Is er (weer) een grote burgeroorlog op komst?
1.
Wie zegt dat er oorlog komt, heeft altijd gelijk en evenzeer is het waar dat we die volgende oorlog steeds meer nabij komen. En laten we daar aan toe voegen: als er oorlog komt, dan zal het waarschijnlijk een burgeroorlog zijn. Deze laatste stelling wint trouwens aan geloofwaardigheid als wij erin slagen om zoniet alle dan toch de grootste onder de oorlogen als burgeroorlogen voor te stellen.
Burgeroorlogen ontstaan waar (in eenzelfde streek) voornamelijk op grond van etnie, politiek of religie onderscheiden groepen elkaar gaan bevechten. Burgeroorlogen zijn door de band zeer geladen, langdurig en bloedig.
Er bestaat een theorie - van de hand van de historicus Ernst Nolte - volgens welke in het Europa van de voorgaande eeuw niet zozeer twee wereldoorlogen hebben gewoed, maar wel één lange, aanslepende burgeroorlog, meer bepaald tussen communisten en fascisten. (1) Volgens die (oorspronkelijk marxistische) theorie is het fascisme een antimarxisme dat strijd voert met een tegengestelde ideologie maar met dezelfde (wrede) methoden. (2) Nolte en de zijnen beweren dat al die ellende het resultaat is van het supervoorbeeld van terreur, namelijk Robespierre in de Franse revolutie. (3)(4)
Realistischer lijkt mij de theorie die voorhoudt dat oorlog het verlengstuk is van de economie - een theorie die dus stelt dat wij voortdurend in een staat van oorlog verkeren: voor het merendeel van de tijd bestrijden wij elkaar louter economisch en is het geweld geïnstitutionaliseerd; nu en dan echter grijpen we naar de wapens. Vrede is dan middels maatschappelijke spelregels gekanaliseerde oorlog. Die zogenaamde vrede is nog steeds oorlog, maar dan wel een oorlog die nog uitsluitend de verliezers stoort en niet langer diegenen die aan de winnende hand zijn. Deze laatsten leven immers in vrede omdat zij bezitten wat de eersten vooralsnog hopen te zullen verkrijgen. Maar die hoop geraakt op, de schellen vallen de gedupeerden van de ogen en het geweld breekt uit...
Vrede is een vrucht van vertrouwen, maar slechts een deel van de bevolking is dat vertrouwen waard - het andere deel misbruikt het door diegenen die vertrouwen in hen stellen, middels dat vertrouwen zelf te ondermijnen. De bedrieger wint altijd omdat zijn bedrog pas zichtbaar wordt nadat het hem zijn winst heeft opgeleverd. De gedupeerde slaat in zijn ogen alleen maar een mal figuur en wordt door hem feitelijk uitgelachen. De rechtvaardigheid is zoek waar spelregels mensen onderverdelen in verstandigen (zij die de regels niét volgen) en naïevelingen (zij die dat wél doen), en waar goedheid een synoniem van domheid geworden is en het kwaad wordt bejubeld als was sluwheid een kenmerk van hoge intelligentie. Bovendien bewerkt de algemene lafheid dat de sluwen worden gesteund door wie geloven of hopen onder hun mantel te zullen kunnen schuilen. Al die zaken maken dat de vrede een hoogst labiele toestand is, dat een oorlog onder burgers altijd onderhuids zal blijven broeden en nu en dan ook echt zal uitbreken in al zijn hevigheid.
Het wordt echter mettertijd onduidelijker welke politieke opvattingen al dan niet elkaars opponenten vormen in hun pogingen om de vrede te handhaven of om dus een maatschappij in dan toch een zeker evenwicht te bewaren en haar te laten ontwikkelen. Fascisme staat niet tegenover communisme, alleen al omdat deze bestuurssystemen allebei hun gezag ontlenen aan het feit dat ze stokken (in het Latijn: 'fasces') achter de deur hebben staan. Zelfs de democratie kan zonder die stokken geen kant op. Een groot Russisch auteur beschrijft in een kortverhaal waarom ondanks de afwezigheid van staatscontroleurs, de WC's in het zogenaamde vrije Westen altijd zo proper zijn: een vernuftig mechanisme verbindt daar de hendel voor het doorspoelen met het deurslot en, zolang men niet doorgespoeld heeft, blijft men in de WC opgesloten zoals een crimineel in zijn cel. (5) Het schijnbaar plichtsbewuste gedrag in de zogenaamd vrije landen is met andere woorden niet het gevolg van inzicht en het resulteert evenmin uit een vriendelijk verzoek of een bevel: het is daarentegen een dwang die in de maatschappelijke structuren zelf is ingebouwd en die derhalve even genadeloos is als de brute natuur. Die genadeloosheid die aan het extreem liberalisme eigen lijkt te zijn, zorgt voor de schrijnende bedelarij, voor allerlei verslavingen, voor het afzichtelijke 'plezier' (lees: het verteer en de spil- en speelzucht) van de rijken en uiteindelijk ook voor het geweld dat de samenleving ontmenselijkt. Tolerantie in de zin van het vermogen om te verdragen dat er buiten de lijntjes wordt gekleurd en dus in de zin van vergevensgezindheid, is niet oneindig uitrekbaar doch kent grenzen welke worden opgelegd door de drang tot zelf- en soortbehoud.
