Zoals
iedereen intussen weet, is het panopticum wereldwijd een feit
geworden mede dankzij het internet dat immers de privacy of de
eigenheid uit alle mensen wegneemt en daarmee ook het mens-zijn zelf
dat met die uniciteit samenvalt. Dat een mens helemaal niet bestand
is tegen een bestaan zonder privacy, mag niet alleen blijken uit de
fictie van de dystopische literatuur daaromtrent: ook de politieke
realiteit van zowel de communistische als de kapitalistische
dictaturen getuigt ervan dat mensen die gecontroleerd worden, bereid
blijken om hun eigen naaste én zichzelf te verraden en in dat
laatste geval herinnere men zich uit het katholicisme van weleer de
praktijk van de biecht waarbij men de controleur zozeer heeft
verinnerlijkt dat deze tot het eigen geweten werd - het geweten dat
zijn drager aanklaagt.
Privacy is
een bijzonder te bewaken goed en de vanouds strenge wetgeving daaromtrent
laat er geen twijfel over bestaan: waar de privacy van een
mens wordt aangetast, wordt hij zelf aangetast en (al dan niet
onmiddellijk) sociaal, psychisch en fysiek gedood, vaak door de eigen
hand. Alleen al om louter fysieke redenen heeft elke levend wezen een
eigen nest nodig waarmee het zich afschermt tegen de buitenwereld.
In feite
poogt het huidige bestel dat een steeds meer autocratisch karakter
krijgt, de mensen ertoe te verleiden om hun privacy prijs te geven en
dat begint met de zo onschuldig ogende klantenkaart: in ruil voor
beloften over allerlei voordelen verzamelt de kaart gegevens omtrent
het koopgedrag en dus ook omtrent het bezit, de verlangens, de
interesses, de bezigheden, de financiële capaciteit, kortom omtrent
alles wat iemand heeft, doet, denkt en wil. Eveneens onder het
voorwendsel van het heil van de burger wordt informatie verzameld
onder het voorwendsel van de veiligheid van het individu en van de
staat: de identiteitskaart bevat deze gevoelige informatie en zij
wordt door de verplichte bezitter ervan op verzoek overhandigd aan de
autoriteiten: de politici, de geneesheren, het gerecht en alle andere
tentakels van de autocratie.
De
biechtvader van weleer werd vervangen door de psychiater die steeds
meer mensen aan zich bindt met bijzonder verslavende middelen en zij
vertrouwen hem omwille van het wetenschappelijke aureool dat de
medicijnman omgeeft alsook ingevolge de overtuiging dat een arts
overeenkomstig de eed van Hippocrates altijd het heil van de patiënt
zal nastreven. Dat vertrouwen wordt nog gevoed doordat de klant
zichzelf koning acht omdat hij het is die betaalt terwijl de arts in
feite leeft bij de gratie van zijn cliënteel maar die realiteit
wordt stilaan opgeheven door de gestage institutionalisering van de
medische wereld die de plaats inneemt van de aloude religie zoals dat
nu reeds zichtbaar wordt in de aanpak van de huidige (al dan niet
vermeende) pandemie.
De patiënt
praat vrijuit tot 'zijn' psychiater, echter zonder te begrijpen dat
de volstrekte afwezigheid van ook maar enige repliek van diens kant
geen ander doel dient dan de onzichtbare doch bijzonder reële
constructie van een van de meest krachtige machtsverhoudingen onder
mensen waarbij de ene zich schijnbaar vrijwillig en blindelings aan
de andere onderwerpt.
Dit systeem
van onderwerping (maar in feite gaat het om een transactie of een
'handeltje') werd op uitnemende wijze aan het licht gebracht door een
van de grootste romanschrijvers ooit, met name Fjodor Dostojevski, in
zijn De gebroeders Karamazov en meer bepaald in de
raamvertelling, De grootinquisiteur van Sevilla, met
betrekking tot de inquisitie in het katholicisme. Daar verklaart de
grootinquisiteur dat hij als kerk in feite optreedt in naam van de
duivel die Christus wantrouwt omdat de Heiland de mens te hoog
inschat: de mens moet bedrogen worden, zo meent de kerkvorst, en dit
uitgerekend voor zijn eigen heil, want de mens wil dit bedrog, hij
wil nu eenmaal een hemel om in te geloven en de kerk draagt de last
van dat bedrog en brengt aldus het mensdom in de waan van een in
feite onmogelijk geluk.
De patiënt
beseft ofwel nooit ofwel laattijdig dat zijn biecht tot de
medicijnman dezelfde functie vervult als de biecht van de gelovige
van weleer: de biechteling brengt zijn privéleven naar buiten
waardoor het ophoudt het zijne te zijn; hij verliest het, hij
verkoopt het als het ware in ruil voor de ontlasting van wie een
nederlaag lijden in een strijd, hetgeen hun lot bezegelt als
krijgsgevangenen die dan alleen nog in leven worden gehouden in ruil
voor hun slavernij. En deze bedrieglijke carrousel verkoopt zichzelf
als 'gezondmaking' of als 'geneeskunde' - men moet immers in acht
nemen dat de hedendaagse definitie van krankzinnigheid quasi
samenvalt met die van asociaal gedrag en dan meer bepaald met een
attitude die gekenmerkt wordt door ongehoorzaamheid aan de
autoriteiten waarbij geheel buiten beschouwing wordt gelaten wie die
autoriteiten zijn. En zo is de cirkel rond en int de dictatuur ten
langen leste alsnog wat zij eerst prijs moest geven. Het systeem
strookt perfect met de praktijk van de goelags, de werkkampen van de
dictatoriale mogendheden.
Maar met
het internet als biechtvader spreekt de patiënt veeleer tot niemand
dan tot iedereen, zijn toehoorder is een niet-persoon, het is de
duivel aan wie de wereld toebehoort sinds de zondeval een einde
maakte aan het eeuwig leven. De klaagmuur van de weblogs antwoordt
evenmin als een muur van steen; eventuele lezers blijven apathisch
bij het vernemen van andermans leed en deze informatie dient hen
hooguit tot het versterken van de eigen positie. Klokkenluiders
worden nauwelijks gehoord, met hun openbaringen creëren zij een
korte wijle sensatie maar voor de rest schieten zij alleen maar in de
eigen voet; moordenaars wereldwijd blijven vrijuit gaan en het bevel
van de autoriteiten om de andere kant uit te kijken, wordt gedwee
massaal opgevolgd; over het milieu, de oorlog, de honger en nog ander
onrecht wordt gepalaverd maar daar blijft het uiteindelijk bij.
Aan wat
mensen via het internet delen, ontbreekt het allerbelangrijkste, met
name de ziel van de informatie, welke bestaat uit het vertrouwen: het
panopticum maakt het onmogelijk om de activiteit van het vertrouwen
in de praktijk te brengen omdat het wantrouwen het uitgangspunt is
dat over al het andere regeert. Controle schakelt de vrijheid uit en
waar de vrijheid ontbreekt, ontbreekt niet alleen de vrijheid om te
liegen maar wordt tevens het spreken van de waarheid uitgesloten. Om
die reden is het internet als intermenselijk communicatiemiddel ten
dode opgeschreven. Waar het zich alsnog doorzet, zal de mens ten dode
opgeschreven zijn.
(J.B., 7
juli 2020)