Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
31-12-2013
Isa danst op spinrag. Over de nieuwste novelle van Ludo Noens
Isa danst op spinrag. Over de nieuwste novelle van Ludo Noens
Ik geloof niet in elfen, kabouters, feeën of reuzen en ik zal dat ook nooit doen, al kan ik vanzelfsprekend niet ontkennen dat indien deze wezens ook écht bestonden, mijn ongeloof hun leven op generlei wijze teniet kon doen. Edoch, Unamuno indachtig kunnen wij dit niet beweren over ons eigen leven, alvast niet indien wij inderdaad slechts goddelijke droombeelden waren en misschien geldt iets dergelijks ook voor alle bonte wezens waarvan wij op onze beurt de scheppers zijn.
De ervaring leert dat wat genegeerd wordt, ook spontaan verdwijnen kan, precies zoals het gefabuleerde en het gefingeerde naar de voorgrond treden en op den duur zelfs meer aanwezig blijken dan u en ik - denk maar aan Mickey Mouse, Madonna, Santaklos... om slechts enkele schimmen te noemen die het tot helden van het mensdom schopten en zelfs tot goden. Voorwaar: de vraag of wij in de droom der goden bestaan ofwel zij in de onze, is sinds oudsher een raadsel en verandering in die dan toch benarde toestand is allerminst in zicht.
Tussen stenen en mensen in, ontplooit zich een gigantisch universum aan zijnden: planten, sponzen, kevers, adders, vlinders, schildpadden en paarden. Men zegt wel dat bomen en spinnen niet nadenken kunnen zoals wijzelf maar zij zijn er toch en zij sloven zich uit, zij leven kennelijk graag, verzamelen voedsel, drinken en zorgen voor hun kroost zoals wij voor de onze. Volgens zowat alle ons bekende religies zijn er op dezelfde wijze tussen de mensen en de goden in nog talloze mythologische wezens, duivelen en sinten, en dat wij hen niet waarnemen, komt wellicht alleen hierdoor dat wij hen niet kennen: we hebben geen oog voor hen, ze ontsnappen aan onze blik of we houden elk van hen verkeerdelijk voor een ander.
Stellen wij ons vragen over deze vragen - stellen wij ons met andere woorden metavragen - dan kunnen de wetenschappen ons geen jota wijzer maken, zoals zij ook niets zinnigs kunnen zeggen over bijvoorbeeld kunst: kunst overtreft nu eenmaal het zeer exacte doch evenzeer beperkte kennen van wie met het vergrootglas op de knieën de grond afspeuren, daar waar de lantaren brandt. Werkelijkheden die ontsnappen aan het rekenende denken, kunnen pas betekenisvol behandeld worden buiten de gebieden die beheerst worden door machtige dogmata en streng bewaakte normen.
In de literatuur bijvoorbeeld, en door een schrijver wiens pen nu eens níet gedirigeerd wordt door de mondiaal uniform gemaakte markt welke reeds lang de doodsteek heeft gegeven aan alle leven in de kunst. Tot dit ras van doorbijters en onverdroten waarheidszoekers behoort ook de auteur van de verraderlijk lichtvoetige novelle die onze nieuwjaarstafel siert: Isa danst op spinrag.
Het werk van Ludo Noens heeft op de keper beschouwd maar weinig met fantastiek te maken en des te meer met ontologie of zijnsleer, welke noodzakelijkerwijze drijft op zeeën van onzekerheid en vragen terwijl tegelijk het rigide doordenken een absolute vereiste is om tot enig resultaat te kunnen komen. Denk maar, om er slechts één te noemen, aan Bernhard Riemann wiens naam blijft voortbestaan in een aparte meetkunde. Deze op negenendertigjarige leeftijd aan tuberculose gestorven grondlegger van wat uiteindelijk Einsteins relativiteitstheorie geworden is, geloofde zoals ook de wijsgeer Herbart, inzake de geestelijke verschijnselen in een bijzondere veldtheorie die doet denken aan de elektrodynamica en waarbij wij steeds veranderende voortbrengselen van ideeën zijn. De geest als een met een elektrisch potentiaal vergelijkbare entiteit is een idee die menige strenge alfawetenschapper heeft bekoord en meer dan één mathematicus van formaat flirt ermee in deze nieuwe tijd van de computer en van de wereldomvattende golem waarop het internet is gaan gelijken.
Deze min of meer inleidende zinnen in de zoektocht naar de geest van het te bespreken werk, dienen slechts om het verhaal niet te verklappen, want het dient gezegd: de zijnsleer waarvan in Noens' werk enkele beginselen worden aangereikt, is geen stugge, droge metafysica die eeuwenlang het geduld van geïnteresseerden op de proef stelde, tenminste als zij de leer zelf al niet geheel ontoegankelijk maakte. Noens reikt ons zijn beschouwingen aan in een meer dan elegant reisverhaal dat barst van kennis over mythen, sagen, legenden en folklore welke zonder kleerscheuren aan diepzinnige beschouwingen worden gepaard die net wat meer te bieden hebben dan wat ons door de band voor wijsheid wordt verkocht, zoals die Chinese spreuk dat zij die spreken, niet weten, terwijl zij die weten, nimmer spreken - een spreuk die aan wat in dit verhaal opzettelijk onuitgesproken bleef, een heel bijzondere lading geeft.
Colin en Isabelle, een koppel van middelbare leeftijd met een late kinderwens, trekt erop uit om rust te vinden voor een beslissing die aan hun leven een andere wending geven kon. Er groeit een sfeer zoals die in Polansky's Rosemary's Baby maar het verhaal heeft heel wat meer om het lijf dan louter griezel, ofschoon kippevelmomenten niet ontbreken. De reis verloopt eerst in het karnavaleske en hypnotiserende Lourdes en voert dan naar het Noorden waar het schemerdonker is, naar Schotland en de Highlands: zoals iedereen weet is de stap van werkelijkheid naar droom aldaar niet breder dan een duim. Het koppel zal daar het kind dat zij verwachten, verliezen in omstandigheden die serieuze vragen oproepen. Maar bovendien verliest Colin, die alles geduldig onderging, op de koop toe zijn vrouw. Dit is niet mogelijk, dit is té wreed en het ontzet de lezer, maar het verhaal biedt geen andere uitkomst, de mens heeft zijn lot niet in handen, andere krachten blijken in het spel en zij zijn kennelijk van alle tijden.
Meer verklap ik niet, ik las het werk op Sint-Silvester, het heeft mij betoverd, ik heb het meteen doorgegeven, ik weet niet waar het heden is beland, het maakt een reis in deze donkere zes weken die baden tussen werkelijkheid en droom. Een schitterend boek op een uitgelezen moment!
Ter gelegenheid van het eindejaar: een blik op de toekomst
Ter gelegenheid van het eindejaar: een blik op de toekomst
Het merendeel van ons, mensen, dragen net zoals alle andere levende wezens kennis zoals wij bijvoorbeeld ook dragers zijn van ziektekiemen en op manieren vergelijkbaar met de wijzen waarop wij ziekten overdragen, dragen wij ook kennis over, wat wil zeggen: vrijwel onbewust of alvast quasi subluminaal, onnadenkend. Hiermee werd meteen gezegd dat mensen kennisdragers en kennisoverdragers zijn maar door de band genomen of misschien wel nimmer kennisproducenten, zoals wij ook niet de voortbrengers zijn van virussen of van bacteriën. Deze laatste gaan zich vestigen in ons lijf na zekere vormen van contact en elke microbe heeft zijn geliefkoosd orgaan waarin het zich vermeit zoals een vis in het water. De kennis welke ons inneemt door specifieke vormen van contact, hoort thuis in onze hersenen en stuurt van daaruit onze handelingen zoals ook de microben doen welke ooit en niet zomaar voor boze geesten werden gehouden. Vaak worden kennispakketjes ook 'memen' genoemd met 'genen' vergeleken ons inziens onterecht daar het inzake kennis om ladingen en niet om dragers gaat terwijl genen constituanten van de drager zijn en tot zijn wezen zelf behoren: memen zijn derhalve beter vergelijkbaar met microben, zowel qua aard (het zijn ladingen) als qua manier van overdracht (met name door contact) als qua werking (zij beïnvloeden ons gedrag en zij doen dat vaak zonder dat wij ons daarbij echt hoeven bewust te worden van hun inhoud en van hun ultieme gronden). Wat betreft dat laatste besturen quasi alle mensen auto's zonder kennis van hoe zij dan kunnen rijden en zo ook gebruiken wij al onze instrumenten met een blindelings vertrouwen ín die instrumenten maar uiteraard ook in de specialisten die ze voor ons bouwden. Van de kennis is met andere woorden enkel de mantel voor de massa relevant terwijl het hoe en het waarom een zaak van vaklui is: van technici, over wetenschapslieden, tot originele filosofen die wegens de ten gronde doorgedreven uitdieping der dingen aan de wieg zelf kunnen gaan staan van het kennen en het weten, van de synthese ook en aldus van het nieuwe, zoals de wetenschapsgeschiedenis zelf dat illustreert. In feite zijn zij zoals de geesten waaraan vroeger ook het wezen van de ziekten toegeschreven werd: tussen de boze geesten als de oorzaken der ziekten en de goede geesten als de kennisbronnen moet er ergens en vooralsnog diep verborgen een welbepaalde link bestaan waarvan de ontsluiering ongetwijfeld garant zal staan voor een ongedroomde verdieping van het bewustzijn als zodanig.
Dat mensen niet samenvallen met hun kennis zoals zij ook niet samenvallen met hun ziekten terwijl het gedrag wel wordt gestuurd door beide soorten van 'geesten', betekent meteen dat de bestrijding van ziekten niet kan gebeuren door hun effectieve dragers uit te schakelen en dat de gedragssturende kennisinhouden niet geliquideerd worden door de kennisdragers op de brandstapel te gooien of door hen massaal in concentratiekampen te vergassen. Het doden van de zieken zal misschien wel de ziekte zelf aanwakkeren zoals ook het ombrengen van de verkondigers van een zekere wetenschap, die wetenschap veeleer zal doen bloeien in plaats van ze te doven. Wat zeldzamer wordt, gaat hoe dan ook in waarde stijgen, het wordt aldus begeerlijker; de vraag stijgt en alvast zal op een vrije markt het aanbod volgen. Wat vervolgd wordt, is niet zelden waar omdat de waarheid kwetst waar leugens heersen, terwijl ook nog steeds het rijm geldt van "al is de leugen nog zo snel..." Zoals reeds aangestipt moet er ergens een verband bestaan tussen de goede en de boze 'geesten', tussen de bronnen van de kennis en de ziektekiemen, en als dat inderdaad zo is, dan zullen net zoals de waarheid het van de vele leugens wint, uiteindelijk alle ziekten het onderspit moeten delven. Hoe dan ook is het zo dat de ziekten met de waarheid worden bestreden, en alvast dát verband tussen de genoemde 'geesten' werd ons reeds bij de geboorte van de wetenschap zelf geopenbaard.
Een effectieve bestrijding van 'foute kennis' wat in feite geen kennis is doch onwetendheid kan evenmin als de ziektenbestrijding geschieden door de dragers ervan om te brengen, en die dragers zijn al diegenen die aan de bewuste ziekten lijden of aan de onwetendheid die 'foute kennis' wezenlijk is. Desinformatie kan pas met informatie worden bestreden zoals ook de tekorten die de deur openzetten voor de ziektekiemen moeten worden aangevuld zodat de gezonde functies kunnen worden hersteld. Maar het informeren van (in casu gedesinformeerde) kennisdragers kan nimmer subluminaal gebeuren, het kan in wat andere bewoordingen nooit een onbewust proces zijn omdat de leugen pas met wortel en tak kan worden uitgeroeid op voorwaarde dat haar aanhanger bereid is haar met de waarheid zelf te confronteren. Alvast een mens moet met andere woorden zien (of ínzien) waaróm bepaalde zaken waarin hij altijd heeft geloofd, onwaar zijn, onwerkzaam, onvruchtbaar of nadelig. Hij moet dat inzien vooraleer hij ooit bereid kan zijn om zijn oude 'waarheden' voor andere te verwisselen. Alleen het brengen van mensen tot een dergelijk verrijkend inzicht is de naam 'opvoeding' waardig terwijl desinformatie precies het tegendeel voortbrengt en louter destructief werkt. En wordt hier terecht de vraag gesteld naar de objectiviteit van de waarheid, dan moeten alvast twee zaken worden onderkend. Vooreerst kan elkeen tot het inzicht komen dat er talloze leugens zijn maar slechts één en dezelfde waarheid; tegelijk moet men ook toegeven dat het bezit van de waarheid aan niemand toekomt terwijl het wel zo is dat iedereen er kan en eigenlijk ook zou moeten naar zoeken. Uit die twee stellingen volgt dan een regel waarmee eenieder die van goede wil is, het eens moeten kunnen worden: de waarheid moet in de openbaarheid worden gezocht, hij kan nooit een geheime leer zijn, een lering geschonken door een hogere machthebber aan een elite die de kennis ervan voor zichzelf mocht houden, een waarheid die slechts uitverkorenen begrijpen konden en waaraan de massa zich dan maar diende te onderwerpen in een blind geloof. De waarheid kan derhalve pas de waarheid zijn als zij principieel voor iedereen toegankelijk is, inzichtelijk en bevattelijk, maar hij moet ook verbeterbaar zijn, hij moet erkennen dat hij nooit definitief kan zijn maar vanuit zijn eigen aard veranderlijk. Beknopt gesteld blijkt dan de waarheid, verrassend genoeg doch even logisch als verrassend, tegelijk objectief en veranderlijk: zij bestaat maar zij ontsnapt aan onze greep terwijl wij in haar richting verder moeten en ook kunnen dankzij het gezamenlijke overleg.
De zopas beschreven plicht die alle mensen hebben, is lastig maar ongetwijfeld alle moeite waard omdat elk leefbaar alternatief ontbreekt: de oorlog is het enige wat overschiet. Maar kennelijk kunnen sommigen de last van deze edele taak niet dragen en vallen zij in de verleiding om de spanningen die nu eenmaal elke lastige werkzaamheid meebrengt, ongedaan te maken middels een gemakkelijkheidsoplossing. Aldus belanden zij in het slijkerige spoor van de ontelbare hersenloze dictators uit een geschiedenis vol ellende die het pad van het mensdom kruist en kruisigt en zo denken zij de ziekten te kunnen en te mogen bestrijden met de uitroeiing der zieken, en de vermeende onwetendheid met het ombrengen der zogenaamd onwetenden, niet beseffend dat zij aldus de slachtoffers van een gebeurlijk ongeluk een tweede keer bestraffen en dan nog vruchteloos of zelfs tegendoelmatig.
Dit pad moeten wij schuwen als de pest omdat het dé kwaal van deze tijd is die meer dan wat dan ook de toekomst van de mens en van al het andere leven naar de duivel helpen kan. De keuze voor de rede en tegen het geweld is geen in het verleden ingeslagen weg die enkel nog te volgen is: elke dag opnieuw dient die keuze te worden gemaakt en dient die weg te worden gegaan van bij het allerprilste begin en met de grootste zorg, om de heel eenvoudige reden dat 'memen' niet zoals genen overerfbaar zijn doch onderwezen moeten worden. De mens vernieuwt zich immers onafgebroken sinds het begin der tijden en hij zal dat wellicht blijven doen tot aan het einde; elke nieuwgeborene wacht op 'instructies' van zijn ouders, hij moet worden opgevoed, zijn gedrag moet geregeld worden, hij mag niet worden gedesinformeerd en hij moet de lastigste maar tevens wellicht ook de meest waardevolle aller waarheden leren verwerven, namelijk dat de waarheid zelf bestaat en nagestreefd kan worden maar dan alleen als altijd dichter te benaderen doch nooit te bezitten universaliteit die wel ons allen in zijn bezit heeft en noem dat einddoel voor mijn part God.
N.B.: Een speling van het lot wil dat Snowden zijn Big Brother identificeert met het zijns inziens totalitaristische westen terwijl George Orwell naar wie hij uitdrukkelijk verwijst, wellicht het communisme op het oog had...
21-12-2013
Ad majorem Dei gloriam
Ad majorem Dei gloriam
Dat het geloof twee kanten heeft, is in feite niets nieuws, maar problematisch is wel dat we meestal slechts oog hebben voor de voorkant terwijl die achterkant steeds meer bespeeld wordt door het kwaad. De voorkant kennen wij: geloven is voor waar aannemen wat wij niet zien en dat is een echte kunst. Maar de achterkant betreft een vaardigheid die heel wat moeilijker te verwerven is: het is de kunst om in datgene wat wij wél zien, de leugen te ontwaren.
Het belang zich van die achterkant bewust te zijn, ontleent zich hieraan dat uitgerekend de leugens de waarheid aan het oog onttrekken. De onzichtbaarheid van de te geloven, ware werkelijkheid is met andere woorden geen karakteristiek van de waarheid zelf, noch volgt zij uit een aan onszelf toe te schrijven blindheid: zoals in het centrum van Gent de zogenaamde 'schapenstal' ons het zicht ontneemt op de pracht der oude kathedralen, zo ook zien wij de waarheid niet omdat de aanmatigende leugen er pal voor komt te staan.
In dit licht betekent geloven dan ook niets anders dan het vermogen om door de leugen heen te kijken: het volstaat de leugen te ontmaskeren om de waarheid die zij verbergt, weer zichtbaar te maken; we moeten het licht opsteken en dan zien we dat de dingen die wij voordien niet zagen en waarin wij alleen geloofden, ook echt aanwezig zijn; het volstaat om te weerstaan aan de verleiding welke de leugen begeleidt teneinde het ware, dat met het goede samenvalt en met het schone, te kunnen aanschouwen.
Want wat ontkracht een democratie met voor elk wat wils - wat anders dan de kakafonie van elkaar onhoorbaar makende stemmen? Wat anders maakt de weinige goede boeken onvindbaar in de bibliotheek dan de massa aan pulp die ze omgeven? Wat anders maakt onze tijd steeds schaarser dan de niets betekenende aandachtstrekkers die hem vullen? Iets geloven betekent daarom allerminst iets aannemen dat er niet is; het betekent daarentegen te kunnen zien wat er is ondanks het feit dat dingen die er niet zijn, zich aan ons opdringen. Het kwaad, zo zegde Augustinus het anderhalf millennium geleden al, is een tekort aan het goede, en dit tekort bestaat bij de gratie van onze eigen zwakheid: de leugen haalt haar kracht uiteraard niet uit de waarheid doch uit het feit dat wij haar maar al te graag voor de waarheid willen houden.
Als het geloof het vermogen is om te kennen wat onzichtbaar is, dan is het geloof inderdaad een kennis en die kennis staat met één been in de wetenschap dat de waarheid wordt versluierd en met het andere in het morele vermogen om de wens niet te verwisselen met de werkelijkheid. Nog wat betreft dat tweede been, worstelen wij immers sinds oudsher met een vreemde neiging om onze dromen voor waar te houden en andersom terwijl die neiging uiteraard grondt in een onwil tot het bekennen van de schuld welke wij dragen sinds het ogenblik dat wij betoverd werden door de leugen op het eigenste moment van wat men de zondeval genoemd heeft.
Het mag dan allemaal worden verwezen naar het land van mythen en van sagen: dat wij begoocheld worden is een feit waarvan de mensheid zich bewust is sinds dit het geval is. Het geld dat volstrekt zonder inhoud is en dat zijn waarde enkel ontleent aan de gruwelijke afspraak dat wie het missen moeten, ook beschuldigd mogen worden, ontneemt ons het zicht op het echt waardevolle dat immers gratis is, en zo blijven wij blind voor de bloemen des velds omdat wij voor namaak in plastic met klinkende munt moeten betalen; zo verbannen wij onszelf uit het paradijs dat onze blindheid ten spijt standhoudt ad majorem Dei gloriam.
(Jan Bauwens, eerste winterdag 2013)
13-12-2013
Apartheid
Apartheid
Schrik niet: de apartheidspolitiek zoals die sinds eeuwen de facto heerste in onder meer Zuid-Afrika waar de rassensegregatie in 1948 ook officieel erkend werd totdat zowat twintig jaar geleden Nelson Mandela als het ware met het offer van zijn beste levensjaren daaraan een einde stelde,1 heeft religieuze en meer bepaald christelijke grondslagen en zij verantwoordde zich met het calvinistische principe van de souvereiniteit in eigen kring2 zoals die wordt verkondigd door de zogenaamde Stichting voor Christelijke Filosofie.3 Dit principe werd meer bepaald in de negentiende eeuw ontwikkeld door de Nederlandse anti-revolutionaire politicus en stichter van de ARP of de Anti Revolutionaire Partij, Abraham Kuyper, en het werd in de twintigste eeuw verder uitgewerkt door Vollenhoven en Dooyeweerd aan de Universiteit van Amsterdam. Volgens dat principe moet niemand zich bemoeien met bijvoorbeeld het gezin, het onderwijs of de kerk, die zogezegd alle zelfstandigheid en vrijheid verdienen. Uiteraard is dit beginsel ook bij ons niet onbekend, het rijmt met onder meer het devies van "eigen volk eerst".
Al is er wel wat te zeggen tegen paternalisme, betutteling en heteronomie en zo ook voor zekere vormen van segregatie, toch nopen de feiten vandaag in de allereerste plaats tot eenheid en tot transparantie. In al te gesloten gemeenschappen immers heerst vaker het recht van de sterkste en zo gaan in gesloten gezinnen incest en geweld welig tieren, is er terreur tegen zwakkeren en minderheden binnen een religie die zich in alle omstandigheden kon beroepen op godsdienstvrijheid en bestaat de sterke neiging tot sektenvorming in onderwijsnetten die zich afschermen van de rest van de wereld.
Opvallend vreemd aan het genoemde principe is dat het wordt aangewend om daarmee kennelijk geheel tegengestelde opvattingen te onderbouwen: enerzijds is het protestantisme zelf oorspronkelijk een revolte tegen bemoeienissen van derden, een afkeer van het centrale gezag en een terugkeer naar de oorspronkelijke christelijke gemeenten; anderzijds was de calvinistische ARP met haar stichter vooreerst gekant tégen de principes van de (Franse) revolutie. Kuyper gold net zoals Mandela als de verdediger van de belangen van de eenvoudige mensen, de zogenaamde "kleine luyden", terwijl zijn apartheidsbeginsel allesbehalve het belang van de verdrukten kon dienen. Aan het calvinisme worden overigens door kritische filosofen zoals Max Weber de oorsprong van het (door hard werken en sparen vergaarde) kapitaal toegeschreven en derhalve de rechtvaardiging van het kapitalisme dat Karl Marx beschreef als de bron bij uitstek van sociale ongelijkheid.4 Tegelijk kan men uit dit gegeven het tegenovergestelde lezen van wat Weber beweert en zeggen dat het niet de theorieën zijn die aan de grondslag liggen van sociale (wan)toestanden maar dat zij daarentegen (achteraf) worden uitgebroed om het onrecht goed te praten.
Maar hypocrisie is niet vreemd aan politieke en religieuze aangelegenheden en misschien kan de wat meer aandacht gevende toeschouwer wel makkelijk ontdekken dat de apartheid en ook de Zuid-Afrikaanse apartheid in wezen niet zozeer een segregatie betrof tussen verschillende rassen doch veeleer een discriminatie op grond van kapitaalbezit. Hoe dan ook waren de zwarte Zuid-Afrikaners arm en werden zij ook arm gehouden terwijl de blanken rijkdom, macht en hoge sociale posities monopoliseerden. Rassenverschillen blijken dan niet meer dan een van de vele mogelijke voorwendsels tot uitbuiting of tot de vorming van sociale kasten: mensen wensen zich van medemensen te onderscheiden; zij discrimineren en eventueel gaan zij zich ook van anderen distantiëren. Ten tijde van de apartheid vertelden haar voorstanders ons dat zwarten onhygiënisch leefden en dat apartheid derhalve noodzakelijk was, terwijl de feitelijke achterstand van de zwarte Zuid-Afrikaners niets te maken had met eigenschappen van hun ras doch alles met armoede ingevolge discriminatie. Door een welbepaalde groep in casu een ras uit te buiten, leek het wel alsof dit ras zelf oorzaak was van zijn achterstand. De beschuldiging van de slachtoffers waarop deze bedrieglijke tactiek berustte, vond uiteraard steun bij de hogere sociale klassen die daar garen bij sponnen en zo werd hier ten lande de Protea opgericht, een Vlaams-Zuid-Afrikaanse vereniging die de apartheid steunde en waarvan gewiekste zakenlieden deel uitmaakten, prominenten zoals de stichter van de eerste Vlaamse school voor managers, bankier en minister André baron Vlerick, alsook figuren zoals Karel Dillen en Jef Valkeniers, bankier Léon Rochtus en de senatoren en VMO-ers Bob Maes en Wim Jorissen, auteur van het omstreden Zondebok Zuid-Afrika: een positieve balans, uitgegeven door Lannoo in Tielt.5
Maar met de opheffing van het apartheidsregime in Zuid-Afrika en met de 'afschaffing' van de apartheid op het wereldtoneel blijkt de kloof tussen rijk en arm allesbehalve verdwenen, zij wordt daarentegen nog groter, en dat betekent dat de apartheid op een gevaarlijke manier toeneemt omdat zij zich verder ontwikkelt terwijl men gelooft dat zij tot het verleden behoort zij wordt met andere woorden quasi onzichtbaar en derhalve vrijwel onbestrijdbaar. Zo beperkt zich in het Zuid-Afrikaanse geval het verdwijnen van de apartheid in de praktijk tot de onderlinge loskoppeling van racisme en discriminatie terwijl de discriminatie zich in het klassieke spel van rijk en arm handhaaft.
Uitbuiting want daar gaat het om waar discriminatie en segregatie aan de orde zijn wordt mogelijk wanneer de uitbuiter gelooft en ook anderen kan doen geloven dat hij aanspraak kan maken op voorrechten en dit geloof grondt vooreerst in het vasthouden aan geld en aan privaat bezit in het algemeen: er bestaat kennelijk de afspraak onder mensen dat bezittingen van die aard zijn dat zij recht geven op nog meer bezittingen terwijl diegenen die weinig of niets bezitten voor schuldenaren worden gehouden. Deze in wezen volstrekt absurde beginselen gronden in een archaïsch denken dat nog voortleeft in het karma-principe van de oosterse religies en dat welstand beschouwt als een beloning voor het goede en armoede als een straf voor het kwaad. Het verwerpelijke van dergelijke opvatting ligt uiteraard in de rechtvaardiging die zij biedt aan de rijken voor de uitbuiting van de armen, want de laatsten staan dan bij de eersten in het krijt en er wordt pas aan eenieder recht gedaan door de schulden uit te boeten wat zich als het ware vrij vertaalt door de armen uit te buiten. De meningen aan de basis van deze praktijken zijn vooroordelen of meningen die niet in feiten gronden, als volgt treffend getypeerd door Voltaire: "Le préjuge est une opinion sans jugement".6 Er kan nooit sprake zijn van recht en derhalve ook niet van een beschaafde en werkbare samenleving waar wetten en beginselen de feiten negeren: dergelijke dwalingen berusten op verregaande onbekwaamheid en kunnen slechts leiden tot menselijke catastrofes zoals ten tijde van de nazi's. In een wereld waarin principieel elkeen toegang heeft tot kennis en kunde, bestaat er voor dergelijke dwalingen helemaal geen excuus meer.
De idee achter het 46 meter hoge koperen beeld genaamd De vrijheid die de wereld verlicht, een ontwerp van de Fransen Bartholdi en Eiffel dat sinds 1886 de baai van New York siert, maakt dat Amerikanen mensen van waar ook ter wereld bijspringen wanneer hun mensenrechten worden geschonden en zoals iedereen weet symboliseert dit geschenk van Frankrijk ter gelegenheid van de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring van 1776 vooral de verwelkoming der immigranten.1 De V.S. zijn het land bij uitstek van de inwijkelingen en ofschoon de Noord-Amerikaanse voorgeschiedenis allerminst rozengeur en maneschijn is, kunnen de huidige States best model staan voor gastvrijheid, multiculturaliteit en liberalisme. Naar dit voorbeeld richtten zich ook de Europese partijen die de Vrijheid en de Vooruitgang in het vaandel voeren, zoals ook de Belgische liberalen van 1846, later opgesplitst in een Vlaamse tak (PVV), een Waalse (PRL) en een Duitse (PFF).
Maar wie zich dezer dagen geen hoedje schrikken bij de koers die momenteel wordt gevaren door wie zich hier te lande beschouwen als de erfgenamen van de grondleggers van wat Antonín Dvořák illustreerde met zijn negende symfonie getiteld Uit de Nieuwe Wereld, die kennen net zoals de huidige Belgische 'liberalen' zelf hun eigen geschiedenis niet meer. Wat immers kan het terugsturen van kinderen naar oorlogsgebieden nog te maken hebben met gastvrijheid of, erger nog, met de verdediging van de mensenrechten? Wat kan een pleidooi dat stemrecht ontzegt aan immigranten gemeen hebben met de idealen van een toekomstige vrije wereld?
De boegbeelden van wat zich het Vlaamse liberalisme noemt, kunnen alvast niets gemeen hebben met het licht van de fakkel van het vrijheidsbeeld; veeleer verwijzen zij naar die muffe donkerte van benepenheid, kleinburgerlijke vrees en egoïsme. Kan men hen nog politici noemen die zich uit eigen baatzucht lenen tot de vertegenwoordiging van het jammer genoeg gistende segment van de onmens die het volk aanvreet? De van haat doorspekte, mensonwaardige regelgevingen waarmee zij op de proppen komen, liegen er niet om, waar zij openlijk het gouden kalf aanbidden ("de economie voor alles") en aansturen op de invoering van het achterlijke kastenstelsel met enerzijds beschermde werkenden (met een job volgens de opleiding, een minimumloon en ook sociale rechten) en anderzijds dwangarbeiders of slaven die eender welke klus moeten klaren zonder loon, pensioen- en andere rechten, op straffe van de algehele uitsluiting.
Op democratische wijze willen zij dat bereiken, met een meerderheid, zoals ook Adolf Hitler aan de macht kwam, want wat zij verspreiden is allerminst het licht der vrijheid: elkeen weet dat het fascisme is, mogelijk gemaakt door platvloers populisme. Zou een politieke partij die het volk in die mate minacht, dan niet voor een rechter moeten verschijnen? In onze democratie zal zij door het volk zelf worden berecht!
Een grondwet of een constitutie constitueert een land precies zoals een land het burgerschap constitueert. Zoals het niet de burgers zijn welke een land maken, doch andersom, zo ook is het niet het land dat zijn wetten maakt, doch andersom. In nog andere bewoordingen: het land maakt de burgers tot burgers zoals de wetten het land tot land maken. Eerst is er het land, pas daarna kunnen er burgers zijn; eerst zijn er de wetten, pas daarna bestaat het land. De wetten maken het land tot wat het is en het land maakt de burgers tot wat zij zijn. Het burgerschap is derhalve het product van de wetten.
Uiteraard passen rigide (of moet men zeggen simplistische?) wetten evenmin in een complexe, steeds veranderende, levende wereld als al te kort door de bocht gaande redeneringen dat doen. Uiteraard maken wetten geen burgers, het zijn wetten die mensen in het (bevrijdende of versmachtende) keurslijf van het burgerschap dwingen of zij proberen dat alvast te doen. En uiteraard worden wetten op hun beurt door mensen gemaakt. De mens maakt zijn werktuigen en wordt op zijn beurt door zijn instrumenten bepaald: het is het wat griezelige doch onvermijdelijke en archetypische verhaal van de golem die hoe dan ook in mindere of in meerdere mate met ons doen en laten is verweven.
Wil een land voortbestaan, dan moeten zijn wetten worden nageleefd en derhalve zijn voor een land de wetten heilig en dient hun overtreding zo niet onmogelijk dan toch onwenselijk te worden gemaakt en dat laatste gebeurt noodzakelijkerwijze middels sanctionering. Maar dat de overtreding van de wet een strafbaar feit is, impliceert helemaal niet dat elk handelen conform de wet, toe te juichen was. Meer zelfs: de meest te duchten wandaden worden gepleegd door lieden die zich a priori aan vervolging en veroordeling onttrekken door te ageren tegen de geest en tegelijk volgens de letter van de wet. Meer zelfs: de absolute topcrimineel onttrekt zich moeiteloos aan ook maar de geringste beschuldiging door de letter van de wet zo aan te wenden dat hij de geest verkracht.
Voorbeelden van die gruweldaden die niet alleen medeburgers benadelen maar die, veel erger nog, onze beschaving zelf ondermijnen, vindt men bijvoorbeeld waar multinationals geheel legaal belastingen ontduiken en aldus het volk bestelen, of waar machthebbers hun zelfverrijking ten koste van de armen goedpraten met het argument dat zij helemaal niks onwettigs doen - wandaden die des te schrijnender zijn als het lieden betreft die zich 'jurist' laten noemen of wat dacht u van 'minister van justitie'?
Wie de wet overtreedt, pleegt een misdaad, maar de logica zelf gebiedt ons opmerkzaam te zijn voor het feit dat ook deze implicatie niet zomaar omkeerbaar is: er zijn lieden die stelen en moorden zonder de perken van de legaliteit te verlaten en zij gaan zelfs prat op de onschendbaarheid welke zij zodoende precies dankzij de wet genieten. De wet is er om misdaden te verhinderen maar zij slaagt daar maar ten dele in en in feite blijkbaar hoe langer hoe minder.
Het handelen volgens de wet garandeert niet dat men het goede doet, het waarborgt slechts dat men zichzelf niet strafbaar opstelt. Daarentegen kunnen wie legaal handelen, als zij het slim aan boord leggen, misdaden plegen en er zelfs voor zorgen dat wie zich bewegen conform de wet, beschuldigd en veroordeeld worden, onder meer omdat het hebben en het krijgen van gelijk vaak twee volstrekt discrepante zaken zijn. Zo bijvoorbeeld steunt een der hoofdargumenten tegen de doodstraf op de wetenschap dat een groot percentage van de gedetineerden onschuldig de straf uitzitten van een crimineel die dan uiteraard met rust gelaten wordt.
Waar wetten ooit als instrumenten van een regering de orde in een land handhaafden, blijken zij nu veeleer de werktuigen geworden van een nieuw soort van virtuozen wiens kunst bewonderenswaardig zou zijn indien haar oogmerken niet het onrecht en de misdaad waren. En dat de misdaad zich binnen de perken van de wet voltrekt en aldus de geest ervan verkracht, betekent heel concreet dat heden moet gesproken worden over geïnstitutionaliseerde criminaliteit: onze instellingen zijn fundamenteel misdadig geworden, zij worden bemand door actoren die - weliswaar geheel legaal - de geest van de wet verkrachten.
Ver moet men bovendien niet gaan zoeken om deze trieste waarheid van illustraties te voorzien, al zijn illustraties allesbehalve overbodig omdat de geschiedenis ons leert dat wij ziende blind blijken, vooral wanneer onze eventuele getuigenis ons eigen hachje kon belagen. Bekijken wij bijvoorbeeld onze eigen Europese economie of de westerse economie en zelfs de wereldhandel.
De tijd van de kolonies lijkt weliswaar voorbij: de tijd dat de Congolese bevolking in enkele jaren slonk van twintig naar acht miljoen ingevolge het schrikbewind van de kolonisatoren; de tijd dat slaven met miljoenen uit minder ontwikkelde gebieden werden weggehaald met schepen en verkocht als werkkrachten voor de plantages; de tijd dat 'veroverde' gebieden leeggeplunderd werden, onderworpen en geannexeerd onder het voorwendsel van christianisering en beschaving. Vandaag immers hebben in heel wat gevallen de overzeese gebieden netjes hun onafhankelijkheid teruggekregen en zij genieten zelfs de steun van hun vroegere uitbuiters. Het schrikbewind lijkt nu voorgoed verleden tijd. Maar schijn bedriegt.
Terwijl geen tweehonderd jaar geleden wereldverbeteraars de verdrukte werkers aller landen opriepen zich te verenigen, zijn het niet de arbeiders die hieraan gevolg gaven maar cynisch genoeg de uitbuiters, de rijken, de kapitaalkrachtigen, en dat hun intussen internationaal systeem vernuftig in elkaar steekt, is wel het minste wat men ervan kan zeggen. Het begon met de gastarbeiders die naar het westen werden gehaald uit de eertijds door het westen gekoloniseerde, leeggeplunderde en daardoor ook verarmde streken, onder het onuitgesproken devies: wat men in den vreemde niet langer mag gaan halen, moet men dan maar hierheen weten te lokken!
Over de gastarbeid schreef undercoverjournalist avant-la-lettre, Günter Wallraff, onder meer zijn ontluisterende Ganz Unten uit 1985 over de onmenselijke behandeling van in casu Turkse gastarbeiders in westerse fabrieken. Omdat intussen de gastarbeiders er met de hulp van sociaal geëngageerden in slaagden om zich te verzekeren van een minimum aan respect, openden zich nieuwe omwegen voor corrupte bedrijven: enerzijds gingen zij opnieuw op verplaatsing spelen door de vestiging van fabrieken in lagelonenlanden zonder of met een gebrekkige sociale wetgeving (denk aan de ongezonde textielarbeid bij multinationals in Turkije maar ook in India, Pakistan, China...) en anderzijds werden de gastarbeiders van weleer vervangen door illegalen werkzaam in onderaanneming, wat betekent dat deze mensen die het zware en gevaarlijke werk verrichtten, dat ook 'in het zwart' doen: 'op papier' gaat er helemaal niks fout omdat er ook niks gebeurt. Hoe kon het immers, daar illegalen 'op papier' niet eens bestaan; als puntje bij paaltje komt, hoeven zij derhalve ook niet betaald of beschermd te worden. Bovendien kan het niet langer onder stoelen of banken gestoken worden dat deze nieuwe slaven vooral werkzaam zijn in dienst van de superrijken: de grote aannemers maar ook de politici en de Europarlementariërs die dagelijks de mond vol hebben van sociale rechten.
Men wil ons nu laten geloven dat het zogenaamde 'sociale Europa' - een titel die Europa zichzelf heeft toegekend zoals afgelopen jaar haar bestuur zichzelf ook trakteerde op een Nobelprijs - de genoemde wanpraktijken aan banden legt middels de ingenieus ogende herverdeling van de rijkdommen via een herschikking van de kapitalen van de grootste banken. In werkelijkheid verkapt die oogverblindende bedrijvigheid die zich boven onze hoofden afspeelt slechts de grootste roof van de hedendaagse tijd, gepleegd door de rijken op de armen: de voorgewende solidariteit tussen de EU-landen betreft in werkelijkheid enerzijds het leeghalen, over de landsgrenzen heen, van de spaarrekeningen der arbeiders en anderzijds het spekken van de kapitalen van wie op hun renten teren.
Het gebeurt allemaal legaal, meer bepaald middels nieuwe wetten die in het Europese parlement werden gestemd. Zij werden niet gestemd door u en mij, geachte lezer, maar door ingezetenen met wie wij helemaal geen voeling meer hebben. Bedenk dat wij vandaag horen te gehoorzamen aan een brave man die zich de president van Europa laat noemen, terwijl ik mij alvast niet kan herinneren en ik ook niemand in mijn omgeving ken die zich kan herinneren ooit voor een presidentsverkiezing naar het stemhokje te hebben moeten gaan. Wie zou overigens zo stupide zijn om te stemmen voor een man of een bende die het beoogt om op eigen houtje wetten te fabriceren waarmee men de armen kan bestelen ten bate van de rijken? En hebben ze dat intussen ook niet eens maar zelfs herhaaldelijk gedaan?
Als de wet heilig is, dan bestaat er slechts de letter van de wet en dan is zijn geest een spook, een inbeelding, een hoogst persoonlijke invulling eventueel geïnspireerd door het christendom, het humanisme of eender welke levensovertuiging die zogezegd per definitie zweeft en kant noch wal raakt. Als de wet heilig is, dan zijn er geen 'legale dieven' en dan is alles wat heden in de Europese Unie gebeurt, zonder meer oké: de vestiging van fabrieken bemand met kleine kinderen in China, de Poolse bouwvakkers en camionchauffeurs die zich afjakkeren voor een hongerloon maar ook de exuberante lonen en premies voor de bedrijfsleiders en de politici die dit onrecht, zoals ik het vooralsnog blíjf noemen, mogelijk maken of er zelfs toe verplichten. Als de wet heilig is, dan is er geen vuiltje aan de lucht.
(Jan Bauwens, 24 november 2013)
16-11-2013
Een succesvolle kankertherapie
Een succesvolle kankertherapie
Dezer dagen begint in verband met de Fukushima-kernramp ingevolge de zeebeving met tsunami van 11 maart 2011 waarbij 24.000 mensen omkwamen1, bijzonder onrustwekkend nieuws te lekken vanuit Japan. Tot nog toe werd immers algemeen aangenomen dat de Japanners weliswaar een zwaard van Damocles boven het hoofd hangt maar de huidige blootstelling van de Japanse bevolking aan radio-actieve straling zou niet van die aard zijn om zich zorgen over te maken. Precies die relativering wordt nu tegengesproken door bikkelharde feiten waaruit blijkt dat het meest gevreesde kwaad reeds is geschied.
Dr. Shigeru Mita, die een naar hem genoemd ziekenhuis runt in de Japanse hoofdstad Tokyo op 250 km van het rampgebied, komt met het schokkende nieuws dat het aantal neutrofielen in de witte bloedcellen van gezonde zes- tot twaalfjarigen gehalveerd is.2 Het bloed van 'gezonde' kinderen ziet er nu dus net zo uit als dat van kankerpatiënten die radiotherapie moeten ondergaan, wat betekent dat de immuniteit of het afweersysteem wordt aangetast en de weerstand tegen ziekten sterk teruggelopen is.2
En dat is ook wat de genoemde medicus vaststelt bij zijn patiënten: terwijl korte tijd na de ramp veel mensen bloeddoorlopen ogen hadden en ook zwarte kringen onder de ogen, zijn de huidige patiënten vatbaarder voor infecties, de gewone geneesmiddelen slaan niet meer aan en banale verkoudheden krijgen vaker een ernstig verloop. Er zijn ook opvallend meer gevallen van sinusitis en van astma.
Dr. Mita sluit niet uit dat de oorzaak van de malaise gelegen is in het feit dat heel wat nucleair afval verbrand werd, in de lucht terecht kwam en werd ingeademd. En dat dit alles wel degelijk met radio-activiteit te maken heeft, kan hieruit worden afgeleid dat verzwakte kinderen die uit Japan werden weggehaald en die bijvoorbeeld naar het Westen op vakantie gingen, al na enkele weken volledig herstelden.2
In feite is de blootstelling van de Japanners aan radio-actieve straling tot op zekere hoogte vergelijkbaar met brachytherapie of inwendige bestraling bij kankerpatiënten. Ter behandeling van bepaalde kankers wordt een stralingsbron met radio-actief materiaal in het lichaam ingeplant in de buurt van de tumor zodat deze van binnenuit naar wens bestraald kan worden.3 Tot de bijwerkingen behoort de vernietiging van de witte bloedcellen die immers net zoals de kankercellen een levensduur hebben die kort genoeg is om de cellen met bestraling te vernietigen.
Uiteraard gebeurt zulks ingevolge een kernramp volledig onnodig, ongedoseerd en ongecontroleerd want met radio-actieve stoffen die onder andere door inademing het lichaam zijn binnengedrongen. Het euvel waaronder de Japanners te lijden hebben, is daarom eigenlijk beter vergelijkbaar met vergiftiging door ioniserende straling van radio-actieve stoffen die her en der in het lichaam terechtgekomen zijn. En dat ziekteverloop is na de moorden met vergiftiging door polonium-210 op de Russische dissident Alexander Litvinenko4 en wellicht ook op Yasser Arafat,5 goed gekend, terwijl het gif qua uitwerking vergelijkbaar is met het sinds geruime tijd door mafiosi gebruikte (niet-radio-actieve) zware metaal thallium: het veroorzaakt haaruitval, orgaanfalen en de vernietiging van het immuunsysteem.6 De straling van po-210 is nauwelijks te meten maar omdat dit gif duizenden keren krachtiger is dan het krachtigste chemische gif, omdat het diep in het lichaam zit en omdat het onafgebroken blijft stralen, leidt het uiteindelijk tot de dood.
Symptomen bij besmette dieren zijn uiteraard gelijkaardig aan die bij mensen en aan de Westkust van de Verenigde Staten spoelen reeds dode en besmette vissen en andere zeedieren aan.
Nu wordt de radio-activiteit alom ter wereld voortdurend gemeten en op het internet kan men sites vinden met kaarten vergelijkbaar met de ons vertrouwde weerkaarten, die de radio-actieve straling van het ogenblik op elke meetplek weergeven. Die kaarten tonen hoe in het Noorden van Japan rond de rampensite de waarden voor de radio-actieve straling zijn verhoogd; ze tonen tevens hoe de stralingssterkte in andere streken min of meer normaal gebleven is. Uitgerekend dát geeft nu een bijzonder vals gevoel van controleerbaarheid en veiligheid, wat de situatie zo onnoemelijk gevaarlijk maakt.
De onderzoeksresultaten van dokter Mita in Tokyo heffen al een tipje van de sluier op welke de ernst van het probleem verkapt: Tokyo ligt weliswaar 250 km van het rampgebied vandaan, maar zijn inwoners worden niettemin ziek omdat zij de lucht inademen van verbrand giftig afval dat door de winden onvoorspelbaar door de atmosfeer reist. En dat het dodende gif ook via het water en heuse wereldreis onderneemt, blijkt uit het volgende schokkende feit: een eiland met de oppervlakte van Texas is onderweg naar de Amerikaanse en de Canadese Westkust; het bestaat uit radio-actief besmet schroot, lijken en kadavers die in zee terecht kwamen door de tsunami die de kernramp veroorzaakte; de eerste brokstukken hebben heden deze kusten al bereikt.7
Het allergevaarlijkste, tevens volstrekt onvermijdelijk, is het in de voedselketen terechtkomen van radio-actief afval, en we moeten hier denken aan het in zeer geringe hoeveelheden reeds dodelijk giftige radio-actief polonium-210. De verspreiding ervan in de voedselketen gebeurt wellicht vergelijkbaar met de verspreiding van plastics waarvan de wereldzeeën intussen zo overvol zijn dat de vissen erin stikken en dat geen zeewezen en straks ook geen vogel en geen zoogdier meer te vinden is dat het niet in minuscule korrelvorm naar binnen krijgt. Eenmaal het polonium-210, ontdekt door de moedige wetenschapster Marie Curie wiens dochter Irene er het eerste slachtoffer van werd - zij overleed in 1956 aan longkanker8 - zich zal verspreid hebben in de lichamen van alle aardbewoners, zullen wij onafgebroken en geheel gratis worden bestraald, ook diegenen onder ons die geen klankergezwellen hadden.
