerping aan Rusland! En nu ga jij wellicht
tegenwerpen dat men onze vriendelijke dorpspolitici niet mag
vergelijken met de dictator van een grootmacht?
Wij hebben onze politici zelf verkozen.
OVT:
Mijn beste: zie je nu zelf niet hoe diep het zit? Wij stemmen voor
zekere politici zoals wij ook zekere merken kopen en dat doen wij
vaker dan wij zelf toegeven onder invloed van reclame. En is dat niet
iets heel anders dan handelen uit vertrouwen? Het schenken van
vertrouwen vereist vrijheid. Reclame is een aanval op de vrijheid.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
3 mei 2021)
02-05-2021
Het interview met Omsk Van Togenbirger (Negende deel)
Het
interview met Omsk Van Togenbirger (Negende deel)
- Omsk Van Togenbirger, je vertelt dat de mens
wegvlucht in wanen omdat hij niet bij zichzelf kan blijven. Pascal
zei dat trouwens ook al: de ergste kwaal van een mens is dat hij
niet op zijn kamer kan blijven. Maar worden de zaken in deze
voorstelling niet op hun kop gezet? En is het niet veeleer zo dat de
mens niet bij zichzelf kan blijven precies omdat hij zoekt naar...
neen, niet naar waanzin maar naar zin? Met andere woorden: laat de
mens zich met allerlei zaken in omdat hij geen rust vindt in
zichzelf of vindt hij geen rust in zichzelf vanwege die drang naar
anders en naar meer? Jij spreekt dan over waanzin, maar kan je het
voor hetzelfde geld ook niet hebben over zin? Zoekt de mens zin
omdat hij onrustig is of is hij onrustig omdat hij naar zin zoekt?
OVT:
Het is een feit dat de mens onrustig is en dat hij daarom hetzij
vlucht hetzij zoekt. Waar hij van zichzelf wegvlucht, is sprake van
waanzin; waar hij zoekt, zoekt hij uiteraard naar zin. En dat wil
zeggen dat hij die zin niet in zich heeft. Of tenminste, dat hij
gelooft dat hij die zin niet in zich heeft.
En wat van de twee is dan het geval?
OVT:
Dat is een zeer goede vraag. En misschien is het wel wezenlijk voor
de mens dat hij door zijn natuur wordt aangezet om te gaan zoeken.
Kijk, kinderen voelen zich nog goed in hun vel, zij zijn als het ware
nog altijd tentakels van hun moeder. Maar eenmaal de puberteit is
ingezet, voelen mensen zich niet langer tevreden bij zichzelf: zij
worden onrustig vanwege een ingeboren verlangen, een verlangen
naar... een wederhelft. De Oud-Griekse wijsgeer Plato verklaarde dat
verlangen vanuit de mythe dat de koppels die zich vormen, in de
oertijd ooit één en dezelfde mens waren. Het verlangen van
geliefden naar elkaar is in feite de heimwee naar een verloren
eenheid. De menselijke onrust wordt althans aangevoeld op een
vergelijkbare manier, namelijk als het besef iets kostbaars verloren
te hebben. En niet zomaar iets waardevols, zoals een geldbeugel, maar
wel het meest waardevolle dat men zich maar bedenken kan: zichzelf!
De mens kan niet in zichzelf rusten totdat hij zijn wederhelft
gevonden heeft en dan lijkt het voor hem alsof hij zichzelf gevonden
heeft.
Dat is alvast een mooie uitleg...
OVT:
Iedereen kan bij zichzelf nagaan dat die gevoelens van heimwee,
verliefdheid en het terugvinden van zichzelf of het herstel van een
verloren geluk, waarachtig zijn.
Ontegenzeggelijk.
OVT:
De mythe van Orpheus en Euridicè zoals verhaald door Vergilius en
door Ovidius heeft het over de noodlottigheid in die werkelijkheid:
wanneer Orpheus' geliefde Euridicè na een adderbeet sterft en in het
dodenrijk belandt, is Orpheus danig ongelukkig dat hij naar haar op
zoek gaat in de Hades zelf: liever is hij dood dan zonder zijn
wederhelft te moeten verder leven. Zijn smeekbede maakt de harten van
de meest hartelozen, de heersers van de onderwereld, week en zij
staan Orpheus uiteindelijk toe dat hij zijn Euridicè terughaalt. De
voorwaarde is wel dat hij gedurende de terugweg naar het leven, zijn
ogen van haar af houdt. Edoch, dezelfde begeerte die hem naar haar
doet verlangen, maakt dat hij haar weer verliest en dit keer voor
immer: hij kijkt om. Hij wordt verscheurd en zijn geluk is definitief
voorbij.
Ik las het verhaal in een boek dat de Griekse
mythologie vertelt in honderdzesendertig verhalen. (*)
OVT:
Met zijn verhaal over de oorspronkelijke oertijd-mensen waarvan wij
in feite slechts helften zijn, verklaart Plato overigens evenzeer dat
sommige koppels bestaan uit mensen van hetzelfde geslacht: niet een
mogelijk gemeenschappelijk doel, zoals kinderen krijgen, brengt
mensen samen maar een gemeenschappelijke oorsprong. Mensen vinden
elkaar niet vanuit een verlangen naar kinderen maar vanuit een
terugverlangen naar zichzelf. Het verlangen naar kinderen dat het
verlangen is naar het vereeuwigen van die eenheid, komt gebeurlijk
later. Dat laatste is natuurlijk, het eerste heeft iets dat het
louter natuurlijke te boven gaat.
Inderdaad...
OVT:
Uiteraard gaat de onrust waarvan sprake niet over de menselijke
wederhelft maar wellicht is er geen betere vergelijking mogelijk om
het aangeboren gemis dat ons doet zoeken aan te duiden, dan de
vergelijking met het zoeken naar zijn wederhelft.
Het zoeken naar zin is geen waanzin?
OVT:
Niet te vlug hier! Sommigen hebben het over de mens als zingever en
dat zou ik ten stelligste willen tegenspreken. Ik geloof niet dat
mensen in staat zijn om geheel uit zichzelf zin toe te voegen aan de
dingen, het lijkt mij op zijn zachtst gezegd een beetje aanmatigend
om zoiets te geloven. We kunnen uiteraard wel zin ontdekken en dat is
iets helemaal anders.
Wat is dan het verschil?
OVT:
Hun zin ligt reeds in de dingen zelf besloten: wij kunnen er niet
iets uit halen wat er niet al in zit, begrijp je?
Toch niet...
OVT:
Wel, kijk jij soms televisie?
Dat gebeurt, ja.
OVT:
Rij je met de auto?
Soms.
OVT:
Heb je lampen hangen thuis?
Jazeker... Jij wil het hebben over elektriciteit.
OVT:
Bijvoorbeeld! En is elektriciteit een uitvinding of is het een
ontdekking?
De bliksem was altijd al in de natuur aanwezig en in
1752 heeft Benjamin Franklin de bliksemafleider... uitgevonden en de
elektriciteit... ontdekt.
OVT:
Eigenlijk kenden de Oude Grieken dat al, ze wekten statische
elektriciteit op door met wol over barnsteen te wrijven en dat
noemden ze dan barnsteenkracht. Elektron is trouwens het Griekse
woord voor barnsteen. Sommige vissen, zoals de sidderaal, kunnen
elektrische vonken opwekken en zelfs bombardeerkevers kunnen vuur
maken. De vuurspuwende draken lijken in die context helemaal geen
verzinsels meer te zijn: net zoals de kabouter en de reuzen blijken
heel wat werkelijkheden uit de sprookjes alles behalve verzonnen. Het
is opnieuw aanmatigend om zomaar te gaan veronderstellen dat de
dingen die wij niet kennen, ook niet bestaan, alsof ze bestonden
omdat we ze kenden. Alsof wij het natuurrecht hadden om alles te
kennen. Alsof het de dingen verboden was om te bestaan totdat wij er
kennis van namen. Maar wat ik wilde zeggen, is dit: televisiekijken,
stofzuigen, het huis verlichten: het zijn dingen die als
mogelijkheden sinds het begin der tijden in de natuur besloten lagen
en ons aandeel erin bestaat enkel uit het vinden van die dingen, het
ontdekken ervan. Het gaat om een zin die wij gevonden hebben, niet om
een zin die zijn oorsprong vindt bij ons. Wij hebben de elektriciteit
ontdekt, dat wil zeggen: wij hebben hem gevonden maar hij was er al,
het is alsof hij lag te wachten om ontdekt te worden. Die
vindingsdrang ligt wellicht in de menselijke natuur besloten, zoals
ook de plant het voedsel zoekt en vindt dat zij dan omzet in haar
levensvormen. Wat dan ook niet betekent dat bijvoorbeeld het paard
geschapen is om de kar te trekken, zoals sommigen geloven. Wijzelf
kunnen bedoelingen hebben maar we moeten ons ervoor hoeden om ze in
de dingen buiten ons te projecteren want ook dat is waanzin.
Zijn
degenen die geloven dat er een pandemie aan de gang is, waanzinnig?
OVT:
In geen geval: er zijn ontelbare pandemieën aan de gang en dat is
ook altijd al het geval geweest: alle wezens strijden onderling om
een zo groot mogelijk stuk van de koek. Waanzinnig is wel het
fenomeen waarvoor Ivan Illich waarschuwt in een van zijn laatste
teksten: mensen die gaan denken dat het normaal is om te verlangen
naar een perfecte gezondheid. Het is volstrekt uitgesloten dat iemand
altijd 'gezond' is omdat het leven een voortdurend gevecht is tegen
ziekte, aftakeling en dood, waarbij het niet alleen normaal is maar
tevens onvermijdelijk dat wij dit gevecht vroeg of laat zullen
verliezen. Wie zich daar niet kunnen bij neerleggen, zijn waanzinnig
en aan die waanzin lijden ook steeds meer mensen omdat zij van de
realiteit vervreemd zijn. Verregaande vervreemding is ook wat maakt
dat men tegen corona aankijkt zoals men dat nu kennelijk wereldwijd
doet. De actuele visie op de mens, de wereld en de toekomst is een
constructie van een aantal potentaten die van de werkelijkheid
vervreemd zijn door het aanhangen van een wereldbeeld waarin zij
zichzelf zien als goden en waarin zij de mensen behandelen als hun
vee.
Het interview met Omsk Van Togenbirger (Achtste deel)
Het
interview met Omsk Van Togenbirger (Achtste deel)
- Omsk
Van Togenbirger, als ik na je interessante uitweiding mag terugkeren
naar het onderwerp van ons gesprek, het einde van de wereld... Moeten
wij nu vrezen dat de door corona verkapte machtsgreep het einde van
de mens wordt?
OVT:
Er is, zo vrees ik, veel meer aan de hand en de kenteringen die
uiteraard bespoedigd worden door de coronastrategie zijn al een
tijdje aan de gang...
Je had het over de cultus van de waanzin die ons moet
beschermen tegen de waarheid die anders geheel ondraaglijk wordt?
OVT:
Kijk eens hier, mijn beste... Rome is de hoofdstad van Italië,
nietwaar?
Jazeker...
OVT:
En middenin de stad Rome ligt een staat, genaamd Vaticaanstad, ja,
een heuse staat, geheel ommuurd, met een staatshoofd, een eigen
wetgeving, een quasi uitsluitend mannelijke bevolking, ambassades
alom ter wereld...
Zo is dat, ja...
OVT:
Die staat wordt geregeerd door pausen die tevens regeren over het
verrezen lichaam van Christus waarmee de zogenaamde kerk samenvalt,
nietwaar?
Dat wordt gezegd, inderdaad...
OVT:
Samen met zijn curiekardinalen zit de paus vergaderingen voor waarin
door hooggeleerde geestelijken wordt beslist om bijvoorbeeld de
goudkleurige mijter in het wapenschild van de regerende paus te
vervangen door een meer modieuze en eenvoudige witte mijter.
Ja...
OVT:
Dat heeft uiteraard allemaal heel wat voeten in de aarde maar eenmaal
men erin geslaagd is om desbetreffend tot een consensus te komen in
de heilige congregatie welke zich het thema behartigt, en er wordt
overgegaan tot het vervangen van de gouden door de witte mijter,
spreekt men over een progressief pausschap en is dit wereldnieuws,
begrijp je?
Ja...
OVT:
Weet je trouwens dat pauselijke mijters bezet zijn met allerlei
edelstenen, zoals opalen, tientallen opalen, zoals men op recente
prentjes kan zien?
Juist, ja...
OVT:
Ken je ook de waarde van zo één opaal?
Ik heb geen flauw idee...
OVT:
Ik heb het onlangs nagekeken: één opaal heeft een waarde van
ongeveer 50.000 euro.
Dat wist ik helemaal niet.
OVT:
Hoeveel mensen kan men met dat bedrag te eten geven?
Een normale maaltijd?
OVT:
Een doordeweeks middagmaal.
Twee euro besteedt men daaraan in de
OCMW-rusthuizen... dat maakt dan 25.000 maaltijden.
OVT:
Goed gerekend. En hoeveel mensen sterven dagelijks door honger?
Vijfentwintigduizend ongeveer.
OVT:
En is het u al opgevallen dat die opalen in die mijters blijven
staan, ondanks de wereldwijde hongersnood?
Zo is dat ja.
OVT:
Mag men dan niet zeggen dat die edelstenen de schuldbewijzen zijn
voor een aanslepende genocide?
Tja...
OVT:
Is genocide een christelijke deugd?
Niet bepaald...
OVT:
Beweert de paus de plaatsvervanger te zijn van Christus?
Inderdaad...
OVT:
Kijk, dat bedoel ik nu juist, begrijp je? Dat is klinkklare waanzin
en niets anders, of vergis ik mij ergens in mijn redenering, mijn
beste?
Ik denk het niet...
OVT:
Als ik mij vergis, zou ik heel graag willen dat je het ook zegt, ik
zal dan met veel plezier mijn visie herzien, het zou al te jammer
zijn mocht een mens door een domme vergissing gek verklaard worden,
vind jij dat ook niet?
Uiteraard...
OVT:
Zie je wel! Want dat gebeurt wel elke dag, weet je dat? Men zegt dan:
die persoon daar lijdt aan grootheidswaanzin, hij gelooft dat hij de
paus de les moet spellen. De paus is namelijk het hoofd van de
katholieke kerk, de plaatsvervanger van God zelf op aarde, begrijp
je? Wie een zo hoogstaand persoon durft aan te vallen, moet wel niet
goed bij zijn hoofd zijn, zo zegt men. Of vergis ik mij?
Tja, zo is dat...
OVT:
Pausen, presidenten, koningen... kritiek is daar helemaal uit den
boze! Of vergis ik me, mijn beste?
Welnee, ik zie niet in waar je je zou vergissen...
OVT:
De kinderen kwamen vorig jaar op straat voor de gezonde lucht van
morgen maar op de milieutop wees de Amerikaanse president hen
terecht: hebben de kinderen zich dan vergist, mijn beste? Is het
milieu proper en geloven zij alleen maar dat het vuil is? Worden de
mensen er ziek van of is dat allemaal kwaadsprekerij en achterdocht?
Toch niet...
OVT:
Hoort het niet dat een kind een president aanvalt of is het heel
terecht dat kinderen wantrouwig worden jegens ouderen als die ouderen
gewoon doorgaan met vervuilen omdat dit hun almaar rijker maakt? Vind
jij ook dat kinderen sowieso gehoorzaam moeten zijn aan ouderen?
Euh...
OVT:
De zaak is dat zij niet ongehoorzaam kunnen zijn, mijn beste
en dat betekent dat het recht van de sterkste het hier haalt op de
redelijkheid en op de deugdzaamheid.
Ja...
OVT:
De waanzin, de onverschilligheid, de stompzinnigheid: het bestaat
allemaal al duizenden jaren, het is er heus niet gekomen door het
virus maar net andersom: het virus is er gekomen door de waanzin. Als
de mensen niets om handen hebben, als ze zich beginnen te vervelen,
vinden ze altijd zo'n dingen uit. De ene keer is het oorlog, dan
fabriceren ze een economische crisis, dan weer wordt er naar de maan
gereisd... Het zijn allemaal waanzinnige bezigheden en daarin vlucht
men weg van zodra men zich begint te vervelen, begrijp je?
Niet zo goed, nee.
OVT:
Stel eens... een aantal mensen zijn aan het werk in een fabriek. Er
is een elektriciteitspanne en er wordt beslist een pauze in te
lassen. Nu zou men denken: het harde labeur wordt onderbroken, men
heeft de gelegenheid om te rusten en men rust. Maar wat doet men? Men
begint te kaarten! Jawel, mijn beste: gij hoort het goed: kaarten
doet men! En waartoe dient dat spel? Tot niets, tot twee keer niets
en het is nog inspannend ook. Maar liever dat dan bijvoorbeeld
rusten. Men doet ongeacht wat om de tijd te verdrijven die men
anderzijds zegt tekort te hebben, de meest waanzinnige activiteiten
vindt men uit. Kaarten, bidden, telefoneren, ook als men helemaal
niets te zeggen heeft, kletsen, leugens verzinnen, men kan het zo gek
niet bedenken of men doet het. Wordt de bezigheid onderbroken, dan
vlucht men hals over kop in een andere, het doet er niet toe welke,
de meest waanzinnige is beter dan helemaal niets. Men vlucht. En voor
wat vlucht men dan eigenlijk? Weet je dat?
Voor de stilte?
OVT:
De mens vlucht voor zichzelf, bijna niemand wil met zichzelf
geconfronteerd worden, men vlucht in een personage, men vlucht achter
een masker, heel letterlijk trouwens in deze tijd, men vlucht in een
werk of in een spel, als men maar niet met zichzelf geconfronteerd
wordt. De meeste mensen kunnen niet alleen zijn en om die reden zijn
zij kuddedieren. En zie je hoe men dan zegt 'kuddedieren' en niet
'kuddemensen'? Want dat is wat er gebeurt met mensen die vluchten
voor zichzelf: zij vluchten voor hun mens-zijn en zij doen dat door
te vluchten in hun dierlijkheid en dat doen ze door zichzelf te
herleiden tot een lid van een kudde. Het is immers lastig om mens te
zijn. Niet het alleen zijn als zodanig is lastig, ook niet de rust of
de stilte maar wel de confrontatie met zichzelf: het dier dat zijn
spel ineens onderbroken ziet worden, wordt ermee geconfronteerd dat
het bovendien mens is. Mensen willen hoe dan ook hun mens-zijn uit de
weg gaan.
Waarom?
OVT:
De kat legt zich in haar mand in een draai en slaapt bijna de klok
rond. De worm knaagt een blad af tot bij de nerf en herbegint dan met
het volgende blad. Alle dieren doen wat voor hen voor de hand ligt.
Alleen de mens is en blijft onrustig: hij wil vooruitgang, hij wil
tijd winnen, hij wil een hogere productie, hij wil records breken,
hij wil naar Mars. Dieren en planten, mijn beste, willen dat allemaal
niet. Zij groeien en bloeien, eten en slapen, en de kous is af. Ze
zijn in vrede. Geen vooruitgang voor de katten, de koeien, de
insecten en de bomen: zij zijn perfect tevreden met het leven dat ze
leiden. De mens wil altijd hoger, sneller en sterker. En dat maakt
hem ongelukkig want ook hij veroudert en verdwijnt. Zelfs de soort is
gedoemd om te verdwijnen, het leven op aarde, het zonnestelsel: het
heeft allemaal een beperkte houdbaarheid, het einde ervan staat in de
sterren geschreven. Maar de mens wil hiermee niet geconfronteerd
worden: hij weigert zich neer te leggen bij de werkelijkheid. Hij
vlucht weg in wanen. En dat is zijn ongeluk. Daedalus en Icarus en
al die andere oeroude verhalen etaleren de menselijke overmoed, de
onrust, het grenzeloze streven, de wil.
Het interview met Omsk Van Togenbirger (Zevende deel)
Het
interview met Omsk Van Togenbirger (Zevende deel)
Plotseling
zie ik dat de zuster die de koffie heeft gebracht weer in het deurgat
staat. Van Togenbirger heeft de blik verdroomd gericht op de toppen
van zijn schoenen, de zuster knipoogt, nijgt zich naar me toe en
fluistert me in het oor:
Het lijkt erop dat hij weer goed op dreef is, eigenlijk
is het tijd voor zijn pillen, ik zal nog een beetje wachten tot het
interview gedaan is...
O, daar is nog lang geen sprake van, zo antwoord ik
haar: tenzij u daar anders over beslist natuurlijk, u zegt het maar
als u vindt dat dit onderhoud te lang duurt...
Nee hoor, doen jullie maar rustig verder, zegt ze, en
als jullie mij nodig hebben: hier is de bel!
Zij
wijst naar een sinaasappelvormige plastic bol die vast hangt aan een
touw en demonstreert het mechanisme door er eens aan te trekken. In
de verte, elders in het gebouw, is een gerinkel hoorbaar dat door dit
museumstukje voortgebracht wordt en zij lacht, wuift en verlaat de
kamer. Pas nu lijkt Van Togenbirger weer uit zijn gedachten te
ontwaken.
Als ik het goed begrijp, beste Omsk Van Togenbirger,
is er op de een of andere manier dan toch wel sprake van de door de
religies voorspelde apocalyptische tweestrijd? De lang verwachte
eindstrijd tussen goed en kwaad? En dan zouden, volgens jouw
uitleggingen, de verkondigers van de pandemie, de wetenschapslui en
de politici, in feite de Luciferianen zijn, terwijl hun
tegenstanders, aan wie spreekrecht wordt ontzegd en die ervan
beschuldigd worden complotdenkers te zijn, eigenlijk moeten worden
beschouwd als de redders van de mensheid? Ik kan mij daarbij echter
niet van de indruk ontdoen dat wie de zaken op die manier
voorstellen, zich blootstellen aan de kritiek dat zij wel bijzonder
aanmatigend zijn. Heb je daar al aan gedacht en heb je daar een
antwoord op?
OVT:
Mijn beste, luister nu eens hier. De vraag die men zich moet stellen
wanneer men het hele gebeuren in ogenschouw neemt, is de volgende:
wat beogen degenen die onverschrokken de pandemie verkondigen en wat
beogen zij die zich met al hun hebben en houden tegen hen keren? Wat
drijft vooreerst diegenen die ons komen te vertellen dat wij bedreigd
worden door een welbepaald kwaad en dat zij de oplossing daarvoor in
petto hebben? Je begrijpt toch dat die handelwijze helemaal niet
nieuw is? Dat zij zich alsmaar herhaalt in een ontelbaar aantal
vormen? Op de keper beschouwd gaat het hier om een bijzonder goedkoop
en doortrapt maar even beproefd patroon dat een tactiek verraadt die
zonder uitzondering alle potentaten hanteren om de massa aan zich te
onderwerpen en vervolgens uit te buiten.
Hoe dan wel?
OVT:
Ik maak jou bang voor een zeker kwaad en vervolgens verkoop ik jou de
ultieme oplossing voor een zo dik mogelijk pak geld! Wel, is dat niet
de tactiek waarmee bijvoorbeeld de katholieke kerk de halve
wereldbevolking al tweeduizend jaar lang aan het lijntje houdt? De
katholieke kerk maar ook alle andere religies? De potentaten in de
verschillende religies maar ook de machtswellustelingen in de
politiek en in zowat alle sectoren?
Tja...
OVT:
Mijn beste: waar figuren opduiken die angst zaaien, zijn gezonde
mensen extra op hun hoede want instinctief weten zij heel goed wat
daar op volgen zal. Elke verkoper, of moet ik zeggen: elke dief, weet
dat hij zijn product pas kan slijten als hij bij zijn potentiële
klant een behoefte daaraan kan opwekken. In de huidige wereld poogt
men vooral veiligheid te verkopen, een product dat goed in de markt
ligt na enkele jaren van opgeklopt terreurnieuws over och arme een
paar honderd slachtoffers wereldwijd of waren het er een paar
duizend? Er wordt een kwaad geschapen en een remedie volgt tegen een
prijs die uiteindelijk niemand meer bij machte is om te betalen
omdat, als puntje bij paaltje komt, het om het eigen leven van de
betrokkene gaat. Ja, van niets minder tracht elke potentaat zijn
prooien te beroven dan van hun eigen leven en als zij het weigeren om
hun leven aan hem te schenken, lopen zij het gevaar bij iedereen voor
lafaards door te gaan! Of heb je niet onthouden wat de leiders
rondbazuinen over het volk? Hebben ze dan iets nodig om voor te
leven? - zo schreeuwen ze: Welnee, ze hebben iets nodig om voor
te sterven!
We weten pas zeker of we voor een zaak willen leven
als we ook bereid zijn er voor te sterven: zijn dat niet de woorden
van Erneste Che Guevara?
OVT:
Maar mijn beste: tallozen hebben variaties gemaakt op datzelfde
thema! Martin Luther King, Dag Hammarsjold, Fjodor Dostojevski,
Albert Einstein, Gilbert Chesterton, Arthur Schopenhauer...
En spreken zij dan de waarheid niet?
OVT:
Mijn beste, ik noem het doen van dergelijke uitspraken een vorm van
de aan mannen eigen drang om te paraderen en sta mij toe dat ik dit
met enkele voorbeelden illustreer. Onlangs zijn bijzonder betrouwbare
getuigenissen vrijgegeven over de bemanning van de reddingssloepen
van de Titanic die in de nacht van 14 op 15 april van het jaar 1912
tegen een ijsberg aan vaarde en zonk. Los van het feit dat de
opvarenden van tweede of derde klasse met het neerlaten van hekkens
verhinderd werden om het dek te bereiken waar zich de reddingssloepen
bevonden, heeft zich onder de elite op het dek een nog groter drama,
een drama van eerste klasse afgespeeld. In weerwil van de morele
regel dat vrouwen en kinderen eerst gered moeten worden, bleken de
overlevenden in de schuiten die het schip dat ter hulp kwam,
bereikten, bijna allemaal mannen te zijn.
Daarvan heb ik inderdaad gehoord, ja...
OVT:
Nog een mooi prentje is dit. Er bestaan op televisie verspreide
beelden van een gezin dat in een drive-in natuurpark niets vermoedend
de auto verlaat. Alras wordt het kind belaagd door een tijger en raad
nu eens wat er gebeurt! Terwijl de moeder haar kind overigens met
succes tegen het wilde beest verdedigt, vlucht de vader snel de auto
in.
Ja, ik heb die beelden ook gezien...
OVT:
Ik vermoed niet dat het hier om uitzonderingen gaat en daarom ook
geloof ik dat men hieruit misschien wel met recht en rede het besluit
mag trekken dat ook de gezegdes over de nood aan een zaak waarvoor
men zijn leven veil heeft, berusten op zelfoverschatting en
grootspraak. De befaamde uitspraak over de nood aan een zaak om voor
te sterven dient dus een weinig aangepast te worden, vind je ook
niet?
Misschien wel, ja...
OVT:
Wat dacht je dan van de volgende: De mensen... of beter: de
mannen... hebben een zaak nodig waarover ze kunnen zéggen dat ze
bereid zijn om er voor te sterven!
Klinkt wel cynisch...
OVT:
Mannen zijn met andere woorden supporters en dat is iets heel anders
dan helden. Supporters zijn meelopers, massamensen zo men wil,
kuddedieren die een leider volgen.
Misschien heb je wel gelijk.
OVT:
Zeer onlangs las ik in het nieuws dat een burgemeester en tevens een
vooraanstaand lid van een partij met een macho-imago, nadat hij
beschuldigd werd van geldverduistering, zichzelf nu een slachtoffer
van oplichting noemt en luister nu goed, mijn beste: het was niet een
leeuw door wie hij zich liet temmen maar een vrouw, zij het er een
met het kapsel van een leeuw!
Ha...
OVT:
De parade wijkt hier zelfs voor het persoonlijke gewin want iedereen
weet dat een man die door een vrouw geveld werd en dat ook nog
toegeeft, volgens de regelgeving van macho's afgedaan heeft als leider en dat wie hem dan nog volgen,
niet goed snik zijn. De kerel staat trouwens niet alleen met zijn
opportunistische bekentenis: een partijgenoot van hem zat onlangs in
hetzelfde schuitje en kwam weg met een gelijkaardige uitleg. En zie
je nu wat nog het ergste is?
Euh...
OVT:
Die mannen blijven paraderen op de buis alsof er geen vuiltje aan de
lucht is. Of heb je dan de stoelendans van Ankara gemist?
Tja... en wat...
OVT:
Een zaak om voor te sterven: dat is gewis het aas waarmee de
leider zijn kuddedieren vangt, waarna hij hen prompt naar het front
stuurt om daar met hun leven voor zijn eer te gaan betalen want
zijzelf zijn bittere sukkelaars, zij drentelen achter een vlag aan
die niet eens de hunne is. En dit is exact de manier waarop vandaag
godbetert wereldwijd de massa in het gareel wordt gehouden door een
bende, en ik wik mijn woorden, gewetenloze megalomane blasé
miljardairs.
Ja?
OVT:
Niemand immers, mijn allerbeste, kan de bedoeling hebben om
uitgerekend diegenen bij te staan die hij aan het bestelen is. Quod
erat demonstrandum.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
27 april 2021)
26-04-2021
Het interview met Omsk Van Togenbirger (Zesde deel)
Het
interview met Omsk Van Togenbirger (Zesde deel)
OVT:
Op het ogenblik dat je een steen werpt, ligt het al vast waar hij
terecht zal komen: het einde zit vervat in het begin. Dat komt
uiteraard doordat de steen zelf niets in de pap te brokken heeft met
betrekking tot zijn vlucht, die daarom louter een val is. Had de
steen vleugels, dan kon hij zijn vlucht nog sturen maar een steen kan
helemaal niets doen, hij is overgeleverd aan degene die hem werpt, de
werper is de enige die hem stuurt, de steen zelf ondergaat alles
volstrekt passief: hij valt. Begrijp je?
Jawel.
OVT:
Welnu, ons onderhevig zijn aan de tijd is gelijkaardig: de tijd gaat
in één richting, hij verloopt even rap voor iedereen, wij bevinden
ons allen in dezelfde tijd die gelijk een trein op weg is en niemand
is in staat om hem te laten stoppen. Niemand kan de tijd rapper of
trager doen gaan, niemand kan de tijd doen stilstaan, niemand kan een
stukje wegknippen uit de tijd of er een uur aan toevoegen. Wij zijn
onderhevig aan de tijd zoals de steen onderhevig is aan de val.
Precies zoals de steen zijn val niet kan sturen, kunnen ook wij
helemaal niets ondernemen met betrekking tot de tijd. De tijd is niet
de onze; wij zijn van de tijd. We zitten in de tijd gevangen. We zijn
gevangenen van de tijd. Wij belanden daar waar de tijd ons heen
brengt en niemand die daar wat kan aan verhelpen. Op die manier gaan
wij het einde tegemoet dat vastligt van bij het begin, net zoals de
plek waar de steen zal vallen. De tijd is zoals de steen en wij
zitten vast in die steen, ons lot wordt bepaald door dat van de steen
des tijds die op zijn beurt helemaal geen zeg heeft over zijn
bestemming.
Ik vind dat griezelig!
OVT:
Dat is het ook, mijn beste: het is in feite ondraaglijk voor een mens
om dit te moeten ondervinden. Wij kunnen er niet naast kijken dat wij
helemaal niets te zeggen hebben over ons eigenste lot en dat het
vastligt op de meest absurde manier. Uitgerekend om die reden geven
wij dan ook de vrije teugels aan de waanzin, de leugens en het
bedrog. Alleen met de fictie kunnen wij ons bestaan een beetje
draaglijker maken: wij hongeren naar dromen en naar leugens en wij
leven er echt van, ja, de sprookjes en de verzinsels zijn gewis onze
allerheiligste waarheden. Het bedrog is in feite een pijnstiller. En
herinner u nu wat wij eerder zegden: de pijn valt samen met het
bewustzijn en met de waarheid. Derhalve brengt de pijnstiller die het
bedrog is, ons in een droomtoestand, een roes, ver van de waarheid
vandaan.
Dat klinkt logisch, dat klinkt redelijk... Ik zei
bijna... dat klinkt Luciferiaans... Lucifer, zo vertelde je net, is
het meest redelijke schepsel en zijn tegenstrever, Jezus, is dan...
onredelijk!?
OVT:
De Jezusfiguur overstijgt de tweespalt van het redelijke en het
redeloze omdat hij helemaal niet rekent, hij is ook geen retor, de
retorica is de kunst van het liegen. Jezus spreekt in parabels of
gelijkenissen, argumenten kent hij niet omdat argumenten behoren tot
het instrumentarium van wie gehoor geven aan de wetten van de
strijd, van de natuur, begrijp je?
Niet zo goed, neen...
OVT:
Lucifer, het jodendom en ook alle andere religies met hun zonden,
schulden en straffen, de retorica, de wiskunde en de wijsbegeerte
met al haar telgen, incluis de Verlichting: zij zijn opstandelingen
die de allereerste wet verworpen hebben, die in feite helemaal geen
wet is, maar we drukken het nu wel zo uit: de wet van het vertrouwen
of de liefde. Lucifer denkt in termen van recht, maat en orde. Hij
verkoopt en koopt en betaalt en ontvangt een loon overeenkomstig
zijn prestaties. Jezus daarentegen betaalt aan de arbeider van het
elfde uur hetzelfde bedrag dat ook de arbeider van het eerste uur
ontvangt. Volgens het principe van de wraak moet de schuldenaar
worden beboet en de zondaar bestraft maar volgens dat van de liefde
kunnen schulden en zonden vergeven worden, uiteraard mits er berouw
over bestaat. De volgelingen van Lucifer bouwen voort op de natuur
waarvan de wetten deze zijn van een oog voor een oog en een tand
voor een tand en wetenschapslui of Luciferianen aanbidden de natuur
en leren die kennen... om hem op hun beurt te kunnen verschalken. Zo
geloven zij dat zij datgene tot buit kunnen maken wat in feite hun
leven draagt. Zij zagen de tak op waarop zij zitten, mijn
allerbeste! De koffie is niet warm meer, zal ik wat verse laten
zetten?
Voor mij niet, dank je...
OVT:
Je herinnert je beslist de Franse revolutie van 1789? Het opstandige
volk komt aan de macht, de leden van de clerus en de adel worden
allemaal onthoofd en er wordt een nieuwe kalender opgesteld: het
jaar 1 is niet langer dat van de geboorte van Jezus. In 1792 wordt
het koningschap afgeschaft en herbegint de tijdrekening. De maanden
krijgen nieuwe namen. Er is de instelling van lekenfeestnamen en
kerken worden omgedoopt tot wetstempels. Er komt een burgerlijke
liturgie en een heuse cultus van de Rede! Ja, de godsdienst wordt
verboden en in de plaats komt de dienst aan Lucifer, de drager van
de Rede!
Zo had ik het nog niet bekeken...
OVT:
Vandaag, mijn beste, maken wij precies hetzelfde mee. Corona is een
toverwoord dat de ganse wereldbevolking met angst verlamt.
Religieuze praktijken worden verboden voor de bestwil van het volk,
de doop wordt vervangen door de vaccinatie, de religie door de
wetenschap, het hiernamaals maakt plaats voor het hiernumaals en
ziekten komen in de plaats van zonden. De heilige hostie uit het tabernakel staat haar plaats af aan de pil van bij de apotheker, de
biechtvader is voortaan de huisarts, de nieuwe bijbel is de
encyclopedie, de televisie is de nieuwe preekstoel, de camera's zijn
de nieuwste kettingen, men vloekt nog slechts op straffe van
torenhoge boetes en zij vervangen de beloofde hellestraffen van
weleer, er is omerta of zwijgplicht bij hen die weten en
biechtplicht bij alle anderen die niet beseffen dat zij door de
belijdenis van hun zonden zichzelf beroven van hun diepste geheimen en
derhalve van hun eigen ziel. Het nieuwe machtsapparaat parasiteert
op de kennis en op de structuren van het oude, alleen de namen zijn
veranderd.
Dat lijkt mij allemaal wel steek te houden...
OVT:
De strijd die heden wordt gevoerd, is heel beslist een wereldoorlog,
mijn beste, en onze vijand is allerminst een virus! Het gaat hier om
een strijd tussen dezelfde machten die ook in de begintijd vochten
zoals Vondel het beschreef en zo weze het herhaald dat wij pas
kennis van het einde kunnen hebben als wij ook weten hoe het er aan
toe ging bij de start. Beseft men wel hoezeer de Rede de wereld in
haar wurggreep houdt? Merkt men het wel, hoe de huidige economie wat
schoon en waar en goed is, corrumpeert en vernietigt zonder
mededogen? Is men zich daar wel terdege van bewust hoe in de
stelsels die zich heel diep in de wereld hebben geworteld, dezelfde
Lucifer aan het werk is die ook in het begin der tijden de mens ten
val bracht? Als hij zijn werk voltooien kan, dan zullen wij niet
alleen het eeuwig leven moeten derven maar ook het leven zonder
meer. Er zullen dan alleen nog enerzijds de dode stof zijn, de
sterren in het ijskoude firmament en de planeten en anderzijds de
zuivere geesten die hun banen sturen. En uiteraard de zielen van wat
eens de mensen waren, in de hel.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
26 april 2021)
25-04-2021
Het interview met Omsk Van Togenbirger (Vijfde deel)
Het
interview met Omsk Van Togenbirger (Vijfde deel)
OVT:
Dat het einde vervat zit in het begin, is een wijsheid die reeds
voorkomt in het apocriefe evangelie van de apostel Thomas, ook
genoemd 'de ongelovige Thomas'. Twee boeren vonden het nabij de
Egyptische stad Nag Hammadi in 1945.
Daar heb ik over gehoord, ja...
OVT:
In feite gaat het om een Griekse vertaling uit de vierde eeuw van een
oudere tekst waarvan reeds eerder fragmenten opdoken, maar dat is
voer voor kenners. Maar wat mij van belang lijkt, is dit: de
overtuiging groeit bij een aantal onderzoekers dat dit evangelie, dat
alleen bestaat uit opgetekende losse, raadselachtige uitspraken die
doen denken aan de zogenaamde 'koans' uit het Zen-Boeddhisme, behalve
het oudste ook het meest betrouwbare evangelie is. De vier
synoptische evangeliën zouden maaksels zijn van latere datum,
aanpassingen als het ware van de feiten aan de wensen van de kerk.
Macht corrumpeert...
OVT:
Inderdaad. Het Thomasevangelie verwerpt overigens het Oude Testament
en noemt Jezus ook nooit 'zoon van God' maar wel 'de Levende', 'de
Zoon van de Levende', 'het Licht' en 'het Al'. Het rijk Gods is
alleen weggelegd voor aseksuele enkelingen die verzaken aan de
wereld en het is er reeds, men moet het alleen zien!
Vreemd...
OVT:
Vind je? Welnu, in dat evangelie vragen Jezus' apostelen hem hun te
willen vertellen hoe het einde zal zijn. Zijn antwoord luidt als
volgt...
Omsk
Van Togenbirger spreekt nu de woorden van 'de Levende' traag, luid en
op een heel geprononceerde wijze uit:
OVT:
Hebben jullie het begin ontdekt, dat jullie zoeken naar het einde?
Want waar het begin is, daar zal het einde zijn. Gezegend hij die
staat in het begin, hij zal het einde kennen en de dood niet smaken.
Het klinkt belangrijk... maar wat betekent het?
OVT:
Het is een koan, mijn beste, en dat wil zeggen dat niemand de
betekenis ervan beter kan uitdrukken dan zoals dat gebeurd is in de
koan zelf. Je moet er dus over nadenken en misschien komt er een dag
waarop je ineens een licht opgaat zodat je zegt: nu snap ik het!
Je laat ons nu wel op onze honger zitten met de vraag
naar de toekomst. Op welke manier moeten wij dan eerst het begin
begrijpen teneinde het einde te kunnen kennen?
OVT:
Ken je de grote Nederlandse dramaturg Joost van den Vondel? In feite
is hij een Duitser, hij werd immers geboren in Keulen maar hij leefde
en werkte in Mokum...
Omsk
Van Togenbirger begint zowaar te zingen:
OVT:
Brand in Mokum! Brand in Mokum! Zie 't is ginder! Zie 't is
ginder! Brand, brand! Brand, brand! En daar is geen water! Die
canon ken je toch nog, mijn beste?
Jazeker...
OVT:
Maar dat er geen water zou zijn in Amsterdam dat menig literator
vergeleken heeft met de hel vanwege het water van de wallen die zich
naar verluidt concentrisch schikken zoals de hellekringen in de
Comedia van Dante Alighieri: wat een grap! Maar wat ik wilde
vertellen: Vondel schreef heel veel, de man werd eenennegentig. Een
van zijn toneelwerken heet 'Lucifer' en het handelt over het begin
dat meteen het einde in zich heeft. Ken je het stuk?
Lang geleden lazen we een fragment ervan op school...
OVT:
Sint-Thomas ken je toch? Ik bedoel niet de ongelovige, de apostel,
maar de grote middeleeuwse theoloog, Thomas van Aquino? Je kent toch
de Thomistische wijsbegeerte? In zijn Summa Theologiae wist
hij naast de neoplatonici ook Aristoteles voor zijn kar te spannen en
zelfs de grote Islamitische filosofen zoals Averroes en Avicenna?
Dat herinner ik me, ja...
OVT:
Thomas beschreef de schepping als een groot en strikt geordend geheel
waarin alles en iedereen zijn vaste stek en bestemming heeft...
Ja, inderdaad...
OVT:
Welnu, deze orde was er van bij het begin maar toen God de mens
schiep, oordeelde de burgemeester van het heelal, de engel Lucifer,
dat die orde grondig verstoord werd.
En waarom? Had de Schepper dan een fout gemaakt?
OVT:
Volgens Lucifer wel. Lucifer is namelijk de meest redelijke onder
alle schepselen en daaraan dankt hij ook zijn naam. 'Lucifer'
betekent: 'drager van het licht' of 'drager van het verstand'. Je
weet dat God zijn engelen gebood de mens te dienen? Welnu, voor
Lucifer was dat een stap te ver. De mens is immers deels stoffelijk
terwijl de engelen pure geesten zijn: de pure geesten horen boven de
half geestelijke, half stoffelijke mens te staan. Wat de Schepper
gebood, verstoorde de orde! Het was totaal onredelijk! En Lucifer
kwam in opstand. De rest van het verhaal ken je zeker en vast:
Lucifer met zijn volgelingen, zowat een derde deel der engelen, gaat
in de hemel een strijd aan met Michaël en zijn legerschare. Lucifer
verliest en tuimelt naar beneden in de hel waar hij nu nog altijd
zit. Om zich te wreken, heeft hij in de vorm van een slang Eva
verleid door haar ertoe te brengen te eten van de verboden vrucht en
op haar beurt laat zij ook Adam eten, wat de mens ten val brengt. De
mens wordt verjaagd uit het paradijs en zal voortaan een aards en
sterfelijk wezen zijn dat zijn brood eet in het zweet van zijn
aanschijn. Maar God heeft medelijden en belooft een Verlosser te
zullen zenden. Zijn Zoon neemt de zonden van de mens op zich en boet
ze uit aan het kruis waarna wie in Hem geloven, opnieuw toegang
krijgen tot het eeuwig leven.
Wanneer je dat zo vertelt, Omsk Van Togenbirger...
bespeur ik terecht een verband tussen Lucifer en de grote kerkleraar
Thomas van Aquino?
Zeer terecht, mijn beste! Dat heb je trouwens goed
gezien! De grote Russische schrijver Fjodor Michajlovitsj
Dostojevski merkte het ook al op. In De grootinquisiteur van
Sevilla, een raamvertelling in zijn beroemde roman De
Gebroeders Karamazov, laat hij de kerkvorst kleur bekennen: ons
geheim is dat wij aan de kant staan van de duivel, zo verklaart daar
de vertegenwoordiger van de paus.
Een ware mythologie!
OVT:
Zeg dat wel, alleen gaat het hier niet om mythen maar om waarachtige
feiten.
Hoezo!?
Pausen,
mijn beste, zijn geen mythologische figuren maar politici van vlees
en bloed, wereldlijke machthebbers die te beslissen hebben over het
leven en de dood van tallozen. Zij tooien zichzelf met mijter en staf
en dure gewaden en zij marcheren niet wanneer zij zich verplaatsen
maar zij schrijden en als zij op draagstoelen liggen, glijden
zij voorbij; zij spreken Latijn in een door gewone mensen volstrekt
onverstaanbaar jargon en dat alles doen zij om de bedrieglijke indruk
te wekken dat zijzelf geen mensen zijn doch engelen of dan toch
semi-engelen. Na hun dood verklaren zij, zoals onderling afgesproken,
elkander zalig.
Geven zij niet het voorbeeld aan de mensen?
OVT:
Over hen kan niemand zeggen dat ze, zoals Jezus die zij hier zeggen
na te volgen en te vertegenwoordigen, geen steen hebben om daarop het
hoofd te laten rusten: zij slapen in ebbenhouten ledikanten met
zijden baldakijnen tussen kunstwerken waarvan de waarde niet kan
uitgedrukt worden in tonnen goud en hun corpulentie verraadt een
leven van alles behalve onthouding en vasten. De Vaticaanse en hoog
ommuurde luxe waarin zij hun ondermaans bestaan doorbrengen, grenst
aan het fabuleuze. Ja, het lijkt erop dat zij hun hemel hier al
zullen hebben gehad en zo behoren zij waarschijnlijk tot degenen die
hun loon al hebben ontvangen.
Maar er is godsdienstvrijheid! Niemand hoeft dat toch
te geloven?!
OVT:
De christelijke beschaving breidde zich in luttele eeuwen over zowat
de ganse aardbol uit: die sprookjes waren voor het grootste deel van
de wereldbevolking altijd bittere ernst.
Je denkt dus dat er, zoals voorspeld in het
christendom, een apocalyps komt?
OVT:
Helemaal niet! De apocalyps is van alle tijden, zoals ook het rijk
Gods en de hel: het is, zoals door de ongelovige Thomas wellicht
heel correct genoteerd, allemaal hier en nu aanwezig. Je ziet toch
dat de tijden de gestalte hebben van een spiraal? Het geheim van het
leven, het DNA, zit in een dubbele helix maar de tijden vormen zich
in een spiraal, en wel van buiten naar binnen, naar de kern toe.
Wat wil je daarmee zeggen?
OVT:
Als wij een voorstelling maken van de tijd, doen wij dat met een
lijn, een tijdlijn, nietwaar?
Ja...
OVT:
Maar zo loopt de tijd niet, mijn beste. Sommigen zeggen dat de
toekomst steeds het nieuwe en het onverwachte brengt en dat alles
doorgaat, vandaar de lijn; in de religies van het Boek gaat zij zelfs
van een beginpunt naar een eindpunt toe, een lijnstuk dus, al moet
gezegd dat na het eindpunt voor de mens de eeuwigheid begint. Anderen
geloven dat alles zich herhaalt. Maar geen van de twee opvattingen
strookt met de werkelijkheid: wij moeten kijken naar de banen der
planeten om te verstaan hoe ook de tijd zich door de nacht ontrolt:
de tijd valt, precies zoals de massa's vallen. De maan valt
naar de aarde toe, de aarde naar de zon, vandaar de schijnbare
cirkelgang, die in wezen een spiraal is. Twee spiralen eigenlijk, van
de beide massa's, naar elkaar toe. Een oneindig aantal spiralen, alle
massa's in de kosmos in beschouwing genomen. En zo ook loopt de tijd:
hij lijkt alles te herhalen maar niets keert op exact dezelfde manier
terug; wij gaan altijd een beetje dieper, gestaag maar zonder weerga,
met in het vooruitzicht niets anders dan de eeuwigdurende
verstarring. Ken je Das Lied von der Erde? De tekst is in
feite oorspronkelijk in het Chinees en de dichter heet Li Tai Po.
Gustav Mahler heeft het op toon gezet. Ken je het, mijn beste?
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
25 april 2021)
24-04-2021
Het interview met Omsk Van Togenbirger (Vierde deel)
Het
interview met Omsk Van Togenbirger (Vierde deel)
Na
een hoestbui die enkele lange en bange minuten aanhoudt, neemt Omsk
Van Togenbirger een slok van het glas water dat de dame die eerder
ook voor de koffie heeft gezorgd, hem is komen brengen van zodra zij
kennelijk gealarmeerd was door het luidruchtige voorval en hij zet
zijn betoog verder met een ietwat schorre stem:
OVT:
Ik zal mij zo dadelijk nader uitdrukken maar er schiet mij nu iets te
binnen dat ik zopas nog las, het illustreert de leugenachtigheden en
het echt groteske bedrog waaraan wij geslachtofferd worden in dit
niets en niemand meer ontziende tijdperk van het gouden kalf... Het
gaat over de manier waarop plegers van genocide hun vel alsnog weten
te redden wanneer zij op heterdaad betrapt worden... Misschien heb je
er ook over gehoord, het zogenaamde nepnieuws over een mentor van de
Franse presidenten, een woordvoerder van het World Economic
Forum...
Je bedoelt Jacques Attali?
OVT:
Ik wil geen namen noemen, inderdaad. De zaak is alleen dat zekere
nieuwssites die terecht bekend staan als nep en die er inderdaad
nogal eens met de grove borstel door gaan, de man in kwestie foutief
citeerden uit een boek van hem dat veertig jaar geleden is
verschenen. Attali zou geschreven hebben dat wereldleiders het plan
hebben opgevat om alle economisch onproductieven te gaan euthanaseren
en hij wordt dus 'geciteerd' waar hij het heeft over de mensen met
pensioen, de zieken, de werklozen, kortom al degenen die alleen maar
geld kosten aan de maatschappij: beter korte metten maken dan alles
maar laten aanmodderen, zo ongeveer worden de woorden hem in de mond
gelegd...
En klopt het ook?
OVT:
Wel, de econoom heeft tegen wie hem al dan niet foutief citeerden,
een proces aangespannen en hij heeft het ook gewonnen. De rechter
oordeelt namelijk dat de econoom de mensen alleen maar gewaarschuwd
heeft dat in een samenleving waarvan de ultieme maatstaven economisch
van aard zijn, de euthanasie van de onproductieven die ons alleen
maar geld kosten, als oplossing uit de bus zal komen. (1)
De rechter heeft dan toch gelijk?
OVT:
Zie je dan echt niet op welke manier er gelogen wordt?
Niet echt...
OVT:
De econoom in kwestie is een vooraanstaande figuur van het World
Economic Forum, mijn beste: wanneer hij het heeft over euthanasie
om economische redenen op de onproductieve massa, dan spreekt hij
helemaal niet over een bizarre fascistische economie op de maan of op
Mars maar over uitgerekend onze eigenste wereldeconomie die hij
persoonlijk voorzit in Davos, samen met een congregatie van
gelijkgezinden. Het gaat met andere woorden om het verhaal van de
boze wolf en de zeven geitjes, alleen is het zo dat de rechter de
wolf vrijpleit omdat hij oordeelt dat de boze wolf de geitjes
gewaarschuwd heeft voor boze wolven.
Vreemd...
OVT:
Ik wil slechts zeggen: de hardnekkigheid waarmee gelogen en bedrogen
wordt, lijkt nu wel grenzeloos. De arrogantie en de onbeschaamdheid
van de criminelen die ons met de huidige wereld hebben opgezadeld
overtreft in hoge mate wat figuren zoals Nero en Hitler presteerden,
begrijp je?
Misschien is daar wel iets van...
OVT:
Maar je bent hier om mij te vragen wat er in mijn glazen bol te lezen
staat, nietwaar?
Dat raad je goed, Omsk Van Togenbirger.
OVT:
Ja, maar om het einde van de wereld te kunnen kennen, moet je eerst
het begin begrijpen, zie je? Het einde zit vervat in het begin en het
begin in het einde, ken je dat chiasme?
Het interview met Omsk Van Togenbirger (Derde deel)
Het
interview met Omsk Van Togenbirger. (Derde deel)
OVT:
Begrijp mij nu niet verkeerd, zo verbreekt Omsk de stilte: niemand
beweert dat kennis een illusie is. Wel is het zo dat kennis die niet
in betrekking staat tot de werkelijkheid, helemaal geen kennis is.
Als men eerst afspreekt wat getallen zijn en wat bewerkingen op die
getallen zijn, dan doet men eigenlijk niets anders dan spelregels
vastleggen en het spel dat men dan speelt wanneer men aan het rekenen
gaat, kan best leuk zijn maar over de werkelijkheid buiten het spel
zelf, wordt helemaal niets gezegd of gekend. Wel is het soms mogelijk
om een spel met de werkelijkheid te verbinden en dan lijkt het alsof
men orde in de dingen brengt maar dat blijft allemaal heel relatief.
Het aanbrengen van orde is tenslotte niets anders dan het
vereenvoudigen van zaken die op zich chaotisch zijn: men verandert de
dingen om ze te kunnen inpassen in vaste begrippen zoals men kleren
opvouwt om ze in een kast te kunnen leggen. Maar zoals men zich met
die kleren pas terug kan aankleden als men ze eerst weer ontvouwt, zo
ook verandert onze ordening de dingen in die mate dat men er
eigenlijk nog weinig kan mee aanvangen.
Als ik het goed begrijp, zijn er dus twee werelden
die eigenlijk onderling onverenigbaar zijn: enerzijds de
werkelijkheid buiten ons en anderzijds... wat wij er binnen in
onszelf over denken?
