Over
de perversies van onze cultuur
Deel
3. Mens zonder wil
Het
verhaal doet de ronde van een jood die geplaagd werd door een bende
straatkinderen die elke dag belletje trek deden aan zijn deur. Maar
ziehier hoe hij zich van dit ongemak bevrijdde. Telkenmale als de
kinderen aan zijn bel kwamen hangen, gaf hij hun vijf cent. Maar wat
doet hij nu, zo zou men zich afvragen, want op die manier blijven ze
uiteraard komen? Edoch, na enkele dagen gaf hij hun nog vier cent.
Vier cent, zo dachten de kinderen: dat is nog steeds de moeite waard!
En ze bleven komen. Vervolgens verlaagde hij zijn tarief naar drie
cent, naar twee cent en naar één cent. Maar één cent, dat vonden
ze de inspanning al niet meer waard en ze bleven weg!
Het
is zo simpel als pompwater maar men moet erbij komen: de jood
beroofde zijn plaaggeesten van hun eigen motivatie leedvermaak
door hen ertoe te verleiden deze te verwisselen voor een beweegreden
die hijzelf kon sturen een beloning. De plaaggeesten verloren de
lust om nog te doen wat zij deden, zij vervreemdden van hun eigen
daden en zij waren niet langer meester over hun handelingen: voortaan
werd hun gedrag gestuurd door een derde; ze waren hun eigen wil
kwijt.
Nu
blijkt exact hetzelfde te zijn gebeurd met de arbeidende bevolking
van de westerse wereld. Van nature geneigd tot het
levensnoodzakelijke werk dat in het verlengde ligt van het spontane
spel, heeft een klasse van 'bestuurders' sommigen noemen hen
'machtswellustelingen' de spontane beweegredenen die mensen van
in den beginne tot arbeid aanzetten, middels het loonstelsel
geperverteerd en op die manier worden de arbeiders ook gemanipuleerd:
zij werken niet langer om de intrinsieke waarde van hun werk maar
omwille van een loon en derhalve verliezen zij de natuurlijke band
tussen hun werk zelf en de finaliteit ervan; zij vervreemden van wat
hun handen voortbrengen het laat hen op den duur koud wat ze voor
de kost moeten doen en zo zijn ze ook niet langer meester over
hun eigen lot; een ander heeft van hun handen bezit genomen; de
handen van alle arbeiders zijn voortaan ontkoppeld van hun eigen wil
of brein en ze zijn verworden tot de tentakels van een centrale die
zij helemaal niet controleren maar door welke zij gecontroleerd en
gemanipuleerd worden. Het lichaam van de burger behoort hem niet
langer toe omdat het ook niet langer gehoorzaamt aan zijn wil: het
lichaam van de burger gehoorzaamt immers aan de wil van een centraal
bestuur en het doet dat ook omdat het van dit centraal bestuur geld
en dus voedsel en nog andere levensnoodzakelijke dingen moet krijgen.
Edoch, tegelijk doemt het gevaar op dat wij aan die vreemde wil
gehoorzamen met dezelfde blindheid waarmee wij gehoorzamen aan ons
hongergevoel: wij eten omdat wij honger hebben en zo ook spreken wij
het woord van wie ons voeden en dus spreken wij niet langer ons eigen
woord onze eigenste wil en geest en lust werden buitenspel gezet.
Het
is uiteraard niet verkeerd op zich wanneer mensen samenwerken en
aldus een maatschappij vormen waarbij zij zich in functie van een
optimale samenwerking gaan specialiseren het bevordert zelfs de
samenhang van het geheel en zo ook het welzijn van elk onderdeel als
men elkaars werk doet of in wat andere bewoordingen als men elkanders
lasten draagt. Voorwaarde is dan wel dat er dan inderdaad sprake is
van samenwerking en van medewerking wat echter niet langer
vanzelfsprekend blijkt waar deze authentieke maatschappelijke motor
vervangen werd door de oneigenlijke drijfveer van de concurrentie
die immers een wedloop inhoudt waarbij men niet langer elkaars
medestander is doch elkaars tegenstander of vijand. De natuurlijke
doch negatieve motivatie van het recht van de sterkste doden
of gedood worden mag dan wel dwingend zijn en derhalve sterk
en zij mag dan al binnen zekere perken gehouden worden door de wet:
zij ondermijnt op termijn de samenwerking en de staat zelf omdat zij
van medeburgers vijanden maakt waarvandaan: homo homini lupus.