Misschien bestaat ze dus wel, die 'verborgen hand' van Adam Smith, die ook in de economie ten langen leste het algemene evenwicht verzekerd zag, want kijk: het zullen weliswaar mensen zijn die deze wereldomvattende röntgentherapie krijgen, maar is het tenslotte niet de kanker van de aarde welke aldus zal worden behandeld, ongetwijfeld met een succes dat elke menselijke medicus jaloers zou maken?
5 Yasser Arafat overleed in 2004; zijn stoffelijk overschot werd later op aandringen van zijn weduwe opgegraven omdat zij moord door vergiftiging vermoedde, wat bevestigd lijkt te worden door de jongste onderzoeken. Zie ook: http://www.c2w.nl/moord-op-arafat -steeds-waarschijnlijker.348561.lynkx en
Wellicht de meesten van ons
hechten eraan om verjaardagen te vieren en dat zijn tijdstippen waarop
men zijn blijdschap uit over het feit dat er een welbepaalde periode
is voorbijgegaan. Meer nog: hoe langer de voorbije periode, des te
groter lijkt ook de reden om te vieren want een honderdjarige
verdient naar onze maatstaven kennelijk meer aandacht dan iemand die
pakweg vijftig wordt, zestig, zeventig of tachtig.
De vraag rijst dan of zij alleen
maar te maken heeft met schaarste, die begerenswaardigheid van de
verjaardagen? Er zullen immers altijd minder honderdjarigen zijn dan
mensen van negentig en minder negentigers dan tachtigers en
zeventigers en door de band geldt dat de dingen gewoonlijk even
begeerlijk zijn als zeldzaam. Want indien dit zo zou zijn, dan blijft
het vooralsnog een raadsel waarom wij er zo voor vrezen om oud te
zijn als het dan toch zo is dat ouderlingen ontegensprekelijk
zeldzamer zijn dan jonge mensen. En verzwijgen we vooralsnog de
griezelige waarheid dat de doden heel waarschijnlijk meestal in de
absolute meerderheid verkeren: in de hoogste ouderdom bevindt men
zich weliswaar onder de uitgelezenen maar op het ogenblik zelf van de
dood tuimelt men hals over kop in de overbevolkte kuil waar
waarschijnlijk welhaast zonder uitzondering iederéén belanden moet.
Men zegt dat wij oud willen
worden maar dat we het niet willen zijn en wellicht drukt deze
paradox alleen maar uit dat wij niet willen ophouden met leven
terwijl we tegelijk de tijd zouden willen kunnen stopzetten, wat
uiteraard een nieuwe en zeker niet beter verstaanbare paradox
oplevert. Een gegeven is alvast dat wij tijd nodig hebben om te
kunnen bestaan, precies zoals ons autootje brandstof nodig heeft om
te kunnen rijden, en in dit licht lijkt het er dan ook heel sterk op
dat ons leven iets is dat wij verbruiken totdat het helemaal is
opgebruikt: ons leven blijkt met andere woorden onze tijd zonder meer
te zijn en daarvan hebben wij wellicht een welbepaalde hoeveelheid
ter beschikking, zoals wij wel moeten besluiten omdat het ook
waarschijnlijk is dat er op een goede dag helemaal niks meer van over
zal zijn.
Andermaal de vraag wat wij dan
te vieren hebben op de dagen waarop wij verjaren: zij worden
zeldzamer mettertijd en gelden daardoor ook als begeerlijker maar
behalve naar datgene wat wij al hebben gehad, verwijzen zij ook naar
datgene wat wij nog niet hebben gehad.
Wat wij al hebben gehad, ligt
vast en het is ook geteld, het is gekend, het lijkt erop dat het
'veilig' is in die zin dat wij geneigd zijn om te geloven dat het
niet meer kan veranderen; wat wij daarentegen nog helemaal níet
hebben gehad, is volstrekt onbekend, onafgemeten en onzeker, onveilig
en derhalve in zekere zin gevaarlijk. Wat wij al hebben gehad, wordt
mettertijd zeldzamer en derhalve begeerlijker; het wordt steeds meer
of groter en het bereikt volumes waarmee steeds minder mensen kunnen
wedijveren. Wat wij daarentegen nog niet hebben gehad, kan
bezwaarlijk iets anders doen dan krimpen - gesteld dat het op de een
of andere manier een zeker volume zou hebben. Maar dat laatste is nu
juist bijzonder problematisch.
Indien het verleden zich zou
voeden met de toekomst, dan konden wij zeer zeker spreken over een
gestage overgang van de dingen in een richting tegengesteld aan die
van de tijd. Over de tijd nemen we immers aan dat die van het
verleden naar de toekomst loopt, terwijl alles en allen die eraan
onderhevig zijn, gedoemd zijn om te komen en te gaan, wat betekent
dat zij zullen verdwijnen in het verleden waar we er wel nog kunnen
over spreken en aan denken als over dingen die er waren, maar we
kunnen er niet langer meer op hopen als op dingen die er ooit zullen
zijn.
Maar is het wel zo
vanzelfsprekend als wij geneigd zijn aan te nemen dat wij het zijn
die de tijd verbruiken zoals een autootje zijn brandstof verbruikt?
Want kon men voor hetzelfde geld niet stellen dat in deze hele
historie wijzelf het lijdend voorwerp zijn en derhalve dat het de
tijd is die óns verbruikt, wat inhoudt dat wij zelf de brandstof
zijn terwijl in dat geval de tijd het wezen is dat ons verbrandt in
functie van zijn voortbestaan?
Dat schijnbaar omgekeerde
perspectief blijkt immers veel minder wreedaardig dan het eruit ziet
aangezien het de dingen die er echt toe doen, niet langer laat
verdwijnen in de vergetelheid van het verleden doch deze daarentegen
in de richting van de toekomst verder stuwt. Ons leven wordt dan
inderdaad wel opgebruikt door het wezen van de tijd dat het tot
brandstof dient maar de tijd zelf die immers zoals hoger aangegeven
verloopt in een richting tegengesteld aan die van alle dingen die
eraan onderhevig zijn, verdwijnt niet doch komt steeds meer te
voorschijn.
Ons bestaan verdwijnt en het
moet ook verdwijnen opdat datgene waarvan het geheel in functie
staat, tevoorschijn kon komen, zou kunnen voortbestaan of zelfs tot
in de eeuwigheid zou kunnen verder leven!
En is dit nu een perspectief dat
ons verblijden moet die zich dezer dagen begeven naar de graven van
die ons het leven gaven of is het slechts een waan verkapt in
verwarrende woorden die zich zoals de dwarrelende bladeren in de
winden van de herfst verheffen voor enkele tellen tot een "bla'renen
vrouw" zoals men in de volksmond het verschijnsel noemt, een
vrouw van dorre in de winden tot een torentje opkringelende bladeren,
waarvan in dat geval ons leven zelf evenmin kan worden onderscheiden?
(J.B., 31 oktober 2013)
27-10-2013
De prijs van een mens
De prijs van een mens
Uit een recente enquête blijkt dat zowat vier van de tien Vlamingen vindt dat de besparingen zich in de eerste plaats moeten richten op ouderlingen en op mensen die palliatieve zorg nodig hebben en kwam men tegemoet aan de wens van die veertig percent dan zouden vijfentachtigplussers levensreddende ingrepen van pakweg 50.000 euro voortaan uit eigen zak moeten betalen - ofwel opgegeven moeten worden.°
Uiteraard geheel terecht wordt op een gezondheidszorg met twee snelheden geschokt gereageerd bij de onderzoekers zelf die zeggen dat een samenleving waarin dergelijke regels golden, niet de maatschappij kan zijn welke wij willen. Vergeten wordt hierbij alvast dat in tijden van oorlog, als soldaten naar het front moeten, rijk en arm gelijk zijn voor de wet en als daar al gediscrimineerd wordt, dan andermaal in het voordeel van de rijken die zich immers in het verleden dankzij hun fortuin onder allerlei paraplu's hebben weten te onttrekken aan burgerplichten waarbij het eigen leven op het spel stond, men leze er maar De loteling op na van Hendrik Conscience.*
Het gaat niet op om aan de armen gezondheidszorgen te onthouden als men anderzijds van hen eist dat zij bij oorlog hun leven gaan riskeren voor hun land. Maar de geschetste onheilsstaat is niet onmogelijk en voor het bekendste West-Europese precedent dat het nazisme is, hoeven we amper zeven decennia in de tijd terug te gaan: "Burgers, het is uw geld!", zo schreeuwden de demagogen het uit van op affiches met de geïllustreerde mededeling dat de ziekenzorg een peperdure zaak is voor de staat.
Anderzijds zijn de tekenen van verontwaardiging bij de vaststelling van zoveel onmenselijkheid behalve terecht ook wel een tikkeltje hypocriet. Verontwaardiging blijkt meermaals selectief, wij zien nu eenmaal de splinter in andermans oog terwijl we blind blijven voor de balk in het eigen oog, maar in dit geval dient men zich wel te realiseren dat het verontwaardiging wekkende onrecht ingebakken zit in het kapitalistische systeem waarvan men dan zelf deel uitmaakt, aangezien in dit systeem het economisch rendement algemeen als primordiale waarde wordt geaccepteerd: iets of iemand is pas goed als het of hij of zij rendeert.
Het absurde van de rentabiliteitsmoraal zit hem enerzijds in de totale stuurloosheid van zijn principe dat kenmerkend is voor verslaving en voor slavernij. Rendement kan best een goede zaak zijn waar het functioneel is en waar het dus de bevrediging van een of andere behoefte dient maar waar het op zichzelf wordt nagestreefd, is het reeds de bezigheid van een verslaafde en dus een zwart gat dat genadeloos alles en allen dreigt op te slokken.
In wezen lijkt het euvel van het kapitalisme dat van een relativisme dat de eindigheid van de werkelijkheid en zo ook de werkelijkheid als zodanig miskent. Geld is principieel eindeloos maakbaar maar goederen zijn sowieso beperkt, zodat de hang naar meer rijkdom wel een concurrentiële uitputtingsslag moet zijn met roofbouw op de goederen en onvermijdelijk verspilling. De waarde van iemands bezit hangt niet langer af van wát hij dan bezit aan dingen die zijn noden kunnen lenigen, doch veeleer van wat ánderen bezitten omdat het principe van de concurrentie nu eenmaal wil dat het iemands eerste nood is om méér te bezitten dan de concurrent.
Paradoxaal genoeg steunt dit principe uiteindelijk opnieuw op de (fysiek afdwongen) erkenning van de eindigheid der goederen, want het gaat tenslotte om het in zijn bezit krijgen van zaken waarmee men zijn nood kan lenigen... op een vrije markt waar ze worden verkocht aan de meest biedende. Van twee hongerigen die vechten om één brood, zal de sterkste het bemachtigen; van twee die een bod doen op een brood, zal de meest biedende het krijgen.
Het lijkt er op dat uitgerekend de eindigheid der goederen ons ertoe aanzet om ons bezit eindeloos te vermeerderen zodat wij zo nodig het hoogste bod kunnen doen, maar in feite schuilt het kwaad van de hebzucht nog elders en misschien wel in de discrepantie tussen de waren en het geld dat deze waren moet vertegenwoordigen.
Het gaat hier immers om een bekend euvel dat zich her en der ontpopt onder allerlei gedaanten en dat bijvoorbeeld de grote Franse filosoof René Descartes vergeefs heeft pogen op te lossen in de algebraïsche meetkunde met het naar hem dan genoemde Cartesiaanse assenstelsel - vergeefs, omdat de algebra uiteindelijk onverzoenbaar blijft met de meetkunde. Want om de onverzoenbaarheid van twee werkelijkheden gaat het hier.
In Descartes' probleem betreft het de onverzoenbaarheid van enerzijds het tellen en anderzijds het meten: het tellen is principieel eindeloos, het passen en meten daarentegen betreft reële dingen met om zo te zeggen een kop en een staart. De onderlinge onvergelijkbaarheid of de 'incommensurabiliteit' toont zich in zijn meest oorspronkelijke gedaante in het probleem van de eenheid van lichaam en ziel, welke immers, paradoxaal genoeg, een eenheid is van twee volstrekt onvergelijkbare zaken - geest en stof.
De onschatbare waarde dat het leven van een mens heeft voor zichzelf en voor de zijnen staat hier in fel contrast met de absolute weigering van de natuur om daarmee ook maar enigszins rekening te willen of te kunnen houden. En de natuur, dat zijn de elementen, maar evenzeer zijn het de principes van onderlinge concurrentie in een maatschappij. Een maatschappij is weliswaar cultuur en in die zin wil zij zoals de mens, de natuur overstijgen maar tegelijk bouwt zij natuurlijke principes in als noodzakelijke en efficiënte instrumenten tot zelfhandhaving; zo'n instrument bij uitstek is bijvoorbeeld de concurrentie als kracht.
Het spreekt echter vanzelf dat onze instrumenten hun zin totaal verliezen waar zij ons gaan overheersen en wij op onze beurt instrumenten van onze eigen instrumenten dreigen te worden. Maar dat is nu precies het geval waar in onze samenleving ingebouwde natuurlijke mechanismen op eigen benen verder willen en waar zij datgene wat wij met hen voorhadden, geheel links laten liggen. Concurrentiekracht is een bijzonder efficiënt maatschappelijk instrument dat wordt aangedreven door het natuurlijke 'recht' van de sterkste of de drang tot zelfbehoud, maar dat zich om voor de hand liggende redenen niet mag loswringen uit het maatschappelijke gareel waarin wij het hebben ingebed, dat het in toom houdt en van waaruit het werkzaam is in onze dienst.
De onschatbare waarde van elk mensenleven blijkt te vloeken met de onmogelijkheid om het te redden, maar tegelijk is het staken van de pogingen daartoe, geheel misplaatst omdat de zin van het leven zelf zich in niets anders dan in dergelijke pogingen kan vertalen. Het leven zelf immers is een poging om uit het dode op te staan. Elke nieuw geborene is gedoemd tot de dood maar niettemin blijft het leven pogen zich hiertegen te verzetten, bij uitstek met de voortplanting waarbij de mens zichzelf nog gauw kopieert vooraleer hij definitief verdwijnt. Dat het leven onverzoenbaar is met de dood, geeft aan niemand het recht om het dan maar op te geven - zeer integendeel rechtvaardigt dit het streven naar onsterfelijkheid, ook en precies omdat dit onmogelijk is of alvast onmogelijk lijkt. De essentie van het bestaan is zijn onmogelijkheid, het wezen van het leven is de dood. Derhalve dwingt het bestaan zelf ons tot principieel onbeperkt verzet tegen zijn eindigheid - een gematigd verzet is er immers helemaal geen, dat weet elke frontsoldaat die voor zijn leven strijdt en voor het onze.
In het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde van zaterdag 5 augustus 1933 leest men in de rubriek Berichten/Buitenland/Berlijn op de bladzijde 3605:
"De sterilisatiewet. De Duitsche regeering heeft besloten tot een sterilisatiewet. Bij den geringen aanwas der gezonde geslachten en de onbeperkte voortplanting der minderwaardigen vreest zij, dat deze in ongeveer drie generaties het gezonde deel der bevolking zullen hebben overwoekerd.
De nieuwe wet zal van toepassing zijn in ernstige gevallen van minderwaardigheid: aangeboren zwakzinnigheid, krankzinnigheid, erfelijke epilepsie, chorea, ernstige misvorming, enz. (...)"1
Dat deze wet geen primeur was van het naziregime blijkt uit het feit dat reeds in 1922 een sterilisatiewet werd ingevoerd en wel in de Verenigde Staten van Amerika. In de periode van 1907 tot 1972 werden daar 70.000 mannen onvruchtbaar gemaakt.2
Naast de verplichte infertilisatie kwam ook de gedwongen euthanasie ter sprake: de "vernietiging van levensonwaardig leven" moest worden toegelaten of zelfs verplicht.3
Om de publieke opinie op de hand te krijgen, werden grote affiches verspreid waarop de burgers attent gemaakt werd op het feit dat het met hun geld was dat de 'minderwaardigen' in leven werden gehouden.5 Zoals na de Tweede Wereldoorlog aan het licht kwam, leidde "Aktion T4", zoals het euthanasie- en verplichte sterilisatieprogramma heette, tot de uitroeiingskampen van de nazi's. Miljoenen mensen werden daar vermoord 'tot heil van het rijk'.4
W.O.II is straks 70 jaar geleden, het vak geschiedenis op school is zo goed als afgeschaft en abortus en euthanasie zijn inmiddels teruggekeerd, zij het dan godbetert verkapt als rechten. Dat die rechten op de koop toe gestaag overgaan in plichten bleek inzake abortus reeds uit de recente veroordeling (mét een fikse beboeting) van een arts die aangeklaagd werd door een gehandicapte bij wiens geboorte hij het verzaakt had om abortus toe te passen. Het geval schiep een juridisch precedent, het heeft een voorbeeldfunctie voor de rechtspraak dienaangaande in de toekomst, alle artsen zijn gewaarschuwd.
Maar ook inzake euthanasie liggen kennelijk grootschalige plannen op tafel, getuige de specifieke aandacht in de media voor het onderwerp. Men is geneigd te denken dat met de gruwel van de holocaust in het achterhoofd, het tij intussen wel gekeerd is en dat de veroordeling der nazibeulen voorgoed buiten kijf staat. Edoch, dit keer niet via affiches maar wel met televisiereportages wordt de kijker erop gewezen dat geïnterneerde moordenaars-verkrachters aan wie euthanasie geweigerd wordt, fortuinen kosten aan de staat.
De weigering om een veroordeelde te euthanaseren is immers pas wettig op voorwaarde dat alle alternatieven voor het 'redden' van het leven van de gevangene in kwestie uitgeput zijn. Een van die alternatieven is misschien wel een verblijf in een modern luxeappartement met terras in 't groen, want dit kon de veroordeelde op andere gedachten brengen.
Het bewerkte, hardwerkende en belastingen betalende kijkerspubliek blijkt na zo'n reportage niet alleen geneigd om aan misdadigers het recht op euthanasie toe te kennen: een deel van hen wil het bovendien verplicht zien worden.5
Het kijkerspubliek: dat zijn in een democratie tevens de miljoenen die naar de stembus trekken. Zonder twijfel zal een politicus zich aandienen om de vuile klus te klaren en om dan in een interview te zeggen dat hij geen Romeinse keizer is die arbitrair beslist over zaken van leven en dood maar dat hij daarin slechts het advies volgt van zijn raadgevers. Het verhaal van Pontius Pilatus, de man die zijn handen waste in onschuld, want het was niet hij die Christus veroordeelde, maar het volk.
Hecatombe is een vreemd woord voor massamoord. Reeds Julius Caesar wist dat men verdeeldheid moet scheppen onder het volk teneinde het te kunnen overheersen: divide et impera! En hoe kan men het volk krachtdadiger verdelen dan door het de hecatombe over zichzelf te laten voltrekken? Heeft een groot artiest ooit niet voorspeld dat men op een dag van een deel van het volk koekjes zal bakken om daarmee het resterende deel te voeden?
(J.B., 18 oktober 2013)
Verwijzingen:
1 Op dezelfde bladzijde leest men dat "de Pruisische minister van onderwijs heeft bepaald dat alle studenten die zich in de laatste jaren "in de communistische richting hebben beziggehouden", terstond van de studie moeten worden uitgesloten, ook als zij geen "partijgenoot" zijn geweest (Münch. Med. Wochenschr. 14 juli)"
2 Zie: Gie van den Berghe, (webstek Serendib), Van droom tot nachtmerrie: "In de VS werden van 1907 tot 1972 meer dan 70.000 personen gesteriliseerd, lijders aan tuberculose, syfilis of lepra; zwakzinnigen, armen, daklozen, alcoholici, drugverslaafden... De sterilisatiewet van de staat Californië stond in 1933 model voor de nazi-sterilisatiewet." (http://www.serendib.be/artikels /vandroomtotnachtmerrie.htm )
3 Zie: Gie van den Berghe, (webstek Serendib), Van droom tot nachtmerrie: "In 1920 publiceerden Karl Binding, een jurist, en Alfred Hoche, een psychiater, Die Freigabe der Vernichtung Lebensunwerten Lebens. [...] Ongeneeslijk zieken en geestesgestoorden in leven te houden, terwijl waardevolle levens van hongerende kinderen verloren gingen, leek absurd. In 1921 discussieerde de gezondheidsraad van Pruisen over sterilisatie van schizofrenen, manisch-depressieven, alcoholisten, psychopaten, erfelijke zwakzinnigen en mensen met criminele disposities. Medici waren voor, ambtenaren van het ministerie van justitie zetten de voet dwars." (http://www.serendib.be/artikels /vandroomtotnachtmerrie.htm )
In het 'Philip experiment' (Toronto, 1972) diende een medium de geest van een vooraf zelfverzonnen personage op te roepen, wat tot ieders verbazing lukte. De proef lijkt aan te tonen dat vermeend contact met geesten toe te schrijven is aan massahysterie.1 Dit psychosociaal verschijnsel wordt omschreven als een groepsangst of een paniek waarvan het bekendste voorbeeld wellicht dat is van het valse brandalarm in de cinemazaal dat de chaos en helaas ook vaker de tragedie teweegbrengt van een echte brand.
Een treffend geval van massahysterie dook op in Portugal in 2006 toen daar honderden televisiekijkende kinderen dezelfde ziekteverschijnselen vertoonden als de personages in een populaire soap: huiduitslag, ademhalingsproblemen en duizeligheid. Eveneens bekend is de lachepidemie in Tanzaniaanse scholen - een geval van 'slappe lach' - die duurde van 1962 tot 1964.2
Een bijzondere variant van massahysterie is de Seattle Windshield Pitting Epidemic, waarbij in 1954 talloze automobilisten aangifte deden van schade aan de autoruiten nadat de media een schutter hadden gemeld die de snelwegen onveilig maakte - die schade was er uiteraard allang en ook door andere oorzaken maar zij bleef voordien onopgemerkt.3
Dit verschijnsel doet overigens denken aan een nog betekenisvoller gebeuren dat in de wijsbegeerte van Martin Heidegger wordt benoemd met de Griekse term aletheia die verwijst naar waarheid als onverborgenheid en dus als te ontdekken werkelijkheid, wat slaat op het blootleggen van wat er reeds voordien was terwijl het ongezien bleef omdat het onbenoemd of onbeschreven bleef. De waarheid is eeuwig maar komt pas door het woord aan het licht - of, algemener, door haar afbeelding. Zo kan niemand nog de Provence bezoeken zonder in dat landschap schilderijen van Vincent Van Gogh te herkennen die immers middels zijn werk de schoonheid ervan ook letterlijk aan het licht bracht.
Het gaat hier om een overigens bijzonder verraderlijk verschijnsel dat immers ook vernietigend kan werken zoals in geval van demonisering, bijvoorbeeld in de historie van de heksen van Salem: geheel onschuldigen worden met de vinger gewezen, veroordeeld en zelfs omgebracht nadat zij werden afgeschilderd als heksen. Roddel of demonisering heeft immers dezelfde bezwerende werking als ophemeling of vergoddelijking en van het laatst genoemde zijn dan de vijfhonderd getuigen van Christus' opstanding wellicht een treffende illustratie.
Maar om terug te keren naar het Philip experiment: die proef brengt uiteraard meer aan het licht dan slechts het illusoir karakter van door ons opgeroepen geesten. Omdat het experiment een fictief personage betreft, bewijst het niet alleen dat ook onze communicatie met de geest van écht bestaande overledenen inbeelding is: het zet ook de objectiviteit van onze communicatie met levende personen op de helling. Meer nog: omdat onze leefwereld een product van communicatie is, begint in dit licht ook de wereld zelf te zweven - hij verandert zowaar in een spookbeeld.
Wij weten allang dat de poten waarop de wereld steunt, niet deze zijn uit het naïef realisme met zijn simplistisch fysicalistisch werkelijkheidsbeeld. Daar immers zijn alle dingen materieel-energetisch van aard en dus opgebouwd uit principieel tastbare stof. Voor de naïviteit van dit constructivisme dat heel beknopt de theorie verkoopt dat alles opgebouwd is uit stoffelijke deeltjes of atomen, waarschuwde reeds Augustinus van Hippo in de vierde eeuw. Heel terecht wees hij erop dat wij neigen te veronderstellen dat de schepping samengesteld is of opgebouwd omdat de dingen in onze wereld ook werden opgebouwd, met name door onszelf. Maar de schepping is niet gemaakt met mensenhanden uit reeds bestaande stof; zij is een goddelijke schepping uit het niets.
Onze wereld is allerminst een samenstelling uit atomen, hij steunt niet op stofdeeltjes die samen grotere gehelen vormen en derhalve hangt het bestaan der dingen helemaal niet af van hun tastbaarheid: ook het ontastbare kan er aanspraak op maken 'werkelijk' te bestaan - het weze herhaald: omdat werkelijkheid sinds mensenheugenis weinig uitstaans heeft met tastbaarheid. Het naïef realisme is iets van filosofieprofessoren uit de jongste decennia die zich fysicalist noemen om zich te omhullen met een zweem van natuurkundigheid en een air van Einstein, het idool van de pubers die deze naijverige studentjes meer dan eens gebleven zijn. Ultieme maatstaven voor de werkelijkheid zijn op de keper beschouwd helemaal overbodig in die zin dat zij zichzelf bewijzen, zij dwingen immers de eerbied af van al wie zijn leven lief is. Het voedsel bestaat voor mens en dier even echt als hun beider honger maar voor de steen zijn brood en modder eender; het geld bestaat voor de westerling omdat zijn leven ervan afhangt maar voor de mug is er geen onderscheid tussen een munt en een kei.
Iets bestaat voor iemand als het in eender welke zin ook waarde heeft voor hem: iets om te eten maar ook iets waardoor men kan opgegeten worden. Het onbetekenende daarentegen wordt alras onzichtbaar. Men zou best kunnen stellen dat onze wereld in die zin op de wereld van de kwantumfysica gelijkt waar alle deeltjes naast een stoffelijke massa ook een lading hebben die een invloed of noem het maar een geest van het partikeltje in kwestie vertegenwoordigt. Het verhaal van de belastingcontroleur die ook daar waar hij niet komt, mensen ertoe verplicht hun taksen te betalen en dit door middel van zijn invloed die hij haalt uit de onwetendheid der burgers omtrent zijn agenda. Op de keper beschouwd zijn alle stoffelijke dingen op zichzelf morsdood en halen ze hun leven of zelfs alleen nog maar het feit dat ze bestaan, uit niets anders dan hun lading. De dobbelsteen is niet zomaar een steen, hij is getekend, draagt een zekere betekenis in een spel en die specifieke lading zorgt er dan ook voor dat hij van onze wereld deel uitmaakt. Een krijtstreep kan een woord zijn dat betekent: "verboden ingang, levensgevaar!" en wij kunnen de streep niet langer zien zonder ze ook te lezen. Zoals de krijtstreep worden alle stoffelijke dingen door hun lading in onze wereld opgenomen en hun bestaan miskennen kan zelfs zoals in dit geval ons leven dat sommigen stoffelijk achten onverwijld beëindigen.
Het toekennen van ladingen aan dode dingen is wellicht een goddelijk scheppingswerk, het is het verlichten van de duisternis met de geest en met het woord, het is het veranderen van dode stenen in levende tekens, en in een zekere zin volgt de mens hierin zijn Schepper na wanneer hij spreekt en schrijft, leest en luistert, communiceert, beveelt, gehoorzaamt en belooft of kunstzinnige taferelen schept met beelden, woorden en geluiden. En als men goed observeert wat zich dan zoal afspeelt, dan ziet men ook dat dit alles zin heeft en geeft terwijl het inderdaad om geesten gaat wiens bestaan men wel móet erkennen, wil men nog een poos vertoeven in deze stoffelijk geachte wereld. De essentie van de materie blijkt met andere woorden alles wat er spokerig aan is, want woorden zijn onvast doch tegelijk ook dwingend en indien de zekerheid waarmee betekenissen bestaan niet groter was dan deze waarmee zich het stoffelijke staande houdt, dan konden wij beslist niet leven.
De stoffelijke dingen kennen slechts elkaar, stenen kunnen slechts met stenen botsen en daarom ook leven zij in eenzelfde wereld, maar een wereld onderscheiden van deze waarin geestelijke zaken om zo te zeggen leven. Getallen kan niemand grijpen, zij zijn enkel te begrijpen, zij kunnen bij elkander worden opgeteld binnen een eigen universum waarin geen stoffelijke entiteiten kunnen zijn. Zo zijn de geesten onderscheiden van de stenen en van de andere stoffelijke zaken maar zij bezitten de materie wel, die pas door haar lading een betekenis krijgt en een bestaan. Geheel onzichtbare spoken berijden omzeggens de tastbare wereld van de stof en zij geven hem vorm zoals het hun het best uitkomt.
Ten langen leste is het helemaal niet zo dat wij die ons zo echt wanen in een even echte en tastbare wereld, nu en dan naar het bestaan van spoken gissen. Veeleer lijkt het er daarentegen op dat het bij de gratie van ongrijpbare gedaanten is dat wij er zijn en dat de dingen die wij met onze vleselijke handen geloven vast te kunnen houden, betekenis hebben en ons niet meteen ontglippen wanneer wij er naar grijpen, zoals de schimmen blijken te ontglippen aan de greep van de weinigen die ooit de onderwereld bezochten. De geesten bezitten inderdaad het vlees terwijl geen vleselijk wezen een geest kan grijpen of ook maar begrijpen. Indien het anders was, dan had de taal ons gewis in banen geleid die tot heel andere conclusies leiden.
2
Vrij naar William Miller (naar Birket Foster)
Als de zogenaamde schepping niet een gewilde goddelijke schepping is doch een product van het toeval, dan zijn wij allemaal niets anders dan spoken, zoals trouwens mag blijken uit het verhaal getiteld Spoken.4 En de 'echtheid' welke wij als een vanzelfsprekendheid ervaren, zou dan niet meer zijn dan een kostelijke illusie. Met andere woorden verscheen in dat licht álles als illusie en als droom, waarbij het toppunt van illusie van die aard was dat we ons daar niet langer konden tegen verzetten: de illusie ware dan dermate overtuigend dat wij geloofden dat we met iets écht te maken hadden.
Het gezicht in de wolken lijkt wel een foto, maar amper een ogenblik later zien we hoe het verdwijnt en begrijpen we ook hoe het te wijten was aan een enorm toeval. Edoch, wat weerhoudt ons er dan van om die conclusie te trekken met betrekking tot ons eigen bestaan dat immers ook gezegd wordt het product te zijn van een enorm toeval terwijl het tevens eindig is en net zoals het gezicht in de wolken vergaat tot vormeloze stof?
Paniek, zo luidt het antwoord: paniek weerhoudt ons ervan om die conclusie te trekken; paniek of hysterie, massahysterie, de grootst denkbare angst ooit die de angst is het ultieme te zullen verliezen, namelijk onszelf. De collectieve angst die wij koesteren tegenover de vergankelijkheid van ons bestaan welke immers zijn onechtheid aan het licht kon brengen, vertekent ons wereldbeeld op de meest drastische manier. Want om in de echtheid van ons bestaan te kunnen blijven geloven, worden wij wel verplicht om de tijdelijkheid ervan te verdonkeremanen en zo komt dan onvermijdelijk vanuit die hysterie een wereldbeeld tot stand van overgave; wij geven ons over aan een grote leugen, ons wereldbeeld wordt religieus.
Terwijl het in werkelijkheid zo is dat wij leven in een droom waaruit wij alleen maar dromen te ontwaken, en dat wij leven in een chaos waarin een verwaarloosbare hoeveelheid aan orde moet toegeschreven worden aan een speling van het lot, zo ook komen wij voort uit geheel toevallige omstandigheden en daarom ook verdwijnen wij zo definitief en zonder op den duur ook maar enig spoor na te laten. Het is ons verdwijnen, het is onze ontbinding, ons vergaan tot de chaos waaruit wij voortkwamen, welke ons zwart op wit bewijst dat ons bestaan vergelijkbaar is met het kortstondige verschijnen van een gezicht in een wolk. Als Darwin het bij het rechte eind heeft en als wij inderdaad producten zijn van een blinde ontwikkeling doorheen de tijden, een ontwikkeling naar helemaal niets die enkel door het grootste toeval een stadium passeert waarvan men met wat goede wil weliswaar gemakkelijk geloven kon dat het gewild was, voorbestemd, bedoeld en dus ook bedoeld door íemand, dan is ons eeuwenoude mens- en wereldbeeld slechts een leugen en derhalve een verhaal met een beperkte houdbaarheid.
Alleen is er in deze hele benadering een element - en ware het niet dat het zo fundamenteel was dan zou men gewis spreken over een verwaarloosbaar detail - dat haar alras ondermijnt. Het strikte onderscheid tussen enerzijds het illusoire en anderzijds het echte dient immers gehandhaafd te worden teneinde zinvol over illusies te kunnen spreken. En trekken wij de consequenties van dit gegeven ook door zoals het hoort, dan rijst de vraag of de manier waarop een werkelijkheid tot stand komt, iets met haar echtheid kon te maken hebben.
Is het immers niet zo dat een uitvinding gedaan door toeval evenzeer een uitvinding is als een uitvinding als resultaat van gericht onderzoek? Zal men een doeltreffend middel tegen kanker van de hand wijzen omdat het niet in laboratoria gevonden werd door hoog opgeleide specialisten doch omzeggens door een zwerver op de hoek van de straat? Het is veeleer andersom daar zelfs onderzoekers de doeltreffendheid van stoffen tegen ziekten op geen andere wijze bepalen dan door principieel álle stoffen met de bedoelde ziektekiemen in contact te brengen en dan af te wachten wat de effecten zijn. Welnu, precies zoals het feit dat een medicijn toevallig werd ontdekt niets afdoet van zijn geneeskracht, zo ook kan het gegeven dat het leven door toeval ontstond, de echtheid en de kwaliteit van ons mens-zijn op geen enkele manier ondermijnen. Het blijft overigens altijd afwachten of achter het zogenaamde toeval niet iets schuilgaat dat wij over het hoofd hadden gezien, vooral omdat wij al te gauw over toeval spreken, ook waar wij slechts onwetend bleven over oorzaken of redenen.
Onze wereld zweeft, maar dat doet niets af aan zijn echtheid, hij zweeft namelijk ook écht, zoals een ballon echt zweeft, zoals een schip echt vaart en zoals een kar echt rijdt. Dat de tijd waarin wij leven, verder glijdt en ons zelfs uit de handen glijdt, doet niets af van de echtheid van de vele momenten welke wij beleven. Het zou ons helemaal niet toelaten om waarachtiger te bestaan indien de tijd plotseling halt zou houden, zeer integendeel: het voorbijgaan van de tijd blijkt een absolute voorwaarde voor de echtheid van ons leven. Op een gelijkaardige manier maakt het zweven van de wereld hem allerminst onwaarschijnlijk, het maakt hem daarentegen mogelijk en waarachtig. Een wereld die niet zweefde doch stagneerde, ware onmogelijk een plek waar zich het leven kon voltrekken en de wilde buitelingen van de geest.
Van elke drie mensen is er een die vroeg of laat kanker zal krijgen en heel binnenkort zullen de helft van ons in dat geval zijn, maar wie er vooralsnog aan ontsnappen, blijken immuun voor deze informatie en zij blijven de oogkleppen dapper dragen: foto's van zwarte longen deren de rokers kennelijk niet, obesitas neemt alom toe en wij houden er niet mee op ons vol te stouwen met plastics, additieven en nog ander gif. Talloos zijn de illustraties van de stelling dat wij ogen hebben en niet zien en een wel heel bijzonder voorbeeld daarvan is onze blindheid voor de misdaad.
In verband met criminaliteit spreken wij immers veel liever over het veiligheidsgevoel, alsof niet de dagelijkse moordpartijen, de homejackings en de drugsdoden een probleem waren maar wel de vrees ervoor. Symptoombestrijding kenmerkt de strategie welke gevolgd wordt nadat men zich heeft neergelegd bij de overmacht van het kwaad. Men herstelt dan niet langer de veiligheid maar men probeert het veiligheidsgevoel wat op te krikken, precies zoals men enkel nog de pijn bestrijdt eenmaal de hoop verdampt is om aan de ziekte zelf nog wat te kunnen doen.
Edoch, in deze tijd van werkloosheid en crisis floreert de misdaad, heel simpel omdat misdaad loont. Wie zich afvragen waar het geld vandaan komt waarmee sommigen in een tijd van faillissementen en recessie kerken van huizen uit de grond blijven stampen, die zullen beslist wijzer worden na inzage van de rapporten ter zake.
Georganiseerde misdaadbendes, meestal rond drugs maar ook rond allerlei fraude, oplichting en witwassen, tellen in België gemiddeld negen leden, zij verbergen zich achter legale handeltjes, gebruiken geweld, intimidatie en moord, ook tegen eigen leden, vaak werken zij samen met andere bendes en opereren zij internationaal. De jaarlijkse buit van de meeste bendes bedraagt minstens 25.000 euro, één vijfde van de bendes verzamelt algauw meer dan 2,5 miljoen euro en zes percent van de bendes maakt een jaarwinst van meer dan 10 miljoen euro. De totale winst van de georganiseerde misdaad in België bedroeg bijvoorbeeld voor het jaar 2008 bijna een miljard euro.*
Bij witteboordencriminaliteit gaat het om plegers die niet de naam hebben gangsters te zijn; ze hebben een hoge sociale status en misbruiken de maatschappelijke kanalen en de instrumenten waarmee zij vertrouwd zijn om zich ongezien te verrijken op de kap van de staat en waar zij dat in groep doen, beschermen ze elkaar, zoals in de wereld van de banken, want hoe anders moet men het noemen wanneer de belastingbetaler via de staat verplichte steun verleent aan banken die riante premies uitreiken aan het personeel, CEO én filiaalhouders?
Tenslotte zijn er nog de individuele misdadigers, om zo te zeggen de gewone dieven, geweldenaren en moordenaars, die her en der, vaak ziek of impulsief maar dikwijls ook gepland, de wet overtreden en nadeel berokkenen aan derden.
Maar naast dit alles dat zich schaart onder de noemer van de misdaad, is er ook het geïnstitutionaliseerde onrecht, in het licht waarvan bepaalde vormen van criminaliteit zichzelf goedpraten als in een rebellie van verontwaardigden die slechts wanhopig zoeken naar een meer rechtvaardige maatschappij. Vandaag zijn zij nog criminelen en heeft het wereldlijk gezag het bij het rechte eind maar morgen, zo geloven zijn, zullen de rollen omkeren, zoals dat het geval was ten tijde van de Franse Revolutie en in zoveel andere burgeroorlogen.
Een blik op de geschiedenis leert ons dat goed en kwaad niet zoals zwart en wit zijn te onderscheiden doch dat er tussenin een grote grijze zone ligt en, meer dan dat, dat afhankelijk van de belichting en het perspectief de twee vlot in elkander overgaan. Als paus Franciscus vandaag beweert dat elkeen slechts naar zijn geweten hoeft te luisteren om te zien wat hem te doen staat, dan is het eigenlijk niet te vatten op welke gronden hij zomaar abstractie maakt van de bevinding uit de vergelijkende cultuurwetenschappen, maar ook en vooral reeds uit de teksten van het Paulinische christendom - de bevinding namelijk dat goed en kwaad bestaan bij de gratie van de wet, die uiteraard niet overal dezelfde is. Op die manier kon blindheid voor de misdaad zich uiteindelijk wel ongewild rechtvaardigen want wát is misdaad wanneer goed en kwaad op zich zo troebel blijken en misschien niet eens bestaan?
Zo is het ten langen leste meer dan duidelijk: mensen maken onderling afspraken en zo ontstaat de wet waaraan eenieder zich moet houden, de vele mogelijke interpretaties maken de zaak al lastig genoeg, het gefilosofeer over goed en kwaad doet hier niet eens ter zake. Wie in België een bepaalde wettige daad stelt, zal mogelijkerwijze daarvoor in Iran veroordeeld worden, en wat ongeacht waar vandaag vereist wordt, kan daar morgen streng verboden zijn en andersom. De gronden van een wet doen niet ter zake, een democratisch tot stand gekomen wet is een afspraak en zij vindt haar betekenis in de naleving ervan; illegaliteit is het niet nakomen van beloften en wát er zoal werd beloofd, en ook waarom, is althans hier volledig naast de kwestie.
Dat de veiligheid wordt aangetast door laksheid bij het toezicht op de naleving der wet en door het geheel onbestraft laten van overtredingen, staat als een paal boven water en dat wie van die laksheid moeten getuigen, zich ook niet langer door de wet beschermd weten en zich derhalve ook onveilig voelen, is uiteraard al even vanzelfsprekend. Begrip voor het niet nakomen van de afspraken die de wetten tenslotte zijn, is daarom geheel misplaatst en bovendien misdadig: het berokkent nadeel aan wie zich wél voegen naar de wet en groter nadeel nog aan de rechtsstaat als zodanig. Elke vrijheidsbeperking die de wet afdwingt, staat in het teken van een grotere bevrijding en pas waar dit niet langer het geval blijkt, vindt een gemeenschap een reden en een noodzaak om die wet te wijzigen, wel te verstaan middels de daartoe geëigende wegen en organen, en niet voordien. Alleen uitzonderlijke gevallen van overmacht, uitsluitend vast te stellen door een rechter of een tot rechtspraak vastgesteld lichaam, kunnen uitzonderingen of kwijtscheldingen verantwoorden.
Het is omdat wij wel blind lijken voor de uiteindelijke gevolgen van onze daden, dat wij wetten nodig hebben die ons dwingen waar wij weigeren om na te denken of veeleer om consequent met onze overtuigingen te handelen. De strenge wet vervangt als 't ware het gebrek dat quasi alle mensen delen en dat niet zozeer onwetendheid betreft of een onvermogen om te redeneren, als wel een kortzichtigheid, een onwil om wat ons klaar en duidelijk voor de geest moet staan als zijnde noodzakelijk, ook onverwijld te doen en om aan datgene waarvan wij de onmogelijkheid inzien, te verzaken.
Waarom de genoemde blindheid of die onwil of wat het ook mag wezen, ons flink parten blijft spelen, is een vraagstuk op zich dat de moeite loont om over na te denken. Hoe dan ook is het een gegeven waarmee men rekening moet houden, wil men wat er omgaat in een samenleving binnen de gewenste banen leiden. De klassieke opvoeding die zich enkel toespitst op het inzicht, baat hier uiteraard niet omdat dit menselijke mankement zich niet door inzicht laat genezen: verstokte rokers vindt men evenzeer onder artsen en dieven onder toppolitici. Het is bij de vertaling van een inzicht naar een daad volgens dat inzicht dat het fout loopt, waardoor de valse indruk wordt gewekt van blindheid of gebrek aan inzicht: het mankement ligt bij de overgang van droom naar daad, waarover een van onze grootste schrijvers ooit, het inmiddels lang geleden heeft gehad. (°)
De aarde warmt op en ten gevolge daarvan smelt het landijs en stijgt het waterpeil in de oceanen: dat is zowat de theorie welke ons vandaag wordt opgelegd van bovenaf. Dat de opwarming het resultaat is van een toename van het energieverbruik ingevolge overbevolking, wordt beschouwd als vanzelfsprekend en de remedie die zich aandient, is bevolkingsbeperking welke feitelijk neerkomt op het vanwege de overheid ontzeggen aan het volk van het recht op het hebben van eigen kinderen.
Nooit eerder in de menselijke geschiedenis werd een flagrantere leugen bedacht maar tegelijk zal het niemand verwonderen dat er gelogen wordt omwille van de macht.
In de meest recente periode van de onsmakelijke historie van de machtswellust hekelden op het einde van de negentiende eeuw Karl Marx en Friedrich Engels het euvel van het kapitalisme waarbij het naar zich toe halen van de productiemiddelen door de grootgeldbezitters werd aangeduid als de kern van een gigantische diefstal gepleegd door de ene op de andere groep (of klasse) van mensen.
Een nog huiveringwekkender ontvreemding, dit keer van de ultieme productiemiddelen, diende zich aan met de genetische manipulatie van ons voedsel door multinationals waarbij door de fabricage van onvruchtbare of zaadloze gewassen, de landbouwers van de exclusieve zaadbezitters afhankelijk werden gemaakt.
In een derde fase van die overweldigende machtsconcentratie wordt de mens tenslotte verhinderd om zichzelf nog te reproduceren: in de toekomst zal hij zijn bestaan danken aan de welwillendheid van een overheid die zich derhalve gedraagt als een godheid.
Dat het echter om een afgod gaat, verraadt zich meteen in het simpele feit dat hij zijn macht en gezag allerminst ontleent aan de scheppingskracht die de echte goden kenmerkt. Het ontbreekt de controlestaat immers aan elke vorm van creativiteit. Zij schenkt helemaal geen leven doch maakt het bestaan voorwaardelijk, zij eist er een tol op, zij chanteert de schepping en wil op die slinkse wijze de plaats innemen van de goede god waarvan zij de aanbidding verbiedt en voor zichzelf opeist. En als het hier niet gaat om Gods 'tegenstrever' die aangesteld als stadhouder met afgunst naar de schepping kijkt, welnu dan bestaat de duivel niet.
Voor de stijging van de zeespiegel met zowat twintig centimeter in de laatste honderddertig jaar worden in de wetenschap een aantal oorzaken opgesomd waaronder de opwarming van de aarde welke het water doet uitzetten en het landijs doet smelten. Rapporten schrijven aan de uitzetting van het zeewater ingevolge een temperatuurstijging van één graad Celsius, een stijging van het waterpeil met minder dan één meter toe. En het smelten van bijvoorbeeld al het landijs op Groenland zou een stijging veroorzaken van amper één tiende van een millimeter! En dan is er nog het grondwater dat wordt opgepompt en dat in zee terechtkomt. De ijsmassa's aan de polen die door de gravitatiekracht water aantrekken dat zich daar dan als het ware ophoopt. Tenslotte zijn daar ook nog de lokale bewegingen van de zeebodem die in Nederland bijvoorbeeld zakt.*
Maar met geen woord wordt er gerept over de erosie die alom de kusten aanvreet en over actieve vulkanen op de oceaanbodem waarvan men overigens sinds kort weet dat zij de bronnen van het leven zijn. Eveneens verzwijgt men een wellicht nog veel krachtiger factor die het waterpeil doet dansen maar dan in de omgekeerde zin, met name het fenomeen van de verdamping en de condensatie. Want als het warmer wordt dan houdt de lucht meer water vast in de vorm van damp - water dat uiteraard aan de zeeën wordt onttrokken. De opwarming van de aarde zou dan via deze allesbehalve te verwaarlozen werking het zeeniveau doen dalen.