OVT:
Ha, dat is natuurlijk een bijzondere valstrik! Lang heeft men dat
volgehouden, die opvatting over de twee werelden: stof en geest,
lichaam en ziel, aarde en hemel, zelfs de tweedeling van goed en
kwaad had er mee te maken!
Er zijn geen twee werelden?
OVT:
Welnee, beslist niet! Hoe zou dat nu het geval kunnen zijn?
Is er dan één wereld?
OVT:
Dat is wat sommigen beweren, ja. Er zijn er die zeggen dat alles stof
is, materie en energie, en onze gedachten zouden dan afscheidingen
zijn van onze hersenen. Anderen beweren dat alles geest is: de
materiële wereld bestaat vooral in onze geest maar of hij ook op
zichzelf bestaat, valt nog te bezien. En als wij geloven dat hij wel
moet bestaan buiten ons, bijvoorbeeld om het mogelijk te maken dat
wij allen dezelfde buitenwereld beleven, dan is het de heilige geest
die daarvoor borg staat. Zowel de ene als de andere opvatting is
verdedigbaar, zij het met een beperkte houdbaarheid. Maar alleen al
het feit dat twee tegengestelde uitgangspunten voor mogelijk gehouden
worden, ondermijnt hun geloofwaardigheid. We zitten daar duidelijk in
een doodlopend straatje.
En wat is dan wel het geval?
OVT:
Het hemd is nader dan de rok: die vaststelling moet ons uitgangspunt
wezen. Wij moeten datgene als waarheid erkennen wat wij onmogelijk
kunnen ontkennen, datgene wat noodzakelijk waar is, wat niet onwaar
kan zijn.
En dat is?
OVT:
Dat weet je zelf goed genoeg en wel uit eigen ondervinding. Wat is
het meest nader aan uzelf? Het hemd is nader dan de rok maar wat is
nog nader dan het hemd?
Het lijf.
OVT:
Precies, maar wat dan aan het lijf kan men onmogelijk negeren?
De pijn.
OVT:
Zie je wel dat je het weet. Niemand is in staat om te ontkennen dat
hij pijn heeft als hij die heeft. Maar wat betekent dat?
Geen idee.
OVT:
Het wil uiteraard zeggen dat niemand in staat is om zijn eigen
bestaan te ontkennen.
Dat is niet makkelijk om te vatten...
OVT:
Denk dan aan het volgende: waarom grijpen sommigen naar euthanasie
wanneer hun einde nadert en het lijden zich aankondigt?
Ze willen dat het lijden ophoudt?
OVT:
Ja, maar hoe willen ze dat doel bereiken?
Door zichzelf van het leven te beroven of te laten
beroven...
OVT:
Zij geloven dat het lijden zal ophouden van zodra zij zelf ook
ophouden met bestaan, begrijp je?
Lijkt me logisch, ja.
OVT:
Het probleem is wel dat niemand met zekerheid kan weten of hij of zij
inderdaad ophoudt met bestaan op het ogenblik dat hij ophoudt met
leven.
Dat lijkt moeilijk te bevatten...
OVT:
Zeker, maar is het ook moeilijk te bevatten dat de zekerheid
ontbreekt over het feit of men wel ophoudt met bestaan van zodra men
ophoudt met leven?
Als men ervan uitgaat dat het leven de
mogelijkheidsvoorwaarde is voor het bestaan, dan is het ook logisch
dat men ophoudt met bestaan van zodra men niet langer leeft.
OVT:
Daar zeg je het, mijn beste: als, als, als... je ervan uitgaat dat!
Maar dat is één uitgangspunt en wie zegt dat dit de waarheid is?
Kun je dat weten of kun je het alleen geloven?
Je kunt dat alleen maar geloven, zo lijkt het mij.
OVT:
Inderdaad: wie zich euthanaseren of zelfmoorden, die hopen dat
ze er na die daad niet meer zijn. De kwestie is nu of die hoop
volstaat om te bewerken dat men er dan inderdaad niet langer is! Is
het met andere woorden voldoende om iets te hopen opdat het ook nog
waar zou zijn?
Beslist niet.
OVT:
Welaan dan: dit misverstand moge nu alvast opgeruimd zijn. Het hemd
is nader dan de rok, het lijf is nader dan het hemd, maar tevens
geldt dan ook dat het bestaan nader is dan het leven, nietwaar?
Ik weet niet zeker of ik het wel helemaal begrijp...
OVT:
Je veronderstelt dat je bestaat bij de gratie van het leven maar
zeker weten doe je dat niet: je veronderstelt dat op grond van een
zekere opvatting over het leven terwijl je niet weet of die opvatting
ook nog de waarheid is.
Ik zie niet hoe ik dat zou kunnen tegenspreken...
OVT:
Maar voel je dan niet dat de ervaring dat je bestaat, nader is dan de
ervaring dat je leeft?
Ik begrijp niet wat je bedoelt...
OVT:
Voel je niet dat het gevoel dat je bestaat en dat je uitdrukt door te
zeggen: Ik ben, directer is of dichter bij jezelf staat dan de
opvatting dat je leeft en dat je er bent omdat je leeft?
Wel...
OVT:
Is het niet uitgerekend in de pijn dat je jezelf bent, dat je niet
meer kan negeren dat je bestaat? Val je niet samen met je pijn, als
je pijn hebt? En is het niet uitgerekend dat wat pijn zo erg maakt?
Je kan de pijn niet vluchten omdat je die zelf bent, als je die hebt.
Ja...
OVT:
De pijn is de kennis die in betrekking staat tot de werkelijkheid. De
pijn is de kennis van de werkelijkheid. De pijn is de ware kennis. De
waarheid is dat de ware werkelijkheid samenvalt met de pijn én met
je eigenste bestaan. Je kunt jezelf niet bevrijden van je pijn omdat
je ermee samenvalt en pas als je pijn hebt, kun je niet meer
betwijfelen dat je bestaat. De pijn wordt noodzakelijk ervaren door
het ik en alleen daar is elke twijfel aan het feit of dit waar
is, uitgesloten. Je twijfelt slechts op straffe van nog meer pijn en
dat wil je niet, dus ben je op dat punt heel zeker. Volg je nog?
Maar dan worden wij gedwongen om met de werkelijkheid
in betrekking te staan?
OVT:
De pijn dwingt ons daartoe. En dat is een goede zaak.
Waarom?
OVT:
Anders bleven wij in een droom gevangen zitten.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
23 april 2021)
17-04-2021
Het interview met Omsk Van Togenbirger (Tweede deel)
Het
interview met Omsk Van Togenbirger. (Tweede deel)
Plotseling
valt een schaduw in de kamer binnen en staat daar kennelijk op haar
kousenvoeten een nogal corpulente vrouw van middelbare leeftijd en in
witte schort in het deurgat:
Kan ik jullie iets te drinken brengen?
Wat aardig, antwoordt van Togenbirger, en dan wendt hij
zich tot mij: best aardige mensen hier. Wil jij ook koffie? Als je zo
goed wilt zijn ons een kannetje te brengen, zuster?
Geen
minuut later rijdt zij een karretje op wieltjes naar binnen, kant en
klaar gedekt met kopjes, suiker, melk en geurige koffie, ook de
koekjes ontbreken niet.
Dankjewel!
OVT:
Ja, dankjewel! Waar waren we gebleven?
Je stelde mij de vraag om je in alle eerlijkheid te
vertellen of ik weet waar je bent.
OVT:
Inderdaad, en weet je het?
Ik heb geen flauw idee, zei ik.
Daarop
nijgt Omsk Van Togenbirger zich voorover, stoot bijna de kan koffie
om en fluistert: ik zal het je verklappen maar zeg mij eerst eens:
waaraan dacht je toen je hierheen gebracht werd?
Eerlijk gezegd... het is een beetje akelig om zeggen
maar... ik dacht aan de Griekse mythologie...
OVT:
Je bedoelt Hades!
Eigenlijk wel, ja, inderdaad, ik dacht: dit is de
Styx, dit zijn Charon en de hellehond Cerberus en nu belanden wij in
de onderwereld...
OVT:
Wel, ik zal het je vertellen, mijn beste: ik bevind me hier exact in
het gebied waarin het 'malin génie', de boze geest van René
Descartes heerst, het gebied tussen droom en werkelijkheid! Je
herinnert je dat toch nog, neem ik aan?
Misschien wel, als je mij eventjes helpt om het
geheugen op te frissen...
OVT:
Rudolf Boehm had het erover in zijn Kritik
der Grundlagen des Zeitalters.
De grote Franse filosoof René Descartes ontdekt een gigantisch
geheim, hij komt namelijk tot de vaststelling dat wiskundige
waarheden zodanig waar zijn, dat ze zelfs gelden in de droom en dus
in de onwerkelijkheid. Immers, ook in de droom is twee plus twee vier
en tellen vierkanten vier zijden; ook in de droom is de som van de
hoeken van een driehoek altijd honderdtachtig graden; ook in de droom
is de kortste afstand tussen twee punten, een rechte. En Descartes
weet wat dit betekent: de wiskundige waarheden en de zogenaamd zuiver
theoretische of goddelijke kennis in het algemeen trekken zich
kennelijk helemaal niks aan van het onderscheid tussen werkelijkheid
en droom! Het kan de allerhoogste kennis klaarblijkelijk helemaal
niet schelen of de zaken waar zij het over heeft wel echt bestaan! En
dat, mijn beste, en luister nu goed: dat wil zeggen dat de
allerhoogste kennis het niet aan haar hart laat komen of zij al dan
niet betrekking heeft op de werkelijkheid; zij is er helemaal niet
mee verbonden, precies zoals de retorica, die daarom
de kunst is van het liegen, zoals al bleek uit de colleges van Michel
Foucault over het vrijmoedige spreken of de parrhêsia.
De kunst van de retorica, de wiskunde, de Euclidische meetkunde, de
wijsbegeerte, kortom al datgene wat wij houden voor de abstracte,
verheven, goddelijke kennis is in wezen onwaarachtig: het slaat
allemaal op niets! Die zogenaamde wetenschap is zonder meer waanzin!
Wel, in dat gebied van de waanzin bevinden wij ons hier ter plekke,
in dit... instituut!
Wat vreemd!
OVT:
Dit bastion is het bastion van de kennis, mijn allerbeste! En in het
bastion van de kennis worden degenen gehuisvest die de kennis dragen.
Meteen zijn zij om de door René Descartes ontdekte redenen de
dragers van de waanzin en de leugen. En zij worden hier heel goed
verzorgd, zoals je zelf kunt zien: wil je nog wat koffie?
Dank je...
OVT:
De dragers van de waanzin worden hier heel goed verzorgd, zoals ik
zei, en de reden daarvoor spreekt voor zich: zonder de waanzin is de
werkelijkheid ondraaglijk.
Is dat zo?
OVT:
Wel, overdenk maar eens de woorden van de grootinquisiteur van
Sevilla in de parabel van Fjodor Michajlovitsj Dostojevski. De paus
is wereldheerser in Gods naam maar staat aan de kant van de duivel.
Dat is inderdaad de uitleg van de grootinquisiteur:
de kerk beliegt de mensen voor hun eigen bestwil.
OVT:
De grote geleerden geloven inderdaad dat zonder de waanzin, de
werkelijkheid ondraaglijk is. Maar uiteraard hebben wij het nooit
over waanzin: wij spreken over kennis alsof er geen vuiltje aan de
lucht was! Wij hebben het over de waarheid, ook al weten wij heel
goed dat de waarheid gelogen wordt, zie je? De werkelijkheid is
dermate ondraaglijk dat wij niet anders kunnen dan liegen dat wij
zwart zien. Wij worden geboren en wij gaan weer dood, maar wij zweren
bij alles wat ons lief is dat wij niet sterven doch verrijzen naar
het eeuwig leven en om die waarheid te kunnen grondvesten, bouwen wij
ingewikkelde filosofieën, theologieën, gigantische hoofdstukken die
samen een heilsleer vormen... Gigantische leugens! Begrijp je?
Misschien een heel klein beetje...
OVT:
Uiteraard is het geloof in tussentijd in duigen gevallen, leugens
hebben nu eenmaal een beperkte houdbaarheid, ook al worden zij
gedragen door een heel leger aan geniale kardinalen. Maar kijk: de
kerk is nog niet kopje onder of zij heeft reeds een remplaçant. Wat
zeg ik? Een opvolgster! De heilige wetenschap! Neen, wij laten ons
niet meer dopen, velen laten zich in deze tijden zelfs ont-dopen! Wij
laten ons nu vaccineren, wat eigenlijk op hetzelfde neerkomt.
Omsk
Van Togenbirger neemt een koekje uit het tinnen schaaltje op het
karretje, hij doopt het in zijn hete koffie, er breekt een stuk af en
het tuimelt in de zwarte drank. Hij neemt zijn lepeltje en doet een
poging om het stukje koek op te vissen maar het is te laat: de
structuur van de speculaas heeft het begeven, er rest alleen nog
gruis. De oude man roert het gruis onder de koffie en slurpt dan
ongestoord luidruchtig van zijn kopje. Wanneer hij het kopje
neergeplaatst heeft in het schaaltje, zucht hij diep, zoals mensen
doen na het leveren van een zware inspanning. Mijn zijn betoog heeft
er kennelijk niet van te lijden.
OVT:
Welkom in het gemeentelijke vaccinatiecentrum!, zo
klinkt de indrukwekkende uitnodiging van hogerhand, op grote borden
in zeven haasten in elkaar getimmerd op het dorpsplein voor de kerk.
Inderdaad, de kerkgebouwen van weleer werden omgedoopt tot
vaccinatiecentra. Nu het hiernamaals plaats gemaakt heeft voor het
hiernumaals, heeft het doopsel waarbij met de duivel uit de ziel het
kwaad verdreven werd waarmee elkeen geboren wordt, plaatsgemaakt voor
de vaccinatie: het exorcisme van het virus uit het lijf. Want ook het
woord 'virus' betekent 'duivel', het is namelijk het Latijnse woord
voor 'gif' ofwel 'ziekteverwekker'.
Ik moet bekennen dat ik het allemaal niet zo goed kan
vatten...
OVT:
Kijk, mijn beste: ik zal een poging doen om het je uit te leggen.
Getallen zijn in feite schimmen, evenals meetkundige figuren en al
die andere ideeën die de hoofden vullen van dat soort van mensen die
hoeden dragen om hun schedelomvang nog wat groter te doen lijken en
aldus nog meer te kunnen imponeren met hun leugens. Inzake algebra,
meetkunde, wijsbegeerte en wetenschappen spreken wij over zuivere
ideeën weliswaar maar in wezen gaat het om zaken die helemaal geen
stek hebben in de echte wereld en om die reden moeten wij belijden
dat zij zich bevinden in de schimmenwereld of de Hades.
Is dat dan zo?
OVT:
Ongetwijfeld! Denkers, filosofen, theologen, wetenschappers, zij die
de welsprekendheid beoefenen en nog vele andere zogenaamde
waarheidszoekers en geleerden: zij zijn allen lieden die zich inlaten
met niets dan schimmen en zo onttrekken zij tenslotte ook zichzelf
aan het werkelijke leven, ja, worden zij zelf schimmen; zij bevolken
het bastion van de wetenschappen en van al die andere telgen van de
wijsbegeerte; het bastion van de kennis dat het bastion is van de
waanzin, de wereld van de mistigheid, de duisternis, de schemering,
de nevelen, het ongrijpbare en het transparante: Hades!
Hij
wijst in de richting van een raampje dat ik nu voor het eerst opmerk
en dat uitgeeft op de donkere wal die het gebouw helemaal in haar
greep houdt.
OVT:
Het water waar wij ons nu middenin bevinden, in dit eigenste
esbattement, drukt deze toestand tussen werkelijkheid en
onwerkelijkheid bijzonder goed uit want water is tegelijk echt
stoffelijk en ongrijpbaar; wij kunnen het niet grijpen maar het water
zelf kan ons wel grijpen, terwijl het tegelijk de bron is van het
leven, precies zoals de ijle droom, waaruit nochtans alles
voortspruit dat een tastbare gestalte heeft gekregen. En het is die
gestalte die nog van de droom getuigt en van het schimmige van de
stof, het dodenrijk. Elke stof immers heeft een vorm en de vorm is
het geestelijke dat vastzit aan de stof en er toch los van is; de
vorm is het ongrijpbare aan de stoffelijke dingen, datgene wat zich
voortplant als het stoffelijke waarop het vastzit, zelf vergaat. Het
schimmige, begrijp je, is tegelijk het blijvende, dat wat helemaal
niet onderhevig is aan de tand des tijds! Uitgerekend om die reden en
om geen andere zijn het schimmen die het dodenrijk bevolken: alleen
zij ontsnappen aan het lot dat al het vermeend werkelijke is
beschoren!
Vreemd, wat je allemaal zegt...
OVT:
Zie je: als de woorden die ik tot je spreek, nu worden
neergeschreven, dan zijn dat tekens en tekens zijn onstoffelijke
dingen die om zich te manifesteren ongeacht welke materie te baat
kunnen nemen: inkt, krijt, lichtpixels, welbepaalde klanken, noem
maar op. Tekens zijn schimmen maar het bestaan van schimmen is
standvastiger en duurzamer dan dat van de stof waarop de tekens
parasiteren. Daarom staat de stoffelijke wereld helemaal ten dienste
van het bastion van de waanzin dat de wereld draaglijk maakt, precies
zoals de duisternis het licht draaglijk maakt omdat zij het dempt.
Begrijp je? De wereld staat ten dienste van het dodenrijk omdat het
uitgerekend de schimmen zijn die de wereld leefbaar maken. Het leven
en de dood: alle kinderen in de ganse grote kosmos ontspringen aan de
liefde van dit niet te temmen koppel. Begrijp je dat, mijn
allerbeste? En wil je nog een kopje koffie? En begrijp je nu ook dat
de koffie een kopje behoeft zoals het ijle en voorbijgaande,
stoffelijke leven nood heeft aan de standvastigheid van het
dodenrijk?
Ik
begrijp het niet maar ik knik gedwee omdat ik geloof te begrijpen dat
dit de zuiverste waanzin is die men maar kan bedenken. Ik geloof dat
ik begrijp dat zij past in de kennis zoals de koffie in het kopje en
zoals de vorm van het kopje in de steen waaruit het bestaat. En als
ik mij afvraag of het nu de vorm is van het kopje die de koffie
draagt ofwel de steen, herinner ik mij Plato die Socrates aan iemand
de vraag laat stellen of het dan het hoofd is dat ervoor zorgt dat de
ene een kop groter is dan de andere, ofwel de benen.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
17 april 2021)
16-04-2021
Het interview met Omsk Van Togenbirger (Eerste deel)
Het
interview met Omsk Van Togenbirger (Eerste deel)
Uiteindelijk
is het ons gelukt om een bezoek met hem te regelen. Over de details
kan hier verder niet veel worden gezegd. De plek waar de heer Van
Togenbirger zich bevindt, is afgelegen, geen mens zou er geraken
zonder een gedetailleerd plan. Onze gesprekspartner logeert in wat
men een instituut zou kunnen noemen. Het gaat om een niet al te groot
doch tamelijk indrukwekkend bouwwerk, vermoedelijk daterend uit het
begin van de vorige eeuw. Het geheel doet een beetje denken aan een
kasteel, vooral vanwege de wal er rond: het gebouw staat in het
water. Er is een ophaalbrug maar op het ogenblik van onze aankomst is
deze buiten gebruik zodat we moeten overvaren. Het is avond en al
donker en koud en het water doet mij een beetje denken aan de
beschrijvingen van de Styx uit de Griekse mythologie maar dat heeft
dan vooral te maken met de veerman die immers vergezeld is van een
grote, zwarte hond. Ik wacht mij er overigens van om daar een
toespeling op te maken omdat de man in kwestie niet bijzonder
vriendelijk overkomt en nog minder vriendelijk is de hond: hij gromt
wanneer ik in het bootje stap, waarop de veerman mompelt dat hij
totaal ongevaarlijk is, wat, zoals iedereen weet, alle bazen zeggen
over hun geliefde monsters. Het bootje vaart door een open poort het
kasteel naar binnen tot in een kleine ruimte die net genoeg verlicht
is om daar zonder ongelukken aan te kunnen meren. De veerman helpt
mij uit de boot en mompelt andermaal waaruit ik begrijp dat hij wacht
op een fooi maar omdat ik dit scenario helemaal niet voorzien heb en
slechts beschik over mijn betaalkaartje, moet ik hem teleurstellen.
Een bediende wacht mij al op bij een nu hel verlicht portiek en wij
komen in een gang terecht waarvan een zijdeur uitgeeft op een klein
wachtzaaltje dat slechts wat klaarte vangt door de openstaande deur
vanuit de gang. Na ruim een half uur hoor ik naderende voetstappen,
niet van schoenen maar van sloffen en ik heb helemaal niet verwacht
dat de sukkelachtige gang die ik uit de geluiden wel moet afleiden,
deze van Omsk Van Togenbirger is. De verschijning in de deuropening
grijpt mij naar de keel: Omsk is niet meer van de jongsten en het is
niet bepaald lang geleden dat we elkaar nog gesproken hebben maar
indien het niet de man was op wie ik wacht, dan zou ik Omsk Van
Togenbirger helemaal niet meer hebben herkend in de fragiele,
ineengedoken schaduw die zich nu bewegingsloos aftekent tegen het
licht in de gang. Anders dan gewoonlijk wordt de aanvang van ons
weerzien vergezeld van een kennelijk wederzijdse emotie die zich
verraadt in zijn stem maar die binnen de paar seconden plaatsmaakt
voor nuchterheid en rede. Van Togenbirger neemt plaats op de bank
tegenover mij en op het ogenblik dat hij teken doet naar mij dat ik
mijn mondmasker mag afdoen, merk ik dat hijzelf er helemaal geen
draagt, al kan ik in deze halve duisternis van zijn gezicht
nauwelijks meer zien dan de contouren. Hij maakt geen aanstalten om
een licht op te steken en ten slotte werkt licht alleen maar storend
als aandachtig luisteren de boodschap is. En dat moet ik doen, nu ik
ineens voel dat dit misschien wel ons allerlaatste gesprek kon zijn,
dat tevens een gesprek zal worden over het einde van de wereld.
Dit lijkt wel het einde van de wereld waar u bent
beland, mijn beste Omsk Van Togenbirger, zo probeer ik geheel
onhandig en fout het gesprek op gang te brengen maar het is eruit
voor ik goed en wel besef wat ik gezegd heb. Hij antwoordt niet
meteen doch knikt een hele poos nadenkend en zijn zwakke stem maakt
andermaal dat ik met hem te doen heb:
OVT:
Het einde van de wereld, ja, zo kun je het wel stellen. Weet je hoe
ik hier terecht gekomen ben?
Euh... neen...
OVT:
Met een vloot! Reusachtige zeilschepen! En middenin de nacht! Ik weet
heus niet, mijn beste, hoe deze plek er van buiten uit gezien
uitziet, ik ken alleen de binnenkant... voor zover ik de binnenkant
ken, natuurlijk. Ziet u?
Zeker, zeker... Verblijven hier veel... mensen?
Het
scheelde niet veel of ik had 'patiënten' gezegd en ik vermoed dat
Van Togenbirger dit niet op prijs zou stellen.
OVT:
De bediening is hier redelijk maar men merkt wel dat het er allemaal
niet heel veel meer toe doet, nu de tijd bijna op is, ziet u?
Ik
weet niet goed wat hierop te antwoorden. Gelukkig neemt hij weer het
woord:
OVT:
Aan alles komt een einde, aan alles en aan iedereen, dat weten wij
uit ondervinding, maar wij realiseren het ons niet vooraleer het
inderdaad zover is en dat maakt dat wij belanden in een waanzin, een
collectieve waanzin die de waanzin van de wereld is. De paradox wil
nu dat, eenmaal wij uit die waanzin stappen, wij als waanzinnig
worden weggezet. En zo bang is men voor diegenen die de schellen van
de ogen zijn gevallen, dat men hen wegbrengt naar afgelegen plekken
aan de andere kant van de oceaan. O-ce-aan: vind je dat niet een
prachtig woord? Van in mijn kindertijd vond ik dit al een prachtig
woord, misschien voorvoelde ik wel dat er ooit een dag zou komen...
Maar vertel nu eerst eens: wat heeft je hierheen gebracht? Toch niet
de vraag wat er nu met de wereld zal gebeuren?
Je raadt het goed, ja: wij vragen ons wellicht allen
af wat er te gebeuren staat, zeker sinds blijkt dat de gesneuvelden
steeds jonger worden. En waar zal dat eindigen? Als iemand daar een
verklaring voor heeft, dan wel Omsk Van Togenbirger, zo dacht ik, en
vandaar...
OVT:
En waarom vraag je geen raad aan virologen? Ik ben helemaal geen
viroloog!
Het lijkt mij dat het om veel meer gaat dan alleen
maar om virussen. Ik heb het gevoel dat men zich blind kijkt op die
dingen...
OVT:
Misschien heb je wel gelijk. Maar ikzelf ga te rade bij de viroloog!
We hadden het al over Luc Montagnier, nietwaar?
De Nobelprijswinnaar die het virus dat aids
veroorzaakt, afzonderde?
OVT:
Inderdaad.
Ik herinner me het interview met de man op televisie,
ja.
OVT:
Wel, vertelde hij dan niet dat het coronavirus in een lab gemaakt
werd en dat er twee fragmenten van het aidsvirus in zitten?
Dat herinner ik me, ja.
OVT:
Mensen die het aidsvirus opgelopen hebben, sterven niet meteen: de
zwaksten sterven na relatief korte tijd, de sterksten blijven soms
nog jaren in de waan dat hen helemaal niets schort.
Kennelijk is dat het geval, inderdaad.
OVT:
Wel, waarom zou het er dan anders aan toe gaan met het coronavirus
dat eigenlijk aidsfragmenten transporteert?
Wat bedoel je?
OVT:
Eerst heeft men verteld dat er alleen ouderlingen aan sterven met
onderliggende aandoeningen, nietwaar?
Ja, dat hebben wij inderdaad vernomen in het nieuws:
het virus heeft een voorkeur voor vijfentachtigplussers met
onderliggende aandoeningen...
OVT:
Juist. En vervolgens vertelde men dat de mensen die medische hulp
nodig hebben omwille van besmetting met corona, steeds jonger worden,
nietwaar?
Inderdaad... Het lijkt erop dat het virus het ineens
gemunt heeft op een andere leeftijdscategorie, een categorie van wat
jongere mensen: zestigers...vijftigers...
OVT:
Maar dat kan toch niet!?
Hoezo?
OVT:
Je ziet toch wel direct dat dit gezichtsbedrog is?
Ik vrees dat ik je niet helemaal begrijp...
OVT:
Mijn beste: het virus wordt overgedragen met niesbuien, door
aanrakingen, rechtstreeks én onrechtstreeks en via de lucht: het
besmet kortom iedereen en wel binnen de kortste keren, laat daarover
niet het minste misverstand bestaan!
Is dat zo?
OVT:
Precies! Maar eerst sterven de zwaksten onder ons. Eenmaal die dood
zijn, laat ons zeggen na een half jaar, komen diegenen aan de beurt
die een klein beetje sterker waren dan de allerzwaksten en dat zijn
dan door de band diegenen die een beetje jonger zijn dan de zieke
ouderlingen, of vergis ik mij?
Dat lijkt mij correct, ja...
OVT:
Vervolgens, laat ons zeggen na een jaar, komen degenen aan de beurt
die sterk genoeg waren om nog een jaar lang gezond te blijven met het
virus.
Lijkt mij logisch, ja.
OVT:
Dan volgen na bijvoorbeeld anderhalf jaar diegenen die nog sterk
genoeg waren om het anderhalf jaar te overleven.
Ja...
OVT:
Zie je? Het lijkt alsof het virus het gemunt krijgt op steeds jongere
mensen maar wat in feite gebeurt, is veel redelijker dan dat: het
virus blijft zichzelf en het besmet iedereen maar de zwaksten worden
eerst geveld en dan volgen de minder zwakken, totdat op een dag ook
de allersterksten aan de beurt zijn.
Bedoel je nu echt dat je denkt dat het mensdom zal
uitsterven?
OVT:
Niet noodzakelijk, mijn beste: de allersterksten zullen wellicht oud
zijn als zij bezwijken en in tussentijd hebben zij zich al
voortgeplant, zie je? Want op die manier is het in feite altijd al
gegaan!
Maar het coronavirus is toch nieuw?!
OVT:
Ha, dat zeg jij! Volgens mij bestaat het al millennia. Zoals alle
andere virussen trouwens behoort het wellicht tot de alleroudste
levensvormen! Want ook hier is gezichtsbedrog in het spel, zie je?
Neen...
OVT:
Zie je dat echt niet?
Neen...
OVT:
Er zijn ontelbare virussen die ons ziek kunnen maken maar uiteraard
sterven wij altijd van het kwaadste virus en nooit van het meest
goedaardige. Meer zelfs: wij sterven altijd van het allerkwaadste
virus en nooit van het virus dat in de rangorde van kwaad naar
goedaardig op nummer twee staat. Want hoe kon iemand nu het kwaadste
virus overleven en dat wat al was het maar een beetje goedaardiger
is, niet? Dat ware toch onzin? Hoe kon een bokser het gevecht winnen
tegen de wereldkampioen boksen en verliezen tegen de nummer twee? Als
wij moeten opboksen tegen een leger virussen, mijn beste: denk jij
dan ook niet dat wij zullen verslagen worden door het kwaadste en
niet door de nummers twee, drie of vier? Meer nog: van de nummers
twee, drie, vier en al die ontelbare andere, weten wij helemaal niets
af zolang de nummer één aan de macht is, om het zo te zeggen. Het
is pas nadat de nummer één helemaal verslagen is, dat de nummer
twee opduikt als uit het niets en op zijn beurt aan de haal gaat met
de zwaksten onder ons. Zolang de nummer één heerst, weten wij zelfs
niets af van het bestaan van de ontelbare rij volgelingen. Zolang
kijken wij ons gewoon blind op nummer één en geloven wij dat
eenmaal wij één hebben bedwongen, wij veilig zijn, ha! Maar dan
herbegint het spel natuurlijk! En het is altijd zo geweest! Vergelijk
het met de ketting en de zwakste schakel: als de ketting breekt, dan
altijd bij de zwakste schakel!
Daar zit iets in... Maar wat vinden de medici van die
uitleg, of heb je er nog met niemand over gesproken?
OVT:
Mijn uitleggingen hebben daarin geresulteerd dat ik hier nu mijn
verblijf heb, mijn beste. Maar zeg mij eens in alle eerlijkheid: waar
ben ik?
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
16 april 2021)
12-04-2021
Hoe Oekraïne zijn kernarsenaal werd ontfutseld en nu ook zijn landbouwgronden
Hoe
Oekraïne zijn kernarsenaal werd ontfutseld en nu ook zijn
landbouwgronden
Als
wij ons vanuit België zo'n 1400 km naar het oosten toe verplaatsen,
bereiken we de grenzen met Oekraïne, 'de graanschuur van Europa' en
sinds 1986 uiteraard bekend vanwege de kernramp in Tsjernobyl dat
nabij de hoofdstad Kiev is gelegen.
Oekraïne
is na Rusland het grootste Europese land: België kan er twintig keer
in en haar zeer vruchtbaar landbouwgebied, de 'zwarte aarde' genoemd,
is zo groot als Frankrijk en Duitsland samen.
Duizend
jaar geleden stichtte het Scandinavische volk de Varjagen het Kievse
Rijk dat Byzantijns Christelijk werd en dat nu nog steeds overwegend
christelijk is. In 1240 vielen de Mongolen er binnen, vervolgens viel
het onder Litouwen dat met Polen fusioneerde en het raakte verdeeld
in een oosters en een westers stuk.
Na
de Oktoberrevolutie van 1917 en de Russische burgeroorlog (1917-1922)
maakte Oekraïne als SSR deel uit van de USSR. Oekraïne kwam onder
het juk van twee volkerenmoordenaars: Stalin brak het verzet van de
boeren tegen de toe-eigening van de landbouwgrond door de staat door
de Oekraïners uit te hongeren en deze zogenaamde 'holodomor' kostte
in 1932-'33 aan tien miljoen mensen het leven. En onder Hitler
verloor het land in 1941 een zesde van zijn bevolking. Pas na 1945
werd de Oekraïense SSR opnieuw welvarend. Onder Chroetsjov werd de
Krim bij Oekraïne geannexeerd 'als gebaar van vriendschap'.
De
recente geschiedenis van de Oekraïne is weer woelig. Na de
mislukte staatsgreep in Moskou in 1991 waarbij gepoogd werd om de regering
Gorbatsjov omver te werpen, riep het parlement van Oekraïne de
onafhankelijkheid van het land uit. Die werd bevestigd door een
referendum en ook de Krim stemde zich onafhankelijk. Een
afschrikwekkend feit was echter dat de Oekraïne naast de Europese
graanschuur ook een nucleaire kernmacht was met een gigantisch
arsenaal aan kernwapens.
In
1994 bekwamen de VS, Rusland en Engeland dat Oekraïne zijn 1800
kernraketten liet vernietigen in ruil voor zijn
soevereiniteitsgarantie... waar de huidige president Zelensky naar
verwijst, nu de Russen zijn land lijken binnen te vallen. De gewezen
TV-komiek kwam nota bene aan de macht in 2019 waarmee hij zijn
Russisch gezinde voorganger van de troon stootte maar niet alle
boeren zijn opgezet met zijn komst omdat hij multinationale
geldschieters faciliteert om de Oekraïense landbouwgronden op te
kopen terwijl een eerdere regeling de grond onder het volk had
verdeeld zodat de boeren er konden van leven.
Overigens ook in andere gewezen
Oostbloklanden blikken sommigen na een wat overhaaste aansluiting bij
het westen met wat heimwee terug naar de 'goede oude tijd' en dat verdeelt uiteraard de gemoederen.
Het
door opportunistische potentaten geïnstalleerde panopticum dat ons
berooft van privacy is net zoals de geïnstitutionaliseerde religie
en de theocratie uit vroegere eeuwen een aanslag op onze vrijheid en
derhalve ook een aanslag op de mens als zodanig.
Dezer
dagen echter verdubbelt zich de vernietigingskracht van die aan de
gang zijnde ramp door een zich aankondigende fysieke geopolitieke
oorlog ingevolge een zich herschikkend evenwicht (of onevenwicht) in
de wereldpolitiek. Dictaturen moeten het namelijk hebben van volgzame
massamensen en gewillige, gemakkelijk programmeerbare soldaten.
In
het verleden nam de kerk de programmeerbaarheid van het volk voor
haar rekening, in de zogenaamde Verlichting geschiedde conditionering
vooral middels geld en een bijkomende derde factor welke de
bestuurbaarheid van de massa in de hand werkt, voltrekt zich via de
manipulatie middels de nieuwste technologieën. Vandaag echter nemen
de potentaten al deze elementen samen te baat waardoor hun
effectiviteit zich verveelvoudigt.
Nu
de Russen hun troepen naar de grens met Oekraïne sturen, kennelijk
met de bedoeling om daar met de tactieken, beproefd bij de annexatie
van de Krim, een gelijkaardige slag te slaan die zij dan hopen te
herhalen op het grondgebied van de landen die zich na de Tweede
Wereldoorlog van het Oostblok hebben losgetrokken om aldus het
verloren gebied terug te winnen, dringen de Amerikanen er bij hun
Europese NAVO-partners op aan om de Oekraïne militair te gaan
verdedigen. Echter, nu Europa daar niet toe in staat blijkt omdat de
landen waaruit de Unie samengesteld is, er tegen hun zin deel van
uitmaken, bieden plotseling de Turken hun diensten aan.
Of
was men dan vergeten dat Turkije met een troepenmacht van 735.000
plus een reserve van 380.000 beschikt over het grootste Europese
leger en een van de grootste legers ter wereld? Met een dienstplicht
voor alle mannen tussen 20 en 41 jaar, bestaat het Turkse leger uit
troepen die, heel anders dan de ondergedisciplineerde en ongeoefende
Europese eenheden, dankzij hun semi-theocratie met sterk
nationalistische tendensen, nog altijd bereid blijken om gevechten op
leven of dood aan te gaan waarin zij trouwens geoefend zijn door hun
deelname aan verschillende recente conflicten zoals de nog aan de
gang zijnde oorlog met Syrië die eveneens een geschil is aan de
grens van de Oosterse met de Westerse invloedssfeer.
Een
grondige herschikking van de machtsverhoudingen in het Westen ligt
voor de hand nu de Russische dictator de internationale
destabilisering van vooral de meest ontwikkelde samenlevingen, die
immers ook de meest broze zijn, lijkt te zullen aangrijpen om een
slag te kunnen slaan. De pogingen van Amerika om Europa te
destabiliseren sinds haar oprichting en vooral sinds de opkomst van
de Europese munt die de Amerikaanse dollar als investeringsmunt
dreigde voorbij te steken, hebben hun vastberadenheid niet kunnen
verhullen waar zij middels verholen activiteiten steun verleenden aan
de Europese nationalisten teneinde de verbrokkeling van de EU te
kunnen bespoedigen. Het daaruit volgende tanende enthousiasme van het
westerse gedeelte van de Europese NAVO-partner blijkt, paradoxaal
genoeg, het oosten en met name het vaak als dictatuur weggezette
Turkije een mooie kans te bieden om zich als onmisbare toeverlaat
van het 'vrije westen' naar het voorplan te werken. Als zich eerlang
en dichter bij huis meer grensgeschillen gaan ontrollen naar het
model van het conflict in Syrië en van dat over de Krim, zal door
zijn bondgenootschap met Amerika, de Turkse staat aan invloed winnen
binnen Europa en wellicht valt dan te verwachten dat in het zog
daarvan ook culturele en religieuze invloeden zich gaan doen gelden,
zodat wat in Europa overblijft van de christelijke cultuur en van de
Verlichting, de duimen zal moeten leggen voor een islamitische
theocratie. De weerstand van de massa tegen het acute gevaar van een
fatale vrijheidsberoving van de westerse burgers, dreigt echter
definitief gebroken te worden als zich het spookbeeld manifesteert
waarbij een op religie en nationalisme gebaseerd fascisme een pact
zou sluiten met het panopticum van de technocraten.
(J.B.,
11 april 2021)
06-04-2021
Verschijnt binnenkort: Panopticum Corona
OM TE LEZEN, KLIK OP DE FLAP:
VERSCHIJNT
BINNENKORT:
Om te lezen, klik op de prent hierboven
Een
fragment uit het boek:
"De
horror in de aanpak van de coronacrisis ligt niet zozeer in de
onverwachte confrontatie van een hoogdravende en zich op haar kennis
beroemende mensheid met haar feitelijke onmacht, nu zij oog in oog
staat met de realiteit van de dood. De nachtmerrie situeert zich
veeleer in het van alle menselijkheid gespeende karakter van de
aanpak van het probleem. Hier is het immers niet langer de mens die
handelt: in de waan dat het leven herleid kon worden tot zijn loutere
techniciteit, wordt ons bestaan derhalve overheerst door
technologieën aan wie wij het zeggenschap over ons lot hebben
toevertrouwd. De vervreemding is totaal waar wij over de schreef zijn
gegaan door ons over te geven aan het krankzinnige geloof dat het
überhaupt mogelijk ware om aan onze instrumenten de
verantwoordelijkheid over ons lot te delegeren.
De
mens is het slachtoffer geworden van zijn hybris, hij werd
slachtoffer, niet van het werk van zijn handen maar van een
aliënerende zelfoverschatting: het geloof dat hij in staat was iets
te maken dat beter was dan hijzelf en dat voor hem zou zorgen. Want
waar mensen aanvankelijk geloofden dat zij schepselen waren van een
godheid om dan in een tweede stadium te gaan belijden dat zij deze
godheid zelf hadden geschapen en dat het derhalve een namaak of een
nepgod betrof, geloven zij in dit derde en fatale stadium een echte
god te hebben gemaakt waaraan zij zich kunnen onderwerpen zoals de
vrek zich onderwerpt aan het fortuin dat hij verdiende en dat hem in
zijn oude dag zoals een onvergankelijke moeder van voedsel zal
blijven voorzien."
04-04-2021
Het lezen waard: een interview met Matthias Desmet
Nu
van de Paastijd nauwelijks nog iets te bekennen valt, wordt op Stille
Zaterdag, tweeduizend jaar nadat de te verrijzen Heer is afgedaald
ter helle om de ongedoopten uit haar voorgeborchte te bevrijden, een
tentoonstelling geopend die de tweehonderdjarige dood van de grootste
massamoordenaar aller tijden herdenkt en viert: Napoleon Bonaparte.
Het is eens wat anders, zo lachen de narren.
Is
dit nu de Eindtijd? In deze tijd weergalmt de roep van een uitzinnige
menigte: het volk nagelt geheel democratisch Christus aan het kruis
in ruil voor Barabbas en hij komt weg met moord. Een vreemde
dictatuur vervangt vandaag de pas gekroonde koning van de Joden door
een zichzelf kronende keizer. Niet langer paaseieren sieren onze nu
lege tafels maar 'bonbons Napoléon' en zij roepen de barbarij van de
slagvelden tot leven.
De
klokken van Rome zwijgen, alle kinderen worden voortaan gemuilkorfd
en op een mysterieuze wijze werden in één ogenblik, op het teken
van het laatste bazuingeschal, alle huizen in de vier windstreken van
de aarde tot gevangenissen omgeturnd. Op het ogenblik dat wij het
zien, is het reeds een feit met verworven rechten: het panopticum, de
hel.
Zal
het paasei, het ei, de eerste cel, de nog ongedifferentieerde kern
waaruit alle leven voortkomt als het met geduld wordt uitgebroed, nog
vruchtbaar blijken? Zal het leven dat eruit ontspruiten moet,
andermaal zijn vleugels openslaan en ten hemel varen, zoals dat tot
voor kort gebeurde met de dode stof sinds het begin der tijden?
Zal
ook in deze lente de dode stof verrijzen tot het leven, zoals zij
altijd al deed of heeft de massamoordenaar die nu als een feniks uit
de dode letters van zijn wetten oprijst, de plaats al ingenomen die
toekomt aan het leven? Zal het ei het vreselijke voorbeeld volgen van
het vleselijke leven dat niet langer tot de geest verrijst en dat
zichzelf tot keizer kroont?
(J.B.,
Pasen 2021)
03-04-2021
Intermezzo: Omsk Van Togenbirger en het vaccin
Intermezzo:
Omsk Van Togenbirger en het vaccin
-
Omsk Van Togenbirger! Loop niet weg, wij hebben u nodig: heb je twee
minuten alsjeblieft?
OVT:
Een heel goeie avond ook ja! Wat nu weer?
-
Ik wil niet vervelend zijn maar...
OVT:
Aber die Weltnisse sind nicht so?
Je neemt mij de woorden uit de mond!
OVT:
Ga gerust uw gang, ik ben een en al aandacht!
Ik wilde graag weten of je nog steeds voet bij stuk
houdt inzake vaccinatie...
OVT:
Jij wilt weten of ik nu alsnog een vaccin wil? Neen, dat wil ik niet!
En waarom niet?
OVT:
Ik ben al oud maar ik wil graag toch nog een tijdje mee, zie je?
Hoezo?
OVT:
Ik volg degenen niet die de waarde van een mensenleven reduceren tot
wat men gemiddeld nog te gaan heeft, begrijp je? Ik weet dat er zo'n
heertjes rondlopen die alles door een geldbrilletje bekijken en die
ook willen dat wij dat brilletje allemaal gaan dragen, alsof het ook
nog normaal was om dat te doen.
Wat bedoel je?
OVT:
Mensen zijn net zoveel waard als ze nog kunnen opbrengen, zo beweren
zij, en daarom denken zij niet in termen van mensenlevens maar in
termen van levensjaren en meer bepaald: levensjaren die men nog te
gaan heeft. Daarom vinden ze het niet zo erg om een mens van jaren te
verliezen.
Vreemd dat u dit zegt want de vaccinatie is er net op
gericht om senioren te sparen!
OVT:
Jazeker, dat is het uithangbord! Indien dat waar was, ik liet me
onmiddellijk vaccineren!
Jij denkt dat het niet waar is?
OVT:
Hebben we het niet al eens uitgebreid gehad over de
middeldoelomkering? (1) Het sparen van senioren: dat is het
voorwendsel, niet het doel. Het doel wordt immers verkapt omdat men
wil dat het onttrokken blijft aan de ogen van het volk. Het doel,
mijn beste, is vaccineren! Je kijkt verwonderd?
Waar zie jij die middeldoelomkering dan?
OVT:
Jagers zeggen dat zij een haas willen schieten, om die dan op te
eten, nietwaar? Want wat zouden ze anders aanvangen met een geschoten
haas? Het doel, zo vertellen zij ons, is de haas, het stillen van de
honger, en is dat niet een zaak van leven of dood en dus een goede en
rechtvaardige zaak? En het middel is de jacht. Wij weten wel beter,
nietwaar? Het schieten van de haas is niet het doel maar het
voorwendsel! Het doel is jagen! Het botvieren van een primitief
instinct! Moordlust! Of vergis ik mij? Het idee en het voorbeeld zijn
afkomstig uit Pensées van Blaise Pascal (2) en je weet dat
Pascal niet de eerste de beste is! Je ziet nu natuurlijk direct het
verband met die vaccins, nietwaar? Het doel is niet het bedwingen van
een virus: het virus is allang rondgegaan en wie ermee in contact
kwamen, zijn reeds natuurlijkerwijze gevaccineerd ofwel gestorven,
zoals dat gaat met elke griep. Het bedwingen van het virus is het
voorwendsel; het doel is vaccineren! Ligt het motief niet voor de
hand?
Winstbejag?
OVT:
Sinds jaar en dag staat de sector van de farmaceutische industrie met
ruime voorsprong op kop in de ranglijst van de winstmakers.
Is dat zo?
OVT:
Een ranglijst met de gemiddelde brutolonen per sector laat er geen
twijfel over bestaan: op nummer één staat de sector Chemie &
farmaceutische industrie. Wie in die sector werken, verdienen
gemiddeld 4279 euro bruto per maand. Op twee staat de sector Energie
en milieu met een maandloon van 3926 euro en op drie, de sector
Bank en verzekeringen met 3812 euro. (3) Ook het hoogste
bedrijfsresultaat vindt men in de farmaceutische industrie: volgens
een ranglijst uit 2015 staat de sector van de farmacie op nummer één,
gevolgd door de tabaksindustrie, de drankensector, die van de
machines en die van de kleding. (4)
Gezondheidszorg is wel belangrijk: levensreddende
medicijnen zijn toch onbetaalbaar?
OVT:
Die recordwinsten zijn voor een groot stuk te danken aan reclame! U
weet net zo goed als ik dat er slechts een handvol werkzame
medicijnen bestaan. Zeker niet genoeg om een kleine apotheek mee te
vullen en een winkel moet een beetje volume hebben, toch? Reclame
dus, vooral via de media, waar verhalen over kwalen de mensen bang
maken, hen benevelen zeg maar, om hen dan makkelijk geld afhandig te
kunnen maken. Als die verhalen dan wat wetenschappelijk klinken,
worden de prullen die zij aanbevelen algauw een must.
Prullen, zeg je?
OVT:
Schoonheidsproducten, dieetkoekjes en allerlei homeopathische
middelen: ze bezetten steeds meer ruimte in de winkel van de
apotheker en ze mogen ook niet ontbreken in de huisapotheek waarvan
de waarde concurreert met die van de provisiekast. De cijfers liegen
er niet om: de voedingsindustrie hinkt ver achterop bij die van de
pillen. Voor een doosje pillen bij de apotheek betaal je alras
vijftig euro en met dat bedrag kun je makkelijk een winkelkarretje
vullen bij de supermarkt. Ik herhaal: dit is voor een groot stuk te
danken aan reclame. Maar het punt is nu dat sinds de komst van de
pandemie, de farmacie helemaal geen reclame meer hoeft te maken!
Is dat zo?
OVT:
Haar gigantische vermogens worden wereldwijd integraal geïnvesteerd
in de aanbouw van reusachtige medicijnenfabrieken omdat zij de
vaccins en de andere coronamedicamenten niet meer tijdig kan leveren!
De vraag is dermate groot en dringend dat zij zelfs het meest
reusachtige aanbod op de markt ruimschoots overtreft! En wat meer is:
gezien de aard van de nieuwe te verhelpen kwalen, ziet het ernaar uit
dat het in de toekomst almaar moeilijker zal worden voor de productie
om de vraag bij te benen want zoals je weet, muteren de nieuwste
virussen dat het een lieve lust is! Nog maar een paar percent van de
wereldbevolking heeft het vaccin tegen het eerste virus gekregen of
er moeten al een tweede, een derde, een vierde en een vijfde vaccin
gemaakt worden tegen de mutanten en we zijn pas één jaar ver!
Vaccinatie zal niet eenmaal worden toegediend maar jaarlijks, ja,
trimesterieel en zelfs nog vaker! En het is gratis, wat wil zeggen
dat de staten alles voorschieten zodat wie niet kunnen betalen,
schuldenaren worden!
Waarom ben je zo zeker van je gelijk? Artsen zijn
gebonden aan een zeer strenge beroepsethiek!
OVT:
Mijn beste, het spijt mij maar wij vallen in herhaling. Mag ik u
verwijzen naar onze eerdere overdenkingen ter zake? (5)
(J.B.,
Stille Zaterdag 2021)
Verwijzingen:
(1)
Zie de afleveringen 26 tot en met 35 van het hoofdstuk, getiteld:
Corona
en de heilige zaak.
(2)
M.b.t. Pascal, zie vooral het hoofdstuk 27, getiteld:Een
met voorwendsels geperverteerde werkelijkheid:
De Vlaamse journalist Willy van Damme over de media
in een interview met Stan van Houcke:
29-03-2021
Pas verschenen: Panopticum III. Corona en de heilige zaak
Pas verschenen:
Om te bestellen, klik op de prent:
28-03-2021
'Hersenmist'
'Hersenmist'
In
Werner Herzog zijn Jeder für sich und Gott gegen alle uit
1974 vertelt de vondeling Kaspar Hauser in een delirium net voor zijn
dood over het lot van de mensheid die in een eindeloze karavaan
zonder kop of staart door een woestijn trekt, geheel gehuld in een
dichte mist.
Voorspellingen
en aankondigingen van gebeurtenissen die al te gruwelijk zijn om te
aanhoren maar ook om te vertellen, worden door de boodschapper in
nevelen gehuld en zodoende wordt onbewust de werking nagebootst
waarmee dromen hun berichten verhullen als zij al te afschrikwekkend
zijn voor directe mededeling. Werkelijkheden die zich ophouden in het
onderbewuste hebben zo hun wegen om via het bijna-bewuste tot het
bewustzijn door te kunnen dringen.
Vaak
heeft de mist de vorm van een verhaal of van een beeld, even wazig
als de fata morgana, het Nova-Zembla-effect, de aurora borealis of
gewoonweg koffiedik. Anders dan de duisternis die gelijk is aan de
afwezigheid van licht, ontstaat mist in het licht zelf door
toevoeging van bijvoorbeeld waterdamp die het zicht troebel maakt en
zo is de mist een list die ons paradoxaal genoeg van het zicht
beneemt met de bedoeling het zien juist mogelijk te maken. De
verhulling dient om blindheid ingevolge een al te grote klaarte te
voorkomen en zij heeft als het ware een gelijkaardige functie als de
zonnebril. De mist is schokdempend of verdovend - niet om ons
ongevoelig te maken maar, geheel integendeel, om te vermijden dat wij
het slachtoffer van gevoelloosheid worden: de mist zorgt ervoor dat
wij alsnog kunnen zien wat in oorsprong niet voor onze ogen was
bestemd en die tactiek werd van oudsher ook gehanteerd door de
orakelende Pythia van Delphi die haar geest hulde in mist door middel
van ethyleengas dat opstijgt uit de kraters van sluimerende vulkanen.
Ethyleen is de grondstof van het heden wereldbekende ethanol, verwant
aan het nog veel giftigere methanol dat algehele blindheid
veroorzaakt en ook de dood.
De
mist die dezer dagen het verstand benevelt en die wordt toegeschreven
aan de ziekmakende werking van corona (terwijl zij mogelijkerwijze
het gevolg is van het veelvuldig ontsmetten van de handen met
etheen), vervult dezelfde functie: zij moet ons in feite met
mondjesmaat doen zien, ja, dwingen om te zien wat wij eigenlijk veel
liever helemaal niet zouden willen zien omdat het inderdaad zo'n
gruwel is dat het zich niet zomaar laat zeggen. In de jongste dagen
wordt namelijk de bijzonder kwalijke leugen verspreid dat het
coronavirus de oorzaak is van de mist die optreedt in de hersenen van
wie erdoor besmet geworden zijn.
Een
bijzonder kwalijke leugen is dat omdat zij de eigenlijke waarheid
bijna geheel ontoegankelijk maakt door in dezer oorzaak en gevolg
onderling te verwisselen. We herinneren ons immers dat corona
aanvankelijk het gevolg was van een mist, een waanzin en meer
bepaald de grootheidswaan van de opperpriesters van de religie van
het geld. (Al dan niet rechtstreeks) in een roes gebracht door het
bezit van een inderdaad duizelingwekkend fortuin (want het is
algemeen bekend dat grootgeldbezitters zich naar het voorbeeld van de
farao's vaker bezondigen aan de consumptie van cocaïne), zijn een
handvol insipide commerçanten gaan geloven dat zij goden zijn en
sindsdien verkeren zij ook in de waan dat het hun taak is om de
wereld te besturen.