De
ontkoppeling van de arbeider van het resultaat van zijn werk brengt
een vervreemding mee die hem om te beginnen berooft van zijn werklust
maar die vervreemding heeft nog een ander ernstig effect: omdat men
voortaan de finaliteit van zijn werk gedwongen overlaat aan anderen
aan een verondersteld bestuur werkt men niet langer omwille van
de intrinsieke waarde van zijn arbeid maar enkel nog omwille van het
loon, zodat het de werknemer op den duur eender is wat hij moet doen
zolang hij maar betaald wordt.
Er
zijn werknemers die betaald worden om te slapen en die daar helemaal
geen graten meer in zien en er zijn ook werknemers die tabak
verdelen, alcohol en verslavende computerspelletjes; er zijn medici
die zich goed bewust zijn van de door Ivan Illich te berde gebrachte
problematiek van de iatrogene werking van de geneeskunde maar die
maar laten betijen; internetvirussen worden verspreid door de
producenten van computerbeveiligingsprogramma's en antivirale
software; diepvrieskasten en stofzuigers worden gefabriceerd om al na
drie jaar te verslijten, advocaten stoken de ruzies aan waaraan zij
dik verdienen, verzekeringsmakelaars werken samen met inbrekers om
bangeriken onder druk te zetten, het geschiedenisonderwijs houdt de
kinderen dom, de chemiereuzen die antigif en medicijnen fabriceren
zijn ook de producenten van sproeimiddelen en andere carcinogenen en
straks moeten wij wel gaan geloven dat griepvirussen gefabriceerd
worden tezamen met inentingen ertegen. Edoch, de volksgezondheid, de
algemene ontwikkeling, de eerlijkheid, het recht, de veiligheid, de
waarheid en noem maar op, blijken geheel ondergeschikt aan de
economie: goed is nog slechts wat geld in het laatje brengt en
hetzelfde geldt voor wat waar en wat schoon is. De economie moet
draaien, en de snelheid waarmee ze draait werd uitgeroepen tot de
eindwaarde van alle maatschappelijke leven. De productie dient
gemaximaliseerd te worden en zo ook de consumptie; er bestaan geen
grenzen en in een tijd die beweert zich van alle taboes te hebben
bevrijd, werd een nieuw en onoverwinnelijk taboe geboren: het woord
'genoeg'. De menselijke wil werd totaal onderworpen aan de wetten van
een nieuwe, alles beheersende en letterlijk moordende economie.
Steeds meer mensen willen afremmen, vertragen, rusten, langzaamaan
doen of stoppen maar de autoriteiten wijzen erop dat wie niet meer
kunnen volgen, onherroepelijk uit de boot zullen vallen.
RVA=zelfmoordfabriek:
het staat met roetzwarte letters zo groot als mensenlichamen op een
blanke muur in het centrum van de stad één etmaal lang en dan
is het alweer overschilderd want deze informatie dient te worden
achtergehouden om met de verfijnde en meedogenloze
vernietigingspolitiek door te kunnen gaan. Gaskamers zijn niet langer
nodig nu sociologen erachter zijn gekomen dat uitstoting uit de groep
en sociale vernedering eenzelfde effect hebben als gifgas terwijl dit
nieuwe moordwapen clean is en helemaal geen sporen meer nalaat: zo
worden plaatsen vol mensen 'opgekuist'. De compartimenten waarin zich
de opruiming van het maatschappelijke ballast voltrekt, zijn geheel
onzichtbaar geworden en van een genocide is geen sprake meer, men
dient er alleen nog over te waken dat het verband tussen de massale
zelfmoorden en de even massale doorverwijzing van mensen zonder
maatschappelijke functie mensen 'ten laste' naar de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn,
onontdekt blijft of dan toch onbesproken en alvast onaantoonbaar want
niemand zal ooit in staat zijn om een link tussen beide te bewijzen.
Hoe stuntelig waren de moordtechnieken
van de nazi's!
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
16 januari 2018)