Schuift men voor wat sommigen voorstellen als de dreiging van een nieuwe zondvloed de schuld in de schoenen van de zogenaamde overbevolking, dan lijkt het hek helemáál van de dam. Het getuigt eigenlijk van de menselijke zelfoverschatting om te stellen dat er een significant verband bestaat tussen ons energieverbruik en de opwarming van de aarde, en dit vanwege de verhoudingsgewijs geringe impact van de mens op het milieu vergeleken bij die van bijvoorbeeld vulkanen. Maar gesteld dat het menselijk energieverbruik er in de veronderstelde opwarming voor iets tussen zat, dan lag de verantwoordelijkheid daarvoor niet bij een vermeend teveel aan mensen maar wel bij een teveel aan verspillers. Dat het verbruik van een westerling zowat het duizendvoud bedraagt van dat van een Indische paria, is een gegeven dat standpunten als van David Attenborough behalve immoreel ook wetenschappelijk verwerpelijk maakt: die 'geleerden' pleiten er namelijk voor om inzake de armen, de hongerdood zijn werk te laten doen. Zij volgen de stompzinnige logica van de nazi's die aan de tekorten wil verhelpen, niet door verbeteringen aan te brengen maar door hen die ingevolge de tekorten lijden, uit de wereld te helpen.
Beschouwen we een ogenblik de stoutmoedige bewering dat er teveel mensen zijn, dan merken we eerst op dat zij zinledig is zolang zij niet gerelateerd wordt aan een functie of een doel in verhouding tot welke die bewering kan worden beschouwd als te beoordelen en derhalve als al dan niet waar. Zo bijvoorbeeld is de uitspraak dat er te weinig water is, zinledig, tenzij daar wordt aan toegevoegd waarvoor dat water dienen moet. Er is te weinig water om de dorst te lessen van alle hier aanwezigen, is een uitspraak die al redelijker klinkt omdat principieel kan worden nagegaan of hij al dan niet waar is. Zo ook is pas de uitspraak dat er teveel mensen zijn opdat zij allen gevoed zouden kunnen worden, op zijn waarheid controleerbaar en derhalve niet langer zinledig.
Zomaar zeggen dat er teveel mensen op de wereld zijn, is nonsens: men moet specificeren in functie van wie of wat dit wordt beweerd en pas op die voorwaarde wordt de uitspraak verifieerbaar en zinvol, wat betekent: waar of onwaar. In dit geval beoogt men uiteraard met Thomas Malthus te beweren dat er teveel mensen zijn opdat zij allen gevoed zouden kunnen worden, en die uitspraak is zinvol maar tegelijk onwaar: er wordt momenteel ruim genoeg voedsel voortgebracht om de totale wereldbevolking anderhalf keer te kunnen voeden. Niet een vermeend teveel aan mensen veroorzaakt de huidige hongersnood maar wel een onrechtvaardige verdeling van het voedsel, en het mag duidelijk zijn dat dit onrecht zeker niet zou worden weggewerkt door het aantal mensen op aarde te beperken.
Andermaal, de honger in de wereld is te wijten aan een onrechtvaardige verdeling van het voorhanden zijnde voedsel en het systeem dat die verdeling regelt, heeft daar schuld aan. Het hoeft geen betoog dat het hier gaat om het geldwezen: een som geld vertegenwoordigt een evenredige hoeveelheid aan rechten terwijl het natuurlijkerwijze de menselijke noden zijn welke recht geven op hun bevrediging. Zo bijvoorbeeld kan wie twee broden kan betalen, er een kopen om de eigen honger mee te stillen en een tweede om weg te gooien terwijl diegene die in hongersnood verkeert maar het niet betalen kan, er ook geen recht op heeft. Honger gaat hand in hand met verspilling.
Verspilling dan is inherent aan een kapitalistische economie omdat die niet op samenwerking draait maar wel op concurrentie terwijl die onderlinge strijd een spel is dat zijn zin ontleent aan het bestaan van winnaars en verliezers. Wie wint, wil tonen dat hij winnaar is en hem rest daartoe gewoon geen ander middel dan het etaleren van zijn bezit, wat zich wel moet vertalen in verspilling.
Onder diegenen die een teveel hebben aan geld, zijn er beslist die dit teveel afstaan aan wie nood lijden, maar een systeem om die transfer te regelen zodat geen kind nog onder een tekort gebukt moet gaan, is vooralsnog een mooi sprookje. Het lijkt er zeer sterk op dat alleen structurele maatregelen - het ten gronde veranderen van de economie - hier aarde aan de dijk kunnen brengen.
Maar intussen dringt de tijd, is de honger een feit zoals het onrecht in het algemeen en vestigt zich bij de gratie van een druk die zijn krachten uit dit onrecht put, een anonieme macht, een staat met verwisselbare leiders welke, gedreven door een waanzinnige logica, nog louter macht nastreven waaraan zij bereid zijn om al het andere op te offeren. Het leven zelf wordt aangevallen door leugens verkapt onder drogredenen, zoals dat het geval is met de bewering dat de aarde overbevolkt is en dat dit de oorzaak van de honger is. Niet de honger wordt bestreden maar wel het leven dat honger lijdt, de mens, de arme, het onschuldige kind. De pleger van dit onrecht, de moordenaar van de onschuldigen is principieel geen mens, het is een systeem, een onwezen met een navenant rijk waarvan de fundamenten loodrecht staan op de goddelijke schepping. Toch wordt aldus de mens niet vrijgepleit van schuld, hij is hiervan immers getuige. Weigeren wij om in te grijpen, dan rust de volle verantwoordelijkheid voor het zich ontplooien van de hel op aarde bij niemand anders dan bij ons.
Het gentiaanblauwtje is een vlinder die zijn ei legt waar de mieren het kunnen vinden en in de waan dat ze de rups uit dat ei buitmaken, slepen deze naarstige insecten haar naar hun nest. Aldaar verhult de rups zich in een geur van mierenlarven en wordt met rust gelaten wanneer zij zich met deze larven voedt.
De cuculus canorus is een vogel die geen tijd en moeite spendeert aan het grootbrengen van jongen: hij deponeert zijn ei in het nest van een ander en, eenmaal uitgebroed, duwt het koekoeksjong de kroost van zijn gastheer recht de dieperik in.
In acht genomen dat het mensenkind in de baarmoeder wordt uitgebroed en verder in een huisgezin volwassen wordt, doet het allemaal een beetje denken aan draagmoeders om den brode maar ook aan verkrachting en aan roof. In de laatst genoemde gevallen verspilt de 'parasiet' immers evenmin tijd en krachten aan arbeid nodig voor het grootbrengen van het nageslacht en het blijft zeer de vraag of de opvoeding in het gastgezin een genetisch misschien wel compleet bepaald gedrag kon wijzigen.
Overigens dient men zich ook rekenschap te geven van meer afgeleide vormen van parasitisme, zoals in het kolonialisme met of zonder slavernij, in het neokolonialisme met zijn pseudovrijheid en in de schijndemocratieën welke vaak kastenmaatschappijen verkappen.
Helemaal onontwarbaar wordt het kluwen tenslotte door de vervalsing van zowel de mantel als het vlees. Bij de vervalsing van de mantel gaat het om mimicry - het getiaanblauwtje speelt het paard van Troje na - maar het gaat evenzeer om de onbetrouwbaarheid van labels, titels, rollen en functies. Bij de vervalsing van het vlees spreekt men van geïnstitutionaliseerd bedrog middels bijvoorbeeld mensonwaardige economieën welke om te floreren niet zozeer de intelligentie behoeven als wel de gewetenloosheid. En met dit laatste kenmerk werd naast de mantel en het vlees ook nog de ziel van onze wereld aangetast, wat de vraag doet rijzen of er überhaupt nog wat te redden valt.
Ja, er valt nog wat te redden want van geen pasgeboren kind kan iemand zeggen dat het doortrapt is, corrupt, schijnheilig of moordlustig: de onschuld van elke nieuw geborene raakt het restant van ieders hart en doet daar een vaak lang vergeten hoop herrijzen op de bevrijding van alle schuld en op een schone lei voor heel de wereld.
Helaas wordt dan alras gegrepen naar de zondebok, sinds oudsher de gemakkelijkste maar ook de lafste aller remedies, door sommigen zelfs in de schoenen van het christendom geschoven. Onterecht omdat het onderscheid tussen enerzijds de zondebok en anderzijds Christus en de christenen zo breed is als de hemel zelf. De zondebok immers wordt tegen zijn wil door derden gekruisigd terwijl de martelaren welke de christenen bij uitstek zijn, zichzelf opofferen precies met de bedoeling te getuigen van een Waarheid die geen misdaad raken kan.
Zelfopoffering is derhalve alles wat een mensheid rest die op een betere wereld wenst te kunnen hopen. Een mensheid die dit vuur ontbeert, is niet de naam van mensheid waardig. Een volk dat zijn heilig haardvuur mist, wordt uitgehold en zal verteren door vreemde vlammen. Eerst zullen andersoortigen zich meester maken van het eigen huis, zoals de koekoek doet. Uiteindelijk zal het leven als zodanig ingenomen worden door de dood. Maar wat het christendom ons leert, is het kwade te verkeren in het goede, precies zoals wij wensen dat Christus zelf de dood verwisselt voor het eeuwig leven: Fac eas, Domine, de morte transire ad vitam.1
(J.B., 6 oktober 2013)
Noten:
1 Het gaat hier om een vers uit de tekst van het requiem dat herinnert aan een goddelijke belofte aan de mensheid: Wil ervoor zorgen, Heer, dat zij [de zielen van onze overledenen] overgaan van de dood naar het leven. Met het bovennatuurlijke gebod zijn vijanden te beminnen, vergeldt men de gang van zaken die het goede in het kwade doet verkeren en het leven in de dood.
03-10-2013
Navid Sharifi en de rechtvaardige rechters
Navid Sharifi en de rechtvaardige rechters
Het verzet in de zaak van de eenentwintigjarige naar Afghanistan uitgeprocedeerde asielzoeker Navid Sharifi is ongetwijfeld zeer begrijpelijk aangezien bezwaarlijk sprake kan zijn van een consequent beleid inzake het asielzoekersprobleem terwijl inconsequenties sowieso een ideale voedingsbodem vormen voor de ondermijning van het gezag van wie zich daaraan schuldig maken. Edoch, dat de man in kwestie principieel geen verhaal heeft tegen de beslissing van het ministerie, vindt zijn uiteindelijke gronden in het feit dat het aantal plaatsen voor asielzoekers beperkt is, wat wil zeggen dat voor elke toegeving aan iemand die geen asiel verdient, de rechten van een ander die het wél verdient, moeten worden opgeofferd.
Maar het onderliggende gelijkheidsprincipe waar het hele probleem tenslotte om draait, kan bezwaarlijk selectief worden toegepast op straffe van zijn eigen ondermijning: het gelijkheidsbeginsel geldt voor asielzoekers maar het geldt evengoed voor alle andere burgers. Zo zijn de middelen van de staat altijd beperkt en geldt dat wat de ene geheel onverdiend naar zich toe trekt, aan een ander die er recht op heeft, zal moeten onthouden worden.
Wij kennen allemaal heel goed het onderscheid tussen de geest van de wet en zijn letter en wij weten dat er lieden bestaan die zich achter de letter van de wet verschuilen om dan van daaruit de geest ervan te kunnen verkrachten. Uiteraard zullen eerlijke, gewetensvolle en voorbeeldige burgers dat niet doen; dergelijke listen worden uitsluitend uitgebroed door lieden die allesbehalve begaan zijn met het welzijn van hun land.
Jammer genoeg wordt dergelijk oneerlijk gedrag mettertijd steeds talrijker en als meest wraakroepende voorbeelden gelden wel eens de multinationals: zeer in tegenstelling tot de overbelaste loonarbeider, betalen zij vaak geen frank aan taksen ofschoon zij miljardenwinsten boeken. En ieder van ons ziet stilaan in dat het feit dat zij niks onwettigs doen, helemaal niet kan verschonen dat zij aldus feitelijk het volk bestelen, want dat is moreel gezien ook wat zij doen, om het heel zacht te zeggen.
Het gaat hier weliswaar om anonieme firma's, concerns of hoe die machtsgroepen ook kunnen heten, waarin rijkelui hun valuta investeren met het oog op steeds meer winst; het gaat letterlijk om kluizen vol geld en zonder gezicht, wat aan de dieven hetzelfde comfort biedt als de maanloze nacht om ongezien hun slag te kunnen slaan.
Des te verschrikkelijker is het derhalve om vast te moeten stellen dat ook burgers mét gezicht zich durven wagen aan deze verachtelijke praktijken waarbij, het weze herhaald, in een list de letter van de wet gaat dienen om haar geest te doden. De bedoelde burgers doen niks illegaals, de letter van de wet verbiedt immers niet wat zij uitspoken, maar dat het volstrekt immoreel is om zijn medemensen grote sommen terecht verdiend geld afhandig te maken, behoeft geen betoog.
Niet zonder plaatsvervangende schaamte kan men bovendien vaststellen dat het hier niet gaat om anonieme beleggers maar om BV's en meer bepaald om politici, lui aan wie het volk zijn vertrouwen heeft geschonken, burgers van wie bij uitstek een voorbeeldfunctie wordt verwacht: zij bestelen niet alleen het volk, maar zij laten het tegelijk uitschijnen alsof zij alleen maar nemen wat hen toekomt; zij ontduiken niet alleen de wet maar zij gebruiken ze bovendien om zich er achter weg te steken.
Als klap op de vuurpijl komen deze 'leiders' in de media de vieze zaakjes die zij runnen ook nog eens verdedigen: de duizelingwekkende bedragen dienen naar hun eigen zeggen om hun nood te lenigen, ook als zij overstappen van de vetst betaalde functie van het land naar een nóg vetter betaalde job. In een tijd waarin het volk massaal onder het juk van de werkloosheid gebukt gaat, hebben zij het over hún onzekerheid!
Neem bijvoorbeeld volksvertegenwoordiger Stefaan De Clerck, gewezen burgervader, gewezen minister, en minister wil zeggen dienaar, meer bepaald minister van justitie, die de rechtspraak in het land in goede banen leiden moet, gewezen senator ook, die verondersteld wordt wijs te zijn en ook voorbeeldig: hoe rijmt gij het om ons, die gij vertegenwoordigt, te willen bestelen als gij het niet doet middels de wet die gij zo goed kent maar waarvan gij toch ook zult weten dat zij daarentegen dient om misdaad te verhinderen? Verschiet gij er dan van dat de misdaad toeneemt in het land als uitgerekend gij het voorbeeld geeft? Rooms-katholiek en Christen-democraat, zo zegt uw uithangbord als het niet liegt: heeft Christus u dan voorgedaan hoe gij, die niets tekort komt, uw op de koop toe noodlijdende naaste in de doeken dient te doen en toon ons eens waar dat dan in de bijbel staat of hebt gij dan ook het goddelijke wetboek helemaal herschreven? Gij ziet nu de onredelijkheid in van uw eis, of betreft het zijn onhoudbaarheid? Gij weet toch zeker wel dat iedereen nu kan getuigen hoe gij alsnog munt probeert te slaan uit deze wanpraktijken door wat gij wel niet anders kunt dan het te laten schieten, nog voor te stellen als een gulle gift voor goede werken? En leg ons maar meteen uit: welke booswichten hebben ervoor gezorgd dat niet alleen christendemocraten zoals ze zichzelf noemen maar ook christenen zonder meer vandaag als huichelaars gebrandmerkt zijn en steeds vaker voor vervolging moeten vrezen? En wíe vervolgt dan de christenen vandaag, of zijt gij niet in staat om de consequenties van uw daden in te zien?
Dezer dagen beslist het ministerie om een kind te kijk te zetten op de sinds jaar en dag zo zwaar belegerde luchthaven van Kaboel die geen uur uit het nieuws is vanwege bomaanslagen met allang niet meer te tellen doden na de wereldoorlog die daar feitelijk nog uitgevochten wordt. Het is allemaal legaal want 't aantal plaatsen is beperkt, zo zegt het ministerie: wat onverdiend wordt toegekend aan de ene, wordt immers aan een ander die het wél verdient, ontzegd.
Ik stel voor dat we Navid Sharifi tot staatssecretaris maken voor het asielbeleid en dat we in zijn plaats bijvoorbeeld Stefaan De Clerck of Maggie De Block gaan deponeren op de vlieghaven van Kaboel. Zij zijn ruim meerderjarig, hoogopgeleid en onderlegd, ongetwijfeld polyglot, beslist hebben zij een uit de kluiten gewassen spaarpot en zijn ze mans genoeg om zich aldaar te kunnen oriënteren, hun mannetje te staan en het binnen de kortste keren te schoppen tot minister van justitie of tot staatssecretaris van asielbeleid!
(Jan Bauwens, 3 oktober 2013)
28-09-2013
Terroristenorganisatie Al Quaeda spant andermaal de NAVO voor haar kar
Terroristenorganisatie Al Qaeda spant andermaal de NAVO voor haar kar
De geschiedenis herhaalt zich. In Syrië worden terroristen door het Westen gesteund tegen de gematigde en pluralistische regering van Assad. In mei 2013 mocht blogger Willy Van Damme uit Dendermonde het uitleggen op de Russische Televisie (*) maar in augustus 2012 was het al duidelijk: toen reeds werd de NAVO voor de kar van Al Qaeda gespannen: http://www.bloggen.be/tisallemaiet/archief.php?ID=1937303 (d.d. 8 augustus 2012)
Ik kan de naam 'Vlaanderen' niet meer uitspreken. Ik kan de naam 'Vlaanderen' niet meer uitspreken zonder dat onmiddellijk de blikken van alle omstaanders op mij gevestigd zijn. Ze nemen mij op, op de meest beledigende manier die men maar kan bedenken: van kop tot teen. Het zijn koude ogen met blauwe, purperen en zwarte schaduwen, en met opgeplakte lange wimpers, starend vanuit weggeverfde gezichten, gladgepoederde maskers van fatsoen, façon, façade. "Vlaanderen", herhaal ik, en ze maken plaats voor het woord, zoals men plaats maakt voor een teringlijder.
Tweeduizend jaar geleden rekende Julius Caesar de toenmalige Vlaamse volksstammen tot zijn rijk - en niet zonder slag of stoot. Vier eeuwen later lijfden de Franken onze gebieden in. Onenigheid bij de overheersers maakte dat onafhankelijke Vlaamse graafschappen zich gingen vormen en uiteindelijk, onder de gouwgraven Boudewijn I en II, het vorstendom Vlaanderen dat zich handhaafde tegenover de Franse kroon (1302). In Lotharingen ontstond uit het graafschap Leuven het hertogdom Brabant (1106), en het prinsbisdom Luik hield tot de Franse revolutie stand. Lodewijk van Male was de laatste graaf van Vlaanderen (1384): zijn dochter huwde Filips de Stoute, zoon van de Franse koning. In 1598 onder de Spaanse kroon, in 1713 onder Oostenrijk, in 1794 opnieuw onder de Fransen (Napoleon) tot de slag van Waterloo (1815). Volgde het Koninkrijk der Nederlanden onder Willem, die Vlaanderen weg wilde, tot in 1830 de onafhankelijkheid van België werd uitgeroepen en in 1831, uit een Duitse tak van het Britse vorstenhuis, Leopold I hier de troon besteeg.
Wie met zevenmijlslaarzen de geschiedenis doorwaadt, kan zich niet ontdoen van de indruk dat België inderhaast werd opgericht. Net zoals een jonge vrouw die rap-rap trouwt: niet omdat ze de liefde gevonden heeft, maar omdat ze weg wil thuis. Het is immers bekend dat geen band hechter is dan deze die gevormd wordt door een gemeenschappelijke vijand - in dit geval de dwingelandij van vreemde heersers. Edoch, geen band is ook tijdelijker: eenmaal de dwingelanden uit het gezichtsveld, staan de partners ontnuchterd tegenover elkaar: ware het niet van de kinderen, dan zouden zij onverwijld scheiden.
Ikzelf, en de nu ouder wordende generatie met mij, associeer Vlaanderen met een thuis. Niet zomaar een flat in een stad, maar een lap grond en een soevereine hoeve. Een hoeve, gastvrij voor "goed volk" en genereus voor de bedelaars, maar beducht voor leurders en andere wolven in schapenkleren, zoals ons het sprookje leert. Uitgedoste vreemden die met schone maar goedkope woorden onze dochters komen kapen en die, als ze hun zin niet krijgen, de zuur verdiende oogst stelen waarvan onze kinderen moeten eten, kunnen kennis maken met de zeis. Ik associeer Vlaanderen met mijn haard. Edoch: waar is die haard gebleven?
Waar is de tijd gebleven dat de heer des huizes nog heer was in zijn huis, en kon zeggen tot de indringer: "Gij hebt hier geen zaken, maak dat ge wegkomt en dat we u hier nooit meer zien"? Waar is de tijd gebleven dat de bewuste indringer hiervan schrok, achteruitdeinsde en het op een lopen zette, achternagezeten door de hond? De indringers zijn heer en meester in dit huis, en ik heb het niet over de zogenaamde 'vreemdelingen', die immers altijd hebben kunnen rekenen op de Vlaamse gastvrijheid: ik heb het over een heel ander paar mouwen.
Nog niet zo heel lang geleden verliepen onze avonden, naargelang het zomer of winter was in de boomgaard of bij het vuur, maar altijd in het gezelschap van de stamvaders en de kinderen: tot wij slapen gingen, werden verhalen verteld, dag aan dag. Verhalen van de voorbije werkdag, van de voorbije jaren, van de voorbije generaties, tot heel ver in de eeuwen. En tegen de tijd dat wij rijp waren voor het stichten van een toekomst, waren wij ook verbonden met onze wortels: wij wisten exact waar we vandaan kwamen en daarom ook wisten wij welke kant uit te gaan.
Sinds enkele decennia is het anders. Totaal afwezige entiteiten die in feite alleen maar maskers zijn, zeggen voorgekauwde teksten op: leugens, verhalen die de onze niet zijn en die ons niets goeds leren. Met intriges over onbestaande zaken weten zij de aandacht van zowel de allerkleinsten als van de stamoudsten naar zich toe te trekken, en bovendien doen zij zich daarvoor betalen. Zomer en winter, dag aan dag, totdat wij slapen gaan, bepalen zij onze gedachten en gevoelens terwijl ze al onze bewegingen bevriezen. En tegen de tijd dat wij moeten gaan denken aan het stichten van een toekomst, zijn wij helemaal gehersenspoeld: wij weten niet meer waar we vandaan komen, noch welke kant uit te gaan. Die vreemde, ontzielende betovering heet 'televisie', is heel ingeburgerd en heeft zelfs zo'n goede naam dat mensen pas echt bestaan als ze in die fictieve wereld paraderen.
Maar het gaat van de regen in den drop. De jongste tijd blijken televisiemakers zich toe te spitsen op het scheppen van een werkelijkheid naast de echte, een soort evenbeeld ervan, maar dan met een 'eigen' perspectief. Het stopt inderdaad niet bij het verzwijgen of verdraaien van nieuwsberichten en van informatie (*): met hun eigen belastinggeld, hun afgetroggeld onder het voorwendsel van opvoeding, worden de burgers niet slechts belogen maar nu ook nog publiekelijk beledigd en bespot voor miljoenen kijkers door een zootje zogenaamde BV's die zelfs niet de moeite nemen om zich in Algemeen Nederlands uit te drukken - tenminste als ze al iets te vertellen hadden. En het gaat er in soap-vorm in en derhalve zoals zoete koek. (°) Men hoeft beslist niet koningsgezind te zijn of van smartlappen te houden om hier vanuit de grond van zijn hart te gaan wensen dat recht zal geschieden.
De
moderne republiek Turkije telt zestig miljoen Turken (en nog twintig
miljoen leden van andere volkeren) en werd gesticht in 19231
door Mustafa Kemal, later genoemd "vader der Turken" of
Atatürk.
Om
de moderniteit van het land te illustreren: in België vond het
stemrecht voor vrouwen ingang in 1948, in Turkije in 1934. Vóór de
komst van de Turken ("Turken" betekent: "sterke
mannen") heette het land (zonder het Europese deel) Klein-Azië
of Anatolië, het land waar de door Homeros in zijn Ilias en Odyssee
bezongen stad Troje ligt en waar Vergilius en Maecenas vandaan komen,
het thuisland van de Etrusken en van de Amazonen, wat betekent de
borstelozen: het mythische volk van vrouwelijke ruiters van wie de
rechter borst werd geamputeerd om beter met de boog te kunnen
schieten. Ook in Anatolië liggen Milete waar vandaan de Griekse
filosofen stammen en het bijbelse Efeze.
Uiteraard zijn de Turken zelf
veel ouder dan het moderne Turkije: zij stammen grotendeels af van de
Oğuzen2
uit het Altai-gebergte (gelegen in het noorden van het huidige
Mongolië) waarvan al sprake in de derde eeuw vóór Christus. Bekend
als uitstekende boogschutters te paard, trokken zij vanaf de zevende
eeuw westwaarts om het Oost-Romeinse (of Byzantijnse) Rijk te
veroveren maar onder meer ook Indië waar ze in Agra de Taj Mahal3
bouwden. Uit de Oğuzen stammen bijvoorbeeld de Seltsjoeken en de
Ottomanen, die elk een groot rijk stichtten, alsook de Turkmenen, een
nomadenstam vooral verblijvend in Turkmenistan, Afghanistan en
noordoostelijk Iran.4
In
667 vóór Christus stichtten de Grieken Byzantion (Byzantium), dat
in 330 (ná Christus) als Nova Roma (Nieuw Rome) de hoofdstad werd
van het Romeinse Rijk en (na de splitsing in 395) als Constantinopel
(stad van [keizer] Constantijn) de hoofdstad van het Oost-Romeinse of
Byzantijnse Rijk. In 1453 werd zij de hoofdstad van het Ottomaanse
Rijk onder de naam Istanbul en haar Byzantijnse kathedraal Hagia
Sophia (waarvan tien zuilen nog stammen van de tempel van Artemis in
Efeze5
uit 550 vóór Christus) werd omgebouwd tot de moskee Aya Sophia6
maar in 1934 maakte Atatürk er een (seculier) museum van. Istanbul
is nu een Turkse metropool7
en ligt voor de helft in Europa en voor de andere helft in Azië.
Nog vermeldenswaardig is dat de
oudste bekende nederzetting ooit zich in Turkije bevindt, meer
bepaald in Çatalhöyük en ook de oudste bekende tempels zijn Turks,
ze staan in Göbekli Tepe. Jaarlijks bezoeken meer dan dertig miljoen
toeristen het land.
Het
transcontinentale Turkije is een democratie met een parlement en een
president. Het land ligt in feite in het centrum van de wereld want
mooi tussen Europa, Azië en Afrika in. En zou men de Zwarte Zee
beschouwen als een deel van de Middellandse Zee, waarmee zij immers
door zee-engten verbonden is, dan lag het grootste deel van het land
ook middenin die Middellandse Zee, net zoals Italië en Griekenland;
rond elk van deze drie plekken heeft zich dan ook een wereldrijk
gevormd.
In
de negentiende eeuw absorbeerde Turkije een toevloed van miljoenen
vluchtelingen uit het omliggende maar ook uit Centraal-Azië, vaak
ging het om verdreven moslims.
In
W.O.I, die in zekere zin de Derde Balkanoorlog was die draaide om de
gebieden van de Ottomanen, vochten zij met de Duitsers mee terwijl de
Armeniërs uit Turkije met de Russen meevochten omdat die hun
onafhankelijkheid beloofden - om die reden werden zij dan ook
gedeporteerd. Ook werden de Griekse en Assyrische volkeren gedwongen
te verhuizen en velen kwamen om.8
Toen
de Duitsers de oorlog hadden verloren werd Anatolië verdeeld onder
de geallieerden9
maar de Turken verzetten zich tegen de vreemde bezetters, onder meer
tegen Griekenland, en in 1923 bereikten zij opnieuw hun
onafhankelijkheid met Mustafa Kemal (Atatürk).10
In
datzelfde jaar volgde nog een bijzondere want religieus gekleurde
bevolkingsuitwisseling (eerder een 'uitwijzing') tussen Turken en
Grieken: anderhalf miljoen voornamelijk Grieks-orthodoxen die in
Turkije woonden, moesten naar Griekenland verhuizen en een half
miljoen moslims die in Griekenland woonden, werden naar Turkije
gedeporteerd. In feite was dit een etnische zuivering en een grote
tragedie met rellen en vluchtelingenstromen naar Libanon, Egypte,
Syrië en later ook naar West-Europa en de Verenigde Staten. In
Turkije leefden sindsdien hoofdzakelijk Turken (73 pct.) en Koerden
(21 pct.).
Reeds
in de negentiende eeuw was in Anatolië een (later afgebroken)
secularisering aan de gang met inperking van de sharia en
gelijkberechtiging van alle burgers, en die ontwikkeling werd als een
ware laïcisering11
naar het model van de Franse lekenstaat voortgezet
onder Atatürk (het zogenaamde Kemalisme), gesteund door het leger.
Zo bijvoorbeeld gold er een verbod op het dragen van de hoofddoek in
openbare ruimten. Communisme, fascisme en religieus fundamentalisme
werden en zijn nog steeds verboden. Ook vandaag blijft er een
spanning tussen enerzijds het leger dat de lekenstaat in stand houdt
en anderzijds de islam-geestelijken die een theocratie beogen.
Vijfennegentig
percent van de Turken zijn moslim (waarvan vier vijfden soenniet en
de rest aleviet) maar een derde van hen neemt zijn geloof niet
ernstig. In het begin van de negentiende eeuw waren nog dertig
percent van de Turken christenen (Efeze en Smyrna, om er maar twee te
noemen, zijn bekende bijbelse steden waar de eerste christenen
verbleven) maar zij werden vervolgd en/of weken uit en vandaag is nog
slechts één per vijfhonderd Turken christen of joods.
In
W.O.II ondersteunde het officieel neutrale Turkije Duitsland met zijn
inlichtingendiensten (met het oog op een versterking van het
panturkisme) maar tegelijk ving het joodse vluchtelingen op: dezen
met Turkse voorouders kregen een paspoort en werden aldus van de
concentratiekampen gered. In 1945 sloot Turkije zich symbolisch bij
de geallieerden aan.
In
1952 trad Turkije tot de NAVO toe (waarvan zijn leger het tweede
grootste is), overigens samen met Griekenland. Het neemt deel aan
vredesmissies van de V.N. alom ter wereld. Nog wat betreft defensie
bevinden zich op Turks grondgebied negentig kernbommen. Verder
behoort Turkije tot de Raad van Europa, zijn lidmaatschap van de EU
is in de maak en het heeft ook nauwe betrekkingen met de V.S. voor
o.m. militaire samenwerking.
Het
leger pleegde drie keer achtereenvolgens een staatsgreep (in 1960,
1971 en 1980) met rellen en een paar duizend doden maar uiteindelijk
zonder succes. In 1960 begon ook de oorlog om (het Brits
gekoloniseerde) Cyprus dat onder Turken en Grieken werd verdeeld. In
1980 laaide een guerilla-strijd op met de Turkse Koerden (van de in
het Westen als 'terroristisch' bestempelde PKK) waarvan leider Öcalan
werd opgepakt.
Sinds 2002 regeert in Turkije de
AKP, de Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling, met in 2002
Abdullah Gül als premier en vanaf 2003 Recep Tayyip Erdoğan met Gül
eerst als minister van buitenlandse zaken en vanaf 2007 als (elfde)
Turkse president.12
Het
waren de aanslagen van 11 september 2001 die Turkije uit zijn diepe
economische crisis haalden omdat het land plots belangrijk werd als
bemiddelaar tussen het Westen en de islam. De interne spanningen met
de Koerden losten zich op maar de strijd herbegon na aanslagen van de
PKK in 2011; na de Koerdische hongerstakingen in 2012 werd opnieuw
aan een toenaderingsproces gewerkt. De moorden in 2013 op drie
Koerden in Parijs bleken door de PKK zelf opgezet.
Nog
te vermelden dat Erdogan voor de verkiezingen van 2014 een
presidentieel systeem wenst in te voeren, wellicht omdat hij zich dan
opnieuw verkiesbaar kan stellen nu zijn ambtstermijn verstreken is.
(J.B.,
25 september 2013)
Noten:
1
Dit gebeurde bij de Vrede van Lausanne.
2 De Oğuzen zijn
volgens de legende afstammelingen van Oğuz Han maar in feite
afstammelingen van Mete Han.
3
Dit wit marmeren mausoleum werd in 1632-'48 gebouwd door Mogolheerser
Shah Jahan voor zijn vrouw Mumtaz Mahal. Het grafmonument van Humayun
in Delhi (gebouwd door diens zoon Akbar in 1562-'71) is een ander
bekend voorbeeld onder die talloze architectonische hoogstandjes.
4
De in Turkije verblijvende Turkmenen heten Yörük'n en ook Atatürk
was een Yörük.
5
Efeze ligt heden in de buurt van het Turkse Izmir, voorheen het
Griekse Smyrna, stammend uit de elfde eeuw vóór Christus.
7
Istanbul is de grootste Europese metropool met 19 miljoen inwoners,
en dat is het dubbele van Parijs. Ter vergelijking: in Moskou en
Londen wonen 13 miljoen mensen.
8
Men gewaagt nog steeds van een genocide die echter door de Turken
wordt ontkend, wat een eeuw later een obstakel blijkt voor de
toetreding van het land bij de Europese Unie.
9
Bij die verdeling [in de Vrede van Sèvres] ging o.m. het Westen naar
Griekenland en een Oostelijke brok naar Armenië.
10
Dit nieuwe verdrag heet de Vrede van Lausanne.
11
In de lekenstaat zijn kerk en staat gescheiden en geldt religie
als een privézaak.
12
Hij werd voorafgegaan door Sezer (2000-'07), Demirel
(1993-2000), Özal (1989-'93), Evren ('80-'89), Korutürk ('73-'80),
Sunay ('66-'73), Gürsel ('60-'66), Bayar ('50-'60), Inönü
('38-'50) en... Mustafa Kemal Atatürk ('23-'38).
'Geleerde' gekken en hun 'mensenplaag': absolute immoraliteit onder een ethische vlag
'Geleerde' gekken en hun 'mensenplaag': absolute immoraliteit onder een ethische vlag
Sir Attenborough vervoegt het rijtje van de zichzelf verlicht achtende academici die het mensdom een plaag noemen en die deze plaag willen bestrijden door de derde wereld te elimineren middels de hongerdood. (1)
Een klok telt in onze plaats. Wanneer wij aldus niets tellen, tenzij de getallen zelf, dan doen we eigenlijk niets anders dan weerspiegelen hoe wijzelf geteld worden. Ons lijdend-voorwerp-zijn noemen wij onze 'tijd'. De ervaring die wij de tijdservaring noemen, is niets anders dan het bewustzijn van onze oneindig verregaande en afgrondelijke heteronomie.
Wij zijn onderhevig aan een beweging, aan een verandering, waaraan de dode dingen niet onderhevig zijn. Wij lijden aan een soort van afhankelijkheid waarvan de dode dingen niet te lijden hebben. Deze afhankelijkheid betreft ons eigen zijn, dat we door de feitelijkheid van de beweging voortdurend 'verliezen'. Hetzelfde zijn dat ons gegeven wordt, wordt ons weer ontnomen, en dit gebeurt telkens door die beweging zelf waardoor wij leven en geleefd worden. Wij delen in een beweging welke niet de onze is. Wij zijn de tijd - beter gezegd: wij zijn de tijd die ons gegeven wordt.
Een ding wordt pas geschenk van zodra het een betekenis ontvangt binnen een betekeniswereld die de eigen wereld van het ding-zijn volkomen te boven gaat. Ons eigen zijn gaat ons te boven. Wie zijn of waren wij dan 'vooraleer' wij ons zijn, dat ons te boven gaat, ontvingen? Wat is een ding vooraleer het een geschenk werd? Wat is een ding-op-zichzelf?
Die- of datgene wat het leven ontvangt, is tegelijk niets bepaalds en al het mogelijke; het is het volkomen onbepaalde. De stok, nog voordat hij geschenk werd aan de oude man, en dus wandelstok, had hetzelfde statuut als het idee of het plan dat nog niet verwerkelijkt was. De stok behoorde nog niet tot de werkelijkheid, hij bestond enkel in de droomwereld van de milde schenker, in het plan van zijn bezitter. Zo ook bestonden wij, vooraleer wij onze tijd en daarmee ons leven ontvingen, niet in de werkelijkheid, maar enkel in de droom van Diegene die ons een bestemming gaf binnen Zijn betekeniswereld. Er is, met andere woorden, geen zijn zonder zin. Van zodra wij leven, leven wij bij de gratie van de bedoeling waarmee we geschonken of geschapen zijn - een bedoeling die ons noodzakelijkerwijze te boven gaat.
Wanneer alom ter wereld en doorheen de tijden ontelbare klokken in onze naam de getallen tellen, en wij aldus trachten te bezweren dat wij geteld worden, gekocht en verkocht, in een 'handel' die ons ontgaat en te boven gaat, maar waaraan wij tegelijk ons bestaan verschuldigd zijn, dan belijden wij onze wezenlijke heteronomie, precies door haar zodoende te willen controleren.
De pogingen van de mens om het meesterschap te verwerven over zichzelf, vertalen zich aldus in zijn verwoede pogingen om de tijd te beheersen. Dit vertaalt zich concreet in het opdrijven van de snelheid van de bewegingen die het menselijke handelen dragen. Daarbij ontgaat het de mens blijkbaar dat hij zodoende tegendoelmatig wordt, want het inkorten van de benodigde tijdspannen voor het realiseren van zijn handelingen kan nimmer tot nul herleid worden, terwijl de activiteit die zich aandient om 'gecomprimeerd' te worden, noodzakelijkerwijze toeneemt tot in het oneindige. Het gevolg is dat de noodzakelijkerwijze geautomatiseerde (supersnelle) handelingen volkomen aan zijn greep gaan ontsnappen, zodat hij er zelf door geïnstrumentaliseerd wordt in plaats van er meesterschap over te hebben.
Zo kan de mens niet ontsnappen aan zijn tijdelijkheid. Hij kan onmogelijk tegelijk 'zijn' en niet 'gegeven zijn'. Zoals de wandelstok zich niet kan onttrekken aan zijn functie zonder daardoor weg te glijden uit de werkelijkheid naar zijn aanvankelijke 'droomtoestand' van noch zijn noch niet-zijn, zo ook kan de mens zich niet onttrekken aan de tijd zonder aldus als mens volledig te verdwijnen. Zoals de wandelstok zijn wezen ontleent aan een betekenisgever die hem te boven gaat, zo ook ontleent de mens zijn mens-zijn aan het Transcendente, en blijft hij noodzakelijk heteronoom.
Het opdrijven van de snelheid van de bewegingen is één vermeend middel waarmee de mens aan zijn tijdelijkheid tracht te ontsnappen. Het opdrijven van de efficiëntie van zijn bewegingen is een ander. Wij zijn danig gewend aan de positieve appreciatie van elke maximalisatie van efficiëntie, dat we de uiteindelijke zin ervan niet meer in vraag stellen, wat een tragische vergissing is. Het opdrijven van de efficiëntie wordt haast unaniem geïdentificeerd met 'vooruitgang', terwijl het hier niets anders betreft dan de illusie zich te bevrijden van z'n tijdelijkheid. Aldus resulteert een cultuur die de menselijke autonomie op die manier nastreeft, in niets anders dan in een verwording van de rust en de vrede tot een toestand van haast. Precies omdat haast de tijdservaring vertroebelt, is ook hier sprake van tegendoelmatigheid: de haastige verliest zijn tijdsbeleving, alleen voor de rustige is er nog duur in de tijd.
Doch ook de duur is eindig. Tijd is een probleem voor ons, niet omdat hij er is, maar omdat hij eindig is, dat wil zeggen: omdat hij er ook 'niet' kan zijn. Het tekort aan of de afwezigheid van tijd is problematisch, is een kwaad, en lijkt wel het kwaad bij uitstek. Wat ons meteen duidelijk maakt dat de tijd zelf een goed is.
De tijd is een goed omdat hij tegemoet komt aan een wezenlijke behoefte van ons. Aan welke van onze fundamentele behoeften beantwoordt het bestaan van de tijd? Waarom kunnen wij de tijd niet missen, en lijden wij wanneer wij hem missen?
Wie over onvoldoende tijd beschikt, heeft haast. Tijd wordt ons, net zoals voedsel, toegevoerd van buiten af. Als die toevoer stopt, als onze tijd erop zit, dan houden wij met leven op. Zelfs een enkele onderbreking van onze tijdstoevoer volstaat voor onze onherroepelijke verbanning uit het leven, want het leven verdraagt geen discontinuïteit, en daarom ook spreekt men in de volksmond heel passend over de levens-draad die, eenmaal doorgeknipt, voorgoed is doorgeknipt.
Hetzelfde geldt voor een teveel: een teveel aan tijd wekt onze verveling en brengt ons in de toestand van het wachten. De wachtende tracht zich van de overtollige tijd te ontdoen en hij zoekt een tijdverdrijf.
Het is, met andere woorden, goed dat de tijd of de tijden begrensd zijn, en dat er aan alles een einde kan komen. Een tekort aan tijdelijkheid geldt evenzeer als een kwaad als het tijdsgebrek zelf.
Het probleem waarmee wij, mensen, te worstelen hebben, is daarom noch dat van de tijd, noch dat van de tijdelijkheid: ons probleem met de tijd is een probleem van tijds-harmonie, met andere woorden: een probleem van ritme, dans en muziek. Wij kampen met de verdeling van de tijd, met de ordening ervan. Omdat ooit onze tijd helemaal op raakt, kunnen wij schijnbaar niets beters doen dan de ordening van onze tijd af te stemmen op het einde, zoals dat ook gebeurt met de compositie van een lied. Alleen dienen wij hierbij goed voor ogen te houden, dat wij van het lied dat wij zingen niet zelf de maker zijn. En daarom dienen wij eerst te zoeken naar de gegeven orde in de tijd, vooraleer wij in staat zijn om de ons toegemeten tijd in orde te brengen.
Elk ogenblik heeft zijn eigen karakter, en zo zijn onze jonge dagen overwegend gevuld met verwachtingen, terwijl in de oude dag onze geest in de ban van herinneringen is. In zijn jeugd tracht een mens naar de toekomst, in zijn ouderdom vreest hij de toekomst en zijn betrachting van het verleden plaatst hem oog in oog met zijn onvermogen om terug te keren: de tijd toont zich dan in zijn volle gewicht, als een torenhoge muur, een niet in te nemen vesting, en dan is het hem ernst met de tijd, die zijn tijd geworden is. De ouderling kijkt op tegen de tijd en hij herkent zichzelf. En de tijd spreekt tot hem, en zegt: "Ik", en hij merkt dat hijzelf het is die spreekt - hijzelf, een ander geworden: "Dat was ik".
Is het verleden al datgene wat wij gewonnen hebben? Of is het datgene wat we voorgoed verloren? Een oud Indisch spreekwoord zegt dat al wat niet gegeven is, verloren is. Daarmee wordt ontegenzeggelijk aangeduid dat het wezen van alle dingen samenvalt met hun geschenk-zijn, en dat er buiten dat geschenk-zijn geen zijn te zoeken valt. Vandaar is het verleden ook een winst indien het een gegeven tijd betekent, maar een verlies indien het slaat op de voor zichzelf 'gewonnen' tijd. Want wat gegeven werd kan niet meer worden afgenomen: het goede wordt daarom slechts behouden als geschenk. En net zo wordt de gekregen tijd goed in die mate dat we daarvoor dank betuigen. Het geschenk dient te herinneren aan de Schenker, en aan zijn milde gift. In wezen dient het geschenk om de vereniging te bezegelen tussen de schenker en de ontvanger. Daarom dient de gegeven tijd van een mensenleven niets anders te zijn dan een weg naar God, want daartoe is die tijd ook bestemd.
De uiteindelijke reden waarom de kloof tussen de werkelijkheid zelf en ons werkelijkheidsbeeld onvermijdelijk en dus noodzakelijk is, bestaat hierin dat er geen 'objectieve werkelijkheid', of dus geen 'werkelijkheid los van het subject', kan bestaan. Er is pas tijd omdat er, zoals Augustinus zegt, wezens bestaan die herinneringen en verwachtingen kunnen hebben.
Volgens Augustinus is de tijd een schepping van God. Meer bepaald denkt Augustinus dat de tijd wellicht de (uitgestrektheid van) de geest zelf is. Gods heerlijkheid, aldus Augustinus, kent komen noch voorbijgaan (XI,xxix,39). "(...) er is geen sprake van 'nooit' waar geen tijd is. [God heeft dus] in geen tijd iets gemaakt (...) zonder geschapenheid is geen tijd bestaanbaar" (XI,xxx,40). En hiermee is dan ook duidelijk dat de tijd en de schepping onlosmakelijk verbonden zijn, net zoals geluiden samenhangen met het bestaan van horende wezens en pijnstillers met het bestaan van voelende wezens.
Het 'nu' dat Augustinus uitsprak, is 'oud' geworden nu het mijn oor heeft bereikt. Het lijkt niet meer het 'nu' dat ik met mijn tijdgenoten deel. Maar wanneer ik het 'nu' niet opvat als een oneindig 'smal' ogenblik, maar wel als tijds-periode, een 'ogenblik' met een bepaalde duur, dan merk ik plotseling hoe het 'nu' van Augustinus werkelijk heeft voortgeduurd tot aan 'mijn' 'nu'.
Elkeen heeft zijn eigen 'nu', zijn eigen tijd, maar wij kunnen onze tijden onderling verbinden. Alles samen genomen, verenigen zich tijden in eenzelfde, zich wijds expanderend 'nu'. Wij kunnen meer ruimten beslaan en meer tijden bereizen dan ons individuele bestaan ons dat principieel en natuurlijkerwijze toelaat, op voorwaarde dat wij bereid zijn tot communicatie, dat wil zeggen: vereniging met andere personen, erkenning. In de aanspreking en in het aangesproken worden ontvouwt zich daarom pas echt de betekenis van de tijd, als een 'vermogen' dat de expansie van de enkeling tot de eeuwigdurende gemeenschap toelaat.