Deze
lui met grote wanen maar met helaas bijzonder povere ideeën, nemen
maatregelen met het oog op het tot stand brengen van een nieuwe orde
welke louter tot doel heeft om hen als goden aan de wereld op te
dringen. Zij doen dat met de door al hun voorgangers-dictators
beproefde methode van de dwang of de lafhartige chantage, en zo
verplichten zij volstrekt inhoudsloze handelingen of rituelen die een
verzonnen kwaad moeten bezweren omdat geen god zonder de duivel
denkbaar is, zoals er ook geen vriend mogelijk is zonder het bestaan
van vijanden. Naar het model van de duivel die een kwade geest is en
derhalve geheel onzichtbaar, hebben zij een naam verzonnen voor een
virus dat zijn niet-bestaan verbergt achter de onooglijkheid die aan
dergelijke quasi-wezens eigen is en dat virus hebben zij uitgeroepen
tot ons aller vijand. Zoals door de tijd zelf beproefd, vervult de
vijand de functie allen te verenigen voor het altaar waarop de
potentaten zelf als te aanbidden scheppers van het goede en het ware
zijn gaan tronen.
Het
coronavirus dat een product is van de waanzin van een handvol
geesteloze inhaligen die in hun onverzadigbaarheid azen op de almacht
van de goden zelf, wordt nu geheel in strijd met de feiten beschouwd
als de producent van de mist die door toedoen van de
bezwerende en ontmenselijkende rituelen alle hoofden is gaan vullen.
Ofschoon alle acht miljard aardbewoners getuige hebben kunnen zijn
van het feit dat het coronavirus een waanbeeld is gefabrikeerd door
kapitaalkrachtige megalomanen, worden vandaag de feiten op hun kop
gezet en doet een omgekeerde versie van de waarheid nu de ronde: de
'wetenschappelijke' theorie dat het virus waanbeelden produceert.
Het
epitheton van wetenschappelijkheid moet de leugen geloofwaardig doen
klinken en de macht van de mammon chanteert en dwingt en verhindert
derhalve elk denkbaar verzet. Wie weigeren de rituelen te voltrekken,
worden streng beboet en wie alsnog pogen om de waarheid aan het licht
te brengen, worden prompt monddood gemaakt of ook fysiek vermoord.
Het
tijdperk is nu aangebroken waarin naar de voorspelling welke
toegeschreven wordt aan Onze-Lieve-Vrouw van Fatima zo'n goede eeuw
geleden, de levenden de doden zullen benijden. Slierten uit vreemde
dromen trekken gejaagd door de wind als nevelen over tot
onvruchtbaarheid veroordeelde velden. Als de mist zal optrekken,
zullen wij willens nillens getuige worden van de omkering van alle
waarden. Het verstand der verstandigen, die de Schepper degradeerden
tot een schepsel van de mens, zal vergaan en de laatsten zullen de
eersten zijn.
Omsk
Van Togenbirger [die er nu van beschuldigd wordt met corona
besmet te zijn]
(J.B.,
28 maart 2021)
26-03-2021
De inhoud is volstrekt onbelangrijk - Aflevering 2: De wetten van de kroon
De
inhoud is volstrekt onbelangrijk
Aflevering
2: De wetten van de kroon
De
inhoud is volstrekt onbelangrijk. Uiteraard betreft het hier ook en
vooral de inhoud van de verordeningen wereldwijd in deze tijd:
verordeningen waarover niet iedereen maar dan toch een flink deel van
de acht miljard aardbewoners zich afvragen wat ze dan te betekenen
hebben. Gebiologeerd zitten alle wereldburgers aan de
geëlektrificeerde plastic plaat gekleefd als zogenaamde 'beste
kijkers': zij worden toegesproken door wie het medium beheersen - zeg
maar door de wereldheersers - en verwoed vorsen zij als bezetenen
naar de betekenis van de om de haverklap muterende regels en
verordeningen van de kroon, de zogenaamde kroon- of coronaregels...
In
de literaire salons van beschermvrouwe Stavrogin zag men hoe haar
verwende zoon, de jonge Nicolai, iemand ten aanschouwe van alle
genodigden beledigde toen hij "plotsklaps op
de heer Gaganov afliep, hem met twee vingers bij de neus greep en een
stukje door de zaal liep met zijn slachtoffer achter zich aan."
(1) Wanneer bij een volgende gelegenheid de zachtaardige heer Osipov
de bandeloze op een beleefde manier meende te moeten terechtwijzen,
maakte Nicolai aanstalten om Osipov een antwoord in het oor te
fluisteren: "Hij keek om zich heen en boog
zich vervolgens voorover naar de heer Osipov. ( ) De arme Osipov
bracht zijn oor naar de mond van Stavrogin, zonder aarzeling en in
het volste vertrouwen, want hij was mateloos nieuwsgierig. Nu
gebeurde er iets totaal onvoorstelbaars, wat tegelijkertijd in een
bepaald opzicht heel verhelderend werkte. Plotseling voelde de oude
heer hoe Nicolas in
plaats van hem een spannend geheimpje te gaan vertellen zijn tanden
behoorlijk hard in de bovenrand van zijn oorschelp zette."
(2)
Het
slachtoffer durft niet te roepen en de verwaande Stavrogin komt weg
met zijn bandeloos gedrag door het heel listig te laten toeschrijven
aan een delirium. Allerminst Osipov doch Nicolai wordt omringd met
goede zorgen en op wereldreis gestuurd om van zijn aandoening te
herstellen.
Dostojevski
maakt hier duidelijk wie de lakens uitdelen in het Sint-Petersburg
van de negentiende eeuw maar ook in alle verleden en toekomstige
tijdperken die het mensdom doorploegt. De helderziende kunstenaar
bezweert ons dat ongehoorzame ondergeschikten, ook als zij zich
inspannen om blijk te geven van de allerbeste bedoelingen,
meedogenloos worden gestraft, als waren zij slechts honden.
Beschaving
is louter een laag vernis; marteling en doodstraf transponeren zich gestaag en onvermoeibaar naar steeds nieuwe maar
daarom niet minder doortastende vormen. Er bestaat niet de minste
mogelijkheid tot kritiek op wat de oversten verordenen en noch de
rede noch de moraal hebben ook maar iets in de pap te brokken waar
vast ligt wie de lakens uitdelen.
Logica,
redelijkheid en ethiek ontlenen hun geldigheid uitsluitend aan het
gezag dat dan ook het monopolie heeft om ze te hanteren, zodat
onderworpenen die over recht en rede durven te reppen, er onverwijld
door teruggefloten worden. Het gezag zal er zo nodig zelfs niet aan denken om terug te deinzen voor het gebruik van zelfs het meest
gruwelijke geweld. En wie zich van deze regels niet bewust zijn,
worden even onverwijld en meedogenloos als achterlijk weggezet
waarbij deze daadwerkelijke sociale moord niet zelden wordt
vervolledigd door een bij voorkeur laffe fysieke doodslag welke
meestal door schorriemorrie op betaling wordt voltrokken.
Het
is namelijk niet alleen zo dat de kroon zich niet laat beledigen:
haar vanzelfsprekende werkzaamheid - de ademhaling, zo men wil, die
haar in leven houdt - bestaat er daarentegen in om onafgebroken en
ook in alle denkbare en ondenkbare vormen en gedaanten te allen kante
beledigingen te uiten alsook alle andere handelingen te stellen die
nodig zijn om haar doen uit te tronen boven alles en iedereen.
De
zegeningen van een overste verkappen tevens de gruwelijkste
dreigingen jegens wie ook maar spelen met de gedachte hem ontrouw te
zijn. En wie door het volk op handen worden gedragen, moeten zich
hoeden voor de kiemen van haat en doodslag welke schuilgaan in de
twijfel die reeds uitgebroed wordt achter de betuigingen van quasi
volmaakte vriendschap, hoogste eer en slaafse onderwerping. De
onderwerping is er slechts als participatie aan de heerschappij van
wie of wat men niet verslaan kan; zij is berekend, vals en een kort
leven beschoren; met geduld wacht zij haar tijd af om de gekroonden
te onthoofden. Op Palmzondag volgt, naar een heilige en sinds
het begin van de geschiedenis voorzegde wet, gewis de Kruisiging.
Andermaal
: de inhoud van de verordeningen wereldwijd is volstrekt
onbelangrijk. Acht miljard aardbewoners breken zich het hoofd over
hun betekenis zoals de kerkgangers van destijds een punthoofd kregen
van de mysteries in 't Latijn. Gebiologeerd kleeft nu de ganse
mensheid aan geëlektrificeerde plastic platen: zij worden
toegesproken door de wereldheersers, vorsen verwoed naar de betekenis
der immer muterende regels en verordeningen van de kroon, de
zogenaamde kroon- of coronaregels. Hun lot - dat uiteraard het onze
is - wordt uitnemend verhaald en verhelderd door nog een andere
Nicolai, een grote Rus, in een novelle welke luistert naar de naam
'De Mantel'.
(J.B.,
26 maart 2021)
Verwijzingen:
(1)
F.M. Dostojevski (in een vertaling van Hans Boland), Duivels,
Athenaeum Polak & Van Gennep, Amsterdam 2017, pag. 48
(2)
Ib. pag. 53.
25-03-2021
De inhoud is volstrekt onbelangrijk
De
inhoud is volstrekt onbelangrijk
Nog
voor de hervormingen van het Tweede Vaticaans Concilie in de jaren
zestig van de vorige eeuw werd de katholieke eredienst gehouden in de
vorm van de Tridentijnse mis die vier eeuwen eerder werd ingesteld
ter gelegenheid van het Concilium Tridentinum of het Concilie van
Trente, met teksten uit de tijd van Gregorius de Grote die nog bijna
duizend jaar vroeger leefde en de mis die gold in het Romeinse of
westerse deel van de kerk werd derhalve in het Latijn gelezen.
De
zondagsplicht was algemeen terwijl de overgrote meerderheid der
gelovigen analfabeet was, laat staan dat de kerkgangers het Latijn
beheersten. De celebrant sprak in de kerk de gemeenschap der
gelovigen toe in het Latijn en zij beantwoordden in diezelfde dode
taal de voorzeggingen, meestal zonder daarvan ook maar een woord te
verstaan.
Verstaan
en verstand hoefden per slot van rekening ook niet omdat
toverformules nu eenmaal werkzaam zijn van zodra zij uitgesproken
worden, ongeacht of zij worden verstaan of zelfs maar worden gehoord.
De formule werd verondersteld een geheel zelfstandige werking te
hebben zoals die van de hamer op het aambeeld of zoals die van het
voedsel in het lichaam van de eters.
In
die tijd werd de werkelijkheidswaarde van woorden kennelijk
gelijkgesteld aan die van materiële dingen, waarmee gezegd is dat
woorden toen louter als geluiden bestonden terwijl zij tegelijk veel
meer waren dan klanken omdat geluiden pas werkzaam worden als zij
formules zijn. Het gaat om het tijdperk waarin de uilen spraken en de
mensen in hun dromen met de doden converseerden en wanneer gedachten
hen te beurt vielen, hadden zij het over stemmen, ingevingen en
geesten.
Men
kan zich afvragen wat de zin kon zijn van het praten en napraten
zonder begrip van de betekenis van wat gezegd werd en misschien luidt
het antwoord dat verhalen die zichzelf vertellen, geduldige
boodschappers zijn die zich vanuit een onverstandig verleden een weg
naar de toekomst banen in de stille hoop daar op zekere dag de
ontwikkelde geesten te zullen vinden die wel ontvankelijk zijn voor
hun betekenis, als werden die verhalen ooit begraven als een soort
van appeltjes voor de dorst.
Daarnaast
echter blijkt het een gegeven dat de luidruchtige doch geestloze
conversaties die de duistere middeleeuwen vulden, veeleer de vorm
waren waarin zich de vrager en de antwoordgever als zodanig
manifesteren, of beter: het spel van enerzijds degene die beveelt en
anderzijds zij die er gehoor aan geven.
De
preekstoel verheft zich boven de andere stoelen om toe te laten aan
de prediker, alle anderen te overstemmen, te bevelen, hen met zijn
bek te pikken in een orde waarvan alle vormen voorgegeven zijn. In de
tijd van Dostojewski breidt dat preekgestoelte zich dan uit over de
hogere kringen in cultuursteden zoals Parijs en Sint-Petersburg: de
kringen die het geld opmaken dat zuur verdiend wordt door een volk
dat gedwee toehoort wanneer zij ordonneren en dicteren, dat
applaudisseert voor hun onbegrijpelijk abstracte schilderwerken en
gedichten op de kunstzinnige exposities die zij prepareren op geheime
samenkomsten met koekjes en champagne.
Maar
deden zij niet exact hetzelfde als de aanwezigen in de Tridentijnse
missen en wordt vandaag deze bevestiging van de pikorde dan niet
herhaald door enerzijds wie paraderen op de buis en anderzijds de
talloze, hulpeloze toehoorders en kijkers in hun alsmaar
ongemakkelijker wordende fauteuils?
Na
vele eeuwen praktiseren dringt het nog altijd slechts met mondjesmaat
tot onze zo makkelijk op hol te brengen hoofden door dat al die onzin
die nu wordt verkondigd bijzaak
is omdat niet in het minst de inhoud van de litanieën van belang is
doch alleen de vorm. Een priester staat vooraan om eer te brengen aan
de orde van de dingen, om te herhalen dat hij de spreekbuis is van
god in hoogst eigen persoon waaraan de toehoorders obediëntie
verschuldigd zijn: zij zeggen samen 'amen' en gaan dan slapen en in
hun dromen drukt zich de obligate orde van de dingen almaar dieper in
hun zwakke geest, werken de formules zoals zuren op hun zielen in en
manifesteert zich wie de bazen zijn en wie zich moeten voegen naar
hun eisen.
Spreken
zij Latijn? Zijn hun gedichten en hun schilderijen geheel abstract en
onverstaanbaar? Drammen zij uur na uur en dag na dag en jaar na jaar
steeds weer dezelfde absurde opdrachten en rijmelarijen door onze
arme hoofden? Anderhalve meter, mondmaskers op en maximum vier
personen samen?
Zo
traag zijn wij dan van begrip dat wij nog steeds niet merken dat de
inhoud er helemaal niet toe doet, er nooit toe deed en er ook nimmer
zal toe doen. Het gaat er slechts om dat wij belijden wat wij doen
doch niet kunnen begrijpen omdat het zonder een andere inhoud is dan
zijn hoogst eigen vorm, precies zoals het wezen van de mammon dat is,
die heerst over de wereld in dit einde van de tijden.
Theorieën
kunnen nooit de basis zijn van ongeacht welke werkelijkheid: zij
ontstaan altijd uit de praxis, altijd zijn zij hypothetisch, zij zijn
hulpmiddelen en als zodanig principieel altijd verwisselbaar voor
andere hulpmiddelen. Wij hanteren theorieën tot op het punt waar ze
niet langer kloppen en daar dwingt de praktijk ons om ze weer te
laten varen - doen we dat niet, dan zullen we tot onze eigen scha en
schande moeten leren dat de grondslag van onze theorieën de methode
van gissen en missen is en dat we daar moeten naar terugkeren op het
ogenblik dat onze vertrouwde handboeken ons in de steek laten. Gissen
en missen - dat is de praxis: wij doen iets op die manier omdat het
zo ook lukt en lukt het op een andere manier beter, dan veranderen we
meteen ook onze handelwijze en de theorie volgt.
In de
muziektheorie, bijvoorbeeld, bestaat er een leer van de harmonie, een
geheel van regels die te maken hebben met het esthetisch effect van
samenklanken en die bepalen wanneer verschillende tonen onderling
'rijmen'; het is een theorie die wiskundige en fysische gronden
heeft. Elk geluid is een geluidsgolf met een welbepaalde golflengte
en twee tonen klinken harmonieus samen als hun golflengten zich tot
elkaar verhouden zoals eenvoudige gehele getallen, met andere
woorden: als ze in elkaar passen omdat de ene golf twee of drie keer
groter is dan de andere, want op die manier vertonen die golven op
geregelde tijdstippen snijpunten, punten waarop zij samenvallen. Het
visuele beeld van harmonieus klinkende geluiden ziet er dan ook uit
als een geheel van harmonieus verstrengelde golven. Ook snaren
klinken harmonieus samen als hun lengten zich onderling verhouden
zoals gehele getallen - maar dan met die beperking dat hun spanning
constant wordt gehouden want ook die beïnvloedt de toonhoogte. Maar
dat is 'slechts' de theorie.
De meeste
mensen worden geboren met voldoende gevoel voor muziek om spontaan te
kunnen horen of een zeker samenspel welluidend is of niet. De meesten
onder ons kunnen harmonieën van disharmonieën onderscheiden zonder
ook maar enige notie te hebben van de harmonieleer of de
muziektheorie. Vanzelfsprekend is dat zo, want uiteraard is de
theorie afgeleid uit de praxis: we ervaren een samenklank als
'schoon', we onderzoeken hoe dat komt en we vinden allerlei fysisch
gegronde wetten.
Componisten
moeten op school de harmonieleer studeren maar wanneer zij
componeren, passen zij die toe zonder erbij na te denken. Zij kunnen
dat doen 'op het gevoel af', niet omdat ze de theorie onder de knie
hebben maar omdat ze beschikken over een aangeboren gevoel voor
muzikaliteit dat veel sneller en efficiënter werkt dan ongeacht
welke theoretische berekening.
Hetzelfde
geldt voor de kleurenleer: de fysische gegevens van de golflengten
van licht en de gevoeligheid van specifieke kleurenreceptoren in onze
ogen kunnen theoretisch in kaart worden gebracht en op grond daarvan
kunnen wetten worden geformuleerd die samen een kleurenleer vormen,
maar een begaafd schilder gaat niet aan het rekenen wanneer hij
kleuren mengt en aanbrengt op het doek: hij werkt louter op grond van
gevoel voor schoonheid en dat gevoel is uiteindelijk ook de ultieme
maatstaf.
Klanken en
kleuren zijn zintuiglijke zaken en ofschoon het intellectuele zijn
aandeel heeft in het verwerkingsproces dat de ervaring van schoonheid
mogelijk maakt, voltrekt zich dat proces quasi volledig onbewust: het
bewuste wordt vrij gehouden voor de beleving waar het om te doen is.
Componisten
die componeren op grond van alleen maar de regels van de
harmonieleer, overtreffen in hun kunde de computers niet. Het werk
van kunstschilders dat zich louter richt naar de voorschriften van
een kleurenleer is eveneens slechts programmatoepassing iets wat
ook computers kunnen. De muziek van deze lieden kan weliswaar klinken
zoals die van Bach maar zij is nimmer origineel en altijd zeer
beperkt.
Van kunst
kan pas sprake zijn waar vrijheid heerst, een onmisbare voorwaarde
voor originaliteit. En wonder genoeg zal, eens deze vrijheid
gerealiseerd wordt, de muziek ook zichzelf schrijven en het
schilderwerk zal uit zichzelf ontstaan, het gedicht fluistert zich in
het oor van de dichter, de waarheid zelf spreekt tot de profeet. Het
sublieme kon niet anders zijn dan zoals het is omdat het anders niet
subliem zou zijn, terwijl het zich tegelijk in een eindeloos aantal
vormen kan manifesteren. Spinoza identificeerde het ware met het
noodzakelijke maar misschien vergat hij een dimensie die althans
binnen het geijkte denken niet zichtbaar wordt omdat zij danig
paradoxaal blijkt.
Niet alleen
de kunsten vertonen de bijzondere kenmerken waar hoger naar verwezen
wordt: ook in de wereld van de wiskunde duiken mensen op die wel een
zintuig lijken te hebben voor getallen zoals schilders een zintuig
hebben voor kleuren en zoals componisten puur zintuiglijk harmonieën
aanvoelen. Daarom ook is het denkbaar dat heel wat wetenschappelijke
sectoren kunnen benaderd worden zoals dat met de kunsten het geval
is.
Architectuur
is weliswaar grotendeels wis- en natuurkunde, materialenleer,
scheikunde en zelfs meteorologie maar de gulden snede en de fractalen
die ook in de natuur opduiken, hebben alles te maken met schoonheid
en harmonie: er kunnen inzake bouwwerken wel degelijk verbanden zijn
tussen enerzijds stevigheid en soliditeit en anderzijds schoonheid,
harmonie of esthetische compositie. En zo blijkt ook naar het zeggen
van artsen de geneeskunde niet slechts een loutere kunde maar ook
voor een groot deel een kunst te zijn, een aanvoelen, waarbij
inschatting een voorname rol speelt en gevoel voor evenwicht.
Is het dan
niet altijd zo dat schone mensen ook gezonde mensen zijn, dan is het
toch dikwijls het geval dat ziekten en systemische tekorten fysiek
zichtbaar kunnen worden en meer bepaald als esthetische tekorten. Het
is daarom ook niet ondenkbaar dat er kwakzalvers bestaan die hun naam
danken aan hun volstrekte onwetendheid inzake de hedendaagse
gezondheidsleer en aan de grilligheid van hun eigenzinnige theorieën
maar die er toch in slagen om mensen van bepaalde kwalen af te helpen
omdat zij die benaderen met 'zintuigen' die bij de meesten onder ons
onderontwikkeld zijn gebleven.
Klinkt dit
enigszins ongeloofwaardig, dan moet men maar eens nadenken over het
feit dat honden die daartoe worden opgeleid met hun reukzin kanker
kunnen herkennen. Of aan zekere insecten of zelfs planten die - God
mag weten hoe - zichzelf beschermen tegen invloeden van het milieu
door een spontane chemische respons, een onmiddellijke vorming van
effectieve stoffen: zij denken niet na maar zij doen wat passend is
om te overleven en zij 'weten' ook hoe ze het moeten doen, welhaast
op de manier waarop water feilloos zijn weg vindt naar de
allerdiepste plekken.
Het
Emmanuel Ziekenhuis te Wetteren werd destijds genoemd naar een
kloosterzuster die daar werkte. Dokter P. Gillis die in de naoorlogse
periode huisdokter was in de streek, vertelde dat hij zich tot de
zuster in kwestie richtte wanneer het stellen van een diagnose hem
lastig viel. De zuster hoefde de patiënt slechts even te zien om
feilloos te kunnen bepalen aan welke kwaal hij of zij leed.
(J.B.,
24 maart 2021)
23-03-2021
De hergeboorte van de kwakzalverij - Aflevering 2
De
hergeboorte van de kwakzalverij
Aflevering
2
Er
zijn mensen die zowaar geloven dat onze vrijheid ermee gediend zou
zijn wanneer de uitoefening van ongeacht welk beroep werd overgelaten
aan de willekeur: kwakzalvers zouden dan mogen opereren naast
gestudeerde en gediplomeerde dokters precies zoals
amateurkunstschilders vandaag aan de slag kunnen naast grafische
kunstenaars met een gedegen opleiding aan de academie.
Wat
betreft die laatste groep is het echter wel zo dat van lesgevers in
de schilderkunst in door de staat gesubsidieerde scholen, musea en
nog andere instellingen wordt geëist dat zij een diploma kunnen
voorleggen terwijl onze ministers geheel zonder scrupules ons
belastingengeld spenderen aan het subsidiëren van beroemde
kunstenaars en aan de aanschaf van hun kostbare werken zonder dat het
ook maar in hen opkomt om zich af te vragen of de artiesten in
kwestie wel gediplomeerd zijn en tegen die handelwijze heeft bij mijn
beste weten ook nooit een mens verzet aangetekend.
Hij
die kan,
doet;
hij die niet
kan,
onderwijst,
is een tegelspreuk die niet
zomaar uit de lucht komt vallen: in feite illustreert zij een alles
behalve onschuldige maatschappelijke hypocrisie, welke verwant is aan
de bijzonder arrogante pretentie dat het burgerschap het fundament
zou zijn van het mens-zijn in plaats van andersom - een pretentie
waarvan de algemeen gangbaarheid zich manifesteert in de problematiek
van de sans-papiers: wie niet beschikt over een geboorteakte, kan
niet bewijzen dat hij bestaat en wordt derhalve niet alleen als
burger onbestaande geacht maar ook als mens. Dezelfde aanmatiging
zorgt er immers voor dat de staat zich gedraagt als de oorsprong en
de bron van kunstenaars en kunst: het bestaan van instituten die
pretenderen van mensen kunstenaars te kunnen maken, bewijst dat het
de staat met haar waanzin menens is.
Er
zijn er nu die beweren dat de geneeskunst te lijden heeft onder
hetzelfde juk van wat misschien wel totalitarisme kon heten: door
zijn muziekpartituren te ondertitelen met A.M.D.G. (*) getuigt de
componist Johann Sebastian Bach dat hij met zijn muziek lof wil
brengen aan zijn schepper maar Hitler, Stalin en Mao wilden dat 'hun'
kunstenaars lof brachten aan de afgod vadertje staat die pretendeerde
hun muze te zijn en aan de oorsprong te liggen van hun kunst en
kunde.
Dat
zij die het niet kennen alsnog worden toegelaten om het te
onderwijzen heeft vanzelfsprekend alles te maken met cliëntelisme:
klant is koning
en wie bij ons kopen, hebben een streepje voor omdat onze manier van
handeldrijven gehoorzaamt aan het devies: voor
wat, hoort wat, dat
een mutant is van de regel: een
oog voor een oog, een tand voor een tand
welke het beginsel van de wraak uitdrukt alsook de wet van het recht
van de sterkste, afkomstig van de natuurlijke wet van the
survival of the fittest.
Derhalve is cliëntelisme kenmerkend voor totalitarisme en de twee
staan haaks op wat wij kennen als beschaving of humaniteit. Maar het
beginsel dat zij die het niet kennen, het alsnog mogen onderwijzen,
impliceert uiteraard niet
dat zij die het onderwijzen, het niet
zouden kennen of kunnen. De kwestie is alleen dat de twee niet
noodzakelijk samenvallen: iets kunnen en als zodanig erkend worden,
vallen alleen altijd samen in een ideale en dus onbestaande wereld.
In de echte wereld bestaat het dat een schilder in zijn hele leven
niet één werk kan slijten en zich uit wanhoop op
zevenendertigjarige leeftijd een kogel door het hoofd jaagt terwijl
na zijn dood de geringste van zijn schetsen alleen nog te vinden zijn
in de zwaarst bewaakte musea ter wereld. In het echte leven is het
mogelijk dat de grootste lapzwans president wordt van een wereldrijk.
Met
andere woorden valt er misschien wel iets te zeggen voor het
standpunt dat men niet zozeer of dan toch niet uitsluitend moet
oordelen op grond van officiële maatstaven: waar regels bepalen wat
schoon is, heeft de kunst opgehouden te bestaan omdat creativiteit
alles behalve programmeerbaar is: computers kunnen niet componeren,
schilderen of dichten en waar artiesten dat doen naar het voorbeeld
van machines, is de kunst allang een stille dood gestorven. Waar een
comité het volk voorhoudt alleen nog te luisteren naar het
'officiële nieuws', heeft Big Brother zijn intrede gedaan en werd
het einde ingeluid van niet alleen de waarheid maar tevens van de
mens die immers uit de waarheid voortkomt, daar de waarheid God is
die hem schiep. Waar instellingen zich het monopolie toe-eigenen over
het goede en zij derhalve pretenderen aan de basis te liggen van het
menselijk geweten, werd het licht dat goed van kwaad kan
onderscheiden uitgedoofd en werd de mens beroofd van zijn kostbaarste
bezit - zijn vrijheid.
Misschien
moet erkend worden dat het schone niet datgene is wat overeenkomt met
de zogenaamde regels van de kunst die men op de schoolbanken kan
leren - wat dan ook niet betekent dat het schone daar perse moet mee
vloeken: schoon is daarentegen wellicht wél wat mensen exalteert,
verrukt, boven zichzelf verheft, bevrijdt uit de dode stof, vol
blaast met geest, ja, onsterfelijk maakt, al is het maar voor één
enkel ogenblik. Misschien moet erkend worden dat waar is, wat werkt:
true is what works,
zoals de pragmatici zeggen, wat dan ook niet wil zeggen dat men zich
moet vastpinnen op die ene regel. En ook voor het goede bestaan
voorwaar helemaal geen voorschriften: wie geloven niet te zondigen
omdat zij nauwgezet alle regeltjes van hun religie in acht nemen,
hebben zichzelf herleid tot de contradictie van een levenloos want
willoos en onvrij wezen dat gelooft zich te kunnen verzekeren tegen
het doen van kwaad terwijl het zich aldus beroofd heeft van het
vermogen om het goede te doen dat immers voor alles vrijheid vereist.
En om
nu terug te komen op de kwestie van de kwakzalvers: misschien moeten
diegenen als geneesheer worden erkend die daadwerkelijk genezen,
zoals de Nazoreeër, die immers ook niet afgewezen werd omdat hij een
diploma miste toen hij de bezetene bevrijdde van een legioen aan boze
geesten, toen hij Lazarus opwekte uit de dood of het dochtertje van
Jaïrus. Edoch, deze erkenning vergt vooreerst de erkenning van de
waarheid en dat zulks geen sinecure is, bewijst de geschiedenis zelf:
het volk zelf verkoos geheel democratisch de vrijheid van een
moordenaar (2) boven die van een genezer, die prompt werd omgebracht.
(J.B.,
23 maart 2021)
Verwijzingen:
(1)
A.M.D.G. Is de afkorting van het Latijnse gezegde Ad Majorem Dei
Gloriam, dat betekent: Tot meerdere eer en glorie van God.
(2)
Met name Barabbas. Zie: Mattheüs
17:14-26.
22-03-2021
De hergeboorte van de kwakzalverij - Aflevering 1
De
hergeboorte van de kwakzalverij
Aflevering 1
Zieken
moeten geholpen kunnen worden en met het oog op het bieden van (de
best mogelijke) medische hulp worden mensen opgeleid tot arts en dan
als zodanig wettelijk erkend. Studenten die niet slagen voor een vak,
worden terecht beschouwd als onbekwaam en zij krijgen dan ook niet
het recht om het vak in kwestie uit te oefenen en uiteraard wordt dat
recht sowieso onthouden aan wie helemaal geen opleiding hebben gehad:
dat geldt voor elk vakgebied en dus ook voor de geneeskunde. Wie zich
dan wars van alle wettelijke bepalingen alsnog aan anderen gaan
opdringen als genezers, maken zich schuldig aan een vergrijp genaamd
kwakzalverij. Al moet hier volledigheidshalve worden aan toegevoegd
dat ook artsen die eigenzinnige geneesmethoden aanwenden, van
kwakzalverij beschuldigd kunnen worden.
Kwakzalvers
brengen het leven van anderen in gevaar omdat zij onder valse
beloften mensen kunnen afhouden van daadwerkelijke hulp of hen met
oneigenlijke behandelingen alleen maar zieker maken. Soms doen zij
dat opzettelijk, bijvoorbeeld omdat zij munt proberen te slaan uit
het leed en de onwetendheid van anderen maar veel vaker wordt dit
bedrog nog overtroffen door een specifiek zelfbedrog, namelijk een
ziekelijke zelfoverschatting - een grootheidswaan - vanuit een
volstrekte afwezigheid van zelfkritiek gekoppeld aan een even
schromelijke onderwaardering van de rechtsstaat en van het beroep in
kwestie.
De opkomst
van kwakzalverij in recente jaren vormt een bedreiging voor de
volksgezondheid en zij kan grotendeels verklaard worden door een
groeiend en vaak terecht wantrouwen in de reguliere geneeskunde die,
net zoals vele andere maatschappelijke sectoren, in de kwalijke greep
zit van een kapitalistische economie. Die berust namelijk op de
perversie van de middeldoelomkering waarbij in dit specifieke geval
niet het bieden van hulp aan de zieke vooropstaat maar wel het maken
van winst middels het voorwenden van hulp. De hulp is dan niet langer
het doel maar het als doel voorgewend middel terwijl het
ruilmiddel (geld) wordt nagestreefd als doel. Niet het genezen van de
zieke maakt de genezer gelukkig doch het bekomen van winst.
In
neoliberale maatschappijen gaat deze perversie zo ver dat aan de
zieke die niet (meer) kan betalen, hulp wordt onthouden: iemands
ziekte wordt als chantagemiddel aangewend, als middel om hem geld te
ontfutselen. Het buitenproportioneel financieel succes waarop de
farmaceutische industrie vandaag boogt, kan de feitelijkheid van deze
rampzalige gang van zaken alleen maar waarschijnlijker maken. In de
etalage van de winkel van een nochtans regulier gestudeerde apotheker
vindt men steeds meer prullen die met geneesmiddelen helemaal geen
uitstaans hebben maar die wel geld in het laatje brengen omdat zij
door bedrieglijke reclame worden gepromoot.
Het
spookbeeld van de hel in een hiernamaals lijkt met de afgang van de
religies vervangen door het spookbeeld van een hel in het
hiernumaals: de vrees om kwaad te ondergaan is in de plaats gekomen
van de vrees om kwaad te doen. In wat andere bewoordingen betekent
deze fundamentele omslag dat samenwerking nu werd vervangen door
concurrentie: het recht van de sterkste of de wet van de jungle
verovert steeds meer terrein op een beschaving met christelijke
fundamenten.
De genoemde
aberratie kan nu echt dusdanige proporties aannemen dat regulier
geproduceerde waren en diensten op den duur niet alleen waardeloos
maar bovendien echt schadelijk worden zodat mensen hun toevlucht gaan
nemen tot de clandestiniteit: zij trekken hun plan met eigen middelen
en met de hulp van leken die het al niet slechter meer kùnnen doen
dan de loonslaven in dienst van bedrijven die nog louter gebrand zijn
op geldelijk gewin. We zijn steeds vaker beter af als we zelf onze
haren knippen en onze kamers behangen, als we een buurvrouw als
babysit inschakelen, als we onze aardappelen kopen bij een hobbyist
of als we een oudere klasgenoot van Benjamin vragen voor het geven
van bijles: geen van hen is gediplomeerd of werkt regulier maar zij
presteren exact wat wij verlangen.
Zo ook is
het niet ondenkbaar dat langdurig zieken na een uitputtende calvarie
in het reguliere circuit, wel moeten aankloppen bij de zelfverklaarde
genezers omdat dit de allerlaatste optie is. Evenmin ondenkbaar is
dan het alsnog optreden van genezing: niet zozeer ingevolge een
wonderbaarlijke behandeling maar doordat een einde gekomen is aan de
ziekmakende werking van de reguliere geneeskunde zoals intussen een
halve eeuw geleden door Ivan Illich beschreven in zijn Medical
Nemesis.
(J.B.,
22 maart 2021)
17-03-2021
Een psychose met verworven rechten
Een
psychose met verworven rechten
In
mei van dit jaar publiceerde René Stockman, die een congregatie
leidt die zich wijdt aan de verzorging van geesteszieken, het
opiniestuk: Gender,
een gevaarlijke dwaling.1
Het artikel is een reactie op de menselijke evolutie naar meer
zelfbeschikking en dit specifiek met betrekking tot de seksualiteit.
Stockman vindt dat onze zelfbeschikking te groot wordt en dat men
zich wat betreft de seksualiteit niet moet verlaten op wat de
wetenschappen leren en op wat de democratie wil maar dat men zich
moet onderwerpen aan de voorschriften uit de bijbel, die volgens het
katholieke geloof het woord van God is.2
- Omsk Van Togenbirger,
we hebben de tekst hier bij de hand: wat moeten wij denken over dit
geschrift van de generale overste van de Broeders van Liefde? Dwalen
de hedendaagse wetenschappers zoals de kerk dat ook beweerde over de
middeleeuwse sterrenkundigen zoals Giordano Bruno die op de
brandstapel belandde wegens ketterij? Of dwaalt de kerk?
OVT: De kerk is ervan
overtuigd dat zij niet kan dwalen, zij wordt immers geleid door God
zelf. Ja, ik zie je glimlachen maar weet dat waanzin zich niet van de
wijs laat brengen! Wie in een psychose gevangen zitten, geraken daar
niet zomaar uit!
-
Is het geloof dan een psychose?
OVT: Een psychose met
verworven rechten. Kijk, de katholieke mensvisie is wezenlijk
psychotisch, ze huldigt het middeleeuwse principe 'quod non est in
scriptis, non est in mundo'3,
wat inhoudt dat men ernaar streeft om de realiteit aan te passen aan
de eigen meningen, zoals men ook deed inzake de sterrenkunde, wat
achteraf absurd bleek. Absurd is het dit keer ook maar vandaag zou
men beter moeten weten! In het nieuwe mensbeeld daarentegen erkent
men nederig de realiteit en schikt men zijn opvattingen zo goed
mogelijk naar de werkelijkheid en dat is wetenschap.
-
Stockman
heeft het aan de stok met het begrip 'gender': "'gender'
staat voor de gedrags- en identiteitsaspecten van geslacht, ter
onderscheiding van lichamelijke en biologisch aspecten",
zo schrijft hij en zijn kritiek luidt: "De
natuurlijke band tussen enerzijds de lichamelijke en biologische
kenmerken die het geslacht van iemand bepalen en anderzijds de
identiteit en het corresponderende gedrag dat hij of zij hiermee
vertoont, wordt verbroken."
OVT: Zijn de lichamelijke
en biologische kenmerken die het geslacht van iemand zouden moeten
bepalen dan altijd zo eenduidig? Bovendien hebben de identiteit en
het corresponderende gedrag niet alleen te maken met de zichtbare
kenmerken maar ook met wat nog verborgen ligt in de hersenen, met
ervaringen en met psychische zaken. Voorhouden dat er alleen mannen
en vrouwen bestaan en bovendien voorschrijven aan welke verwachtingen
zij dan moeten voldoen, maakt mensen ongelukkig die zich in geen van
de twee voorgeschreven geslachten kunnen vinden, hetzij om fysieke
redenen hetzij om andere. A propos: het vertrekpunt is een
begrippenpaar - man-vrouw - en dat wordt niet in vraag
gesteld.
-
Stockman klaagt aan dat mensen zelf hun geslacht
kunnen kiezen, hun gender, zonder nog rekening te moeten houden met
hun biologische identiteit, zo schrijft hij.
OVT: Laat ik eens een
vergelijking maken. Stel dat wij geconfronteerd worden met een kat
die blaft. Ga je dan zeggen tot dat dier: jij mag niet blaffen want
je bent een kat, een kat hoort te miauwen, wat jij doet is tegen je
natuur? Als je zo oordeelt, wil je dat de feiten zich schikken naar
jouw kennis ervan, nietwaar? Als bovendien je kennis zich beperkt tot
wat een zesduizend jaar oud geschrift over die zaken zegt omdat je
gelooft dat dit de waarheid is dan is de waanzin wel compleet, zo
dunkt mij. Wel, dat is wat Stockman doet als hij oordeelt dat men
zich moet voelen zoals men eruit ziet of dus zoals mensen van jou
verwachten dat je je voelt. En dat is bovendien geen gewone psychose:
in een psychose wil je dat de werkelijkheid zich naar je eigen mening
schikt maar hier wil je dat de werkelijkheid zich schikt naar
andermans mening. Te gek voor woorden. En dan die biologische
identiteit: men doet alsof dit een objectief gegeven is maar men ziet
over het hoofd dat de daarvoor toegepaste criteria van menselijke
makelij zijn. Dit is een ode aan het blinde handelen en derhalve
godslasterlijk omdat wij geboren zijn met het vermogen om kennis te
ontwikkelen.
-
Bestaat er dan helemaal geen natuurlijkheid meer?
OVT: Kijk, laat ik eens een
vergelijking maken uit de rekenkunde. Je weet wat natuurlijke
getallen zijn? 1, 2, 3 en zo voort, er zijn er oneindig veel
en men kan ze allemaal bekomen door er telkens eentje bij te tellen.
Ze zijn allemaal natuurlijk, maar we zijn al aan het tellen,
nietwaar? Optellen, dat moeten we immers doen om de hele rij te
bekomen. Maar uit de bewerking van het optellen komt de bewerking van
het aftrekken voort, dat kan niemand verhinderen die aan het rekenen
gaat en wat gedaan als men een groter getal van een kleiner gaat
aftrekken? 3-5 bijvoorbeeld? Moet men dan zeggen dat dit niet
gaat? Wel neen, we zullen zeggen dat 3-5 gelijk is aan -2
en dat is dan een negatief getal. -2 appelen vindt men niet in
de natuur maar misschien wel in de mensenwereld, meer bepaald als het
aantal appelen dat iemand aan een ander verschuldigd is. Het
vermenigvuldigen van natuurlijke getallen brengt wel natuurlijke
voort maar van vermenigvuldigen komt algauw delen en wat gezegd van
4:3? Of 10:3? Dat laatste is een irrationeel getal, men
kan het niet eens gewoon schrijven want aan het aantal cijfers na de
komma komt geen eind. En een rekenkundige kan die 'onnatuurlijke
getallen' toch niet uitsluiten? Ze komen immers vanzelf voort uit de
natuurlijke van zodra men er simpele bewerkingen gaat op uitvoeren.
Wel dan, het leven is geen dode natuur en zeker geen dood geschrift
in een dode taal. De veranderingen die het leven ondergaat zijn ook
veel complexer dan simpele rekenkundige bewerkingen. Wie willen dat
het leven zich schikt naar dode letters en wie op grond daarvan alle
leven dat dit weigert te doen, uitsluit, die willen dat alleen de
dood bestaat. Wanneer de generale overste van een congregatie van
mensen die geesteszieken verzorgen, er dergelijke meningen op
nahouden, dan vraag ik mij niet alleen af of zij niet geestesziek
zijn maar tevens vraag ik mij dan af of zij geen geesteszieken maken.
-
Stockman heeft het over een nieuwe ideologie met
wortels in het feminisme: "Totale gelijkheid tussen
man en vrouw werd het streefdoel en het wegwerken van alle
verschillen die de vrouw maar op enige manier zou kunnen
discrimineren", zo schrijft Stockman en dan verklaart
hij dit: "Niemand zal twijfelen aan het belang van de
totale gelijkwaardigheid van man en vrouw, maar daarvoor hoeft men
zijn eigen seksuele identiteit niet te verloochenen.
Gelijkwaardigheid is nog steeds iets anders dan gelijkheid!"
OVT: Kennelijk heeft de
auteur geen oog voor het feit dat het protest der feministen precies
gaat over de gelijkheid als mens ondanks de geslachtelijke
verschillen: als wie solliciteren voor een job in het onderwijs
minder kansen hebben als zij vrouw zijn, is dit een onrecht en aan de
basis daarvan ligt het onterecht relevant achten van het geslacht
voor de functie. Het geslacht is van geen betekenis voor de functie
van leraar en in dat opzicht zijn man en vrouw gelijk, daarover gaat
de hele discussie. Waar die menselijke gelijkheid geloochend
wordt, is sprake van discriminatie en van onrecht. Zo ook zijn
zwarten en blanken als mens niet gelijkwaardig maar gelijk zonder
meer. Zegt men dat zij als mens gelijkwaardig zijn, dan zegt men dat
ze als mens verschillen. Maar het menszijn is verstrengeld met het
man-zijn, met het vrouw-zijn of met het nog-anders-zijn en daarom is
er onrecht waar men de realiteit van dit nog-anders-zijn miskent. Het
onvermogen om zijn opvattingen in overeenstemming te brengen met de
werkelijkheid - de werkelijkheid van in dit geval het feit dat er
interseksen bestaan, homo's en nog andere seksuele varianten naast de
man en de vrouw waarvan sprake in Genesis - is wezenlijk psychotisch.
-
Stockman
ziet "de
steeds voortschrijdende verabsolutering van de autonomie en de
zelfbeschikking"
als boosdoener in het ontstaan van de gendertheorie.
OVT:
Nogmaals, de gendertheorie is niet uit den boze en waarom zou
zelfbeschikking uit den boze zijn? Zelfbeschikking is een
goede zaak omdat heteronomie betekent dat het eigen leven afhankelijk
wordt van de beschikking van derden, wat impliceert dat men ervan
uitgaat dat mensen ongelijk zijn want men kent aan bepaalde mensen
het recht toe om over anderen te beschikken. Meer bepaald is dat
lijfeigenschap!
-
Dan
schrijft Stockman dat bijgevolg "de
snelle opgang van de gendertheorie alles te maken heeft met de
maatschappelijke revolutie waarin we ons momenteel bevinden."
OVT: Die maatschappelijke
evolutie is inderdaad abolitionistisch: de wereldgemeenschap wil af
van de slavernij. De kerk wil er kennelijk naar terugkeren.
-
Stockman
schrijft dat men overdrijft met autonomie: "Vanaf
de jaren '60-'70 van vorige eeuw is men doorgeslagen",
zo schrijft hij: "men
is deze autonomie en zelfbeschikking gaan koppelen aan het streven
naar absolute vrijheid en het afschudden van alle banden die deze
vrijheid zou kunnen belemmeren."
OVT: Dit is volstrekt
onjuist en uitgerekend de democratie staat daarvoor borg. In de
democratie wordt de individuele vrijheid beperkt door wetten die in
functie staan van het waarborgen van de vrijheid voor iedereen
alsook in functie van de noden van de gemeenschap in zoverre deze
instrumenteel is voor de persoonlijke vrijheden - behalve in zekere
communistische dictaturen.
-
"Voor
de vrouw",
aldus Stockman, "betekende
dit onder andere los komen van de band tussen seksualiteit en
voortplanting, waarbij de artificiële anticonceptie het antwoord
gaf."
OVT: Artificialiteit is
geen zonde en natuurlijkheid is evenmin een heil: zonder menselijk
ingrijpen is overleving voor de mensheid onmogelijk, gebeurlijk ook
op het vlak van het voortbestaan van de soort, ongeacht of het gaat
over anticonceptie of over kunstmatige bevruchting. Er is een
toestand denkbaar waar artificiële anticonceptie het einde van de
soort ingevolge overbevolking zou kunnen verhinderen.
-
Een vreemde zin vind ik deze: "Voortaan
zou men seksueel kunnen genieten waarbij men het krijgen van kinderen
bewust uitsloot, hetgeen ook tot een enorme denataliteit in het
Westen heeft geleid, met alle maatschappelijke gevolgen van dien."
OVT: In die zinswending
ontwaart men de verborgen opvatting dat het kroost de straf is voor
het seksueel genot: wie seksueel genieten, mogen zich ook niet
onttrekken aan de natuurlijke gevolgen ervan. Die opvatting is niet
houdbaar, zij gaat uit van het denken in termen van wraak: 'voor wat,
hoort wat'. Ook de opvatting dat kinderen krijgen het doel is van
seksuele betrekkingen is niet houdbaar en wel om dezelfde redenen
waarom de theorie van het 'intelligent design' niet houdbaar is. Maar
tegelijk wordt een gebrek aan kroost - de 'denataliteit' - een straf
genoemd, zodat in feite gezegd wordt dat de aanvankelijke straf
noodzakelijk is. Bovendien worden de zaken hier op hun kop gezet
omdat het overbevolkingsprobleem ontkend wordt. Op de koop toe heeft
de paus nog niet zo lang geleden gezegd dat wij niet mogen kweken
zoals de konijnen...
-
Stockman noemt de abortuskwestie een uitwas van de
overdreven zelfbeschikking: 'baas in eigen buik'.
OVT: Dat is een andere
problematiek, de twee mogen niet vermengd worden. Zelfbeschikking
betekent immers ook dat men niet mag beschikken over het leven van
een kind en dat het nog niet geboren is, doet daar helemaal niets aan
af. Daar spreekt men zichzelf inderdaad tegen.
-
Een ander gevolg, zegt Stockman, is de ondermijning
van het huwelijk dat immers die absolute vrijheid belemmert, de
vrijheid om zich met meer dan één persoon te verbinden.
OVT: Het huwelijk wordt
niet verboden, integendeel, het wordt ook ingevoerd voor homo's!
Iedereen blijft de vrijheid behouden om zich al dan niet met één
persoon te verbinden, zoals iedereen ook vrij is om al dan niet
kloostergeloften af te leggen. Neen, aan die vrijheid wordt helemaal
niet geraakt! Wel waar is dat het huwelijk niet meer kan opgelegd of
afgedwongen worden en dat bijvoorbeeld ook binnen het huwelijk sprake
kan zijn van verkrachting en is dat dan geen vooruitgang? Gelukkig is
vandaag de oeverloze ellende aan het licht gekomen die resulteerde
uit de hypocriete moraal van destijds waar feitelijk het recht van de
sterkste heerste onder een dekmantel van geloof en trouw. We mogen
ook niet vergeten dat bijvoorbeeld Abraham vele vrouwen had,
polygamie was toentertijd kennelijk geen obstakel voor Jahweh: het
huwelijk is een relatief jonge uitvinding.
-
"Waarom zou een man zich moeten binden aan
een vrouw, wanneer hij of zij zich eerder aangetrokken voelde tot
iemand van hetzelfde geslacht?", zo schrijft Stockman
op een wat verwijtende toon.
OVT: Andermaal een verkapt
pleidooi voor lijfeigenschap: waarom zou een derde aan iemand dat
recht mogen ontzeggen!? En dat de seksualiteit kan gescheiden worden
van de gezinsvorming blijkt uit de praktijk van de instellingen voor
wezen maar ook uit de praktijk van adoptiegezinnen en uit de praktijk
van het onderwijs dat dan toch een belangrijk deel van de opvoeding
van de ouders overneemt en is dat dan schadelijk voor de kinderen?
Veel schade wordt toegebracht door vooroordelen welke al te vaak in
het leven geroepen worden door irrationele geloofsovertuigingen.
-
Stockman heeft het over "het
duidelijke verschil tussen de XY en de XX chromosomen bij mannen en
vrouwen."
OVT: Ik ben geen specialist
ter zake maar ik kan mij inbeelden dat zekere beoefenaars van de
medische wetenschappen hier steigeren. Ik beperk mij hier tot de
vraag: wat gedaan met de interseksen? Jammer dan voor de onvolmaakt
geachten op deze wereld? Enkel rechten voor wie beantwoorden aan
dictatoriale voorschriften? Of kiezen wij dan toch voor de democratie
die dit onrecht voorkomt?
-
"Vanouds vonden ouders het logisch hun kinderen
in lijn met hun biologische identiteit op te voeden, zelfs indien ze
een kind van het andere geslacht hadden gewenst.",
zo schrijft Stockman.
OVT: Er zijn nog dingen die
men vroeger logisch of normaal vond. Abraham vond het normaal zijn
oudste zoon te onthoofden en op de brandstapel te offeren aan Jahweh.
-
De moderne opvoeding legt een hypotheek op de
identiteit van het kind en brengt ernstige problemen mee, schrijft
Stockman.
OVT: Problemen veroorzaakt
door de betrokkenen of door een maatschappij die onder de druk van
dictatoriale wetten oordeelde dat het zo niet kon omdat alleen wie
tot een meerderheid behoren, rechten hebben?
-
"De mens is zijn lichaam en heeft niet zomaar
een lichaam", schrijft Stockman.
OVT: Precies daarom slaat
het katholieke voorschrift dat men wel homo mag zijn maar het niet
mag doen, op niets.
-
Stockman verwijt het aan de moderne mens dat hij,
wat hij noemt, een dualistische antropologie hanteert: "de
mens heeft een lichaam, zoals hij ook andere zaken heeft, en daar kan
hij dus ook naar eigen goeddunken mee omgaan, steeds met het recht op
absolute vrijheid als argument."
OVT: Andermaal: heeft een
derde dan meer recht op iemands lichaam dan diegene die met zijn
lichaam samenvalt? Wij zeggen toch 'mijn lichaam' en niet
bijvoorbeeld 'het lichaam waardoor ik leef maar waarvan de paus van
Rome de eigenaar is'?
-
Stockman klaagt aan dat de gendertheorie wettelijk
afdwingbaar werd gemaakt.
OVT: Maar dat is het geval
met elke wetenschappelijke theorie. Een moordenaar kan zijn onschuld
niet bewijzen met bijvoorbeeld de verklaring dat hij op twee plaatsen
tegelijk aanwezig was en het is de wetenschap die oordeelt dat zulks
onmogelijk is, ook al wordt gezegd dat de stichter van het Opus
Dei het geheim van de zogenaamde bilocatie onder de knie had maar
dat zijn dan verworven en gesubsidieerde wanen. Alle gekheid op een
stokje maar onwetenschappelijke zaken worden in geen enkele rechtbank
geduld. Over de wetenschappelijkheid van de dingen moet men niet
licht oordelen: dat een theorie wetenschappelijk verantwoord is,
betekent dat principieel iedereen die dat wenst, ze op haar waarheid
kan toetsen en eventueel bezwaren kan inbrengen of veranderingen kan
eisen en die zelf kan bewerkstelligen, namelijk door aan wetenschap
te doen. Dat kan men niet zeggen over ongeacht welke religieuze
overtuiging. Wel, wil je een democratie of een theocratie? Het
islamfundamentalisme toont ons waar dat laatste toe leidt.
-
Stockman klaagt aan dat een kind voortaan zelf kan
bepalen of het zal worden opgevoed als jongen of als meisje of als
neutraal.
OVT: En is het dan geen
goede zaak dat de betrokkene zelf kan beslissen over het eigen leven
en niet een of andere dictator? Wordt het bijvoorbeeld ook geen tijd
dat een kind zelf kan beslissen of het al dan niet wordt gedoopt?
-
"Schoolboeken moeten worden aangepast om
alle sporen van het archaïsch onderscheid tussen man en vrouw,
tussen vader en moeder te doen verdwijnen.", zo
klaagt Stockman.