Politieke systemen lijken wel herleidbaar tot elkaar, ze lijken in wezen niet verschillend, behalve dan misschien dat ene systeem van de democratie, mits het een soort van systeemloosheid blijft verzekeren, wat wil zeggen: een onafgebroken opheffing van het bekomen systeem. Democratie lijkt wel voorlopigheid, systeemloosheid maar géén anarchie, omdat de systeemloosheid als zodanig een (geldig) beginsel is. En indien democratie nu maar eens en voorgoed gedefinieerd werd als een systematische systeemloosheid, dan konden misschien ook op langere termijn die gevaren worden weggewerkt waarvoor heden allerlei mensonwaardige cordons sanitaires dienen uitgevonden te worden. Dat lijkt een reusachtige opgave weliswaar, maar misschien is het de enige nog te bewandelen weg naast die snelweg die recht naar steeds weer nieuwere oorlogen voert...
(Wordt vervolgd)
(J.B., 10.08.'09)
Noten:
(1) Het betreft hier de opvatting van de in 2000 door de rechtervleugel van de christendemocratische CDU met de Konrad-Adenauerprijs gelauwerde verdediger van het Hitlerregime, Ernst Nolte, met Der europäische Bürgerkrieg 1917-1945: Nationalsozialismus und Bolschewismus, Herbig Verlag, München 1986.
(2) Stephane Courtois e.a. schrijven in Le livre noir du communisme. Crimes, terreur, répression, Ed. R. Lafort, 1997, over o.m. de Goelags (de Russische strafkampen met dwangarbeid), de hongersnood van 1932-'33, de vervolgingen van duizenden en de 'zuiveringen', de repressies gedurende het ganse bestaan van de Sovjets, ook in Oost-Europa (Hongarije, Tsjechoslovakije), in China, Cambodja, Noord-Korea, Cuba, Afghanistan - kortom: een terrorisme dat volgens sommigen, want de cijfers worden betwist, met zowat honderd miljoen doden nog moordender was dan het naziregime...
(3) Deze leider der Jacobijnen maakte gretig gebruik van de guillotine die in Parijs alleen al veertig duizend koppen deed rollen, waaronder die van koning Lodewijk 16 en diens vrouw.
(4) Cf. Wikipedia, respectievelijk onder de zoektermen "burgeroorlog", "europese burgeroorlog", "Ernst Nolte", "Jakobijnen", "Maximiliaan de Robespierre" en "Guillotine".
(5) Michail Zojstjenko met het verhaal: Waarom Duitsers de WC doortrekken. Zojstjenko (1885-1958) was een dissident schrijver uit het Sovjet Rusland die in 1946 publicatieverbod kreeg. (Met dank aan Dirk Biddeloo).
2.