Wat is de grond voor de onomkeerbaarheid van de tijd? Stel dat de tijd omkeerbaar was, dan zouden onze beslissingen, welke bestaande oorzakelijkheidskettingen actualiseren, omkeerbaar worden. Dat zou echter betekenen dat onze beslissingen er wezenlijk niet toe doen. Met andere woorden: onze (beslissings)vrijheid zou onbestaande zijn. De onomkeerbaarheid van de tijd vormt een mogelijkheidsvoorwaarde voor de feitelijkheid van onze vrijheid: het fysisch determinisme is de mogelijkheidsvoorwaarde voor onze trans-fysische vrijheid.
We hebben nu de ervaring dat, naarmate er meer tijd verstreken is, de tijd ook sneller lijkt te gaan.
Enerzijds devalueert de belevingswaarde van de 'fysisch constante tijdsperiode' omdat zij relatief is aan (- afgemeten wordt aan) de door het individu reeds ervaren tijdsduur. Maar naast deze devaluatie van de individuele tijdsbeleving is echter ook sprake van een devaluatie van onze (voor zover dat mogelijk is) collectieve tijdsbeleving: wij hebben het gevoel dat de jaren 'sneller' voorbijgaan naarmate de geschiedenis verder vordert.
Deze collectieve tijdsdevaluatie is verklaarbaar op grond van onder meer deze twee 'ontvreemdingen': (1°) de 'wereldse' tijds-'diefstal'; (2°) de tijds-'diefstal' welke resulteert uit de 'diefstal' van aandacht, wetende dat onze tijdsbeleving een zaak is van specifieke aandachtspunten, welke ons samen met onze autonomie ontstolen worden door een groeiend collectief complex.
We zegden dat de erfzonde uitdrukbaar is als de noodzakelijkerwijze tegendoelmatige streving van de mens om de tijd te beheersen. Tegendoelmatig is deze streving, aangezien met de tijd aan de mens zijn leven geschonken wordt: zo is het leven noodzakelijk heteronoom, en spreekt de wil tot autonomie de condities van het leven zelf tegen. Die kwade wil uit zich in alle menselijke pogingen tot het opdrijven van de 'snelheid' waarmee hij leeft, alsof hij aldus de beperktheid van de hem toegemeten tijd poogde te compenseren met het opdrijven van de inmiddels afgelegde 'afstand': heel wat mensen geloven hun levenskwaliteit te mogen identificeren met de hoeveelheid en de intensiteit van de (lustvolle) 'prikkels' die op hen afkomen. Zo ontstaat in een tijd-is-geld-samenleving een sociale machtsstrijd, waarbij de sterkere zoveel mogelijk leed op de rug van de zwakkere legt, terwijl hij hem tegelijk van zoveel mogelijk genot berooft.
Maar op de keper beschouwd, gaat geen van beiden vrijuit, want elk blijven zij ten prooi aan een eindeloze reeks van verleidingen. Geen tijdswinst dus, voor geen van allen, maar wel een gigantische tijdsroof vanwege het systeem zelf, waarin zich de erfzonde materialiseert - een tijdroof gepleegd op alle zondaren. Wanneer wij nu in rekening brengen dat ons bestaan geen andere bestemming heeft dan het herstel van het heil na de zondeval, en dat dit herstel mogelijk gemaakt wordt door een ons gratis geschonken tijdspanne waarin wij tot bezinning kunnen komen, dan wordt ook duidelijk hoe tragisch het lot wel is van diegenen die deze kostbare tijd verkwisten, precies door toedoen van hun poging om er over te heersen.
We zien dus dat de tijd ons gegeven is, en dat ons bestaan zijn betekenis volledig ontleent aan dat geschenk-zijn dat een goed is dat ons te boven gaat. In de ondankbare poging om ons de geschonken tijd toe te eigenen, ontnemen we hem aan onszelf, en verspillen wij tegelijk de mogelijkheid tot heilsherstel, die onze tijd wezenlijk is.
Zo is tijd niets anders dan genade. De misdaad tegenover de tijd bestaat erin dat wij deze genade verwerpen door ons de tijd toe te eigenen, dat wil zeggen: door hem te gebruiken zoals het ons zelf goeddunkt. Deze misdaad is noodlottig, want de ons gegeven tijd is beperkt. Hij is ook noodzakelijk beperkt, precies omdat het zijn bestaansreden is dat hij ons de mogelijkheid biedt om een vrije keuze te maken. Indien onze tijd eindeloos zou blijven duren, dan zou niets ons nopen tot het maken van een keuze. Precies aan zijn eindigheid ontleent de ons geschonken tijd zijn helend vermogen. Zo zal de keuze die wij maken, even definitief zijn als het lijden en de dood die ons sinds de zondeval te beurt vallen: het gelijke wordt immers met het gelijke betaald.
een Copernicaanse revolutie vanuit de getallenleer
een boekbespreking
Het gebeurt niet elke dag dat de wetenschappen het over een andere boeg gaan gooien: het heliocentrisme, de evolutietheorie, de relativiteitstheorie en de ontdekking van het DNA zijn enkele gekende voorbeelden van grote sprongen voorwaarts in het leven van de geest. De toetssteen bij uitstek voor de waarde van zo'n nieuwe theorie is dat zij met gemak oude raadsels en problemen kan oplossen. Het klinkt ongewoon, maar het onderhavig werk doorstaat deze proef.
De Oerwiskunde. Wiskundige Ethiek (SABAM ISBN 19467 d.d. 31-05-'05) mag ongetwijfeld de bekroning van Coppitters' werk heten. Van de hand van deze Vlaamse geleerde verschenen reeds talrijke publicaties over serieuze grondproblemen in de algebra. Kenmerkend voor zijn werk is dat Coppitters de wiskunde, met haar geschiedenis, tot leven brengt en accuraat weet te verbinden met de filosofie, de theologie, de wetenschappen en zelfs met de politiek.
In Het Dualistisch en Complementair Karakter van Schepping en Evolutie (1961-'64) wordt uitgelegd, haarfijn en met sprekende voorbeelden en toepassingen, hoe de scheppingsleer en het evolutionisme elkaar raken in het visionair beeld van de "evoluerende schepping".[i] Daartoe wordt, onder meer, de kwantumfysica benut, welke in dat werk een onovertroffen duidelijke uitleg krijgt. In het licht van zijn vernieuwende visie komen telkens de wijsbegeerte en de wijsheden van de grote wereldgodsdiensten tot hun recht. De Universele Getaltheorie. Priemgetallen - Restklassen en Modulaire Vormen (1998), geeft onder meer het bewijs van de Grote Stelling van Fermat en van de verbeterde conjectuur van Taniyama-Shimura. Dit werk kondigt eigenlijk het onderhavige, lang verwachte boek aan: De Oerwiskunde.[ii]
De geschiedenis leert dat menig vernieuwer heeft moeten opboksen tegen muren van onbegrip, hypocrisie, onwetendheid en machtsmisbruik. In de huidige tijd, gekenmerkt door vriendjespolitiek en navenante onbekwaamheid, is dit euvel er niet minder op geworden. Wetenschappelijke fondsen schamen zich niet om prijzen uit te schrijven die alleen voor burgers van de provincie toegankelijk zijn, of om inzendingen spoorloos te laten verdwijnen, zoals in 1967 ook gebeurde met Coppitters' Filosofie in een Assenkruis[iii]. De industriële spionage kende nooit zo'n meedogenloze impact als vandaag. Het wetenschappelijk onderzoek verwordt tot een middel om de roem van kapitaalkrachtige industrieën te verzekeren. Bovendien maken gevestigde machten en theorieën meer dan ooit aanspraak op onschendbaarheid. Kortom: niettemin wij leven in de schijn van het tegendeel, blijkt het vandaag haast onmogelijk geworden om het nieuwe ingang te doen vinden. Maar middenin dit slagveld is DeOerwiskunde nochtans een wonderlijk feit.
Dit werk is zo omvattend dat een beknopte bespreking het onvermijdelijk tekort doet. Toch weze hier alvast een tipje van de sluier opgelicht: waarover gaat het boek en waarom is het van onschatbare betekenis, niet alleen voor de wiskunde, maar voor elke wetenschap waarvan de 'oerwiskunde' zich als de moeder openbaart.
Nu de dictatuur van de vrijheid heerst, aldus de auteur, is er weer vraag naar oerwaarheid en originaliteit: de oorsprong is zoek en moet teruggevonden worden in functie van onze nood aan zekerheid en aan betrouwbaarheid.
In De Oerwiskunde voltrekt zich deze zoektocht naar de eerste en onaantastbare beginselen van de algebra. Meteen worden talloze mimicry's ontmaskerd die in de loop der tijden de getallenleer hebben besmet. Die 'schijnwaarheden' hebben de wiskunde danig scheefgetrokken, dat zij nu opgescheept zit met een aantal onoplosbare raadsels, waarvan wij de ronkende namen kennen: de Grote Stelling van Fermat (1637), het Vermoeden van Goldbach (1742), het Vermoeden van Poincaré (1875?), de conjectuur van Taniyama-Shimura (1955) en nog andere. Het bestaan van deze mysterieuze raadsels laat vermoeden dat de wiskunde zelf ergens op een fout spoor is beland. Dat al de hier genoemde problemen middels de 'oerwiskunde' perfect oplosbaar worden, bewijst onomstotelijk de kracht en de waarde van Coppitters' theorie.
De auteur herinnert eraan dat de waarheid principieel eenvoudig is: slechts de leugen wordt gekenmerkt door een complexiteit met de bedoeling verwarring te stichten. De waarheid dient in onze wereld en met onze begrippen uitdrukbaar te zijn, niet met begrippen die betrekking hebben op het onwaarneembaar kleine of grote. Zij moet bovendien naar de "eenvoudigste uitdrukking" zoeken. De grondwet van de 'oerwiskunde', of de Grondstelling van de Universele Getallentheorie geeft "geordende vrijheid", niet door een compromis, (zoals dat het geval is met vele schijnwaarheden die zich beroepen op vele kenmerken van het ware terwijl zij het essentiële kenmerk ontberen), maar door volkomen respect voor de waarheid. Vandaar start het werk met het meest eenvoudige, zijnde de rij van de natuurlijke getallen.
De natuurlijke getallenrij bestaat uit priemgetallen, samengestelde getallen, énen en nullen. Alle getallen zijn afleidbaar door bewerkingen te maken op de gehele getallen. De zogenaamde 'irrationele getallen', bijvoorbeeld, scheppen slechts verwarring en dienen uit de indeling verwijderd te worden. Het 'irrationele' duikt op wanneer men bijvoorbeeld delingen maakt zoals 43:7. Hanteert men de klassieke staartdeling, dan bekomt men een getal met een eindeloze reeks cijfers na de komma: 43:7=6,142857... Maar met het alternatief - de restdeling - wordt deze deling exact opgelost als volgt: 43:7 is gelijk aan 6 met rest 1. De toepassing is analoog voor worteltrekkingen. De restdeling, die helemaal vrij is van 'irrationele' getallen, wordt nu in Coppitters' getallenleer benut als middel ('determinant') voor een (perfecte) ordening van de getallenrij.
We kennen de ordening met één grondtal, bijvoorbeeld in het decimaal of in het binair stelsel, waarbij de getallen geschreven worden als som van de machten van het grondtal. Maar er is ook een ordening met twee grondtallen mogelijk, waardoor men uitdrukking kan geven aan, onder meer, de zogenaamde 'complexe getallen' (a+bi). Zo bijvoorbeeld staat het paar (3,2), in de (modulaire) vorm a²+b², voor 3²+2² of dus het getal 13. In de (modulaire) vorm a²-b² wordt 13 gevormd door het paar (7,6), aangezien 7²-6²=13. Het voordeel van deze schrijfwijze is dat ze "een wisselwerking in het hart van de wiskunde" mogelijk maakt: "de wiskunde wordt interactief, net zoals de natuurkunde", en de absolute zekerheden gelden als de "glans van het mysterie".[iv] De grondwet van de Universele Getaltheorie stelt nu dat de volledige verzameling van de priemgetallen kan gereproduceerd worden op elk exponentieel niveau (waarbij de 'exponent' slaat op het betreffende priemgetal[v]), door gebruik te maken van drie modulaire vormen, namelijk: (A) a²+pb²; (B) a²+b²; (C) a²-pb², terwijl de priemgetallen zelf op grond van hun respectievelijke restklasse (bij deling door 4pR, of dus: modulo 4pR) ingedeeld worden in vier groepen, namelijk ABC, A, B en C. Iedere classificatie, op deze wijze bekomen, is een unieke transformatie van de volledige verzameling van de priemgetallen.[vi] Coppitters noemt de modulaire vermenigvuldiging "de geslachtelijke X in de wiskunde".[vii]
Het kan hier niet de bedoeling zijn om in detail te treden, maar het weze alvast vermeld dat De Oerwiskunde haar grondwet in detail illustreert, wat ettelijke bladzijden met veel uitgewerkt tabellenmateriaal in beslag neemt. Interessant is dat, in de loop van dit bewijs, actuele wiskundige problemen ter sprake worden gebracht en worden opgelost. Ziehier slechts één voorbeeld:
In de zoektocht naar een bewijs voor Fermat's theorema, heeft men zich altijd blindgestaard op de zogenaamde 'Pythagoras-tripels', alom gekend in hun eenvoudigste grondvorm, zijnde: (3,4,5), welke staat voor: 3²+4²=5². (Het oneindig aantal van al deze tripels is principieel berekenbaar met een relatief eenvoudige formule). Edoch, deze tripels hebben niets met Fermat te maken: ze gelijken weliswaar op de notatie an+bn=cn in zijn theorema, maar daarmee is dan ook alles gezegd. De oerwiskunde brengt aan het licht hoe de blunder is kunnen ontstaan: in werkelijkheid is hier immers geen tripel aan het werk, maar wel een vierterm waarvan de vierde term bij de tweede machten toevallig altijd gelijk is aan 0. Coppitters: "De nul mag niet worden weggelaten want ze is het resultaat van een modulaire bewerking, net als 3, 4 en 5".[viii] De betrokken paren in ons voorbeeld zijn immers (3,4) en (5,0). Uit (a,b) en (c,d), alhier (2,1) en (2,1), volgt immers als eerste oplossing dat x=ac-bd=3 en dat y=bc+ad=4, waaruit het eerste koppel (3,4), en als tweede oplossing dat x=ac+bd=5 en dat y=bc-ad=0, waaruit het tweede koppel (5,0). Coppitters: "De wiskundigen uit de 16de eeuw liepen met open ogen in die val, verblind als ze waren door de ontdekking van de analytische meetkunde. En deze verblinding, nog verergerd door een paar andere blunders in de 18de eeuw, bleef vernietigend werken op elke poging om Fermat te bewijzen".[ix]
Op analoge manier worden het Vermoeden van Goldbach en al de andere genoemde getaltheoretische raadsels uit de doeken gedaan: Coppitters verklaart telkenmale de grond van het probleem, en toont aan hoe het zich oplost in het licht van de 'oerwiskunde'.
De 'Universele Getallentheorie' op zich vraagt een ernstige en diepgaande studie, maar zij is principieel voor iedereen die deze inspanning wil leveren toegankelijk, en dat is een grote troef. De wiskundige ontdekkingen op die weg, blijken tevens niet zonder gevolgen op buiten-wiskundige terreinen: de implicaties van deze verrassende theorie zijn legio. Coppitters: "De oerwiskunde is in zijn specifieke gevallen even voorspelbaar als de natuur! Wetmatigheid sluit in het algemeen alle toeval uit, maar veroorzaakt daardoor geen eentonigheid! Integendeel, de wiskunde, en speciaal de oerwiskunde, is een onuitputtelijke bron van spelletjes en andere vermakelijkheden (...) die juist steunen op het onverwachte element dat zich in sommige specifieke gevallen voordoet. Een mirakel is een gebeurtenis die niet onmogelijk mag zijn maar die slechts onder zeldzame samenloop van omstandigheden kan optreden. Ook in de getallenleer zijn daar mooie voorbeelden van die allemaal beantwoorden aan de wetten van de oerwiskunde".[x]
De 'sophisticated nonsense', de 'wiskundige erfzonde' en de 'Emmaüs-gangers' krijgen een plaats; een heel netwerk van tot nu toe onbekende relaties komen aan het licht; Wiles, Faltings, Darwin, Bernouillie, Kümmer & Dirichlet, Mordell, G.B. Dantzig, Oesterlee & Masser, Frey, S. Hawking, Gauss en vele anderen worden uitgebreid besproken in het perspectief van de 'oerwiskunde'.
Nog belangrijk is, dat blijkt dat specifieke 'denkfouten' uit de wiskunde ook opduiken in andere wetenschappen, en in de politiek, welke er door gecorrumpeerd worden. De theorie van Coppitters biedt een sublieme blauwdruk van toepasselijke oplossingen.
En dan blijft wellicht de pertinente vraag van de kritische lezer deze: worden de genoemde Vermoedens van Fermat, Goldbach en nog andere, hiermee daadwerkelijk bewezen? Over het antwoord kan geen enkele twijfel bestaan: binnen de Universele Getallentheorie zijn de bewijzen onbetwijfelbaar en sluitend. De Universele Getallentheorie zelf steunt uiteraard op haar (hoger beschreven) "grondstelling". Een mogelijke tegenwerping, namelijk dat deze grondstelling weliswaar waarschijnlijk is maar misschien ook wel 'ns onbewijsbaar kon blijken, ware mijns inziens onterecht. In de eerste plaats omdat de fundamenten (axiomata) van een getallentheorie per definitie aanvaard dienen te worden. Bovendien: wie de theorie als zodanig verwerpt, dient zich rekenschap te geven van het feit dat zij nochtans alle genoemde problemen onder één noemer brengt en oplost. Maar dat is werk voor deskundigen terzake.
Wie er meer wil over weten, dient het boek zelf te lezen. Het zal dan duidelijk worden waarom dit werk mettertijd zal gaan behoren tot een van de belangrijkste uit de geschiedenis van het hedendaagse denken.
René Coppitters, De Oerwiskunde. Wiskundige Ethiek, SABAM ISBN 19467 d.d. 31-05-'05, is verkrijgbaar op CD zoals aangekondigd op het internet.
[ii]De uitgave, getiteld: De Universele Getaltheorie wordt hier enkel ter vervollediging vermeld. In de bijzonder leerzame correspondentie die recensent dezer met de auteur van het besproken werk mocht hebben, legt de Heer Coppitters er de nadruk op dat met De Oerwiskunde het boek uit 1998 verbeterd wordt, o.m. in een belangrijke correctie m.b.t. de differentieerbare structuren. Hij raadt dan ook aan om niet de Universele Getaltheorie te lezen, dat zou immers voor misverstanden kunnen zorgen: De Oerwiskunde (2005) vervangt én verbetert het boek uit 1998.
[v]Opgelet: de term "exponent" slaat hier niet op een gewone machtsverheffing, evenmin als de term "machten" in de lijsten die in het werk aan bod komen, maar wel slaat deze term op de waarde van de coëfficiënt van bin de modulaire vormen a²+pb² en a²-pb². Die coëfficiënten zijn telkenmale priemgetallen, met uitzondering van de coëfficiënt van b in de eerste lijst, die gelijk is aan 1. Zo geeft de lijst van de zgn. "eerste machten" met als modulaire vormen: (AB) a²-b² en a²+b², (A) a²-b², en (B) a²+b², een waarde van pgelijk aan 1. In de lijst van de zgn. "tweede machten" met als modulaire vormen: (ABC) a²+2b²,a²+b² en a²-2b², (A) a²+2b², (B) a²+b², en (C) a²-2b², een waarde van pgelijk aan 2. In de lijst van de zgn. "derde machten" met als modulaire vormen: (ABC) a²+3b²,a²+b² en a²-3b², (A) a²+3b², (B) a²+b², en (C) a²-3b², een waarde van pgelijk aan 3. In de lijst van de zgn. "vijfde machten" met als modulaire vormen: (ABC) a²-5b²,a²+b² en a²+5b², (A) a²-5b², (B) a²+b², en (C) a²+5b², een waarde van pgelijk aan 5. Enzovoort.
[vi]Voor een letterlijke weergave, cf.: o.c.: 43. Principieel kunnen er zoveel classificaties (lijsten) geconstrueerd worden als er priemgetallen bestaan. In De Oerwiskunde worden lijsten weergegeven voor de machten 1, 2, 3, 5, 7, 11, 19, 13, 17 en 37, maar ook worden de 'mimicry's' ('nabootsingen') belicht in bvb. de derde machten (m.b.t. Fermat en Poincaré) en in de vierde machten.
[vii]Persoonlijke correspondentie met recensent dezer, bijlage bij Coppitters 1998, pagina 3, handschrift in de marge.
De drieëntachtigjarige Josefien
krijgt een gemeentelijk bevel om haar identiteitskaart te laten
vernieuwen en zij vraagt zich af wat de bedoeling daarvan kan zijn
want het kost alleen maar handenvol geld en bovendien: de oude kaart
is lang niet versleten en aan de inhoud zal helemaal niets gewijzigd
worden.
- Het is zuiver geldklopperij,
zo beweert haar echtgenoot, Kamiel: ze moeten in Brussel hun
zogenaamd begrotingstekort aanzuiveren en dat is dan ook de enige
reden voor de verplichte verversing van die prutsen: het is zonder
meer een schijnreden, een vals argument, een openlijk bedrog, ja: het
is diefstal! Hebt gij ooit al een schoenmaker gekend die een klant
kan verplichten om in zijn winkel zijn schoenen te komen vernieuwen
alleen omdat ze vijf jaar oud zijn, ook als hij ze nog nauwelijks
heeft gedragen? Het kost de klant een flinke som waarvoor hij
helemaal niets in ruil krijgt en bovendien is het weggegooid geld
wanneer ongebruikt schoeisel moet worden ingeleverd en vernietigd.
Alleen de schoenmaker lijkt daar beter van te worden of tenminste
toch rijker.
En nu komt de kat op de koord,
want er staan vandaag legers economen klaar om te beweren dat wij
hier over het hoofd zien dat deze schijnbaar nutteloze uitgaven de
economische groei stimuleren en aldus de algemene welvaart ten goede
komen en zo doende ook de welvaart van Josefien, van haar Kamiel en
van alle andere landgenoten. Economische groei is immers de toename
van economische activiteit en dat is alvast in onze economie de
parameter bij uitstek voor de welvaart!
Dat er aan die logica wat
schort, kan zelfs een analfabeet becijferen, want zegt zij niet dat
verspilling de welvaart bevordert terwijl ons gezond verstand ons
voorhoudt dat bij verspilling nimmer sprake kan zijn van winst? Wie
verspilling met welvaart verwisselen, kunnen met dezelfde drogreden
dan ook maar de praktijk van de diefstal promoten: wordt de dief daar
tenslotte niet beter van? In beide gevallen staart men zich blind op
een fragment van het plaatje: de dief vereenzelvigt het goede met
zijn persoonlijke winst en maakt abstractie van het onrecht en dat
doet ook onze economie: zij vereenzelvigt het rollen van geld met de
toename van rijkdom. Sommigen gaan nog verder op het pad van die
waanzin en zij trachten ons voor te houden dat het vermeerderen van
de geldmassa volstaat om de rijkdom te bevorderen.
In dat laatste geval lijkt
inderdaad de koopkracht toe te nemen, maar uiteraard zal de waarde
van de goederen afnemen naarmate er meer geld in omloop wordt
gebracht en de toegenomen koopkracht is dan louter oogverblinding:
binnen de kortste keren haalt de inflatie haar in op precies dezelfde
manier waarop immer weer de waarheid de leugen inhaalt.
Het geheim van de schone schijn
van een kapitalistische economie verbergt zich in haar rekbaarheid.
Maar net zoals de leugen slechts houdbaar is tot op het ogenblik van
haar ontmaskering, net zo is de rekbaarheid van onze economie
beperkt: de inflatie ontbloot het bedrog van het geld dat immers
luchtkastelen bouwt. Luchtkastelen kunnen fundamenten missen, maar
dan wel alleen maar omdat zij helemaal zonder gewicht of waarde zijn.
En is dat niet de grote crisis die de jongste jaren het hele westen
aanvreet?
Dat een groter verbruik de
welvaart doet toenemen, is een bedrog dat zelfs te lui blijkt om zich
te verkappen en het is bovendien tekenend voor een economie gebaseerd
op concurrentie in plaats van samenwerking. In een kapitalistisch
systeem worden menselijke werkzaamheden in eenzelfde mal gegoten als
de sport en het spel, waarvan de motor de wil is om te overwinnen.
Maar een spel met overwinnaars vereist ook verliezers en men vergeet
in de roes van de strijd dat op die ene overwinnaar na, vaak alle
andere spelers verliezers zullen zijn. Met sport en spel en met de
wil om te overwinnen is helemaal niets mis zolang wij niet onze
soortgenoten bekampen maar wel onze vijanden: het natuurgeweld, de
ziekten, de tekorten, het ongeluk, de onwetendheid en noem maar op.
Déze zaken en allerminst onze medespelers bestrijden wij in sport en
spel: sportiviteit betekent immers dat kampende spelers voor elkaar
geen vijanden zijn doch hefbomen bij het verleggen van de menselijke
grenzen als zodanig. Datzelfde inzicht zou ook onze economie moeten
dragen, terwijl zij daarentegen maar al te vaak blind blijkt voor
samenwerking want, andermaal: waar wij soortgenoten naar het leven
staan, doodt de mens uiteindelijk zichzelf en is het niet al erg
genoeg dat wij nog steeds niet hebben opgehouden met het uitroeien
van de andere soorten?
In het
economische systeem dat ons gevangen houdt, bestaat een onderlinge en
vaak meedogenloze strijd die van hele legers burgers verliezers
maakt, verliezers ook van het geluk dat immers met succes
gelijkgesteld wordt en met geldelijke rijkdom omdat geluk vandaag ten
onrechte tot een kwestie van sociale vergelijking is verworden. De
minderheid der overwinnaars dan, manifesteren zich in dit systeem pas
door ook aan anderen te tonen dat zij de overwinnaars zijn, en hoe
anders kunnen zij dat doen dan door hun geld tentoon te spreiden,
meer bepaald door het ook uit te geven? Overwinnaars zijn per
definitie kooplustigen en waar men alles bezit wat men behoeft,
begint men zich ook luxe aan te schaffen en overbodigheden
allerhande, kortom: men gaat verspillen. De winnaars van het spel
houden het niet bij het stillen van de honger en het laven van de
dorst, zij maken ook nog vuurwerk en andere grote sier, zij doen
allerlei op de keper beschouwd geheel nutteloze uitgaven, enkel en
alleen om aan anderen te tonen dat zij overwinnaars zijn. Op hun
beurt doen zij met hun exuberante uitgaven weliswaar het geld rollen
maar, andermaal: als een verhoogde consumptie ook een economische
groei meebrengt dan betekent die groei geenszins een vermeerdering
van de algemene welvaart omdat daar helemaal geen productie van
goederen tegenover staat. Zeer in tegendeel komt al datgene wat door
de rijken wordt verspild of verbrast, in feite toe aan de armen omdat
zij daar ook nood aan hebben. Een kind heeft recht
op voeding en opvoeding omdat het daar ook nood
aan heeft en wie beweren dat het
recht van
een kind niet wordt bepaald door zijn nood doch door zijn bezit (of door dat
van zijn ouders), die beweert dat niet de nood doch het bezit recht
geeft op nog
meer
bezit, wat uiteraard een bijzonder cynisch standpunt is. Zij die
geloven dat geld recht is, laten zich zo doende niet zozeer kennen
als overwinnaars doch veeleer als onmensen: zij zijn de grote
verliezers in de strijd om meer menselijkheid.
Regeringen die de menselijkheid
in het schild voeren terwijl zij een economie steunen die deze
feitelijk tegenwerkt op de beschreven wijze, ondermijnen hun eigen
krediet en zijn ten dode opgeschreven. Vroeg of laat, maar in deze
tijd van snelle communicatie eerder vroeg dan laat, zal ook hier de
waarheid de leugen inhalen en zullen mensen het inzicht verwerven dat
nodig is voor het stellen van een eis die reeds alom luider klinkt en
die slechts de eenvoudige vraag is naar waarheid, samenhang en de
veroordeling van aperte leugens. Mensen met valse doch legaal
onderschreven voorwendsels het geld uit de zakken kloppen is een vorm
van machtsmisbruik dat thuishoort in de donkere middeleeuwen; in het
derde millennium kunnen alleen geschiedkundig onwetenden zich hieraan
nog bezondigen.
(J.B., 12 september 2013)
08-09-2013
Het 'onderricht' der 'grootmachten'
Het 'onderricht' der 'grootmachten'
Elke tijd heeft zijn eigenheden en ook deze periode heeft beslist een uniek en complex karakter maar niemand zal betwisten dat in de huidige dagen van elk voor zich en time is money het luisterend oor wel met de noorderzon vertrokken lijkt. En in de eerste plaats kadert dit fenomeen in die vreselijke perversie die onze cultuur aanvreet sinds het prille begin: de middel-doelomkering die alles vierkant laat draaien of tegendoelmatig maakt.
Men werkt niet om te leven doch men leeft om te werken want men is verslaafd aan werken of aan eender wat en inderdaad: de verslaving kenmerkt de genoemde perversie in die mate dat ze er welhaast synoniem van is. Want als men leeft om te eten in plaats van andersom dan is men verslaafd aan eten; men is verslaafd aan informatie als men leeft om te leren. De levensmiddelen van het voedsel en de kennis worden doel op zich en zo ook al het andere onder de zon, incluis wat ooit het onderricht was of de opvoeding.
Ooit was er de vader die zijn kinderen onderwees of de leraar die zijn klas van pakweg dertig scholieren de elementaire kennis bijbracht nodig voor het samenleven. Maar vandaag stellen kinderen eisen aan hun ouders en aan hun opvoeders en dit geheel volgens het beginsel van de vrije markt waar de klant koning is: hij dicteert dan wat hij wil leren, wie zijn god mag zijn of hoe zijn moraal zal luiden. Hij meent zelfs te kunnen bepalen hoe de wetten van de natuur er horen uit te zien, zoals dat bijvoorbeeld wordt geïllustreerd door die verhitte discussie over Darwin en de schepping.
De tijd dat een schrijver zijn volk leerde lezen behoort tot een vergeten eeuw: vandaag leest niemand nog een boek. Anderzijds floreren nu talloze drukkerijen waar elkeen zijn eigen boek kan uitgeven, zelfs op één enkel exemplaar. Elk individu waant zich het centrum van de wereld, ieder is zijn eigen god en beschouwt al het andere als het zijne - indien niet door hem geschapen dan toch door hem getolereerd. En ziedaar de godsdienstwaanzin die men vandaag - alle perversies op een stokje - probeert aan te wrijven aan wie nog de éne God erkennen.
Het spellen van de les aan anderen zonder dat men daartoe bekwaam geacht wordt of gemachtigd is, komt overeen met het plegen van diefstal want ook in dat geval eigent men zich zaken toe die helemaal niet tot het eigen bezit behoren. Het heeft jaren geduurd vooraleer het stelen van elektriciteit bestraft kon worden omdat een achterop hinkende wet het inzake diefstal enkel over stoffelijke dingen in de enge betekenis had, en zo ook ziet de wet vandaag de diefstal van heel wat immateriële goederen nog al te vaak over het hoofd. Desinformatie woekert, het wantrouwen neemt overhand toe en de algehele teloorgang van de kennis is het uiteindelijke en onvermijdelijke gevolg.
Aan anderen voorhouden hoe het moet, kan pas gegrond geschieden als het ontspringt aan de wens om voor die anderen het goede te realiseren en dus als men het lot van die anderen letterlijk tot het zijne maakt. De goede herder laat zijn kudde achter en begeeft zich in de woestenij om één verloren schaap te redden. De in Litouwen geboren Frans-joodse filosoof Emmanuel Levinas zegt dat men aan anderen slechts kan bevelen wat goed voor hen is, maar bovendien benadrukt hij het recht op de andersheid van elke ander.
Het is respectloos om anderen te willen veranderen, naar zijn hand te willen zetten of ook maar in het eigen mens- en wereldbeeld in te willen passen. Andere mensen maar ook andere volkeren verschillen onderling niet zómaar, zoals ook vissen en vogels niet zomaar verschillend zijn. Wij zijn zo gegroeid en niet anders omdat wij allen een eigen bodem hebben en een eigen situatie, ook als onze doelstelling - overleven en leven - eender is. Alles wat leeft, wil hetzelfde - leven - maar de hele schepping bestaat in de allergrootste verscheidenheid. Uniformiteit blijkt al te vaak een waan, de natuur zal die nooit ofte nimmer omhelzen.
Individuen verschillen onderling, en volkeren en culturen, maar reeds onze eigen lichaamscellen hebben zich opgesplitst in een maximale diversiteit en dit al vanaf het prille levensbegin; de bevruchting brengt de celdeling op gang en elke cel gaat een eigen weg zoals het einddoel dat ook vereist: de complete mens met zijn ontelbare gespecialiseerde cellen, zijn doeltreffende weefsels en zijn complexe organen. Het opdringen van eigen wanen aan anderen over hoe zij moeten bestaan, eender of het individuen betreft of volkeren, is een misdaad - het is diefstal.
Waar het ene volk het andere onderwerpt en probeert om het naar zijn hand te zetten, doet het dat in de regel niet zozeer om te onderrichten of te beschaven, de geschiedenis leert immers dat al te vaak de veroveraar de cultuur van de fysiek onderworpenen overneemt. Zo werden de joden door Rome onderworpen terwijl het minuscule, van origine joodse christendom het lot heeft bepaald van het gigantische Romeinse Rijk en van de toekomstige wereld. Elk kind erft het materiële bezit van zijn ouders terwijl de geest van de ouders zich van de kinderen heeft meester gemaakt lang voor zij dat ook gaan beseffen - áls ze dat ooit doen.
In het aan de gang zijnde wereldconflict dat helemaal niet veel behoeft om te exploderen, worden wij geconfronteerd met nog een heel ander niveau van arrogantie. Hier kunnen de moraal en de ethiek hun status van drijfveer voor het goede handelen zelfs niet meer herkennen, daar zij verworden zijn tot louter wapenen in een brute strijd. De morele kwestie en de zaak van het zich houden aan afspraken wordt immers als een ordinair wapen gebruikt, als een verantwoording voor het maken van een begin met geweld en met het vermoorden van onschuldige mensen met het oog op het verwerven van rijkdommen uit aardolie en gas. Misschien wordt het een genocide, of zelfs het einde van het mensdom en het leven.
Hoe naïef of hoe gehersenspoeld moeten mensen niet zijn om te geloven dat het met de allerbeste bedoelingen is, zowel voor ons als voor hen, dat men massaal zijn soortgenoten begint uit te roeien? Hoe diep moet die hel niet zijn waarin de gevallen, blinde politici vertoeven die zich daar op de top van de wereld wanen?
(J.B., 8 september 2013)
06-09-2013
Libanon beknopt
Libanon beknopt
Al 5000 jaar is er sprake van Libanon. Het 'witte land' verwijst naar de Libanon of de (op Google Earth goed zichtbare) 240 km lange besneeuwde bergketen die zich voor twee derden in Libanon uitstrekt en voor het overige derde in Syrië.1 Het ligt aan de oostkust van de Middellandse Zee, boven Israël en verder ingesloten door Syrië.
In 1920 kwamen Libanon en Syrië onder Frans bewind met de hulp van de Oosters-Katholieken, de zogenaamde Maronieten, die blij waren dat de Fransen hen kwamen bevrijden van het juk van de islam. Maar bij het verzet van 1943 werden de Libanezen weer onafhankelijk, ze namen zich voor om in elk conflict neutraal te blijven en zij verdeelden de macht als volgt: de Libanese president zou voortaan een Maroniet zijn, de premier een moslim van de soennitische strekking en de parlementsvoorzitter een moslim van de sjiietische strekking (waartoe ook de jihadistische Hezbollah behoort). Maar in de huidige situatie zijn er alweer 60 pct. islamieten terwijl de overgebleven 40 pct. Maronieten gestaag het land ontvluchten.
Een moslimopstand van 1958 werd met Amerikaanse hulp onderdrukt. In 1973 kwam de regering in aanvaring met de PLO van Arafat en de Maronieten (falangisten) streden met de moslims, wat in 1975 leidde tot de Libanese burgeroorlog, gekenmerkt door talloze bomaanslagen en chaos met 120.000 slachtoffers. In 1976 kwamen Syrische troepen het land binnen, in 1977 en 1982 VN-troepen en Israëli's. Omstreeks 2000 trokken de Israëlische troepen zich uit Libanon terug.
Allerlei intriges vormden zich sinds in 2005 de Libanese premier Hariri werd vermoord: achtereenvolgens werden de Syrische troepen in Libanon verdacht, de Hezbollah en Israël en massademonstraties verjoegen tenslotte de Syriërs. In de zomer van 2006 beschoten de Libanese Hezbollah en Israël elkaar met raketten. En in 2008 waren er nog interne gevechten.
Libanon is qua oppervakte en qua aantal inwoners vergelijkbaar met Vlaanderen. Het huidige staatshoofd is president Michel Suleyman, de premier is Tammam Salam. "Azië's poort naar het Westen", zoals het land vaak wordt genoemd, verzamelt het erfgoed van de grootste culturen uit de oudheid: Feniciërs, Assyriërs, Perzen, Grieken, Romeinen, Arabieren, Kruisvaarders, Ottomanen. De moderne Libanezen (1 op 4 is internetgebruiker) vertegenwoordigen zowat het intellect van de Arabische wereld waar ze alom werkzaam zijn, ze zijn tevens befaamde handelaars en wijntelers.
Libanon vangt vandaag naast zowat een half miljoen Palestijnse, een miljoen Syrische vluchtelingen op (- voor de helft kinderen!) waarvan er zeven miljoen zijn in totaal (dat is een derde van de Syrische bevolking), waarvan twee miljoen buiten de grenzen - een aantal dat nog elke dag toeneemt ingevolge het Syrië-conflict (dat reeds 110.000 doden telt).
Dit gebeurt terwijl de G20 - gedomineerd door de rijkste landen ter wereld, de wereldbankiers of noem het maar het gouden kalf - grote sier maken in Sint-Petersburg waar de V.S. erop aandringen om de ellende van de Syriërs nog wat te gaan opkloppen met stompzinnige hoogtechnologische bommen. (°) Het geweten slinkt nu eenmaal naarmate de afstand toeneemt tussen dader en slachtoffer. (J.B., 6 september 2013)
Noten:
1 Parallel met de Libanon ligt op de grens met Syrië het gebergte de Anti-Libanon en tussen de twee ligt de Bekavallei (met daarin Baalbek, wat betekent: de vallei van Baäl), brandpunt der gevechten in de burgeroorlog en heden een bloeiende wijnstreek (- Baäl is toevallig de oorlogsgod én de god van de vruchtbaarheid en in Baalbek staat een Romeinse Bacchustempel). Ten oosten van de Anti-Libanon en dus in Syrië ligt een vallei met daarin Damascus, wellicht 's werelds oudste stad. (°) Zie ook: http://chomsky.info/interviews/20130907.htm .
De Saoed-dynastie (sinds 1932 Koninkrijk Saoedi-Arabië) ontstond toen in 1744 Mohammed bin Saoed, plaatselijk stamhoofd nabij de huidige hoofdstad Riyad, een pakt sloot met de fundamentalistische islamiet Mohammed Ibn Abd al-Wahhaab, de stichter van het (soennitische) Wahabisme1 - de dochter van laatstgenoemde huwde de zoon van eerstgenoemde2 - en zij en hun opvolgers veroverden een woestijnachtig gebied op het Arabische schiereiland met de heilige steden Mekka en Medina waar van ca. 570 tot 632 de profeet Mohammed de Islam stichtte.
Op 3 maart 1938 verandert Saoedi-Arabië drastisch: de Amerikaanse firma Standard Oil Company of California (het huidige Chevron[Texaco]) waarvan de moedermaatschappij Standard Oil Company in 1870 werd gesticht door de rijkste man aller tijden, John D. Rockefeller (1839-1937)3ontdekt dat de bodem er vol zit met aardolie. (In 1932 was daar dichtbij in Bahrein al olie gevonden).
Inmiddels is gebleken dat het gaat om de grootste voorraad ter wereld - een kwart van de wereldvoorraad - de huidige productie kan nog ruim 80 jaar doorgaan - waarvan twee derden wordt afgenomen door China en zijn buren.
Aanvankelijk werd de winst gedeeld met de Amerikanen maar sinds 1980 komt de volledige opbrengst toe aan het staatsbedrijf Saudi-Aramco5 [Arabian American Oil Company] en in feite aan de Saoedische vorst en zijn vijfduizend koppen tellende familie.
Sinds 1950 brengt een 1700 km lange pijpleiding de Saoedische olie over Libanon naar de Middellandse Zee.5
Het land met 27 miljoen (vooral jonge en in steden residerende) inwoners (waarvan een vierde buitenlanders) kende tot in 1962 de slavernij die immers door de islam allerminst verboden wordt, terwijl in Saoedi-Arabië de sharia4 heerst maar nog steeds werken daar anderhalf miljoen (vooral Zuid-Aziatische, vaak mishandelde) huishoudsters in feitelijke slavernij.
Sinds de vierde eeuw gekerstend, werd sinds de komst van de enige erkende religie, de (soennitische) islam (het Wahabisme) het christendom in het land verdrongen en verboden.
De theocratie voert nog steeds lijfstraffen uit en (openbare) onthoofding voor onder meer overspel, homofilie, tovenarij en afvalligheid van de islam en arrestaties zijn geheel arbitair; in de gevangenissen wordt gemarteld.
Alcohol en films zijn verboden maar de koninklijke familie blijkt aan zichzelf toe te staan wat ze aan anderen verbiedt.6
Er is sinds 1993 een schijnparlement van 150 leden (waarvan er sinds 2013 dertig vrouwelijk moeten zijn): het is louter raadgevend, de koning behoudt het laatste woord. Er zijn sinds 2005 ook schijngemeenteraden: enkel mannen kunnen (slechts) de helft van de raadsleden benoemen.
Vrouwen mogen niet onvergezeld over straat lopen, zij dienen in abaya (een soort zwarte burka) gekleed te zijn7 en mogen zelfs niet autorijden; ze mogen vanaf hun negende of zelfs vroeger huwen (of beter: uitgehuwelijkt worden).
Ook is er openlijk racisme: de wet verbiedt aan joden de toegang tot het land!
Saoedi-Arabië moge dan rijk zijn en heilig, het land wordt alvast niet letterlijk door de hemel gezegend want het regent er nauwelijks, er zijn geen rivieren of meren, al het water wordt opgepompt op (eindige) ondergrondse bronnen ofwel gewonnen uit zeewater dat ontzilt wordt.
Toch behoort het land tot de VN, tot de G20, tot de WHO en tot de OPEC en het ageert binnen het IMF en de Wereldbank en steunt (islamitische) ontwikkelingsprojecten in Arabië en in Afrika.
Bij dit laatste gegeven over de sponsoring van een bijzonder vermogend en tegelijk zeer extremistisch, racistisch en fundamentalistisch land, kan men zich ook in de huidige politieke en economische wereldconstellatie zeer ernstige vragen stellen.
Het leven als reis - enkele beschouwingen (delen 1 en 2)
HET
LEVEN ALS REIS - ENKELE BESCHOUWINGEN (delen 1 en 2)
1.
In
dimidio dierum meorum/ vadam ad portas inferni - aldus Isaïas,
vers 38. Voor de anders-geletterden: In het midden van mijn
levensdagen/ zal ik gaan naar de poorten van de onderwereld.
We
gaan ons niet verliezen in citaten, maar voor de epigonen die we tot
op zekere hoogte toch allemaal zijn, ware het zonde om hier de
onsterfelijke Dante te vergeten. De eerste verzen van de eerste zang
in het eerste lied van zijn Commedia luiden als volgt: Juist
midden op de reistocht van ons leven/ zag ik mij in een donker woud
verloren,/ daar ik van t goede pad was afgeweken.
U
zal merken dat deze verzen eigenlijk best als leidmotieven kunnen
fungeren. Maar laten we de hele zaak eerst eens in filosofisch
perspectief plaatsen.
Want
eigenlijk heeft een van de grootste filosofen van de twintigste eeuw
- met name Alfred North Whitehead - van het Zijn - U weet, het
Zijn waarover filosofen het altijd hebben - Whitehead heeft van
dat Zijn eigenlijk een Reizen gemaakt. De titel van zijn groot werk,
Process and Reality, spreekt voor zich: het bestaan - ook ons
bestaan - is in werkelijkheid geen Zijn, maar een Worden: het
bestaan is wezenlijk een proces, dat wil zeggen: een onderweg-zijn.
Dat wij bestaan, betekent: dat wij onderweg zijn. Elk bestaan, elk
leven, is onderweg. Wat stagneert, wat niet meer vooruitgaat, wat
niet meer zoekt en wrocht, kan alleen maar... dood zijn.
Nu
is de hele realiteit een zaak die ons uiteindelijk boven het hoofd
gaat - de filosofen spreken in dit verband van het transcendente
- datgene dat groter is dan wat wijzelf zijn, datgene waarvan wij
deel uitmaken. Onze weg - fysisch, psychisch, sociaal, economisch,
kosmisch zelfs - past in een groter geheel - een geheel, waarvan men
zou kunnen zeggen dat het altijd op weg is.
Het
onderweg-zijn is een gebeuren dat wij samen én ondergaan, én
realiseren, scheppen, waar maken.
Dit
brengt vanzelfsprekend met zich mee, dat wij al een heel eind weegs
zijn, op het moment dat wij ons ueberhaupt realiseren dat wij
effectief onderweg zijn. De weg die we al hebben afgelegd op het
ogenblik dat wij gaan beseffen dat we ergens heen gaan, was dus niet
alleen maar de onze.
Wij
zijn van bij onze geboorte, een weg gegaan die ons door de natuur
gegeven werd. En dat geldt vanzelfsprekend niet alleen voor ons
allen, individueel, maar ook voor onze soort, dé mens.
Dat
geldt ook voor hét leven, voor de kosmos, voor het hele bestaan:
behalve datgene wat we zelf creëren, vormt ook al datgene waarvan
wij deel uitmaken - de hele lange geschiedenis door - één groot
proces. Het is één reusachtig Onderweg-Zijn. Wij waren reeds
onderweg, lang voordat wij dat gingen beseffen.
Keren
we nu een ogenblik terug naar Dante Alighieri.