OVT: Uiteraard moet men
ophouden met het onderwijzen van onzin en met het indoctrineren van
mensen met dictatoriale wetten.
-
Stockman klaagt aan dat de seksuele identiteit
flexibel wordt en dat dit vloekt met de biologie.
OVT: Het tegendeel is waar:
verandering is eigen aan het leven, het alternatief is stagnatie en
uiteindelijk de dood. Andermaal: het willen opleggen van eigen ideeën
aan de werkelijkheid is waanzin.
-
"Hoe is het mogelijk", zo
schrijft Stockman, "dat deze theorie, of moeten we
zeggen, deze ideologie uiteindelijk wereldwijd werd verspreid en nu
ook overal greep op heeft?"
OVT: Die uitspraken
verraden een nostalgie naar een welbepaalde dictatuur, want dat is
het alternatief voor democratie en wetenschappelijkheid.
-
Stockman beweert dat de zijns inziens nefaste en
ongelimiteerde evolutie het werk is van talloze goed georganiseerde
en gesubsidieerde westerse lobby-groepen tijdens een aantal
belangrijke VN-wereldconferenties.
OVT: De evolutie was en is
er onder de invloed van de democratie en de wetenschappen die
wezenlijk democratisch zijn: niemand wordt er buiten gesloten,
iedereen krijgt de kans zijn waarheden te bewijzen en eenmaal bewezen
moeten ze door iedereen ook erkend worden. Het idee dat duistere
groeperingen hier aan het werk zouden zijn, is paranoia. Andermaal:
hier is niets anders gaande dan de vervanging van de dictaturen door
de democratie en het streefdoel is ontvoogding en zelfbeschikking:
het overwinnen van de slavernij. Niemand mag over andermans leven
beslissen: niemand heeft dat recht. Er zijn principieel geen
uitzonderingen denkbaar op het recht op zelfbeschikking. Geen
limieten dus.
-
Stockman waarschuwt tezamen met het Vaticaan "dat
via de genderideologie een totaal nieuwe antropologie ontwikkeld
wordt die afwijkt van de christelijke mensvisie."
OVT: De katholieke, bedoelt
hij. Maar wordt het niet de hoogste tijd dat het oude mensbeeld wordt
bijgesteld? Voor katholieken een verschrikking, uiteraard, want zij
zien aldus hun macht tanen! De grondslag van de gendertheorie is
uiteindelijk het geluk van alle mensen en niet alleen dat van hen die
beantwoorden aan de norm gesteld door een zekere dictatuur. En dat
elke band met de medemens en de maatschappij verworpen wordt, zoals
Stockman beweert, is een flagrante leugen en het tegendeel is waar:
het huidige mensbeeld is democratisch en wetenschappelijk, en dit
zeer in tegenstelling tot het voorgaande, dat theocratisch was:
dictatoriaal en irrationeel. De theorie van het gezin als vanouds de
hoeksteen van de maatschappij klopt trouwens ook niet. Ooit leefden
mensen in andere eenheden, bijvoorbeeld in stamverband; het klassieke
gezin is een maatschappelijk maaksel van de jongste eeuwen.
-
Stockman schrijft:
"De beleving van de seksualiteit wordt voortaan
een totaal individuele keuze, volledig losgekoppeld van de relatie
tussen een man en een vrouw binnen het huwelijk en eveneens volledig
losgekoppeld van de voortplanting."
OVT: De katholieke kerk
heeft seksualiteit gekoppeld aan voortplanting vanuit de idee dat
voortplanting het unieke doel is van de seksualiteit. Mensen zouden
geen seks mogen beleven behalve met het oog op voortplanting want
alleen dat is natuurlijk. Toch is er geen verbod op seksualiteit voor
onvruchtbare koppels, er kan immers altijd een wonder gebeuren.
Welnu, dat geldt dan ook voor homokoppels. In de katholieke optiek
van de natuurlijke bedoelingen is bijvoorbeeld ook pianospelen zonde,
onze vingers zijn niet gemaakt voor het klavier want
muziekinstrumenten zijn niet natuurlijk, ze groeien immers niet aan
de bomen.
-
Stockman klaagt aan dat de seksualiteit nu wordt
verengd tot een louter hedonistisch gebeuren en dat het krijgen van
kinderen wordt verengd tot een recht van de ouders.
OVT: Aan niemand wordt
verboden om de seksualiteit te gaan beleven volgens de katholieke
leer. De zaak is alleen dat men daartoe niet langer wordt verplicht.
Meer vrijheid voor iedereen en minder zeggenschap over andermans
zaken.
-
Over adoptie door
homokoppels schrijft Stockman: "Door adoptierecht
te verlenen aan koppels van hetzelfde geslacht ontneemt men kinderen
een normale vader- en moederrelatie en wordt het hebben van kinderen
als een recht opgeëist om in eigen behoefte voldoen en niet meer
beschouwd als een gave en een daaraan verbonden opgave."
OVT: 'Normaal' betekent:
'volgens de norm'. Welke norm? Ook normen groeien niet aan de bomen.
En het wordt hoogtijd dat enkele vastgeroeste normen die bestaan bij
de gratie van een ziekelijk respect voor stokoude teksten,
veranderen.
-
Stockman wil dat het onderwijs inzake seksualiteit
de bijbel volgt.
OVT: Onderwijs dient up
to date te zijn, overeenkomstig de wetenschappelijke bevindingen
en zeker niet fundamentalistisch. Het fundamentalisme is een
geestesziekte. Men moet de waanzin niet onderwijzen en nog veel
minder moet men het onderwijs in de waanzin subsidiëren want dat is
achteruitgang. Bovendien is de katholieke mens- en wereldvisie
helemaal niet christelijk. Men raadplege de geschiedenis!
- Stockman vreest dat
"de gender-ideologie gezien kan worden als een rechtstreekse
aanval op de Kerk en haar doctrine die daardoor steeds meer
maatschappelijk in de marginaliteit wordt geduwd."
OVT: Eindelijk!
- Stockman besluit:
"Tegelijk staat de Kerk voor een ware uitdaging een nog sterkere
profetische rol te vervullen in de huidige maatschappij.Profetie
heeft immers steeds twee bewegingen: een beweging om de waarheid te
verkondigen en een beweging om af te keuren wat met deze waarheid
niet strookt."
OVT:
Profetie is tovenarij en hoort thuis in lang vervlogen tijden.
Extreemrechts
zijn in wezen wie voorrechten nastreven vanuit een waan van
superioriteit en dit met navenante irrationele argumenten. Tot die
drogredenen behoren in de eerste plaats gezagsargumenten en dan nog
wel verwijzingen naar het opperste gezag: het woord van god of wat
daarvoor moet doorgaan. De redenering klinkt dan zo: als
wij ons ervan onthouden om te doden, dan handelen wij zo omdat god
zelf het ons verbiedt, hij zegt namelijk in de bijbel die zijn woord
is: "Gij zult niet doden!"
Edoch,
voor hetzelfde geld stond er in de bijbel: "Gij zult doden!"
en de kers op de taart is nu dat menig goddelijk bevel ook aldus
luidt.
Om
te beginnen verwachtte Jahweh van alle voorvaderen van Abraham dat
zij hun oudste zoon de keel zouden oversnijden om hem daarna op een
brandstapel aan hem te offeren ten teken van liefde en trouw. En voor
wie dachten dat die waanzin behoort tot lang vervlogen tijden moet
hier worden aan toegevoegd dat ook hedendaagse theologen het naar hun
mening betreurenswaardige lot van de moderne mens wijten aan het feit
"dat hij niets meer heeft om voor te sterven". Van moord op
goddelijk bevel was eveneens sprake in het Requerimiento
waarmee paus Adrianus VI in 1513 de Indianen gebood zich aan zijn
goddelijk gezag te onderwerpen op straffe van verslaving of
genocide.1
En ook met het islamfundamentalisme heeft de wereld in de afgelopen
decennia uitgebreid kennis kunnen maken.
Het
Vaticaanse document van 2 februari 2019 getiteld Male
and female He created them van
de hand van kardinaal Versaldi en aartsbisschop Zani van
de Congregatie voor de katholieke opvoeding, waarin wordt verwezen
naar de bijbel met het oog op de ontkenning van de moderne
wetenschappelijke inzichten inzake genderdysforie, doet uiteraard
denken aan de middeleeuwse standpunten van de kerk inzake de
wetenschap van de kosmologie.2
Sterrenkundigen werden veroordeeld of belandden op de brandstapel,
zoals dat het geval was met Giordano Bruno in het jaar 1600. Maar ook
vandaag heeft de absurde houding van de kerk verstrekkende gevolgen:
het genoemde document dat een aanval is op de moderne gender-theorie
vanuit het Bijbelse vers "man en vrouw schiep Hij hen", wil
dat het katholieke onderwijs vandaag aan haar opvoedelingen voorhoudt
dat zij de wetenschappelijke inzichten ter zake naast zich neerlegt
en voortaan alleen nog bij de bijbel zweert.
Bijzonder
verontrustend is dat ook het hoofd van de katholieke psychiatrische
instellingen, René Stockman, deze mening is toegedaan3,
terwijl het tevens wetenschappelijk vaststaat dat discriminatie van
holebi's en transgenders in de puberteit, depressie en andere
geestesziekten uitlokt en vaker ook zelfmoord.
Vanuit
haar superioriteitsgevoel kan extreemrechts hier ongestraft de
misdaden herhalen waarvoor destijds het nazisme werd veroordeeld
doordat dit 'in den duik' gebeurt: er zijn geen andere wapens mee
gemoeid dan macht en woorden en van de concentratiekampen waarin
mensen - kinderen nog - opgesloten worden, kunnen buitenstaanders
niet eens het bestaan vermoeden: wanneer vandaag gezegd wordt dat
mensen met hun identiteit 'uit de kast komen', dan wordt gezinspeeld
op het afschuwelijke isolement waarin homofiele kinderen destijds
belandden nadat zij vanuit katholiek medisch-pedagogische hoek te
horen kregen dat hun enige heil erin bestaan kon zich voor de rest
van de wereld levenslang onzichtbaar te maken.
De
door wetenschapslui als 'waanzinnig' bestempelde standpunten van
psychiatriehoofd René Stockman worden vandaag veroordeeld in het
wettelijke verbod op de levens verwoestende en traumatiserende
zogenaamde conversietherapieën in Malta, Spanje, Zwitserland en nu
ook in België.4
17 mei is de Internationale Dag tegen Homofobie en Transfobie.5
Op 21 februari 2019
verscheen het aangekondigde boek van de Franse socioloog Frédéric
Martel, getiteld: Sodoma. Het geheim van het Vaticaan. Reeds
werd het werk alom gelezen en gerecenseerd door talloze journalisten
maar onder meer doordat het hier gaat om (1°) een turf van 670
bladzijden, te lezen door mensen die met deadlines werken, (2°) een
onderwerp dat danig sensationeel is maar tegelijk ernstig tragisch en
(3°) het een nogal complexe zaak betreft, is het allerminst
denkbeeldig dat door de bomen het bos de mist ingaat, dat men met
andere woorden blijft hangen bij allerlei openbaringen welke alleen
maar in functie van het onderwerp staan en dat men uit deze moeilijke
zaak al te simpele tot zelfs totaal foute conclusies trekt.
Insiders weten allang hoe
de vork aan de steel zit maar met dit boek werd voor het eerst
publiek gemaakt wat de feiten zijn. Het boek van Martel heeft een wat
misleidende titel Sodoma die immers verkeerdelijk
insinueert dat het onderwerp van gesprek de homoseksualiteit (binnen
de kerk) zou zijn. Ofschoon hieraan weliswaar vele bladzijden worden
gewijd, is dat uitdrukkelijk niet het geval. Waarover gaat het boek
dan wel? Het opzet van het werk van Martel en de grondstelling van
het boek zijn heel eenvoudig. Martel wil het kindermisbruik in de
kerk verklaren en hij stelt dat dit niet alleen wordt veroorzaakt
door pedofilie maar evenzeer door homofobie.
Sinds enkele decennia
en in België pas sinds de zaak Vangheluwe in 2010 is een
grootschalig kindermisbruik in de kerk aan het licht gekomen. De
verbijstering daaromtrent is begrijpelijkerwijze zeer groot en men
zoekt naar verklaringen. De Franse socioloog heeft met zijn boek een
verklaring gegeven of beter: de verklaring bij uitstek. In twee
woorden komt die hier op neer.
Vooreerst moet gezegd
worden dat het merendeel van de clerici al dan niet praktiserende
homoseksuelen zijn: homoseksuelen hebben zich zelden welkom gevoeld
in de maatschappij en zij zijn overal vervolgd geweest terwijl de
kerk aan dit segment van de samenleving in feite altijd een toevlucht
(of is het een uitvlucht?) heeft aangeboden, namelijk het celibataire
priesterschap of het leven binnen de kloostermuren onder de
kuisheidsgeloften.
Nu is het niet zo dat
homo's in de kerk welkom zijn omdat de kerk een verkapte
homogemeenschap zou zijn uiteraard niet, want het katholieke
geloof wijst de homoseksuele praktijk af daar het die beschouwt als
een ernstige zonde die vanuit dat geloof in het Oude Testament de
zonde van Sodoma ofwel sodomie wordt genoemd. Maar het bloed kruipt
waar het niet gaan kan en zo bijvoorbeeld gaat het slinkend aantal
priesterroepingen niet toevallig gepaard met de emancipatie van de
homoseksuelen. Zoals overal gaapt er ook in de kerk een grote kloof
tussen hoe de zaken zouden moeten zijn en hoe ze uiteindelijk zijn
de kloof tussen schijn en zijn. En om die schijn hoog te houden,
wordt de praktijk van de homoseksualiteit in de kerk geheim gehouden.
Intussen echter kan in het
geëmancipeerde westen met zijn scheiding van kerk en staat de
homoseksualiteit niet langer als een misdaad worden beschouwd: de
emancipatie van de homo's door het werk van zelfhulpgroepen maar ook
dankzij hun bevrijding van repressieve religies en dankzij nieuwe
wetenschappelijke inzichten maakt dat men zich niet langer hoeft te
schamen voor deze geaardheid: vandaag is in het westen niet de
homofilie een zonde en een kwaad maar daarentegen de homofobie en
terecht zoals onmiddellijk zal blijken. In een inclusieve
maatschappij hoeven homo's niet te worden vergast; zij kunnen als zij
dat wensen huwen en kinderen opvoeden.
Intussen echter blijft de
katholieke kerk vasthouden aan een geloof dat verwijst naar de bijbel
'het woord van God' waaraan zij kennelijk niet durft te
tornen en dit niet alleen alle wetenschappelijke inzichten ten spijt
maar ook ondanks het gezond verstand. Want wie kan in alle
eerlijkheid nog langer geloof hechten aan een 'goede God' die aan
zijn menselijke schepselen (tot aan de generatie van aartsvader
Abraham) gebiedt dat zij een zoon aan Hem offeren (dat wil zeggen: de
keel oversnijden en dan roosteren aan het spit) als bewijs van liefde
en trouw? Gelijkt dat immers niet veeleer op de meedogenloze
inwijdingspraktijken van zekere drieste maffiosi? Nochtans houdt de
kerk daaraan vast want de bijbel, zo zegt zij, is het woord van God.
De mens is gemaakt uit
kleiaarde omdat het zo gezegd wordt in het Oude Testament. De vrouw
is gemaakt uit een rib van de man omdat dit in de bijbel staat. Onze
sterfelijkheid is er doordat onze voorouders aten van de verboden
vrucht want zo staat het in het boek Genesis. En sodomieters worden
door Jahweh gedood zoals beschreven in het verhaal over Sodoma en
Gomorra. Gelovigen en bij uitstek de clerus moeten zich
derhalve blijven schamen voor hun homoseksualiteit en daarom ook
verbergen zij hun geaardheid.
Maar precies die
geheimhouding maakt de misdaad van het kindermisbruik mogelijk en wel
op de volgende manier. Wanneer zich onder de clerici pedofielen
bevinden die zich schuldig maken aan kindermisbruik, worden zij niet
aangegeven door andere clerici die immers meestal homoseksueel
zijn... omdat deze homoseksuele clerici vrezen dat als het
kindermisbruik gerechtelijk wordt onderzocht, ook hun
homoseksualiteit aan het licht zal komen en dat willen zij niet.
De reden waarom zij dat niet willen is niet dat homofilie strafbaar
zou zijn dat is homofilie alvast in Rome niet; de reden is dat
zij geloven dat homofilie een zonde is ofwel dat zij de schijn van
dat geloof willen ophouden.
In het eerste geval willen
zij niet dat hun vermeende zonde aan het licht komt; in het tweede
geval willen zij vermijden dat hun ongeloof aan het licht komt. In de
twee gevallen draait alles rond hypocrisie en het is die hypocrisie
inzake homofilie welke ervoor zorgt dat binnen de kerk de
kindermisbruikers altijd quasi ongehinderd hun gang hebben kunnen
gaan.
Misschien zal het
kindermisbruik binnen de kerk altijd blijven bestaan maar het zou
waarschijnlijk wel flink ingedijkt kunnen worden als het taboe dat
binnen de kerk op homoseksualiteit rust, overwonnen kon worden en dus
wanneer homoseksualiteit maar ook seksualiteit in het algemeen ook
binnen de kerk niet langer als zondig zonder meer werd beschouwd.
Want het is uitgerekend de homofobe houding van de kerk maar ook haar
'aseksuele moraal', welke de clerus slaat met de angst dat zij uit de
kast zullen worden gejaagd als zij betrokken worden in rechtszaken na
het aangeven van kindermisbruik gepleegd door collega's. Andermaal
vrezen zij dat aldus hun hypocrisie aan het licht zal komen.
Homofobie is derhalve niet
alleen verwerpelijk omdat deze afwijking homo's schaadt: binnen het
instituut van de kerk blijkt homofobie om de hoger aangegeven redenen
ook voor onschuldige kinderen noodlottig. Het boek van Frédéric
Martel leert ons in feite dat de oorzaak van het kindermisbruik
binnen de kerk niet alleen te wijten is aan de onmiddellijke daders
de pedofielen maar evenzeer en misschien in een nog grotere mate
aan de homofoben.
Personen die homofilie
laken, moeten na de publicatie van Martel's boek goed beseffen dat
zij in een niet geringe mate bijdragen tot de misdaad van het
kindermisbruik. Bij uitstek mensen met aanzien en gezag dragen in
dezer bijgevolg een grote verantwoordelijkheid; vanaf heden kunnen
zij zich niet langer bedienen van het excuus van de vrije
meningsuiting omdat het nu eenmaal onmogelijk is om op een zinvolle
manier een mening te hebben over het al dan niet feitelijk zijn van
feiten.1
Intermezzo: AstraZeneca en bloedklonters: het oorzakelijk verband
Intermezzo:
AstraZeneca en bloedklonters: het oorzakelijk verband
Onder
meer Belgische virologen houden het been stijf dat er geen
oorzakelijk verband werd aangetoond tussen de toediening van het
AstraZenecavaccin en het optreden van bloedklonters. Edoch, om dit
vol te houden moet men wel van héél slechte wil zijn. De evidentie
van het oorzakelijk verband volgt immers spontaan uit de vaststelling
dat er geen melding van bloedklonters is na toediening van vaccins
van andere merken.
(J.B.,
16 maart 2021)
âThe great resetâ - Aflevering 6: Het kristallen paleis van Lucifer en het einde van de mens
"The
great reset": over schatrijke megalomane barbaren en hun speelgoed
Aflevering
6: Het kristallen paleis van Lucifer en het einde van de mens
Wanneer
M. A. Lathouwers zich in zijn Dostojewskij (1) buigt over het
thema van het lijden en de schuld in het oeuvre van deze auteur,
wijst hij erop dat de Russische grootmeester in de ontginning van de
diepten van de menselijke ziel de nadruk legt op de collectieve
dimensie van de schuld: "(...) Dostojewskij ziet elke
afzonderlijke mens, wanneer hij persoonlijke schuld op zich laadt,
tegelijk wezenlijk mede-schuldig worden aan het falen van de ander,
van alle anderen." (2) In het hoofdstuk over religie, dood en
eeuwigheid ziet Lathouwers die ander voor wiens falen wij
medeverantwoordelijk zijn, nog uitgebreid naar de ganse werkelijkheid
zonder meer, zoals in de aangehaalde brief van Paulus aan de
Romeinen: wij leven in een wereld waarin God tegelijk aan- en afwezig
is, het is "een schemering tussen absolute duisternis en
absoluut licht waarbij ook heel de werkelijkheid om ons heen
betrokken is. Heel de wereld zucht en lijdt mee met de mens"
(Rom. 8, 22)." (3) Die symbolistische werkelijkheidsopvatting
(de schepping als symbool van de Schepper) herkent Lathouwers uit het
werk van zekere Russische theologen maar zij is ook reeds aanwezig
bij Augustinus van Hippo (354-430) en het leed in de wereld kan
volgens deze kerkleraar dan ook toegeschreven worden aan de
menselijke zondigheid: het menselijk leed is geen gevolg van een
gebrekkige goddelijke schepping maar wel van zijn eigen falen.
Nu
kan men weliswaar dit geloof verwerpen op grond van het feit dat het
leggen van verbanden tussen enerzijds menselijke 'zonden' en
anderzijds bijvoorbeeld de dreiging van wilde dieren (die immers
afwezig zijn in het paradijs) volstrekt irrationeel is. Edoch, waar
het gaat om de dreiging van een pandemie waarvan alvast de uitwerking
voor een groot stuk berust op inbeelding, wordt het verband tussen
schuld en leed even duidelijk als daar waar iemands daden anderen
kunnen doen lijden omdat zij hen met een ingebeelde pandemie
opzadelen, precies zoals zij hen kunnen opzadelen met een rampzalig
geloof, een dictatuur, de slavernij, het kolonialisme, de
ongelijkheid en nog andere plagen.
In
al die gevallen gaat medeplichtigheid spelen en worden inderdaad
velen medeschuldig aan het leed van vele anderen: de mens als zodanig
wordt verantwoordelijk voor (alvast een stuk van) zijn eigen leed. En
dit is de irrationaliteit van de verabsoluteerde rede die de
inbeelding is.
En
wat doe je dan met de eindigheid, de dood?
Omsk
Van Togenbirger! Maar waar kom jij nu ineens vandaan?
OVT:
Uw redenering deugt helemaal niet! De menselijke sterfelijkheid kan
toch nooit een gevolg zijn van menselijk ingrijpen!?
Volgens Genesis
is dat wel zo, en dat is de gewijde geschiedenis...
OVT:
Het spijt me, maar Genesis is een menselijk maaksel en het deugt al
evenmin als uw verhaal. Kaduke verhalen kunnen niet gestut worden met
nog meer kaduke verhalen: dat is een leugenaarstactiek. Als God niet
liegt, dan is Hij de waarheid, zoals Hij zelf beweert en dan heeft
Hij met dit soort van verhalen niets te maken.
Ik
probeer aannemelijk te maken dat het paradijs er misschien ooit wel
was maar dat het verknoeid werd door de mens. De slavernij is
mensenwerk, de dictaturen zijn mensenwerk, zelfs het coronavirus
blijkt voor een groot stuk mensenwerk en het zou best wel eens zo
kunnen zijn dat ook de menselijke sterfelijkheid mensenwerk is.
OVT:
Dan moet je geloven dat de mens zijn onsterfelijkheid om zeep heeft
geholpen maar hoe krijg je zoiets voor mekaar?
Indien ik een
sciencefictionschrijver was dan zou ik misschien wel verzinnen dat de
sterfelijkheid in de wereld is gekomen nadat de arrogante mens aan
zijn perfecte DNA heeft zitten sleutelen, in de mening dat hij het
zelf nog kon verbeteren.
OVT:
Maar je bent geen sciencefictionschrijver.
Inderdaad en dus
verzin ik helemaal niets. Maar er is wel een sciencefictionverhaal
denkbaar waarin een arrogante mens zijn perfecte DNA verknoeid heeft
en in dat geval blijkt het denkbaar hoe de sterfelijkheid een vrucht
kon zijn van de zonde.
OVT:
Dat lijkt mij hoe dan ook wat kort door de bocht.
Het
is slechts een suggestie. Voor hetzelfde geld kan de mening verdedigd
worden dat ook Dostojewskij problemen ziet waar er geen zijn. Die
mening kwam trouwens al aan bod in de thesis van Rudolf Boehm: de
menselijke eindigheid wordt pas problematisch waar de mens gelijk wil
zijn aan God en dus onsterfelijk!
OVT:
Maar daar trap jij toch niet in!? Geloof jij nu echt dat het leed en
de dood pas problematisch zijn voor wie deze realiteiten niet
aanvaarden!? Maar dat is toch onzin! Wij hebben immers helemaal geen
keuze! Geen mens is in staat om het leed te aanvaarden en de dood van
zijn geliefden! Rudolf Boehm beweert dat het arrogant is om, zoals
God, onsterfelijk te willen zijn en niet te hoeven lijden? Ik zeg u:
er bestaat geen mens die onbewogen blijft als hij gekruisigd wordt of
als de dood hem zijn geliefden ontneemt. Geloven dat dit wél
mogelijk is: dat is pas arrogantie! Overigens: volgens uw eigen
gewijde geschiedenisboekje is God sterfelijk geworden en heeft Hij
geleden zoals niemand anders. Een mens die zoals God wil zijn, zal
derhalve noch voor het lijden vluchten, noch voor de dood.
Bedoel je nu dat
Kritik der Grundlagen des
Zeitalters geen hout snijdt?
OVT:
Ik bedoel dat het christendom de dood van God inluidt. En ook het
einde van Gods onschuld. 'Lam Gods onschuldig', maar het Lam neemt de
schuld op zich en wordt derhalve ook echt schuldig. Het Lam boet de
schuld van anderen uit. Door zijn lijden verontschuldigt het Lam de
schuldigen, ook als zij dat niet verdienen. Maar dat is nu eenmaal
genade en de genade is een nagel in de doodskist van Lucifer.
Maar
ben jij dan gelovig?
OVT:
Ik probeer alleen maar redelijk te zijn maar dan op een redelijke
manier. Tot kijk!
Tot
kijk, Omsk Van Togenbirger. Waar was ik gekomen?
De
collectiviteit van de schuld wordt gesuggereerd door de pandemie en
niet alleen zijn alle mensen erin betrokken: ook de dieren- en de
plantenwereld worden aangevreten door micro-organismen die in feite
de meer complexe levende systemen afbreken. Het milieu zou
verantwoordelijk zijn voor deze algemene dood, of beter: de
teleurgang van het milieu door de schuld van de mens. De mens heeft
de aarde vergiftigd, Gods schepping is vernield. En dit gebeuren kan
slechts herinneren aan het werk van de duivel bij de aanvang van de
tijden.
In
1654 ging in de Amsterdamse schouwburg Lucifer in première,
een treurspel van Joost van den Vondel, maar na twee opvoeringen werd
het stuk door de kerkenraad verboden. Het werk beeldt de opstand uit
van Gods stadhouder, de engel Lucifer, die waarschuwt voor chaos
nadat de Schepper aan alle engelen, die immers zuivere geesten zijn,
opgedragen heeft om de mensen te dienen die deels van stof zijn. De
opstandige engelen onder Lucifer worden door de volgzamen onder
Michaël uit de hemel neergebliksemd en Lucifer wreekt zich door in
de gedaante van een slang Eva ertoe te overhalen om te eten van de
verboden vrucht. De zondeval maakt dat de mens uit het paradijs
verdreven wordt en terechtkomt in het tranendal dat deze wereld is.
In
feite is het 'kristallen paleis' waarvoor Dostojewskij waarschuwt,
de kosmos zoals hij wordt gewenst door Lucifer, de drager van het
licht, van het verstand, de stadhouder van God die alles in
ordentelijke banen wil houden, die geen wanorde verdraagt en die
opstaat wanneer God een vrij schepsel dat deels van stof is, boven de
zuivere geesten plaatst die deze vrijheid onterecht vinden en
wantrouwen. Lucifer verkiest het dode kristal boven de levende cel
omdat de orde van het kristal onveranderlijk is, star en doods en
derhalve beheersbaar, terwijl de cel leeft, vrij is en kan
veranderen: zij ontsnapt aan de controle van de stadhouder, Lucifer,
die slechts het berekenbare dulden kan omdat hij overheersen wil.
Dostojewskij
leefde van 1821 tot 1881, tijdens de opkomst van het communisme, en
het is die starre staatsvorm die alles regelt maar die tevens alle
vrijheid schuwt en die haar kentekent als wantrouwig en goddeloos,
waarvoor hij waarschuwt. Dostojewskij verdedigt de mens en zijn
vrijheid tegen de Luciferiaanse, volmaakt kristallijnen maar ook
dodelijke orde die zich weerspiegelt in de communistische
maatschappijvorm waarvan in zijn tijd steeds meer sprake is: het
Communistisch Manifest van Marx en Engels werd gepubliceerd in 1848
te Brussel, België was toen achttien jaar oud, Dostojewskij was
zesentwintig, hij had net Arme mensen en De dubbelganger
uitgegeven, de eerste communistische staat, de Sovjet-Unie, zou
pas in 1917 een feit worden, zesendertig jaar na Dostojevskij's dood,
maar hij voorzag die starre staatsvorm waarin de mens van zijn
kostbaarste bezit, zijn vrijheid, beroofd zou zijn. Hij voorzag de
dreigende ontmenselijking van de mens, de genadeslag die Lucifer al
van in den beginne wilde toebrengen aan het schepsel dat hij benijdt.
Uitgerekend
deze kristallisatie van het mensdom die de absolute dood van de mens
inluidt, manifesteert zich vandaag in de opstand van een gigantische
en nu ook bijzonder afschrikwekkende maar niets ontziende en
meedogenloze Rede welke alle gelijkenis vertoont met de figuur van
Lucifer, het rekenende denken, de kwantificering en derhalve de
uitholling en de vernietiging van alle kwaliteiten, die de jacht
heeft ingezet op het schone, het goede en het waardevolle die aan de
greep ontsnappen van de ijskoude parameters van de gevoelloze
heerser, het vrijheid schuwende bestaan dat de verstarring zoekt en
niets meer dan het gemak van een probleemloze, eeuwige dood, wars van
het in dat licht als grillig beschouwde mysterie van het leven.
De
mens is gevallen maar het kan dus allemaal nog slechter: wij leven
weliswaar niet langer in het paradijs, we moeten lijden en we zijn
niet langer sterfelijk maar we hebben alsnog een plek op aarde en we
leven. Maar ook dit dreigt ons nu kennelijk ontnomen te worden:
micro-organismen gaan zich nestelen in alle macro-organismen om ze af
te breken: de mensen worden aangetast maar ook de dieren en de
planten. Geleerden hebben de mond vol met namen van microben die er
echter altijd al zijn geweest maar wiens tijd nu blijkbaar gekomen is
om de activiteit te ontplooien waartoe zij geschapen zijn. De vloek
van Lucifer zit dieper in de dingen dan wij dachten.
In
1854 had Dostojewskij na een (vermoedelijke) schijnexecutie vijf jaar
dwangarbeid in Siberië achter de rug en in dat jaar hield het
Indianenopperhoofd Seattle een toespraak tot gouverneur Stevens die
het land van de autochtone bevolking in Amerika wilde kopen. (4)
Doorheen deze toespraak, bekend als Het antwoord van Seattle,
klinkt een waarschuwing van het stamhoofd van de Suquamish- en
Duwanish-indianen voor dezelfde catastrofe die ook Dostojewskij
zorgen baarde.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
16 maart 2021)
Verwijzingen:
(1)
M.A. Lathouwers, Dostojewskij, Desclée De Brouwer,
Brugge/Utrecht 1968.
(2)
M.A. Lathouwers, o.c., pag. 87.
(3)
M.A. Lathouwers, o.c., pag. 112.
(4)
De oorspronkelijke versie van de toespraak zoals verschenen in de
krant the
Seattle Sunday Star op
29 oktober 1887,
vindt men hier:
De handpoppen van
romanschrijvers beperken zich tot hun personages en dat zijn geheel
fantastische figuren maar om elke twijfel weg te nemen wordt ergens
op de eerste bladzijden van menig fictieverhaal gestipuleerd dat
mogelijke overeenkomsten van de fantasiehelden - of antihelden - met
mensen uit de 'echte' wereld, aan het toeval moeten toegeschreven
worden. Verder staat het dan iedereen vrij om hier al dan niet het
principe van het assepoester-personage van toepassing te brengen en
wij weten dat dit luidt als volgt: "Wie het schoentje past,
trekke het aan!"
Romanschrijvers zijn
voorzichtige mensen en zij werken met voorzichtige werelden die ook
niemand lastig vallen en die men niet onverhoeds betreedt zonder
eerst geconfronteerd te worden met welbepaalde waarschuwingsborden en
zonder eerst een hele resem specifieke en doelgerichte inspanningen
te moeten leveren. Elke lezer wordt er attent op gemaakt dat het boek
dat hij ter hand neemt, fictie is, wat wil zeggen: onecht, een
product van iemands fantasie, 'slechts'
een droom maar tegelijk ook géén bedrog want het boek
waarschuwt de lezer dat het niets dan verzinsels bevat. Men kan heel
duidelijk zien dat het een boek is en de fantastische wereld die erin
besloten ligt, komt niet tot leven zonder dat de lezer het boek eerst
opent en de inspanning van het lezen levert, een kunde welke vele
jaren arbeid vergt en die voor de meesten onder ons een leven lang te
moeilijk blijft om te beoefenen - getuige de lege bibliotheken en de
bijzonder geringe omzet van de boekhandels alom ter wereld. Het
chatten en het twitteren worden weliswaar beschouwd als reuzensprongen
in de evolutie van de menselijke beschaving maar wie eerlijk
oordelen, zullen ermee instemmen dat deze activiteiten exact het
tegendeel voorstellen, namelijk een terugkeer naar het tijdperk van
het analfabetisme of zelfs naar de oertijd, toen men vrede nam met
communicatie middels kreten.
Aan een schrijver kan
men niet verwijten dat hij zich verbergt achter zijn personages omdat
voor elke lezer ook heel duidelijk is dat deze handpoppen de creaties
zijn van een auteur welke ook de lezer mee vorm geeft in zijn
fantasie en dat geldt evenzeer voor de wereld waarin zij zich
ophouden. Weliswaar kan een verhaal zich afspelen op de echt
bestaande aardbol, in het echt bestaande Brussel en met mensen die er
niet anders uitzien dan wij, maar de duiding 'roman' op de flap van
het boek waarschuwt ons alsnog dat het om louter fictie gaat. Die
specifiëring vervangt eigenlijk een inleidende tekst die ongeveer
als volgt zou luiden: "Stel eens dat er een wereld was zoals de
onze..." en daarom ook beginnen sprookjes met de woorden: "Heel
lang geleden...", waarmee zij insinueren dat het er eigenlijk
niet meer toe doet of het vertelde al dan niet echt gebeurde - de
tijd heeft immers de laatste sporen van wat kon gebeurd zijn
uitgewist, op het geheugenspoor na, waarmee het sprookje in wezen
samenvalt.
Het is overigens
welbekend dat verhalen van heel lang geleden zo dikwijls werden
naverteld dat onopzettelijke en meestal zeer geringe maar ook zeer
talrijke wijzigingen dezen even onvermijdelijk aantastten als de
veranderingen welke onze lichaamscellen ruïneren telkens als zij
gekopieerd worden. Maar anders dan het lichaam dat mettertijd slechts
kan vervallen tot het gekende resultaat omdat het stoffelijke aan de
entropiewet onderhevig is, kunnen geestelijke zaken met het verloop
der tijd alleen maar groeien, alsof aldus ons innerlijk niet aan de
tand des tijds ten prooi is doch daarentegen pas op het einde der
tijden tot voltooiing komen kan. Neg-entropie, zo werd dit
gloednieuwe principe genoemd door de Jezuïet Pierre Teilhard de
Chardin (1881-1955) die aldus middels zijn rijke verbeelding het
geloof in de geest wetenschappelijk onderstutte - de kerk die niet
begreep welk een grote dienst hij haar alzo bewees, verbande haar
toentertijd allerbelangrijkste theoloog godbetert naar de V.S. met
publicatie- en spreekverbod!
Hogerop in deze tekst
werd het adjectief 'echte', dat bij 'wereld' hoort, uiteraard niet
zonder reden tussen aanhalingstekens geplaatst want, hoezeer men zich
ook mag inspannen om de grenzen aan te geven tussen wat fictie is en
wat niet, blijkt uiteindelijk niemand bij machte om die twee zaken in
het echte leven gescheiden te houden: zij gaan gewis hun eigen
weg. Zij maken zich van hun bedenker los, zij verzelfstandigen zich,
krijgen benen en zetten het op een lopen, bijvoorbeeld zoals
Dostojewski's Dubbelganger (1846) of godbetert De neus
(1836) van Nicolaj Gogol en aldus lopen zij vooruit op de grap die de
nieuwste technologie met de mens uithaalt, al moet hier worden aan
toegevoegd dat dit allernieuwste slechts het alleroudste kan
weerkaatsen: de mens die zoals god wil zijn en die daarop zijn
schepper ombrengt, gaat immers vele eeuwen vooraf aan de robot die
dit met de mensen doet. Maar nu weiden we al veel te ver uit: het
onderwerp is immers zoals een stroom met afwezigheid van dijken.
Handpoppen in de echte
wereld zijn om te beginnen onze naam en faam waarmee wij ons
identificeren of waarmee wij tegen heug en meug vereenzelvigd worden,
waarmee meteen gezegd is dat handpoppen, zelfs als zij van eigen
makelij zijn, weleens de benen nemen en het voorbeeld volgen van
Adam, de golem, de robot, de technologie, de economie en noem ze maar
op, de groteske duimzuigsels die zich keren tegen hun zuigers. Een
prachtig en alom nagevolgd voorbeeld biedt de wereldliteratuur in
Vida de Don Quijote y Sancho
(1905) van Miguel de Unamuno, waar een romanpersonage zijn beklag
komt doen bij zijn wereldvermaarde schrijver, zoals uitmuntend
uiteengezet door de hedendaagse Roemeens-Amerikaanse filosoof Costica
Bradatan in zijn essay, getiteld: "God
Is Dreaming You: Narrative as Imitatio Dei in Miguel de Unamuno."
(1) Tot besluit van zijn tekst herinnert de illustere filosoof aan de
hedendaagse Tiresias, Jorge Luis Borges, die in een van zijn verhalen
Shakespeare op zijn sterfbed aan zijn Schepper de vraag laat stellen:
"Ik,
die altijd de rol heb gespeeld van zoveel mensen die niet echt
bestonden, wens nu eindelijk één te zijn, mezelf
te zijn. Gods stem antwoordde hem vanuit een wervelwind: Ook
Ik, Ik ben niet Ik, Ik droomde de wereld, net zoals jij, mijn
Shakespeare, je eigen werk droomde; jij bent één van de vele
gedaanten van mijn dromen - jij, die net als ikzelf menigeen bent, en
tegelijk niemand. (Borges 1998: 320)." (2)
Waarmee meteen duidelijk mag zijn waarom hoger in deze tekst ook het
woordje 'slechts' dat bij 'een droom' hoort, tussen aanhalingstekens
werd geplaatst.
Schrijvers
zijn zoals gezegd voorzichtig, hun handpoppen zijn geheel fictief.
Maar wat gedaan als zekere lieden wegens een schromelijk tekort aan
verbeelding hun toevlucht gaan zoeken in echt bestaande mensen om hun
gebrekkige fantasiewerelden mee te bevolken? Wat als zij het
speelterrein van hun inbeelding niet eens weten te onderscheiden van
de levensruimte die wij allen gemeenschappelijk hebben en die met
Gods levende schepping samenvalt? Zij haspelen 'verbeelding' en
'inbeelding' door elkaar, een bijzonder kwalijk onvermogen waarvoor
professor emeritus in de esthetica, Karel Boullart, waarschuwt in
zijn magistraal wijsgerig essay uit 1990, getiteld: Vanuit
Andromeda gezien: het bereikbare en het ontoegankelijke.
Wij
kunnen het dan hebben over de handpoppen van Adolf Hitler en over die
van de paus van Rome, alsook over de fantasiewerelden die getekend
worden op de aardbol met fictieve grenzen die onder het geweld van
moorddadige oorlogen onophoudelijk worden verlegd - een ziekelijke
inbeelding welke dan de naam 'vooruitgang' toebedeeld krijgt.
(2) Costica Bradatan,
o.c.: de voorlaatste paragraaf van de tekst.
Israël
Israël
09-03-2021
Vernon Coleman
Vernon Coleman
"The great reset": over schatrijke megalomane barbaren en hun speelgoed - Aflevering 5: De volgelingen van Raskolnikow
"The
great reset": over schatrijke megalomane barbaren en hun speelgoed
Aflevering
5: De volgelingen van Raskolnikow
In
zijn werk over Dostojewskij wijdt dr. M.A. Lathouwers een hoofdstuk
aan het thema van de vrijheid in het oeuvre van de grote Russische
schrijver. In zijn Herinneringen aan het ondergrondse heeft de
geëngageerde vrijheidsstrijder die Dostojewskij is, zijn afkeer
uitgedrukt voor de anonieme systemen en structuren die het bestuur
over de mensen dreigen over te nemen terwijl zij toch nooit in staat
zijn om verantwoordelijkheid te dragen. De schrijver gebruikt het
beeld van het dode kristal dat de levende cel dreigt te vervangen en
het navenante schrikbeeld van een toekomstige maatschappij die zal
zijn zoals een kristallen paleis:
"Visionair
als hij is, ontwaarde [Dostojewskij], bijna een eeuw voor Orwell en
Huxley, in het perspectief op de toekomst dat deze verafgoding [van
de natuurwetten, de logica en de sociale verordeningen waarin alles
wettelijk geregeld en contractueel vastgelegd is,] biedt, de
mogelijkheid van een fatale kristallisatie; het spookbeeld van een
kristallen paleis, waarin alles geheel pasklaar gemaakt en met
wiskundige nauwkeurigheid becijferd is, maar waaruit de vrijheid
voorgoed verdwenen is. Juist daarom verdedigt hij ( ) de vrijheid
als een wezenlijk onmisbare dimensie van het bestaan. Meer nog: als
de hoogste waarde van de mens ( ) waarvoor de mens desnoods bereid
is "tegen alle wetten, tegen gezond verstand, eer, rust en welvaart
in te gaan."" En zoals duidelijk wordt in zijn parabel van de
grootinquisiteur in De gebroeders Karamazov, wordt een bestaan
zonder vrijheid nagestreefd door niemand minder dan de duivel - in
deze roman in de gedaante van de katholieke kerk. (1)
Voor
het garanderen van de vrijheid is de scheiding der machten van
fundamenteel belang: wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht
moeten onderling onafhankelijk kunnen opereren om te kunnen
verhinderen dat wetgevers en uitvoerders geheel ongecontroleerd te
werk gaan zoals dat het geval is in een dictatuur. Naast deze drie
machten worden ook nog de media genoemd als de 'vierde macht' omdat
het uitoefenen van sociale druk en het brengen van geladen informatie
via kanalen die in het bezit zijn van privépersonen, een niet te
onderschatten invloed heeft op opinievorming en gedrag, zoals dat
recent nog mocht blijken in de heisa rond de Amerikaanse
presidentsverkiezingen. Maar er is ook nog een vijfde macht: de kerk
van weleer, welke althans in het westen reeds lange tijd gescheiden
wordt van de staat omdat ook deze machtsstructuur politieke invloed
heeft en soms zelfs op fatale wijze, zoals in een theocratie, vindt
vandaag haar opvolger in het instituut van de zogenaamde wetenschap.
In
principe is het een goede zaak dat op die manier het irrationele
wordt geweerd dat immers de willekeur faciliteert maar algauw is het
wetenschappelijk instituut waarvan verwacht kan worden dat het een
zekere objectiviteit handhaaft, verworden tot een tentakel van de
heersende politieke partijen. Om te beginnen zijn helaas ook
professoraten politieke benoemingen, waardoor in principe de
waarheden die zij voordragen a priori ondergeschikt worden
gemaakt aan macht. Daardoor wordt de geleerdheid of wat daarvoor
moet doorgaan, steeds vaker ingezet in pogingen tot het onderbouwen
van alles behalve objectieve politieke standpunten, om maar niet te
zeggen dat zij functioneert als fabrikant van wat moet doorgaan voor
de waarheid en in dat verband spreekt men dan ook spottend over de
wetenschap als 'hedendaagse religie'. Dostojevskij heeft het in dat
verband over de 'tirannie der quasi-geleerdheid'. Belangenvermenging
is reeds lange tijd de regel daar waar universiteiten zich laten
subsidiëren door de industrie en zo is het geen geheim meer dat bij
uitstek de bijzonder welvarende farmaceutische industrie het
wetenschappelijk onderzoek in onze verarmde universiteiten spekt met
grote sommen geld in de vorm van allerlei hulpmiddelen. Het hoeft
geen betoog dat zowel de verrijking van de farmaceutische industrie
als de verarming van de universiteiten door politici wordt in de hand
gewerkt en zoals de feiten het bevestigen, blijken politici veel
vaker dan men kon verwachten gevoelig voor corruptie. Dat ook van
deze gang van zaken de waarheid het allereerste slachtoffer is, kan
niet verbazen en dit gebeurt terwijl die waarheid nog steeds het
handelsmerk van 'wetenschappelijke waarheid' draagt, een handelsmerk
dat alsnog goed verkoopt - maar wellicht niet meer voor lang.
Onlangs
verdedigde een filosofieprofessor in de media de mening dat aan
zogenaamde 'antivaxers' geen forum mocht gegeven worden - ook niet
als het gaat om geneesheren: mensen die de wetenschap van de
geneeskunde gestudeerd hebben, deze dagelijks beoefenen en die,
wanneer zij tegen de stroom ingaan, ook hun nek uitsteken, wat wil
zeggen dat zij er aldus van getuigen met de gezondheid van hun
patiënten zeer begaan te zijn. Om meer dan één reden is de mening
van deze filosofieprofessor - want meer dan een mening is het
uiteraard niet - volstrekt in strijd met wat inzake de elementaire
deontologie van dat ambt verwacht kon worden en daarom ook is het
ongepast wanneer aan verkondigers van dergelijke meningen een forum
wordt verschaft waarin zij in afwezigheid van hun tegenhangers
geheel ongehinderd dat eigen meninkje kunnen verkondigen. Of
weten zij dan niet dat een stelling die zich niet blootstelt aan
kritiek, ongeopenbaard blijft en derhalve helemaal geen stelling is?
Het is niet meer dan praat voor de vaak, maar in de gegeven
omstandigheden is het uiteraard bijzonder gevaarlijke praat.
In
dit geval wordt in de media de mening gepropageerd van een figuur die
oordeelt dat het criterium om aan iemand spreekrecht toe te kennen
over een zeker onderwerp niet zijn of haar geleerdheid en ervaring
inzake dat onderwerp hoort te zijn, maar wel zijn of haar standpunt
jegens een zeer specifieke behandeling - in dit geval een specifieke
vaccinatie - waarvoor, zoals algemeen geweten, binnen de
wetenschappelijke kringen zelf, zowel voor- als tegenstanders
zijn, met telkenmale 'wetenschappelijke' argumenten. Wordt bovendien
het feit in acht genomen dat precedenten inzake gelijkaardige
aangelegenheden hebben aangetoond dat belangenvermenging, corruptie,
commissielonen en allerlei beloftes inzake aantrekkelijke postjes in
deze zaken veeleer de regel zijn dan de uitzondering, dan kan men
zich onmogelijk ontdoen van de indruk dat ook de fora waarin
betrokken sprekers opereren, gestuurd worden door figuren die
belangen hebben geheel wars van volksgezondheid, wetenschap en
waarheid. Uitgerekend de (naar hun eigen zeggen) verdedigers van de
open debatcultuur in het zog van Voltaire en het hele santenkraam van
de Verlichting, verraden hier hun vrees voor tegenstanders omdat die
het wankele karakter van hun voorgewende zekerheden wel eens aan het
licht konden brengen, om nog maar te zwijgen over de praktijken welke
gedekt worden door het gezegde: "wiens brood men eet, diens woord
men spreekt".
Kortom:
geleerden die er niet in slagen om uit te leggen aan het volk waarom
men dan een mondmasker moet dragen, vertonen inderdaad bijzonder veel
gelijkenis met de clerici van destijds die hun geloofswaarheden
evenmin uitgelegd kregen en die dan dachten dat zij zich uit de slag
konden trekken met gezagsargumenten (zoals: de onfeilbaarheid van de
paus), met verbodsbepalingen geruggensteund door hellestraffen (maar
ook door sociale uitsluiting) en met de fabricatie van 'mysteries' en
andere monddoodmakers zoals de zwijgplicht. Van
universiteitsprofessoren die benoemd zijn door een zeker politiek
apparaat dat specifieke 'waarheden' wil verkondigd zien met het
cachet van 'wetenschappelijke waarheid' - in 'officiële' media of
dus in media waarover het het monopolie heeft - kan geen weldenkend
mens verwachten dat zij zelf ook menen wat zij zeggen. Indien men hen
de biecht kon horen op hun sterfbed en gesteld dat zij gelovig waren,
zij zouden zich gewis alsnog uit de slag proberen te trekken met het
argument dat zij de job aanvaardden omdat in geval zij hadden
geweigerd, een ander hetzelfde in hun plaats had gedaan, zodat de
fout die zij begingen, althans in hun visie, eigenlijk helemaal geen
gevolgen had. Dostojewskij zou hierop antwoorden dat het uitgerekend
aan deze onverschilligheid is, die eigen is aan moordenaars zoals
zijn Raskolnikow, dat de wereld nu ten onder gaat.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
9 maart 2021)
Verwijzingen:
(1)
M.A. Lathouwers, Dostojewskij, Desclée De Brouwer,
Brugge/Utrecht 1968, pp. 72-85.
08-03-2021
Intermezzo: Over die andere griepvirussen. Een interview met Omsk Van Togenbirger
Intermezzo:
Over die andere griepvirussen. Een interview met Omsk Van Togenbirger
OVT:
De zaak is dat ze zich allemaal blind kijken op het coronavirus...
Omsk
Van Togenbirger! Maar... ik had u niet gezien!
OVT:
Wat niet betekent dat ik er niet was. En zo is het ook met nog een
andere zaak.
Een
andere zaak?
OVT:
Het leger griepvirussen dat zich momenteel in slagorde opstelt!
Maar
er is dit jaar helemaal geen griep!
OVT:
Heb ik u nog niet verteld over het aanpassingsvermogen van covid-19?
Je
bedoelt de varianten?
OVT:
De mutaties, ja: van zodra de maatregelen verstrengen, nemen de
kansen voor het virus af, het voelt zich bedreigd en steekt een
tandje bij. Het wordt dus agressiever: besmettelijker en dodelijker.
Kennelijk,
ja...
OVT:
Maar heb je er al bij stilgestaan dat hetzelfde uiteraard ook zal
gebeuren met alle andere virussen!
Hoezo?
OVT:
Sinds men ons bang gemaakt heeft voor corona, zijn alle mensen
maatregelen gaan nemen om de verspreiding van het coronavirus in te
dijken.
Klopt,
ja.
OVT:
Maar uiteraard worden op die manier ook alle andere virussen de pas
afgesneden.
Welke
virussen?
OVT:
De griepvirussen bijvoorbeeld!
In
het meervoud?
OVT:
Ik ben geen viroloog maar naar het schijnt is het aantal van de
griepvirussen niet te tellen. En die staan nu allemaal voor het
voldongen feit van de algemene verstenging van de menselijke hygiëne,
wat voor hen betekent dat zij de broeksriem moeten aantrekken: willen
ze overleven, dan moeten ze allemaal een tandje bijsteken.
Bedoel
je nu dat je denkt dat alle griepvirussen agressiever zullen worden?
OVT:
Wel, er zal voor die beestjes niet veel anders opzitten en de drang
tot zelfbehoud en soortbehoud geldt voor elk schepsel Gods: voor
mensen, voor covid-19 maar uiteraard ook voor die ontelbare
griepvirussen die tot voor kort als het ware onze tafelgenoten waren.
Want zonder dat wij het goed beseften, hadden wij met de vele
griepjes een stilzwijgend contract gesloten. Wij hebben ze geduld op
voorwaarde dat ze zich een beetje koest zouden houden. Nu zullen ze
zich vanzelfsprekend onbemind voelen en bedreigd. Het staat als een
paal boven water dat ze zullen terugslaan.
Geheel
meedogenloos?
OVT:
Je lacht ermee maar kijk eens wat er gebeurd is toen Columbus
aanmeerde in Amerika, in 1492. Dat continent was al vele duizenden
jaren bewoond door Indianenvolkeren. Zij hadden uiteenlopende
hoogstaande culturen, spraken meer dan honderd verschillende talen.
Waarschijnlijk waren dat in oorsprong Mongolen, Aziaten, bewoners van
wat nu Siberië is en China. Je ziet het aan hun zwarte haren en hun
huidskleur: even onterecht als zij 'Indianen' heten, want Columbus
heeft nooit geweten dat hij niet in Indië aanmeerde, even onterecht
heten zij ook 'roodhuiden', want ze zijn geel. Zij kwamen via de
Beringstraat, die de Grote Oceaan van de Noordelijke IJszee scheidt
en het Aziatische van het Amerikaanse continent. Ze kwamen van het
huidige Siberië naar het huidige Alaska. Voor het Plioceen dat
eindigde, zo'n 2,5 miljoen jaar geleden, was daar nog een landbrug
tussen de twee werelddelen, wat bewezen wordt door het specifieke
dierenbestand in de continenten. Maar ook in de laatste ijstijd die
duurde tot 11.500 jaar geleden, kwam die zee-engte droog te staan of
kon men over het ijs van het ene naar het andere werelddeel lopen.