Er zijn historici die geloven dat in de voorgaande eeuw niet twee wereldoorlogen woedden maar veeleer één langdurige burgeroorlog, meer bepaald tussen communisten en fascisten. Die twee ideologieën zijn weliswaar onderling tegengesteld, maar hun methodes zijn gelijkaardig, en dit wil zeggen: allebei even wreedaardig. Qua wreedheid lijken tenslotte àlle politieke systemen in hetzelfde bedje ziek, behalve dan misschien de democratie, maar dan op voorwaarde dat zij de systematische systeemloosheid belichaamt. Het kwaad blijkt immers telkens in het systeem zelf te zitten: niet in welbepaalde systemen, maar in élk systeem: het kwaad is de systematisering, en daarom ook zegt Friedrich Nietzsche niet toevallig: Der Wille zum System ist ein Mangel an Rechtschaffenheit." (6)
Vertrouwen, daar draait het in wezen om wanneer oorlog en vrede ter sprake zijn. Want indien het vertrouwen algemeen was, dan waren de regelgevingen en de wetten volstrekt overbodig. Nu zitten zij ons op de hielen, als waren zij de argusogen van onze medemensen zelf. Regels en wetten worden des te meer nodig geacht naarmate het wantrouwen groter is: zij regelen de economie als het ware "exact tot op de centiem" en er is ook geen rust als in de calculus op het eind van de dag een kwartje overschiet. De vrede wordt als het ware door een bonte variëteit aan regels en aan wetten onderstut, precies zoals een enorme schuur aan alle kanten en zijden onderstut wordt door ontelbare staken en pilaren. Maar het wantrouwen verlicht de arbeid niet, het maakt die slechts lastiger omdat het een groot stuk van de voorradige energie opslorpt terwijl het verder toch altijd geheel onproductief blijft. Wantrouwen schept wantrouwen, en zo blijft deze tumor groeien, totdat hij tenslotte àlle voorradige krachten naar zich toe trekt en er niets meer overschiet voor het eigenlijk werk dat de gemeenschap in leven moet houden en moet laten groeien. Het systeem wordt dermate log dat het de dood betekent van al datgene in wiens dienst het oorspronkelijk placht te staan. Precies omdat het systeem werd ontworpen uit argwaan, terwijl argwaan nog meer argwaan schept, is systematisering uit den boze.
Voor de staatsvorm die 'democratie' heet, bestaan heel wat omschrijvingen, maar als men het wezen ervan onderzoekt, dan moet men tot de bevinding komen dat de kern ervan ligt in haar redelijkheid, welke immers fel contrasteert met het geweld van, bijvoorbeeld, dictatoriale systemen. Toegegeven dat in verkiezingen en stemronden de rede als zodanig dan toch enigszins de mist ingaat aangezien het maar zelden het geval blijkt dat de meerderheid het bij het rechte eind heeft: aan democratisch genomen beslissingen gaan hoe dan ook onderzoeken, tellingen en debatten vooraf welke allemaal principieel open staan voor de kritiek van de burger. Het grootste gevaar voor de democratie bestaat misschien wel in het feit dat enkele grote partijen als het ware de dictatuur onder elkaar gaan verdelen, terwijl zij in de verkiezingen de individuele burgerlijke stemmen feitelijk opvreten en afvlakken. Immers, door het feit dat politieke partijen vaak geen andere inhoud hebben dan de naam waarmee ze zich onderscheiden van hun politieke rivalen, ontdoen ze eigenlijk alle individuele stemmen van hun inhoud, zodat aldus van de aanvankelijke redelijkheid uiteindelijk nog heel weinig overschiet.
In geval van eerlijke verkiezingen resulteert een verkiezingsoverwinning uit een getal dat een aantal kiezers vertegenwoordigt. En een eerste vraag hierbij kan luiden: hoeveel percent van die kiezers, kiezen op grond van redelijke argumenten? Edoch, direct daarbij aansluitend moet men ook vragen naar de grond van die redelijkheid, welke immers zichzelf teniet doet als de onderliggende motieven egoïstisch en geheel ónredelijk zijn... en dat blíjken ze ook vaak te zijn. Een kiezer stemt bijvoorbeeld voor een partij die alle snelheidsbeperkingen in het verkeer wil opheffen, en die daarvoor ook allerlei schijnargumenten aanbrengt, zoals bijvoorbeeld de theorie dat een toename van de gemiddelde snelheid zorgt voor minder verkeer op de baan. Edoch het motief van die kiezer is gebeurlijk louter sensatiezucht: hij bezit bijvoorbeeld een snelle wagen waarmee hij zijn frustraties afreageert. Zodoende functioneert de zogenaamde redelijke argumentatie in dit politieke spel nog louter als alibi, als dekmantel voor volstrekt redeloze beweegredenen van egoïstisch ingestelde individuen. Al wie deze vrees een ogenblik aan enkele concrete situaties toetst, zal algauw merken dat het hier allerminst om uitzonderingen gaat maar veeleer om de regel. Net zoals dat het geval is in het bedrijfsleven met de zogenaamde "dubbele boekhouding", of in de juridische wereld met de wetten die soms nog uitsluitend lijken te bestaan om hun achterpoortjes te verbergen, blijkt het op meer vlakken vaak de algemene tendens dat het redelijke verworden is tot een louter rookgordijn waarachter zich dan de volstrekt arbitraire zaken aan het oog onttrekken. De rede die oorspronkelijk in dienst staat van een openheid welke het wantrouwen de wind uit de zeilen moest nemen, blijkt vaak zelf nog slechts als rookgordijn te functioneren.