Dante
was vijfendertig, dus ongeveer halverwege op zijn levensreis, toen
hij - zoals wij het zouden uitdrukken - zijn andropauze
beleefde. De grote dichter verloor zijn platonische geliefde,
Beatrice, heel vroeg, en daarbij kwam nog dat hij uit zijn
geboortestad, Firenze, verbannen werd. Wij weten vanzelfsprekend -
hoe jammer het ook is - dat het ongeluk vaak de rijkste voedingsbodem
van de wijsheid is gebleken. Pas de van zijn geluk verbannen mens, is
de grote dichter geworden.
Kortom:
zijn ballingschap bracht Dante tot inkeer: over de weg die hij had
afgelegd, over de weg die hij nog af te leggen had, over dé Weg die
wij allen te gaan hebben.
Het
moet nu ook worden gezegd, dat ook de eerste filosofen bannelingen,
of breder nog: reizigers, ontheemden, of gastarbeiders waren.
Wij
weten dat aan de basis van onze Westerse beschaving de Griekse
cultuur ligt. Maar eigenlijk waren het niet de Grieken zelf die de
sophia, de wijsheid, stichtten: de eerste filosofen waren
sofisten, inwijkelingen afkomstig van Ionië, Klein-Azië, mensen die
hun kennis als enige koopwaar aan de man trachtten te brengen.
Mensen
ook die, precies omdat ze van elders kwamen, niet verblind werden
door de waas van vanzelfsprekendheden die ons allen begoochelt. Zij
brachten een ander perspectief, zij deden dingen zien die wij niet
meer zagen. Zij waren - ook letterlijk - op weg: weg van thuis, weg
van het vanzelfsprekende en van het gewone.
Wij
staan er eigenlijk niet bij stil, maar eigenlijk is niéts
gewoon.
Dat
niéts gewoon is, ontdekken we meestal pas wanneer we gehinderd
worden in onze gewone gang van zaken. En wie van ons verkeert, vroeg
of laat, niet een keer in dat geval?
Wij
zijn onvolmaakte wezens, ons leven verloopt niet - nooit -
vlekkeloos, soms zijn wij de weg bijster, en willen wij plots wég
van de plaats waar we ons dan bevinden: wij willen dan uit het slop
geraken, wij creëren een opstand, wij gaan opstaan en we gaan
wég.
We
gaan op zoek naar onze oorsprong, naar het begin van onze weg. Wij
vragen ons af waar onze weg ons heen leidt. Wij willen niet
verstarren, en daarom willen wij opstaan, en ergens heen gaan.
De
commedia van Dante schildert een reis die als het ware een
allegorie vormt op onze levensreis zelf. Welnu, ongetwijfeld is het
zo, dat wij onze eigen levensreis beter kunnen leren begrijpen...
wanneer wij ons die op een allegorische of metaforische manier kunnen
bewust worden... door het maken van een kleine reis, of een
pelgrimage.
Laten
we ons eens bezinnen over deze manier van reizen, over dit...
pelgrimschap, dit op weg zijn, en over de zin ervan.
We
zouden ons eerst de volgende, eenvoudige vraag kunnen stellen: Wat
is reizen?
Wanneer
wij om het even welke onderneming starten, tasten wij eigenlijk in
het duister naar de uiteindelijke afloop ervan.
We
bouwen een huis, of we vatten een studie aan, of we willen een
voordracht bijwonen - het is om het even: telkens kunnen we ons
voorbereiden op wat we van plan zijn te doen - we verzamelen
informatie, we doen prospecties, we verzekeren ons om eventuele
risicos uit te schakelen - maar tenslotte kunnen we nooit volkomen
anticiperen op wat komen gaat.
Stel
dat we een perfect plan hebben voor een huis: we halen de beste
architect in huis, en we informeren ons bij de meest ervaren
adviseurs. Met gesofisticeerde computerprogrammas kunnen we, bij
wijze van spreken, al door de kamers wandelen, nog voor de eerste
steen van het huis gelegd is.
De
bouw neemt een aanvang, en na enkele maanden trekken wij er in. En
wat blijkt? We vergaten de kelder. Of we komen plotseling tot de
ontdekking dat we de kamers een nog veel leukere bestemming kunnen
geven dan deze waarvoor ze aanvankelijk bedoeld waren. De buren
vallen mee of tegen. Onvoorziene lawaaihinder in gevolge plots
aangevangen wegwerkzaamheden zullen ons jarenlang tergen. Of we
bevinden ons onverhoopt in een oase van rust en stilte. Of iemand
wordt ziek en de trap moet herbouwd worden.
Kortom:
telkens wij iets ondernemen, hoe omzichtig we ook te werk gaan - er
blijft steeds de factor van het onverwachte, het onbepaalde, het
niet-voorspelbare. En die dingen kunnen zowel gelukkig als ongelukkig
uitvallen.
Welnu,
indien wij ons niet op voorhand kunnen neerleggen bij de realiteit
van het onvoorziene, dan zullen we ook niet en nooit in staat zijn om
keuzen en beslissingen te maken.
Dat
geldt voor het bouwen van een huis, voor het aangaan van een studie
of een werk, en ook en vooral geldt dit voor het hele leven zelf.
Morgen
doen wij aan eugenetica, en zullen wij misschien mensen op
bestelling maken. Maar niets of niemand zal verhinderen dat alles
toch anders zal blijven verlopen dan wij hadden verwacht, of gepland.
De
reis, als metafoor van het leven, bevat al deze kenmerken op de meest
pregnante manier. Wij leven niet om te reizen, maar wij reizen om te
leren... leven.
Want
net zoals het leven, houdt elke reis in dat men een weg volgt. De weg
is voor de reiziger zelf onbekend, maar het feit dat er een weg is,
betekent vanzelfsprekend dat anderen in het verleden het traject al
hebben afgelegd.
Dat
de weg werd aangelegd, betekent ook dat hij ergens heen leidt, want
niemand haalt het in zn hoofd om zomaar een weg te bouwen:
elke weg heeft een doel.
Wij
kunnen, door allen dezelfde weg te gaan, dit doel tot het onze maken,
maar tegelijk blijft het een persoonlijk doel: we komen dan
aan op dezelfde plaats, maar we bereiken elk een andere
bestemming.
De
Vlaming en de Moslim-migrant bereiken, via dezelfde weg, dezelfde
plaats - bij voorbeeld de heilige stad Mekka. Maar hun bestemming is
verschillend: de Vlaming komt aan in zijn vakantie-oord, of, wanneer
hij als journalist vertrekt, op zijn werkterrein, en de Moslim komt
aan bij zijn God. De ene is op zakenreis, de andere reist als
pelgrim.
Zelfs
wanneer alles er aan de buitenkant gelijkaardig uitziet, is elke reis
die wij ondernemen, aan de binnenkant, een hoogst persoonlijke weg,
met eigen bedoelingen, verwachtingen en betekenissen.
We
kunnen met verschillende bedoelingen reizen, maar wanneer we ons
willen bezinnen over het leven, dan moeten wij reizen zoals wij
leven. En daarbij is het dan onze bestemming om het leven beter te
begrijpen.
En
dit soort van reizen mag wel heel bijzonder heten, want, anders
uitgedrukt, is onze reisbestemming deze: de bestemming van het
leven te achterhalen.
Nu
kunnen wij de bestemming, de zin van het leven, ongetwijfeld
terugvinden in de reis. Maar dan moeten we ook de moeite doen om na
te denken over de betekenis van het op weg zijn.
En,
om te beginnen, houdt elke tocht in, dat wij ergens weggaan.
Wie
reist, laat het vertrouwde achter zich, zoals men het verleden achter
zich laat: hij neemt afscheid - van een plaats, maar ook van alle
mensen en gebeurtenissen die aan deze plaats verbonden zijn.
Hij
neemt ook afscheid van zichzelf, als verbondene met die vertrouwde
omgeving.
Hij
bevrijdt zich van zijn verleden, terwijl hij het toch onoverkomelijk
met zich mee zal blijven dragen - in zijn herinneringen, maar ook in
zijn verwachtingen en in zijn wensen, wanneer hij zal terugdenken
aan, of terugkeren naar die plaats.
Hij
bevrijdt zich van bepaalde banden en verplichtingen, maar ook
verliest hij tegelijk verworven zekerheden en geborgenheden.
Hij
ruilt het oude voor het nieuwe in: het bekende voor het onbekende,
het geplande voor het ongeplande, het verleden voor de toekomst.
Eigenlijk
verbreekt hij voor een stuk de continuïteit van zijn bestaan: hij
slaat een bres in zijn dagen, hij schept zelf een kloof, hij gaat
plotseling een door anderen niet verwachte richting uit, en hij laat
vallen wat hij heeft, blijkbaar om iets anders te verwerven - iets
waarnaar hij zozeer verlangt dat hij er alles, voorlopig, voor achter
laat.
De
reiziger kan een doel hebben, en zijn doel kenbaar maken, en,
bijvoorbeeld, zeggen: Ik ga naar Santiago de Compostella. Maar
zijn eigenlijke bestemming blijft voor alle anderen, die deze plaats
nochtans goed kunnen situeren, één groot raadsel.
Tout
choix est une sacrifice, schreef de Franse filosoof Henri Bergson.
Welnu,
de bestemming van de weg moet dit offer zeker waard zijn.
En
ongetwijfeld is dit het geval waar wij de bestemming van het leven
zelf voor ogen hebben.
Nu
heeft niet iedereen een pelgrimage nodig, want niet iedereen is de
weg - van het leven - bijster. Of beter: niet iedereen beseft het,
de weg bijster te zijn.
De
echte bedevaarder zal daarom nooit pogingen ondernemen om anderen met
zich mee te trekken: als de bestemming, in de vorm van de
verwachting, niet reeds in het hart ligt van bij het vertrek, dan
heeft het geen enkele zin om op reis te gaan.
De
pelgrim reist per definitie alleen - hij vertrekt
althans alleen. Wanneer hij voor een kortere of langere tijd kompanen
zal krijgen, zullen die onverwacht, misschien onverhoopt, maar zeer
zeker ongepland zijn.
Over
de bestemming die zij tegemoet gaan, kan hij leren, door het samen
onderweg zijn, en hierdoor kan ook licht op zijn eigen bestemming
worden geworpen.
Bekijken
we nu eens onze pelgrim. Ik bedoel: vragen we ons eens af, wat
iemand tot pelgrim maakt.
En
het is hier belangrijk om twee manieren van reizen te
onderscheiden.
Want
er zijn mensen die ergens willen zijn, en er zijn anderen die
willen wegvluchten van de situatie in dewelke ze zich bevinden.
De
eersten, zij die een doel voor ogen hebben, zullen dit doel
beschouwen als kostbaar genoeg om er de inspanningen en de tijd aan
te spenderen.
Bij
de laatst genoemden, zij die alleen maar willen wegvluchten, stelt
zich het probleem van het offer niet: zij hebben immers niets te
verliezen, en ze zijn er van overtuigd dat het alleen maar beter kan
worden wanneer zij hun pakken achterlaten.
De
eerst genoemden streven een hoogstaand doel na, de laatst genoemden
zijn eigenlijk vluchtelingen, of ballingen.
Het
is duidelijk dat wij het hier niet over de vluchtelingen zullen
hebben. Maar tegelijk moet gezegd worden, dat wij in wezen allemaal
voor een stuk ballingen zijn.
Miltons
Paradise Lost of Vondels Adam in ballingschap: het
is doorheen de hele geschiedenis van de literatuur, maar ook elders,
een constant gegeven.
Wanneer
Noord-Afrikanen, haast zonder middelen, het leven riskeren in een
vermetele overtocht naar het beloofde land van Europa, dan is het
uiteindelijk niets anders dan die drang naar het Verloren Paradijs,
die hen daartoe de - vaak bovenmenselijke - kracht geeft.
Weliswaar
werden de meesten van hen misleid door sterke maar leugenachtige
verhalen, zodat ze meestal reeds na een kortstondig verblijf geen
andere verzuchting meer koesteren dan zo gauw mogelijk terug te keren
naar de plaats van herkomst - als dit tenminste nog mogelijk is.
Deze
dikwijls zieltergende tragedies zijn ons maar al te goed bekend. Dat
mensen toch steeds weer bereid blijken zich in dergelijke roekeloze
avonturen te storten, kan ons alleen maar van de ernst van hun
armoedige situatie overtuigen.
Met
andere woorden: vluchten is geen hoogstaand doel, maar toch moet het
gezegd worden: hoe erger het met ons gesteld is, des te meer zijn wij
bereid - of voorbereid - om te vertrekken.
En
hoe is het met ons gesteld? - en ik doel hier niet op onze materiële
verzuchtingen, ik doel hier niet op zaken zoals onze carrière, zelfs
niet op onze gezondheid: ik bedoel hier enkel en alleen onze
condition humaine in vraag te stellen.
Meteen
kunnen wij het antwoord distilleren uit de lading die aan de
uitdrukking - condition humaine - zelf haar diepe betekenis
heeft gegeven: met de mens is het, welhaast per definitie, niet te
best gesteld.
Van
nature zijn wij, mensen, onafgewerkte dieren. Wij dragen geen pels,
onze jongen kunnen niet overleven als wij hen niet vele jaren
lang met zorg ommantelen, onze soort zou weldra uitsterven indien wij
ons niet met techniek inlieten, en indien de duizenden problemen van
de wetenschap niet de onze waren.
Maar
ook als mens, zijn wij onaf, en voelen wij - althans in momenten
waarop wij tot eerlijkheid met onszelf gedwongen worden - in het
diepste van onze ziel, een vage ontevredenheid, een verre heimwee, en
een pijn als van een groot verlies.
Ook
voelen wij, haast voortdurend, dat wij onze bestemming nog niet
hebben bereikt: we willen vooruitgang, verandering, vernieuwing, en
wij hopen daarbij telkens een stapje dichter te zullen komen bij
datgene waarvan we ons leven lang dromen, terwijl we het toch niet
exact kunnen benoemen.
Citeren
we nogmaals Dante, de verzen 124 tot 126 uit het tiende gezang van
het Purgatorium: Non v accorgete voi, che noi siam
vermi,/ nati a formar l angelica farfalla,/ che vola alla
quistizia senza schermi?
In
vertaling: Beseft ge niet, dat wij de rups gelijken,/ waaruit de
hemelvlinder zich ontwikkelt,/ die onverhuld ten oordeel op moet
stijgen?
Wij
kùnnen, om het met andere woorden te zeggen, onmogelijk berusten in
de situatie waarin wij verkeren, omdat het ons lot is om naar het
hogere te streven: de mens heeft een roeping, hij moét hogerop, hij
is gedoemd om, keer na keer, het verworvene en het vertrouwde gedag
te zeggen, nieuwe horizonten te verkennen, risicos te nemen, het
onbekende recht in de ogen te kijken, en het te overwinnen, om zo
hogerop te gaan. dat is de enige weg die ons kan vrijwaren voor een
troosteloze ondergang. De mens is aan een eeuwige verpopping
onderhevig. En het is precies dank zij dit juk, dank zij zijn
heimwee en zijn troosteloze zoeken, dat hij zich mens kan
noemen. De mens, de nooit gearriveerde, de altijd op weg zijnde, de
reiziger bij uitstek.
(J.B., 1995)
2.
We
kennen allen het verhaal van het doel en de weg erheen, maar als
inderdaad niet het doel het belangrijkste is, doch de weg erheen, dan
perverteert het kapitalisme de vooruitgang omdat het tijd
identificeert met geld terwijl het mikt op snelheid of tijdwinst.
Indien
het maar mogelijk was dan zou de kapitalist ervoor zorgen dat men in
helemaal géén tijd van punt A naar punt B kon reizen. Het zou dan
volstaan om in B te willen zijn om daar ook effectief te arriveren.
Wie dacht aan B, was al in B aanwezig. Het onderscheid tussen de wens
en het feit ware onbestaande, het verschil tussen werkelijkheid en
droom opgeheven. De vraag luidt echter of er dan überhaupt nog iets
zou (kunnen) zijn.
In
zijn Jeder
für Sich und Gott gegen alle uit
1974 laat
de Duitse cineast Werner Herzog, de vondeling Kaspar Hauser enkele
van zijn visioenen vertellen nadat hij werd bevrijd uit de kelder
waarin hij zijn hele kindertijd heeft doorgebracht. In een van die
visioenen ziet de zonderling een lange karavaan van mensen die over
de wereld trekken, maar de karavaan heeft kop noch staart, de mensen
blijken helemaal nergens heen te gaan. (1)
In
dezelfde zeventiger jaren publiceerde de prestigieuze Club
Van Rome,
een boek over de
grenzen aan de groei,
dat herinnert aan de legendarische toren van Babel: de toren groeit
totdat hij op een dag niet verder groeien kan omdat het materiaal dat
aangevoerd wordt voor de verdere bouw, voor de
onderhoudswerkzaamheden onderweg wordt opgebruikt.
Onze
communicatiemiddelen worden complexer, onze taal differentieert en op
den duur verstaan we elkaar niet meer en loopt alles in het honderd.
De instrumenten die ons leven makkelijker moeten maken, bemoeilijken
het. Tuigen die ons moeten helpen om tijd te winnen, nemen ons hele
leven in beslag. Scholen maken ons afhankelijk en dom. De
tegendoelmatigheid uit de Griekse tragedies blijkt ook ónze vloek;
de weg is een modderpoel en aan de einder verzwinden onze
doelstellingen in een dichte mist.
De
mensheid verlangt naar vrijheid én naar veiligheid; de vrijheid
schept met ongeremde droom het doel maar de veiligheid verspert de
weg erheen daar deze ligt bezaaid met wolfijzers en schietgeweren. De
vrijen gaan op weg en de voorzichtigen blijven bij de pakken zitten
omdat zij geloven sowieso hetzelfde lot te delen: worden zij niet
allen buit gemaakt door de dood? Zij die op weg willen naar hun doel,
wensen alleen niet te beseffen dat wat gebeuren moet, hoe dan ook
gebeuren zal; zij verkeren in de waan dat zij hun toekomst kiezen.
Als
het leven een reis is dan leidt hij naar de dood, zoveel is zeker en
geen mens die dapper genoeg is om de feiten onder ogen te zien, zal
dit ontkennen. Toch geven wij allen een eigen betekenis aan het einde
van onze weg en dat doen we heel terecht, alleen al omdat er geen
einde is zonder weg, zodat het steeds gaat over het specifieke einde
van een specifieke weg. Het einde van een plezierreis is daar waar
het plezier ophoudt - het is een triestig einde; het einde van een
lijdensweg is daar waar geen leed meer is - het is een verlossing. De
dood kan eruit zien als een dief die het genot wegsteelt of als een
zalf die alle wonden heelt. Elk eindpunt wordt bepaald door de weg
die daaraan voorafgaat en omdat wijzelf het zijn die een weg kiezen,
kiezen we ook een eigen eindpunt.
Het
begrip vooruitgang
zelf - het vooruitgaan - bevat reeds het op weg zijn, maar tevens
duidt vooruitgang op een toename of een vermeerdering, een groei van
al datgene wat de toekomst tegemoet gaat. Dat wij vooruitgaan
betekent dat wij winst boeken, het wil zeggen dat wij klimmen, van
niveau veranderen, carrière maken, hogerop geraken. En zo begint een
honderd jaar oud lied als volgt:
Heidewitsjka!
Vooruit geef gas! Dat oude getreuzel komt niet meer van pas!
Het
gaat hier om de letterlijke vooruitgang die geboekt wordt door de
uitvinding van de auto, die zal toelaten dat wij ons sneller
verplaatsen. Sneller,
hoger, sterker,
zo scanderen de Olympische atleten het in hun vurige vlaggen. Want er
moet tijd gewonnen worden, tijd is immers geld, of is het veeleer
andersom? Onze levenstijd is beperkt, gewis heeft elk van ons een
eigen dood welke geduldig op hem wacht, de tijd tikt weg en niemand
kan hem stoppen; daarom ook zoeken wij soelaas in het opdrijven van
de snelheid waarmee wij door het leven gaan of razen. Ergens
spiegelen wij onszelf voor dat als onze snelheid maar hoog genoeg is,
de dood ons niet zal inhalen. Maar Achilles haalt de schildpad in,
wat Zeno ons ook wil laten geloven. Een hogere snelheid laat ons toe
om in dezelfde tijd een grotere afstand af te leggen, maar de tijd
blijft uiteraard dezelfde, er komt geen fractie van een seconde bij.
Het is bovendien zo dat grote snelheden onze aandacht zozeer
opslorpen, dat wij als het ware helemaal onttrokken worden aan de weg
en aan de plaatsen waaraan wij nog slechts voorbijrazen, terwijl zij
ooit, in veel tragere tijden, rustpauzen boden en lafenis, verhalen
en histories, geheimen en beloften. Vandaag lijken alle plaatsen
eender, zij zijn verworden tot louter punten op de rechte lijn
waartoe onze reis herleid werd. En inderhaast hebben wij helemaal
niets gewonnen, integendeel vergooien we aldus het weinige dat wij
ooit bezaten of ervoeren. En naast die hypersnelle verplaatsingen
spenderen wij ons hele leven aan de fabricatie van de supersnelle
tuigen en aan het bijeenschrapen van energie en andere middelen om ze
te laten werken. Winst boeken wij niet bij die hele onderneming, zeer
in tegendeel: rust verkeert in haast en drukte, ons bestaan verwordt
tot dat van een robot die sowieso geen tijdsbesef meer heeft.
De
weg is belangrijker dan het doel en zeg nu zelf wat uw voorkeur
geniet: een langzame uitstap met paard en kar via veldwegels tussen
bloemen en bossen met een picknick her en der, een schuilplaats als
een onweer losbarst, een fazant of een haas op een geïmproviseerde
barbecue en spannende verhalen na de zonsondergang bij een kampvuur
na een frisse duik in een of andere wal - ofwel een reis per
supersonische raket waarin men stokstijf neerligt, niet bewegen kan,
een zuurstofmasker op de snuit en instrumentenborden die doen
duizelen.
Weliswaar
geraakt men met de raket véél verder dan met de houten kar,
misschien wel honderdduizend keren verder, misschien belandt men met
die tuigen op de maan, op Mars of in een ander zonnestelsel, terwijl
de kar ons zelfs niet van de aarde kan verheffen, geen stroom kan
oversteken en bij ontij wachten moet. Maar andermaal: indien het
inderdaad zo is dat het doel er niet toe doet en dat het om de weg
gaat die erheen leidt, zou men dan kiezen voor een leven in de
gevangenis van een astronautenpak en in de hoogspanning van aandacht
en gevaar terwijl daar altijd nog het aards paradijs te wachten ligt
van bij 't begin der tijden om ontdekt te worden?
(J.B.,
31 augustus 2013)
28-08-2013
"Zie, Damascus..."
"Zie,
Damascus..."
Nog
heel onlangs begonnen de Verenigde Staten een wrede oorlog tegen Irak
op grond van de beschuldiging dat het land over atoomwapens
beschikte, en er werd gewag gemaakt van satellietfoto's die het bewijs
leverden daarvan - de beschuldigingen bleken vals nadat de oorlog een
feit geworden was.
Vandaag
wordt de Syrische regering ervan beschuldigd chemische wapens tegen
de eigen bevolking te hebben ingezet, het onderzoek loopt nog maar de
beschuldigers vinden het kennelijk niet nodig om de uitslag af te
wachten en het advies van de Verenigde Naties; het lijkt wel alsof
zij handelen in een onweerstaanbare drang.
2200
jaar geleden was Damascus de hoofdstad van het Arameese rijk (het
koninkrijk Aram-Damascus) en het Aramees was een wereldtaal, het was
de taal die Jezus Christus sprak. Vandaag wordt het Aramees enkel nog
gesproken door de tweeduizend christenen van het dorpje Ma'loula,
gelegen op een boogscheut ten Noord-Oosten van Damascus. De taal die
Jezus sprak en die een wereldtaal was en de taal ook der verzoening,
is weggekwijnd; een heel andere taal heerst nu over de wereld, het
is de taal van de vergelding en de wraak.
Men
kan heden vele argumenten opdissen om de stelling te voeden dat het
einde der tijden niet ver meer af is, waaronder de visioenen van de
middeleeuwse Malachias over de laatste paus (°) en de vele 'tekenen des
tijds' zoals onder meer in de Apocalyps beschreven. Maar de vandaag
meest griezelig klinkende profetieën zijn ongetwijfeld deze van
Jeremia en Jesaja die voorspellen dat wanneer het nooit eerder
vernielde Damascus - de alleroudste stad ter wereld - met de grond
wordt gelijkgemaakt, het einde nakend is.
Jeremia
schrijft: "Ontmoedigd is Damascus, het keert zich tot de
vlucht en schrik heeft het bevangen, benauwdheid en weeën hebben het
aangegrepen als een barende. Hoe is de roemrijke stad verlaten, de
veste der vreugde! Daarom zullen haar jonge mannen vallen op haar
pleinen en al de krijgslieden te dien dage omkomen, luidt het woord
van de HERE der heerscharen, en Ik zal een vuur aansteken binnen de
muur van Damascus, dat de burchten van Benhadad zal verteren."
(Jeremia 49: 24-27) En Jesaja schrijft: "Zie, Damascus
wordt weggenomen, zodat het geen stad meer is: het wordt een
puinhoop, een bouwval." (Jesaja 17:1) (1)
De
wezenlijke kritieken op het kapitalisme stammen al van lang voor de
tijd van de negentiende eeuwse Karl Marx en Friedrich Engels; reeds
Augustinus (354-430) had het er over alsook de schrijvers uit de
klassieke oudheid. Wie herinnert zich niet de ongelukkige koning
Midas van Frygië die alles wat hij aanraakte in goud veranderde,
incluis zijn voedsel en zijn kind? Het edelmetaal of het geld in het
algemeen is weliswaar een handig ruilmiddel dat echter eenmaal tot
doel geperverteerd kennelijk alleen nog onheil brengen kan.
De
middel-doelomkering, zo heet de perversie die zeer zeker behoort tot
de meest tragische vergissingen van het mensdom. Als het middel de
controle overneemt, overmeestert de knecht zijn heer zoals in de oude
joodse sage van de golem. Dan maakt de computer zijn bedienaar tot
zijn slaaf. Dan wordt het instrument dat onze maatschappij is, een
dictatuur van big brother. Alles wordt dan tegendoelmatig. En
niet slechts de mensheid, ook de Schepper zelf deelt die tragiek want
net zoals de golem werd reeds Adam door Jahweh uit klei gevormd.
Golem betekent vormeloos begin of embryo. De
eerste mens at van de boom der kennis, werd aan God gelijk en
verklaarde zijn meester tenslotte dood. Niets minder dan de almacht
en het eeuwig leven zit hij sindsdien op de hielen.
Dat
het middel doel wordt, betekent enerzijds dat men zich blind gaat
staren op zaken die dat helemaal niet waard zijn maar het wil
anderzijds ook zeggen dat de doelen zelf uit het oog worden verloren.
Als bijvoorbeeld het ruilmiddel van het geld het doel wordt, terwijl
het dat uiteraard niet waard is, dan zal meteen datgene wat geruild
wordt en waar het in feite ook om gaat, worden beschouwd als het
middel: een bijkomstigheid, iets verwisselbaars, iets dat op zichzelf
elke verdere betekenis mist. Het geld is niet langer het middel
waarmee brood geruild wordt tegen kledij, maar brood en kledij zijn
voortaan de middelen welke dienen om daarin een smak geld te
investeren welke bij de verkoop van die waren moet toenemen in
omvang.
De
geldzucht zelf zorgt ervoor dat de absurditeit van die omkering zich
aan ons begrip onttrekt, maar zij is danig groot dat zij het vermag
om uiteindelijk alles van waarde te vernietigen terwijl het volstrekt
waardeloze, met name het geld, dat tenslotte niets anders is dan een
getal met een louter fictief bestaan, wordt nagestreefd. Als die
perversie geen ziekte is, dan bestaan er geen ziekten onder de zon.
Een
van de meest betreurbare doch even vaak voorkomende vormen van de
middel-doelomkering bestaat waar een schijnrede vooropgestelde doelen
dient. Bij uitstek is dat het geval in de reklame die met
nepmotivatie en drogredenen de consumptie aanzwengelt van zelfs zeer
schadelijke producten. Onvermijdelijk is die perversie eveneens de
regel in de democratie omdat ook daar de kiezer een met reklame
overstelpte klant is en dan gaat waanzin schuil onder de dekmantel
der redelijkheid.
Soms
gaat het zo ver dat een politicus met één en hetzelfde argument én
zijn tegenstander afkeurt én zichzelf aanprijst, zoals onlangs nog
Karel De Gucht tot zijn laatste snik beloofde te vechten tegen het nationalisme en tegen een
partij omdat haar personeel "nationalistische bloedlijnen"
zou hebben! (1) Uiteraard heeft niemand over zijn eigen afkomst of
geboorte ook maar iets in de pap te brokken gehad en om die reden is
het nationalisme (van het Latijnse natus, het voltooid
deelwoord van nasci, dat geboren worden betekent) even
verwerpelijk als de aristocratie, de slavernij, de theocratie en noem
maar op. Maar als men mensen met een nationalistische voorouder mag
beschuldigen van nationalisme, dan mag men een burger veroordelen
voor een misdaad van zijn overgrootvader.
In
de parlementaire democratie heeft via stemming de meerderheid de
uiteindelijke beslissingsmacht en in die stemming verdampen dan ook
alle argumenten uit het debat: het geweld haalt het niet alleen op de
redelijkheid maar tevens weet het zich zo als de redelijkheid zelf te
verkappen. In extenso dringt een product zich zelfs op als zijnde
helemaal niet opdringerig, wat echter slechts mogelijk is door
zichzelf als een objectieve noodzaak te propageren, zoals dat het
geval is met de volstrekte irrationaliteit van religies.
In
wezen is de middel-doelomkering in al haar vormen niets anders dan
een verschijning van de onwaarheid of de leugen. De leugenaar is
immers iemand die de waarheid probeert te verduisteren opdat die geen
licht zou werpen op het geweld dat hij de werkelijkheid aandoet. Hij
poogt de werkelijkheid te verdraaien met de bedoeling zichzelf daarin
elders te positioneren dan op de plaats die hem toekomt. (2) Een
spreker produceert de waarheid niet, hij moet de waarheid dienen, hij
is het middel of het kanaal en niet hij doch de waarheid is het doel.
De waarheid en daardoor ook de werkelijkheid worden geweld aangedaan
door de leugen en zo vernietigt de leugen onze wereld die zonder de
waarheid slechts een schaduw was, precies zoals de wereld slechts
chaos was in het tijdperk voorafgaand aan het Woord.
deel 2
Elke katholiek en dus het gros van de bevolking kent het verhaal van de erfzonde ofschoon niet zo heel veel mensen weten dat in die geschiedenis het geheim van onze werkelijkheid zelf schuilgaat. Over de erfzonde werd veel geschreven maar de kern van de kwestie komt in twee woorden neer op de tragedie van het verlies van onze oorspronkelijke menselijke vrijheid.
In het paradijs verbiedt God de mens te eten van de vruchten van de boom van de kennis van goed en kwaad. Dat verbod schenkt hem de keuzevrijheid om het al dan niet in acht te nemen en daarmee ook de vrijheid zonder meer. Aurelius Augustinus sprak over de vrijheid om al dan niet te zondigen, over de toestand van het kunnen zondigen - in het Latijn: posse peccare.
Maar een ingrijpende toestandsverandering treedt op waar zijn nieuwsgierigheid de mens doet eten: hij zondigt en zo belandt hij in een nieuwe toestand, een toestand waarin hij nu eenmaal gezondigd hééft, zodat hij niet langer kan kiezen om al dan niet te zondigen: de mens is zijn vrijheid om al dan niet te zondigen kwijt; hij is zijn vrijheid zonder meer kwijt. Augustinus spreekt hier over de toestand van na de zondeval als over een toestand van niet kunnen niet zondigen - non posse non peccare: voortaan zijn we gedoemd om in zonde te leven.
Het erfzondeverhaal vertelt ons hoe wij onze oorspronkelijke vrijheid verloren en meteen leert het ons ook dat wij die vrijheid niet zozeer te danken hadden aan een daad maar veeleer aan een gelofte. Wij bevrijden onszelf niet door in de werkelijkheid in te grijpen maar wel door er met een zeker vertrouwen in te berusten. Het ondervragen van de werkelijkheid - en dat is waar het in elk wetenschappelijk engagement om gaat - zou uit den boze zijn omdat het fundamenteel berust op wantrouwen, terwijl alleen een blinde overgave aan de Schepper ons geluk kon garanderen. Het overtreden van de goddelijke geboden - de zonde - beperkt onze vrijheid en zo ook ons bestaan zelf, terwijl het onderhouden ervan ons ten volle laat leven.
Zozeer zijn wij intussen gewend aan het wetenschapsgeloof dat wij ons de vraag helemaal niet meer stellen naar het uiteindelijke morele gehalte ervan. Door het in twijfel trekken van de meerwaarde van de wetenschappelijke attitude welke zomaar met de studiezin wordt vereenzelvigd, brengt men zich vandaag in bijzonder moeilijke papieren omdat dit in een tijd waarin de wetenschap de plaats van de religie heeft ingenomen als heiligschennis wordt ervaren. Toch is het niet slechts geoorloofd maar intussen zelfs van levensbelang om er op te wijzen dat de werkelijkheid pas zichzelf kan zijn dankzij het vertrouwen terwijl het afdwingen van antwoorden van de natuur een tactiek is naar het voorbeeld van de middeleeuwse folterpraktijken, wat dan ook de bekentenissen - de onderzoeksresultaten - navenant maakt. De wetenschappelijke kennis is met andere woorden een amalgaam van afgeperste antwoorden op vragen die in feite de werkelijkheid geweld aandoen. En het vertrouwen of de berusting in het niet-weten is in wezen het zaad van al wat is.
In wat andere bewoordingen kon men ook stellen dat onze werkelijkheid pas bestaat doordat zij zich ervan weerhoudt zichzelf als autonoom te manifesteren. Wij bestaan bij de gratie van ons niet-bestaan, of eerder nog bestaan wij enkel in een zekere afhankelijkheid - ons zijn hangt ten langen leste af van de erkenning door een ander. Als we nu in acht nemen dat we bestaan in de mate dat we vrij zijn, dan kunnen we, het erfzondeverhaal indachtig, ook begrijpen dat het met ons bestaan gesteld is zoals met onze vrijheid: we bestaan omdat we ons bestaan niet op de proef stellen, omdat we het in het midden laten, omdat we er blindelings op vertrouwen.
Meteen houdt deze stelling in dat we ons bestaan ook dreigen te verliezen van zodra we het aan een (wetenschappelijk) onderzoek gaan onderwerpen. De wetenschappen kwantificeren werkelijkheden die in wezen kwaliteiten zijn en zo kan men ook zeggen dat het identificeren van de dingen met bepaalde kwantificeringen ervan, de werkelijkheid verarmen en zelfs vernietigen. Het opdringen van onze maatstaven aan de werkelijkheid is een reductionisme dat zich onvermijdelijk zal wreken omdat wij aldus de tak afzagen die ons draagt. En in dit licht weergalmen spontaan de oudtestamentische goddelijke woorden gericht aan de onterecht ontevreden en opstandige mens:
"Waar waart gij, toen Ik de aarde grondde? Geef het te kennen, indien gij kloek van verstand zijt.
Wie heeft haar maten gezet, want gij weet het; of wie heeft over haar een richtsnoer getrokken?
Waarop zijn haar grondvesten nedergezonken, of wie heeft haar hoeksteen gelegd?
Toen de morgensterren te zamen vrolijk zongen, en al de kinderen Gods juichten." (3)
Het beperken van de zinvolle uitspraken tot enkel deze die experimenteel verifieerbaar zijn is het reduceren van de mogelijkheden welke de taal ons biedt tot een onooglijke fractie ervan en meer bepaald tot het triviale gedeelte dat op de keper beschouwd helemaal geen taal nodig heeft. Geboden, verboden, beloften maar ook alle nuances die de rijkdom van de taal zelf uitmaken, zouden dan moeten worden geschrapt als wartaal terwijl alleen steriele uitdrukkingen bleven welke niet gronden in het leven zelf doch in een stramien van door minder of meer verstandige geesten vastgelegde en per definitie voorlopige maar altijd reductionistische axiomata. (4)
Werkelijkheden kunnen des te exacter worden uitgedrukt in de mate dat ze ook armer aan inhoud zijn. Het punt (x,y) wordt exact bepaald in het vlak dat geconstitueerd wordt door een gecoördineerd assenstelsel (X,Y) omdat het elke verdere inhoud mist en dat betekent dat de beschrijving met coördinaten van het gezochte punt, ook met het wezen van dat punt zelf samenvalt. Een punt in het vlak is inhoudelijk arm omdat het slechts een idee is, het heeft geen bestaan los van het bestaan dat wij daaraan eerst hebben toegekend, het bestaat niet anders dan als zijn beschrijving, het is zijn beschrijving zelf. Heel anders is het gesteld met de vele mogelijke beschrijvingen van bijvoorbeeld de zon, mijn schoen en uw buurvrouw: zij kunnen eventueel wel worden gesitueerd in de ruimte en in de tijd maar zij zijn reële dingen of personen, zij zijn oneindig veel meer dan hun positie en zij kunnen nooit uitputtend worden beschreven of gedefinieerd. Wanneer een onderwerp reëler wordt, wordt het ook onmogelijker om te zeggen wat het is en over menselijke personen kan men zelfs niet zeggen dat zij iets zijn omdat men hen sowieso tekort doet waar men hen objectiveert. Van wat werkelijk is, kan slechts een schaduw in onze geest naar binnen vallen, zo zou Plato het misschien zeggen.
Dat wij tekort schieten in onze beschrijvingen van de werkelijkheid is derhalve een bijzonder misleidende uitdrukking omdat zij het doet uitschijnen alsof de werkelijkheid zich principieel wel laat beschrijven terwijl de mislukking daarvan helemaal voor rekening van de beschrijver is: als de beschrijving maar keurig genoeg was, dan zou zij in staat zijn om de realiteit te omvatten, zo suggereert zij. Maar in feite blijft de kloof tussen de dingen of de personen enerzijds en anderzijds hun beschrijvingen, fataal onoverbrugbaar. Dat wil echter ook zeggen dat de waarheid a priori een bijzonder leugenachtig beestje is. Spreken mag dan zilver zijn: zwijgen is voor immer goud.
Het verzaken aan de neiging om ervaren werkelijkheden onder woorden te brengen, kan voor een schrijver een teken van luiheid zijn maar getuigt in een ander licht ook van een soort van generositeit omdat het vastpinnen van de dingen op hun beschrijvingen iets weg heeft van verraad in de betekenis van verklapping. Een verklapping betreft bijna spontaan een geheim en een geheim dat verklapt wordt, houdt op een geheim te zijn, het wordt gemeengoed, het verliest zijn kracht die het putte uit onze onwetendheid. Men herinnere zich de belastingcontroleur die slechts een klein deel van de mensen effectief bezoekt terwijl iederéén zich gedraagt alsof hij gecontroleerd zal worden: zijn invloed is te danken aan de onwetendheid omtrent zijn komst, die geheim moet blijven en indien men zijn bezoek kon voorspellen, dan verdween die invloed onverwijld. Maar nu is álles invloed, en zo is alles er dankzij zijn geheim karakter, zijn onuitdrukbaar wezen dat met zijn werkelijkheidswaarde samenvalt.
In de paradijselijke toestand is men vrij om al dan niet te eten van de vruchten van de boom van de kennis. De duivel zegt aan de mens dat áls hij eet, hij niet verdoemd zal zijn doch gelijk aan God zal worden. De mens wéét op de keper beschouwd helemaal niet wat er zal gebeuren als hij zondigt, maar wat hij wél weet is dat hij dan zijn gelofte aan zijn Schepper breekt. Hij kan het paradijs behouden door zijn gelofte te behouden en niet in te gaan op de verleiding welke Gods tegenstrever aan hem voorhoudt. De mens blijft met andere woorden vrij zolang hij de vrijheid die hij bezit, geheel onbenut laat. Of zo lijkt het althans, want ofschoon het eten van een vrucht lastiger lijkt dan ze gewoon aan de takken te laten hangen en verder helemaal niets te doen, vergt het bieden van weerstand aan de verzoeking van de duivel ongetwijfeld veel grotere inspanningen dan het toegeven daaraan. Wat iemand doet, speelt zich met andere woorden af in meer werelden dan alleen maar in de tastbare wereld van materie en energie, en dat in die andere werelden ook andere wetten gelden, blijkt duidelijk, alleen al uit het feit dat wij kunnen ervaren dat het verzaken aan de fysieke inspanning die een daad tenslotte lijkt, vaak veel lastiger kan zijn dan het voltrekken ervan. Onze handelingen zijn derhalve niet te herleiden tot de som van alle grote en kleine bewegingen in de ruimte en in de tijd; zij zijn meer en anders dan de energieën welke worden gespendeerd; zij blijken zich zelfs af te spelen in een wereld die zich verhoudt tot de materieel-energetische zoals een mens zich verhoudt tot zijn schaduw.
Wat werkelijk bestaat, speelt zich af in het voor ogen van vlees volstrekt onzichtbare en in het voor vleselijke oren volstrekt onhoorbare, in het ontastbare, in het onberekenbare. Wat écht is en wat er echt toe doet, treedt niet binnen in de wereld van de stof en houdt zich op in het geheim waar al het ongezegde zich mag troosten met het edele gezelschap van het onzegbare. De dingen bestaan in de mate dat zij uniek zijn en derhalve onderscheiden van het gemeengoed, volkomen geheim, onverraden, onverklapt en ongemanifesteerd in het stoffelijke dat immers erodeert. Meer zelfs: de wereld van de stof getuigt van hogere en ontastbare werkelijkheden door op uitgelezen ogenblikken zichzelf op te heffen voor de ogen van wie er niet in slagen om hem op eigen kracht te overstijgen.
Zolang ik niet kijk wat er onder de pokerhoed zit, blijven alle mogelijkheden open; als ik dan ook niet kijk en ik schud de hoed, dan is de toestand van de stenen van zopas niet slechts ongezien gebleven maar tevens geheel onbestaand. Dat is met zekerheid zo omwille van het feit dat de tekens op de vlakken van de dobbelstenen niet de minste betekenis en derhalve niet het geringste bestaan hebben los van diegene die hun betekenis kent. Alles aan de stenen en aan het spel bestaat pas bij de gratie van betekenissen, incluis de vlakken van de stenen en de stenen zelf. Zonder het waarnemend bewustzijn is er slechts de chaos die er ook was in den beginne, vóór de komst van het Woord.
deel 3
Dat werkelijkheden hun kracht en hun gehele zijn uiteindelijk ontlenen aan hun geheim karakter terwijl wat enkel uiterlijke schijn is en leeg vanbinnen, niets in petto heeft en ook niet bestaat, geldt ook voor de werkelijkheidswaarde van activiteiten en van handelingen. Bewegingen die worden uitgelokt door externe invloeden, door zenuwtrekken of door ongeordende prikkels allerhande, verdienen de naam van handelingen niet; zij zijn reacties, impulsen of reflexen, waarbij bijvoorbeeld het slaan van een hand niet door het verstand en de wil wordt veroorzaakt maar door het gekriebel op de huid veroorzaakt door een insect. De wesp beveelt mijn hand naar haar te slaan, de regenboog beveelt mijn ogenbollen in zijn richting te draaien, de dorst beveelt mij water te drinken, de kniepeesreflex beveelt mijn onderbeen om te schoppen, een prikkel binnenin mijn neusholte doet mij niezen en de macht der gewoonte zorgt ervoor dat als ik er op uit trek, ik mij op weg naar mijn werk blijf begeven, ook al ben ik al jaren met pensioen. Geen van die bewegingen wordt door een bewuste wil gestuurd en daarom ook zijn het geen echte activiteiten, het zijn acties zonder inhoud of planning, ze zijn perfect voorspelbaar en derhalve ook uitlokbaar. Hun bestaan maakt het mogelijk dat de hele wereld jammer genoeg maar al te vaak gestuurd wordt door wezenloze entiteiten die op de mens vegeteren en die hem aldus van zijn energie beroven en ook van zichzelf - denk aan de reclame die het koopgedrag regelt, dat op zijn beurt winstzoekende activiteiten in gang zet, welke niet noodzakelijk en veeleer niet dan wel het goede bevorderen. Door de wil gestuurde activiteiten daarentegen, verbergen zichzelf gedurende de hele tijdspanne van de planning en de voorbereiding, zij anticiperen op de werkelijkheid vooraleer zij zich manifesteren en zij halen ook hun hele kracht uit de aan henzelf voorafgaande periode van voorbereiding in het ongeziene.
De werkelijkheid zelf tenslotte, het geheel van alle gebeurtenissen die samen de wereld uitmaken, put uit een geheim met een wel oneindige omvang, want dat is het minste wat men kan zeggen over de toekomst. Voor ons, die aan de andere kant staan van de lijn, lijkt het alsof de toekomst er helemaal niet is; wij zeggen voorzichtigheidshalve dat zij er "nog niet" is, want ergens weten wij dat zij eraan komt, dat zij naar ons toe komt, dat zij zal overgaan in het heden; wij begrijpen immers dat het zich voortdurend vernieuwende heden niet kan opduiken uit een niemandsland. Indien de toekomst niet reeds 'ergens' was, dan zou het heden stilstaan, onveranderlijk, bevroren, versteend. De toekomst is het oneindig reservoir waarin elk ogenblik dat komen moet, wordt voorbereid, gepland en door een wil gestuurd die wij niet zien zoals ook niemand in staat is om onze eigen planning en wil waar te nemen die voorafgaat aan wat wij verwezenlijken.
Het geheim karakter van alle werkelijke dingen houdt ook verband met het feit dat alles wat bestaat, in wezen niets anders is dan zijn betekenis, die op haar beurt noodzakelijkerwijze met het bewustzijn van subjecten is verbonden maar tevens is het gelinkt aan de stoffelijkheid welke met de levende lichamen van subjecten samenhangt. Een hamer heeft een specifieke betekenis voor ons, het is een gebruiksvoorwerp en was het dat niet, dan kon het enkel nog een kunstvoorwerp zijn, zoals de pijp van René Magritte die geen pijp is. Maar ook suiker en zuurstof hebben een specifieke betekenis voor ons, ook als we dat niet begrijpen, omdat ons lichaam deze stoffen nodig heeft om in leven te blijven. Dat ons lichaam zuurstof en suiker nodig heeft om te kunnen leven, maakt deze stoffen betekenisvol voor ons, ook als wij helemaal geen kennis hebben van hun werking. Hun werking voltrekt zich dan in het geheim, zij is een geheim, zij is één van de ontelbare geheimen die samen het bestaan dragen. Wanneer wij uitpakken met onze kennis en met onze wetenschappen, dan gedragen wij ons alsof wij de geheimen die ons bestaan dragen, hebben blootgelegd; alsof er helemaal niets méér was dan datgene wat wij zien, horen, voelen en weten. Geen dier zou ooit zo'n onzin beweren, elk beestje trekt zich voortdurend schuw in zijn hol terug bij het geringste gerucht of geruis waarvan de oorsprong duister is, en zou het dat niet doen dan ware het alras een vogel voor de kat. Misschien moest het hedendaagse mensenbeest dat vergeleken bij de andere soorten eigenlijk nog piepjong en onervaren is, daar maar eens gauw een voorbeeld gaan aan nemen.