Het is een zee-engte van zo'n 70 km, er is trouwens nog een
tussenstop mogelijk op twee eilandjes, de Diomedeseilanden, waarvan
het ene Russisch is, het andere Amerikaans. In 1988 zwom daar nog een
vrouw van Rusland naar Amerika - ik geloof dat zij Lynne Cox heet.
Maar waar was ik gebleven?
Je
zei dat Columbus...
OVT:
Inderdaad, toen Columbus in Amerika aanmeerde in 1492, besmette hij
de Indianen met ziektekiemen uit Europa en zij stierven bijna
voltallig uit.
Wat
bedoel je?
OVT:
Enerzijds waren de Europese ziektekiemen vreemd voor de Indianen, zij
hadden er dus geen afweer tegen. Anderzijds vormden de virussen
wellicht een bom!
Een
bom?
OVT:
Hoe lang duurde de tocht van Columbus? Verschillende maanden, zij het
met tussenstops, maar het merendeel van die tijd zaten de Europese
microben als het ware gevangen bij de scheepsbemanning. De beestjes
moeten gedacht hebben dat er geen mensen meer waren en dat zijn hun
nesten! Ze zullen in paniek geslagen zijn en eenmaal op het
vasteland, hebben ze hun kans gegrepen en hebben zij zoveel mogelijk
Indianen zo rap mogelijk besmet.
Is
dat niet een beetje... 'fantastisch'?
OVT:
Ongetwijfeld. Maar kijk, in één klap waren alle Indianen weg.
Vandaag ziet men iets gelijkaardigs inzake het bosbestand: de bomen
worden overal door micro-organismen aangetast. Zeven van de twintig
bomen in mijn tuin zijn aangetast, drie staan al helemaal verdord.
Kijk eens goed rond: overal vallen de bomen om. Kenners hebben de
mond vol over allerlei microben, schimmels, weet ik veel. Maar die
leefden vroeger ook. De zaak is alleen dat de micro-organismen nu in
paniek verkeren.
En
waarom?
OVT:
Door de ontbossing! Heb je dan nog niet gehoord van de kap in het
regenwoud? Zoek het maar eens op, hoeveel hectaren bos dagelijks
moeten sneuvelen! Ik heb je toch verteld dat het overspringen van het
coronavirus naar de mens wordt toegeschreven aan het feit dat de mens
het aanvankelijke nest van deze beestjes aan het opeten was? Voordien
woonden zij namelijk in de schubdieren, die staan sinds kort in China
op het menu. Als een soort met uitsterven wordt bedreigd, springen de
microben die vegeteren op die soort, uiteraard naar andere soorten
over - wat zou je trouwens zelf doen in dat geval?
Dat
lijkt me niet erg wetenschappelijk...
OVT:
Wel, de wetenschap heeft zo haar tempels, zij werd het monopolie van
zekere machthebbers, zoals trouwens ook de godsdiensten, maar
gelukkig kan niemand verhinderd worden om te weten. Al is het
uitgerekend dat wat de nieuwe potentaten proberen te doen. Las ik
daar onlangs niet iets op de blogs over de tirannie van de
quasi-geleerdheid, zoals Dostojewskij ze noemde? Tot later,
misschien!
Tot
later, Omsk Van Togenbirger...
(J.B.,
8 maart 2021)
07-03-2021
âThe great resetâ: Aflevering 4: Dostojewskij over The Great Reset: hoe de tirannie der quasi-geleerdheid de wereld herleidt tot een moordende karikatuur
"The
great reset": over schatrijke megalomane barbaren en hun speelgoed
Aflevering
4: Dostojewskij over The Great Reset: hoe de tirannie der
quasi-geleerdheid de wereld herleidt tot een moordende karikatuur
In
de roman Demonen uit 1872 heeft Dostojewskij het over de
gigantische mierenhoop waarin het volk verandert van zodra de
religieuze dimensie zoek is en de revolutionairen van het socialisme
heersen. In zijn studie over Dostojewskij verwoordt M.A. Lathouwers
de gedachten van enkele van de romanfiguren van de auteur als volgt
en hun schets van de gevreesde toekomst van het westen mag wel
visionair heten. Zij hebben het over een mierenhoop van onverschillig
geworden onderworpenen of gevangenen: "Zo wil men ten slotte,
voor geen leugen en geen geweld opzijgaand, allen aan zich
onderwerpen en opsluiten in een gigantische mierenhoop, na echter
eerst alle bestaande waarden - niet uit verlangen naar vernieuwing
maar uit haat - volkomen te hebben vernietigd." (1)
Ook
wordt gesproken over een vrije elite die over een onvrije kudde
heerst van allemaal gelijken wiens blinde gehoorzaamheid blijkt uit
het feit dat ze elkaar verraden. Bovendien moeten dan alle
uitschieters in de kudde gekortwiekt worden: "Sjigaljow, de
theoreticus van de revolutionaire organisatie, heeft een speciale
revolutionaire leer uitgedacht ( ). Hij stelt voor de mensheid te
verdelen in twee ongelijke delen. Een tiende deel krijgt persoonlijke
vrijheid en een onbeperkt beschikkingsrecht over de overige negen
tienden. De laatsten moeten hun persoonlijke vrijheid verliezen en
een soort kudde worden. Iedereen zal iedereen voortdurend controleren
en over zijn bevindingen rapport moeten uitbrengen. Iedereen zal
afhankelijk zijn van alle en allen van iedereen. Allen zullen slaven
zijn en in die slavernij aan elkaar gelijk. "In de uiterste
gevallen laster en moord maar bovenal gelijkheid. Om te beginnen zal
het peil van ontwikkeling, wetenschap en talenten dalen. Een hoog
peil van wetenschap en talenten is alleen bereikbaar voor de meest
begaafde mensen, maar wij hebben geen hoogbegaafde mensen nodig!
Hoogbegaafde mensen hebben altijd meer verderf dan nut gebracht. Die
verjaagt of liquideert men dan ook. 'Cicero wordt zijn tong
afgesneden, Copernicus worden zijn ogen uitgestoken, Shakespeare
wordt gestenigd' Slaven moeten elkaars gelijken zijn. Zonder
tirannie is er nooit vrijheid of gelijkheid geweest, maar in een
kudde moet gelijkheid bestaan."" (1)
Verder
wordt bij monde van de figuur Pjotr Werchowenskij ook gesproken over
het taboe van persoonlijk bezit in de maatschappij van de toekomst en
opnieuw doemt het motto van het Wereld Economisch Forum op: "I
own nothing..." Werchowenskij voorspelt: "Zodra er sprake
is van families of van liefde, komt tegelijk alweer de wens op naar
persoonlijk bezit. Die wens zullen we verstikken. We zullen
dronkenschap, zwetserij en verklikkerij aanmoedigen; we laten een
ongekend zedenbederf toe; we smoren iedere zweem van genialiteit in
de wieg. Alles wordt onder één noemer gebracht: volkomen
gelijkheid!" (2)
Gelijkheid
is inderdaad het allereerste wat de nieuwe heersers der aarde
nastreven voor 'hun' kudde en op het eerste gezicht klinkt dit
allemaal goed, ware het niet dat allerminst de rechtvaardigheid
bedoeld wordt maar wel een soort van nivellering die haar intrede
doet van zodra het volk gebukt gaat onder het juk van een tiran.
Vandaag manifesteert zich die tiran als een bijzondere vorm van
geleerdheid of beter: quasi-geleerdheid; een club van quasi-geleerden
die via de televisie hun quasi-wijsheden opdringen aan het volk, ze
aan iedereen verplichten ook, op straffe van boetes die wel kunnen
tellen. Dostojevski heeft het over de ontoereikendheid van de
wetenschap. In Demonen spreekt de figuur Sjatow als volgt: "De
quasi-geleerdheid is een tiran, zoals er totnogtoe nooit een was
opgetreden. Het is een tiran die zijn prelaten en slaven heeft; een
tiran voor wien alles buigt met liefde en met een bijgeloof, dat tot
dusverre ondenkbaar was; een tiran voor wien zelfs de wetenschap zelf
beeft en voor wien ze op smadelijke wijze een knieval maakt."
(3) Lathouwers: "[Dostojevskij] houdt niet op aan te tonen, tot
welk een karikatuur een wereld vervalt, die deze tirannie van de
logica over zich afroept en zich, met voorbijgaan van het levende
leven en de natuur, enkel en alleen naar de wetten van deze dodelijke
logica inrichten wil." (4)
De
levende cel verandert in een dode kristal, een kristallen paleis, dat
de hele mensheid ordent in een verstarde en dodelijk genivelleerde
samenleving en de mens die dat ziet, moet de anderen blijven bewust
maken van de onwezenlijke verschrikking waarin zij gevangen zijn. (5)
Het toenemend aantal zelfmoordenaars ingevolge de huidige crisis
concentreert zich met een terugwerkende kracht van anderhalve eeuw in
de novelle De droom van een belachelijk mens uit 1877in
de idealist Kirillow die, in confrontatie met de afwezigheid van God
en met de leegte, zichzelf van het leven wil benemen om aldus te
demonstreren dat een leven zonder transcendente waarden een leugen is
welke dient verwezen te worden naar het Niets. (6)
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
7 maart 2021)
Verwijzingen:
(1)
M.A. Lathouwers, Dostojewskij, Desclée De Brouwer,
Brugge/Utrecht 1968, pp. 51-52.
"The
great reset": over schatrijke megalomane barbaren en hun speelgoed
Aflevering
3: De vos preekt de passie: de fabricatie van hype én crisis met het
oog op het herstel van wereldmacht
Uit
de inleiding tot hun geschrift dat beweert de regeringsleiders te
willen bijstaan in het managen van de coronacrisis, blijkt dat Schwab
en Malleret (1°) zelf de hype fabriceren waarvoor zij zeggen te
waarschuwen, (2°) van plan zijn om op grond van deze leugen een
wereldcrisis uit te lokken (waarin zij tot nog toe ook aardig lijken
te slagen) om die dan (3°) te kunnen aangrijpen om verregaande
specifieke veranderingen door te kunnen voeren welke uiteindelijk
neerkomen op het (opnieuw) naar zich toe trekken van de
wereldheerschappij.
Met
dat snode plan in het achterhoofd, gaan zij van start met het
aandikken van de ernst van covid-19, een griep die indien niet van
menselijke makelij dan toch door zekere mensen aangegrepen om een
grote slag te kunnen slaan. Meer bepaald doen de auteurs van The
Great Reset de volstrekt absurde bewering dat covid-19
onvergelijkbaar ingrijpender is dan niet alleen de Spaanse griep van
1918, de aanslagen van 9 september 2001, de Sars-epidemie van 2003,
de Grote Depressie uit de jaren twintig van de voorgaande eeuw...
maar ook nog eens veel ingrijpender dan godbetert de Tweede
Wereldoorlog!
Ziehier
letterlijk hun woorden: "Is the pandemic like the Spanish flu of
1918 (estimated to have killed more than 50 million people worldwide
in three successive waves)? Could it look like the Great Depression
that started in 1929? Is there any resemblance with the psychological
shock inflicted by 9/11? Are there similarities with what happened
with SARS in 2003 and H1N1 in 2009 (albeit on a different scale)?
Could it be like the great financial crisis of 2008, but much bigger?
The correct, albeit 15 unwelcome, answer to all of these is: no! None
fits the reach and pattern of the human suffering and economic
destruction caused by the current pandemic. The economic
fallout in particular bears no resemblance to any crisis
in modern history. As pointed out by many heads of state and
government in the midst of the pandemic, we are at war,
but with an enemy that is invisible, and of course metaphorically:
If what we are going through can indeed be called a war, it is
certainly not a typical one. After all, todays enemy is
shared by all of humankind".(1)
Geef
hen een gemeenschappelijke vijand en zij zullen zich verenigen en,
eenmaal één gemaakt, kunnen wij hen met één enkele beweging
inlijven - aldus een stoute tong.
Derhalve,
zo gaan Schwab en Malleret door, is de coronacrisis het uitgelezen
ogenblik voor het doorvoeren van grote veranderingen, wat trouwens
ook gebeurde ten tijde van de pest, die volgens hen het tijdperk van
de slavernij afsloot. En vervolgens gaan de auteurs aan het spelen
met het schuldbewustzijn van de wereldburgers: we komen terecht op
een punt waarop we keuzes moeten maken, zo stellen zij - hetzij voor
een solidaire wereld met meer gelijkheid, hetzij voor meer
individualisme. En herinneren we ons nu de titel van het artikel van
de Deense politica en WEF-medewerkster Ida Auken in Forbes Magazine
van 10 november 2016, tevens het motto van de voortrekkers van deze
fabel: "Welcome
To 2030: I Own Nothing, Have No Privacy And Life Has Never Been
Better".
(2) Inderdaad: de gruwelijke dystopie van een bezitsloos bestaan
zonder privacy wordt de nieuwste utopie van een club van miljardairs
die niets minder op het oog hebben dan het herstel van hun
wereldmacht.
Uitgerekend
die elite van 1 percent welke 99 percent van de wereld in haar bezit
heeft, belooft ons te zullen zorgen voor meer sociale gelijkheid! Zij
zal dit realiseren met - andermaal uitgerekend - allerlei maatregelen
die neerkomen op de centralisatie van haar macht: meer 'beveiliging',
automatisering, herverdeling en controle, kortom: het vestigen van
een nieuwe wereldorde. Letterlijk: "Many
of us are pondering when things will return to normal. The short
response is: never" - "(...) deep, existential crises also favour
introspection and can harbour the potential for transformation. (...)
[T]he pandemic will accelerate systemic changes that were already
apparent prior to the crisis: the partial retreat from globalization,
the growing decoupling between the US and China, the acceleration of
automation, concerns about heightened surveillance, the growing
appeal of well-being policies, rising nationalism and the subsequent
fear of immigration, the growing power of tech, the necessity for
firms to have an even stronger online presence, among many others.
But it could go beyond a mere acceleration by altering things that
previously seemed unchangeable. It might thus provoke changes that
would have seemed inconceivable before the pandemic struck, such as
new forms of monetary policy like helicopter money (already a given),
the reconsideration/recalibration of some of our social priorities
and an augmented search for the common good as a policy objective,
the notion of fairness acquiring political potency, radical welfare
and taxation measures, and drastic geopolitical realignments. The
broader point is this: the possibilities for change and the resulting
new order are now unlimited and only bound by our imagination, for
better or for worse."
(1)De
vos preekt de passie.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
7 maart 2021)
Verwijzingen:
(1)
Klaus Schwab en Thierry Malleret, Covid-19, The Great Reset,
Introduction (enkele zinsdelen werden door mij in vetjes gezet
J.B.). Voor de tekst online, zie: *COVID-19:
The Great Reset (straight2point.info)
"The great reset" - Aflevering 2: Een eindeloze rij van 'wereldverbeteraars'
"The
great reset": over schatrijke megalomane barbaren en hun speelgoed
Aflevering
2: Een eindeloze rij van 'wereldverbeteraars'
"De
weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens" en die
ontbreken ook niet in de manifesten van de talloze
'wereldverbeteraars': Caesar, Gengis Khan, Napoleon, Mao, Stalin,
Hitler, Mussolini, Franco, Kim Jong-Il, Bouterse, Ceaușescu... Stuk
voor stuk waren zij dictators en zij vestigden historische records
met slachtofferaantallen. De wereldverbeteraars waren
wereldveroveraars en waar zij het werkwoord 'overwinnen' in de mond
namen, bedoelden zij in feite 'afslachten' en 'doden'. Hun
belangrijkste prestaties bestonden in het bestelen van de
onderworpenen en in het verleggen van de grenzen van hun rijk - voor
de duur van enkele jaren en tegen de prijs van ontelbare mensenlevens
waar om gejuicht werd als het immers 'vijanden' betrof en daar waar
eigen manschappen het leven lieten, verkregen zij met het status van
het heldendom zogezegd het eeuwig leven.
Gengis
Kahn en Timur Leng vestigden hun roem met ongeziene wreedheden:
piramides van mensenhoofden rezen uit de grond waar zij passeerden
met hun troepen. In 1893 schreef Antonín Leopold Dvořák zijn
negende 'Amerikaanse' symfonie, getiteld: "Uit
de nieuwe wereld"
- maar die nieuwe wereld was in feite een wereld van nooit geziene
gruwel waarvan de fundamenten werden gelegd bij het aanmeren van
Christoffel Columbus in Amerika in 1492: de conquistadores besmetten
het autochtone Indianenvolk met Europese ziektekiemen waartegen zij
niet bestand waren, met als gevolg het quasi uitsterven van de
bevolking van het ganse Amerikaanse continent. Vervolgens werden in
de daarop volgende eeuwen zowat dertien miljoen in Afrika
buitgemaakte slaven met zeilschepen naar de nieuwe wereld
getransporteerd, waarbij zij sinds 1512 door het Vaticaan veroordeeld
werden om aldaar te creperen op de thee- en katoenplantages van
Europese grootgrondbezitters. (1) De 'prestaties' van de katholieke
kerk inzake vooruitgang en beschaving vormen overigens een apart
hoofdstuk van wreedheid en gruwel in de geschiedenis van de mensheid.
(2)
De
Franse Revolutie die in 1789 een einde maakte aan de uitbuiting van
het volk door adel en clerus en die het land teruggaf aan de mensen,
leidde tot de heerschappij van keizer Napoleon Bonaparte, een der
grootste 'hervormers' - men leze: 'massamoordenaars' - aller tijden.
Van Napoleon is bekend dat hij een mysterieus genot puurde uit het
overschouwen van de met gesneuvelden bezaaide slagvelden. Maar als de
gruwel de grenzen van het bevattelijke overschrijdt, slaat zij om in
het tegendeel en zo werden talloze standbeelden en bustes van
Bonaparte opgericht en naar deze keizer van de meedogenloosheid zijn
wereldwijd lanen en pleinen, restaurants, dranken en bonbons genoemd.
In
de periode van 1958 tot 1961 lanceerde Mao Zedong die het
communistische China regeerde, de zogenaamde "grote sprong
voorwaarts" waarmee hij de economische vooruitgang van zijn land
bedoelde, de overgang van het agrarische naar het industriële China,
maar het megalomane communistische manoeuvre betekende de grootste
hongersnood van de twintigste eeuw die aan achtenzeventig miljoen
Chinezen het leven kostte. (3) 'Vadertje' Stalin maakte onder het
eigen door hem gewantrouwde volk waarop hij een heksenjacht opende
("De Grote Zuivering") drieëntwintig miljoen slachtoffers vanuit
zijn marxistisch-leninistische wereldverbeteraars-idealen (4) en zijn
zuiveringspraktijken werden in detail beschreven door
Nobelprijswinnaar voor de Literatuur in 1970, Aleksandr
Isajevitsj Solzjenitsyn, in
diens Goelag
Archipel (verschenen
in 1973-'75) (5). De grootheidswaanzinnige Adolf Hitler plande vanuit
een krankzinnige rassenleer en met het oog op een historische
verbetering van de mensheid een blank Arisch superras dat de wereld
zou overheersen terwijl de 'rotte appels' werden uitgeroeid: de
'superieuren' vermoordden vele miljoenen onschuldigen in
concentratiekampen. (6)
Met
de morele steun van de kerk slachtte Mussolini in 1936 met gifgas
honderdduizenden onschuldige Ethiopische burgers af in de zogenaamde
'laatste kruistocht'. (7) In het door hem gesteunde Spanje liet
dictator Francisco Franco zich in 1953 na een overeenkomst met de
Katholieke Kerk waarbij het katholicisme tot staatsgodsdienst werd
gemaakt, "leider
van Spanje bij de Gratie Gods"
noemen. Zijn gruwelijk fascistisch bewind kostte aan 400.000 mensen
het leven. (8) Ook Ceaușescu achtte zich een groot weldoener, hij
maakte met zijn Securitate van Roemenië een historische hel waarvan
dertig jaar na zijn dood de zware trauma's nog volop levend zijn.
En
dan hebben we het nog niet gehad over het 'beschavingswerk' van de
grote staatsman Leopold II van België in Congo en dat van alle
kolonisatoren in alle werelddelen. Het moet gezegd worden dat het
westen zijn rijkdom heeft gehaald uit het ontginnen van de
bodemschatten én van de mensen uit de rest van de wereld en één
van de koplopers, zo niet de absolute top in die histories was The
British Empire, een rijk waarin de zon nooit onderging. De kroon van
de Engelse koningin zou, indien zij niet werd ondersteund, haar nek
breken van het gewicht van de edelstenen welke in de loop der eeuwen
buitgemaakt werden in de door de Britten 'ontgonnen' armere delen van
de wereld, al moet hieraan worden toegevoegd dat niet zozeer het volk
doch de indertijd door Shakespeare en vandaag door de roddelpers
beschreven dynastie hiervoor de verantwoordelijkheid draagt.
Uitgerekend
deze superrijken van de aarde zetten vandaag het plan op touw om de
voltallige mensheid in een mum van tijd (de duur van de zogenaamde
coronapandemie) te beroven van alle persoonlijke bezittingen én hen
die alsnog over een ziel beschikken, ook daarvan te ontdoen middels
de afschaffing van de privacy. Uiteraard maken zij een uitzondering
voor zichzelf, of kan een wereldleider dan rondrijden met een Toyota
Corolla?
âThe great resetâ: over schatrijke megalomane barbaren en hun speelgoed - Aflevering 1: Nikolaj Stawrogin, Andrej Mysjkin en het Vierde Rijk
"The
great reset": over schatrijke megalomane barbaren en hun speelgoed
Aflevering
1: Nikolaj Stawrogin, Andrej Mysjkin en het Vierde Rijk
The
Purloined Letter uit 1844 van Edgar Allan Poe (1) toont op een
nimmer geëvenaarde wijze hoe de beste plaats om een misdaad te
verbergen de openbaarheid is: niemand zal het in zijn hoofd halen om
wat tot elke prijs verborgen hoort te zijn, te gaan zoeken in het
volle licht. Onder de titel Covid-19. The Great Reset (2)publiceerde op 9 juli 2020 met de assistentie van de neoliberale
econoom Thierry Malleret, de stichter van het Wereld Economisch Forum
(WEF), Klaus Schwab, zijn plan uit 1971 voor een complete omvorming
van niet alleen de economie maar van het hele mensdom. Een omvorming
van het mensdom tot wat?
Het
gaat om een plan dat niet toevallig in de beginfase van de
coronapandemie (in juni 2020) op tafel werd gelegd en wel door
niemand minder dan Zijne
Koninklijke Hoogheid de Prins van Wales. Deze prins van wat nog rest
van The
British Empire, dat hem kennelijk achterliet met nostalgie, deed dat
samen met de stichter van het WEF, Klaus Schwab, die het ontwerp al
sinds 1971 in de koelkast had liggen en die ter gelegenheid van de
pandemie het ogenblik aangebroken achtte om het ten uitvoer te
brengen. Schwab stichtte in 1971 namelijk het WEF (toen nog het
Europees Management Forum genoemd) met de bedoeling... de wereld
te verbeteren!
"Der
Weltverbesserer" is de titel van het luttele jaren later (in 1979)
gepubliceerde toneelstuk van Thomas Bernhard over een
wereldverbeteraar. Maar zo diepzinnig en pessimistisch als Bernards
hoofdfiguur is, zo ondoordacht en luchthartig is het plan van prins
Charles en zijn entourage van wereldverbeteraars: een utopie die door
de Deense politica en WEF-medewerkster Ida Auken in Forbes Magazine
van 10 november 2016 gekenschetst werd onder de verbijsterende titel
die ook het motto is van de voortrekkers van deze fabel: "Welcome
To 2030: I Own Nothing, Have No Privacy And Life Has Never Been
Better". (3) De gruwelijke distopie van een bezitsloos bestaan
zonder privacy wordt de nieuwste utopie van de huidige machthebbers!
Deze
gemene streek wordt inderdaad verborgen in het volle licht: het plan
om alle mensen, zoveel als er op de aardbol leven, te beroven van hun
bezit én van zichzelf, want dat is de betekenis van het ontzeggen
van een mens van zijn privacy: wie geen geheimen meer heeft, bestaat
niet langer omdat hij zich niet meer van anderen onderscheidt; hij is
datgene kwijt wat hem uniek maakt en hij wordt gelijk aan ieder
ander. Door de roof van de privacy wordt de bonte mensheid
gereduceerd tot een leger van allemaal eendere, slaafse robots. En
uiteraard volgt daar dan onvermijdelijk uit dat voortaan niemand nog
onvervangbaar zal zijn. De waarde van een mens wordt herleid tot zijn
economisch nut; de mens wordt een voorwerp. Hij is zonder bezit en
kopen doet hij derhalve niet meer: hij is daarentegen zelf koopwaar
geworden. En omdat hij vervangbaar is door principieel ieder ander,
kan hij ook probleemloos worden 'uitgeschakeld' van zodra hij niet
langer nuttig is. Wanneer hij aanklopt bij de overheid om zich erover
te beklagen dat hij als louter koopwaar wordt behandeld, zal zij hem
antwoorden: "Excuseer, mijnheer, maar u bestaat niet meer."
Erger
nog dan de misdaden begaan in de concentratiekampen, aldus overlever
van de nazikampen Primo Lévi, is de onverschilligheid. De grote
Russische schrijver Fjodor Michailowitsj Dostojewskij (1821-1881)
verpersoonlijkte die onverschilligheid in de figuur van Nikolaj
Stawrogin in zijn roman Demonen. Stawrogin ervaart het doen
van kwaad als een verrukking; hij beseft zijn laagheid en hij geniet
ervan; hij leeft in een angstwekkende oppervlakkigheid. Maar met de
onverschilligheid van Stawrogin schildert Dostojewskij deze van de
ganse negentiende-eeuwse Russische intelligentsia én de westerse
cultuur: het is een ontworteling, een verlies van de banden met het
levende leven, dat goddeloosheid en gewetenloosheid meebrengt: "Wie
geen grond onder de voeten heeft, bezit ook geen God", zo zegt
Andrej Mysjkin in De idioot en Dostojevski laat zien hoe het
verloren gaan van de religieuze dimensie, de diepte onttrekt aan het
bestaan zelf, waardoor alles losser wordt, wat volgens hem de oorzaak
is van het toenemend aantal zelfmoorden in het toenmalige Rusland en
in de hele westerse civilisatie: "De mensen verliezen niet alleen
de band met de aarde, maar evenzeer de band met elkaar. De levende
communicatie tussen de mensen onderling heeft aan diepte verloren. Er
voltrekt zich een soort desintegratie, een versplintering van de
waarachtige samen-leving tot ontelbare geïsoleerde levens."
(4)
Uitgerekend
deze door Dostojewskij raak beschreven hel wordt met een
satanisch enthousiasme nagestreefd door de samenzweerders tegen de
huidige mensheid die zich verenigen in het WEF en die elitaire
samenkomsten houden in Davos en op nog andere geheim gehouden
plaatsen. Zij amuseren zich met het treffen van beslissingen over het
leven van ontelbare anderen en op die wijze trachten zij in hun zieke
geestestoestand aan zichzelf de illusie te verkopen dat zij inderdaad
zelf geen mensen zijn doch goden. Zij zijn hoe dan ook miljardairs en
derhalve hogepriesters in de eredienst aan de Mammon. En zo duur en
hoogdravend als zij hun plannen laten uitschijnen, zo arrogant,
oppervlakkig, megalomaan, laaghartig en misdadig zijn ze. Zij hebben
de mond vol over een vierde industriële revolutie en over
transhumanisme maar een overzicht van de inhoud van hun pamflet
verraadt een culturele barbarij die deze van het Derde Rijk naar de
kroon steekt en met in het verschiet een totalitarisme dat de tijd
van Goelags en van concentratiekampen in zijn schaduw stelt.
De wet van de geringste weerstand: op naar de domesticatie van het virus?
De
wet van de geringste weerstand: op naar de domesticatie van het
virus?
Het
tijdperk van de wetenschappen, zoals het zichzelf toch noemt, heeft
medicijnen en medicijnmannen voortgebracht maar helaas ook veel meer
vergiften en kwalen dan dezen ooit zullen kunnen genezen en
neutraliseren. Wanneer de technologie uitbreidt, zijn maffioso de
eersten om daar gebruik van te maken terwijl het politieapparaat
steeds weer kampt met een tekort aan middelen. En kennelijk volgen
deze en nog ontelbare andere culturele evoluties alleen maar de
natuur der dingen: straffere insecticiden maken insecten resistenter
en verdelgen de producenten. Vandaag blijkt een verstrenging van de
coronamaatregelen telkenmale uit te draaien op het ontstaan van
mutaties die nog dodelijker en besmettelijker zijn. De criminelen
zijn sluwer dan de criminologen, de ziekten overwinnen de
medicamenten en alsnog blijken de hedendaagse wetenschap en
technologie het onderspit te moeten delven in de strijd tegen het
onooglijke virus. De tegendoelmatigheid uit de tragedies der Hellenen
zit ingebakken in natuur en in cultuur, in het vlees en in de ziel,
in de genen en de memen. (1)
Plagen
van zeer uiteenlopende aard teisteren de wereld: plagen met
betrekking tot de gezondheid van het lichaam maar ook plagen die te
maken hebben met de toestand van de ziel. De laatst genoemde euvels
uiten zich in een zelden geziene toename van de meedogenloosheid, van
de verharding en van de volstrekte onverschilligheid jegens het lot
van armen, vluchtelingen en vervolgden. Alvast is het een feit dat de
erbarmelijke fysieke conditie van de inzittenden van de derde en de
vierde wereld mede wordt in de hand gewerkt door de erbarmelijke
geestelijke of morele instelling van de welvarenden.
Een
groot deel van de menselijke ellende halen mensen zichzelf en anderen
op de hals, een ander deel komt als uit het niets te voorschijn en
wordt toegeschreven aan toeval ofwel aan zondebokken. In dat laatste
geval bestaat de strategie erin zichzelf te bevoorraden met hoop en
met de illusie van toekomstige beterschap door aan het kwaad een of
meer daders toe te schrijven die men dan kan straffen ofwel
'vernietigen', zoals men in het nazitijdperk deed met zowat het ganse
joodse volk.
Maar
men kan het kwaad ook doen verdwijnen door het helemaal te
depersonaliseren en ook te de-objectiveren en dan te beschouwen als
een structureel onafwendbare eigenschap van zekere natuurlijke
gebeurtenissen. In de natuur geldt namelijk het recht van de
sterkste, waarbij een gevecht op leven en dood erover beslist wie de
sterkste dan wel mag zijn en het kwaad is dan de dood verpersoonlijkt
in de vijand die echter nooit zijn eigen vijand is en altijd de
vijand voor de ander, wat wil zeggen dat in en krachtens de natuur,
de ene het kwaad is voor de andere, waardoor het uiteraard verdwijnt
als 'kwaad op zich'.
Zo
noemen wij het virus een kwaad omdat het onze natuurlijke vijand is
zoals wij dat in zekere zin ook voor het virus zijn. Maar opgemerkt
moet worden dat het virus ons te beurt valt omdat het een goed in ons ziet,
namelijk een goed voor zichzelf: het virus heeft onze lichaamscellen
nodig om zich voort te planten. De mens is een goed voor het virus
want hij is een prooi maar hij is ook een vijand voor het virus waar
hij in staat is om het virus te verdelgen. In feite zouden virus en
mens het op een akkoordje moeten kunnen gooien: zij konden dan
misschien een samenwerkingsverband sluiten waarmee zij beiden hun
voordeel konden doen.
Wanneer
het virus merkt dat mensen strengere maatregelen gaan hanteren om
besmettingen tegen te gaan, wordt het agressiever. Wij weten niet hoe
het virus dit weet, hoe het dit weten verwerkt en hoe het komt dat
het dan zo doeltreffend reageert maar de zaak is dat het virus dit
wonderwel blijkt te kunnen doen. Maar als het virus in staat is om te
reageren op een negatieve houding van de mens, waarom zou het dan
niet in staat zijn om te reageren op een positieve menselijke
houding, een toenadering als het ware? Stel dat wij het het virus wat
makkelijker zouden maken om zich voort te planten: zou het virus deze
hulp dan niet evenzeer kunnen appreciëren als het in staat is om
onze vijandschap afkeurend te beantwoorden? Denk maar aan de wolf die
tam wordt van zodra wij hem toestaan om mee uit onze trog te komen
eten: hij valt ons niet alleen niet langer aan maar wordt bovendien
een goede bondgenoot, een hond.
Hoe
dan ook is het virus een levend wezen en derhalve zijn zowel
zelfbehoud als soortbehoud dan werkzaam, samen met nog een aantal
andere wetten zonder welke het leven niet kan gedijen, zoals de wet
van de geringste weerstand - een beetje vergelijkbaar met het
scheermes van Occam dat werkzaam is in de wetenschappelijke sfeer.
Die wet betekent dat het virus zich evenmin als elk ander levend
wezen zal forceren als dat niet noodzakelijk is om voort te bestaan.
We herinneren ons bijvoorbeeld dat het virus pas op de mens is
overgesprongen op het ogenblik dat het schubbendier, waarin het zich
aanvankelijk had genesteld, met uitsterven bedreigd werd omdat het
door de mens wordt aangewend als voedselbron. Evenals het virus dat
aids veroorzaakt en dat afkomstig blijkt van apen, zou ook dit virus
wellicht in zijn oorspronkelijk nest gebleven zijn als dit niet werd
bedreigd.
Over
de nesteling van virussen kan overigens nog een en ander worden
gezegd. Duidelijk is alvast dat het virus niet bekwaam is om zichzelf
voort te planten zonder de hulp van een gastheer van wiens
voortplantingsorganen binnenin de lichaamscellen het gebruikmaakt. Zo
was de soort 'schubbendier' het oorspronkelijke nest voor het virus -
of alvast een van de vorige nesten - terwijl het momenteel ook op
de mensensoort is overgegaan die nu als virusnest dienst doet. In
feite heeft de mens tot zijn eigen nadeel het virus uit zijn
aanvankelijk nest verdreven door op schubbendieren te gaan jagen en
ze met uitroeiing te bedreigen.
Eenmaal
bij de mens terechtgekomen, kiest het virus om te overleven ook de
zwakste groepen onder de mensen uit: mensen die oud zijn, ziek en
ondervoed en dat is opnieuw een gedrag in overeenstemming met de wet
van de geringste weerstand. Pas van zodra die groep van zwakkeren
'opgebruikt' zijn of dus overleden, wordt het virus agressiever en
springt het op minder zwakke groepen over, wat in dit geval betekent
dat ook jongere mensen met het virus worden besmet. Het virus had met
andere woorden nooit een tandje hoeven bij te steken indien zulks
niet noodzakelijk was voor de eigen overleving.
Maar
wellicht geldt ook het omgekeerde en wordt het virus lui van zodra
die het wat makkelijker krijgt om te overleven. Er is alvast een
wereld denkbaar waarin biologen strategieën uitwerken die op grond
van deze simpele wetten het gedrag van virussen dermate manipuleren
dat wij er niet langer last van hebben, zoals er ook een wereld
feitelijk is waarin landbouwers irrigatiesystemen bouwen om het water
te kanaliseren en moerassen om te vormen tot vruchtbare akkers, wilde
gewassen veredelen tot nieuwe voedselbronnen en de noodlottige
verspilling van beperkte grondstoffenvoorraden ombuigen door methoden
van recyclage en het aanboren van hernieuwbare energiebronnen. In de
wetenschap dat nood dwingt, zou een dictator zijn virologen allang
het vuur aan de schenen hebben gelegd. En in de wetenschap dat deze
wet - 'nood dwingt' - alleen maar een andere gedaante is van de wet
van de geringste weerstand, zal in een democratische wereld kennelijk
eerst het voltallige mensdom met uitroeiing moeten worden bedreigd
vooraleer de hoop gerechtvaardigd is dat een oplossing uit de bus kan
komen.
Achteruitgang in de opmars - Intermezzo: Een prikje voor Van Togenbirger?
Achteruitgang
in de opmars
Intermezzo:
Een
prikje voor Van Togenbirger?
-
Omsk Van Togenbirger! Wat lang geleden! U hier tegen het lijf te
lopen en zo vroeg nog op de dag! Prikje halen?
OVT:
Hoe zegt u? En ook een goedemorgen...
Bent u op weg
naar het vaccinatiecentrum?
OVT:
Ik ben nog niet suïcidaal! Maar komt u daar dan vandaan?
Ik
kreeg nog geen uitnodiging...
OVT:
Iedereen doet natuurlijk wat hij wil... Voorlopig toch...
Op
uw leeftijd kunt u toch niet het risico lopen corona te krijgen?
OVT:
Precies daarom!
Dit
ontgaat mij...
OVT:
Volgt u het nieuws dan niet?
Toch
wel... het officiële nieuws natuurlijk.
OVT:
Jaja, de paus heeft gezegd...
Verklaar
u nader!
OVT:
Tweeëntwintig doden in een zorgcentrum in Amersfoort kort na de
vaccinatie!
Zie
je wel: u leest berichten die geboekstaafd staan als nepnieuws!
OVT:
Zeker niet, mijn beste: dit staat in het Algemeen
Dagblad
van 22 februari (1), alleen vermeldt men in dit 'officiële'
nieuwsbericht niet dat de slachtoffers net hun prikje hadden
gekregen!
Dat
is dan toeval...
OVT:
Nog een officieel bericht: Het
Belang van Limburg van
19 februari meldt dat vierendertig overlijdens werden vastgesteld na
toediening van het coronavaccin. En men voegt eraan toe dat er geen
verband is! (2) Onder meer een vrouw van drieëntachtig overleed drie
weken na de toediening van het vaccin, zo kan men lezen in dezelfde
krant. (3) Het NOS-nieuws
bericht hetzelfde over een negentiger. (4) Het
Laatste Nieuws,
een volstrekt onverdachte bron, meldt hetzelfde. (5) Het
Nieuwsblad,
andermaal officieel nieuws, maakt melding van een identiek tafereel
en alweer met toevoeging van de uitleg dat er geen verband werd
vastgesteld. NU
maakt gewag van vijfendertig ouderen die stierven na de vaccinatie.(6)En
wat bericht Het
Nieuwsblad
van 23 februari? Doodsoorzaak
Rachel (99) aangeduid als Covid-19 ondanks negatieve test én
vaccin! (7) Volgens Het
Nieuwsblad van 17 januari waren er overigens
al waarschuwingen vanuit Noorwegen na negenentwintig overlijdens bij
gevaccineerde bejaarden aldaar (8) en een paar dagen later zijn dat
er volgens het VRT-nieuws
al drieëndertig. (9) Er werden trouwens al verschillende meldingen
gemaakt van verdachte overlijdens na vaccinatie in december vorig
jaar (10) en er zijn nog meer dergelijke berichten. (11) En herinner
je je nog het bericht over die proefapen? Niet één heeft de
vaccinaties het overleefd! (12)
Toeval...
OVT:
Maar men ontkent
niet dat er een verband is tussen de overlijdens en de vaccinatie:
men zegt dat er geen verband werd aangetoond.
We weten zelfs niet of er uberhaupt
een onderzoek
gevoerd werd naar het verband. Ziet u het, mijn beste? A1s men
cijfers voorlegt inzake de werking
van het vaccin, dan volstaan die cijfers maar in geval van
overlijdens
wil men het verband bewezen
zien.
Volgens
mij ziet u het allemaal veel te zwart en uit de context gelicht. En
ongelukkig genoeg is er ook altijd heel veel toeval in het spel.
OVT:
Ongetwijfeld! En is het ook geen toeval dat alcoholici en
kettingrokers het mondmasker achterwege mogen laten terwijl
uitgerekend de consumptie van tabak en alcohol aanzienlijk meer
slachtoffers maakt dan corona?
Men
mag niet discrimineren...
OVT:
Zijn het naar de mond brengen van tabak en alcohol dan essentiële
verplaatsingen? Begrijpt u wat ik wil zeggen? Hoe kan men vertrouwen
hebben in een regering die het overtreden van coronaregels zo zwaar
sanctioneert terwijl zij gedragingen die een veel grotere sterfte tot
gevolg hebben nog aanmoedigt? En wie gelooft nog in die vaccins als
de ziekte zelf al één en al mist is?
Onderzoek
bij veertigduizend proefpersonen heeft uitgewezen...
OVT:
Dat de vaccins niet werken! (13)
Onderzoek
heeft uitgewezen...
OVT:
Dat door de overheid via de apotheken verspreide mondmaskers giftig
zijn en longontsteking kunnen veroorzaken! (14)
Foutjes
gebeuren overal...
OVT:
Foutjes, zegt u? Volgens een officiële krant werden die maskers
geleverd door een bedrijf dat gerund wordt door een voormalige
voetbalmakelaar en een ex-restauranthouder en met geld van een
Jordaanse miljonair met een adres op Malta, een holding op de
Kaaimaneilanden en een firma die filmprojecten financiert in de VS.
Is
dat zo?
OVT:
Vraag raad aan je apotheker! Het staat letterlijk in De
Morgen.
Op de koop toe had het Ministerie van Volksgezondheid een positief
advies gegeven over de levering. En wat er nog aan ontbrak: er loopt
een onderzoek naar fraude bij de aankoop door de overheid; het gaat
om een som van veertig miljoen euro en daar kan toch al een percentje
van af, nietwaar? (14) Een fijne dag nog!
Achteruitgang in de opmars Deel 5: De democratie als totalitaire staat
Achteruitgang
in de opmars
Deel
5: De democratie als totalitaire staat
Van
1964 is het geleden dat One-Dimensional Man
verscheen van de hand van Herbert Marcuse: een kritiek op het
consumentendom die in geen tijd onze ogen opende voor het feit dat
niet alleen de Sovjets maar evenzeer de westerse democratieën
totalitaire regimes zijn, alleenheerschappijen onder de dictatuur van
het geld. Een
fragment uit de conclusie van De
eendimensionale mens over
het ware gelaat van onze tijd:
"The
real face of our time shows in Samuel Beckett's novels; its real
history is written in Rolf Hochhuth's play Der
Stellvertreter. It is no longer imagination which
speaks here, but Reason, in a reality which justifies everything and
absolves everything--except the sin against its spirit. Imagination
is abdicating to this reality, which is catching up with and
overtaking imagination. Auschwitz continues to haunt, not the memory
but the accomplishments of man--the space flights; the rockets and
missiles; the "labyrinthine basement under the Snack Bar";
too pretty electronic plants, clean, hygienic and with flower beds;
the poison gas which is not really harmful to people; the secrecy in
which we all participate. This is the setting in which the great
human achievements of science, medicine, technology take place; the
efforts to save and ameliorate life are the sole promise in the
disaster." (1)
Valse
behoeften worden gecreëerd en via massamedia aangeprezen, zo
schrijft Marcuse: het geluk is te koop, met geld uiteraard en dus
middels (slaven)arbeid. Overproductie en overconsumptie aangezwengeld
door een technologische rationaliteit laat een spoor na van eindeloze
vervuiling, roofbouw op de natuurlijke grondstoffen,
beschavingsziekten en slechts de illusie
van vooruitgang en vrijheid.
De
verdwijning van het kritisch vermogen van de mens maakt Marcuse's
werk over de ideologie van de industriële maatschappij vandaag
actueler is dan ooit.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
23 februari 2021)
Verwijzingen:
(1)
Herbert Marcuse, One-Dimensional
Man. Studies
in the Ideology of Advanced Industrial Society, Boston,
Beacon, 1964, Hoofdstuk 10 (Conclusie), paragraaf 2. Voor de
oorspronkelijke tekst, zie:
Een
Nederlandse vertaling van De
eendimensionale mens
van Herbert Marcuse staat als PDF op het internet op het onderstaande
adres. (De conclusie van het werk kan men lezen vanaf pagina 310):
Achteruitgang in de opmars - Deel 4: Daarom wordt de wereld de mond gesnoerd
Achteruitgang
in de opmars
Deel
4: Daarom wordt de wereld de mond gesnoerd
De
redelijkheid dankt haar waarheidswaarde aan de openbaarheid omdat zij
resulteert uit een soort van rechtspraak waarvan de jury bestaat uit
principieel alle mensen. Redelijk spreken is spreken alsof het
gebeurde voor het publiek van alle mensen en het is daarom
onverschrokken spreken of spreken in volledige vrijheid. Men kan zich
immers niet beter beveiligen voor de leugen en derhalve ook niet voor
de misdaad dan onder de ogen van de ganse mensengemeenschap. En
uiteraard geldt ook het tegendeel: de leugen en de misdaad krijgen
pas vrij spel bij afwezigheid van getuigen.
Het
creëren van een speelterrein zonder getuigen is bijzonder lastig
maar veeleer ondenkbaar dan ondoenbaar zoals Aleksandr
Solzjenitsyn dat aantoont in De
arrestatie,
het eerste van de volstrekt onverzonnen verhalen in De
Goelag Archipel.
(1) De manier waarop men in koelen bloede te werk gaat met
gesofistikeerde listen om zelfs op klaarlichte dag onschuldige mensen
definitief van hun vrijheid te beroven, overtreft de stoutste
fantasie.
Zijn
er alsnog getuigen van leugens of van andere misdaden, dan kunnen die
onschadelijk worden gemaakt met geld: met een som geld kan men een
ander om het leven laten brengen of ervoor zorgen dat hij de waarheid
achterhoudt en in dat laatste geval spreekt men van zwijggeld: wie
zwijggeld krijgen, worden betaald om de waarheid in zichzelf gevangen
te houden.
Het
in zichzelf gevangen houden van de waarheid lijkt heel makkelijk maar
kan nooit een sinecure zijn omdat de waarheid zo gesteld is op haar
vrijheid. De waarheid bevrijdt maar zij wil zelf ook vrij zijn en dat
blijkt uit het feit dat zij zich altijd ongedurig wil verklappen, dat
zij de dood niet vreest en dat zij zich uiteindelijk voor geen geld
ter wereld zal laten kooien en om die reden is zwijggeld dan ook bij
voorbaat veroordeeld om te falen: wie een ontdekking doen, ontdekken
per definitie waarheid en zij kunnen die nimmer voor zichzelf houden
zoals zelfs uitvinders van atoomwapens getuigen; wie de waarheid
kennen, blijken in staat die te verdedigen tegen een massa van
onwetenden, tegen pausen en andere potentaten, zoals Giordano Bruno
getuigde en vele andere martelaren; wie de waarheid bezitten, worden
op hun beurt door de waarheid bezeten, zij worden haar instrument,
zij blijken wonderwel in staat haar te verdedigen en zij vrezen noch
gevangenschap, noch verbanning, noch veroordeling, noch dood omdat de
waarheid nu eenmaal sterker is. En wie de waarheid in zich gevangen
houden, zijn om die reden op hun beurt de gevangenen van de eigen
leugens.
Derhalve
kunnen alleen wie de fout begaan om te geloven in de leugen, tevens
de vergissing maken om anderen het zwijgen op te leggen. Met andere
woorden kan men zonder de geringste twijfel oordelen over wie anderen
het zwijgen trachten op te leggen, dat zij zelf liegen en
samenzweren. Wie ervoor pleiten om aan anderen - en in de praktijk
zijn dat vaak de tegenstanders van de eerstgenoemde pleiters - de
toegang tot de media te ontzeggen, houden niet alleen de waarheid in
zichzelf gevangen maar zijn op hun beurt de gevangenen van de leugen.
Omdat
de waarheid zo gesteld is op haar vrijheid - zij wil immers leven in
de openbaarheid - is zwijggeld ontoereikend om haar te onttrekken aan
het licht: wie de waarheid achter willen houden, zullen zich daarom
genoodzaakt zien om al degenen die de waarheid in zich gevangen
houden, zelf aan de openbaarheid te onttrekken. Men kan met andere
woorden de waarheid pas achter slot en grendel steken als men eerst
hen die haar bezitten en die op hun beurt door haar bezeten worden,
gevangen houdt. Ofwel als men allen die de waarheid kennen, de
toegang tot de openbaarheid kan verhinderen.
Over
lieden die verklaren dat niet iedereen het recht heeft om te spreken
en dat het derhalve gerechtvaardigd is om aan sommigen het
spreekrecht te ontzeggen door hen de toegang te ontnemen tot de
kanalen die het spreken van de waarheid in de openbaarheid mogelijk
maken, kan men wegens de hoger genoemde redenen zonder twijfel
oordelen dat zij liegen.
Maar in feite weten
zij ook dat zij liegen omdat zij zoals iedereen beschikken over het
nog niet verklaarde doch wezenlijke en bijzondere vermogen om wat
waar en onwaar is te onderscheiden zoals iedereen ook goed en kwaad
kan onderscheiden. Immers, zou iemand niet beschikken over dit
vermogen, dan kon hij ook niet weten of hij wakker was of droomde en
dan verging de wereld in de dichte mist die ons ook het zicht
ontnemen zal wanneer wij ten slotte stranden in het rijk van Hades.
Achteruitgang in de opmars - Deel 3: Het tijdperk der Verduistering
Achteruitgang
in de opmars
Deel
3: Het tijdperk der Verduistering
Het
geloof in de Rede, die de goddelijke kennis zou brengen en aldus, met
het tijdperk van de wetenschappen, de macht over de natuur en de
godengelijkheid, liet de mensheid niet alleen achter met een enorme
teleurstelling maar tevens met de catastrofe van haar tegendeel: de
wanorde van een volstrekte irrationaliteit, het onrecht van het
totalitarisme, de waanzin van het fascisme, het antisemitisme en de
massamoord als industrie in de schande van de holocaust die nimmer
door de rede te bevatten is. Andermaal de tragedie van de
contraproductiviteit.
De
Verlichting of het gebruik van het verstand, de rede, de
rationaliteit, was er als een reactie op de (al dan niet vermeende)
duisternis van het mythische denken. Vooreerst leek het erop dat de
(Helleense) filosofie het mythische denken oversteeg waarin de
tegendoelmatigheid de mens als een vloek boven het hoofd hangt en in
het westen volgde het tijdperk der moderne wetenschappen als een
reactie op de alleenheerschappij van het middeleeuwse geloof in een
werkelijkheid van schuld en boete. Maar het ontbrak een al te
voortvarende rationaliteit alras aan zelfkritiek en de rede sloeg om
in haar tegendeel, zoals bij uitstek in de irrationaliteit van het
nazisme in de jaren dertig en in de periode van de tweede
wereldoorlog.
De
waanzin en de misdaad van de uitroeiingskampen zijn een rechtstreeks
gevolg van een logica die zijn bronnen vindt in de verabsolutering
van de rede. In de zogenaamd wetenschappelijke kijk op de
maatschappij en in de betrachting om de samenleving op basis van
historische, sociologische, economische en medische inzichten
gestalte te geven, hebben zich de rassenleer en de
volksgezondheidsidealen ontwikkeld met de eugenetica voorop, het plan
voor de veredeling van het mensenras door 'selectie' zoals dat ook al
geschiedde in de teelt van planten en van vee: de vervolmaking van
alvast een zeker ras van de mensensoort tot heldenvolk en misschien
wel tot goden mocht niet achterop blijven.
Voor
deze historische, gigantische en catastrofale ontsporing van de rede
zijn geen woorden: zij bracht de wereld in een tijdperk van
duisternis en was de aanleiding tot het ontstaan van een denkrichting
die ging speuren naar de oorzaken van het falen van de Verlichting en
van haar omslag naar de nieuwe barbarij en die denkrichting heette
Frankfurter
Schule (FS).
De maatschappijkritische teksten van haar leden bleken visionair en
zij kwamen pas goed tot leven in de beweging van 1968.
Wanneer bij de
ingang van het coronatijdperk de angst toeslaat, zoekt men met
hardnekkigheid zijn soelaas opnieuw maar andermaal vergeefs in de
rationaliteit en zijn de geschriften van de FS
actueler dan ooit. De vloek van de tegendoelmatigheid uit de
mythologie valt ook met de Rede niet te bezweren - integendeel.
In
1944 stencilden Max Horkheimer en Theodor Adorno een vijftal
filosofische verhandelingen onder de titel Dialektik
der Aufklärung
(1) waarmee zij poogden om de opkomst van de barbarij van de
totalitaire staat te verklaren met het oog op het aanpakken van de
wantoestanden. In twee woorden: in de Verlichting poogt de mens
middels een instrumentele Rede de natuur te beheersen maar dit mondt
uit in onverschilligheid jegens alles wat te maken heeft met
zingeving en met menselijkheid. De mens en zijn cultuur zijn niet
langer doel op zich maar zij verworden tot louter gebruiksgoederen:
alles komt in functie te staan van een blinde economie. En zo leidt
uitgerekend de verabsolutering van de Rede tot de volstrekte
redeloosheid van uiteindelijk het fascisme en de nieuwe barbarij.
Een
medestichter van de FS
was Herbert Marcuse wiens werk One-dimensional
Man
het cultboek werd in de studentenbeweging van 1968: een protest tegen
het afstompende consumentisme, tegen onderdrukking, manipulatie en
indoctrinatie van de massa. Hij lanceerde het begrip 'repressieve
tolerantie' waarvan de werking bijzonder actueel is: het gaat om de
repressie van de feiten middels het afleiden van de aandacht naar
irrelevant nieuws. Het betekent van langs om meer dat verzet geduld
wordt met de bedoeling het te neutraliseren.