Om te vermijden dat een democratie aldus wordt uitgehold, dienen dan ook àlle systemen gewantrouwd te worden, inbegrepen het systeem van de rede. Dat redelijkheid en logica allerminst klaar en duidelijk zijn, wordt aangetoond door de onvergankelijke successen van welsprekendheid en reklame, welke steeds kunstiger balanceren op de grens van waarheid en leugen. De leugen is tot een 'kunst' uitgegroeid, of tot een 'wetenschap' van het bedrog, en de door prof. Charles Strickley reeds in 1955 gepubliceerde gegevens over psychopolitiek (7) zijn slechts voorbeelden onder vele andere die aantonen dat de vrees terzake allerminst zonder grond is. Edoch, wat rest ons dan nog als wij ook de rede moeten wantrouwen, wiens licht volgens talloze verlichte geesten de beste remedie tegen het wantrouwen vormt? Want als wij ons niet vergissen is hiermee een uiteindelijk probleem onder (uiteraard nog veel te schamele) woorden gebracht: het licht van de rede blijkt niet altijd dat van de waarheid te zijn...
(wordt vervolgd)
(J.B., 13 augustus 2009)
Noten:
(6) Götzen-Dämmerung, Sprüche und Pfeile, 26.
(7) Het betreft de New Yorkse uitgave getiteld: "Brainwashing: A Synthesis of the Russian Textbook on Psychopolitics".
3.
De redelijkheid en de waarheid zijn elk andere zaken, zoals ook de logica en de waarheid verschillend zijn, en zoals de wiskunde en de waarheid dat zijn, of de zintuiglijke ervaring en de waarheid: oppervlakkig bekeken lijken die dingen elkaars evenbeelden doch bij nader onderzoek gaan ze vaak over heel verscheidene terreinen. De waarheid is (slechts) één van de vele mogelijke waarden, naast bijvoorbeeld de goedheid en de schoonheid waarmee zij een soort van Platonisch driemanschap vormt. Maar in Aristotelische zin zijn daar ook nog categorieën zoals de hoeveelheid, de hoedanigheid, het waardoor en het waarom en zo meer - twaalf in totaal. Anders dan in die Aristotelische categorisering, geloven wij niet dat de waarheid en de waarde nevengeschikte categorieën zijn: ons inziens is de waarheid een waarde, doch niet andersom. Het ligt trouwens voor de hand dat de waarheid een specifieke waarde is: het is namelijk die waarde waarvoor de waarheid het waardecriterium vormt. Over de waarheid immers kunnen wij zeggen dat zij waardevol is, terwijl het zinledig is om over een waarde te zeggen of zij al dan niet waar is. Ook het goede en het schone zijn niet waar of onwaar; ze zijn echter wél waardevol. En zo ook kan de redelijkheid haar schoonheid hebben en kan men spreken over de elegantie van een wiskundig bewijs of over de schittering van een redevoering. Een wiskundig bewijs kan waar zijn, doch (binnen een welbepaald kader) tegelijk volstrekt waardeloos in het leven van alledag. Een redevoering kan meeslepend zijn precies omwille van haar doortastende argumentatie, maar daarom hoeft zij nog niet te stroken met de waarheid. Door de eeuwen heen werden de meest fantastische theorieën, vaak stammend uit de wildste fantasieën en uit het wensdenken van het primitiefste mensdom, welhaast wetenschappelijk onderbouwd met quasi meetkundig bewezen stellingen, denk maar aan de systematische theologie van het genie van Thomas Aquinas dat duizend jaar en langer de machtigste kerk ooit heeft geschraagd. Het empirisme, de theorie van Berkeley en talloze andere filosofische systemen zijn elk voor zich volstrekt verdedigbaar zonder dat ze onderling verzoenbaar zijn en terwijl ze elkaar zelfs radicaal tegenspreken. Een gedrag kan al dan niet redelijk worden genoemd maar het is niet waar of onwaar. Sommigen kiezen voor de rede, de ratio, en zij plaatsen deze op een hoge trap en brengen haar eer; anderen daarentegen verkiezen het om de gevoelens belangrijker te achten, en nu en dan laten zij de rede dan ook voor wat ze is. Over gekken wordt trouwens gezegd dat zij nog slechts over hun rede beschikken, al worden zij in een ander perspectief geïdentificeerd met die mensen die volstrekt redeloos zijn. Analoog kan men beweren dat het zoeken naar waarheid onze zekerheden versterkt terwijl, in een heel ander perspectief, kan aangetoond worden dat de waarheid geen zekerheid verdraagt en ook andersom: het ware kan nooit worden verwoord, het is onmeetbaar, en het meetbare en het zegbare zullen altijd veel te bekrompen zijn om ooit het ware te kunnen benaderen.