(4) Voor een uitgebreide kritiek op het reductionisme, zie: http://www.bloggen.be/bethina/ , de eerste paragrafen van "een zeer beknopte blik op het centrale thema van deze tekst" en eventueel het eerste deel van de tekst zelf.
29-07-2013
En liegt de laatste paus dan niet?
En
liegt de laatste paus dan niet?
Iemand
is pas homosexueel als deze persoon homosexuele daden pleegt - aldus
het standpunt van de katholieke kerk sinds oudsher. En die stelling
werd niet zelden geïllustreerd met het voorbeeld van de dief, want
het is duidelijk dat iemand pas een dief kan worden genoemd als hij
eerst een diefstal heeft gepleegd. Pas zijn daad maakt een mens tot
dief, of tot homosexueel - aldus de kerk.
Nu
beweert paus Franciscus bij zijn Braziliëbezoek dat de kerk niets
heeft tegen homosexuelen maar wel iets tegen homosexuele daden.
Edoch, volgens de hoger vermelde theorie van de kerk zelf, kunnen er
helemaal geen homosexuelen bestáán als er niet eerst homosexuele
daden werden gepleegd omdat het - andermaal volgens de leer van de
kerk - deze daden zelf zijn die iemand tot homosexueel maken, precies
zoals het zijn diefstal is die iemand tot dief maakt.
De
leer van de katholieke kerk in acht genomen is het met andere woorden
volstrekt onmogelijk om tolerant te zijn jegens homosexuelen en
tegelijk intolerant tegenover de daden welke iemand tot homosexueel
maken, eenvoudigweg omdat er geen homosexuelen kunnen zijn zonder
homosexualiteit.
Nu
bestaan er over geloof en moraal heel wat meningen en de menselijke
sexualiteit op zich blijkt nog steeds een ondoordringbaar mysterie,
zodat wij er inhoudelijk uiteindelijk weinig zinnigs of definitiefs
kunnen over zeggen. De tweeduizend jaar oude religie die het
katholicisme is, heeft omtrent homofilie altijd een afwijzend
standpunt ingenomen, dat zij ook theoretisch onderbouwde en dat
niemand die in ernst naar waarheid zocht, ongemoeid liet. Maar in
deze tijd liggen de kaarten ineens anders.
Is
de kerk haar boekje te buiten gegaan? Heeft haar eigenste megalomanie
haar gestrikt? Had zij het gehouden bij haar interpretatie van de
bijbel, dan had zij misschien nog een kans gemaakt, want
gezagsargumenten hoeven niet per se te worden verantwoord voor wie de
liefde tot de Vader het eerste gebod is. Edoch, de kerk heeft ook
willen verkláren waarom het zo is en niet anders; zij is de
verlichte Geest gaan spelen, alsof zij ook over de rede het
meesterschap had - de rede die nu eenmaal de troef is van een ándere
zoon Gods, met name Lucifer.
Heel
terecht keert men zich nu zelfzeker van haar af: gammele stellingen
kunnen niet goddelijk zijn want zij kunnen niet eens waar zijn. Over
moraal, geloof of sexualiteit hoeft men niet eens iets te weten om
vast te kunnen stellen dat een uitleg geheel oneigenlijk is. De leer
van de kerk is hier helaas geen sluitende theorie, zij heeft veel weg van
een verzinsel, om niet te zeggen een aperte leugen.
(J.B.,
29 juli 2013)
20-07-2013
Armoede
Armoede
"Armoe is geen schande": amper een halve eeuw oud is deze christelijke en wijze spreuk die ons eraan herinnert dat de wereld des duivels is en voor de durvers, dat ondankbaarheid haar loon is en dat al wie geven wat ze hebben, weliswaar waard zijn dat ze leven maar tevens uiteraard bezwaarlijk rijk kunnen worden en dat geldt ook voor noeste werkers, terwijl afpersers, dieven, tollenaars, comedianten en alle andere dienaren van het gouden kalf zich aan hun hebzuchten bezatten. Maar nu deze wereld seculariseert of zelfs grotendeels ontkerstent, staat men er niet bij stil dat met het verdwijnen van het christendom onder de pletwalsen der miljardairs, ook haar wijsheden verdampen en wie alsnog geven om hun naaste moeten nu tot hun verschrikking zien hoe de bezitlozen door het slijk worden gehaald en hoe elk verweer slinkt tegen de sterkste die met zijn geld meedogenloos zijn 'rechten' opeist, vaak ten koste van het leven van volstrekt onschuldigen - het zijn misdaden die volkomen legaal worden gepleegd en derhalve straffeloos.
Rijkdom is vandaag geen schande meer ofschoon elkeen dagelijks kan getuigen dat wie op rijkdom azen, bereid dienen te zijn om anderen het hart in te trappen, voor de gek te houden, te misbruiken. Rijkdom is nu weer een hele eer ofschoon niemand kan ontkennen dat uitgerekend het teveel der rijken aan de armen toekomt, behoeftigen hebben immers recht op bijstand. Maar de rijken doen al het menselijke in zijn tegendeel verkeren en zij stellen paradoxaal genoeg dat niet de nood rechten geeft doch het overschot of het teveel. Begrijpe wie kan: hoe meer iemand bezit, des te meer rechten heeft hij om nóg meer te bezitten. En dit overschot dat recht geeft op nog meer, materialiseert zich in het geld: geldbezitters kunnen het voedsel van de armen niet alleen opkopen maar bovendien kunnen zij het straffeloos vernietigen. De rijken hebben met andere woorden het recht om de armen om te brengen. Ziedaar wat het recht van de sterkste heet; zelfs de beesten eigenen zich dat niet toe.
Armoe is weer een schande en rijkdom een hele eer, nu Christus niet langer koning is die immers heeft geleerd dat zelfs de allerduurste gewaden verbleken bij de pracht van de bloemen in het veld en van de vogelen in de hemel. Vandaag worden de bloemen begraven onder een laag pijnlijk beton en de vogels in de lucht hebben hun ontsnapping aan onze agressie slechts te danken aan het feit dat wij volslagen blind geworden zijn voor hun aanwezigheid. De rijken omgorden zich met dode tuigen, met allerlei lawaaierige en levensgevaarlijke instrumenten die in wezen wapens zijn, tuigen die enkel dienen kunnen om te doden. Met hun technologische abracadabra geloven zij te kunnen terugwinnen wat zij nooit bezaten omdat zij het constant verloochenen, zij verkochten hun ziel immers aan de duivel.
Los van de afschuwelijke oorlog en de hypocriete politiek, rest er slechts een cultuur waarvan de inhoud zich beperkt tot de vernieling der natuur die zij afgunstig na probeert te bootsen, wat tot in den treure een belachelijke onderneming blijkt. Het toetsenwerk om via het steriele en ziekmakende internet zogenaamde contacten te kunnen leggen, heeft bezit genomen van het deel der mensheid dat nog slechts demonisch zit te tokkelen op plastieken trommels en dit geheel verstijfd en verslaafd totdat het brein het begeeft ofwel het hart, totdat tering intreedt, osteoporose, gewrichtskoorts, bloedarmoede, suikerziekte en dementie. Lawaai overstemt het ruisen van het ranke riet en de talloze talen gesproken door al wat leeft. Nerveuze cinema onttrekt het oog aan de stille dromen van de miraculeuze wolken. Met het verdwijnen van het luisterend oor verwerden onze verhalen tot zelfingenomen verzinsels, tot storende geluiden.
Waar is het trouwe paard gebleven dat ons zovele duizenden jaren naeen dag in dag uit heeft gediend? Waar zijn Baai en Blesse nu? Waar zijn de schaduwrijke stallen op het erf, de hooizolders, de schelfen en de zwaluwen die er jaarlijks nestelden? De vlinders met hun paradijslijke vleugels en de raadselachtige meikevers die ooit alle kinderen bestudeerden? Waar is de boomgaard met zijn oude kersebomen, zijn van sappen druipende kweeperenlaars, zijn frisse oogstappels, perziken en pruimen, zijn rode, witte en zwarte bessen? Waar zijn de akkers en waar is de onverdroten arbeid in de hitte van de zon uit De oogst van Streuvels?
Het verleden zal niet wederkeren want alles gaat voorbij en het verlies is zoals dat van 't sterven zelf, alleen sterft dit keer niet een mens: de aarde zelf loopt op haar laatste benen, of moet men zeggen dat zij om haar laatste as draait, die de as is van het kwaad? Het kwaad, zo ontdekte de wijze Aurelius Augustinus, is niet een welbepaald ding, het is een loutere afwezigheid of een tekort, het is een gemis aan het goede, een ontbreken ervan. En dat is nu de paradox van deze vreemde tijd die misschien wel de eindtijd is: de overvloed die ons te beurt valt, is een luchtspiegeling; het is de stad die van op een hoge berg de duivel zelf beloofde aan niemand minder dan Jezus Christus als Hij een knieval wilde doen voor het kwaad. De overvloed verkapt een schromelijk tekort, precies zoals het poezelige bont het roofdier wegsteekt dat meteen meedogenloos zal toeslaan.
De goede school? - Een interview met Omsk van Togenbirger
De goede school? - Een interview met Omsk van Togenbirger
- Omsk van Togenbirger, het schooljaar is ten einde, vele ouders kijken al uit naar september en naar een nieuwe school voor hun kinderen. Zij vragen zich af waarheen: wie meent het nog goed met hen? Wie zal de zorg op zich nemen om hun kroost te onderwijzen, op te voeden, klaar te stomen voor deze complexe en veeleisende maatschappij? Wie zijn nog te vertrouwen in deze tijden van economische maar ook morele crisis? Wat is de ideale strekking? Wie garandeert van kinderen bekwame en gelukkige mensen te zullen maken? Zopas nog werd op het nieuws gezegd dat er scholen zijn die de rapporten van leerlingen achterhouden omdat die daar achterstallige rekeningen te vereffenen hebben...
OvT: Kansarme leerlingen, bedoelt gij? Kinderen uit arme gezinnen, gezinnen met werkloze ouders, eenoudergezinnen of gezinnen waarvan de vader, de moeder of een kind aan kanker lijdt? Inderdaad, onze hedendaagse cultuur helpt de armen niet, integendeel: zij die met de armoede gestraft zitten, straft zij andermaal en daarom ook verdient zij de naam 'cultuur' niet eens: zij is barbarij, niets meer en niets minder. En zij wordt aangeleerd in onze scholen. De mensen zoeken goede scholen voor hun kinderen, zegt gij? Als dat klopt, dan zullen ze die hier nooit vinden. Goede scholen zijn scholen waar geleerd wordt aan de kinderen dat zij de minder bedeelden moeten helpen. Zoals het voorbeeld dat gij geeft, bewijst, leren onze scholen aan de kinderen dat het leven een strijd is en dat elkeen maar voor zichzelf moet opkomen, ten koste van de anderen, en dat is het recht van de sterkste. Maar het recht van de sterkste hoeft men niet te leren, dat is immers een natuurrecht, dat is wat de beesten voltrekken zonder het te weten, het voltrekt zich immers vanzelf. Onze scholen die aan de kinderen leren dat het elk voor zich is, zijn derhalve overbodig.
- Maar ze bestaan nog?
OvT: Ze bestaan nog, maar ze zijn er niet langer voor de kinderen, ze zijn er voor zichzelf en ten koste van de kinderen. Het is de wet van de traagheid die maakt dat ze er nog zijn, zoals de wet van de traagheid ook maakt dat er nog auto's zijn. Die worden nu eenmaal gemaakt en gekocht, maar ze staan in de file, dag in dag uit, en daar staan ze alleen nog maar te stinken, het benzeen dat ze verspreiden wordt ingeademd door de bewoners van de zwart gerookte huizen die langs de drukke autowegen staan en die worden daar uiteraard ziek van op de lange duur. Benzinedampen en lood maken kinderen die niet in de rijke, groene buurten wonen, achterlijk en van het fijn stof dat ze uitstoten krijgt men hartinfarcten. Auto's zijn niet langer voertuigen maar wel machines die de armen ziek maken en die hen derhalve arm houden. En ook de bezitters van de auto's hebben van hun schijnvoertuigen geen enkel nut, ook zij worden er ziek van en zij verarmen. De enige speler die er voordeel bij heeft, is de staat, maar maak u geen illusies: ook de staat is slechts een tussenspeler, een machteloze tussenspeler...
- Hoezo?
OvT: Mensen met macht laten zich niks gelegen zijn aan politiek, wetenschap, industrie, handel of wat dan ook; zij zorgen er slechts voor dat alle sleutelposities bezet worden met marionetten of huurlingen, mensen die uiteindelijk zijzelf betalen ofwel straffen. Zij worden middels het geldsysteem volledig voorgeprogrammeerd en dat is ook wat vandaag op school gebeurt: het puntensysteem is de voorloper van het geldsysteem. Niemand kan punten uitdelen aan wie er een tekort van hebben en in die zin is het puntensysteem zelfs nog volmaakter dan het monetair systeem want de caritas werd alvast in theorie nog niet verboden. Verwerft een kind veel punten op school, dan krijgt het een diploma en wordt het naar een bepaalde inkomensklasse gekatapulteerd. Wordt een kind op school gebuisd, dan moet het zonder diploma verder en dan belandt het vaker in de werkloosheid ofwel in de kaste van de lage loontrekkers, die echter dikwijls bijzonder hard werken, grote gezondheidsrisico's lopen, weinig tijd en middelen overhouden voor de opvoeding van hun eigen kinderen. En zo planten zij zich voort van de ene generatie op de andere: enerzijds de rijkdom en anderzijds de armoede.
- Wat is er dan fout?
OvT: Gij hadt het mij heel wat makkelijker gemaakt als gij gevraagd hadt wat er dan goed ging! Maar laat ik eerst zeggen dat ik er heel wat ouders van verdenk dat het paradoxaal genoeg dat boosaardige is dat ze van de goede school verwachten: de transformatie van kwetsbare kinderen tot overwinnaars, harde werkers die het eigen gelijk en het voordeel voor zichzelf nastreven, als het moet ten koste van de rest, de zogenaamde losers. En misschien is dat wel wat er fout gaat: de mensen hebben de scholen die zij wensen!
- Maar bedoelt gij dan...
OvT: Dat de mensen niet weten wat goed voor hen is? Inderdaad, zo zoudt ge het wel kunnen stellen! De mens is van nature egoïstisch, het is pas de cultuur die hem beter maakt. Maar de cultuur is geen product van de massa want het betere is altijd veel zeldzamer dan het kwaad. De beste muziek wordt gecomponeerd door de uitblinkers onder de componisten en allerminst door jan en alleman. Uitvindingen zijn geschenken van uitzonderlijk begaafde en hardwerkende mensen, zij worden niet gevonden "onder de steert van een peerd", zoals Felix Timmermans het zou zeggen, die zelf een elitaire schrijver was. En ook de regels voor het moreel goede worden door hoogstaande ethici geformuleerd als een resultaat van vele generaties nadenken en proberen, soms zijn zij een bezinksel uit meerdere grote culturen, zij worden alvast niet door meerderheden goedgekeurd in ruziënde parlementen volgestouwd met zakkenvullers.
- Gij zijt gewis een tegenstander van onze democratie!?
OvT: Ha, daar hebt ge het! Het heilige huisje! De democratie op zich is niet slecht maar zij is verworden tot brood en spelen! Moet de meerderheid baas zijn? Mij best, maar dan vraag ik u of die meerderheid ook ontwikkeld moet zijn als zij de baas wil spelen? Uiteraard, zegt gij: bij de Grieken was dat immers ook zo, alle burgers participeerden aan het bestuur! Maar gij vergeet dan wel dat slechts tien percent van alle Atheners burgers waren, de overigen immers waren slaven! En zeg mij eens: wordt er democratisch gestemd over het al dan niet waar zijn van een stelling in de wiskunde? Wordt er democratisch gestemd over hoe groot een gebouw mag zijn vooraleer instortingsgevaar dreigt? Neen, zeker niet: die dingen zijn immers te belangrijk, zij vergen specialistenwerk! En het bestuur van een land of van een continent of van de hele wereld: is dat dan onbelangrijk? Het is nóg belangrijker dan al de rest, hoor ik u zeggen, maar specialisten acht gij daar wél overbodig en dát begrijp ik nu juist niet!
- Ontkent gij dan dat er gedebatteerd wordt in onze parlementen?
Ovt: Er wordt alvast ruzie gemaakt, zoals ik al zei, en als er discussie is, dan niet over de inhoud van de zaak maar over wat een wet moet kosten, want voor wat hoort wat: als ik uw wet erdoor help stemmen, dan helpt gij mij op uw beurt om mijn wet erdoor te krijgen; de inhoud van die wetten doet niet eens ter zake, zo gaat het nu eenmaal vandaag. En dan nog! Want stél eens dat er over een of ander onderwerp een ernstige discussie wordt gevoerd, dan vraag ik u wat men daarna doet? Erkent men de sterkste argumenten? En daarmee bedoel ik: legt men zich erbij neer als zijn tégenstander sterkere argumenten heeft? Dat zou ik immers nog wel eens willen zien! Men argumenteert en men argumenteert tegen met feiten of met verzinsels maar door de band met alle drogredenen die de redenaarskunst rijk is, en men doet dat met slechts één doel voor ogen, namelijk het gelijk binnenrijven, want het eigen gelijk ligt bij voorbaat vast, of niet? Of hebt gij het ooit al meegemaakt dat een liberaal concludeert dat een socialist die argumenteert dat men de armen moet ontzien, gelijk heeft? Andermaal: wat doet men na zo'n discussie?
- Men stemt over de wet...
OvT: Inderdaad, en wat betekent dat dan? Dat betekent dat men de argumentaties en dus de kwaliteit van wat gezegd werd nu eensklaps ondergeschikt gaat maken aan een kwantiteit, een meerderheid van stemmen! Ziet gij dan niet het absurde van die hele zaak? Beeldt u zich eens in dat ingenieurs deskundig argumenteren over hoe hoog een gebouw mag zijn vooraleer het instort en dat sommigen onder hen ook aantonen dat het niet hoger mag zijn dan honderd meter. En stel dat zij dan gaan stemmen over de kwestie of het al dan niet nóg hoger mag: waartoe heeft die deskundige expertise dan gediend? Inderdaad, tot niets: zij wordt belachelijk gemaakt door de democratie! En dat gebeurt vandaag in het parlement, maar ook daarbuiten, denk maar aan de tewerkstelling, of heb ik dat voorbeeld al een keer gegeven?
- Ik geloof het niet...
OvT: Studenten worden opgeleid in scholen en dienen hun kennis en kunde te bewijzen middels tientallen, zelfs honderden examens, af te leggen voor evenveel professoren. Dan presenteren zij zich op de arbeidsmarkt en daar beslist een of andere politiek benoemde nitwit of zij al dan niet bekwaam zijn voor een bepaalde job. Diploma's? Ouderwetse koek! Wij examineren op zicht en in een mum van tijd! En wat had ge dan gedacht van het principe van hetzelfde loon voor hetzelfde werk? Want als ik een ongediplomeerde bekwaam acht om psycholoog te spelen, bijvoorbeeld in een school, dan vindt die al gauw van zichzelf dat hij evenveel mag verdienen als zijn collega mét diploma, hij doet immers hetzelfde werk, zo vindt hij! En kom mij nu niet vertellen dat dit niet de gang van zaken is vandaag, of ik kom u tegemoet met namen en toenamen! Maar uitgerekend dát noemen ze vandaag democratie: iedereen mag aan bod komen, bekwaam of onbekwaam; iedereen heeft een stem en alle stemmen zijn gelijkwaardig, en of ze al dan niet kunnen zingen doet er helemaal niet toe, het eindresultaat is immers van geen tel meer. Ja, in dat schuitje zitten wij met onze zogenaamde democratie, en zij is zowaar een heilig huisje, een beschermelingetje van al diegenen die geheel onterecht maar dankzij haar in onze huidige samenleving de scepter zwaaien. Gij weet toch wie vandaag de westerse maatschappij bestuurt? Heb ik dat dan nog niet uitgelegd? Ik dacht het wel, hoor, maar kennelijk gaat het er maar niet in... De goede school, vraagt gij? De goede school! Waar is de tijd! Waar is de tijd!
(J.B., 29 juni 2013)
25-06-2013
Het gouden kalf en het Kerstekind
Het gouden kalf en het Kerstekind
Niemand die hem nog niet aan het woord hoorde want tussen zijn "EU, EU, EU" door, had hij steeds weer mededelingen te doen die alle EU-spaarders konden raken tot in het hart: Jean-Claude Juncker, al 18 jaar Luxemburgs minister-president en van 2005 tot 21 januari 2013 president van de Eurogroep (1), het orgaan dat zorg moet dragen voor het geld van de Europese Unie. Van hem zijn de woorden: "Als het er op aan komt, moet men liegen". (2)
Ook Thorbjørn Jagland (3), secretaris-generaal van de Raad van Europa sinds 2009, blijkt niet vies van wat dan toch heel sterk lijkt op puur boerenbedrog; deze Noor is namelijk ook nog voorzitter van het Nobelcomité dat de Nobelprijs voor de Vrede toekent en in die functie heeft hij in 2012 dan ook zijn eigen organisatie, om niet te zeggen zichzelf, op deze prestigieuze Oskar getrakteerd. (4)
Samen met de rest van de Europese leiders hebben deze lieden in de jongste tijden zaken gepresteerd waarvan menig dictator slechts kon dromen. Immers, zonder slag of stoot wisten zij elk van de Europese belastingbetalers ettelijke duizenden euro lichter te maken ten voordele van de allergrootste banken, die zelfs na deze gulle schenkingen nog jarenlang doorgingen met het uitdelen aan hun werknemers van miljoenenpremies en het ging heus niet alleen om CEO's: filiaalhouders van middelgrote kantoren ontvingen ter gelegenheid van hun pensionering zomaar eventjes 150.000 euro per persoon. Zwijggeld, zo zeggen sommigen, en ze dagen elkeen uit om maar eens een plausibele alternatieve uitleg te bedenken.
Maar die machthebbers van heden hebben hun sporen kennelijk al langer dan vandaag verdiend. Neem nu bijvoorbeeld de gewezen Fortis-beheerder, Maurice Lippens, broer van de burgemeester van onze meest luxueuze badplaats en kleinzoon van een oudere Maurice Lippens die van 1921 tot 1923 gouverneur-generaal was van Belgisch Congo, al na de regeerperiode van Leopold II. (5)
De Congolezen werkten er als slaven op plantages in dienst van de Europese markt en de familie Lippens palmde de suikerplantages in en maakte groot fortuin vandaag bestuurt Maurice Lippens overigens nog steeds Finasucre, een multinational met een jaaromzet van een half miljard euro. (6) Nog minder verkwikkelijk is dat in die tijd de zwarten het slachtoffer werden van allerlei gruweldaden van de kolonialen: verkrachtingen, martelingen, amputaties van de ledematen, onthoofdingen. In cijfers uitgedrukt, slonk de Congolese bevolking in die tijd van 20 naar 8 miljoen, wat wil zeggen dat een aantal mensen gelijk aan de huidige bevolking van België onder het juk van de kolonialen omkwam. (7)
Maurice Lippens wordt genoemd als eerste op een webstek over de door de PVDA voorgestelde miljonairstaks. Hij wordt geflankeerde door nog een zevental anderen: de redersfamilie Saverys zou 1 miljard euro bezitten; de asbestfamilie Emsens van Eternit (nu: Etex), verantwoordelijk voor vele duizenden kankerpatiënten (2 miljard euro); de staalreus Boël, bekend van Delphine (1 miljard euro); de familie de Spoelberch van brouwerij Stella Artois, nu Interbrew (13 miljard euro); ene Guy Paquot (meer dan 100 miljoen euro), ook genoemd in een schandaal met Nigeriaanse seksslavinnen in Denemarken in 2006; farmaciegigant Janssen (meer dan 600 miljoen euro) en Albert Frère (bijna 2 miljard euro). (8)
Eigenlijk moet men blind zijn om niet te zien dat zogenaamde zakenmensen twee gezichten hebben en zij maken fortuin middels wat in het dierenrijk 'mimicry' genoemd wordt. De klant is koning en hij wordt het hof gemaakt... totdat de buit binnen is; vervolgens wordt hij behandeld als leeggoed. Om multinationals zoals IKEA te bewegen tot beloften om af te zien van kinderarbeid in de productie van hun waren, hebben actievoerders jarenlang hemel en aarde moeten bewegen, en het valt nog steeds te bezien wat er van alle mooie beloften in huis zal komen. (9) Wij horen overigens ook heel wat banken uitbazuinen dat zij aan ethisch bankieren doen terwijl zij oververtegenwoordigd zijn in belastingparadijzen; het is het verhaal van Coca-cola dat naar eigen zeggen de strijd aanbindt met obesitas.
Het gouden kalf grijpt om zich heen, onderwerpt al wat menselijk is en zet het naar zijn hand: in functie van de maximalisering van de bedrijfswinst worden op straffe van honger derde wereldkinderen die zoals alle kinderen op school horen te zitten, gelijk slaven gedwongen te presteren in ellendige fabrieken, dag in dag uit. In de warenhuizen waar de producten worden verkocht, werkt het personeel aan minimumlonen volgens regels die hen niet alleen gebieden om correct te handelen maar bovendien om klanten in de ogen te kijken, naar hen te glimlachen en hen pret toe te wensen. Middels de dreiging van sociale uitsluiting welke het derven van een loon meebrengt, wordt het personeelslid eerst van zijn ziel beroofd en hol gemaakt; vervolgens wordt in het resterende omhulsel met de ondertekening van een gesofisticeerde gedragscode de bedrijfsziel ingeplant en zo leggen zich de werknemers tenslotte neer bij de eis zich als vrienden voor te doen jegens betalende klanten. Het verschil met prostitutie is geheel fictief.
Mensen ontzielen en hen herleiden tot robots die glimlachen op commando, is de prestatie bij uitstek van het gouden kalf dat aldus de wereld stelselmatig transformeert in een zielloze machine met het uiterst bedrieglijke uitzicht van een supermens of zelfs een god. De metamorfose beperkt zich niet tot het brute bedrijfsleven: zelfs van opvoeders van wie verwacht wordt dat zij kinderen weerbaar maken tegen dit soort van ontmenselijkende invloeden, wordt steeds vaker gevraagd dat zij toegeven aan de veronderstelde gemakzucht van de leerlingen teneinde hen als klanten te kunnen behouden in de eigen school en daarbij wordt hen op het hart gedrukt dat elke leerling anderhalf lesuur waard is.
Gestaag neem het volstrekt onpersoonlijke geldwezen aldus bezit van de gehele mensheid die letterlijk verdrongen wordt naar de marge van de maatschappij om daar in armoede te leven en zelfs om te komen, zodat te langen leste blijkt hoe inderdaad de armoede de prijs is die men moet betalen voor waarachtige menselijkheid. Eerst op dit punt aanbeland, toont zich de diepe waarheid van het christendom: de goddelijkheid kan zich pas redden middels het offer van zichzelf, het enig mogelijke resterende getuigenis van de naastenliefde.
(Jan Bauwens, 25 juni 2013)
Verwijzingen:
(1) Juncker werd opgevolgd door de Nederlander Jeroen Dijsselbloem. De Belgische vertegenwoordiger in de Eurogroep is momenteel Koen Geens.
'Pedagogische studiedag', zo
heet het jaarlijks diner met alles erop en eraan voor het
onderwijzend personeel: het begint met een kruidige groentesoep, dan
volgen het voorgerecht, de hoofdschotel, het dessert, ijs en koffie
met echt alles erop en eraan en dat voor een menigte van soms meer
dan honderd man. Uiteraard geen zelfbedieningstoestanden met dat
vervelende aanschuiven in de rij doch met personeel in overvloed dat
naarstig heen en weer rent en reageert op het geringste teken. "Nog
wat koffie voor mijnheer? Alstublieft! Lekker, mevrouw? Iemand nog
een stukje taart? Melk of room? Smakelijk mensen!" 'Pedagogische
studiedag', maar ik geef het u op een blaadje want ik heb het zelf
nog meegemaakt: als iemand het in zijn of haar hoofd zou halen om een
gesprek aan te vatten óver pedagogie, dan ging die vanaf dat
eigenste ogenblik over de tongen onder de verdenking van autisme of
nog erger.
Van wie hebben ze het dan
geleerd? - zo kan men zich afvragen, en dan belandt men bij de wetten
van de nabootsing die spellen dat de minderen het leren van hun
meerderen. Ze doen het met andere woorden ook zo bij de hoogleraren
en bij de politici, of wat had u dan gedacht? Zo bijvoorbeeld is een
begrotingsconferentie in de Wetstraat, mijnheer, mevrouw, niets meer
of niets minder dan een diner met alles erop en eraan: geen
zelfbedieningstoestanden doch personeel in overvloed dat reageert op
de geringste tekenen van behoefte en van nood en dit keer zonder
commentaar. Een stukje hertenbout voor zijne excellentie, champagne
voor mevrouw, een schepje truffels. En als iemand het in zijn hoofd
zou halen om te beginnen over de begroting... Geen blaadje papier is
er op de gigantische eettafel te bespeuren!
De minister van asiel heeft een
pluim gekregen van haar partij voor de teruggave van ettelijke
miljoenen euro (*), en sla mij dood als het niet waar is, maar ik vernam
onlangs van iemand die in een asielcentrum het eten opschept, dat de
mensen daar letterlijk op hun honger blijven zitten na de maaltijd.
Zij hebben tekort en wel in die mate dat het personeel dat tot voor
kort samen met de asielzoekers tafelde, voortaan het eigen pakje
boterhammen meebrengt naar het werk. Dat kan ook niet anders met een
maaltijdbudget van vier euro per persoon per dag. Eveneens geen
zelfbedieningstoestanden... om begrijpelijke redenen! En de ministers
glunderen, zij besparen immers, en dat doen zij terwijl zij dineren.
Een andere keer zal ik in detail
treden over de banketten zelf, want ook daar ken ik iemand die het
eten opschept, al is dat vanzelfsprekend een wel wat beledigende
uitdrukking ter omschrijving van de bediening van onze
regeringsleden.
"Houdt gij ze dom, wij houden ze arm!": samen sterk, de koning en de kerk, altijd hebben zij aldus het volk eronder gehouden. De kerk lijkt verdwenen maar haar functie wordt heden vervuld door de media die onder het voorwendsel van informatievoorziening onder meer de TV-kijkers naar hun hand zetten met leugens en frustraties.
In een VRT-reportage over armoede in Vlaanderen (1) vertellen leden van 'arme' gezinnen over hoe zij onder hun armoede lijden. Opvallend daarbij is dat de armen niet zozeer klagen over honger, kou en andere fysieke tekorten, maar veeleer gaan zij gebukt onder een soort van psycho-sociale stress welke voortkomt uit de vergelijking van hun toestand met die van anderen die het volgens de maatschappelijke normen beter hebben.
Zo spreken moeders over hoe zij hun schuldgevoelens jegens hun kinderen pas kunnen temperen door het overwinnen van de schaamte bij het betreden van de armenhuizen waar gratis voedsel wordt bedeeld en kinderen vertellen over hun frustraties op de eerste schooldag wanneer over de vakantiereizen moet worden verteld.
In de bewuste reportage worden die klachten als geheel gegrond voorgesteld, zodat aan de televisiekijker wordt geleerd dat geluk inderdaad een kwestie is van sociale vergelijking, wat een bijzonder politiek gekleurde en meer bepaald systeembevestigende stellingname is welke bovendien, net zoals de sociale ongelijkheid op zich, een vooruitzicht op 'geluk voor allen' aan het oog onttrekt.
Alvast minder kritisch ingestelde ouders die hun zomerreis nog niet geboekt hebben, zullen na het bekijken van de reportage die een spookbeeld creëert van een specifieke want ogenschijnlijk ongewilde vorm van kindermishandeling, in paniek schieten en vervolgens consumeren of zelfs overconsumeren: in hun ijver of is het naijver? - om verre reizen te bekostigen, sparen zij zich niet zelden het brood uit de mond, en is dat niet de échte want fysieke armoede met verminkende gevolgen? Is dat niet de kindermishandeling waarvoor zij in feite op de vlucht waren?
Dieper ingebed nog in deze consumptie- en concurrentiemaatschappij en daardoor bijna geheel onzichtbaar is het zo misleidende onderscheid dat wordt gemaakt tussen bedelaars en andere mensen, waaronder dan moet worden verstaan: enerzijds mensen die recht hebben op voedsel, onderdak en zo meer en anderzijds mensen die daar géén recht op hebben.
Dat er überhaupt mensen leven die helemaal géén recht hebben op leven, is een volstrekt immorele en sociaal waanzinnige gedachte die niettemin wordt gedeeld door principieel allen die de primordiale waarde van het geldwezen erkennen. Het geld immers dringt zich op als (de gelijke van) de rechten van zijn bezitters en derhalve ook als (de gelijke van) de plichten van de behoeftigen die, door de nood gedwongen, de grillen inlossen van wie zwaaien met de bankbiljetten. Het geldwezen schept ongelijkheid onder mensen door een corrumpering van de rechten en de plichten welke zich immers natuurlijkerwijze afstemmen op de menselijke noden en behoeften.
Een maatschappij die eerst het geldwezen schept en die daarmee derhalve een fundamenteel onrecht creëert om onmiddellijk daarna de mensenrechten op te richten en daarmee dan te gaan pronken, is openlijk hypocriet en haar logica is even pervers als belachelijk.
Staatszender die educatie voorwendt en die onder dat voorwendsel subsidies van de belastingplichtige eist: waar blijft uw opvoedend, relativerend en genezend commentaar dat de reisbehoefte aangekweekt wordt door die dolle consumptiementaliteit die sowieso elkeen ongelukkig maakt? Het commentaar dat tevens heel wat kijkers kon genezen van een illusoire armoede voortspruitend uit een absurde identificatie van geluk met afstompende concurrentie? Of is het naïef om dat nog te verwachten van media verworden tot tentakels van corrupte politici die het integrale staatsbestel aan private machtsconcerns onderwierpen?
(J.B., eerste zomerdag 2013)
Noten:
(1) Het betreft de panorama-reportage getiteld Arm Vlaanderen op Canvas d.d. 19 juni 2013. Zie: http://www.canvas.be/programmas/panorama/server1-4fb24d04%3A13d7c2bafba%3A-177e Nota Bene: met de vereiste beknoptheid werd deze kritiek naar de Panorama-rubriek 'jouw mening' opgestuurd maar hij verscheen tot heden niet.
11-06-2013
De slang die zichzelf in de staart bijt. Een beknopte beschouwing bij de Bilderbergconferentie 2013
De slang die zichzelf in de staart bijt.
Een beknopte beschouwing bij de Bilderbergconferentie 2013
Van 6 tot 9 juni 2013 werd de eenenzestigste Bilderbergconferentie i gehouden, dit keer in The Grove Hotel, een superluxueus golfparadijs in het Engelse Watford, een voorstad van London. ii Onder de honderdachtendertig deelnemers, hoofdzakelijk uit de zakenwereld en de politiek, zijn de twee Belgische bankiers Etienne Davignon en Thomas Leysen alsook een aantal buitenlandse bekenden zoals de Nederlandse koningin Beatrix, de Nederlandse minister-president Mark Rutte, EU-voorzitter José Barroso, de intussen negentigjarige Amerikaanse diplomaat, gewezen minister van buitenlandse zaken en Nobelprijswinnaar Henri Kissinger, de voorzitster van het Internationaal Muntfonds Christine Lagarde, de Italiaanse technocraat en politicus Mario Monti en de Amerikaanse gewezen CIA-directeur en oud-generaal die men zich herinnert van de oorlogen in Bosnië, Irak en Afghanistan, David Petraeus. iii De weinig gespecifieerde agenda draait rond onderwerpen die mensen met macht interesseren, zoals tewerkstelling, nationalisme, populisme, Amerikaanse buitenlandse politiek, medisch toponderzoek, online onderwijs, de EU, Afrika en het Midden-Oosten en enkele mediabonzen niet te na gesproken wordt de pers er duchtig geweerd, trouwens samen met alle onuitgenodigden. Zo is er het verhaal van de Nederlandse politicus Joseph Luns die in de jaren vijftig twee keer probeerde om onuitgenodigd op zo'n conferentie naar binnen te glippen maar die telkens weer naar de deur werd gebracht. Dat het hier wel degelijk om een samenkomst van de machtigen der aarde gaat, toont zich alleen al in het feit dat het gezelschap het voor mekaar krijgt om een algemeen vliegverbod te installeren boven de vergaderplaats men neemt aan om veiligheidsredenen, want wie daar een bom dropt, onthoofdt zowaar de wereld zelf. En daar gaat het nu precies om, om de kwestie of de wereld wel een hoofd moet hebben en hetwelke.
Misschien is het voor de conferentie wel nóg veiliger wanneer zij samenkomt op andere plaatsen en data dan deze die worden bekend gemaakt en misschien gebeurt dat ook wel maar dát zij bestaat, is een feit dat de participanten zelf kenbaar willen maken en wel om precies dezelfde reden waarom rijkelui hun rijkdom zo graag etaleren: in de veronderstelling dat onze verzorgingsstaat de mensenrechten garandeert en aan al onze basisbehoeften tegemoet komt, kunnen rijkdom en macht wezenlijk niets anders meer zijn dan onderling concurrerende uitstalramen want hedendaags geluk is een kwestie van sociale vergelijking en dat geldt evengoed voor de oppermachtigen.
De eerste conferentie samengeroepen door prins Bernhard vond in 1954 plaats in het Oosterveense hotel De Bilderberg. In feite was zij bekokstoofd door de anti-communistische Pool Joseph Retinger die wilde dat het na-oorlogse Europa weer betere maatjes werd met de V.S. terwijl het vrije Europa de V.S. beschouwde als bemoeizuchtig, oorlogzuchtig en al te anticommunistisch. Voor Amerika was het communisme toentertijd het kwaad zelf. iv
De geheimhouding van de samenkomsten had te maken met het feit dat politici van partijen die elkaar als het ware naar het leven stonden, gingen samenzitten om niet te zeggen dat ze gingen samenzweren: kwam dat aan het licht, dan zou het volk zich terecht verraden weten. v Het is immers een bekend gegeven dat zelfs de ergste tegenstanders worden verenigd door een gemeenschappelijke vijand en het is op grond van die waarheid dan ook maar een kleine stap naar de stelling dat het zich verenigen van de ergste vijanden pas kán gebeuren bij het verschijnen van een gemeenschappelijke vijand. Indien ook die laatste stelling waar bleek, dan zette zij een horrorscenario in gang dat wij kennen uit de marxistische klassentheorie welke inderdaad bevestigt dat leden van heersende klassen van ongeacht welke politieke of ideologische kleur samenzweren tegen wie zij overheersen. En er rest inderdaad maar weinig hoop voor wie in een dergelijke strijd aan het kortste eind trekken, afgezien van een Catalinarische actie die in feite onmogelijk kan worden geacht zonder een of andere bijzondere motor die alles doorheen de waanzin van het handelen tegen beter weten in, gaande houdt een motor zoals bijna uitsluitend een religie dat kan zijn.
En maken we nu een sprong doorheen de tijd, van de eerste naar de jongste Bilderbergconferentie, dan zien wij dat de vergadering van de machtigen inmiddels andere vijanden heeft of heeft gefabriceerd, want alleen al de vraag hoe objectief een vijand kan zijn, is geen sinecure. Niet langer de ideologie van het communisme is de vijand van het vrije westen, en niet alleen de liberalisering van Rusland en de intrede van het kapitalisme in China liggen daarvan aan de oorzaak. Veeleer moet men in ogenschouw durven nemen dat het Westen zelf dermate is veranderd dat het niet langer voor het vrije Westen door kan gaan en wel precies omdat externe dreigingen zoals die van het communisme inmiddels geïnterioriseerd werden in de vorm van een voortdurende en verregaande controle door de (westerse) wereld op haar burgers die zich daardoor van hun vrijheid beroofd voelen. vi
En dat blijft ook niet bij een louter gevoel omdat het wantrouwen van de heersers in het volk, het volk sowieso tot vijand van de heersers maakt en derhalve bestrijden de heersers wie zij overheersen: door ver doorgedreven controle van het volk, welke onmogelijk is zonder grootschalige middelen, die uiteraard eveneens bij het volk moeten worden gerecruteerd. Ten langen leste blijkt de vijand nummer één die hoe dan ook het ultieme thema van de Bilderbergers vormt, niet langer een of andere ideologie, religie of technische kwestie zoals de economie of de volksgezondheid, maar wel de geheel onzichtbare, onnajaagbare, onvindbare en derhalve onuitroeibare vijand, namelijk zichzelf.
Tegendoelmatigheid, hoofdthema van de Griekse tragedie, blijkt de tragiek van de werkelijkheid zelf: het streven verwijdert ons verder dan ooit van ons streefobject, de mens is een wolf voor zijn medemens, de hardste strijd die men moet voeren is de strijd met zichzelf. (*) Telkens weer leidt het leven dat aan de zwaartekracht ontsnappen wil, dat zich losmaakt van de aarde, dat uiteindelijk vliegt en zich zelfs transformeert tot bijna pure geest telkens weer eindigt het in uitgerekend datgene wat het zozeer ontvlucht. De slang bijt zichzelf in de staart, verslindt zichzelf, de cyclus is ten einde maar voor de wanhoop is er geen plaats en een nieuwe cyclus wordt geboren, het spel herbegint, onvermoeibaar, men zou zelfs denken: eeuwig.
Wanhoopsdaad na schandalisering door de kerk binnenkort niet langer bestraft met de hel?
Wanhoopsdaad na
schandalisering door de kerk binnenkort niet langer bestraft met de
hel?
Wanneer in een recent interview
met De Tijd en L'Echo kardinaal Danneels (*) zegt dat
hij het een positieve evolutie vindt dat staten vrij zijn om het
burgerlijk huwelijk open te stellen voor homo's als ze dat willen,
dan vertelt hij hiermee niets anders dan dat hij het verwerpelijk zou
vinden indien staten die vrijheid níet hadden dat ware immers in
strijd met de democratische beginselen. Edoch, dit verhaal zou geen
echt kerkelijk karakter hebben indien het zichzelf niet logenstrafte,
en kijk: de bisschop voegt er meteen aan toe dat het burgerlijk
huwelijk niet het échte huwelijk is en dat men er maar eens
een andere naam moest gaan voor zoeken en dat verhaal kenden we
al.
Misschien interessanter is dat
in dit licht bovendien klaarder blijkt dan ooit dat de kerk ook het
burgerlijk huwelijk tussen
hetero's onecht acht en hiermee treedt zij slechts het
middeleeuwse standpunt bij van de theocratie, de verwerping van de
scheiding tussen kerk en staat en derhalve de veroordeling van de
democratie ziedaar de dubbele tong.
De geestelijken worden eraan
herinnerd dat het huwelijk alhier gedefinieerd wordt door de wetten
van de staat en niet door een of andere religie. Willen godsdiensten
huwelijken met diverse namen discrimineren, dan is dat hun zaak, zij
dienen er enkel voor te zorgen dat zij binnen de perken blijven van
de wet. Misschien is de verwerping van de democratie daar wel net
over en kon zij beschouwd worden als een daad van terreur. Trouwens
net zoals de kerkelijke veroordeling van homo's die alvast ten tijde
van het almachtige katholicisme talloze onschuldigen tot zelfmoord
dreef alweer een daad die de kerk bestraft zag met het hellevuur.
Maar ook voor het aanzetten van tallozen tot zelfmoord wordt de
clerus nog steeds niet gestraft, al moet gezegd dat Danneels in
hetzelfde interview verklaart dat de kerk evolueert in haar houding
tegenover suicide!
(Jan Bauwens, 1 juni 2013)
(*) De bisschop van de
Vangheluwe-tapes en van de procedurefouten welke hem en de zijnen
buiten vervolging stelden in talloze pedofiliezaken. Uiteraard kreeg het bewuste bericht dankzij ondermaatse journalistiek geheel nieuwe betekenissen... - zie: http://nieuws.vtm.be/binnenland/48822-danneels-openlijk-voor-homohuwelijk
27-05-2013
De hoofddoek en de vrijheid
De hoofddoek en de vrijheid
Zoals een duivel in een
wijwatervat, zo spartelen dezer dagen diegenen die het
hoofddoekenverbod willen handhaven voor ambtenaren in functie:
aanvankelijk argumenteerden zij samen met bekende zich
sociaal-democratisch achtende ethici dat religieuze symboliek het
neutraliteitsprincipe zou schenden en vandaag ontkennen zij bij monde
van bekende liberalen in de krant dat het met religieuze symboliek
ook maar iets te maken heeft.
Alleen al het verwisselen van de
ene argumentatie door een andere, waarbij de eerste tevens meteen
wordt gelogenstraft, verraadt de oneigenlijkheid ervan: de eigenlijke
argumenten worden hier uiteraard verzwegen en dat zij de openbaarheid
schuwen, verklapt ons reeds dat zij niet kunnen.
In een 'opiniestuk' in De
Morgen van 27 mei 2013 schrijft Dirk Verhofstadt dat het verbod
op de hoofddoek niets te maken heeft met religieuze symboliek maar
alles met zogenaamd harde principes die te maken hebben met de
gelijkheid tussen de geslachten welke zou geschonden worden door de
islam en tevens door zijn tegenstanders in dezer die zich uit
politiek opportunisme bij de hoofddoekdragers zouden aansluiten.
Aangezien hij beweert dat de
hoofddoek niet als religieus symbool verboden dient te worden doch
als symbool van vrouwenonderdrukking, terwijl hij tevens beweert dat
hier allerminst een religie wordt geviseerd, verkondigt Verhofstadt
zodoende impliciet dat alle draagsters van een hoofddoek daartoe
verplicht worden door mannen die hen zodoende onderdrukken. Dat dit
een volstrekt absurde stellingname is, merkt iedereen meteen.