Andere
leden van de FS
waren Erich Fromm en Walter Benjamin. In Die
Furcht vor der Freiheit (1941)
verklaart Fromm waarom mensen buigen voor dictaturen: geëmancipeerd
van de menigte zijn individuen nog steeds onvrij omdat zij niet in
staat zijn zichzelf te realiseren; zij vluchten in een autoritair
karakter, in destructiviteit en in conformisme om niet vrij te hoeven
zijn. De cultuurcriticus Walter Benjamin zelfmoordde zich toen hij in
een concentratiekamp dreigde terecht te komen.
Het
bekendste lid van de jongere FS
is Jürgen Habermas met zijn theorie over de openbaarheid: de
vrijheid van elke burger om zich tot een publiek te verzamelen,
bijvoorbeeld via de media, waar zaken van algemeen belang kunnen
besproken worden, wat dan 'politieke openbaarheid' heet. Opnieuw zeer
actueel, gezien de open debatcultuur in de verdringing komt nu zekere
belangengroepen zich het monopolie op het spreekrecht hebben
toegeëigend en gevestigde academici vanuit een vrees voor
machtsverlies ingevolge de instorting van door hen opgehangen
façades, beginnen te tornen aan het recht op de vrije meningsuiting (van hun tegenstanders).
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
20 februari 2021)
Verwijzingen:
(1)
De tekst verscheen in 1947 in drukvorm.
18-02-2021
Achteruitgang in de opmars - Deel 2: De nieuwe pikorde: de mens voortaan onderaan
-
Achteruitgang
in de opmars
Deel
2: De nieuwe pikorde: de mens voortaan onderaan
De
met de mond, lippen, tong, stembanden, gelaatsuitdrukkingen en
lichaamstaal, persoonlijke en intiem gesproken woorden tussen mensen
onderling bestaan niet meer: voortaan dient de menselijke
communicatieve rijkdom te worden geperst in het enge, vernietigende
keurslijf van een klavier met enkele tientallen toetsen, principieel
voor iedereen zichtbaar, ontdaan van alle persoonlijke trekken zoals
ook het gelaat dat nog slechts een masker is, een robot, een dood
ding, weldra ook een dodelijk wapen want gezichtsherkenning is een
technologie die bijna bijna (sic!) op punt staat.
Ooit
kregen mensen een naam om aanspreekbaar te zijn en vooral ook als
teken van erkenning;
vandaag is de naam nog louter een teken voor herkenning,
een kenteken, de ketting die een lichaam verbindt met het
rechtssysteem, met het bankwezen, met het politieke apparaat, met de
Moloch die roept aan de binnenkant van het oor: "Individu 638722B3,
u hebt nog 1460 euro schulden af te lossen voor het einde van de
maand, zo niet moeten wij helaas een beroep doen op de deurwaarder en
zullen wij ons genoodzaakt zien om de zorg over uw kroost aan derden
over te dragen!" De Moloch, tussen haakjes, was en
is
een godheid die kinderoffers opeist op straffe van nog groter onheil.
Eerst heette hij Moloch, later Baäl en nog later Jahweh: hij is de
transcendente gezagsbron middels welke slaven kort worden gehouden
voor hun exploitatie, zodat zij tegen zichzelf geweld gaan plegen,
hun eigen onvrijheid gaan nastreven en aan hem hun kinderen offeren.
(1)
Van
mensen wordt vandaag als vanzelfsprekend verwacht dat zij zich
bijscholen en meer bepaald inzake het gebruik van de computer met het
oog op het zich inwerken in de virtuele wereld. Voor de slechte
verstaander lezen wij tevens dat zij dit ook moeten doen omdat men
wil dat zij verdreven worden uit de echte wereld. Door de perverse
inversie van de tijd zijn het nu de ouderen die bij de jongeren in de
leer moeten voor lessen die ons een tweede perversie door de strot
rammen: aan mensen moet de taal van de machine worden bijgebracht
want vandaag is zijn instrumentarium meester over de mens: de mens
moet zich aanpassen aan zijn werktuig, het schip heeft het roer
overgenomen van de kapitein.
De
vingers worden herleid tot stokken die alleen nog mogen tikken tegen
toetsen op een plastic bord met 'voorgeschreven' tekens, tekens die
de hand niet langer zelf vermag te vormen. De handen verkrampen in
tegennatuurlijke standen, de slanke vingerspieren, gelijk
balletdansers getraind om middels kroontjespen en koningsblauwe inkt
op blank ivoorpapier een dans van schoonschrift op muziek van de
verbeelding te vertolken, moeten zich nu herscholen tot domme
trommelstokken en zullen voortaan alleen nog tokkelen op een klavier
zoals de blinde raderen dat doen van een groteske robot.
Dat
de mens zich aan de machine aanpast, betekent dat hij zich daaraan
onderwerpt: hij beaamt dat de machine aan zijn lichaam superieur is.
Maar dit onrecht schreeuwt ten hemel: een machine is geen lichaam, is
slechts een samenstelsel zoals hefbomen dat zijn en werktuigen
waarvan het wezen nimmer anders zijn kan dan een verlengstuk van het
lichaam van een mens van vlees en bloed, zoals een wandelstok dat is,
een schaar, een boog, een jas, een huis, een kar, een paard, een pen.
In
zijn Fenomenologie
van de Waarneming
schrijft Maurice Merleau-Ponty dat het lichaam niet met zichzelf
samenvalt zoals een ding dat doet: in zijn contact met de wereld
transcendeert het lichaam zichzelf voortdurend: het is via onze
lichamelijkheid dat wij met de ander kunnen co-existeren en
communiceren: "Ik
ontmoet de ander niet in een gedachte ruimte, maar op de bodem van
een gemeenschappelijke wereld, waarin het lichaam verworteld is en
waarin het zijn enige legitieme domicilie heeft. In mijn ontmoeting
met de ander kom ik in aanraking met een existentie, die in haar
subjectiviteit aan dezelfde voorwaarden van lichaam en wereld
gebonden is als ikzelf en deze ontmoeting voltrekt zich in de ruimte
der lichamelijkheid ( )."
(2) "[De
klassieke psychologie] zag ( ) over het hoofd, wat Merleau-Ponty
een raadsel noemt: dit, dat mijn lichaam tegelijk zichtbaar en ziende
is, dit, dat men niet waarneemt, wat de waarneming zelf mogelijk
maakt (l'Oeil et l' Esprit, p. 197)."
(3) "Het
sciëntisme acht de geometrische ruimte wetenschappelijk alleen
relevant. Maar het vergeet, dat deze ruimte er niet zou zijn, als ik
geen lichaam had (...)"
(4)
Zonder
onze lichamelijkheid was er ruimte noch tijd: de abstracte en
volmaakt geachte begrippen die de vermeend goddelijke kennis van de
wiskunde funderen, zijn zonder inhoud los van het lijf met zijn
trekken en zijn sleuren: afstanden zijn volstrekt ondenkbaar zonder
de last en de lust van het lopen; uren en jaren kunnen helemaal niet
bestaan als er geen wachten is en geen verlangen; het denken
ontspringt aan het bloed en aan de quasi stoffelijke zenuwdraden die
reiken tot in het orgaan van onze huid die gevoeld kan worden en kan
tasten, tot in het licht van onze ogen die zien en gezien worden
tegelijk: er bestaat gewis geen wereld los van onze levende lichamen.
De
kostelijke en verslavende illusie van de virtualiteit spiegelt ons
als nooit voorheen de smetteloze ideeënwereld voor van Plato en het
paradijs van Genesis maar dit gemeen bedrog waarvoor Rudolf Boehm
waarschuwt in zijn Kritik
(5), verleidt ons tot niets anders dan uiteindelijk de absolute
levenloosheid van de dood. Het theater van de
windowsventers-miljardairs is schaamteloze diefstal vanuit een
ongeremde hebzucht en een smachten naar de absolute en ultieme
almacht die alleen aan god toekomt en dit middels het herleiden van
de wereld tot een panopticum dat uiteindelijk de voltallige mensheid
uit de tijd dreigt weg te wissen alsof het ging om slechts een schim.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
18 februari 2021)
Verwijzingen:
(1)
Zie: Jaap Kruithof, Marx
en de oorzaken van de menselijke aliënatie,
Mens
en Taak,
1965, nr. 1, jg. 8.:
(2)
R. Bakker,
Merleau-Ponty. Filosoof van het niet-wetend weten,
Wereldvenster, Baarn 1975, pp. 64-65. Bakker verwijst hier naar
Maurice Merleau-Ponty, Phénoménologie
de la Perception,
Paris: N.R.F., Gallimard, 1945 (Vierde druk d.d. 1962), pp. 226 en
404-405.
(3)
R. Bakker, ib., pag. 67.
(4)
R. Bakker, ib., pag. 67.
(5)
Rudolf Boehm,
Kritik der Grundlagen des Zeitalters (1973).
Een Nederlandse vertaling van de hand van Willy Coolsaet met een
taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy Quintelier verscheen bij Het
Wereldvenster, Baarn (1977). De integrale tekst van het werk is
beschikbaar op het internet op het volgende adres:
Zie
ook de afleveringen 26 tot en met 35 van het hoofdstuk, getiteld:
Corona en de heilige zaak.
17-02-2021
Achteruitgang in de opmars - Deel 1: Het einde van de scheiding der machten
-
Achteruitgang
in de opmars
Deel
1: Het einde van de scheiding der machten
Het
principe van Montesquieu, de scheiding der machten - wetgevende,
uitvoerende en rechterlijke - komt in gevaar nu in Nederland politici
de burgers oproepen om een rechterlijk besluit, in
casu
de opheffing van de avondklok, te negeren en die oproep kan niet
anders verstaan worden dan als een uitnodiging tot instemming met de
dictatuur van de huidige politici, wat wel een toppunt van politieke
arrogantie mag heten.
De
vrijheid komt in het gedrang van zodra zij aan banden wordt gelegd
maar het is pas waar mensen zichzelf
van hun vrijheid gaan beroven dat het echt de verkeerde kant opgaat
want dat betekent dat de verdrukking geïnterioriseerd werd: de
verdrukker heeft zich als het ware in het hart van elk van de
verdrukten genesteld waar hij het bestuur over het denken, het doen
en het laten van alle onderworpenen overneemt; hij is als het ware
hun geweten geworden en zo handelt hij exact zoals een virus handelt
dat binnendringt in de lichaamscellen van zijn gastheer: het gaat
zich nestelen in de celkern, neemt daar het bestuur van de cel over
en deelt bevelen uit die het virus ten goede komen terwijl de
gastheer ten gronde wordt gericht.
Intussen
vierenvijftig jaar geleden schreef de Gentse filosoof Jaap Kruithof
een artikel over het onderwerp onder de titel: Marx
en de oorzaken van de menselijke aliënatie.
(1) Marx en Engels die zich tot doel stelden om een harmonische
samenleving tot stand te brengen van allemaal vrije burgers, stuitten
op de aliënatie als belangrijkste hindernis van de vrijheid: er
gaapt een frustrerende kloof tussen wat men wil
en wat men kan
bereiken, vooreerst vanuit de natuurlijke (en de economische)
schaarste maar evenzeer ingevolge onderdrukking door derden. Mensen
worden door anderen gedomineerd middels het geweld van doodslag,
verminking of dreiging en dit geweld verbergt zich zodanig in de
maatschappelijke instituties dat de slachtoffers ervan niet meer
beseffen dat ze verdrukt worden en geëxploiteerd. De uitbuiting
wordt sociaal georganiseerd met wetten en zelfs met morele regels
waaraan de slachtoffers zich tot het eigen nadeel onderwerpen uit
vrees voor sancties: het geweld zorgt ervoor dat slachtoffers gaan
instemmen met hun onderdrukking. Als het zover komt, is er sprake van
psychische aliënatie: het slachtoffer berooft zichzelf van zijn
vrijheid omdat het op den duur het gezag van de geweldenaar erkent:
het heeft zijn macht geïnterioriseerd. De behoeften van de burgers
worden gekortwiekt en zijzelf worden geïndoctrineerd en uitgebuit:
ze aanvaarden de verdrukking die zij bij zichzelf inprenten als een
goede orde, een proces dat vaak nog versterkt wordt middels
toegevoegde aliënerende zingeving via transcendente gezagsbronnen.
Op dat punt gekomen plegen de slachtoffers geweld tegen zichzelf, zij
streven de eigen onvrijheid na, plaatsen hun waarden buiten zichzelf,
laten alle creativiteit varen, doen aan zelfbedrog en krijgen
irrationele schuldgevoelens zodat de laatste weerstand tegen de
onderdrukkers het begeeft. Hoe perfecter het opgedrongen,
vervreemdende zingevingssysteem, hoe groter de aliënatie. Slaven
gaan werkelijk geloven dat zij hun heren, die hen uitbuiten, moeten
dienen en de religies zijn uitnemende voorbeelden van systemen die
deze uitbuiting rechtvaardigen, aldus Jaap Kruithof. (1)
Naarmate
de greep van de machthebbers op de burgers toeneemt, is sprake van
achteruitgang van de menselijke vrijheid ten voordele van een elite
van potentaten. Paradoxaal genoeg was de vandaag bijzonder
aliënerende religie van het in de vorm van het katholicisme
geïnstitutionaliseerde christendom aanvankelijk een protest tegen de
verregaande vrijheidsbeperkingen en de uitbuiting van de politieke
machthebbers ten tijde van het Romeinse rijk in Jeruzalem. De opstand
der eerste christenen werd door de toenmalige politici genadeloos
onderdrukt en het christendom werd geaccapareerd; het werd ingelijfd
bij de staat (het Romeinse keizerrijk) om daar te functioneren als
een van haar meest vruchtbare en duurzame machtsinstrumenten, later
ook door andere rijken overgenomen. Een gelijkaardige paradox deed
zich overigens voor binnen het marxisme dat wilde bevrijden maar dat
binnen de kortste keren leidde tot de meest verknechtende politieke
systemen ooit.
Van
hetzelfde laken een broek voor de liberalen, de libertijnen en de
vrijmetselaars die, ondanks de beroemde belijdenis, (overigens
onterecht) toegeschreven aan hun voorman Voltaire (2), namelijk het
zich bereid verklaren zijn leven veil te hebben voor het verlenen van
spreekrecht aan zelfs zijn ergste tegenstanders - ondanks het
onderschrijven van dit recht op vrije meningsuiting, bepleiten de
zich verlicht achtende geesten die de mond vol hebben van de open
debatcultuur, nu op een schandalige manier in de door hen bezette
media het ontzeggen van het recht op tegenspraak van hun standpunten
waar zij niet langer in staat zijn die te verdedigen.
Onder
meer inzake de discussie rond de effectiviteit van de opgedrongen
doch onwerkzame en vaak tegendoelmatige coronamaatregelen alsook
omtrent het statuut van de heilige wetenschap die, alle blunders ten
spijt, haar onfeilbaarheid wil staande houden met beboeting,
bestraffing en beschuldiging van de slachtoffers van een volstrekt
ondeskundig politiek beleid waarmee zij samenzweren op dezelfde
manier waarop in het westen tot voor kort de katholieke godsdienst
dat deed wiens politieke positie zij heden ambiëren.
Nochtans
zijn deze ostentatieve manieren waarop de menselijke vrijheid vandaag
in toenemende mate beperkt wordt veel minder schadelijk dan de
verborgen systemen van vrijheidsberoving en verminking welke sinds
geruime tijd aan de gang zijn. Dat van langs om meer alle
intermenselijke transacties, zowel van geld en goederen als van
informatie, bemiddeld worden door het opgedrongen gebruik van
instrumenten waarvan het bestuur in handen is van enkele
machthebbers, betekent voor de menselijke vrijheid een ware ramp. Ik
beschik niet langer over het beheer van mijn geld waarmee ik mijn
buurman wil betalen omdat ik afhankelijk ben geworden van een complex
betaalsysteem dat pas werkt als ik ervoor betaal en waarbij ik niet
kan verhinderen dat onbekenden meekijken naar wat ik doe of zeg. Ik
betaal voor mijn betaalmiddelen - een betaalkaartje voor in de winkel
en om online te kunnen betalen ook nog een dure smartphone of een
computer (die pas werkt als ik ook nog eens (levenslang!) en
maandelijks de huur betaal om online te kunnen zijn) en die
betaalmiddelen registreren bovendien wat ik koop en wat ik in, maar
ook wat ik aan anderen communiceer. Een machthebber die ik niet zie,
kijkt telkenmale toe en onthoudt alles wat ik doe; hij heft een tol
op alles wat ik aan een ander betaal en van alles wat ik van een
ander ontvang; hij beveelt en dicteert terwijl ik niet in staat ben
om hem te antwoorden en ingevolge dit eenrichtingsverkeer is wat hij
zegt niet langer een vrijblijvende informatie of een vraag maar een
eis en een bevel. Bovendien dwingt hij van mij af dat ik ook weet
wat hij allemaal eist en dat ik het ook opvolg,
wat pas mogelijk is als ik niet alleen zijn informatiekanalen koop
maar er ook nog eens dag en nacht en zeven dagen op zeven de
wacht bij houd
om alles bij te kunnen houden en dat ik het onthoud
en mij inspan
en kosten
maak om het ook uit
te voeren,
en dit op straffe van torenhoge boetes waaraan ik mij niet kan
onttrekken omdat... de scheiding der machten niet langer een feit is:
een rechter die oordeelt dat politici zich als dictators gaan
gedragen, wordt onverwijld door hen teruggefloten.
(2)
De betreffende uitspraak is van de hand van de Engelse schrijfster
Evelyn Beatrice Hall (met als pseudonym: S.G. Tallentyre) die enkele
boeken schreef over Voltaire en zij verwijst daarbij naar een passage
in het werk De
l'esprit
uit 1758 van Helvétius. Zie:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Evelyn_Beatrice_Hall
16-02-2021
Frances Oldham Kelsey en Softenon
Frances
Oldham Kelsey en Softenon
Op
7 augustus 2015 overleed op de leeftijd van 101 jaar de Canadese
fysicus Frances Oldham Kelsey die werkzaam was voor de Amerikaanse
FDA en die bekend werd omdat zij verhinderde dat het kalmeermiddel
Thalidomide, met als bekendste merknaam Softenon, in Amerika
slachtoffers zou kunnen maken: zij bewees de schadelijkheid ervan in
1961.
Wereldwijd
zijn er vele duizenden Softenonkinderen of kinderen die geboren
werden met misvormde ledematen (focomelie) als gevolg van de
toediening van dit medicijn aan hun moeder tijdens de zwangerschap.
Het eerste slachtoffer een kind dat geboren werd zonder oren
viel op 25 december 1956 en het middel bleef op de markt tot eind
1961. De producent van Softenon, Chemie Grünenthal, probeerde de
waarheid te verdoezelen maar onderzoeksjournalist Morton Mintz van
The Washington Post bracht alles naar buiten in 1962. Pas 3
jaar geleden excuseerde Chemie Grünenthal zich voor de aangerichte
schade, nadat het medicijn opnieuw op de markt kwam, onder meer als
middel tegen kanker.
Een
samenvattend overzicht van de inhoud van de tekst volgt eerlang
12-02-2021
Corona en de heilige zaak - Deel 36: Televisiepraat
Corona
en de heilige zaak:
Deel
36: Televisiepraat
Volharding
in de boosheid - er bestaat gewis geen treffender manier om de
politiek van dit ogenblik mee te benoemen. De manier waarop
televisiekijkers met leugens gemanipuleerd worden, mag dan wel
gesofisticeerd zijn maar zij is er niet minder doorzichtig om. En ook
niet minder wreed. Wat is er gebeurd?
Een
Nederlandse immunoloog, vaccinoloog en sinds veertig jaar
ontwikkelaar van vaccins, prof. dr. Theo Schetters, hierbij gesteund
door zijn collegae, vertelt in een interview dat het mRNA-vaccin van
het Amerikaanse bedrijf Pfizer, waarvoor onze politici gekozen
hebben, niet zal werken waar het bedoeld is om te werken en er ook
niet zal voor zorgen dat het virus uit de circulatie verdwijnt, zodat
de redenen voor lock-downs
en
coronamaatregelen na de massavaccinatie exact dezelfde zullen
blijven. (1)
De
testperiode voor het vaccin was niet alleen te kort - aldus professor
Schetters - de test zelf toont eigenlijk aan dat er geen aanvaardbare
resultaten kunnen vastgesteld worden: wat
betreft het optreden van ernstige ziekte, waarvoor het vaccin
tenslotte bedoeld is, kon men slechts
vier gevallen
vaststellen op een totaal van veertigduizend proefpersonen (waarvan
de helft gevaccineerd), waarvan
twee of drie in de groep van de gevaccineerden.(1)
Hierop
reageren de gepolitiseerde virologen op televisie met de suggestie
dat Schetters vertelt dat in het onderzoek te
weinig
proefpersonen betrokken werden terwijl het vast staat dat hun aantal
gelijk is aan 40.000 en daarvan kan iedereen zich vergewissen door de
onderzoeksresultaten aan te vragen en in te kijken. In hun conclusie
noemen zij hun collega een gevaarlijk man en suggereren zij dat
dergelijke misleidingen maar eens van het net moesten verdwijnen. (2)
Toegegeven,
in deze televisiepropaganda werd de leugen wel bijzonder sluw
verpakt: de zaken worden zo voorgesteld alsof professor Schetters
niet eens kan rekenen en geef toe: 40.000 is toch zeker niet weinig?
Bovendien kan iedereen zich ervan vergewissen dat het wel degelijk
gaat om 40.000 testpersonen: wij hebben helemaal niets te verbergen,
zo zeggen de woordvoerders van de onderzoekers.
Nu
hoeft men helemaal geen statisticus te zijn om te weten dat 40.000
testpersonen in dit onderzoek inderdaad veel te weinig is en wel om
de eenvoudige reden dat onder deze testpersonen amper 4 gevallen
werden gedetecteerd van ernstige ziekte, waarvan 1 of 2 in de groep
van de gevaccineerden en 2 of 3 in de groep die een placebo kregen
toegediend.
Om
te beginnen: wegens dat ene twijfelgeval weet men niet eens of men nu
moet besluiten tot een vaccinale beschermingsgraad van 0 percent of
een van 75 percent. Immers, gesteld dat er 2 ziektegevallen waren bij
de gevaccineerden tegenover 2 bij de niet-gevaccineerden, dan zou men
moeten concluderen dat het vaccin helemaal niet
werkt en gesteld dat er 3 ziektegevallen waren bij de gevaccineerden
tegenover 1 bij de niet-gevaccineerden, dan moest het besluit luiden
dat het vaccin beschermt in 3 van de 4 of dus in 75 percent van de
gevallen. (3)
Wanneer
aldus één twijfelgeval het verschil kan maken tussen de conclusie
tot een beschermingsfactor van 0 percent en de conclusie tot een
beschermingsfactor van 75 percent, dan is het besluit dat de
referentiegroep niet alleen te klein maar véél te klein is,
onweerlegbaar omdat wiskunde nu eenmaal wiskunde is.
Wat
elk weldenkend mens uit deze televisie-uitzending kan leren, is dat
de betrokken televisie-geleerden ofwel niet kunnen rekenen ofwel
corrupt zijn. Het staat als een paaltje boven water dat zij hetzij
onbekwaam zijn hetzij te kwader trouw en neemt men andermaal de
waarschijnlijkheidsrekening in acht, dan zal besloten worden tot de
laatst genoemde verklaring. In dat geval echter is het verwijt dat de
betrokken televisiegeleerden maken aan het adres van professor
Schetters van toepassing op hen zelf: deze 'geleerden' verspreiden
gevaarlijke nonsens in de mainstream. Werden leugenachtige berichten
destijds wel eens afgedaan als 'gazettenpraat', dan kunnen we
voortaan ook spreken van 'televisiepraat'.
(2)
Het VRT-artikel schrijft: Is er echt een gebrek aan data?
Online zijn verschillende rapporten beschikbaar over het testtraject
dat het vaccin heeft doorlopen, met een onderzoek op meer dan 40.000
proefpersonen (de helft van hen kreeg een placebo). Je kan
bijvoorbeeld het
rapport lezen op basis waarvan Europa het vaccin heeft
goedgekeurd. Wie de ruwe data van het onderzoek wil bekijken, kan
daarvoor een aanvraag indienen. Ook de briefing
aan de Amerikaanse voedsel- en medicijnenautoriteit FDA is openbaar.
(3)
Beter gezegd: in het geval waarbij de groep van de gevaccineerden 1
ziektegeval telt en de groep van de niet-gevaccineerden 3, kan men in
geval van geldige veralgemening (wat hier wegens het geringe aantal
ziektegevallen sowieso uitgesloten is) op de keper beschouwd slechts
concluderen dat de kans op (ernstige) ziekte drie keer groter is in
de groep van de niet-gevaccineerden. Op te merken valt nog dat het
in die groep dan gaat om 1 kans op 20.000 (of in België: 500 zieken)
en in de andere groep om 3 kansen op 20.000 (1500 zieken) - uiteraard
op het ogenblik van het onderzoek. Spreekt men over de
'beschermingsgraad', dan blijkt (alweer: op grond van dat onderzoek)
dat de vaccinatie van 10.000.000 Belgen ervoor zorgt dat 1000 mensen
minder ziek worden dankzij het vaccin of dus 1 op 10.000. Het is
weliswaar niet zo dat het vaccin de overige 9.999.000 Belgen niet zou
beschermen, alleen hadden zij die bescherming helemaal niet nodig.
Dat alles, andermaal, (1°) indien het twijfelgeval inderdaad een
geval van corona was en (2°) indien de veralgemening geldig was, die
hier echter uitgesloten is omdat de onderzoeksgroep te klein is.
11-02-2021
Corona en de heilige zaak - Intermezzo: Von dem Fischer un syner Fru
Corona
en de heilige zaak:
Intermezzo:
Von dem Fischer un syner Fru
Dit
door de gebroeders Grimm opgetekende verhaal in Niederdeutsch
vertelt een zedenles die zich omkleedt met talloze mythen in wellicht
alle culturen: de vermaning dat de menselijke overmoed, de
ontevredenheid van de mens met zijn lot en zijn ambitie om zoals God
te zijn, bestraft wordt met zijn val.
De
visser woont samen met zijn vrouw Ilsebills heel bescheiden in een
beerput wanneer hij een vis vangt, die hem smeekt zijn leven te
willen sparen. De visser werpt de vis terug in het water maar zijn
vrouw kijft: vraag de vis een gunst in ruil voor zijn leven! En zo
wensen zij zich een betere woonst. Maar de onvrede houdt aan en
Ilsebills wil meer, zij wil koning, keizer en paus worden. Haar
wensen ontketenen stormen maar al die dingen krijgt zij, totdat zij
wenst zoals God zelf te zijn en op dat ogenblik worden zij
teruggeworpen in hun beerput. (1)
Het
'filosofische' verhaal dat Rudolf Boehm vertelt in zijn Kritik
(2)
is eender: sinds de antieke wijsbegeerte is de mens met zijn
mens-zijn misnoegd en wil hij aan God zelf gelijk zijn: die wens
brengt hem in het tijdperk van de wetenschap waar hij in plaats van
God te worden, op de koop toe zijn mens-zijn zelf letterlijk
verspeelt en zijn wereld onmenselijk maakt. Hij liegt zichzelf
doeleinden voor die in feite voorwendsels zijn om op te kunnen opgaan
in een ijdel spel dat hem te gronde richt. In plaats van goddelijke
kennis oogst hij slechts onzin en waanzin en door die
middeldoelomkering verwordt zijn wereld tot een onmenselijke hel.
Het
doel aan God gelijk te worden, is sowieso danig onmogelijk dat het
slechts een voorwendsel kan zijn en op die manier eigenlijk een
perpetuum
mobile
dat de jacht op de ultieme trofee gaande houdt.
Het
woord trofee,
dat zegeteken
betekent of bewijs
van het overwinnaarschap,
en dat op die manier eigenlijk vergelijkbaar is met geld dat immers
eveneens rechten geeft aan zijn bezitter, komt van het Griekse
τρο̉παιον (tropaion),
van het werkwoord τρε̉πω (trepein),
dat wil zeggen: 'doen keren' en meer bepaald: 'de vijand doen keren',
'de vijand op de vlucht doen slaan'. Want de overwinnaar maakte de
wapenuitrusting van de overwonnene buit en zij werd op een hoogte
geplaatst zodat iedereen kon zien wie voortaan de baas was. Indianen
staken de scalp van de verslagen vijand op een stok en een
jachttrofee is bijvoorbeeld het gewei van een hert of het zijn de
veren van vogels waarmee de jagers zich tooien.
Wie
aldus God overwonnen heeft, draagt met zich de goddelijke kennis als
trofee, zoals ook veroveraars onder mensen, bekentenissen kunnen
afdwingen, kennis kunnen verzamelen om er dan mee uit te pakken en zo
ook macht te verwerven - macht over anderen maar ook macht over de
natuur.
In
dat laatste geval is in principe sprake van tovenarij, zoals bij
uitstek voodoo
dat is, waarover de Gentse professor in de klinische psychologie,
Mattias Desmet, vertelt dat zij werkt op voorwaarde dat "de
hele gemeenschap waartoe sjamaan en slachtoffer behoren geloven in de
autoriteit van de sjamaan." en
waarbij hij verder opmerkt dat er "talloze
observaties [zijn] die tonen dat de Westerse mens in zijn lichamelijk
functioneren even onderhevig is aan dergelijke fenomenen." (3)
Wat
betreft die laatste observatie, kan misschien ook wel gesteld worden
dat de werkingen van de moderne wetenschap en techniek althans voor
een groot stuk te danken zijn aan placebo-effecten en vergelijkbare
vormen van suggestie, autosuggestie, propaganda, reclame en retorica
of de kunst van het liegen. In die context is het dan ook niet langer
verwonderlijk wanneer de jacht op godgelijkheid uiteindelijk
ontmaskerd wordt als een gigantische leugen, in perioden waarin zij
inderdaad gaat gelijken op de onzin en de waanzin die men ook
aantreft in de betovering van de massa door (door haar
gesubsidieerde) religies.
(2)
Rudolf Boehm, Kritik der Grundlagen des Zeitalters (1973). Een
Nederlandse vertaling van de hand van Willy Coolsaet met een
taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy Quintelier verscheen bij Het
Wereldvenster, Baarn (1977). De integrale tekst van het werk is
beschikbaar op het internet op het volgende adresvan het Marxistisch Internet Archief:
Corona en de heilige zaak - Deel 35: Naar een wereld op maat van de mens
Corona
en de heilige zaak:
Deel
35: Naar een wereld op maat van de mens
In
1781 verscheen van Immanuel Kant Kritik der reinen Vernunft of
Kritiek van de zuivere rede waarin hij zich keert tegen het
speculatief gebruik van de zuivere rede (1): God kent rechtstreeks
door intuïtie de dingen zoals ze op zichzelf zijn terwijl de
menselijke intuïtie wordt beperkt door de zintuigen en door
het verstand. Het komt niet aan de mens toe om te kennen zoals God,
zegt Kant. De dingen verschijnen ons dus niet zoals ze op zichzelf
zijn maar wel als voorstellingen en ons denken tracht de veelheid aan
kennis die we tot ons krijgen te synthetiseren tot begrippen.
Een
voorbeeld van zuivere intuïtie is het wiskundige kennen: we kennen
wiskundige objecten a priori doch slechts als verschijningen - de
objecten op zichzelf kennen we niet. Zuivere wiskunde is dus geen
kennis. We kunnen analytische oordelen vellen (of oordelen waarbij
het gezegde reeds door het onderwerp bevat wordt) en die kunnen
verduidelijkend zijn maar ze brengen uiteraard geen nieuwe kennis
bij. Zo bijvoorbeeld loochent de analytische filosofie (het 'logisch
empirisme') elke mogelijkheid van synthetische oordelen a priori.
Kant
keert zich tegen het ideaal van de goddelijke kennis: de mens kan
zijn beperkingen doorbreken maar hij kan daar niets mee winnen,
integendeel. Het zijn de grenzen van onze kennis die haar betekenis
geven: de voorwaarden van onze kennis beperken haar maar maken haar
tevens mogelijk. Boehm citeert de gelijkenis van Kant: "De
lichte
duif, als ze in vrije vlucht de lucht, waarvan ze de weerstand voelt
doorklieft, zou de voorstelling kunnen krijgen dat het haar in de
luchtledige ruimte nog veel beter zou lukken. Zo ook verliet Plato de
zintuiglijke wereld daar deze het verstand zulke nauwe beperkingen
oplegt, en waagde zich aan gene zijde ervan, op de vleugelen van de
ideeën, in de lege ruimte van het zuivere verstand. Hij merkte niet
op dat hij door zijn inspanningen geen afstand won, want hij had geen
weerstand waaraan hij zich kon vasthouden, en waarop hij zijn
krachten kon zetten, om het verstand van zijn plaats te krijgen."
(2)
Met dit voorbeeld, aldus Boehm, sticht Kant een filosofie van de
eindigheid: het tegenbeeld van de klassieke Griekse filosofie van
Plato en Aristoteles die streeft naar een objectieve of een
goddelijke kennis.
Boehm
zegt dat Kant de objectieve kennis wel kritiseert maar er tenslotte
blijft aan vasthouden. Pas Fichte heeft eruit geconcludeerd dat aan
de objectieve kennis geen werkelijkheid beantwoordt: "Het
wezen van de [door Fichte] voorgestelde wetenschapsleer bestond in de
bewering dat de ik-vorm of de absolute reflectievorm de grond en de
wortel van alle weten is (...): De wetenschapsleer heeft het
bewijs geleverd dat [deze] reflectievorm (...) geen realiteit heeft,
maar alleen een leeg schema is." (3)Boehm
herhaalt dat Fichte's wetenschapsleer in het spoor van Kant's Kritik
nog steeds miskend wordt: zij kritiseert een vorm van kennis die "alle
realiteit vernietigt en verdringt door een systeem van lege
schemas en schaduwen." (4)
Volgens
Fichte is het ik de grond en de wortel van alle kennis maar die
kennis heeft geen werkelijk object: dit is absoluut idealisme; de
werkelijkheid beperkt zich tot de eigen ideeënwereld. Boehm zegt dat
derhalve een nieuwe kennis nodig is en hij treft ze al aan bij Marx,
Nietzsche en Husserl die 'onwetenschappelijk' zijn in de zin dat zij
geen objectiviteitsideaal wensen na te streven; het door de
objectieve kennis veronderstelde zuivere subject is immers geen mens: "De
moderne objectieve wetenschappen van de mens
bevestigen zeer scherp de angstwekkende vooronderstelling waarop het
theoretische ideaal van de objectiviteit in feite berust: dat mensen
in werkelijkheid helemaal niet bestaan; of veeleer een met dit ideaal
overeenstemmende, op de spits gedreven toestand zonder
vooronderstellingen volgens welke niet eens mag en zal worden
voorondersteld dat er nu eenmaal sinds aanzienlijke tijd in
werkelijkheid mensen bestaan." (5)
Niet
het bewustzijn bepaalt het leven, aldus Marx, maar het leven bepaalt
het bewustzijn. "[In
deze beschouwingswijze] die met het werkelijke leven overeenstemt,
gaat men uit van de werkelijke levende individuen zelf, en beschouwt
men het bewustzijn alleen als hun
bewustzijn. ( )
Haar vooronderstellingen zijn de mensen - en hun materiële
behoeften." Zo
ook wil Nietzsche dat men "zich juist de verscheidenheid
van de
perspectieven en de affectinterpretaties voor de kennis te nutte weet
te maken." (6)
Boehm
declameert: "Hoeden we ons namelijk, mijne heren
filosofen, van nu af, beter, voor het gevaarlijk oude
begripsverzinsel, dat een zuiver, willoos, pijnloos, tijdloos
subject der kennis heeft opgezet, hoeden we ons voor de vangarmen
van contradictorische begrippen als zuivere rede, absolute
geestelijkheid, kennis op zichzelf; - hier wordt altijd
verlangd een oog te denken dat helemaal niet kan worden gedacht, een
oog dat absoluut geen richting moet hebben, waarbij de actieve en
interpreterende krachten moeten worden belemmerd, moeten ontbreken,
waardoor toch het zien pas een iets-zienwordt..." (7)
Marx,
Nietzsche en Husserl vervangen in hun denken het abstracte 'subject'
door werkelijke mensen: "( ) Intussen heeft een weten
dat zich op zulke vooronderstellingen baseert en dat bijgevolg ook
zelf stelling neemt, ook reeds zijn productiviteit bewezen ( ) bij
Marx tegen het kapitalisme als het economisch systeem van het
tijdperk van de wetenschap, bij Nietzsche tegen de ascetische
idealen van een platonisch-christelijk bepaalde cultuur van de
onbaatzuchtigheid, bij Husserl tegen het objectivisme van de
moderneverwezenlijking van het antieke ideaal van zuiver
theoretisch weten." (7)
Aan
het ideaal van de objectieve kennis beantwoordt een psychisme en een
gedragssysteem "dat zich aan alle onmenselijke
omstandighedenaanpast ( )." (7)
Men
zou kunnen zeggen dat de coronakakafonie voor een groot stuk haar
oorsprong vindt in de vele valse noten welke ontspringen aan de
perversie die erin bestaat dat van de mens verwacht wordt dat hij
gaat dansen naar de pijpen van zijn eigen maaksels welke bedoeld
waren om hem het leven makkelijker te maken. Het is het verhaal van
de golem dat in de loop van de geschiedenis in een steeds weer nieuwe
vorm de kop opsteekt, te beginnen bij het scheppingsverhaal, waar de
Schepper uit kleiaarde een mens boetseert om Hem te dienen maar van
wie alras Hijzelf de dienaar wordt.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
11 februari 2021)
Verwijzingen:
(1)
Rudolf Boehm, Kritik der Grundlagen des Zeitalters (1973),
paragraaf 30. Een Nederlandse vertaling van de hand van Willy
Coolsaet met een taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy Quintelier
verscheen bij Het Wereldvenster, Baarn (1977). De integrale tekst van
het werk is beschikbaar op het internet op het volgende adresvan het Marxistisch Internet Archief:
Corona en de heilige zaak - Deel 34: Moderne wetenschap en techniek: een kosten-batenanalyse
Corona
en de heilige zaak:
Deel
34: Moderne wetenschap en techniek: een kosten-batenanalyse
Onder
het voorwendsel van een verhoopte natuurbeheersing verspeelt
de mensheid zichzelf maar dan rest de vraag: als de moderne
wetenschap een onzinnig spel zou zijn, hoe verklaart men dan haar
successen? Het antwoord van Rudolf Boehm (1) luidt dat deze successen
bijzonder bedrieglijk zijn.
Vooreerst
resulteren ze uit een aanpassing aan de natuurwetten:
succesvol is wie zich het gemakkelijkst aanpast aan de heersende
machten want aanpassing is het recept bij uitstek voor succes.
Heersers heersen dankzij degenen die zich aan hen aanpassen en
onderwerpen.
In
de eerste plaats hebben de successen van de moderne wetenschap en
techniek te maken met het vrijmaken van energie, met de ontketening
van chemische energieën, met de afbraak van complexe natuurlijke
structuren waarbij energie vrijkomt die uiteindelijk wordt omgezet in
warmte, die chaos is: energieverbruik doet de entropie toenemen. De
moderne techniek resulteert in een toename van entropie: ontbinding,
chaos, ongeordende beweging. Dit is de wet van de zichzelf
ontbindende natuur. En Boehm merkt op dat de entropie ook
onverminderd toeneemt waar het helemaal niet de bedoeling is om te
vernietigen. Dan rest de vraag: welk nut halen we dan uit ons
energieverbruik? Wat zegt de kosten-batenanalyse ter zake?
Vooreerst
is er de industriële productie en de vraag naar het nut van de
industriële producten. Installaties voor energiewinning verbruiken
zelf veel energie en machines produceren op hun beurt weer andere
machines totdat uiteindelijk nuttige toestellen bij ons terechtkomen:
auto's en allerlei huishoudtoestellen. Maar de vraag herhaalt zich of
die inderdaad nuttig zijn: wat zegt de kosten-batenanalyse?
Oorlogstuigen vernietigen, bij communicatietoestellen hangt het nut
af van de inhoud van de boodschappen en auto's maar ook andere tuigen
komen tegemoet aan behoeften... die ze op hun beurt zelf scheppen...
terwijl ze ook nog eens de wereld onleefbaar maken.
Boehm
schrijft: "Ze
hebben koelkasten nodig, om enigszins - tenminste schijnbaar - verse
voorraden aan voedingsmiddelen
te hebben en wat inkooptijd te kunnen besparen. Ze hebben wasmachines
nodig daar het hen voor het wassen gewoon aan tijd en ruimte
ontbreekt, het linnen in de industriegewesten echter snel en erg vuil
wordt. Ze hebben centrale verwarming nodig daar ze niet, emmer na
emmer, kolen naar de hoge verdiepingen van hun flatgebouw kunnen
slepen. Zonder auto is vaak opnieuw elk uitstapje in de frisse lucht
onmogelijk. In het bijzonder zijn vakantieoorden meestal zonder auto
- alleen al wegens de bagage en de kinderen - nauwelijks te bereiken,
hoewel dan ter plaatse de aanwezigheid en het verkeer van de autos
van de vakantiegangers, de vakantieplaats tot het evenbeeld van de
woonplaats dreigen te maken." (2)
Er
is met andere woorden de nutteloze onmisbaarheid van heel wat
producten die uiteindelijk alleen maar energie verbruiken. Boehm: "Men
moet eens een volgens
gangbare maatstaven industrieel en economisch hoog ontwikkeld
land beschouwen, bijvoorbeeld in het Europese Westen: welke
bedrijvigheid, welke inspanningen, welk lawaai en welke vuilnis, dit
alles te dragen en te verdragen door mensen, afgebeulde en zich
afbeulende mensen; men moet eens kijken naar hun gezichten, s
morgens vroeg reeds en dan in de late middag, men moet eens een blik
werpen op hun dagelijkse kleding en voeding; en men moet het
resultaat van hun moeite eens bekijken - armzalige huizen,
erbarmelijke straten, een paar bonte winkels in een paar opgesmukte
straten in een paar stadjes van een provincie; een paar bioscopen met
versleten fauteuilbekledingen, troosteloze gangen van de openbare
gebouwen; s avonds bier voor het schaduwspel van een vermoeide
fantasie op het televisiescherm. Er blijven uiteindelijk onder de
producten van de wetenschappelijke vooruitgang en van de industrie,
als diegene waarvan het nut en de nieuwe kwaliteit het minst
twijfelachtig is, de moderne geneesmiddelen. Maar ook hun nut kan
niet worden onttrokken aan het afwegen tegen de gezamenlijke kosten
aan industriële ontwikkeling, die hun productie vooropstelt, zeker
niet wanneer deze kosten de levensvoorwaarden en dus de wijze en de
waarde van het leven bepalen, dat de succesrijke bestrijding
van vele ziekten in staat is te verlengen; om niet te spreken over de
buiten alle verhouding hoge geneeskundig-farmaceutische kosten voor
het instand-houden van het leven van enkelingen, en zeker niet
weinigen, wanneer tegelijkertijd op dezelfde aarde nog altijd
oorlogen, volkenmoorden, honger en zelfs epidemieën, ja alleen al
verkeersongevallen, duizenden, zelfs honderdduizenden en soms
miljoenen wegrukken." (3)
De
productie ter wille van de productie doet de entropie toenemen, de
grondstoffen worden opgebruikt en bovendien is het nut niet voor
iedereen: de baten komen alleen ten goede aan de rijken. De wetten
van de concurrentiële economie liggen in het verlengde van de
onmenselijke natuurwetten: de concurrentiestrijd brengt het recht van
de sterkste in de samenleving binnen: de menselijke
overheersingsdrang resulteert uiteindelijk in zijn overheerst worden
door onmenselijke wetten en stort alle mensen in een onmenselijk
bestaan. (4)
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
9 februari 2021)
Verwijzingen:
(1)
Rudolf Boehm, Kritik der Grundlagen des Zeitalters (1973),
paragraaf 29. Een Nederlandse vertaling van de hand van Willy
Coolsaet met een taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy Quintelier
verscheen bij Het Wereldvenster, Baarn (1977). De integrale tekst van
het werk is beschikbaar op het internet op het volgende adresvan het Marxistisch Internet Archief:
Corona en de heilige zaak - Deel 33: De onmogelijke kennis van de wetenschap
Corona
en de heilige zaak:
Deel
33: De onmogelijke kennis van de wetenschap
Na
zijn bespreking van Spinoza, bekijkt Rudolf Boehm (1) het Essay
over het menselijk verstand van John Locke (1632-1704) waarbij
hij opmerkt hoe ook Locke zich bij zijn streven naar objectief weten
in feite verliest in een louter spel van de menselijke geest met zijn
eigen ideeën, waardoor het streefdoel een voorwendsel wordt voor dat
spel. Locke spreekt over kennis als over de samenhang tussen de eigen
ideeën die weliswaar tot ons komen via de gewaarwordingen van iets
dat buiten ons moet bestaan maar waarover uiteindelijk opnieuw
helemaal niets kan gekend worden, zodat, aldus Boehm, de zogenaamde
empirist in feite een verkapte idealist is die moet besluiten: our
most serious thoughts will be of little more use than the reveries of
a crazy brain. (2) Objectieve kennis is onmogelijk: bij
objectiviteit kan van kennis geen sprake zijn omdat kennis een
subject veronderstelt. In dat streven naar objectiviteit verspeelt de
mens bovendien aldus zijn mens-zijn zelf.
Ook
Spinoza en Locke ontkomen niet aan het dwaalspoor van Descartes: ook
zij belanden in ongerijmdheden (Spinoza's 'vrijheid door
onderwerping') en in onzin (Locke's onmogelijke kennis) en zo
reduceert de filosofie zichzelf tot een voorwendsel voor een louter
spel van de geest waarin middel en doel verwisseld worden.
De
onderwerping welke moet leiden tot de verhoopte heerschappij is in
feite een 'aanpassing', een 'meegaandheid' welke verkapt wordt door
een bedrieglijk geloof in de 'ontwikkeling' - een idee van eerder
theologische dan van biologische oorsprong dat zich meester gemaakt
heeft van het darwinisme en het uitgebuit heeft om de wetenschap te
rechtvaardigen: het concept 'ontwikkeling' snoert immers elke kritiek
de mond en eist krediet; het is een loutere belofte, een ongegrond
geloof in vooruitgang.
Maar
dit positivistisch geloof is in feite een gemaskerd negativisme; het
wordt begeleid door een cynisch negativisme dat op de ongegrondheid
van deze hoop wijst, zoals bij Pascal, Fichte en Marx, die dit spel
hebben doorzien. Edoch, aldus concludeert Boehm: als onze
wetenschappelijke kennis zich altijd slechts in de toverkring van
onze eigen menselijke ideeën en modelvoorstellingen zou bewegen en
niet zou mogen hopen een kennis van de werkelijkheid te zijn, waar
ergens kan dan nog sprake zijn van waarheid? (3)
Het
bewustzijn doorheen de tijden maar ook dat van elk individu schommelt
voortdurend tussen de twee polen van enerzijds een stringent
positivisme en anderzijds een cynisch negativisme. De idee van de
menselijke heerschappij over de natuur via zijn onderwerping aan
objectieve natuurwetten is niet alleen ongerijmd maar ook zinloos:
het is een vertwijfelde uitvlucht om dit ideaal niet te moeten
prijsgeven. (4)
In
dit tijdperk van de wetenschap beschrijft de mens zijn eigen
subjectiviteit aan de hand van wetten die enkel toepasbaar zijn op
een natuur waarvan eerst verondersteld wordt dat die los van het
menselijk bewustzijn zou kunnen bestaan maar zo'n benadering is een
louter spel dat de mens van zichzelf vervreemdt en waarin hij
zichzelf beschouwt als een partikel in een niet-menselijke
ontwikkeling die tevens onmenselijk is. De werkelijkheid is
daarentegen slechts wat zij is voor ons.
Objectieve
kennis is vals, zij kampt met de zelfreferentieproblematiek: wij
kijken toe op de wereld terwijl wij geloven dat het mogelijk is om
tegelijk te kijken en van de kijker abstractie te maken. Wij geven de
heerschappij over onszelf uit de hand aan een werkelijkheid (met
objectieve natuur- en ontwikkelingswetten) waarin wijzelf afwezig
zijn omdat we onszelf daarin eerst hebben herleid tot een onbekend
object, waardoor we als mens in feite verdwenen zijn. In dit spel
doen we afstand van ons recht om de werkelijkheid mede te bepalen als
werkelijkheid-voor-ons zodat de werkelijkheid tevens onmenselijk
wordt. Onder het voorwendsel van een verhoopte natuurbeheersing
verspeelt de mensheid zichzelf. (5)
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
9 februari 2021)
Verwijzingen:
(1)
Rudolf Boehm, Kritik der Grundlagen des Zeitalters (1973),
paragraaf 27. Een Nederlandse vertaling van de hand van Willy
Coolsaet met een taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy Quintelier
verscheen bij Het Wereldvenster, Baarn (1977). De integrale tekst van
het werk is beschikbaar op het internet op het volgende adres:
Corona en de heilige zaak - Intermezzo: Het dwaalspoor van Spinoza
Corona
en de heilige zaak:
Intermezzo:
Het dwaalspoor van Spinoza
Wat
Rudolf Boehm in zijn Kritik (1) vertelt over Spinoza ligt in
de lijn van zijn commentaar bij Descartes en van zijn nog te
bespreken commentaar bij Locke: de westerse filosofie bouwt verder op
het drijfzand van de antieke filosofen die geloven dat de objectieve
kennis binnen het bereik van de mens ligt en dat het verwerven ervan
hem een goddelijke macht zal verschaffen. Het geloof in de positieve
wetenschappen ligt helemaal in de lijn van dit vertrouwen in het
bereiken van die kennis en het voedt het vooruitgangsgeloof: de
overtuiging dat het met de wereld de goede richting uitgaat en dat
het pad dat het westen met de wetenschap, de techniek en de economie
heeft ingeslagen, alleen maar kan leiden tot een toename van macht,
welvaart, geluk, kennis - een pad dat naar sommigen verhopen ons
zelfs tot bij de onsterfelijkheid kan brengen. Edoch, om
verschillende redenen kan dit alles slechts een kostelijke illusie
zijn.
Een
niet zuiver filosofische kritiek die niettemin het vermelden waard
is, stamt van Herbert Marcuse en werd later hier te lande overgenomen
door Rudolf Boehm en vervolgens door Etienne Vermeersch en heeft te
maken met de voor het milieu rampzalige synergie van drie actuele
maatschappelijke peilers, namelijk de wetenschap, de techniek en de
kapitalistische economie.
Het
neoliberalisme met zijn middeldoelomkering herleidt mensen en dingen
tot hun loutere ruilwaarde, heeft geen oog voor intrinsieke waarden
en derhalve ook niet voor de eindigheid (van bijvoorbeeld
grondstoffen) en de uniciteit (van mensen). Een kapitalistische
economie vooronderstelt voor haar bestaan een bestendige groei
terwijl de eindigheid van essentiële grondstoffen maar ook de
eindigheid van tijd en ruimte (bijvoorbeeld inzake vervuiling en
afval te land en ter zee) grenzen stellen aan de groei. Meer
essentieel is echter de fundamentele kritiek bij de westerse
denkrichting en deze kan in verband gebracht worden met enkele
bedenkingen bij een fundamentele overtuiging waarop Spinoza zijn hele
denken heeft gegrondvest.
Spinoza
gelooft namelijk in de rede, de ratio, de logica, het wiskundige
denken, en, uiteindelijk, de positiviteit van waarheden en van de
waarheid zonder meer. De titel van Spinoza's hoofdwerk luidt: Ethica,
Ordine Geometrico Demonstrata, wat wil zeggen: Een ethiek,
bewezen op de manier waarop de meetkundige stellingen (van Euclides)
bewezen worden. Boehm wees reeds op de vrees van Descartes voor
de boze geest, namelijk de vrees voor de mogelijkheid dat wiskundige
waarheden niet op de werkelijkheid betrokken zijn omdat zij
onverschillig blijken voor het onderscheid tussen werkelijkheid en
droom (onwerkelijkheid) aangezien ze in die twee werelden even waar
zijn. De Euclidische meetkunde waar Spinoza op vertrouwt voor het
funderen van zijn ethica, is dus corrupt en derhalve zal ook zijn
ethica corrupt zijn. Maar er is nog een derde vorm van kritiek op
Spinoza mogelijk.
Ons
inziens is de Ethica vatbaar voor dezelfde kritiek waaraan de
oosterse filosofieën kunnen onderworpen worden. Sinds het ontstaan
van het Boeddhisme geldt het in het Oosten immers als een grote
wijsheid om zich bij de gang van zaken neer te leggen. De oorsprong
van het ongeluk bestaat volgens Siddharta Gautama in gehechtheid:
tegenover het feit van het leed stellen wij in gedachten het genot
vanuit een gehechtheid daaraan en tegenover het feit van de dood, de
gedachte aan het (verder)leven. Pas wanneer wij erin slagen om
gedachten die niet met de feiten stroken te overwinnen, verschalken
wij het ongeluk: dat is de kern van de leer van de onthechting.