Omdat de waarheid veel omvattender is dan de redelijkheid, kunnen zelfs de meest uitgebreide (redelijke) systemen haar nimmer ten dienste staan: zij verminken haar onvermijdelijk. Uitleggen waarom iets schoon is, is een aangelegenheid die slechts tot hilariteit kan leiden, en zodoende illustreert de rede haar eigen kortzichtigheid. Het gedrag van opvoedelingen kan niet berekend worden of geconditioneerd naar de wens van de opvoeder, die dan zou degraderen naar het niveau van de dierentemmer, en de opvoedeling naar het niveau van het dier of zelfs naar het peil van het bestuurbare mechanisme. En zo ook kan men van mensen niet verwachten dat zij zich aan regels en wetten ondergeschikt maken - tenminste niet als zij niet overtuigd kunnen worden van hun noodzaak of zin. De waarheid is een heel ander paar mouwen dan alle trucs en systemen samen die haar aan zich wensen te onderwerpen.
Misschien om die reden zijn parlementaire discussies en gesprekken zo geladen met zaken die heel anders nog dan wiskundig, logisch, vakkundig en correct zijn. Politici dienen naast vakbekwaam ook eerlijk te zijn, betrouwbaar vooral en bedeeld met gaven die de intellectueel meetbare kwaliteiten overtreffen en die er niet en nooit toe terug te voeren zullen zijn. Om dezelfde reden baat het niet om de raad te vragen van een ingewijde inzake een probleem waarmee men worstelt, als deze ingewijde niet tegelijk een goede inborst heeft - in casu: de bedoeling om hulp te bieden veeleer dan het oogmerk om uit andermans problemen winst te slaan. Kennis kan niet baten als zij niet door goedheid wordt bestuurd, maar bijvoorbeeld door naijver, haat of vernielzucht, zoals ook alle getuigen van de atoombommen op Hirosjima en Nagasaki dat zullen hebben beaamd. Geniale medici kunnen zich overgeven aan praktijken zoals biologische oorlogsvoering en daarom ook wordt van medici verlangd dat zij de eed van Hippocrates afleggen vooraleer zij aan de slag gaan - in feite zou voor elk maatschappelijk relevant beroep zo'n eed moeten bestaan. Wat steeds weer vaststelbaar is, is wel dat de menselijke wreedheid vaak te maken heeft met een onwrikbaar vertrouwen of geloof in eender welke systemen, alsof zij in staat waren om de menselijkheid van de mens over te nemen en die in zijn plaats op hun schouders te torsen. Edoch, wat menselijk is kan niet door domme en gevoelloze systemen worden gedaan omdat systemen louter dingen zijn. Mensen zullen nooit ofte nimmer hun menselijke verantwoordelijkheid van zich af kunnen schudden; het zal ons nooit toegestaan worden dat wij ons van de last van ons geweten ontdoen door datgene wat er op drukt, naar systemen over te hevelen. IJdel is de hoop die verlangt naar een wereld waarin goed en kwaad niet meer zouden bestaan omdat zij bijvoorbeeld tot gezondheid en ziekte herleid zouden zijn geworden. Het streven dat de ziel en de motor uitmaakt van elk menselijk zijn en handelen, kan nooit worden weggeduwd zonder het leven zelf van de adem te benemen. Van een menswaardige politiek moet daarom worden geëist dat hij onophoudelijk in beweging blijft en nimmer stagneert. Veeleer dan wetten en regels, zullen het de lopende gesprekken en de vele samenwerkingsverbanden zijn die oriënterend moeten werken voor het algemeen gedrag. De imperatieven van ooit dienen zich om te smeden tot uitnodigingen, welke op hun beurt om antwoorden verzoeken die gesprekken op gang brengen, en in die gesprekken als zodanig voltrekt zich dan al dan niet het gebeuren dat naar maatschappelijke relevantie streeft.
(wordt vervolgd)
(J.B., 13 augustus 2009)
|