Ofwel beschouwt men de hoofddoek
als een louter kledingstuk en dan kan elkeen het dragen in volledige
vrijheid, ofwel verbiedt men het en zadelt men het voorheen neutrale
ding op met een politieke lading: men bestempelt het dan hetzij als
een religieus symbool, hetzij als een symbool van onderdrukking
zonder meer, terwijl de betreffende kledij dit echter nooit echt kan
zijn zonder dat zij ons eerst áls kledij ontvreemd wordt.
Het verbod op het dragen van een
hoofddoek, verandert niet alleen de mogelijke oorspronkelijke
betekenissen van dit voorwerp die daaraan door iedereen in volle
vrijheid kunnen worden toegekend, zoals beschutting tegen kou,
bescherming tegen stof en afscherming van steelse blikken van
vreemden op openbare plaatsen een hoofddoekenverbod vernietigt de
hoofddoek ook als kledingstuk zonder meer en verplicht elkeen er géén
te dragen. Het is met andere woorden volstrekt onmogelijk om ongeacht
welk uniform te weren zonder dat die wering zelf tot uniform wordt,
zoals het ook naïef ware te geloven dat men alle kapsels kon
verbieden door de kaalkop te verplichten omdat dan uiteraard de
kaalkop tot het obligate kapsel wordt.
Van vrijheid kan helemaal geen
sprake zijn waar elkeen alleen maar tussen zijn eigenste vier muren
mag doen hetgeen hij wil omdat, zoals ooit de joden in hun zo
verregaande doch even noodzakelijke zelfspot zongen, ook de gedachten
sowieso vrij zijn, terwijl allerminst onze dromen de werkelijkheid
grondvesten niemand kon een ander immers ooit verbieden om te
dromen. Vrijheid is er pas waar men gelegenheden schept waarbij
mensen hun dromen eventueel met elkander kunnen delen, en daartoe
wordt uiteraard vooreerst verwacht dat elkeen zijn eigen droom zowel
ongeremd als ongedwongen aan anderen mag en kan mededelen: waar men
zijn kaarten niet op tafel kan leggen, waar men zichzelf weg moet
steken, daar kan van vrijheid nimmer sprake zijn. En even belangrijk
is uiteraard dat geen mens ertoe verplicht wordt om kleur te bekennen
of, erger nog, om zijn of haar kapsel aan wildvreemden te laten zien.
Over het zogenaamde "aanvaardbaar aantal slachtoffers"
- Waarom, zo vroeg verontwaardigd de vader van zes kinderen die hopelijk geen kanker krijgen van het gif dat in de onmiddellijke nabijheid was ontsnapt: waarom wijst niemand ons van hogerhand op het gevaar dat ons kroost hier loopt? Er zijn toch zeker wel wetenschapslui die deze dingen ten gronde vatten en die de ernst van de zaak beseffen? Waarom spreken deze lieden niet wanneer politici ons gebieden onze kinderen terug naar school te sturen terwijl de klaslokalen palen aan de besmette en verboden zone?
- Mijnheer, zo antwoordde hem de koster die zopas de dodenmis gezongen had voor het unieke slachtoffer van de ramp: overschat gij het altruïsme van de mensen niet een beetje? Net nog vertelde de pastoor het in zijn preek dat dagelijks twintigduizend kinderen van honger moeten sterven terwijl zij te redden zijn met een euro 't stuk: hebt gij, als waarnemer en hoofd van een gezin en derhalve goed geplaatst om de ernst van het onheil in te schatten, er ooit al aan gedacht om er al was het maar een tweetal voor uw rekening te nemen?
- Dat lost de zaak niet op, antwoordde de vader nu ineens wat minder streng.
- Dat is inderdaad de redenering, zei de koster, die ook diegenen die gij daar vernoemt, voltrekken. Wetenschappers zien de zaken groot: uw kind daar in dat klaslokaal, ofwel het mijne: een zeker percentage van de mensen krijgen kanker, niemand is gevrijwaard van risico's. Wetenschapslui worden betaald om het dodencijfer te doen zakken maar ge begrijpt ook wel dat een mens een beetje geluk moet hebben in het leven: dat zal altijd een beetje gokken blijven.
Het is een weliswaar natuurlijke realiteit maar dan een waar wij maar moeilijk aan wennen kunnen: het soortbehoud maalt niet om het zelfbehoud; de enkeling blijkt maar van weinig tel, hij lijkt vervangbaar en wordt prompt opgedoekt als dat ook maar een beetje nuttig is voor het geheel. Het soortbehoud is ermee gediend van zodra vaststaat dat, om maar iets te zeggen, het gros der mensen overleeft. Dat een minderheid het niet haalt en wie dat dan wel mogen zijn, is alvast op dat vlak van geen tel. De soort gaat door en daarmee is de kous ook af voor de natuur.
Het recht van de sterkste is in precies hetzelfde bedje ziek: het is natuurlijk maar tegelijk onmenselijk en daarom ook zijn al wie geloven dat zij de natuur een handje moeten toesteken, echt niet goed wijs. Hitler die dacht dat hij maar best kon helpen met het uitroeien van de zwaksten en zoveel hedendaagse praatbarakken die geloven dat zij de wereld rijker en gezonder kunnen maken met het infertiliseren van de armsten en het euthanaseren van de zwaksten: zij hebben geen begrip van de humaniteit achter de wetenschap die immers de zieken niet doden maar daarentegen sparen wil door niet hen zelf doch de ziekten uit te roeien en die niet de armen tot haar vijanden rekent doch elk politiek systeem dat armoede en klassenvorming in de hand werkt.
Het christendom als enige leer werkt het onrecht tegen dat de natuur zo vanzelfsprekend in de wereld binnenbrengt omdat Christus nu eenmaal de natuur beheerst, en dit in tegenstelling tot de mens die aan de duivel macht gegeven heeft door hem gehoorzaamheid te bieden. In seculiere termen zeggen wij dat zonder zweet en tranen de menselijke heerschappij over de dingen niet herwonnen wordt. Arbeid in het zweet des aanschijns is een christelijke plicht voor wie onrecht verfoeien en rechtvaardigheid nastreven, ook in deze wereld.
Derhalve is het louter in statistische termen denken over onze naaste, mensonwaardig en is elk slachtoffer er sinds Abrahams ontheffing van de plicht tot het brengen van mensenoffers, ook eentje teveel. En dit mag geen formule zijn die ons ervan ontslaat om ook nog te doen wat wij beloven: wij dienen elke mens als onaantastbaar te beschouwen en alleen de onpersoonlijke natuur kon zich verschonen met het argument dat het voortleven der soort nu eenmaal mensenoffers vergt. Ook voor één schaap laat de herder zijn kudde achter en waagt hij zijn leven in het onherbergzame: hij keert niet weer totdat hij het verloren schaap gevonden heeft en dan is er meer vreugde om dat ene dan om de negenennegentig andere.
In het herleiden van mensen tot hun hoeveelheid, geeft men aan alle enkelingen een rangnummer en zelfs dát verdwijnt van zodra zij in een verzameling werden gedropt: doordat zij geteld worden, tellen zij niet langer mee, wordt hun belang ondergeschikt aan dat van de groep, gaat een kwantiteit prevaleren op een kwaliteit en, meer nog dan dat, gaat het telbare het onschatbare verdonkeremanen: de mens verdwijnt onder zijn nummer, de persoon wordt opgeslokt door een blinde bende welke die leider volgt die elkeen tot zijn nummer heeft gereduceerd zodat iedereen perfect vervangbaar is geworden.
De idee van de principiële vervangbaarheid van elke persoon schuilt ook achter de wens van sommigen om een plan te smeden waarmee zij dan de wereldbevolking binnen door hen vastgestelde perken zouden houden, en zij proberen hun zin te krijgen door wat zij wenselijk achten voor te stellen als noodzakelijk, zodat ze met alle mogelijke middelen trachten om iedereen het refrein van de overbevolking te doen zingen. Paradoxaal genoeg schuilt de idee van de vervangbaarheid van de enkeling of dus de idee van de kwantificering van de mens ook achter de wens tot de zogenaamde kwaliteitsverbetering van de soort of de veredeling van het ras welke men zich zal herinneren uit het tijdperk van het nazisme. Nu reeds zijn er megalomane lieden die zich als geleerden en als wijzen profileren en die, schermend met de wetenschap en de ethiek die zij feitelijk verkrachten, demografisch getinte plannen koesteren van puur neonazistische makelij. Dat die koers binnen de kortste keren recht naar nieuwe vernietigingskampen voert, leidt niet de minste twijfel: in plaats van het lastige wetenschappelijke vorsen naar het terugdringen van zwakheden, ellende en ziekten, verwisselen bepaalde demagogen deze tekorten met de mensen zelf die eraan lijden en zij roeien dan niet de ziekten uit doch de zieken zelf, niet de armoe doch de armen, niet de ellende doch dezen die daaronder gebukt gaan, zoals ook de natuur dat doet die immers even onpersoonlijk en derhalve even onnadenkend en ook even immoreel te werk gaat.
De uitspraak dat elke dode is er een te veel is, aanwenden als een vrijbrief om dan te kunnen zeggen dat het aantal doden werd beperkt tot één, is een gang van zaken met een bijzonder valse noot precies omdat daarin, zoals elkeen die bij zijn zinnen is ook aanvoelt, personen tot cijfers in statistieken zijn herleid het is alvast geen zaak die men moet vieren. Geen mens immers zal bij het verlies van een kind worden getroost met de verklaring dat niet meer mensen een kind verloren en derhalve is slechts de rouw gepast en vinden alleen dwazen in die verklaring redenen om te feesten.
De ganse westerse samenleving wordt heden met het sluipend gif van de ontmenselijking bedreigd en niet een tekort aan wetenschappelijke kennis is daarvan de oorzaak doch een klaarblijkelijk gebrek aan empathie of noem het naastenliefde. En dat is ook niet te verwonderen in een maatschappij die in feite helemaal niet samenleeft de ene voor de andere omdat de motor ervan concurrentie is of onderlinge strijd, wat op zijn minst betekent dat de ene leeft ten koste van de andere of dat, heel letterlijk, de ene zijn dood ook de andere zijn brood betekent.
Dat zo'n maatschappij, net zoals al haar onderdelen, feitelijk werd herleid tot een louter instrument in handen van wie sterker zijn, spreekt dan vanzelf, en het volstaat voortaan dat dit instrument ook functioneert zoals ongeacht welke agent: een klerk, een verpleger of een slachter. Elk onderdeel is vervangbaar, elkeen werd tot zijn job herleid en voortaan is alles maakbaar: de mens geldt als een louter voortbrengsel van de maatschappelijke machine en alles naast zijn maatschappelijke functie is niet slechts ballast, het wordt bovendien bestempeld als gevaarlijk.
Of er een voetpad komen moet op een welbepaalde plek, is nu geen zaak meer van zorg voor de medemens, het is een loutere geldkwestie; een kosten-batenanalyse heeft het laatste woord en hetzelfde geldt voor alle andere maatschappelijke voorzieningen. Maatschappelijke voorzieningen: zoals de uitdrukking zelf het zegt, voorzien zij allerlei zaken voor de maatschappij en als een enkeling daar baat bij heeft, en hij gelooft daaruit te mogen besluiten dat er voor hem wordt gezorgd, dan vergist hij zich alleen maar kostelijk. Sommigen gaan in dat in feite geïnduceerde zelfbedrog zo ver dat zij geloven dat er voor hen wordt gezorgd waar zij door het systeem worden geëlimineerd.
De grote ramp voltrekt zich daar waar het systeem de mens buiten spel zet, hem het zwijgen oplegt of hem verbergt onder allerlei oneigenlijke spektakels. Waar men erin slaagt het protest voor te zijn als men 'vergeet' te rouwen om één mens, moet men goed beseffen dat het de ziel is van de mens zelf die men vertrappelt. Men kan geen abstractie maken van een enkeling of van een minderheid onder het voorwendsel dat de meerderheid wel buiten schot blijft, zonder de mens als zodanig geweld aan te doen en waar die waarheid niet begrepen wordt, is dat alleen hieraan te wijten dat het niet langer mensen zijn die met haar afrekenen. Wie van één mens abstractie maakt, doet dat ten koste van zijn eigen hart, en harteloosheid is dan ook wat men verwijten kan aan instellingen die niet gekerstend zijn en die niet weten hoe de goede herder handelt.
Spreken van een aanvaardbaar aantal slachtoffers is spreken van een berekend risico en dat is op de keper beschouwd ook spelen met het leven het eigen leven of, erger nog, dat van anderen. Aan elke handeling zijn risico's verbonden maar waar zelfs onnodige risico's worden gebanaliseerd is vergeving zonder twijfel niet meer mogelijk. Wanneer men plastics die niet afbreekbaar zijn gaat produceren, dan beseft men ook heel goed dat elke liter giftige grondstof die daartoe wordt aangewend ook in het milieu terecht zal komen en daar onszelf maar ook en vooral onze kinderen belaagt: dat is niet zomaar een risico op vergiftiging vergiftiging is daar reeds een feit. Om in dat verband dan maar eens te verwijzen naar de giframp van 4 mei 2013 te Wetteren waarbij 300 ton acrylnitril in het milieu terecht kwam, moet men tegelijk beseffen dat de jaarlijkse wereldproductie van die grondstof zich situeert in de orde van enkele tientallen miljoen ton.i Vrijwel al onze moderne instrumenten zijn middels dat gif geconstrueerd en het belandt vanzelfsprekend vroeg of laat (en in onze wegwerpmaatschappij veeleer vroeg dan laat) bij het afval: in de lucht, in de bodem, in de zee, zelfs in de ruimte. Dat die afvalberg niet gering is, blijkt uit recent onderzoek dat tevens waarschuwt dat wij deze zaken in de vorm van micropartikels met onze voeding naar binnen werken waar zij in de kern van onze cellen huis gaan houden. In het jaar 2010 werd 250 miljoen ton plastic geproduceerd ii Geloof het of niet, maar het is dezelfde chemische industrie die de strijd aanbindt tegen kanker, of die er dan toch munt uit slaat waar hebben we dat nog gehoord?iii
Het zijn vandaag beleggers die bepalen wat aanvaardbaar is, wat een aanvaardbaar aantal doden is, wie waardevol zijn en wie moeten verdwijnen het zijn vandaag beleggers die dat bepalen omdat beleggers slaven van hun hebzucht zijn, dienaren van het gouden kalf dat ons allen naar het leven staat. Tegen de tijd dat wij dat ook echt gaan beseffen, is het misschien al lang te laat.
Struisvogelpolitiek: de verlokking van de zekerheid is die van de dood. Enkele beschouwingen bij de hardnekkige neiging tot minimalisering van het gevaar bij de Wetteraars in de week na de giframp van 4 mei 2013.
Struisvogelpolitiek: de verlokking van de zekerheid is die van de dood.
Enkele beschouwingen bij de hardnekkige neiging tot minimalisering van het gevaar bij de Wetteraars in de week na de giframp van 4 mei 2013.
Vaak danken godsdiensten hun succes aan het feit dat zij mensen daarvan overtuigen zekerheid te kunnen bieden op punten waar men tegenover zichzelf in alle eerlijkheid moet bekennen in het ongewisse te verkeren. Niemand weet wat er met hem of haar na de dood gebeuren zal aangezien behalve Odysseus, Aeneas, Herakles, Orpheus en Theseus niemand ooit uit de onderwereld wederkeerde.i In de religies daarentegen verschijnt menige heilige na zijn of haar dood aan de stervelingen met waarschuwingen of met goede raad en men kan de sinten ook aanroepen om gunsten te bekomen. Niet de waarheid maar daarentegen het bedrog maakt het geloof in leven na de dood aantrekkelijk, althans voor hen die weigeren het leed te dragen dat elke waarheid vergezelt want, zoals Prediker het zegt: "in veel wijsheid is veel verdriet, en die wetenschap vermeerdert, vermeerdert smart".ii In het onvermogen om rechtstreeks zichzelf te beliegen, koopt de mens zijn zoete leugens van zijn naaste die dan met de last van het liegen zijn brood verdient. Priesters klaren de klus in onze plaats: zij bezweren de harde werkelijkheid, verjagen haar en voortdurend houden zij de wacht waar zij weer op kan duiken, het is een nimmer eindigende strijd en om die reden eerbiedigen wij onze herders ook, zij behoeden ons - niet voor de leugen doch voor de koude douche die de waarheid aanrichten kon in onze ziel als zij niet met illusies werd omfloerst. Priesters, maar ook andersoortige winkeliers zoals verzekeraars, bankiers en politici.
Geen politicus kan het zich veroorloven om de vragen van zijn kiezers te beantwoorden met: "Ik weet het niet". Net zoals goden dienen ook politici alwetend te zijn en wie die goddelijke alwetendheid durven te beproeven, zullen zoals Tantalus gekweld worden tot in de eeuwigheid.iii De politicus verhoudt zich in dat opzicht tot zijn kiezer zoals de vader tot zijn kind: papa dient op alle vragen een antwoord klaar te hebben, hij twijfelt nooit, hij kan alle problemen oplossen, het kwaad bezweren, het kind beschermen voor boosdoeners en voor elk ander onheil. Een vader immers die daartoe niet in staat is, waarborgt geen toekomst en verdient derhalve ook geen kroost.
Alleen zijn priesters en politici geen vaders en in tegenstelling tot de echte vaders die het eigen leven offeren voor hen die dat nu eenmaal verder moeten zetten en die dan aan dat moedige offer de titel van het vaderschap ontlenen, zijn wereldlijke leiders van een kudde daarentegen dikwijls enkel uit op eigenbelang en winst ten koste van diegenen die hen volgen. Overigens doen ook de volgelingen dat vaak veeleer in (schuldige) naïviteit dan in (onschuldige) kinderlijkheid. De goede herder laat zijn kudde achter en begeeft zich in het onherbergzame om één verloren schaap te redden terwijl de politicus het van de meerderheid moet hebben die bovendien maar al te vaak bedrog verkiest en het dan ook krijgt, precies ten koste van het goede. En voor wie graag zouden geloven dat kwade wil die stelling schraagt, dient opgemerkt dat die kwaadaardige perversie allang doorgedrongen is tot in ons onderwijs: op leraarsvergaderingen worden leerkrachten schaamteloos door schooldirecties aangemaand om gul te quoteren met het oog op het behoud van het leerlingenaantal dat immers borg staat voor de tewerkstelling van het personeel. Deze lui geringschatten de kinderen die hun zijn toevertrouwd, zij gaan er immers van uit dat kinderen het gemak zoeken en ze zijn ook bereid om dat te bieden ten koste van wat goed is voor hen omdat zij hen niet beschouwen als ultieme levensdoelen doch als klanten aan wie wat te verdienen valt.iv
Leiders mogen geen zwakheden tonen en als zij desondanks zoals elk ander sterven, dan dient hun dood als een verrijzenis te worden opgevat, zo immers leven zij verder in hun kudde. Dat klopt ook voor fysieke ouders en voor al wie het goed menen met diegenen aan wie zij het beste van zichzelf hebben gegeven. Maar het is uiteraard een gemene leugen van wie aan hun kinderen dat voedsel hebben voorgezet waarvoor zij zelf de neus ophaalden.
De illusie van zekerheid heeft jammer genoeg doch geheel overeenkomstig de wet van de rechtvaardigheid de bijzonder hoge prijs die zij met elk bedrog gemeen heeft. Zekerheid stelt het gemoed gerust en verlost ons van de lastige waakzaamheid maar meteen ontneemt ze ons onze veiligheid. Het gaat om een illusie die ons leven in gevaar brengt en die ten langen leste doodt terwijl wij het ongetwijfeld anders willen. Het bedrog der zekerheid is een dure drug waarvoor men niet zelden met zijn leven zelf betaalt terwijl de enige zekerheid die is van de dood. Zelfs het louter fysieke leven is een onophoudelijk streven naar evenwicht terwijl het perfect bereiken van die homeostase het levenseinde inluidt. Wij bestaan bij de gratie van een onmogelijk evenwicht dat niettemin het doel moet zijn van elk verlangen en bewegen en wie zekerheid verkopen, die hebben voor wie de waarheid zoeken niets te bieden omdat waarheid en zekerheid elkaar nu eenmaal bannen. In het niet kunnen aanvaarden van de waarheid of dus in de moedwillige keuze voor het bedrog geeft men zich over aan de leurders met het zogenaamde Onbetwijfelbare.
Altijd is het dodelijk voor de ziel om hen die zekerheid te koop aanbieden toe te laten in het eigen leven maar soms ook is het dodelijk zonder meer om dat te doen. Er zijn religies die zelfmoordaanslagen aanprijzen en die aan wie ze ook voltrekken, de zekerheid bieden van een riante beloning in een hiernamaals, terwijl geen toeschouwer van die jammerlijke gebeurtenissen iets anders observeren kan dan vernieling en dood. Een welbepaald geloof wordt vereist teneinde aanspraak te kunnen maken op een welbepaalde zekerheid: waar in Gods naam is de logica gebleven in die zin? Profeten pretenderen zekerheid te bieden maar ook bepaalde lieden die geloven in de wetenschap, doen dat wanneer zij de grenzen van hun kennen en hun kunnen uit het oog verliezen. Politici liegen uit zelfbehoud: hun machtsvertoon is nodig voor de continuering van hun invloed bij het volk, dat bevestigt dat hetgeen zij voorliegen de waarheid is en zo koesteren zij elkaars bedrog, welhaast met dezelfde perfectie waarmee verliefden zich verblinden.
Jammer genoeg voor wie het anders wensen doch andermaal geheel overeenkomstig de rechtvaardigheid, houden de wetten der natuur geen rekening met onze dromen: de valwet zorgt ervoor dat het glas dat men ter hand neemt, valt en versplintert van zodra men het weer loslaat en gebeurt dat niet, dan kan men er donder op zeggen dat men droomt. De wetten die het samenspel van de atomen, van de moleculen en van alle stoffen in de kosmos regelen, hebben eenzelfde rigiditeit; zij zijn nog meer onvermurwbaar dan de schimmen in de onderwereld en hun oversten, Hades en Persephone, die bij het aanhoren van de lier van Orpheus die afdaalde in het graf van zijn Euridicè om haar terug te halen, weenden en besloten om aan de ongelukkige nog een kans te geven, welke hij helaas verspeelde. Zullen de natuurwetten voor de struisvogels een uitzondering maken?
Bij de giframp van Bhopal kwam veertig ton cyanide vrij, bij de giframp in Wetteren was de hoeveelheid gif nog groter. In Bhopal kregen in de daarop volgende jaren zowat een half miljoen mensen kanker door besmetting van de lucht, het water en de bodem en vijftienduizend van hen stierven.v
Helaas treedt bij zo'n grote rampspoed steeds weer een verdwazing op omdat onze hersenen veel te licht zijn om dat kolossale ongeluk te dragen. Dat was bijvoorbeeld ook het geval in Tsjernobyl toen zich daar een nucleaire ramp voltrok: ondanks de enorme wetenschappelijke expertise van Rusland, een van de meest vooraanstaande atoommogendheden in de wereld, werd pas tien dagen na het ongeluk besloten tot de evacuatie van honderdvijfendertigduizend omwonenden in een straal van dertig kilometer. Vele duizenden mensen en dieren in heel West-Europa stierven in de eerste dagen en weken na de aanvang van de catastrofe en een onschatbaar aantal kregen en krijgen nog steeds kanker.vi
Mensen zijn onderhevig aan psychische, sociale en nog andere druk en onfeilbaarheid is niet van deze wereld, wat uiteraard vergeeflijk is, en zo kon er ook bij de ramp in Wetteren een dode vallen: een man die stierf door blauwzuurdampen die zich bij de bluswerken hadden gevormd, die in het rioolwater terecht kwamen en die her en der uit de putten opstegen, de huizen naar binnen drongen en tekeer gingen zoals een sluipmoordenaar. Onvoorzien en onvoorspelbaar wegens de aanwezigheid van nog een totaal vergeten rioleringsnetwerk uit vervlogen eeuwen. Entropie is chaos: men weet niet door welke kanalen de gemeente ondertunneld wordt en hoe het gas rondwaren zal, op welke plekken het de bodem zal doordringen, de planten zal besmetten en het water zal vergiftigen voor mens en dier. In de buurt van enkele waterputten te Schellebelle, op kilometers van de ramp vandaan, vonden passanten kadavers van katten en van vogels. De meettoestellen die pas dagen na de ramp werden besteld in het buitenland, maten her en der verschillende waarden; in de riolering, in de bodem, in het regenwater dat werd opgevangen. Waarden die tot acht keer de dodelijke dosis bedroegen en regenwater waarvan werd gezegd dat het 'lichtjes' gecontamineerd was, wat dat ook mocht betekenen. Vakkundige rapporten die vandaag elkeen op het internet kan vinden, waarschuwen ervoor dat kleine kinderen sterven aan dosissen van het bewuste gif die voor volwassenen slechts lichte irritatie veroorzakenvii, wat ook te begrijpen is aangezien de giftigheid onder meer te maken heeft met de verhouding van het ingenomen gif tot het lichaamsgewicht van de slachtoffers. Bovendien krijgen wezens die dichter bij de aarde lopen, zoals kleine kinderen, meer toxines binnen omdat gifgas zwaarder is dan lucht, het kruipt, het zoekt de diepten op zoals ook water doet en soms blijft het daar zitten omdat een deksel de verdamping verhindert ofwel lost het op in water dat de aarde doordrenkt en dat steeds dieper in de bodem sijpelt, verdampt, opgepompt wordt voor irrigatie en consumptie of in de waterwegen loopt en zich verspreidt. Driehonderd ton van dat goedje kan niet zomaar verdwijnen, want over die gigantische hoeveelheid gaat het. En toch is dat niet eens de helft van wat zich dagelijks beweegt over het spoor in Vlaanderen: de Nederlandse fabriek waarvan het bewuste acrylnitril afkomstig was, produceert er 750 ton van elke dag.viii
Weliswaar is het kwaad reeds geschied in de eerste uren na de ontsporing van de bewuste ketelwagons: wie in de buurt van de brand met open ramen sliep, zal eerlang heel waarschijnlijk hinder ondervinden, het gaat immers om een bijzonder kankerverwekkende stof. Maar naast dat acute gevaar is er uiteraard ook nog de sluimerende impact van het gif op langere termijn want zoals eenieder kan voorspellen, maken vele kleintjes een groot: de blootstelling aan een geringe hoeveelheid gif gedurende vele dagen, maanden, jaren, zal alras het kwaad van een ogenblikkelijke en grote vergiftiging evenaren. Onze metingen zijn negatief, zo zeggen het de experts op het veld, maar metingen zijn en blijven momentopnamen, terwijl de gigantische massa gas een eigen weg gaat, nog meer verborgen dan in die eerste dagen waarin het op een onverwachte plek aan de andere kant van Wetteren aan het moorden ging. Regenputten en waterputten zijn wat uit de tijd maar meer senioren kunnen nog getuigen hoe toentertijd meermaals de regenput waarin een man afdaalde, veranderde in zijn graf omdat zich daarin gas had opgehoopt, gas dat zwaarder is dan lucht en dat de diepte zoekt zoals het water. Een ramp met gifgas is ergens vergelijkbaar met een overstroming, alleen kan men het gevaar niet zien en de killer verplaatst zich ook voortdurend, hij kan zich maanden zo niet jarenlang verbergen en dan weer toeslaan waar geen mens het nog verwachtte.
Op 20 augustus 2002 om vijf uur in de ochtend arriveert in het station van Amersfoort een ketelwagon met tachtigduizend liter acrylnitril; om 11u03 wordt een lekkage gemeld; pas 47 minuten later, het is 11u50, wordt het treinverkeer in het station gestaakt. Allerlei veiligheidsmaatregelen worden genomen doch om 15u10 wordt gemeld dat alles onder controle is en de maatregelen worden opgeheven... maar tien minuten later, 15u20, wordt het bericht herroepen en alle maatregelen blijven van kracht. Er ontsnapt zeshonderd liter van het gif maar gelukkig blijft het stadscentrum van een catastrofe gespaard: er breekt geen brand uit.ix Na de ontploffing in de kerncentrale van Tsjernobyl, in de nacht van 16 april 1986, duurde het nog welgeteld tien dagen vooraleer besloten werd tot een grootscheepse evacuatie.x De dag van de ramp in Wetteren meldden de media dat er geen enkel gevaar was voor de volksgezondheid, er werden beelden getoond met brandweerlui en allerhande helpers die het beste van zichzelf weggaven, geheel ongemaskerd: zij liepen onder roetzwarte rookkolommen door, visten met lange lepels waterstalen op uit vergiftigde pijpen of begaven zich ter plekke om bewoners uit de gevarenzone te evacueren. Op de Wetterse markt, gelegen op een boogscheut van de brand vandaan, bleven op terrasjes mensen zitten bij een vrolijk drankje alsof het allemaal slechts een karnavalesk toneel betrof waarvan zijzelf geen deel uitmaakten en de straten vulden zich met brandweerlui, verplegers en politiemensen uit de verste hoeken van het land, andermaal zonder gasmasker of kostuum, terwijl uit de riolen acht keer de dodelijke dosis waterstofcyanide naar de oppervlakte opwalmde. Stultifera navis, Nosferatu, Nostradamus. Geen week nadat de rampspoed zich voltrokken heeft en elkeen nog paniekerig doende is met het weggooien van eten, het wassen van kleren en het laten aftappen van urine- en bloedstalen met het oog op schadevergoedingen tegen de tijd dat de kanker arriveert, gaan godbetert de scholen opnieuw open alsof niet het gas dat onder de nazi's meer dan een miljoen mensen doodde, doch het oefenen van een tikkeltje geduld niet te verdragen was. Het college ligt in de afgrond die uitkomt op de plek waar het eerste dodelijke slachtoffer viel: daar rees de cyanide uit de putten op om er de betonnen kuip te vullen die gevormd wordt door, enerzijds, de metershoge Scheldedijk en, anderzijds, de steile helling van de rots waarop de plechtstatige kathedraal van Wetteren prijkt. In die kuip is het dat de jeugd van alle tijden voor en na de lessen afspraakjes maakt en poëtisch samenschoolt, zoals onvergetelijk bezongen in Het porceleinen paviljoen van Li Tai Po.xi De kleuterschool te Schellebelle met haar speeltuin in de bedding van de machtige stroom op wiens dijk nu een verbod geldt om te vissen, te wandelen en te fietsen: amper zeven dagen na het uitbreken van de hel het wrak ligt warempel nog te smeulen staan reeds haar poorten wagenwijd open, niets vermoedend rennen kleuters aan achter ballen en ballons die immers eveneens de diepte zoeken zoals water doet en gas dat zwaarder is dan lucht, en dapper achten zich de ouders bij het hek die hen nawuiven die zij vrijgaven aan het ineens zo warrige lot. Uff wiszheyt unser keyner acht!xiiHet doet warempel denken aan de 'herders' van weleer die van op hun hoge en droge preekstoel onwetende en goedmenende mensen die in hen vertrouwden, naar het Oostfront stuurden. Het is waanzinnig om zonder wapenen een leeuw te lijf te gaan maar het is zonder meer kwaadaardig om middels kinderen aldus het lot te tarten.
Men zegt dat mensen kuddedieren zijn en treffend schilderen de ook hier verplicht te noemen dichters hoe de kudde doolt en niet bekwaam blijkt om uit haar doolgang te ontwaken, die echter helemaal geen kwade droom is doch de donkere tunnel waarin men op de vlucht is voor het licht der waarheid dat de ogen openen kon voor de hel die na de zelfverblinding volgen zal. Millgram toonde aan met vermetel onderzoek en cijfers dat onnadenkendheid en het volstrekt ontbreken van een geweten het leeuwendeel van ons beheerst, zodat wij helemaal niet weten wat we doen: we vluchten slechts zoals de rendieren van een kudde vluchten voor een hongerige leeuw, een bosbrand of de uitbarsting van een vulkaan, een dijkbreuk, een cycloon. En ons geluk vergelijkt zich met dat van anderen en sterft daar uiteindelijk ook aan, onze ethiek is nog slechts receptiementaliteit, ons verstand gebiedt gehoorzaamheid aan een of andere paus en als puntje bij paaltje komt, geldt zoals weleer: Befehl ist Befehl.
Verantwoordelijkheid dragen is de beste zorg dragen voor anderen en doet men dat dan kan men ook rechtvaardigen waarom men handelt zoals men handelt: volwassen mensen zien de feiten onder ogen omdat er in bedrog geen heil kan zijn; struisvogelpolitiek moet worden geschuwd; een wijs oordeel vormt zich in verstandig overleg en niet onder de druk van kuddegeest; op waarheid, eerlijkheid, verstandigheid en ook zelfstandigheid is onze opvoeding gericht. Vandaar rijst nu ineens ook onontwijkbaar deze vraag wat, alles wel beschouwd, in Gods naam onze instellingen en scholen aan onze kinderen nog te leren hebben. En misschien is dat ook wel de positieve noot om mee te eindigen: dat de giframp, hoe erg ook, andermaal een wellicht nog veel grotere ramp aan het licht brengt, een ramp die aan de botten van onze beschaving vreet, want dat is tenslotte het lot waaraan corruptie, eigenbelang, vriendjespolitiek en kuddegeest niet zullen ontsnappen: zij eindigen in een hel waarvan de brand van een ketel grondstof voor plastiek slechts een flauwe voorafspiegeling kan zijn.
iiiIbidem. Tantalus zette zijn door hem geslachte zoon voor als maaltijd aan de goden teneinde aldus uit te kunnen testen of zij inderdaad alwetend waren.
vii Agency for Toxic Substances and Disease Registry, (Atlanta) Division of Toxicology, Acrylonitril, december 1990, 1.4: Small children are more likely to be affected than adults, In several cases, children died following exposures that adults found only mildly irritating. It should be noted that specific levels of acrylonitril causing death were not reported. Zie ook: http://www.atsdr.cdc.gov/substances/toxsubstance.asp?toxid=78
xiiHet narrenschip is een schilderij van Hieronymus Bosch; Narrenschiff is een gedicht van Sebastian Brant; Nosferatu en Jeder für sich und Gott gegen alle zijn filmische werken van Werner Herzog en allemaal geven zij beelden van een mensheid die doelloos voorttrekt door de onherbergzaamheid van zeeën, woestijnen of nachten van onwetendheid en dwaasheid. Het vers van Brant herhaalt dat niemand oren heeft naar de waarheid.
09-05-2013
In mei legt elke terrorist een bom?
In mei legt elke terrorist een bom?
In de nacht van 26 april 1986 vond een ontploffing plaats in de kerncentrale van Tsjernobyl waarbij in de directe omgeving onmiddellijk 31 mensen het leven verloren. Pas op 27 april kwam een evacuatie op gang van mensen die vlakbij de centrale woonden en het duurde nog eens tien dagen vooraleer men inzag dat iedereen in een straal van 30 km geëvacueerd moest worden in totaal 135.000 mensen. Dat 90 percent van de 3500 bewoners die weigerden om te verhuizen intussen gestorven zijn, bewijst dat het evacuatiegebied zeker niet te groot was. Zoals intussen algemeen bekend treffen de gevolgen van de ramp overigens de bewoners van heel West-Europa tot vandaag de dag met in hoofdzaak kanker.1
Anderhalf jaar eerder, in de nacht van 3 december 1984, vond in het bedrijf Union Carbide India Limited in het Indische Bhopal een giframp plaats: veertig ton methylisocyanaat kwam vrij een basisstof voor pesticiden en plastics, zeer vluchtig en brandbaar, en omdat zij twee keer zwaarder is dan lucht, blijft de stof lang ter plekke hangen, of eerder kruipen, en in contact met water komt een carbamidezuur vrij dat de longen aantast. Er vielen direct 2000 doden en het gif maakte naar schatting een half miljoen mensen ziek waarvan er intussen nog eens meer dan 9000 bezweken. Onderzoek in 2004 twintig jaar na de ramp wees uit dat het gif schade bleef veroorzaken, dat het grondwater nog steeds vervuild was en dat bodemsanering een onoverzichtelijke en ook uiterst dure aangelegenheid werd.2 De CEO van Union Carbides bleef buiten schot, zeven verantwoordelijke werknemers kregen twee jaar cel en zestienhonderd euro boete maar zij kwamen op borgtocht vrij.3
Op zaterdag 4 mei 2013 om twee uur in de vroege ochtend werd menigeen hier wakker door het aanhoudende lawaai als van een hele colonne vliegtuigen hoog in de lucht een lawaai dat alvast al wie aan slapeloosheid lijden zich zullen herinneren van januari 1991 toen in de golfoorlog vanuit Engeland bommenwerpers vertrokken naar het Midden-Oosten. Het is het lawaai dat een gasbrander maakt en dat lawaai ging in crescendo, hield langer dan een uur aan, en ging dan weer in decrescendo totdat het uiteindelijk helemaal stil werd. Het was donker, er was geen lichtje te bespeuren, niets.
Die ochtend, nog voor zeven uur, toen het klaar werd, stond ik op, kwam naar beneden en zag door het keukenraam in de verte slierten zwarte rook opstijgen, er stond heel duidelijk iets in brand en het was niet eens zo ver weg. Was er een verband met de al dan niet vermeende vliegtuigen van de afgelopen nacht? Dit konden toch zeker geen bombardementen zijn!? In het nieuws van internet was niet meteen iets te vinden over vliegtuigen en bommen, maar er bleek die nacht omstreeks twee uur het tijdstip waarop dat lawaai zich manifesteerde wel een goederentrein ontspoord tussen de stations van Schellebelle en Wetteren, op anderhalve kilometer van de plek waar ik me bevond. Het bericht vermeldde dat de wagons acrylonitril (C3H3N) en blauwzuur (HCN) bevatten. In feite produceert het eerste in contact met water het laatste.
C3H3N is uiterst giftig en kankerverwekkend maar bovendien is het een zeer ontvlambaar oplosmiddel. Het werd aanvankelijk gebruikt als pesticide, niet onbekend bij de Wetterse boomkwekers de 'planteurs' trouwens evenals de 'planteursziekte', zoals de ziekte van Kahler hier wel wordt genoemd en dat is een bijzonder kwaadaardige botkanker. Behalve voor de productie van pesticiden wordt C3H3N ook gebruikt voor de productie van plastics: de behuizing van computers en steeds meer kledij bestaan uit deze stof.4
In contact met water bruist uit dit gif een gas op: blauwzuurgas of waterstofcyanide (HCN). Blauwzuur is een chemisch wapen, het is zowat het ergste vergif op aarde, meer dan een miljoen joden werden er door het naziregime mee vergast. Blauwzuur is in feite een vluchtige vloeistof zoals ether die al op 25,7° Celsius kookt, waarna het dus verandert in een gas; het is oplosbaar in water. 5
Dit vergif, in zijn eigenschappen goed vergelijkbaar met het vergif van Bhopal, zorgde ingevolge het bluswerk voor een vlammenzee die zich uitstrekte over een afstand van een paar honderd meter. Driehonderd ton van het goedje kwam in het milieu terecht tien keer meer dus dan in Bhopal. (*) De duivels die zich in deze hel van chemische reacties hebben ontbonden, zullen wij vermoedelijk pas goed leren kennen in de toekomst.
"Er is geen gevaar voor de volksgezondheid", zo blokten de berichten eigenaardig genoeg en pas tegen het middagnieuws van enen zou dat veranderen in een verbod op politiebevel om de woonst te verlaten of de deuren of vensters te openen. Het had inderdaad iets 'Tsjernobylachtig', zoals iemand het verwoordde, hierbij verwijzend naar het verschijnsel waarbij de ergste rampen op het ogenblik zelf door de betrokkenen tot een fait-divers worden geminimaliseerd.
Het lawaai dat men had toegeschreven aan vliegtuigcolonnes keerde terug in de loop van de voormiddag en het werd zo oorverdovend dat men elkaar buitenshuis niet meer kon verstaan als men met de normale stemsterkte converseerde. Dat lawaai hield aan tot de middag en verdween dan volledig. Men zou het warempel spontaan toeschrijven aan de motoren van de pompen bij de bluswerkzaamheden op een afstand van anderhalve kilometer, ware het niet dat men het die nacht ook had kunnen horen, anderhalf uur lang, waarna het vele uren naeen stil was, om in de voormiddag te herbeginnen voor de duur van een paar uur. Maar met die pompen kon het niets te maken hebben: het kwam duidelijk uit de lucht en het verplaatste zich hoorbaar in tegengestelde richting van die morgen, wat deed vermoeden dat het de vliegtuigen waren... die nu terugkeerden.
Hoe lang waren ze onderweg geweest? Met welke snelheid vlogen ze? Hoe ver ligt Syrië hier vandaan? En een klein rekensommetje wees uit dat het best allemaal kon kloppen, want bommenwerpers vliegen misschien wel tegen duizend kilometer per uur, drie tot vierduizend kilometer heen en nog eens even ver terug, wat dan zes tot acht uur in beslag moet hebben genomen vooraleer ze hierboven opnieuw te horen waren.
En kijk, op CNN werd over bombardementen bericht: luchtaanvallen, vermoedelijk afkomstig vanuit Israëlische vliegtuigen, al wilden de Israëli er zelf niets over kwijt. De Amerikanen hadden beloofd een eigen koers te zullen varen, zij wilden geen aanval, tenzij inderdaad zou blijken dat de Syrische regering gifaanvallen uitvoerde, want dat zou de spelregels veranderen, zo zegde president Obama het wat zoveel betekende als zeggen dat de gedane niet-aanvalsbeloften voorwaardelijk waren.6
Aanvallen met gifgas, gepleegd door Asad? Maar zou men niet veeleer geloven dat fundamentalistische moslims daartoe in staat waren? Vorige week nog bezocht een VTM-reporter die fameuze sjeik die mede de aanslag beraamde op de Londense metro in 2005, en die zegde dat België "met vuur speelde" door de sharia4Belgium-plannen in de weg te staan en door de hoofddoek voor ambtenaren te verbieden.8
In juni 2011 gingen in Gent een aantal milieu- en vredesactivisten op de sporen liggen omdat daar al voor de zoveelste keer een goederentrein geladen met radio-actief afval door de stad reed, over een traject vanuit Borssele in Nederland, doorheen Antwerpen en Gent, met bestemming de opwerkingsfabriek in La Hague, Frankrijk. Zij verklaarden aan de pers dat hun actie allerminst overbodig was, rekening houdend met het feit dat het land in verhoogde staat van paraatheid verkeert inzake mogelijke aanvallen vanwege bijvoorbeeld islamfundamentalisten: die terroristen, zo zegden de actievoerders, hebben hun bommen al klaar op de sporen lopen, in ons land alleen al honderden per dag, zij hoeven slechts op de gewenste plaats en op het gewenste ogenblik de lont aan het kruitvat te steken. Zelfs zonder die terroristen mag het al een mirakel heten dat er al niet meer rampen te tellen waren.
Zou men niet eerder geloven dat het ging om een verloren bom uit een van die al dan niet vermeende vliegtuigen, misschien wel B2's: ze mogen dan al hun eigen gewicht in goud waard zijn zo'n toestel kost per stuk een slordige 2,2 miljard dollar elk luchtvaartuig in oorlogstijd verliest wel eens een bom en die zal onvermijdelijk érgens vallen. En kijk, een ooggetuige brengt verslag uit: hij zag het gebeuren, was ter plekke en overschouwde daar van twee tot vijf die nacht het helse tafereel, de vlammenzee, de bluswerken.
Eerst was er een steekvlam, zegt hij, dan een harde knal, en het ging gepaard met een luchtverplaatsing die letterlijk tegen de borst stootte, dra gevolgd door de brand, de vuurzee. Kort daarop een tweede ontploffing. De machinist een Nederlander en hij bestuurde godbetert een Duitse trein vertelde dat hij plotseling in de mot had dat er iets niet okee was en daarop koppelde hij zijn vracht los en ging er alleen met de lokomotief vandoor, terwijl achter hem de hel losbarstte, het was een zaak van lijfbehoud.
De simpelste verklaring luidde evenwel dat een spoorwissel niet was onderhouden de huidige spoorbaas neemt het kennelijk met meer zaken niet zo nauw. En verder werd wellicht de maximumsnelheid van veertig kilometer per uur door de bestuurder in de wind geslagen. De zwarte doos zou alras uitwijzen dat waarschijnlijk een bruusk remmaneuver de wagons had doen ontsporen.
CNN blokletterde zaterdag al dat er luchtaanvallen zouden zijn geweest in Syrië, wellicht vanwege Israël, al zwijgt die staat in alle talen. En ook in de nacht van zaterdag op zondag zouden raketaanvallen Damascus getroffen hebben, maar opnieuw zwijgen de Israëli totdat een van hun woordvoerders zegt dat het Syrische conflict Israël helemaal niet interesseert: het gaat hun enkel om hun veiligheid, en die is niet langer gegarandeerd wanneer Damascus volgepropt wordt met Iraanse raketten met bestemming de Libanese Hezbollah. 6
In Libanon is het dat zich de terrorist Omar Bakri Mohammed verschuilt, de leider van de antisemitische Hizb ut-Tahrir die op 7 juli 2005 bevel gaf aan zelfmoordterroristen om de aanslagen in de Londense metro te plegen. De organisatie heeft duizenden medewerkers over de hele wereld.8 Aanslagen?
Alvast werken Belgische militairen sinds kort in verhoogde staat van paraatheid.9 En het toeval wil dat amper vijf dagen na de ramp in Wetteren, in de nacht van 9 mei 2013, ook in Rusland een giftrein in een dichte woonwijk ontspoort en in brand vliegt onmiddellijk worden 3000 omwonenden geëvacueerd...10
Vandaag gevonden: de eerste meikever. Morsdood? (Op een afstand van net geen 2000 meter van de treinramp vandaan). Alles in de wijde omtrek blijkt besmet met acrylonitril, 300 ton in totaal. Bij contact met water komt er blauwzuur vrij. Volgens het KMI zal het hier vandaag wellicht regenen, misschien wel onweren... Zal het een Auschwitz worden of zullen wij, misschien zoals deze meikever, alleen maar slapen?
Op 2 mei verscheen via een link in de kranten een open brief ("Open brief/ petitie De burger is vrij. Aan het loket noch God noch partij"), gedateerd op 30 april, van de hand van Jurgen Slembrouck van de Vrijzinnige Dienst van de Universiteit Antwerpen, mede ondertekend door een aantal anderen.
Terzijde gelaten de spelfouten (de derde persoon enkelvoud van het werkwoord 'dringen' mist een 't') welke doen vermoeden dat de auteurs hun geschrift niet herlezen hebben, alsook het eenzijdig karakter van de reactiemogelijkheden op een petitie, die immers evenmin als een betoging neutraal is omdat zij enkel het aantal van de gelijkgestemden verzamelt terwijl zowel het aantal van de terzake andersdenkenden alsmede hun argumenten in het ongewisse blijven, kan over de tekst zelf (http://neutraliteit.blogspot.be/ ) het volgende worden opgemerkt.