Maar
in feite is deze vermeende wijsheid zelfbedrog: het is zonder meer
een verkapte struisvogelpolitiek. Als men aanneemt dat geluk bestaat
in de afwezigheid van ongeluk, dan is de gelukkigste mens diegene die
niet geboren is. Die absurde 'wijsheid' wordt trouwens ook door
bepaalde Griekse filosofen verkondigd. Hij keert terug bij Spinoza
die immers alle aandoeningen wil overstijgen middels de rede welke
hij identificeert met het inzicht in de noodzaak van de dingen. De
dood is onvermijdelijk en derhalve noodzakelijk en van zodra dit
inzicht aanwezig is, kunnen wie zich aan dit inzicht onderwerpen,
bezwaarlijk de dood nog betreuren zonder dit zelfde inzicht te
verloochenen, daar zij tevens zullen inzien dat het betreuren van het
onvermijdelijke geen enkele zin kan hebben omdat dit laatste inzicht
hetzelfde is als het eerstgenoemde maar dan in een enigszins andere
vorm.
Bijna
raakt de ataraxia of de onverstoorbaarheid van de Oude
Grieken die door Spinoza in ere wordt gehouden of in ere wordt
hersteld, aan de verfoeilijke onverschilligheid over welke
Primo Lévi schrijft dat zij nog erger is dan het kwaad van de shoah.
Immers, de afwezigheid van verzet met het oog op de eigen rust kan
slechts begrepen worden als lafheid of tenminste als de onwil
tot empathie. Want waar het onvermogen tot empathie
symptomatisch is voor psychopathie, kan de bewuste keuze daarvoor
niet anders dan misdadig zijn - alvast in het licht van de
christelijke ethiek die immers de naastenliefde presenteert als een
existentiële keuzemogelijkheid. (Een volgende kritiek bij Spinoza
betreft het objectivisme dat de ganse westerse denkrichting tekent en
deze kritiek wordt verderop geformuleerd.)
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
7 februari 2021)
Verwijzingen:
(1)
Rudolf Boehm, Kritik der Grundlagen des Zeitalters (1973). Een
Nederlandse vertaling van de hand van Willy Coolsaet met een
taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy Quintelier verscheen bij Het
Wereldvenster, Baarn (1977). De integrale tekst van het werk is
beschikbaar op het internet op het volgende adresvan het Marxistisch Internet Archief:
Corona en de heilige zaak - Deel 32: Spinoza's gammele idee van heerschappij (goddelijkheid) door onderwerping (redelijkheid)
Corona
en de heilige zaak:
Deel
32: Spinoza's gammele idee van heerschappij (goddelijkheid) door
onderwerping (redelijkheid)
Heel
terecht heeft Descartes ervoor gevreesd dat de goddelijke kennis voor
de mens onbereikbaar moest blijven: de zuiver theoretische kennis
zoals zij bijvoorbeeld in de wiskunde bestaat, is niet op de
werkelijkheid betrokken. Maar Descartes was niet bereid om dat toe te
geven en Spinoza is er nog minder toe bereid, aldus Rudolf Boehm.
Voor
Spinoza is God de wereldgrond, datgene wat aan de grondslag van alles
ligt, datgene wat wel op zichzelf kan bestaan maar zonder welk al het
andere niet kan bestaan: de substantie. De middeleeuwers
noemden dat het subjectum in de betekenis van draagvlak
(terwijl het elders ook het onderworpene kon betekenen).
Aristoteles sprak over het hupokeimenon. En hij beschouwde de
materie (materiaprima) als enige substantie terwijl
het subjectum verwees naar de innerlijke onbepaaldheid van al
het materiële. Hoe dan ook verwijst Spinoza's begrip van de
substantia als absoluut subject (God) naar het oneindige, het
onsterfelijke en Spinoza poogt de mogelijkheid van de mens om aan God
gelijk te worden, als volgt te redden.
In
zijn Ethica wordt betoogd dat wij ons moeten identificeren met
de rede die de zuiver theoretische, goddelijke kennis is omdat
redelijk handelen, handelen is overeenkomstig het inzicht in de
noodzakelijkheid. Ons verzet dat ons geluk in de weg zit, wordt als
het ware gebroken door het inzicht in de noodzaak van wat te gebeuren
staat: het inzicht bevrijdt omdat het de noodzaak openbaart die de
instemming van de rede meebrengt. Het zou redeloos zijn het
onmogelijke te betreuren maar even absurd ware het als men zou
afwijzen wat noodzakelijk is en derhalve werkt het inzicht in de
noodzaak bevrijdend. Maar volgens Boehm is het tegenstrijdig om die
feitelijke onderworpenheid met goddelijkheid te identificeren. (1)
Ook John Locke zal er niet in slagen om het ideaal van de absolute
kennis te redden. En we herinneren eraan dat we aldus opgescheept
blijven zitten met een wereldbeeld dat steunt op een vertrouwen in de
wetenschappelijke kennis waarvan wij geloven dat zij ons uiteindelijk
de absolute of de goddelijke kennis zal brengen, terwijl wij alleen
maar op een bijzonder hardnekkige manier een dwaalspoor volgen dat de
wantoestanden van vandaag verklaart en dat ons inziens ook wat licht
zou kunnen werpen op de alsmaar toenemende chaos waarin de wereld
ingevolge de huidige crisis is terechtgekomen.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
6 februari 2021)
Verwijzingen:
(1)
Rudolf Boehm, Kritik der Grundlagen des Zeitalters (1973),
paragraaf 26. Een Nederlandse vertaling van de hand van Willy
Coolsaet met een taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy Quintelier
verscheen bij Het Wereldvenster, Baarn (1977). De integrale tekst van
het werk is beschikbaar op het internet op het volgende adres:
Corona en de heilige zaak - Deel 31: De straf der goden
Corona
en de heilige zaak:
Deel
31: De straf der goden
Bij
de behandeling van René Descartes (1596-1650), de eerste beoefenaar
van de filosofie van de subjectiviteit, ontgint Rudolf Boehm een
bijzondere waarheid die ons van pas komt bij de bespreking van het
hedendaagse gebeuren omtrent de pandemie die de mensheid in haar
greep heeft gekregen en hij heeft het in feite over het gevreesde
'malin génie' van de filosoof.
We
zagen al wat de middeldoelomkering kan inhouden, onder meer volgens
Marx (inzake de economie) en volgens Pascal (over het
'divertissement') en laten wij eerst nog een ogenblik bij deze
laatste verwijlen.
Jagers
vermaken zich met de jacht welke hun toelaat ellende en dood te
vergeten: het aanvankelijke doel van de jacht is een haas te vangen
maar naderhand is de haas nog slechts een voorwendsel om te kunnen
jagen, zodat het doel een middel werd en het middel, de jacht, een
vermaak en dus een doel op zich. Mocht men aan de jagers een haas
geven, zo schrijft Boehm, ze zouden hem niet willen hebben. Pascal
schrijft in feite dat de jagers de haas ook gewoon konden kopen maar
dat ze dat uiteraard niet zullen doen: ze willen jagen, ze willen
zelf de haas gevangen hebben, hij wordt dan hun trofee.
Waar
Boehm verderop in zijn tekst Descartes bespreekt, herinnert hij eraan
dat de mens sinds het begin van de Griekse filosofie godgelijk wil
zijn door goddelijke kennis na te streven en dat is zoals hoger gezegd
een zuiver theoretische, objectieve kennis zoals ook God die zou
bezitten. En een van de meest zuivere vormen van kennis is nu de
wiskunde: de algebra en de (Euclidische) meetkunde. Dat de som van
twee en drie, vijf is, is altijd waar en dat een vierkant vier zijden
heeft, is ook altijd waar. Het is zodanig waar dat het niet alleen
waar is in de werkelijkheid; het is zelfs waar in de onwerkelijkheid
of dus in de droom. Men kan niet dromen dat men twee bij drie optelt
en niet vijf bekomt; men kan niet een vierkant dromen waarvan het
aantal zijden verschilt van vier.
Wiskundige
waarheden zijn waar in de werkelijke wereld maar ook in de
onwerkelijkheid of in de droom en zo zien wij dat wiskundige
waarheden en ook zuiver theoretische waarheden in het algemeen of dus
objectieve, goddelijke kennis, zich niets lijkt aan te trekken van
het onderscheid tussen de werkelijkheid en de droom.
Deze
zeer bijzondere vaststelling betekent in feite niets anders dan dat
die zogeheten allerhoogste kennis zich helemaal niets aantrekt van de
werkelijkheid zonder meer: zij is niet betrokken op de werkelijkheid.
Wat dus wil zeggen dat het gaat om onechte kennis. De vermeende
goddelijke kennis, onttrokken aan alle tastbare dingen, zo zuiver
theoretisch dat die onze geest zou vullen met onaantastbare,
goddelijke gedachten, is in feite geen kennis: het is onzin of
waanzin!
Bekijken
we nu de milieuproblematiek van naderbij, dan moeten we erkennen dat
de kern van het probleem ligt in het feit dat mensen geen respect
hebben voor de dingen die ze geheel gratis gekregen hebben: de
zuivere lucht, het zuivere water, de goede gezondheid, de vrijheid en
noem ze maar op, de geschenken uit de hemel waarover bijvoorbeeld
Seattle het heeft gehad in zijn beroemde toespraak. De mensen zijn
ondankbaar en zij gedragen zich zoals de jagers uit het verhaal van
Pascal: ze laken de dingen die hun zomaar aangeboden worden en ze
verkiezen het om zelf op jacht te gaan naar alles wat ze maar
begeren.
De
milieuproblematiek is hoogst dringend geworden, kinderen gingen
wereldwijd spijbelen voor de redding van moeder aarde, voor een
toekomst met schone natuur en gezondheid, maar het neoliberalisme wil
slechts economische groei: de jacht op geld, de verslaving aan een
werkelijkheid veranderd in een levensgevaarlijk spel. De verloedering
van het milieu lijkt de mensen helemaal niet te deren, zij lijken het
lot te tarten.
Met
de pandemie doet zich in één klap wereldwijd een milieu- en
gezondheidscrisis voor: de mensen worden massaal ziek en zij sterven
bij bosjes, de hospitalen wereldwijd liggen vol stervenden, de
lijkkisten stapelen zich op, intermenselijke contacten moeten
verboden worden, verplaatsingen tot een minimum beperkt. En dan
begint de jacht: de jacht op middelen om gezondheid en vrijheid te
creëren.
En
misschien is het uitgerekend dat wat de waanzin van deze tijd
uitmaakt: het mensdom gedraagt zich zoals de jagers van Blaise Pascal
die laken wat zij zomaar krijgen toegeworpen en die dan tot het
uiterste gaan om zelf in de wacht te kunnen slepen wat zij willen.
Zij bedanken voor gratis gezondheid, zij verkiezen zelf de gezondheid
als een prooi te kunnen vangen en ze dan te bezitten om ze vervolgens
te kunnen verkopen voor veel geld in de vorm van onmisbare medicijnen
en vaccins.
En
hetzelfde doen zij met de vrijheid en met alle andere dingen die eens
vanzelf aanwezig waren en helemaal gratis. Zoals het land dat ooit
iedereen toebehoorde, geprivatiseerd werd of dus aan ieder werd
ontnomen, zo ook verging het alle andere dingen van waarde: zij
werden koopwaar op de markt.
Boehm
verwijst ook naar de waarschuwing die Montaigne een halve eeuw eerder
gaf en herinnert eraan: "Met waanzin sloegen en straften de
goden volgens Griekse voorstelling de vermetele mensen." (1)
(Wordt
vervolgd)
(J.B., 3 februari 2021)
Verwijzingen:
(1)
Rudolf Boehm, Kritik der Grundlagen des Zeitalters (1973), pag. 135 van de PDF van de tekst (*). Een
Nederlandse vertaling van de hand van Willy Coolsaet met een
taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy Quintelier verscheen bij Het
Wereldvenster, Baarn (1977). De integrale tekst van het werk is
beschikbaar op het internet op het volgende adresvan het Marxistisch Internet Archief:
Corona en de heilige zaak - Deel 30: Een cultuur van de schijn die de werkelijkheid overtroeft
Corona
en de heilige zaak:
Deel
30: Een cultuur van de schijn die de werkelijkheid overtroeft
Als
jongste in de rij van de auteurs die de middeldoelomkering
beschrijven brengt Rudolf Boehm de Amerikaan Daniël Boorstin ter
sprake met zijn werk The Image - or What Happened to the American
Dream.
Image,
imago, voorkomen, beeld, schijn, spel dat de werkelijkheid in haar
schaduw stelt. Het gaat om de zogenaamde moderne cultuur die alom
verspreid raakt door het medium van de televisie met Amerika als
voorbeeld van de moderne wereld: een spektakelcultuur vol
theatraliteit en entertainment, verstrooiing, spel. Het
'divertissement' van de massa is dat van hun wereldbeschouwing
middels de televisie.
Ook
hier is weer volop de middeldoelomkering aan de orde: de media zelf
staan centraal, de inhoud doet er niet toe. Boeken worden nog slechts
geschreven om verfilmd te worden, films moeten worden gemaakt op maat
van televisieprogramma's, het medium is doel en de kunst moet zich
eraan aanpassen. Niet de kunst zelf maar vertolkers, dirigenten en
presentatoren maken dat klassieke muziek verkoopt. Beeldende kunst
dient om gereproduceerd te worden en om musea te vullen. The
Reader's Digest verkoopt aan haar consumenten het imago van
kenner van zaken die ze niet kennen. Commentaren op
gebeurtenissen overschaduwen de gebeurtenissen zelf. Feiten worden
verdraaid en staan ook in functie van de verdraaiingen.
Informatiewaarde triomfeert boven reële betekenis. Alles speelt zich
anders af dan het is als er camera's op gericht zijn. Alleen wie op
het scherm paraderen, bestaan ook echt en de werkelijkheid zelf
blijft verborgen.
Deze
tijd noemt zich het tijdperk van de wetenschap maar is gebaseerd op
een fundamentele onjuistheid: het ideaal van de absolute, zuiver
theoretische kennis. De aangehaalde auteurs hebben het niet altijd
even serieus bedoeld met hun kritieken en zo zegt Rudolf Boehm dat
hij Marx tegen diens gewilde mening in aanwendt maar Boehm drukt
niettemin op het objectieve belang van wat zij ons verklappen: al
deze auteurs zeggen haast letterlijk hetzelfde en dat terwijl ze
onafhankelijk van elkaar schreven en geheel onopzettelijk verkondigen
wat reeds Aristoteles vertelde.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
2 februari 2021)
Verwijzingen:
(1)
Rudolf Boehm, Kritik der Grundlagen des Zeitalters (1973). Een
Nederlandse vertaling van de hand van Willy Coolsaet met een
taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy Quintelier verscheen bij Het
Wereldvenster, Baarn (1977). De integrale tekst van het werk is
beschikbaar op het internet op het volgende adresvan het Marxistisch Internet Archief:
Corona en de heilige zaak - Deel 29: Een pleister op een houten been en een blok aan het been van de wereld
Corona
en de heilige zaak:
Deel
29: Een pleister op een houten been en een blok aan het been van de
wereld
Waar
Marx toont dat de kapitalist zijn kapitaal pas kan behouden als hij
het eindeloos uitbreidt (zonder het zelf op te eten) terwijl in dit
akelig spel de hele mensenmenigte opgeofferd wordt aan dit kapitaal
dat 'ergens' borg moet staan voor een ooit te realiseren toekomst
waarin alles voor iedereen voorradig zal zijn, brengt Rudolf Boehm in
zijn Kritik (1) vervolgens C.N. Parkinson op het toneel met
zijn satire van de moderne bureaucratie die op een gelijkaardige
manier evolueert.
Iedereen
kent het 'Peter principle' dat zegt dat in een hiërarchie elke
werknemer opklimt totdat hij zijn niveau van incompetentie bereikt
heeft maar Peter is dit principe schatplichtig aan de wetten van
Parkinson waarvan het slechts een uitbreiding is. Parkinsons
belangrijkste wet zegt dat werk zich uitbreidt totdat de daarvoor
voorziene tijd op is, wat in feite wil zeggen dat men de uren
waarvoor men betaald wordt, kan blijven vullen met allerlei karweien
die in feite van generlei nut zijn voor het bereiken van het doel en
die het doel ook opzettelijk ontwijken. (2)
Het
is de betrachting van alle mensen om ergens bij de overheid aan de
slag te kunnen, op een bureau terecht te komen en dan verder hogerop
te verhuizen van bureau naar bureau totdat men niet meer hoger kan.
Zo groeit de tewerkstelling in de bureaucratie jaarlijks met 5 tot 7
percent, evenwel zonder dat er meer gepresteerd wordt. Het doel is
ook hier een louter voorwendsel en men vermaakt zich met bezigheden
die het helemaal niet dichterbij brengen; een geweldige bedrijvigheid
wordt ontvouwd terwijl het eigenlijke werk nog niet eens is begonnen.
De ambtenaar die zijn einde in zicht krijgt, klampt zich krampachtig
vast aan zijn positie, hij beschouwt zijn mogelijke opvolgers als
rivalen die hij tegen elkaar moet uitspelen en hij neemt meer volk in
dienst zonder dat dit aarde aan de dijk brengt: de ambtenaar probeert
zijn einde te ontwijken door het werk te rekken, in feite in een
poging om het einde - de onafwendbare dood - te blijven uitstellen.
(2)
Nu
hoeft men geen maatschappelijk analyticus te zijn om te kunnen
vaststellen dat een gelijkaardig spel op touw gezet werd inzake de
zogenaamde bestrijding van het coronavirus. Als het al niet zo is dat
dit virus een louter maaksel is in de zin van een hype en dus een
bewust gefabriceerd voorwendsel om het dan zogezegd te kunnen
bestrijden, bijvoorbeeld omdat men nu eenmaal een vijand nodig
heeft teneinde alle neuzen in dezelfde richting en alle paarden in
hetzelfde span te krijgen, dan wordt het alvast met die bedoeling
gekoesterd en wel in die mate dat alom (streng verboden) satire en
spot uitbreken omdat ongehoorzaamheid maar ook rationeel verzet nu
eenmaal zwaar gesanctioneerd wordt en zelfs het recht op vrije
meningsuiting in het gedrang komt doordat niet zozeer de mening wordt
verboden maar het uiten ervan onmogelijk wordt gemaakt en wel middels
chantage via de kanalen welke bestemd zijn voor de verspreiding ervan
en die in handen zijn van uitgerekend diegenen die garen spinnen bij
het hele gebeuren.
Op
een nooit eerder geziene schaal worden nu al een jaar lang wereldwijd
massaal tijd en energie verkwanseld in een krankzinnig en zich almaar
uitbreidend spel dat de processie van Echternach naar de kroon steekt
en het blijkt bovendien een moordend spel op menig vlak. Het doet
denken aan de toren van Babel waarover het rapport van de Club van
Rome (3) in verband met de grenzen aan de groei schrijft dat men
eraan verder bouwt totdat hij niet meer hoger kan worden omdat vanaf
een zeker ogenblik alle aangevoerde materiaal onderweg naar de top
moet worden besteed aan herstellingswerken. Als de coronamaatregelen
ons sowieso al zullen verarmen, dan zullen wij er hoe dan ook moeten
op toezien hoe die coronaheisa in omvang zal toenemen totdat zij haar
maximale groei zal bereikt hebben om dan in de instandhouding van
zichzelf als volstrekt nutteloze en schadelijke ballast niet alleen
een pleister te zijn op een houten been maar tevens een blijvende
blok aan het been van de wereld.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
2 februari 2021)
Verwijzingen:
(1)
Rudolf Boehm, Kritik der Grundlagen des Zeitalters (1973). Een
Nederlandse vertaling van de hand van Willy Coolsaet met een
taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy Quintelier verscheen bij Het
Wereldvenster, Baarn (1977). De integrale tekst van het werk is
beschikbaar op het internet op het volgende adresvan het Marxistisch Internet Archief:
(2)
Ib., paragraaf 21. Onze tekst geeft een summiere weergave daarvan.
(3)
Herrera, Amílcar O. et. al., Het
Bariloche-rapport voor de Club van Rome,
Aula, Het Spectrum, 1978.
30-01-2021
Corona en de heilige zaak - Deel 28: Het afglijden van de werkelijkheid naar een spel
Corona
en de heilige zaak:
Deel
28: Het afglijden van de werkelijkheid naar een spel
Rudolf
Boehm legt er de nadruk op dat de auteurs die hij in zijn Kritik
(1) ter sprake brengt, op uiteenlopende tijdstippen in de
geschiedenis, op verschillende plekken en vooral geheel onafhankelijk
van elkaar tot eenzelfde conclusie kwamen inzake de pervertering van
de relaties tussen doel en middelen. Na Pascal is de visionaire
denker J. G. Fichte (1762-1814) aan de beurt die de dekolonisatie
voorspelt van een slavenhandel drijvend Europa dat toen al eeuwen de
rest van de wereld aan het uitbuiten was. Net zoals Pascal met zijn
divertissement wijst Fichte erop dat Europa onbekwaam is om
een stabiele economie te stichten omdat de liberalen in hun speldrift
de regelgevingen laken en alles met list en geluk willen bereiken in
een economie die veel wegheeft van een kansspel. Opnieuw is de
toekomst een louter voorwendsel geworden om op te kunnen gaan in het
middel, het economisch spel. In zijn lichtzinnigheid verkiest men het
voorbijgaande geluk van het ogenblik boven de zekerheid van de
toekomst en in een mentaliteit van "het zal wel in orde komen"
speculeert men over een eindeloos vrije toekomst vol
spelmogelijkheden maar in een streven om alles te zijn en overal
thuis te zijn, is men in feite nergens meer thuis. (2)
Karl
Marx (1818-1883) bevestigt het vermoeden van Fichte: het tijdperk van
het kapitalisme wordt gekenmerkt door productie ter wille van de
productie. Men verkoopt niet (wat men kan missen) om te kopen (wat
men nodig heeft) maar men begint nu ook (ongeacht wat) te kopen om
het te verkopen (met winst), en dat is speculeren, dat is
kapitalisme: het eindeloze, rusteloze opkopen en slijten van om het
even wat met niet langer de behoeftebevrediging als doel maar wel de
eindeloze zucht naar steeds meer winst. De wens om de natuurlijke
behoeften te bevredigen is niet langer de motor van de arbeid maar
het winstbejag en voor wie zich vermaken met de jacht op winst,
speelt alleen de ruilwaarde van de waren nog een rol: hun
gebruikswaarde is van geen tel meer, het is nog louter een
voorwendsel. Hetzelfde geldt dan uiteraard ook voor de arbeid en voor
de arbeiders en de consumenten: wie jagen op winst, interesseren zich
niet langer aan mensen die het beste van zichzelf leggen in het
voortbrengen van nuttige zaken: alleen de arbeidskracht belangt hen
aan en arbeiders worden vervangbaar door nieuwe arbeidskrachten en
door machines; het nut van de producten is bijzaak, hoofdzaak is dat
zij kopers vinden want ook tot kopers worden de mensen in dit systeem
herleid en zij zijn pas winstgevend als men hun zaken kan verkopen
die hun geld niet waard zijn zodat bedrog de regel wordt.
Nuttige
en onvervangbare waren zoals (levensnoodzakelijk) voedsel en
(eindige) grondstoffen worden vernietigd en mensen worden getaxeerd,
tot hun economisch nut herleid en vervangbaar geacht terwijl,
paradoxaal genoeg, aan het ruilmiddel geld een (bijna) intrinsieke
waarde wordt toegekend: voedsel wordt vernietigd, kostbare
grondstoffen weggegooid en mensen afgedankt om de koers van een munt
te sturen; (vooralsnog) 'gratis' gezonde lucht en water worden
evenmin gewaardeerd als gratuite arbeid en mensen zonder papieren
worden massaal en straffeloos ingezet als slaven: zij moeten
onderdoen voor rashonden die immers duur worden verkocht. Op die
manier gaat uiteindelijk al het intrinsiek waardevolle eraan: de
gezondheid wordt vernield van zodra zieken meer renderen en het
ongeluk tout-court wordt gecreëerd door wie winst slaan uit het
afkopen ervan. De handel in nutteloze en zelfs schadelijke zaken
neemt toe als zij maar een hogere ruilwaarde hebben, wat bijvoorbeeld
geldt voor drugs, die immers duurder zijn dan brood, ook al doden zij
in plaats van te voeden. Op die manier zal het kapitalisme
uiteindelijk alles vernietigen. (2)
Van
mondmaskers zeggen specialisten dat zij niet werkzaam zijn als zij
niet voorradig zijn en komen zij eenmaal in productie, dan worden zij
door diezelfde specialisten aangeprezen en door politici verplicht.
Vaccins vermelden de bijwerking van hun onwerkzaamheid voor 5 tot 40
percent van de ingeënten terwijl zij bedoeld zijn om 0,2 percent van
de bevolking te redden, een segment dat zich uiteraard situeert
binnen de groep van de 5 tot 40 percent voor wie de vaccins
onwerkzaam zullen blijven maar deze volstrekt nutteloze en zelfs
schadelijke waren moeten en zullen worden verkocht omdat ermee wordt
gespeculeerd: de geldwinst staat voorop en dat succes rechtvaardigt
het moordende kwaad. Een toenemende door het kapitalisme afgestompte
massa acht zich in het bezit van 'gezond verstand' waar zij oordeelt
dat wie niet (langer) economisch nuttig zijn, het recht verliezen om
te leven. God schept het leven maar het gouden kalf verspert de
toegang ertoe en eist als tol het ware, het goede en het schone op
maar eenmaal de ziel verdwenen, geeft alras ook het leven zelf de geest.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
1 februari 2021)
Verwijzingen:
(1)
Rudolf Boehm, Kritik der Grundlagen des Zeitalters (1973). Een
Nederlandse vertaling van de hand van Willy Coolsaet met een
taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy Quintelier verscheen bij Het
Wereldvenster, Baarn (1977). De integrale tekst van het werk is
beschikbaar op het internet op het volgende adres van het Marxistisch Internet Archief:
(3)
Ib., het eerste stuk van paragraaf 20. De (nog te vervolgen) theorie
werd hier wat ingeperkt en vereenvoudigd, abstracte formules werden
waar mogelijk door voorbeelden vervangen.
29-01-2021
Corona en de heilige zaak - Deel 27: Een met voorwendsels geperverteerde werkelijkheid
Corona
en de heilige zaak:
Deel
27: Een met voorwendsels geperverteerde werkelijkheid
De
mens wordt ervoor gestraft als hij zoals God wil zijn, zo vertellen
ons zowel de joodse als de Griekse mythen. De Griekse filosofie
daarentegen streeft wel de goddelijke kennis na met het oog op
menselijke vervolmaking en vergoddelijking met het vooruitgangsgeloof
in het vaandel: de hoop dat het in de toekomst alleen maar beter zal
gaan. En in het christendom is God in zijn genade door zijn
menswording zelfs naar de mens toe gekomen en hoeft men zich niet
meer schuldig te maken aan de hybris: de navolging van
Christus of de zelfvervolmaking, de heilig- of heelwording is
openlijk het levensdoel. De grens tussen God en mens is er opgeheven,
de dood is overwonnen en ofschoon christenen nog moeten sterven,
raakt de dood hen niet meer: de Verrezene is er reeds in de gedaante
van de Kerk, zo leert Augustinus; het geloof vervangt de
(filosofische) kennis die in haar ogen dwaasheid is want een verzet
tegen God. Zowel de Griekse filosofie als het christelijke geloof
manen de mens aan om zijn vergoddelijking na te streven en zich te
veronsterfelijken. In de theologie van Thomas Aquinas vloeien de
Aristotelische filosofie en het christelijke geloof samen vanuit
Anselmus' devies dat pas het geloof het verstand verlicht. Aldus
Rudolf Boehm in de paragrafen 14 en 15 van zijn Kritik. (1)
Het
streven naar godgelijkheid komt voort uit een vlucht voor de dood en
Boehm ontdekt dat die vrees geen vanzelfsprekendheid was in vroeger
tijden. Bij Hesiodos en Homeros maar ook bij de joodse patriarchen
die heel oud werden, was de dood veeleer iets waaraan men nu eenmaal
niet kon ontkomen, een gevolg van toeval of geweld, een
noodlottigheid en een noodzaak. Evenals Genesis spreekt
Anaximander over de noodzaak van het vergaan der dingen, over hun
terugkeer naar datgene waaruit ze zijn voortgekomen. Ook Prediker
Salomon ziet de dood als een noodzaak zowel voor de goeden als voor
de slechten. En nog in dezelfde periode leert Lao-Tse dat men zich
niet moet verzetten tegen het Tao, de loop der dingen, die de weg van
de noodzakelijkheid is, al is het zoals Rudolf Boehm opmerkt
dubbelzinnig aangezien de Chinese wijsgeer aanvoert als argument dat
aldus de dood geen vat op ons heeft. Daar tegenover predikt nu het
Christendom de opstand tegen de sterfelijkheid: heerschappij door
onderwerping, aldus Boehm, is het parool van onze tijd. (2) En dan
mondt het werk van de filosoof uit in de penibele vaststelling dat
het tijdperk van de moderne wetenschap op drijfzand rust wegens de
fundamentele vergissing die de middeldoelomkering is.
De
poging tot verwezenlijking van het ideaal van de absolute kennis
brengt een omkering teweeg van de natuurlijke relatie tussen middelen
en doelen: waar de middelen in dienst stonden van de doelen, zijn nu
de doelen loutere voorwendsels geworden die slechts in dienst
staan van de uitsluitende interesse in het omgaan met de tot
onderwerp van interesse verheven middelen. (3) Onafhankelijk van
elkaar hebben een vijftal auteurs gewezen op dit grondkenmerk van het
tijdperk van de wetenschap dat alle levensverhoudingen doordringt en
ontaardt en dat de vlucht voor de dood of de weigering van de mens om
mens te zijn, als motief heeft - het menselijke van het menselijk
bestaan wordt erdoor vernietigd en de verhoudingen van de mens tot
zichzelf, tot de anderen en tot de realiteit worden erdoor verstoord
(4): Pascal zegt dat de mens zich gedraagt alsof hij niet moet
sterven: hij vermaakt zich (met onder meer de filosofie) alsof het
leven een spel was en zijn tijd onbeperkt. Door middel van dit
vermaak ('divertissement') vlucht hij in illusies en dit middel is
zijn doel. Ook Fichte toont hoe in het tijdperk van het verderf de
drift domineert en het leven een spel wordt. De mensen achten
zichzelf goden en willen alles doch zij bereiken helemaal niets. Marx
laat zien hoe de behoeftebevrediging een voorwendsel wordt om
ongeremd te kunnen produceren, waarbij de zin uit de arbeid wegebt en
de mens van zichzelf vervreemdt. Parkinson beschrijft de vervreemding
in de bureaucratie als vorm van heerschappij: vergrijzende ambtenaren
pogen hun eindigheid te verdoezelen door zich vast te klampen aan
eindeloze en doelloze arbeid. En Boorstin legt uit hoe de massa haar
dominerende levensdoelen (de moderne cultuur) vervult door zich uit
te leven in een doelloze omgang met de middelen en dit onheil vloeit
voort uit extravagante verwachtingen: de mens doet alsof hij
onsterfelijk is en hij speelt zijn leven waardoor hij zijn
menselijkheid verspeelt. Terwijl hij gelooft het menselijke te
overstijgen, verliest hij het. Uitgerekend in de poging zelf om
godgelijkheid te realiseren, komt de verkeerdheid daarvan aan het
licht. (5)
De
eerste auteur die Boehm analyseert als ontmaskeraar van de
middeldoelomkering is Blaise Pascal (1623-1662) in zijn Pensées.
Het is de hoogmoed, het streven naar godgelijkheid, wat de mens doet
vallen, zegt Pascal: de goddelijkheid van de ellendige mens bestaat
alleen in zijn fantasie, in zijn gedachten. Tegen de ellende en de
dood valt niets anders te bedenken dan er niet aan te denken. Vandaar
zoeken mensen afleiding ('divertissement') om hun dodelijke
levenseinde niet te moeten zien: in de filosofie, in de oorlog, in
het spel, in de wetenschappelijke arbeid.
Daarbij
is nu de middeldoelomkering bij uitstek zichtbaar in het spel: we
nemen aan dat de gokker speelt (middel) voor geldwinst (doel) maar in
feite is het omgekeerde waar: de geldwinst is slechts een voorwendsel
(dus geen doel doch een middel) om te kunnen spelen, zodat het spel
zelf het doel is. Het voorwendsel is onontbeerlijk maar het doel is
het spel, het 'divertissement', de afleiding die ons ons trieste lot
moet doen vergeten. Rudolf Boehm verwoordt de essentie van de
middeldoelomkering bij Pascal als volgt: De
haas die men achterna rent men zou hem niet moeten hebben, indien
hij zo werd aangeboden ... Deze haas zou ons niet beschermen tegen de
aanblik van de dood en van de ellende die er ons nog van afhouden,
maar de jacht beschermt er ons tegen. De jacht schijnt een middel
tot het doel: de haas neerschieten. De haas blijkt een voorwendsel te
zijn, hoewel een onontbeerlijk voorwendsel. De jacht is geen louter
middel; in de jacht zelf ligt de belangstelling. Hij leidt af. (6)
Op
dezelfde wijze is de ontzaglijke machinerie die wereldwijd op gang
kwam sinds de plaag onder de mensen is, helemaal geen middel om die
plaag te bestrijden doch een gigantisch en grotesk afleidingsmaneuver
dat sowieso voorbijschiet aan het voorgewende doel en waarin op de
koop toe de wetenschappelijke bedrijvigheid, welke de nieuwe religie
van deze tijd is, alsook de wereldpolitiek met inbegrip van alle
machtigen der aarde zich zoals nooit tevoren vergalopperen en
belachelijk maken. Het doet allemaal denken aan de in Ein
deutsches Requiem van
Johannes Brahms vereeuwigde Psalm 39:
(...)
Siehe, meiner Tage sind einer Hand breit bei dir, und mein Leben ist
wie nichts vor dir. Wie gar nichts sind alle Menschen, die doch so
sicher leben! (Sela.) Sie gehen daher wie ein Schemen und machen sich
viel vergebliche Unruhe; sie sammeln, und wissen nicht, wer es
einnehmen wird. Nun, HERR, wes soll ich mich trösten? Ich hoffe auf
dich.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
29 januari 2021)
Verwijzingen:
(1)
Zie de paragrafen 14, 15 van: Rudolf Boehm, Kritik der Grundlagen
des Zeitalters (1973). Een Nederlandse vertaling van de hand van
Willy Coolsaet met een taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy
Quintelier verscheen bij Het Wereldvenster, Baarn (1977). De
integrale tekst van het werk is beschikbaar op het internet op het
volgende adres van het Marxistisch Internet Archief:
Corona en de heilige zaak - Deel 26: Pandora en het panopticum
Corona
en de heilige zaak:
Deel
26: Pandora en het panopticum
In
zijn Kritiek van de grondslagen van onze tijd (1) vergelijkt
Rudolf Boehm de Joodse theologie, de Griekse mythologie en de Griekse
filosofie met elkaar en na zijn behandeling van het zondevalverhaal
in Genesis wijst hij erop hoe ook de Spreuken van Salomon
de mens confronteren met de noodzaak zich aan zijn grenzen te houden
en nimmer het goddelijke te begeren. Daarna verduidelijkt hij hoe de
Griekse mythologie (zeer in tegenstelling tot de Griekse filosofie)
dezelfde kennis deelt: volgens Hesiodos' verhaal van de mythe van
Pandora komt alle menselijke ellende voort uit de hoop.
Volgens
Hesiodos (Werken en dagen en Theogonie) ligt de tweedracht (tussen de
mensen en de goden) aan de wortel der dingen. Wedijver in de arbeid
is goed maar het ontvluchten van de arbeid in een wedijver met de
goden (het streven naar godgelijkheid) leidt slechts tot oorlog.
Boehm verklaart hoe tot tweemaal toe de goden de mensen straffen voor
het overschrijden van hun grenzen. Een eerste keer door hen het
vuur, het meest eigene van hun leven, te ontnemen (2) en nadat
Prometheus het vuur steelt en aan de mensen teruggeeft, beraamt Zeus
als wraak een nog groter kwaad dat zijn doel niet kan missen omdat
het de mensen zodanig verleidt dat ze ernaar verlangen: Pandora. (3)
Pandora
of het geschenk ('dora') waaraan alle goden ('pantes') hun aandeel
hebben, is volgens Boehm de vrouw als zodanig: gemaakt uit aarde en
water maar naar het evenbeeld der godinnen, spreekt zij slechts
leugens; zij is de diepe val zonder uitweg die de goden voor de
mensen hebben bereid. Epimetheus aanvaardt de gave, waarop Pandora
met de inhoud van haar vat alle kwalen onder de mensen verspreidt.
Vooraleer de hoop eruit ontsnapt, sluit ze het deksel.
De
hoop is de voorstelling van het gegeven zijn van iets dat ontzegd is,
aldus Boehm: de verleiding van en tot de hoop is het onheil dat de
vrouw als zodanig onder de mensen brengt. Hesiodos leert dat wie niet
huwen, alleen sterven en zonder hoop maar ook wie huwen, leven in
kommer: de vrouw als godsgeschenk belooft de hoop op een toekomst na
de dood tot onheil van de mens. Het geloof in de vooruitgang met een
godgelijke, arbeidsvrije toekomst is ijdel: de arbeid stelt geen
andere hoop dan wat hij zelf presteert en alleen steeds weer het werk
van de dag kan de vruchten van eerdere arbeid vrijwaren. Als remedie
tegen het onheil wijzen de joden de vreze Gods aan en de tucht,
terwijl de Grieken met Hesiodos hun heil zien in de arbeid maar
beiden leren ze dat het nastreven van het goddelijke zelfs het
menselijke verderft. (4)
Een
panopticum is een gevangenis met een centrale, alles en allen
overschouwende bewaking en reeds vindt de huidige wereld er zijn
evenbeeld in vanwege het totalitarisme dat ontspruit aan het geloof
in de absolute kennis zoals de ellende aan Pandora's vat. De wereld
als panopticum is het product van het megalomane verlangen van
miljardairs-psychopaten naar de absolute controle over alles en
iedereen: verdwaasd door de macht van het geld, willen deze dienaren
van de mammon zelf als goden regeren over de levende schepping.
Noodgedwongen want niet bij machte om zelf leven te creëren, zoeken
zij in hun jaloezie hun heil in moord en meer bepaald in de genocide
welke zich nu gestaag voltrekt: de massamoord op mensen, onder meer
in de Europese concentratiekampen in Turkije, alsook de verdelging
van andere soorten ingevolge de verloedering van het milieu. In een
totale verblinding door het nochtans geheel onvruchtbare goud, wordt
nu zelfs openlijk beraamd om de wereldbevolking 'terug te schroeven':
het mensdom als speelbal van gewetenloze gokkers.
Waar
Pandora een vergiftigd geschenk is, een val bereid door de goden als
straf voor de menselijke hybris, is het panopticum het
satanische loon daarvoor. Uit de oude mythe van Pandora konden wij
nog lessen trekken voor de toekomst maar vandaag is het te laat, wij
trekken messen voor de toekomst, de hoop is op: de nieuwe realiteit
van het panopticum dwingt tegen beter weten in tot actieve
participatie aan het continueren van ons eigenste ongeluk. Want de
hoop zat in het binnenste, dat er nu niet meer is, daar het einde van
de privacy ook de dood is voor de ziel.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
27 januari 2021)
Verwijzingen:
(1) Rudolf Boehm, Kritik
der Grundlagen des Zeitalters (1973).
Een Nederlandse vertaling van de hand van Willy Coolsaet met een
taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy Quintelier verscheen bij Het
Wereldvenster, Baarn (1977). De integrale tekst van het werk is
beschikbaar op het internet op het volgende adres van het Marxistisch Internet Archief:
(2)
Daarmee straft Zeus de mensen nadat hun zaakwaarnemer Prometheus op
een diner aan de mensen het deel van een os schonk dat toekwam aan de
goden.
(3)
Pandora of de goddelijk gave waarvoor Epimetheus nochtans waarschuwde
ze niet te aanvaarden, onthult het verderfelijke van het menselijke
streven om godgelijk te worden.
(4)
Zie: Rudolf Boehm, Kritik der Grundlagen des Zeitalters, de
hoofdstukken 12 en 13.
25-01-2021
Corona en de heilige zaak - Deel 25: Met het leven spelen. Dostojevski, Augustinus, Goethe en Wilde over Lucifer
Corona
en de heilige zaak:
Deel
25: Met het leven spelen. Dostojevski, Augustinus, Goethe en Wilde
over Lucifer
Om
het apparaat van een doldraaiende economie nog verder draaiende te
kunnen houden, wat men vandaag in zijn waanzin alsnog poogt te doen,
hierbij het geschenk van de pandemie welke tot rust en tot
heroriëntering uitnodigt, in de wind slaand - om dat te kunnen
blijven doen, is helemaal geen energie nodig: er is omzeggens
negatieve energie nodig, met name de energie waarmee een verslaving
zichzelf op gang houdt.
Energie
is nodig voor de opbouw van al het goede maar het goede volgt niet
vanzelf uit het voorradig zijn van energie; de beschikbare energie
zet niet zichzelf in goede dingen om: zij dient verbruikt te worden
volgens een welbepaald plan dat goed moet zijn of constructief.
Verslaafden hebben een gebrek aan energie, al hun nog voorradige
energie wordt opgebrand in functie van hun verslaving; hun verslaving
slorpt alleen maar energie op en vernietigt deze zoals in een oorlog
alles wordt vernietigd door de energie van bommen en granaten. Op een
gelijkaardige manier is een ongestuurde vrijemarkteconomie een kip
zonder kop: dat het middel doel werd, betekent dat alles is gaan
draaien om geld, terwijl de zaken zelf welke met geld verhandeld
worden, totaal verwaarloosd zijn. Uiteindelijk is ook de mens voor wie de economie bedoeld is, helemaal op het achterplan geraakt: hij
is verworden tot de slaaf van zijn instrumentarium.
De
speler uit 1866 van de grote Russische schrijver Fjodor
Dostojevski laat zien (volgens Sigmund Freud en hierbij Dostojevski's
uitleg zelf tegensprekend (1)) hoe het bij een gokker niet zozeer te
doen is om geld en winst maar veeleer om het spel zelf, om de
spanning van het spel waarbij uiteindelijk gespeeld wordt met het
eigen leven en dat is wellicht de essentie van verslaving: de
vreemde, onverklaarbare aantrekkingskracht die uitgaat van de
vernietiging van een goed, gebeurlijk het ultieme goed; het op het
spel zetten van het eigen leven maar in het onderhavige geval eerst
dat van anderen. En bij wie het erom gaat de carrousel van de
economie draaiende te houden en ongeremd aan te zwengelen,
uiteindelijk ten koste van al het goede, kan winstbejag vanuit het
begrijpelijke overlevingsinstinct weliswaar een initiële motor zijn
maar die aanvankelijke beweegreden blijkt alras weg te vallen en in
de meeslepende passiviteit van een verslaving over te gaan, waarbij
de eerst nog sturende mens zich gestaag onderwerpt aan een stuurloos
ding waarin hij zich geheel verliest.
Het
panopticum nu, is een reconstructie van de maatschappij, een
herschepping van een samenleving die aanvankelijk een
gemeenschappelijk goed op het oog had, tot een louter instrument van
een gigantisch opgezet spel met in de lagere echelons min of meer
(voor derden) 'onschuldige' verslaafden (die niettemin zelf
geslachtofferd worden) maar in de hogere echelons, megalomane
superverslaafden met een principieel alles vernietigende capaciteit.
In uitgerekend deze verderfelijke machine wordt momenteel op
meedogenloze wijze en in een razend tempo de hele wereldactiviteit
omgezet. En een analyse van deze catastrofale transformatie van het
leven kan slechts aan het licht brengen dat de enige zinvolle remedie
deze is welke de specifieke mentaliteit waarin de genoemde verslaving
gedijt, bestreden wordt.
Verslaving
is een kwaad en sinds Augustinus van Hippo wordt het kwaad negatief
gedefinieerd en meer bepaald als een tekort aan het goede.
Verslaving treedt dan ook pas op van zodra dit tekort een feit is
geworden. Edoch, de specifieke verslaving welke het panopticum in
stand houdt en nog doet uitbreiden en die de verslaving is aan een
spel waarin geld een belangrijke rol speelt, heeft niet het tekort
aan geld als motor. Het goede is hier namelijk niet het geld,
aangezien de geldzucht zorgt voor een teveel aan geld. De
verslaving (aan het spel en eventueel aan geld) is er ter compensatie
van een heel ander tekort dat echter niet doeltreffend door een
verslaving kan vervangen worden. De verslaving tracht een leegte te
vullen maar kan daar nooit in slagen: zij is zoals het tijdverdrijf
dat het wachten draaglijker maakt, echter zonder dat dit tijdverdrijf
de aanwezigheid van diegene op wie gewacht wordt, naderbij kan
brengen. En hoe intens men de economie ook doet draaien: zij kan het
goede onmogelijk bevorderen omdat zij dit helemaal niet op het oog
heeft. Wat onze kapitalistische economie op het oog heeft, is
zichzelf en niets anders: zij is geslaagd in haar hoedanigheid van
kapitalistische economie op voorwaarde dat en zolang als zij zichzelf
kan laten groeien. Maar omdat wij weten dat de groei eindig is daar
ook de dingen nodig voor die groei niet onuitputtelijk zijn, is een
kapitalistische economie zelf een eindig ding en meer bepaald een
ding dat nu al op zijn laatste benen loopt. Omdat wij zonder economie
niet kunnen, moeten wij op zoek naar een andere dan de
kapitalistische economie. Het panopticum, eigen aan het
neoliberalisme dat steunt op de kapitalistische economie, blijkt
volslagen blind voor het feit dat zijn activiteit de
tegendoelmatigheid deelt van de economie omdat zij beide het middel
met het doel verwisseld hebben.
Het
panopticum als vorm van goddelijke en derhalve verboden kennis
begeerd door mensen, brengt ongeluk, verknecht en doodt uiteindelijk
de menselijke ziel. In feite weerspiegelt de constructie die
oorspronkelijk bedoeld was voor een gevangenis, de hel waarin de mens
belandt als straf voor zijn overmoed. Het panopticum verwijst daarom
ook naar de Faust-legende van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832):
Faust wil beschikken over hogere, goddelijke en daarom voor mensen
verboden kennis en de demon Mefistofeles, vertegenwoordiger van
Lucifer, helpt hem hierbij in ruil voor zijn ziel. De Hebreeuwse naam
Mephistoph betekent 'vernietiger van het goede' of 'pleisteraar van
leugens'. In The picture of Dorian Grey uit 1890 voert de
Ierse auteur Oscar Wilde een eigen Faustfiguur op die zijn ziel
verkoopt voor de eeuwige jeugd, welke echter eindigt met zijn dood.
De zedenles erin luidde volgens Wilde zelf: All excess, as well
as all renunciation, brings its own punishment. Andermaal het
Helleense thema van de nimmer onbestrafte hubris dat niets
goeds belooft voor het hedendaagse panopticum.
Het
panopticum is er ter wille van ons aller veiligheid, zo wordt het ons
tenminste voorgehouden, voorgelogen en vooral: zo wordt het ons door de strot geramd, want paradoxaal genoeg is er geen verzet
mogelijk tegen deze zelfverklaarde zogenaamde zorg. De zorg voor onze
veiligheid kan niet geweigerd worden en de perversiteit van die
verplichting om zich die zogenaamde zorg te laten welgevallen,
verraadt zichzelf in het feit dat zorgweigeraars bestraft worden en
wel met hoge boetes en met vrijheidsberoving, wat eigenlijk wil
zeggen: met nog meer vrijheidsberoving, want de vermeende
schenking van veiligheid verkapt een diefstal van
vrijheid.
Alle
mensen hebben het recht om zich uit veiligheidsoverwegingen te
verzekeren en zij mogen dat zelfs doen bij malafide verzekeraars die
hun klanten beloven te beveiligen terwijl zij hen middels onredelijk
hoge premies bestelen. Maar niemand heeft het recht om een ander
te verplichten om zijn vrijheid te beperken (want dat is de essentie
van betalen omdat geld vrijheid representeert) met het oog op zijn
veiligheid: de afweging is wezenlijk een vrije ruil (namelijk van
vrijheid tegen veiligheid) en ruilen is een persoonlijke
aangelegenheid waarmee derden geen krieken te eten hebben. Het
argument dat wie de opgedrongen ruil weigeren, met de veiligheid en
derhalve met het leven van anderen spelen, snijdt pas hout waar
objectief vaststaat dat de ruil in kwestie voor iedereen winst
oplevert.
Dat
zou bijvoorbeeld het geval zijn waar de handel in en het gebruik van
alcohol verboden wordt met dezelfde strengheid waarmee vandaag de
coronamaatregelen gehandhaafd worden: van alcoholgebruik is afdoende
aangetoond dat het de oorzaak is van allerlei ziekten en, veel erger
nog, dat alcoholgebruikers het leven van anderen in gevaar brengen -
alleen al inzake het verkeer zorgt deze harddrug in ons land
jaarlijks voor duizenden slachtoffers, vaak kinderen. Alcohol, tabak,
zogenaamde softdrugs die men zelfs wil legaliseren en een hele resem
aan gevaarlijke producten, toestanden en activiteiten welke vandaag
onder de paraplu van de vrijheid worden gepromoot. Het gezag handelt
volstrekt ongeloofwaardig waar het de maatregelen passend voor een
groter kwaad toepast bij een gering kwaad terwijl het groter kwaad
niet alleen getolereerd wordt maar bovendien aangemoedigd, zoals de
uitzonderingsregel dat wie roken of alcohol aan het consumeren zijn,
geen plicht tot mondmaskerdracht hebben.
Wat
betreft daarentegen de perverse handel van de coronamaatregelen, is
de enige die daar garen bij spint, de onmens die genesteld zit in de
kern van het panopticum: de boze worm die knaagt door 't hart
der wereld. (1) De menigte aan mensen die aldus gevolgd
worden, worden daarbij zonder meer van hun privacy en derhalve van
hun ziel zelf beroofd.
De
ziel is het kostbaarste wat een mens bezit omdat het wezen van een
mens met zijn ziel samenvalt. (2) Maar naast die kwestie staat nog de
vraag wat de bedoeling dan wel kan zijn van wie zich inlaten met de
'ontzieling' van de massa: wie heeft er baat bij dat mensen danig in
de gaten worden gehouden dat zij er hun ziel bij inschieten? Want,
andermaal: dat is zonder twijfel het geval. Wie gecontroleerd worden,
gaan zich gedragen zoals dat van hen verwacht wordt, zij verliezen
hun vrijheid omdat zij de privacy moeten missen die noodzakelijk is
om bij zichzelf te rade te kunnen gaan en onafhankelijk van allerlei
druk, beslissingen te kunnen nemen. Zo heeft weinige jaren geleden de
Russische president Poetin de inwoners van de Krim zelf laten stemmen
over de annexatie van dat schiereiland bij Rusland en hij is er met
glans in geslaagd om het grondgebied in te lijven maar dan wel nadat
hij eerst de bevolking onder een bijzondere druk gezet had door
indrukwekkende oorlogsschepen te laten aanmeren in de havens van de
grote kuststeden aldaar.
Op
het eerste gezicht berokkent het panopticum aanzienlijke schade aan
wie in de gaten worden gehouden terwijl het gissen blijft naar wie
zich daar dan voordeel mee doen. Het kwaad bestaat er echter in dat
de mensen die slachtoffer zijn van het panopticum niet zonder meer
uitgeschakeld worden doch in bezit genomen: het leven van mensen die
gecontroleerd worden, wordt gespaard en de ironie van het lot wil
bovendien dat de rampzalige controle zich profileert als
levensreddend, terwijl zij het tegendeel bewerkstelligt, niet
omdat zij de geviseerden doodt maar omdat zij hen uitholt, hen
als het ware herprogrammeert en hen vervolgens aanwendt voor
doelstellingen die volledig vreemd zijn aan de menselijke. Het
wraakroepend karakter van de hele operatie wordt pas duidelijk waar
tevens blijkt dat het nieuw ingeplante doel waarvoor de mensen
eigenlijk als robots geactiveerd worden, in feite een onding
is: het is de economie als doel op zich, het draaien van de
geldhandel, het produceren om te produceren, het consumeren om te
consumeren, het kopen en het verkopen zonder maat en zonder einde in
een roes die voortdurend wordt aangezwengeld. Het is de groei ter
wille van de groei. De molen draait om te draaien, hij draait met
andere woorden zot. En het zijn de tot robots herprogrammeerde mensen
die er moeten voor zorgen dat het draaien niet ophoudt: zij draaien
totdat ze erbij neervallen en worden dan vervangen. Van mensen en van
menselijke doelstellingen zoals vrijheid en geluk, zoveel is
duidelijk, is dan allang geen sprake meer. Aldus wordt al het schone
van de schepping door de duivel opgevreten, opgebrand.
(J.B.,
25 januari 2021)
Verwijzingen:
(1)
Dante Alighieri, De goddelijke komedie, vertaald door
Christinus Kops O.F.M. en opnieuw uitgegeven door Gerard Wijdeveld,
De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, p. 200. Het betreft vers 108
van de Vierendertigste Zang van het Eerste Lied,
getiteld: De Hel.
Corona en de heilige zaak - Deel 23: De duivel ziet u
Corona
en de heilige zaak:
Deel
23: De duivel ziet u
Op
zoek naar de oorsprong van de menselijke ontevredenheid met de
praktische, bruikbare kennis en zijn trachten naar absolute kennis of
kennis ter wille van de kennis, kennis zoals ook god die zou hebben,
wijst Rudolf Boehm erop dat dit streven er reeds was in de Griekse
filosofie van Plato en vooral Aristoteles en wel met het oog op
godgelijkheid en meer bepaald onsterfelijkheid. Edoch, met dat soort
van kennis kan een mens niets aanvangen, in tegendeel: ze maakt hem
ongelukkig omdat zij ervoor zorgt dat hij zichzelf ziet zoals god hem
ziet en dat wil zeggen: als een sterfelijk schepsel en niet als de
god die hij geloofde te zullen zijn eenmaal hij die goddelijke kennis
bezat. Hoe theoretischer de kennis, hoe meer zij wereldvreemd is.
Er
is een verband tussen de Griekse filosofie (van bijvoorbeeld
Aristoteles) en de theologie (van bijvoorbeeld Thomas Aquinas) omdat
ook deze laatste naar de Scientia Divina of de goddelijke
kennis streeft, in de (valse) overtuiging dat een kennis over
god ook een kennis van god is - een kennis die de bezitters
ervan aan god gelijk zal maken.
In
de theologie is nu sprake van een kennis op grond van goddelijke
openbaring en het verband met filosofie situeert zich daar waar het
verstand een filosofisch systeem bouwt waarvan de inhoud overeenstemt
met wat de openbaring leert: daar geven de op openbaring gefundeerde
theologie en de theologische filosofie elkaar de hand.
In
feite zijn godsbewijzen irrelevant omdat Gods werkelijkheid zich
manifesteert, met name in de werkzaamheid die een voorwerp van
liefde uitoefent op de liefhebbende. Boehm zoekt naar het verband
tussen enerzijds het Griekse prefilosofische, mythologische denken
(van bijvoorbeeld Simonides en Hesiodos) waaruit de Griekse filosofie
voortgekomen is en anderzijds de Joodse verhalen (en in het bijzonder
de mythe van de zondeval en de spreuken van Salomon) waaruit het
Christendom voortkwam: in de beide gevallen staat namelijk de vlucht
van de mens voor de dood centraal. Aristoteles stelt vast dat de
menselijke natuur op veelvuldige wijze geknecht is en waar hij dan
spreekt over het menselijk streven om via het verwerven van
goddelijke kennis (kennis ter wille van de kennis) aan god gelijk of
onsterfelijk te worden, stelt ook Genesis de vraag naar de
oorsprong van de dood en Boehms analyse van het zondevalverhaal gaat
als volgt.
Het
eten van de verboden vrucht om de kennis van goed en kwaad te
verwerven zoals verraden door de slang, werd bestraft met het lijden
en de dood maar de slang sprak waarheid: de mens stierf niet meteen
en kreeg alsnog de goddelijke kennis welke erin bestaat zichzelf te
zien met goddelijke ogen en dus als onvolmaakt, niet goddelijk
schepsel. Daarenboven werd de mens niet sterfelijk omdat hij het
reeds was maar de toegang tot de (boom der) onsterfelijkheid werd hem
voortaan wel verhinderd (door een cherub met een zwaard). Terwijl
Aristoteles spreekt over een zuiver theoretische kennis, is de kennis
van goed en kwaad in Genesis veeleer moreel: de schaamte is de
kennis waarvan sprake; zij is het menselijk besef dat zijn naaktheid
slecht is, dat hem iets ontbreekt, dat hij onvolmaakt is, niet
goddelijk en sterfelijk. De mens heeft weliswaar goddelijke kennis
verworven maar deze leert hem slechts dat hij helemaal geen god is en
dat mens-zijn en onsterfelijkheid niet bij elkaar passen: zijn
(goddelijke) kennis maakt de mens ongelukkig, zij is verderfelijk
voor hem.
Aldus
Rudolf Boehm in het eerste hoofdstuk en in de twee eerste paragrafen
van het tweede hoofdstuk van zijn Kritik der Grundlagen des
Zeitalters: goddelijke kennis is rampzalig voor ons omdat zij ons
ongelukkig maakt met het aan het licht brengen van onze
sterfelijkheid. Maar ook in verband met het actuele en onderhavige
onderwerp ontvouwt zich een tragiek waar mensen goddelijke kennis
nastreven, meer bepaald waar zij zich het goddelijk zien en de
alwetendheid willen toe-eigenen.
De
door engelen geflankeerde driehoek van weleer waarin een reusachtig
oog prijkt met daarbij de tekst: "God ziet u, hier vloekt men
niet", beeldde tot halverwege van de voorgaande eeuw de
alomtegenwoordigheid en daarmee ook de alziendheid van God uit, wiens
stem het menselijk geweten is. Edoch, amper een halve eeuw na zijn
verdwijning is het oog er terug maar dit keer gaat het niet om het
goddelijke oog. Het oog van de alomtegenwoordige camera's en van alle
andere registratietuigen behoort noch aan God toe noch aan een mens:
de alziendheid is heden een faculteit van een anonieme doch reële en
bijzonder doortastende macht die ernaar streeft om de privacy - en
dat is de eigenheid of de ziel - van alle mensen te vernietigen.
Ooit
noemde men deze macht de duivel. Het geloof in het bestaan van de
duivel is er niet meer. Maar misschien moet men over duivelsbewijzen
spreken in analogie met wat hoger gezegd werd over de godsbewijzen:
ze zijn irrelevant omdat de duivel zich manifesteert, met name
in zijn werkzaamheid.
(J.B.,
24 januari 2021)
Verwijzingen:
(1) Rudolf Boehm, Kritik
der Grundlagen des Zeitalters (1973).
Een Nederlandse vertaling van de hand van Willy Coolsaet met een
taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy Quintelier verscheen bij Het
Wereldvenster, Baarn (1977). De integrale tekst van het werk is
beschikbaar op het internet op het volgende adres:
Corona en de heilige zaak - Deel 22: De hybris, de heilige wetenschap en de pandemie
Corona
en de heilige zaak:
Deel
22: De hybris, de heilige wetenschap en de pandemie
Verderven
zal Ik de wijsheid der wijzen,
Het
verstand der verstandigen zal Ik verdoen (1 Korintiërs 1:19)
In
zijn Kritik der Grundlagen des Zeitalters (1) uit 1973 legt
Rudolf Boehm de vinger op de wonde waaraan het westen momenteel
bezwijkt: de middeldoelomkering, ons reeds bekend als karakteristiek
van de tanende kapitalistische economie met haar exponent in het
neoliberalisme. (2) Maar de oorsprong van dat kwaad ligt in een ver
verleden en het kwaad zelf overspant een gebied dat zich uitbreidt
ver buiten het terrein van de economie en in het bijzonder in dat van
de kennis. De epistemologie heeft het over het hoofd gezien maar de
benamingen spreken voor zich: terwijl wij eraan gewend zijn om te
spreken over het ik als toeschouwer en beheerser van de wereld
waarin wij geloven een object te mogen zien, betekent het ik
of het subject in feite het tegendeel van datgene waarvoor wij
het zijn gaan houden: sub is Latijn en wil zeggen onder
en iectum komt van het Latijnse werkwoord iacere dat
werpen betekent, zodat het sub-jectum datgene is wat
onder-worpen is (aan al de rest): het ik heeft
oorspronkelijk niet de betekenis van heerser doch van diegene
die gedoemd is om alles te ondergaan en bijvoorbeeld het
begrip Geworfenheit bij Martin Heidegger wijst op deze
condition humaine waaraan wij geheel buiten onze wil
onderworpen zijn.
In
de loop van zijn betoog wijst Boehm op een paradox die zich voordoet
waar het weten niet langer als (levens)middel (of dus als menselijke,
bruikbare kennis) maar als doel op zich wordt nagejaagd in de
zogenaamd 'zuiver theoretische' of 'objectieve' wetenschap: de
kennis zoals (sommigen denken dat) ook god die zou bezitten en Boehm
citeert Francis Bacon waar deze stelt dat alleen door gehoorzaamheid
de natuur overwonnen wordt. (3) Maar het fundament voor de paradox
werd gelegd door Aristoteles in het slot van zijn EthicaNicomacheia en in het begin van zijn Metafysica: de
mens streeft het weten ter wille van het weten zelf na omdat
dit geen menselijke of praktische maar goddelijke kennis is. De mens
wil heersen over de natuur zoals god, hij wil de dood overwinnen,
zoals Aristoteles in het slot van zijn Ethica ook zegt: het
doel van de filosofie is de mens onsterfelijk te maken. De mens
beoefent het zuiver theoretische weten omdat hij aan god gelijk wil
zijn.
Aan
god gelijk willen zijn: de hybris of de overmoed, de hoogmoed,
wordt door de goden nimmer onbestraft gelaten en zij wordt ook
uitgebeeld in de Griekse mythologie. Icarus en zijn vader Daedalus
willen uit hun gevangenschap op Kreta ontsnappen door zich vleugels
te maken uit veren vastgehecht met bijenwas maar tijdens de vlucht
vergeet Icarus het praktische doel en hij gaat genoegen scheppen in
het vliegen ter wille van het vliegen: hij vliegt zo hoog dat de zon
de was doet smelten en de zee wordt zijn graf. (4)
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
21 januari 2021)
Verwijzingen:
(1) Rudolf Boehm, Kritik
der Grundlagen des Zeitalters (1973).
Een Nederlandse vertaling van de hand van Willy Coolsaet met een
taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy Quintelier verscheen bij Het
Wereldvenster, Baarn (1977). De integrale tekst van het werk is
beschikbaar op het internet op het volgende adres:
(3)
Het betreft de uitspraak: Nature enim non nisi parendo
vincitur: Want alleen door gehoorzaamheid wordt de
natuur overwonnen. Hier wordt uiteraard bedoeld dat de mens
pas macht verwerft over de natuur als hij eerst haar wetten erkent en
deze erkenning is de gehoorzaamheid of de onderwerping waarvan
sprake.
Corona en de heilige zaak - Deel 21: Het 'gezond verstand' van de neoliberalen
Corona
en de heilige zaak:
Deel
21: Het 'gezond verstand' van de neoliberalen
Wie
geloven in complottheorieën, zoeken verklaringen middels zondebokken
maar de pandemie als hype toont de mislukte democratie: de staat als
verzameling van ingebeelde alleenheersers die hun illusie voeden met
privébezit. De dienst aan de mammon baart de immorele wet dat wij
ons bestaansrecht ontlenen aan ons economisch nut: het neoliberalisme
wil mensen die niet renderen weg.
In
de vrije markt werd de middeldoelomkering vanzelfsprekend en derhalve
onzichtbaar: de aanbidding van het geld wordt alleen in vraag gesteld
door wie hun verstand verloren, de banken zijn de nieuwe tempels,
financiële adviseurs voltrekken er de eredienst, in de persoonlijke
biecht worden gokzonden beboet en beleggingsfouten, de zielzorg
cirkelt rond de rekeningen die ons ketenen en de oppergod van deze
intrieste handel heet Lucifer.
Weet
je het nog: amper een jaar geleden gingen kinderen wereldwijd massaal
aan het spijbelen om een toekomst te eisen voor de aarde waarop zij
na ons, aanbidders van onze eigen absolute vrijheid, anders verder
moeten met astma, kanker en de vele vergiften die wij zullen
achterlaten; een aarde met bomen, helder water, verse lucht en
overgrootjes. Zij werden uitgelachen door Trump, het clowneske
gezicht van het neoliberalisme, grootgebracht met het geld van de
goktenten van Las Vegas, hij kreeg het presidentschap van de duivel
zelf cadeau, bouwde muren en sleet de laatste uren van zijn
profitariaat met de verkoop per opbod van gratieverleningen aan
mede-schurken. Toen kwam de plaag, even onverwacht als onafwendbaar,
en zij gooide roet in het eten van de smulpapen.
Maar
hebzucht is onverzadigbaar, een bodemloze put en om die zielloze
zucht in stand te houden, moet de economie blijven woekeren: zij
smacht naar bloed en eenmaal nutteloos geworden, duwt zij de
afgedankte slaven nog levend in de diepte van het graf - de pandemie
is haar medestander, haar mede-schurk geworden: zij helpt het kalf
van goud van zijn ballast aan ketters af en bij de talloze geketenden
kan zij immer rekenen op steun voor het ombrengen van de grootvaders
en moeders die immers hun tijd hebben gehad - zo is meteen ondank
des werelds loon. Van maatregelen willen zij niet horen die de
productie van hun kostbare zilver op gang willen houden ten koste van
immers vervangbare burgers.
De
welhaast algemeen aanvaarde idee dat mensen perfect vervangbaar zijn
is één van de talloze tragische gevolgen van de middeldoelomkering,
de vloek waarbij het werktuig zijn maker in de tang neemt, het kind
zijn ouders vermoordt, het schepsel zijn schepper van zich afschudt
en een homp van goud in de plaats aanbidt. Ford Knox staat garant
voor de rijkdom van de wereld, de inhoud van zijn duistere crypten
die slechts bittere ellende vertegenwoordigen, waant zich verheven
boven de natuur, de woorden in de wind slaand van het stamhoofd der
Indianen die gered werden van de slavernij doordat zij omkwamen in
gevolge plagen meegebracht door hun overheersers.
Het
grote opperhoofd in Washington heeft gesproken: hij wenst ons land te
kopen. ( )
We zullen over uw aanbod
beraadslagen, want we weten dat als wij ons land niet verkopen de
blanke man met zijn geweren komt en het in bezit neemt. (1)
Seattle
legt uit dat de natuur heilig is en wat hij betekent voor zijn volk
maar hij weet dat de overheersers dit niet verstaan:
Wij
weten dat de blanke man onze manier niet begrijpt. Voor hem is het
ene stuk grond gelijk aan het andere. Hij is een vreemde, die in
de nacht komt en van het land neemt wat hij nodig heeft. Hij
behandelt zijn moeder, de aarde en zijn broeder, de lucht als
koopwaar, die hij kan uitbuiten en weer verkopen als goedkope
kralen. (1)
En
dan volgen de waarschuwing en de voorspelling:
( )
Zijn honger zal de aarde kaal vreten en slechts een woestijn
achterlaten. ( ) Wat er met de aarde gebeurt, gebeurt met de
kinderen van de aarde. ( ) Bevuil
uw legerstee en u zult bezwijken aan uw eigen vuil.
Maar
in uw ondergang zult u vurig branden, aangestoken door de macht van
de god, die u naar dit land heeft gebracht en u de heerschappij heeft
gegeven over dit land en over de rode man. ( ) (1)
Corona en de heilige zaak - Intermezzo: De kans dat er iets misgaat is enorm groot
Corona
en de heilige zaak:
Intermezzo: "De kans dat er iets misgaat, is enorm groot"
Immunoloog,
vaccinoloog en sinds veertig jaar ontwikkelaar van vaccins, prof. dr.
Theo Schetters, hierbij gesteund door zijn collegae, vertelt in een
interview dat het mRNA-vaccin van het Amerikaanse bedrijf Pfizer,
waarvoor onze politici gekozen hebben, niet zal werken daar waar het
bedoeld is om te werken en er ook niet zal voor zorgen dat het virus
uit de circulatie verdwijnt, zodat de redenen voor lock-downs en
coronamaatregelen na de massavaccinatie exact dezelfde zullen
blijven. Bovendien waarschuwt de professor voor het enorme gevaar
verbonden aan dit vaccin: de kans is enorm groot dat dit volstrekt
nieuw vaccin, dat in feite geen vaccin is maar genetische
manipulatie, auto-immuunreacties oproept waardoor meer specifiek de
spiercellen door het eigen afweersysteem zullen aangevallen worden,
wat na een jaar of langer kan gebeuren. De testperiode voor het
vaccin was niet alleen te kort, de test zelf toont eigenlijk aan dat
er geen aanvaardbare resultaten kunnen vastgesteld worden: wat
betreft het optreden van ernstige ziekte, waarvoor het vaccin
tenslotte bedoeld is, kon men slechts vier gevallen vaststellen op
een totaal van veertigduizend proefpersonen (waarvan de helft
gevaccineerd), waarvan twee of drie in de groep van de
gevaccineerden. In feite is de massavaccinatie een totaal
onverantwoorde ingreep die ons ongevraagd en derhalve op volstrekt
illegale wijze allemaal tot proefkonijnen maakt. Onbegrijpelijk is
ook de reden waarom de bestaande levensnoodzakelijke
medicijnen die nu acuut nodig zijn om zwaar coronazieken te helpen
overleven, niet geregulariseerd worden. Derhalve, zoals meester
Carine Knapen aantoont, is het opschrift boven de vaccinatiebasis in
Mechelen een groteske leugen die doet denken aan de tekst boven de
poort van Auschwitz. (*) Ziedaar het neonazisme.
Zie de video hier onder voor het interview met prof. dr. Theo Schetters.
Corona en de heilige zaak - Deel 20: De uitroeiing der armen
Corona
en de heilige zaak:
Deel
20: De uitroeiing der armen
Irrationele
en immorele verklaringsmodellen zijn bedrog maar complottheorieën
die stoelen op demonisering zijn dat evenzeer omdat men zich in dat
geval tevreden stelt met de gemakkelijkheidsoplossing van de
zondebokken. Als de pandemie een menselijk maaksel is, dan kan alleen
nog sprake zijn van een epifanie van de tirannie van de meerderheid.
De
democratie is namelijk mislukt omdat zij de staat heeft omgeturnd in
een verzameling van allemaal kleine dictators. En ter bevrediging van
de illusie van de soevereiniteit van elk van deze potentaten, werd
het privébezit verzonnen: elke burger binnen dit multipotentatendom
is dankzij het heilige principe van het privébezit de potentiële
heerser over alle anderen.
Op
de koop toe wordt die belofte welke vroeg of laat elke sterveling zal
desillusioneren, kracht bijgezet door een tweede, namelijk de waan
van elke burger dat hij nu reeds zichzelf pal in het centrum van het
panopticum bevindt. Het enige wat hem nog te doen staat om de teugels
in handen te krijgen, is de aandacht van alle anderen op zich trekken
om hen vervolgens daarvan te overtuigen dat hij het centrum is.
Het
spel dat aldus wordt gespeeld en dat gepropagandeerd wordt in
allerlei vormen waarvan the American dream wel de meest
bekende is, is het spel van de concurrentie dat gestalte krijgt in de
(concurrentiële) economie die dan onvermijdelijk een kapitalistisch
karakter krijgt en die de gedaante is waarin het recht van de
sterkste zich manifesteert in de wereld.
Omdat
deze economie het middel is waarmee elke burger zijn particuliere
waan van alleenheerser kan botvieren door eraan te participeren in de
hoop ooit als enige en grootste winnaar uit de bus te zullen komen,
is zij wel genoodzaakt om het middel met het doel te verwisselen om
de heel eenvoudige reden dat winst en derhalve ook winnaarschap pas
mogelijk is in een handel die de vrije teugel geeft aan de roofzucht.
Omdat elkeen van de ander met wie hij handel drijft, meer wil krijgen
dan wat hij zelf geeft, is bedrog daarbij niet slechts mogelijk doch
noodzakelijk.
Edoch,
waar de leugen prevaleert in die mate dat zij een deugd geworden is,
tast zij uiteraard ook de waarheid aan van de menselijke
voortbrengselen die worden aangeboden op de markt: de kwaliteit van
alle producten wordt dan sowieso ondermaats met betrekking tot hun
prijs omdat winst maken het niet meer af te wenden doel werd. Het
ruilmiddel - het geld - werkt tevens het bedrog nog in de hand omdat
het de producten zelf verkapt die in de ruilhandel onder waakzame
ogen van hand tot hand gingen en aldus aan een onmiddellijke keuring
werden onderworpen.
Waar
men ooit naar de markt ging met een zak aardappelen die men over had
om dan terug te keren met een mand eieren die men nodig had, vertrekt
men nu met een pak geld om terug te keren met een dikker pak geld.
Als nu iedereen dit doet, gebeurt het onmogelijke en wordt iedereen
alsmaar rijker. Tenzij goed verborgen persen onophoudelijk
bankbiljetten bijdrukken om de illusie van het winnaarschap van elk
van de ontelbare menigte aan potentaten gaande te kunnen houden.
Het
gesofisticeerde zelfbedrog van de mens die immers een wolf is voor
zijn medemens, eist de omkering van middel en doel, zodat alles wat
werkelijkheidswaarde heeft, moet onderdoen voor het zwarte gat dat
het geld tenslotte is: de waren verworden tot middel voor het
bemachtigen van het ruilmiddel dat de plaats inneemt van het doel en
met het versmaden van de werkelijkheidswaarde van de waren, wordt
tevens de werkelijkheid als zodanig versmaad; met het ophemelen van
de onwerkelijkheid van het geld, wordt tevens deze illusie zelf
opgewaardeerd: het spel neemt de plaats in van de werkelijkheid en de
werkelijkheid zelf verkommert. In de geboorte van de virtuele
realiteit waarin alle burgers nu gevangenen zijn, blijkt het failliet
van het multipotentatendom.
De
gezochte daders van de gigantische malaise welke de waanzin van deze
tijd heeft voortgebracht, zijn al diegenen die instemmen met het
wanoordeel dat uit de middeldoelomkering voortspruit, namelijk dat
mensen hun bestaansrecht ontlenen aan hun economisch nut. Derhalve
mogen mensen pas verder leven als zij bijdragen tot het alles
vernietigende monster dat onze hedendaagse economie is. Grof
uitgedrukt: wie niet deelnemen aan de algehele vernietiging van de
wereld - en dat zijn derhalve de bezitslozen - moeten worden
uitgeroeid. En dat is de vandaag wereldwijd aan de gang zijnde
Endlösung. (1)
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
19 januari 2021)
Verwijzingen:
(1)
Endlösung betekent definitieve oplossing. Meer bepaald
verwees men met deze term ten tijde van nazi-Duitsland naar de
definitieve oplossing voor het jodenprobleem en meer bepaald bestond
die eindoplossing of die Endlösung in de massavernietiging
van de joden. Vandaag gaat het om de Endlösung voor het
mensenvraagstuk van de Malthusianisten die in feite de aanbidders van
de mammon vertegenwoordigen. Gas, het moordwapen van destijds, werd
vervangen door een 'virus' waarvan de onzichtbaarheid niet alleen
fysiek is.
18-01-2021
Corona en de heilige zaak - Deel 19: De netelige kwestie van de 'onzichtbare' daders
Corona
en de heilige zaak:
Deel
19: De netelige kwestie van de 'onzichtbare' daders
De
pandemie wordt opgeblazen om een zogenaamde 'transitie' te
bewerkstellingen, de installatie van een nieuwe mens die niet langer
mens zal zijn maar veeleer slaaf, robot of soldaat: dat is de
overtuiging van een groeiend aantal 'wakkere burgers' die immers
geloven dat zij het in de mot krijgen begoocheld te worden met
cijfers door opportunisten die met de al dan niet gefabriceerde
crisis hun profijt willen doen. De vraag wordt nu acuut wie de
wereldomspannende 'hype', die kennelijk symptomen vertoont
gelijkaardig aan deze van een oorlogstoestand, dan wel veroorzaken:
wie zijn de lui achter de schermen die zich zouden 'amuseren' met een
mensdom dat, op de keper beschouwd, dan toch zeker wel op menig vlak
zijn perken te buiten gaat en dreigt de rest van het dieren- en
plantenrijk en daardoor ook zichzelf door een onverantwoordelijke
omgang met de aarde naar de verdommenis te helpen - als dat tenminste
al niet onomkeerbaar is gebeurd?
Betreft
de vraag naar de daders, werd inzake de oorzaak van pandemieën in
het algemeen reeds verwezen naar een opvatting uit de oudheid ter
gelegenheid van de pestuitbraak in Thebe. Er bestaat een geheim
verband tussen het verhaal van de zondeval, de legende van de golem
en de mythe van Oedipus waar zij elk van de drie het thema aan bod
brengen van de vadermoord, een ten hemel schreiende misdaad die
nimmer ongewroken blijven kan. In Genesis of het Bijbelse Boek der
Wording weigert het menselijke schepsel gehoorzaamheid aan zijn
Schepper en wordt gestraft met het verlies van zijn onsterfelijkheid
of dus met de dood. Een tweede keer straft het schepsel dat de mens
is zichzelf waar hij op zijn beurt schepper speelt en een golem
creëert die hem moet dienen, doch die hem naar het voorbeeld van de
genesishistorie overheerst: het is dan niet het schepsel of de golem
die gestraft wordt maar de schepper van de golem, wat de mens eraan
herinnert dat hij helemaal geen god is maar dat hij een schepsel
blijven zal. In de Oedipusmythe tenslotte neemt, op een noodlottige
wijze want zonder het te willen, de zoon de plaats in van de vader
die hij voor een tegenstander aanziet en vermoordt op de driesprong
Schiste Odos. (1) De tragedie was voorspeld door het orakel toen
Oedipus nog een kind was maar het geloof dat men het lot nog kon
ontlopen door de boorling weg te brengen naar de bergen, werkte het
voltrekken ervan in de hand doordat hij aldus zijn eigen vader niet
kon herkennen. Wanneer in Thebe de pest uitbreekt, raadpleegt men het
orakel dat de schuld wijt aan een onbestrafte moord en de blinde
ziener Tiresias duidt Oedipus als dader aan waarna deze zichzelf de
ogen uitsteekt. (2) Misdaad blijft niet onbestraft en als de wraak
niet door mensen wordt voltrokken, blijkt de natuur die taak over te
nemen en dit kennelijk overeenkomstig het gezegde dat het lot der
rechtvaardigen de goden nimmer onbewogen laat. Of dat is alvast wat
verhoopt werd door de dichters die vorm gaven aan de mythen.
Heeft
de al dan niet vermeende epidemie 'daders' of is zij een welverdiende
'straf', al dan niet door toedoen van een rechtvaardige godheid
voltrokken middels de natuur? Is de pandemie de uitkomst van een
menselijk complot of mag men gewag maken van de zogenaamde 'immanente
rechtvaardigheid' waarover ook de huidige paus sprak in verband met
aids? Het is duidelijk dat dit laatste standpunt en meer
bepaald met betrekking tot de slachtoffers van dit wrede
noodlot, volstrekte immoraliteit verraadt. Niets immers rechtvaardigt
het slachtofferschap van onschuldigen, zoals kinderen, ingevolge
ziekten. Kinderen zijn niet schuldig aan hun sterfelijkheid en de
'vergoelijkende' uitvinding van de erfzonde ter verklaring van de
bestraffing van onschuldigen is een religieus gedrocht.
Verklaringen die de slachtoffers opzadelen met schuld in plaats van
hen te helpen, is een handelwijze die eigen is aan daders. Maar
eenmaal men het eens is over het feit dat deze irrationele en
immorele verklaringsmodellen puur bedrog zijn, rest de vraag wie dan
de daders mogen wezen.
Want
ook de verklaringsmodellen middels complotdenkers die dus de schuld
voor de malaise toeschrijven aan mensen met kwade bedoelingen die
zouden samenzweren, doen een specifieke irrationaliteit vermoeden,
met name waar zij aansturen op een geloof in demonen of althans een
geloof in gedemoniseerde personen. En bij demonisering is nogal
dikwijls eens het zondeboksmechanisme in het spel: het toeschuiven
van schuld naar derden die gebeurlijk niets te maken hebben met de
zaak.
Rest
nog één verklaringsmodel: als de pandemie geen noodlot is doch een
menselijk maaksel, dan is zij het product van haar slachtoffers in
een heel andere zin en uiteraard moet hier worden gedacht aan een
epifanie van de tirannie van de meerderheid als exponent van de
mislukking van de democratie.
Een
democratie die niet katholiek is in de betekenis van universeel of
wereldomvattend, is niets anders dan een specifieke vorm van
dictatuur of tirannie. Edoch, een democratie die dat wél is, neigt
naar een totalitarisme. En in dit specifieke geval gaat het om een
totalitarisme dat geëist wordt door het volk zelf. De noodlottige
tegendoelmatigheid uit de oude tragedies manifesteert zich op die
wijze andermaal in onze wereld in een nooit gezien ornaat.
(2)
Althans, dat is de versie volgens Sophokles. Volgens Seneca ontneemt
Oedipus zich van het zicht nadat hem duidelijk werd dat hij met zijn
moeder huwde, waarna hij, in de waan dat hij over het noodlot heeft
getriomfeerd, de natuur vervloekt.
17-01-2021
Corona en de heilige zaak - Deel 18: Corona, vervloeking en tovenarij
Corona
en de heilige zaak:
Deel
18: Corona, vervloeking en tovenarij
In
het archief van het marxistisch internet vindt men van de hand van de
Nederlandse psychiater en schrijver Frederik van Eeden het volgende
tekstfragment uit het werk Binnenlandse
kolonisatie,
daterend van het jaar 1901: "...
ongerijmdheid is het kenmerkende van de thans heersende wanorde. Er
is overdaad en honger tegelijk in één gemeenschap, er is
overproductie en gebrek aan het nodige bij de producenten zelf, er is
tegelijk te veel en te kort, verkommering door noeste werkers,
verkwisting door leeglopers, drie vierden der mensen minstens is
onproductief en het productieve gedeelte is het armst ..."(1)
De tekst gaat dan als volgt verder: "(...) er worden voor miljoenen nutteloze voorwerpen gemaakt en
gekocht alleen omdat ze goedkoop zijn en onmiddellijk weer vermorst,
bijna niemand werkt met voldoening, bijna niemand is tevreden, de
meesten besteden hun leven in werk waar zij geen neiging toe hebben
en brengen dingen voort die ze niet nodig hebben en die hun niets
baten." En
dan komt de vandaag bijzonder toepasselijke conclusie: "Dit
is zeer zot. Wie onze samenleving bestudeerde vanaf een andere
planeet zou niet geloven dat wij elk afzonderlijk zoveel verstand
hadden. Wij werken samen als wezens van een veel lagere orde. Elke
enkeling is veel beter en wijzer dan het gedrag der massa zou doen
vermoeden."(2)
Maar
wij maken niet alleen dingen die ons tot niets dienen, wij maken ook
gedragsregels die te gek zijn om los te lopen. Er is ongerijmdheid,
wanorde, overdaad én honger, de onproductieven zijn talrijk en rijk,
de slaven arm en elke
enkeling is veel beter en wijzer dan het gedrag der massa zou doen
vermoeden.
In
het bijzonder blijkt de massa onderhevig aan het bedrog van wie haar
overheersen middels angst, zoals bij uitstek de religie doet en in
dat verband klinkt het in het artikel getiteld Kan
een mens sterven van angst? Ja,
(3) van Mattias Desmet, professor in de klinische psychologie aan de
Universiteit van Gent, dat psychogene dood of dus overlijden
veroorzaakt door zekere activiteit van de geest, zoals dat het geval
is bij vervloekingen of voodoo, uitgevoerd door een sjamaan, werkzaam
is maar dan wel op voorwaarde dat "de
hele gemeenschap
waartoe sjamaan en slachtoffer behoren geloven in de autoriteit van
de sjamaan."(3)
Dat
klinkt misschien een beetje onwetenschappelijk want ver van ons bed
maar de professor stipuleert dat er "talloze
observaties [zijn] die tonen dat de Westerse mens in zijn lichamelijk
functioneren even onderhevig is aan dergelijke fenomenen."(3) De
auteur beschrijft dan de invloed van hypnose op het lichaam en hij
trekt een link met de coronacrisis en verklaart dat "overtuigingen
in een massa (...) dezelfde invloed hebben op het lichaam als
hypnose. Als de maatschappij massaal in de greep is van angst en de
ermee gepaard gaande voorstellingen van ziekte en dood, dan worden
die voorstellingen op zich een oorzakelijke factor." (3)En dit
gebeurt "(...)
ten dele doordat psychische ontreddering het biologische 'milieu'
waarin het virus terecht komt ingrijpend verandert en van zijn
weerstand berooft."(3) De
professor verduidelijkt dan dat Louis Pasteur zelf dit bekrachtigde
met zijn stelling: "'De
microbe is niets, het is het milieu dat telt'".(3)
Als
de gestelde voorwaarden vervuld zijn met betrekking tot zowel de
helende als de vernietigende macht van de hedendaagse
sjamanen of tovenaars, dan geldt dus evenzeer dat vaccinatiecampagnes
dezelfde uitwerking hebben op de gezondheid van de massa als de
vervloekingen en de zegeningen bij primitieve volkeren, ook al gaat
het om lege spuiten. De geneeskunde haalt haar macht over leven en
dood uit de combinatie van de angst van de massa en haar geloof in de
medische wetenschappen en derhalve genereert zij ook al haar macht en
rijkdom uit de genoemde, volstrekt onwetenschappelijk klinkende bron
die, uitgerekend volgens de positieve wetenschappen waartoe de
geneeskunde en de farmacie zichzelf rekenen, paradoxaal genoeg als
pseudowetenschap van de hand wordt gewezen is. Maar tot spijt van wie
het benijdt vormt deze paradox dan ook het bikkelharde bewijs voor de
stelling dat momenteel, onder het voorwendsel van een pandemie, een
machtsgreep gaande is over de ganse wereld waarbij de verblinde massa
in de maling wordt genomen. Niet zonder reden overigens betekent het
woord farmacie in oorsprong tovenarij. (4)
Corona en de heilige zaak - Intermezzo: Mattias Desmet over de illusie van objectiviteit inzake cornacijfers
Corona
en de heilige zaak:
Intermezzo: Mattias Desmet over de illusie van objectiviteit inzake
coronacijfers.
Een
prachtige illustratie bij een hier d.d. 14 januari l.l. in het stukje
Vaccineren om te vaccineren aangesneden thema dat centraal
staat in het denken van Rudolf Boehm:
Corona en de heilige zaak - Deel 17: IJzeren logica met Omsk Van Togenbirger
Corona
en de heilige zaak:
Deel
17: IJzeren logica met Omsk Van Togenbirger
Omsk
Van Togenbirger, sorry dat ik stoor maar...
OVT:
Kom binnen en snel wat want er is weer controle met heuse drones!
Ik
wilde u eerst niet storen maar...
OVT:
Ga zitten, ik heb net koffie gezet!
Heb
je dat interview gezien met die Belgische filosoof?
OVT:
Michel Weber? Jawel, ik heb de video gisteren beluisterd...
En?
Acht je mogelijk wat hij vertelt?
OVT:
Wat denk je zelf?
Volgens mij is dat
pure paranoia.
OVT:
Haha, paranoia: nog zo'n term die thuis hoort in het intussen
welbekende rijtje: paranoia, complotdenken, angsthazen, asociaal,
zonderling, wantrouwen, ondankbaarheid, burgerzin!
Je
acht het dus mogelijk dat het waar is wat die man verkondigt? Ik
bedoel: wat hij daar insinueert over een aan de gang zijnde genocide?
OVT:
De wereld is oververzadigd van de malthusianisten!
De
wereld is overbevolkt.
OVT:
Dat is wat zij beweren, ja. Herinner u de aardverschuiving op Haïti.
Bij het zien van al die arme mensen die hun behoefte deden in de
greppels achter hun krotten, kwam een Belgische professor met een
oplossing op de proppen: geef die arme vrouwen elk vijftig dollar in
ruil voor hun sterilisatie, ze zullen het niet weigeren want hun
kinderen lijden honger. De hele litanie van sir David Attenborough:
let them starve! Te beginnen met de armen, dat zijn dan twee
vliegen in een klap: minder mensen maar ook minder armen, alleen de
rijken schieten over. Zijn ze echt zo dom dat ze zelfs geen vermoeden
hebben waar hun rijkdom dan vandaan komt? Intussen jaren geleden
berekende het tijdschrift Knack dat de welstand van de doorsnee
westerling te danken is aan vijfenveertig slaven per persoon in de
derde en de vierde wereld. Om de levensstandaard van een Attenborough
op peil te houden, gaat het beslist om een veelvoud van dat aantal
want die lui drinken geen water bij de maaltijd. Wie was het ook weer
die onlangs nog op televisie de geniale gedachte rondbazuinde dat een
wereld zonder mongooltjes een betere wereld is? Was dat niet die
uitvinder van het Adamo-kussen? Ja, ik weet het, over de doden niets
dan goed, maar het gaat hier wel om mensenlevens!
Ja,
maar dat heb je allemaal al dikwijls verteld...
OVT:
En kennelijk nog niet vaak genoeg. Het gaat mij overigens niet zozeer
om de onwetendheid van die prelaten, al is het al erg genoeg dat
uitgerekend daar de onwetendheid zo groot is. Neen, het gaat mij om
de onverschilligheid, om het volstrekte gebrek aan empathie. Het gaat
hier over psychopathie, om dan maar Michel Weber te citeren. Zijn
vergelijking met de reactie van de beheerders van de zinkende Titanic
is, als je het mij vraagt, bijzonder realistisch. De gebeurtenissen
zijn intussen een eeuw oud maar zij illustreren hoe waar het is wat
Marx bijna nog een eeuw vroeger zegde: wij leven in een
klassenmaatschappij; in de oorlogen die nog gevoerd worden, staan
geen volkeren tegenover elkaar maar wel maatschappelijke klassen. De
superrijken van vandaag regeren de wereld en zij doen dat eensgezind
omdat hun onderlinge verwantschap niet een of andere afkomst, een
fysieke eigenschap of een culturele interesse betreft maar het
volledig betekenisloze en louter kwantitatieve kenmerk van hun
rijkdom: het getalletje op hun bankrekening!
Toch
lijkt het mij overtrokken om te gaan geloven dat mensen, want het
gaat nog steeds om mensen, zouden samenzweren om vier vijfden van de
wereldbevolking te liquideren!
OVT:
Schijn bedriegt. Kijk, ik geef u eens iets heel anders ter
overdenking...
Ik
luister.
OVT:
Heb ik je al gevraagd of je katholiek bent?
Op
papier wel, ja, maar men heeft mij niet gevraagd of ik gedoopt wilde
worden, ik had immers niet eens kunnen antwoorden op die vraag, ik
was amper één dag oud...
OVT:
Precies, maar je begrijpt toch dat het voor je eigen goed was dat men
je heeft gedoopt? Voor het welzijn van je ziel en dat wil zeggen:
voor je welzijn in de eeuwigheid!
Tja...
OVT:
Maar goed, je weet dus wat het katholicisme is, of dat mag men dan
toch wel veronderstellen, geloof ik?
Jazeker...
OVT:
Weet je ook hoeveel mensen... de doden niet meegerekend... er
momenteel gedoopt zijn?
Meer
dan een miljard, vermoed ik.
OVT:
1,272 miljard.
Dat
is achttien percent van de wereldbevolking.
OVT:
Inderdaad: op deze aarde is één mens op vijf katholiek en het
katholicisme groeit nog; momenteel zakt het geloof hier in het westen
een beetje weg maar je weet dat West-Europa maar een klein stukje van
de wereld is: in Afrika kent de kerk een grote groei en ook in India
zijn er alsmaar meer katholieken.
Maar
wat hebben de katholieken dan te maken met corona?
OVT:
Ze hebben alles te maken met wereldheerschappij en wereldheersers
zijn ze al tweeduizend jaar lang, of vergis ik mij?
Neen,
dat beweer ik zeker niet.
OVT:
De jongste halve eeuw is de kerk hier wat weggeëbd maar ikzelf kan
nog getuigen hoe het vroeger was. Nu, beeld je eens in: de katholieke
wereld, wereldwijd, de ganse aarde omspannend, alle dorpen omgeturnd
tot parochies met overal een kerk. Op bijzondere tijdstippen was er
drie keer daags samenkomst van de gelovigen in de kerk en anders elke
zondag, ja, en wie de zondagsmis in de wind sloegen, gingen beslist
naar de hel, zo was het hier, of vergis ik me?
Ik
geloof je wel...
OVT:
De mis, de gebeden, de gezangen en de zondagspreek: de voorloper van
de televisie-uitzendingen, ja toch? Want nu hoeft men niet meer naar
de kerk te gaan, de kerk komt bij u binnen via de plastieken plaat,
de televisie!
En
de pc!
OVT:
Inderdaad, de pc, ik loop achter... het internet... het gaat allemaal
zo snel! Maar goed, toentertijd waren die dingen er nog niet en waren
er alleen de kerktorens: vanuit een luchtballon gezien leek het land
wel een speldenkussen van de vele kerktorens. Neem nu Gent: de
kerken, de kathedralen staan daar letterlijk tegen elkaar aan
gebouwd: de Sint-Michiels, de Sint-Baafs, de Sint-Niklaaskerk en dan
nog de kerken terzijde van die as die samen met de genoemde drie een
reusachtig kruis moesten vormen... En dat sinds duizend jaar! Over de
ganse aardbol!
Ja,
zo is dat nu eenmaal...
OVT:
In elk dorp, mijn beste, in elke parochie dus, een pastorie en een
onderpastorie, nietwaar?
Juist, ja. Dat zijn
nu beschermde monumenten...
OVT:
Kijk es aan. En onder de pastorie, mijn beste? Wat zeg ik? Onder élk
van die pastorieën, de wereld rond... wat is of wat was daar te
vinden?
Onder
de pastorie? Geen idee, beste Omsk Van Togenbirger...
OVT:
Geen idee, mijn beste? Ikzelf heb nog staan kijken op het dorpsplein
naar de verhuis van mijnheer pastoor die toen op rust ging: er stond
een vrachtwagen bij de pastorie, een enorm voertuig! Hij zal wel wat
groter geleken hebben dan hij in werkelijkheid was want ik was nog
een kind en voor kinderen lijkt alles veel groter dan het in
werkelijkheid is, heb jij dat nooit ervaren?
Ja...
OVT:
Ik ben onlangs nog een keer in het huis van mijn groottante binnen
gelopen, het wordt binnenkort gesloopt, het was geleden van in mijn
kindertijd en het kwam mij voor dat de plafonds naar beneden gekomen
waren; vroeger leken die kamertjes wel danszalen! En zo zal ik mij
ook wel vergissen in de grootte van die vrachtwagen aan de pastorie.
Maar toch...
Maar
je had het over iets onder de pastorieën?
OVT:
Inderdaad. Ik stond dus te kijken hoe de vrachtauto geladen werd met
enorme kisten!
Lijkkisten?
OVT:
Hahaha, lijkkisten! Wel neen, mijn beste: wijnkisten! Wat zeg ik?
Kisten vol wijn!
Ja?
OVT:
Ik kon de flessen zien liggen, blinkend in de zon, bestoft en donker,
ze werden behandeld met speciale omzichtigheid, glas kan immers
breken en zo te zien ging het om kostbaarheden. Ik heb het, mijn
beste, over de wijnkelders onder alle pastorieën wereldwijd! En wat
ik zeggen wil: de kerk, en dat sinds tweeduizend jaar, draait op de
harddrug genaamd alcohol!
Maar
wat zeg je nu verduiveld!? Het gaat om miswijn! Miswijn is
onontbeerlijk voor de mis, de consecratie, water en wijn worden één,
het symbool van de menswording van god!
OVT:
Je weet dus dat een priester dagelijks de mis moet doen? Dagelijks
een beker vol met wijn? Vraag maar eens na bij medisch geschoolde
mensen hoe groot de kans is dat iemand die dagelijks, al is het maar
één slok van die harddrug naar binnen zwelgen, reeds na korte tijd
verslaafd zijn! De dagelijkse miswijn brengt de verslaving op gang en
met de wijnkelder bezatten zich op geregelde stonden alle pastoors,
de hele grote wereld rond!
Maar
dat is kwaadsprekerij!
OVT:
Ik herinner mij het verhaal van mijn oom die op de gemeente postbode
was en voor dag en dauw uit de veren moest: hij liep op het
dorpsplein met zijn brieventas de dorpspastoor tegen het lijf, zo
vertelde hij op keer. De eerwaarde moest zich vastklampen aan de
smeedijzeren hekken die het kerkhof dat het kerkgebouw omgeeft,
afbakenen. Om niet omver te vallen, begrijp je? En de eerwaarde vroeg
aan mijn oom, met de bijzondere tongval eigen aan mensen die wijn
hebben genuttigd, welke kant hij op moest: links of rechts! Begrijp
je? Hij was gaan dineren bij de dokter van het dorp en hij was tot
bij de kerk geraakt maar verder wist hij het ook niet meer, de
pastorie ligt even verderop, terzijde van het kerkhof, en daar ligt
ze nog steeds, je kan gaan kijken...
Iedereen is al een
keer dronken geweest...
OVT:
Alcohol is een harddrug. Alle pastoors, de wereld rond, hebben of
hadden diepe kelders vol met rode en met witte wijn waaraan ze zich
bezatten. Werden zij gepromoveerd tot deken, dan gingen zij resideren
in een dekenij, een gebouw dat nog wat groter is dan een pastorie, en
ook met een wat diepere kelder, met daarin nog meer kisten wijn.
Toegegeven: die kisten wijn maakten zij ongetwijfeld niet in hun
eentje soldaat, een deken krijgt vaker bezoek van klassegenoten of
hoe zegt men dat?
Mensen van dezelfde
stand...
OVT:
Juist, ja. Maar er zijn dus nog promotiekansen eens men tot deken is
benoemd: bisschoppelijke paleizen, zoals de naam het zelf zegt...
nomen est omen... zijn nog een stuk groter dan dekenijen,
nietwaar? En de kelderruimten daaronder zijn navenant. En ook die
kelders staan niet leeg: zij worden goed gevuld gehouden en niet met
water, want hulpbisschoppen en bisschoppen drinken geen water bij de
maaltijd, of moet men zeggen: het diner? Ook deze nog wat grotere
kelders worden tijdig bevoorraad om ook de wat grotere buiken van de
prelaten tijdig op te kunnen vullen met... ik zei bijna het
gerstenat, mijn beste, maar gerstenat is voor de paters, zijn zij
niet bekend om hun sterke bieren? Wijn bevat meer alcohol dan bier,
het wordt gemaakt van druiven, en als dat niet sterk genoeg meer is,
schakelt men automatisch over naar cognac, dat ken je toch? Cognac,
als ik het goed heb, is geconcentreerde, of beter: gedistilleerde
wijn. Het voordeel van cognac is dat de buiken niet groter hoeven te
worden om eenzelfde hoeveelheid alcohol naar binnen te kunnen werken.
Wat
een onzin! Als dit waar was: wie zou dit allemaal betalen!?
OVT:
Iederéén ging naar de mis, mijn beste: wekelijks, de wereld rond,
drie geldomhalingen per zondagsmis, vier missen op één zondag, een
vroegmis voor de armen en een hoogmis voor de rijkere burgerij. En
weet je wat een kerkelijk huwelijk kost? Bijna iedereen moest huwen
en zonder meer iedereen wordt begraven: wat kost een begrafenis, denk
je? Eerste en plechtige communiefeesten, hoogdagen... en dan hebben
we het nog niet gehad over de aflaten, volgend op de donderpreken van
de predikheren, de dominicanen of de domini canes, wat wil
zeggen: de honden van de heer, zoals ze zich met zelfspot noemden,
die speciaal afzakten om omhalingen te doen voor de missies of om de
stervenden te begeleiden... Maar waar waren we gekomen?
Bij
de cognac... de bisschoppen, bedoel ik...
OVT:
Juist, ja... En dan is het nog lang niet gedaan, mijn beste: ook
bisschoppen kunnen nog promoveren, zij kunnen aartsbisschop worden en
daarna nog kardinaal. Tenslotte verhuizen zij naar het Vaticaan, een
heuse staat zonder vrouwen en achter hoge muren, een enclave binnen
Rome, het centrum van de wereld sinds het begin der tijden. Ken je
Dante?
Dante
Alighieri?
OVT:
Precies. In zijn Commoedia beschrijft hij, en dan nog op rijm,
hoe in de hel de duivel huist en dat is in 't centrum van moeder
aarde, aan wiens hart hij onafgebroken zit te knagen!
Ja,
dat herinner ik me... Maar waar wil je nu eigenlijk naartoe?
OVT:
De harddrug alcohol heeft enkele specifieke uitwerkingen op de
menselijke geest, mijn beste: het zal je niet onbekend zijn dat men
vergoelijkend spreekt over geestrijke drank alsof het om een
geestverruimend middel ging?
ZIE VERDER IN DE KADER HIER ONDER:
VERVOLG VAN DE KADER HIER BOVEN - Deel17: IJzeren logica met Omsk Van Togenbirger VERVOLG
VERVOLG VAN DE KADER HIER BOVEN:
Corona
en de heilige zaak:
Deel
17: IJzeren logica met Omsk Van Togenbirger
Dat zegt men inderdaad, ja...
OVT: En is alcohol dan geestverruimend?
Kennelijk niet, neen.
OVT:
Kijk, dat wil ik nu zeggen: alcohol is een bijzonder afstompende
drug. Wie onder invloed zijn, en ik verzin dat niet, de verkeersdoden
kunnen hiervan getuigen... wie onder invloed zijn en dan bijvoorbeeld
autorijden, geven zich geen rekenschap meer van de waarde van een
mensenleven; zij beseffen niet langer dat zij het leven van anderen
in gevaar brengen, of vergis ik me?
Neen,
dat is inderdaad zo...
OVT:
Na de consumptie van alcohol gaat men lijden aan zelfoverschatting,
om niet te zeggen dat alcohol megalomanie veroorzaakt,
grootheidswaanzin. Zoek het maar op, het staat in Wikipedia! En de
kater, het delirium, toont aan de verslaafde beelden... rechtstreeks
uit de hel!
Dat
schijnt zo te zijn, ja...
OVT:
Grootheidswaan en gewetenloosheid: precies wat men nodig heeft om
mensen te manipuleren! Wat zeg ik? Om ongehinderd massa's mensen te
kunnen beliegen, bestelen en in oorlogen of op brandstapels om te
brengen! Ken je de geschiedenis een beetje?
Ik
heb zoals iedereen school gelopen...
OVT:
De maatschappij moest maar eens worden ontschoold... Maar ik verzin
dus helemaal niks, mijn beste!
Maar
wat bedoel je dan?
OVT:
Wacht, we zijn er bijna, bijna...
Hemeltje... laat mij
eerst eens ademhalen...
OVT:
Mijn verhaal is bijna rond, mijn beste: ik zal het kort houden.
Doe
dat alsjeblief...
OVT:
Alcohol is nu een beetje uit de tijd. Zoals ook de kerk trouwens: er
zijn nu andersoortige heersers...
Logebroeders, bedoel
je?
OVT:
Het hiernamaals heeft afgedaan, het zogenaamde hiernumaals is in
trek: de hel schrikt niet langer af, de mensen aanbidden de duivel,
alleen voor de pijn gaat men nog op de vlucht. Men zoekt de lust en
men krijgt er niet genoeg van, het geld is god geworden, de
aanbidders van de mammon heersen over de aarde, het zijn de
miljardairs, hun speelterrein is de wereld, voorlopig nog vol met
mensen, acht miljard stuks, het zijn warempel hun tinnen soldaatjes.
Met geld kan je toch alles kopen? Deze lui drinken ook niet meer, zij
snuiven en zij spuiten! Cocaïne, heroïne! Is een beetje anders nog
dan alcohol. En dan hebben we het nog niet gehad over de nieuwe drugs
waarover wij, gewone mensen, helemaal niets weten, maar de farmacie
staat niet stil!
Wat
bedoel je dan?
OVT:
Marx schreef dat godsdienst opium is voor het volk.
Ja...
OVT:
Waarmee hij tevens zegde dat de hogere klassen opium verkozen boven
godsdienst, het volk kon geen opium betalen...
Ja...
OVT:
Vandaag gaat al het geld der rijken naar de hemel die verkocht wordt
door de hedendaagse farmacie: de armen zoeken soelaas bij hun
spelconsoles maar de rijken slikken, snuiven en spuiten dat het een
lieve lust is!
Je
overdrijft!
OVT:
Drugshandelaren verdienen fortuinen, veelvouden van wat industriëlen
overhouden aan hun werk! Van wie in rijkdom baden, weerstaan slechts
uitzonderingen aan de verleiding van de kunstmatige paradijzen,
verkregen door drugs waarmee alcohol allang niet meer kan wedijveren!
Die megaverdieners kopen zich in de politiek in en zo komt het dat
waanzinnigen het presidentschap van de allermachtigste staten buit
maken en prompt het schip van de wereld moeten besturen!
Hemeltje! Is dat dan
werkelijk zo?
OVT:
Zie je het verband met de beschonken chauffeur, mijn beste? En waar
alcohol het geweten wegvaagt en in plaats daarvan de grootheidswaan
installeert, doen die nieuwe drugs dat op een wel duizend keer
krachtiger manier. Je weet toch uit het nieuws hoeveel ton drugs men
om de haverklap in beslag neemt, hier in de haven van Antwerpen,
bijvoorbeeld, en hoe men er in het nieuws aan toe voegt dat het gaat
om slechts het topje van de ijsberg? Het doet me weer aan de Titanic
denken, de eersteklassers daar... Ik hoorde van een psychiater dat
het allang uitzonderingen zijn onder de rijken, die aan die dodendans
der drugs weten te ontsnappen. Welnu, die lieden regeren nu de
wereld, volstrekt gewetenloos.
Andermaal: hemeltje!
OVT:
En wellicht heb je hiermee meteen het antwoord op je vraag van
zo-even: wat Michel Weber vertelt, is niet eens vergezocht: iedereen
die het nieuws een beetje volgt en die daarbij logisch nadenkt, zou
tot exact hetzelfde besluit moeten komen. Of vergis ik me?
(J.B.,
15 januari 2021)
14-01-2021
Kan men de vaccins vertrouwen? Over het gebruik van de patiënt in de eenentwintigste eeuw