Dit pleidooi voor de ideologische onherkenbaarheid van overheidsambtenaren tijdens hun diensturen, is om te beginnen alles behalve neutraal: het is het product van een agent van de vrijzinnigheid, welke een ideologie is zoals een andere. De neiging van de vrijzinnigheid om zich boven alle andere ideologieën te positioneren, deelt zij met een vrijwel ontelbaar aantal andere ideologieën, overigens samen met een jammerlijk onvermogen tot zelfrelativering dat in de huidige precaire politieke constellatie best gemist kan worden. Zij vormt een etatisme dat herinnert aan de theocratieën uit de middeleeuwen. Alleen al haar gekleurd karakter maakt het pleidooi ongeloofwaardig, maar afgezien daarvan zijn er nog andere bezwaren. Voor dit opzet volstaat het ons tot het volgende te beperken.
Reeds de allereerste zin etaleert de aanleiding tot dit geschrift: de Gentenaren staan op het punt om in hun stad het hoofddoekenverbod op te heffen. En om meer dan één reden hebben zij gelijk, want zo'n verbod is het equivalent van de erkenning door allen van de hoofddoek als ideologisch symbool, waardoor hij als kledingstuk wordt ontstolen aan alwie deze ideologie níet delen. Het verbod geeft met andere woorden toe aan het beladen van tot heden doodgewone gebruiksvoorwerpen en dingen met een ideologische vracht, wat feitelijk elkeen verplicht om zich voortdurend daaromtrent te gaan informeren, wil men immers niet bestempeld worden als aanhanger van overtuigingen waarvan men zelfs het bestaan niet kent. Toegeven aan de druk tot ideologische belading van neutrale dingen (!) is de neutraliteit verminken in plaats van haar te waarborgen.
Verder is de 'uitleg' in het geschrift in filosofisch opzicht bijzonder oppervlakkig, eenzijdig en ontgoochelend. Bedenkingen hierbij worden gereserveerd voor een verhaal apart.
(Jan Bauwens, 2 mei 2013)
27-04-2013
Hoe men met de mensen de zot blijft houden
Hoe men met de mensen de zot blijft houden
Op 17 april 2013 lezen wij in de krant dat coca-cola de strijd aanbindt met obesitas. (1) Op 27 april blokletteren de nieuwsberichten dat de vakgroep psychiatrie van de Katholieke Universiteit Leuven het fysiek en psychisch geweld in de katholieke instellingen wetenschappelijk gaat onderzoeken. (2) Doet dit alles niet een beetje denken aan die anecdote van de op heterdaad betrapte dief die meesmuilt dat hij net van plan was om het gestolen goed terug te leggen? Overigens wordt over de buit die hij intussen thuis heeft opgeslagen met geen woord meer gerept, trouwens evenmin als over zijn volstrekt ongewijzigde agenda.
Het sexueel misbruik door clerici is jammerlijk verjaard ofwel door procedurefouten even jammerlijk onvervolgbaar en derhalve onbestrafbaar geworden en de slachtoffers moeten er maar leren mee leven dat de bisschop in kwestie via de ambassade van het Vaticaan ontsnapt is aan het gerecht terwijl zijn overste die de zaak toedekte om het gezicht te redden van het instituut, bij de recente pausverkiezing godbetert voor het oog van de hele wereld eervol schitterde op het balkon. In de volksmond heet het dat men de zot houdt met de mensen. Men lapt de waarheid aan zijn laars.
Terwijl katholieken de vranke mond vol hebben van de bestrijding van psychisch en fysiek geweld gepleegd in eigen instituten, houdt de aartsbisschop die deze instituten vertegenwoordigt, er niet mee op de wetenschap te logenstraffen en tegelijk tegen te spreken wat zijn medewerkers beweren te doen: hij wijst de homo's met de vinger - zij zijn immers ziek en minderwaardig, zij dienen te leven zoals wassen beelden en doen zij dat niet dan wacht hen het vuur van de hel.
Of die veroordeling dan psychisch of fysiek gewelddadig is? Zoals iedereen weet die kennis neemt van de zelfmoordcijfers ter zake, maakt elk invloedrijk persoon die dergelijke veroordelingen uit, zich zonder meer schuldig aan massamoord.
Dat deze volstrekt gewetenloze schurken ongestraft blijven, is één zaak, maar vooreerst is er de vraag wanneer de maatschappij eindelijk zal ophouden om hun voor wat zij aanrichten op de koop toe grote wedden uit te keren. In de volksmond heet het dat men met de mensen de vloer aanveegt.
Zendtijd voor criminelen? â Over televisie, vrije meningsuiting, sensatie, kijkcijfers en macht
Zendtijd voor criminelen? Over televisie, vrije meningsuiting, sensatie, kijkcijfers en macht
Het is amper te geloven maar eigenlijk weten wij allang dat, eenmaal ten top gedreven, alle dingen in hun tegendeel verkeren. Dat is niet anders inzake de vrijheid en de vrije meningsuiting: de stoutste monden worden alras gesnoerd vaak vanuit onverwachte hoek.
Zo berichten vrijwel alle Vlaamse kranten van 23 april 2013 over een VTM-interview van daags voordien met de zogenaamde sharia-wereldleider, sjeik Omar Bakri Mohammed. Nu is 'sjeik' de titel in Arabië gegeven aan personen met aanzien op wereldlijk of religieus vlak en in dit geval blijkt deze in 1958 geboren Syriër zijn sporen te hebben verdiend als 'terrorist'.
Omar Bakri Mohammed verbleef in Groot-Brittannië waar hij een afdeling van de soennitische pan-islamitische groep Hizb ut-Tahrir (HUT)vestigde. Het gaat om een in 1953 gestichte antisemitische beweging welke middels ideologische strijd een islamitische eenheidsstaat met moslimwetten wil heroprichten het zogenaamde kalifaat. De vereniging met zetel in Jordanië telt twee miljoen leden en wordt vanuit Londen bestuurd.
Omdat niets zozeer verenigt als gemeenschappelijke vijanden, terwijl het kapitalisme en de democratie als vertegenwoordigers der goddeloosheid de grootste rivalen van de HUT zijn, wordt gezegd dat deze beweging zaken doet met het communisme... dat paradoxaal genoeg bekend staat als bastion der goddeloosheid. Alvast de vrije markt (het kapitalisme) en de vrije meningsuiting (de democratie en de mensenrechten) worden zowel door communisten als door panislamisten geviseerd die beiden voorstander zijn van een sociaal model door een elite opgelegd, wat wil zeggen: het goede voor het volk maar nimmer door het volk, wat in de praktijk neerkomt op een dictatuur.
Uiteraard is het allemaal niet zo simpel als in twee woorden kan worden gezegd, maar het ideaal dat communisme en panislamisme nastreven, houdt in feite de (uiteraard dikwijls miskende) overtuiging in dat het volk uit zichzelf de waarheid niet bezit en tevens onbekwaam is om te handelen. En er is ook flink wat te zeggen voor die onderliggende kritiek op wat men misschien wel kan samenvatten als 'het westen'. De oppermacht van het gouden kalf de ongeremde hebzucht, het egoïsme en de concurrentie is immers mét de overproductie en de verspilling verantwoordelijk voor de vernietiging van de planeet, terwijl ook niemand kan ontkennen dat de mening van een meerderheid slechts zelden de waarheid benadert het tegendeel blijkt en zo moeten progressieve mensen in de regel het spreken van de waarheid bekopen met hun leven omdat de massa waanideeën blijft aanbidden. Maar is dat laatste dan niet het geval waar regimes vastroesten in een of andere ideologie of in een religie? En ligt de oplossing derhalve niet in het zoeken naar het goede evenwicht en in het houden van maat, in plaats van in het zich verliezen in ongeacht welk fanatisme?
Want zijn de beginselen voor een goed bestuur dan niet gefundeerd op de wil van de 'domme massa' waar het een theocratie betreft of een economie geleid door een horde van partijspecialisten, dan zijn ook bij de alternatieven niet geringe kanttekeningen te maken: een theocratie geleid door een of ander heilig geschrift dat nota bene danig vaag blijft dat de interpretatie van een priesterklasse nodig is, geeft uiteraard vrij spel aan volksverlakkers welke ogen als geleerde en goedmenende herders van hun kudde, en in een socialistisch bestuur zetelen misschien wel mensen die zichzelf voor goden houden, wat uiteraard gevaarlijk is omdat goden zich niet eens kunnen vergissen.
Sjeik Omar Bakri Mohammed maakte deel uit van de aan Al Qaeda gelinkte organisatie die op 7 juli 2005 in Londen zelfmoordaanslagen pleegde. Hijzelf behoorde uiteraard niet tot diegenen die zich opbliezen: hij vluchtte naar Tripoli in Libanon (niet het Tripoli of Taraboeloes dat de hoofdstad is van Libië); in die veilige haven was het dat hij een journalist van VTM ontving om zich hier in Vlaanderen andermaal via bedreigingen (cf. de 'waarschuwing': "België speelt met vuur!") in het centrum van de belangstelling te positioneren.
Dit ziekelijke gedrag zal sommigen herinneren aan de jammerlijke gebeurtenissen rond figuren zoals Kim De Gelder en Anders Breivik: lui die maatschappelijk niets te bieden hebben terwijl zij toch mee willen tellen, rest helaas niet veel anders meer om zich mee naar voren te werken dan de dreiging met het ontnemen van geluk aan de gemeenschap bij uitstek door (massa)moord. En sommigen van die criminelen verwerven dankzij hun bangmakerij waarmee zij een schijnbare volksverering afdwingen, het statuut van religieus of wereldlijk leider.
Omar Bakri Mohammed is ook de man die de fatwa op Salman Rushdie heeft vernieuwd hij heeft zowaar zijn bendeleden opgeroepen om de schrijver te blijven achtervolgen tot het einde van zijn dagen. De zoveel miljard westerlingen die hiervan kennis nemen, hoeven nu niet te denken dat het slechts die ene ongelukkige is die zij de dood injagen want mét Rushdie vervolgen zij tot de dood elkéén die vrij zijn mening uit over een terrorisme waarvan de wereld de draagwijdte nog niet heeft begrepen. Zolang allen de andere kant opkijken telkenmale als de duivel toeslaat, zolang ook blijft hij over allen heersen en is elk door de vingers zien van zijn wandaden voor hem niets minder dan een eerbetoon of een applaus.
Sjeik Omar is een zeer geleerd man: hij kreeg islam-onderricht, onder meer in de al-Kutaab scholen waar men de koran uit het hoofd leert en onderwezen wordt in de leer van de profeet en zijn volgelingen (Hadith), de islamfilosofie (Fiqh) en de biografie van Mohammed (Seerah). Hij studeerde aan het Shariah Instituut van de universiteit van Damaskus , aan de Imaam Uzaie Universiteit van Beirut in Libanon, aan de Al-Azhar Universiteit van Caïro in Egypte en ook nog in Saoedi-Arabië. Het zal de islam geen goed doen dat uitgerekend een figuur met zijn opleiding een weg opgaat die slechts afschuw kan wekken.
Maar haatpredikers die kinderen hersenspoelen en hen vervolgens engageren als frontsoldaten in een heuse oorlog zoals toentertijd ook de anticommunistische preken van katholieke pastoors mensen naar het oostfront dreven vinden geen bijval als zij niet tenminste een vorm van status kunnen bemachtigen naast deze die ze zich toe-eigenen door anderen angst aan te jagen, en dat gebeurt bij uitstek door zich te profileren via de media welke vreemde gezichten vertrouwd maakt zodat allen gaan denken dat zij goede mensen zijn of zelfs dat zij tot hun eigen familie behoren.
Vandaar ook moet het ondoordacht worden genoemd wanneer de media, belust op sensatie want afhankelijk van reclame-inkomsten en derhalve van kijkcijfers, zich geen verdere vragen stellen bij het feit dat interviews met misdadigers aan deze te wantrouwen lieden het aanzien geven van vertrouwelingen.
Het is zelfs niet ondoordacht wanneer de media aldus handelen, want zij doen dat allerminst zonder erbij na te denken, zij doen het daarentegen héél doordacht: zij weten als geen ander dat een massamoordenaar die levenslang gekregen heeft en thuishoort in een cel, op de buis op vrije voet, volhardend in het boze, de internationale wetten tartend en met de mensenrechten spelend, voor winst zal zorgen voor de zender die het klaarspeelt om bij hem te gast te zijn: kijkcijfers verzekerd, gigantische reclame-inkomsten van cola, chips en tandpasta en dus een rinkelende kassa.
Zijn media die zich hieraan bezondigen zonder meer schuldig aan het verstrekken van soms reusachtige faciliteiten aan misdadigers? Maken zij zich medeplichtig aan die misdaden? Het is hoe dan ook onmogelijk dat zij niet beseffen wat zij doen want zij spinnen er aardig garen bij. Na de beruchte aanslagen op de Twin Towers, intussen bijna twaalf jaar geleden, kreeg superterrorist Bin Laden zoveel zendtijd ter beschikking als zelfs de allerrijkste wereldburgers in nog geen honderd jaar in staat waren te financieren. De kostprijs voor slechts de drukinkt die moest vloeien voor zijn portret doet toppolitici en mega-sterren duizelen. De aandacht die de crimineel ontving zou, uitgedrukt in tijd, miljoenen mensenlevens beslaan. Nieuwsgierigheid zal in dezer weliswaar een rol spelen, maar het is toch vooral de angst die mensen die zich immers niet langer helemaal veilig weten, doet uitkijken naar informatie over wie hen bedreigen. Angst wordt door onwetendheid gevoed en dat de media met het oog op winst desnoods desinformeren, willen wij in tijden van nood aan waarheid dan maar liever niet geloven.
Dat de greep van de terreur op de wereld mettertijd groter wordt, is wellicht te wijten aan de 'constructie' van de werkelijkheid zelf, die immers tot in zijn allerkleinste partikels twee componenten blijkt te hebben: het deeltje en zijn lading. Het deeltje is het zichtbare en tastbare aspect van iets, het is de massa die volume heeft, gewicht en kleur; de lading daarentegen kunnen wij niet zien, maar het effect ervan kan geen zinnig mens ontkennen. De belastingcontroleur heeft een massa en hij is zichtbaar maar hij houdt steekproeven en of hij derhalve ook echt langs komt, blijft in het ongewisse. Dat hij langs kán komen, zorgt ervoor dat elk voorzichtig mens handelt alsof hij dat inderdaad zal doen en derhalve is het niet zijn zichtbare en tastbare aanwezigheid die mensen ertoe aanzet om belastingen te betalen, maar wel de dreiging, de mogelijkheid dat hij komt, de invloed welke van hem uitgaat precies doordat elkeen onwetend en derhalve ook onzeker blijft over zijn daadwerkelijke komst. De belastingcontroleur heeft naast zijn tastbare aanwezigheid dus ook een invloed of een lading welke bij de gratie der onwetendheid wat tastbaar is aan hem vermenigvuldigt. Ook al bezoekt hij slechts één mens op tien, dan zullen ook de negen die hem nooit te zien krijgen, hun plicht vervullen alsof hij hen daadwerkelijk bezocht.
Uitgerekend dat aspect van onze werkelijkheid, die lading of die dreiging is het welke ervoor zorgt dat de terreur, die immers uit onze onwetendheid zijn macht haalt, fors toeneemt omdat ook onze hele wereld minder tastbaar wordt, onvaster en onzekerder. De wereld houdt nooit op met groeien, enkelingen zijn gedoemd tot specialismen, over steeds meer dingen weten steeds meer mensen minder af, en zo ook neemt voor eenieder de onwetendheid en de onzekerheid toe. Onze onderlinge afhankelijkheid is gigantisch geworden en het vertrouwen dat noodzakelijk is voor de complexe samenwerking in een maatschappij is en blijft bijzonder broos. Terreur heeft het gemunt op de ondermijning van het intermenselijk vertrouwen omdat eenmaal het fundamentele weefsel is aangetast, het einde van de wereld niet lang meer op zich zal laten wachten. Het laffe en misdadige karakter van terreur alsook zijn vernietigende uitwerking worden nog altijd bijzonder schromelijk onderschat.
Wanneer vernietigende energieën zich niet langer richten op de materie, op het zichtbare of op de massa, maar veeleer doelen op de lading en de invloedssfeer der dingen, om niet te zeggen op de geest, is de destructie des te groter, omdat het is vanuit de geest dat de dingen bestaan, zich bestendigen, groeien en zich vermenigvuldigen. Terreur doelt op het verdonkeremanen van de waarheid en op het verspreiden van de leugen door de dreiging. Voor een dwingeland buigt men in het openbaar het hoofd, niet omdat men de crimineel wil eren maar omdat men hem vreest. Maar zodoende liegt men niet alleen jegens de boosdoener die men alleen maar wilde verschalken maar tevens laat men het ook voor zijn medemensen uitschijnen dat men de dwingeland bijtreedt, dat men zijn wandaden goedkeurt en dat men hem zijn steun verleent. En door die valse schijn vergroot men effectief de invloed van de dwingeland want voor derden lijkt het dan wel alsof hij vele aanhangers heeft en medewerkers. En wanneer tenslotte puntje bij paaltje komt, zullen al diegenen die aanvankelijk gedaan hebben alsóf zij de dictator eer betoonden, dat ook daadwerkelijk gaan doen: zij kunnen dan niet meer terug, zij zullen meewerken met hem, zijn blinde instrumenten worden en ook anderen aanzetten tot navolging, want allen zullen dan handelen uit angst, de ene aapt de andere na uit vrees om iets verkeerds te doen en om een fout te maken waarvoor men met zijn leven moet betalen.
Een wereld onder het juk van die gigantische leugen waarin criminelen regeren en waarin elkeen voortdurend welbewust moet liegen, is beslist de straf die elke maatschappij te wachten staat die toegeeft aan angst, aan dreiging en aan druk, die vrij spel geeft aan de leugen en die opgehouden heeft de leugen te veroordelen en de waarheid te vertellen. Het zou overigens niet de eerste keer zijn dat het Westen een dergelijke slavernij moest torsen; ten tijde van de concentratiekampen was de toestand immers eender en overal ter wereld waar nog dictaturen heersen, kan men zich vergewissen van het jammerlijke van een dergelijk toneel.
Vrije meningsuiting is daarom niet zomaar een recht en het is zeker geen recht dat men van zijn heersers moet ontvangen: het is daarentegen een plicht die elkeen heeft jegens zichzelf, jegens zijn kinderen en jegens alle wereldburgers van alle tijden. De trukendoos van de duivel wil helaas dat uitgerekend daar waar onze vrijheid wordt bedreigd, de dreiging zelf zich steeds vaker gaat beroepen op het goed dat zij naar het leven staat. Zo verrijzen steeds vaker entiteiten die het recht opeisen om te liegen, het recht om te bedriegen, het recht om te stelen en het recht om te doden, denk maar aan wat de reclame doet, denk aan het bedrog van drugs, de overdaad, de moordpartijen van het gouden kalf. Het recht van de sterkste is dan teruggekeerd een recht dat geen recht kan zijn maar dat een onrecht is, een afwezigheid van recht, een signaal dat de beschaving op haar laatste benen loopt.
Moederkoren is een schimmel die de plaats inneemt van de graankorrels in de aren: het heeft de vorm van de graankorrel maar het verraadt zich door zijn zwarte kleur en in plaats van voedzaam is het giftig, het veroorzaakt hallucinaties. Bij tijden is het een plaag en mensen die er in vroegere eeuwen te grote hoeveelheden van naar binnen kregen, werden uitzinnig en belandden niet zelden op de brandstapel na de beschuldiging van hekserij. De schimmel doet het korenveld helemaal niet verdwijnen, hij heeft het nodig, hij teert erop en alles blijft eruit zien als voorheen alleen is het voortaan niet langer als voorheen: gestaag verdwijnt het voedzame koren, de aren bergen steeds vaker de zwarte, giftige schimmel en men moet zich hoeden ervan te eten.
Op een gelijkaardige manier zal een maatschappij die ten onder gaat, er blijven uitzien als voorheen althans voor een zekere tijd, zodat de ondergang de gelegenheid krijgt om zich te onttrekken aan het oog. Verantwoordelijke posities zullen worden ingenomen door onverantwoordelijke actoren. Vriendjespolitiek, corruptie, chantage en alle andere vormen van leugen zullen de vervalsingen opvoeren totdat aan de top van de kudde niet langer een herder zal staan doch een wolf. En de geschiedenis leert dat, eenmaal een dictatuur gevestigd, zij vaker stand houdt voor een bijzonder lange periode en zij niet wijkt dan door een wrede en bloeddorstige strijd.
Wij weten dat de media in handen zijn van enkelingen die de machthebbers ter plekke dienen, maar wat ons vandaag op televisie wordt voorgeschoteld aan internationale politiek tart werkelijk elke beschrijving en inzake het probleem Korea is dat niet anders: wat wij te zien en te horen krijgen is misschien wel oorlogspropaganda, maar zeker weten doen wij dat nooit.
Om te beginnen zíjn er geen twee noodlottig onderling rivaliserende Korea's, en het bewijs daarvan is dat Korea in 2006 met één en dezelfde ploeg van zes Noord-Koreanen en veertig Zuid-Koreanen verscheen op de Olympische Winterspelen van Turijn. (1) Korea is één, van meet af aan, sinds vele duizenden jaren, maar ergens spinnen caesars garen bij het verdeel en heersprincipe en zij breken meer landen wereldwijd in twee. Wie herinnert zich bijvoorbeeld niet de tragedie van Noord- en Zuid-Vietnam? Het verdeelde Loas en Cambodja? De talloze conflicten in de landen van het Latijns-Amerikaanse continent en ga zo maar door? Bovendien zijn Koreanen allerminst schurken en de geschiedenis toont dat aan met overschot. Die geschiedenis in het kort overlopen is alles wat wij kunnen doen - de toekomst is koffiedik.
Het schiereiland dat België zes keer kan bevatten, is op zijn minst al achttienduizend jaar bewoond. De godmens Dangun stichtte er de cultuur en dit werd het wereldcentrum van de zijdehandel en van de goudsmederij waar lang vóór Gutenberg boeken van de persen rolden - vanaf 1443 in het Hangul, het Koreaanse alfabet bedacht door koning Sejong de Grote. Het Hangul is een fonetisch schrift (in fonogrammen of uitspraaktekens) en hoewel het 1000 A.X. al bestond in het Middellandse Zeegebied, was het in Azië bijzonder revolutionair vergeleken bij de Chinese karakters die pictogrammen en ideogrammen zijn: afbeeldingen, zoals ook in het Sumerische spijkerschrift en in de Egyptische hiërogliefen.
De geschiedenis leert ons dat Korea zijn naam dankt aan de Goryeodynastie (918-1392) tijdens welke het land (in 1231) door de Mongolen werd veroverd. In de zestiende eeuw viel Japan Korea meermaals aan. Ook ontdekkingsreizigers van bij ons voeren er herhaaldelijk heen doch zij keerden nimmer weder. Het allereerste nieuws uit Korea kwam van de Nederlandse zeevaarder Hendrik Hamel die er in 1666 ontsnapte na een gevangenschap van 13 jaar... en vandaag wordt deze man in Korea nog steeds als nationale held gevierd... omdat hij het land bekendheid gaf in het Westen! De schuchtere Koreanen sloten zich ook in de negentiende eeuw nog van de rest van de wereld af en zo kregen zij de naam van Kluizenaars Koninkrijk. Zij hebben zelfs een eigen tijdrekening. (Zie ook voetnoot (2)).
Het 'steekspel' begon in 1871 wanneer Korea in aanvaring kwam met het zich uitbreidende imperium van de V.S., maar dat was niks vergeleken bij het in het Oosten dominante keizerrijk Japan dat in 1876 Korea dwong tot handelsbetrekkingen, waarna het oorlog voerde met achtereenvolgens China (1894-'95) en Rusland (1904-'05), en dan Korea definitief annexeerde in 1910. Dat bleef zo totdat in 1945 de Tweede Wereldoorlog werd beslecht: op Hirosjima en op Nagasaki vielen atoombommen en Japan moest Korea aan de geallieerden afstaan, die (de band tussen Noord- en Zuid-Koreanen ten spijt) het schiereiland in 1948 onder elkaar verdeelden met een simpele streep op de kaart ter hoogte van de achtendertigste breedtegraad: het Zuiden ging naar de V.S. en verwesterde tot de Republiek Korea, het Noorden ging naar de U.S.S.R. (dat bij de Oostzeekust een klein stukje aan Rusland [Siberië] grenst terwijl het voor de rest door bergketens van China [Mantsjoerije] gescheiden wordt) en het werd de Democratische Volksrepubliek Korea - een dictatuur die zelfbedruipend wil zijn.
De Koreanen zijn getekend door het Japanse juk waaronder zij 35 jaar lang leefden en dat hun vele vrijheden ontnam, hun principe van gemeenschappelijk grondbezit verwierp, de boeren hun land ontnam en hun tevens verbood om handel te drijven. Op 1 mei 1919 hielden twee miljoen Koreanen een vreedzaam protest maar het werd door de Japanse overheersers neergeslagen met bruut geweld: er vielen 7500 doden en 16000 gewonden. Tien jaar later protesteerden de studenten maar er volgde opnieuw slechts wrede verdrukking: honderdduizenden Koreanen werden als dwangarbeiders gedeporteerd naar Japan - mijnwerkers en frontstrijders - en de Koreaanse vrouwen werden gedwongen tot prostitutiedienst in het Japanse leger. De Koreaanse regering in ballingschap verbleef in China waar ze in 1941 de oorlog verklaarde aan Japan en met haar vrijheidsleger mee streed met de geallieerden.
Na de Tweede Wereldoorlog dan, in 1945-'49, streden tienduizenden Koreanen in de Chinese burgeroorlog mee aan de zijde van de (overwinnende) communist Mao en bij de terugkeer naar hun land brachten ze uiteraard die invloed mee. In het Zuiden werd Syngman Rhee president, in het Noorden Kim Il-sung.
De aanval in 1950 van Noord-Korea op het Zuiden werd in feite gepleegd door de aldaar geïnstaleerde communisten in conflict met het democratische Zuiden. Bij de wapenstilstand in 1953 had de Koreaanse Oorlog aan twee miljoen mensen het leven gekost maar het conflict duurt nog steeds voort. Toen in 1986 Michail Gorbatsjof met zijn glasnost en perestrojka het einde van de Sovjet-Unie inluidde, waarna de Oostbloklanden zich van de Sovjets afscheurden, in 1989 ook de Berlijnse muur werd gesloopt en in 1991 de Sovjet-Unie overging in het GOS (het gemenebest van Onafhankelijke Staten waarin de ex-Sovjetstaten zich verenigden), verviel het geïsoleerde Noord-Korea in armoede terwijl in het verwesterde en democratische Zuiden de economie bloeide.
In de jaren zeventig daalde de prijs van de ertsen die Noord-Korea exporteerde, in de jaren tachtig moest dit land zijn internationale schulden vereffenen, in de jaren negentig dunde een hongersnood de bevolking fel uit. In 1994 overleed Kim Il-sung en er volgden drie jaren van nationale rouw vooraleer hij werd opgevolgd door zoon Kim Jong-il die met zijn vaders Juche of staatsideologie (onvoorwaardelijke trouw aan de leider en autarkie voor het land) evenmin het tij kon keren en intussen stuurde het Zuiden voedselhulp naar het Noorden. (2)
In 1991 werden de beide Korea's lid van de V.N., een jaar later voegden zij zich naar de afspraken van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (waarbij de Amerikaanse kernwapens uit Zuid-Korea werden verwijderd) maar weer een jaar later schond Noord-Korea die al door inspectie te weigeren en het werd er alras door de CIA van verdacht een atoombom te hebben. In 1995 ruilde Noord-Korea zijn kernwapenfabrieken voor kernenergiefabrieken en dat was nodig want in dat decennium verhongerden 2 tot 3 miljoen Noord-Koreanen en het voedseltekort houdt nog steeds aan. Vluchtelingen die naar China trekken worden daar echter niet erkend en keren zij terug, dan wacht hen in hun land het werkkamp of de doodstraf, maar niettemin werden in 2007 nog een kwart miljoen Noord-Koreanen door Chinezen opgevangen. Het westen probeert het land uit zijn isolement te halen, onder meer door culturele mega-activiteiten zoals concerten.
Maar Noord-Korea blijkt iets onbetrouwbaars en onuitstaanbaars te hebben, er heerst feitelijke godsdienstvervolging en vooreerst christenenvervolging en bezitters van een bijbel worden opgesloten in concentratiekampen (bijvoorbeeld in Yodok en in Hoeryong) met dwangarbeid en marteling - één percent van de bevolking zou er opgesloten zitten maar de overheid ontkent het bestaan ervan. Er is geen internet, enkel een binnenlands intranet en minder dan de helft van de burgers hebben TV. Kenners spreken over helemaal geen communistisch systeem maar een paranoïde nazi-dictatuur geleid door de grootvader van de huidige leider... de overleden Kim Il-sung! Er is feitelijk kapitalisme en er is ook een grote zwarte markt.
George W. Bush begon Noord-Korea te beschuldigen van terrorisme; hij rekende het land tot wat hij noemde "de as van het kwaad" en hij noemde een oorlog een reële optie. In 2005 gaf Noord-Korea toe kernwapens te hebben en het jaar daarop testte het lange-afstandsraketten (met de V.S. in bereik). Ondanks de waarschuwingen van de V.S. voerde Noord-Korea op 9 oktober 2006 een kernproef uit. In 2007 ruilde het zijn nucleaire activiteit met het westen voor aardolie en in 2008 werd een inspectieteam toegelaten. Toen in 2009 Noord-Korea een raket lanceerde met een satelliet, dreigde de V.S. met nieuwe sancties maar Noord-Korea zette de inspecteurs aan de deur en hervatte het kernprogramma. Op 25 mei 2009 volgde een tweede, nu veel krachtiger kernproef alsook tests met korte-afstandsraketten en de V.S. brachten hun troepen in hoge staat van paraatheid.
In 2010 doet een Noord-Koreaanse torpedo een Zuid-Koreaans oorlogsschip zinken en het belooft een kernoorlog in geval van sancties hiertegen, waarna Zuid-Korea aanklopt bij de Veiligheidsraad. Na een legeroefening van de V.S. (met achtduizend manschappen) dreigt Noord-Korea weer met kernbommen en het valt een Zuid-Koreaans eiland aan. In maart 2012 ruilt Noord-Korea zijn kernproeven voor 240 ton Amerikaans voedsel maar in december lanceert het weer een raket. Op 12 februari volgt een derde, opnieuw krachtigere (ondergrondse) kernproef waarna op 7 maart nieuwe sancties volgen en de grensovergang tussen Noord en Zuid gesloten wordt. Noord-Korea bedreigt de V.S. nu met een atoomaanval. Op 28 maart zet Noord-Korea zijn raketten startensklaar en op 9 april maant het Zuid-Korea aan de buitenlanders uit het land te zetten. Japan richt zijn antiraketsysteem, de Zuid-Koreanen mogen weer in Noord-Korea werken.
Noord-Korea heeft met 1,2 miljoen soldaten en 5 miljoen paramilitairen (samen 5 percent van de bevolking) de vierde grootste strijdmacht ter wereld.
(J.B., 11 april 2013)
Noten:
(1) Dat de eenheid van een land met zekerheid blijkt uit het feit dat men samen deelneemt aan sportieve manifestaties staat buiten kijf. Zo bijvoorbeeld reden na de Turkse overwinning van een voetbalwedstrijd België-Turkije, de reeds vierde generatie Belgen van Turkse komaf met luid autogetoeter door de straten van Belgische steden om hun overwinning te vieren.
(2) In Noord-Korea wordt de Juche-kalender gebruikt: de jaartelling begint in 1912, het geboortejaar van Kim Il-sung. Heden zijn we daar dus in het jaar 102.
Kuddegeest is een mooi ding als het gaat om wilde dieren die daarmee zo goed als mogelijk het voortbestaan van de soort willen verzekeren, maar het is uiteindelijk exclusief voor beesten omdat het blind is en zeker niet de heldhaftigheid tot motor heeft doch de bekrompen angst. Wie met de kudde meehollen, denken allang niet meer na: zij lopen omdat zij in paniek zijn en zij volgen slaafs de kuddeleider die met hen doet wat hij wil. Bange mensen immers beslissen niet zelf over wat zij doen; zij geven hun verantwoordelijkheid aan een ander af in ruil voor bescherming of, veel vaker nog, in ruil voor de illusie daarvan. De paradox is dat bangheid het eigen kleine ik betreft, terwijl de kudde allerminst om enkelingen geeft doch slechts het soortbehoud beoogt. De kudde benut met andere woorden het egoïsme van haar leden om zichzelf te handhaven als groep... ten koste van de enkelingen. De natuur rekent immers niet met personen doch met aantallen, en dat doen ook veldheren wanneer zij soldaten rekruteren, en predikers, wanneer zij volgelingen willen maken. De groep is enkel groter dan de enkeling waar gefocust wordt op kwantiteit maar kwalitatief is een kudde even ver verwijderd van een persoon als een steen verschillend is van een levend wezen.
Kudden, meutes of groepen bestaan bij de gratie van de angstvalligheid van al hun leden, om niet te zeggen dat zij hun bestaan uitsluitend aan de lafheid danken van al de enkelingen die er deel van uitmaken. Het is een bekend gegeven in de sociologie dat een leider zijn macht ook aan die zwakheid van zijn ondergeschikten dankt, en vooraleer hij hen tot willoze en volgzame instrumenten maakt, zal hij hen ook eerst breken. Een persoon breken is relatief gemakkelijk voor wie én de middelen hebben die dat mogelijk maken én het geweten missen die dat in de weg staat: het volstaat om het slachtoffer te brengen tot zelfverraad en exemplarisch is in dit verband de uitwerking op burgers van een verblijf in kamer 101 in Orwell's 1984. De aldaar beschreven dystopie transformeert burgers in willoze instrumenten die blind gehoorzamen aan de leider nadat zij er eerst toe gebracht werden om onder de dreiging van het allerverschrikkelijkste, datgene wat hun het liefste is op aarde, teniet te doen. De totale overgave van het slachtoffer aan de folteraar wordt verzekerd door de wet van het lijfbehoud en slechts helden kunnen hieraan weerstaan - per definitie zullen helden derhalve allerminst in kudden te vinden zijn want helden volgen nimmer leiders, zij hebben zichzelf in de hand.
Christus was geen christen en Marx was geen marxist en op dezelfde wijze behoort een leider nimmer tot zijn kudde: men volgt hem niet na door in de kudde te gaan lopen doch door zélf het leiderschap op zich te nemen en meer bepaald het leiderschap over zichzelf. Een mens kan de natuur niet beheersen als hij niet eerst meester over zijn eigen natuur leert te zijn, precies zoals niemand zonder vijanden kan zijn als hij niet eerst de vijand die hij voor zichzelf is, onderwerpt. Zo hebben de natuurwetenschappen helemaal niet toevallig hoge toppen kunnen scheren uitgerekend in het gekerstende gedeelte van de wereld, want kerstening of christianisering vereist vooreerst de onderwerping van de eigenste natuur en meer bepaald de onderwerping van de eigen natuur aan de ziel die op haar beurt gehoorzaamt aan hogere, ethische wetten waaraan zij haar bestaan dankt. En verder dan dat kan een mens niet komen daar hij slechts een mens is en geen god, wat men ook moge zeggen over het diepste der gedachten.
De dingen verbergen zich bij voorkeur onder hun tegendeel en zelfs de meest primitieve natuur verwerft het meesterschap in die gedaante der verschalking - de mimicry of camouflage, de komedie, het toneel, de verkleedpartij, de goede manieren, het vernis of wat zichzelf de naam geeft van beschaving. Zo ook verbergt de lafheid zich bij voorkeur onder de in vele winden wapperende vlaggen van heldhaftigheid, terwijl helden zich door de band verbergen teneinde zich ongestoord te kunnen wijden aan de taak waarmee zij zich immers vereenzelvigen. Alleen wie van hun eigen werkzaamheden onderscheiden zijn, behoeven daarvoor op de koop toe ook nog een loon en van zodra zij dat hebben opgestreken, verlaten zij hun werk dat derhalve niet het hunne is - zij gehoorzamen aan wetten waarvan zij zelf de zin niet zien. Een mens is niet elders dan waar zijn hart is.
Of het nu gaat om bendes op lawaaierige motoren, een losgeslagen massa van supporters, geheim doende verenigingen van communisten, islamitische fundamentalisten, aanhangers van Opus Dei, sekteleden, belegen logebroeders of nog andere megalomanen - het is eender: van zodra personen zich verdoven kopje onder in een kudde, bestaan zij als mens allang niet meer en kunnen zij ook niet langer menselijk handelen, zij hebben hun verantwoordelijkheid uit handen gegeven aan een vreemde en in wezen hebben zij zichzelf aldus vernederd tot de kwalijkste slavernij. In dergelijke kuddes gaan persoonlijkheden voorgoed ten onder, verzuipen door de versnippering de verantwoordelijkheid en mét de plicht tot verantwoording ook de redelijkheid, het gezond verstand en de morele gevoeligheden die de mensheid onderscheiden van de beesten en ook van de beestachtigheid die men als het ware ruiken kan waar uniformen opdagen en waar vlaggen waaien. Vaak is het zonde om de naam der beesten in dat kader te gebruiken.
Op 10 april 2013 komen berichten in het nieuws dat intussen een twaalftal kindsoldaten van hier ten lande zijn gesneuveld in het verre Syrië, hier ter plekke voor het moorden warm gemaakt door lieden die beweren dat het God zelf is die zij aldus dienen. De ouders van de jongeren van wie de hersenen werden bewerkt zoals hoger aangegeven, zijn in diepe wanhoop, maar de slavendrijvers zijn en blijven op vrije voet, zij wanen zich echt onaantastbaar, mede door de angst die zij inboezemen bij de massa sinds de elfde september 2001. Alle vernietiging verbergt zich immers achter een valse grootsheid daar zij een geweld laat zien dat ook het eigen leven nemen kan: het is niet een grootsheid die doet buigen maar de vrees voor het verlies van de enige echte grootsheid die deze van het leven is. Eén aardbeving volstaat om een heel volk te verzwelgen dat miljoenen jaren nodig had om uit de aarde op te staan, maar dat maakt een beving nog niet groot, zij brengt immers helemaal niets in de plaats van wat zij zomaar deed verdwijnen. De grootste sukkelaar bezit de macht zichzelf te doden maar één enkele cel tot leven roepen kan zelfs de meest geniale wetenschapper niet.
Het is geen kunst om mee te drijven met de stroom, zelfs niet als deze enkel de verdrinkingsdood belooft - zelfs wrakhout drijft. Zwemmen daarentegen, zich bewegen in een richting die men zelf kiest, is een heel andere prestatie. Soldaten worden gerekruteerd, hetzij onder lijfelijke dwang, hetzij door zogenaamde overreding, maar als de middelen waarmee men dan die redelijke strijd voert, ongelijk zijn, omdat een ongeschoold kind zich nu eenmaal niet verweren kan tegen een geoefend redenaar, dan wordt dit spel heel vals en laf gespeeld. Als dit geen moord met voorbedachten rade is, dan telt dit ondermaanse tranendal geen moordenaars. Vergeten wij ook niet dat leiders die hun kudde horen te beschermen terwijl zij zelfs verzaken aan de plicht om de weerlozen onder hen te behoeden voor de boze wolf, dezelfde vreselijke misdaad delen, zoals onlangs nog werd gezegd over de bisschoppen die kindermoordenaars bedekten met wat zij in hun camouflagetaaltjes de mantel der liefde noemden.
De mantel der liefde is het ook waaronder diegenen zich verbergen die met de godsdienstvrijheid zwaaien wanneer het brigades betreft, eskaders die middels de terreur de rationaliteit verlammen en zo ook de fysieke kracht, en die er op die slinkse wijze zelfs in slagen om ongehinderd onder de vlag van een religie de haven van een beschaving in te varen: niet om die met ongekende vruchten te verrijken maar om ze gewoon op te blazen.
In feite gaat het om de mantel van angst, het kleed van lafheid en van zwijgen, want het is nimmermeer een kunst om machtigen te aanbidden, om de groten der aarde onder zijn vrienden te rekenen en om allerlei geschenken neer te leggen aan de voeten van wie rijker zijn: die gebaren camoufleren slechts de afgunst, de smeekbede om in de gunst te komen, desnoods tegen elke mogelijke prijs, van lui die handelen naar willekeur. Het spreekwoord van If you can't beat them, join them, is daarom slechts vanuit puur natuurlijk oogpunt redelijk te noemen, zoals ook het recht van de sterkste, waarvoor zij capituleren die deze spreuk op de lippen hebben.
(J.B., 10 april 2013)
09-04-2013
Aan welke ziekte lijdt het geld?
Aan welke ziekte lijdt het geld?
Banken zijn privé-instellingen die het geld en de schulden van hun klanten beheren. Het geld is een ruilmiddel dat zijn waarde enkel ontleent aan afspraken onder diegenen die bezittingen met elkander ruilen. Het geldwezen geeft aan al wie ruilen het bijzondere profijt dat zij niet voortdurend van her naar der met hun goederen moeten zeulen. Banken spelen derhalve een belangrijke rol in de bijzondere rentabiliteit welke voortspruit uit het gebruik van het geld. Aangezien het geld zijn wezen en dus zijn functie uitsluitend dankt aan afspraken onder zijn gebruikers, steunt de waarde van geld enkel en alleen op de trouw aan die afspraken. En de gebruikers van het ruilmiddel zijn aan het ruilmiddel trouw omdat zij trouw zijn aan het principe van het privaatbezit: Jedem dasz seine, zoals het in smeedijzeren letters prijkt op het hek bij de entree van het concentratiekamp van Buchenwald. (1)
In fel contrast met het beginsel van het recht dat in wezen het beginsel is van de wraak, uit het jodendom bekend als Een oog voor een oog en een tand voor een tand, staat het christelijke principe dat misschien nog het beste verwoord wordt in het motto: Draagt elkanders lasten. Dit motto dat ons aanspoort om elkaar te bevrijden, beantwoordt avant-la-lettre het in Huis clos in literaire vorm gegoten pessimistische existentialisme van Jean-Paul Sartre die met de oneliner van l'enfer c'est les autres stelt dat mensen elkaars vrijheid beperken.
Het christelijke principe is en blijft revolutionair te meer omdat dit het recht overstijgt door zijn vorm die geen wettelijke verplichting oplegt welke dan door sancties wordt afgedwongen, doch een aansporing is tot een handelwijze die zijn eigen beloning in zich heeft of is en die derhalve getuigt van authenticiteit, van waarheid en van een hogere orde van rechtvaardigheid. Het motto van Jedem dasz seine dat de poort naar het kamp van Buchenwald moet opfleuren, illustreert eveneens de poort naar de hel die de kapitalistische wereld tenslotte geworden is. De tekst die Dante Alighieri in zijn Commedia toedichtte aan het opschrift van de hellepoort - Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt! - verwijst inderdaad naar de wanhoop eigen aan alle werelden die van het christendom gespeend zijn. De kerstening van de wereld is daarom onvermijdelijk een aanvaring met uitgerekend die principes die niet alleen de bijzondere orde in de concentratiekampen maar tevens de orde in de wereld van de bouwers ervan kenmerkt.
Het dragen van elkanders lasten is datgene waartoe in het christendom wordt aangespoord, maar het kan uiteraard aan niemand worden opgelegd zonder dat het tegelijk de kracht verliest die het rechtvaardigt als verheven boven het principe van de wraak. Immers, wie ertoe gedwongen wordt om het goede te doen, doet het niet langer uit zichzelf en zal derhalve ook niet het loon ervaren dat uit die handelwijze voortspruit: hij wordt dan door de plicht tot het goede geïnstrumentaliseerd en mist derhalve de kans om er bewust aan deel te nemen. De verplichting tot het goede is echter wat zich in de eindtijd aan de wereld opdringt, evenals de verplichting tot het ware: het non posse peccare [het niet (meer) kunnen zondigen of dus de totale onvrijheid] is een toestand welke in de eindtijd volgt op die van het non posse non peccare [het niet kunnen niet zondigen] van na de zondeval, die op zijn beurt wordt voorafgegaan door de toestand van het posse peccare [het kunnen zondigen of de vrijheid]uit het Aards Paradijs. (2) In deze verplichting die uit het wezen van de tijd voortspruit, ligt het laatste oordeel zelf dat zonder weerga is. Niemand kan de stelling van Pythagoras nog loochenen omdat zij waar is en haar waarheid in het volle licht staat van de openbaarheid. Maar zoals de scholastici al wisten: ens et bonum convertuntur - wat (waar) is, valt ook samen met het goede - en derhalve zal bij de voleinding van de tijden ook het goede volstrekt onloochenbaar geworden zijn. Wie goed doen, zullen dan met de waarheid overeenstemmen maar wie het kwade willen, zullen met de waarheid vloeken, wat betekent dat zij buiten de werkelijkheid zullen vallen of dus niet meer echt zullen bestaan.
Het is vaak zeer de vraag in hoeverre wereldse gebeurtenissen zich al dan niet gewild of zelfs bewust voltrekken, maar hoe dan ook dwingen de traagheid van de dingen en de onomkeerbaarheid van de tijd zelf tot evoluties in een welbepaalde richting die op den duur niemand meer ontkennen kan. Het gouden kalf dat vanwege zijn aanbidders absolute trouw eist, komt zelf die trouw niet na en deze paradoxale ontwikkelingen die heden schering en inslag zijn geworden, verspreiden zich op elk maatschappelijk terrein. Dat banken in plaats van het bezit van hun kliënten te bewaren, hen bestelen, vormt helemaal geen uitzondering op het algemeen klimaat van bedrog, het is er alleen maar de ultieme bevestiging van. Waar ooit de dieven nachtelijk en via kelders of daken in andermans huizen inbraken, doen zij dat nu in het volle daglicht langs de voordeur en in de gedaante van beschermengelen die ons bijvoorbeeld peperdure alarminstallaties tégen diefstal weten aan te smeren, een belegging of een rekening waarin wij zonder nadenken ons hele hebben en houden investeren, terwijl dat kapitaal door de inners ervan onmiddellijk wordt opgemaakt omdat de wet de banken tot slechts enkele percenten kernkapitaal verplicht. Banken weten sinds oudsher via corrupte politici ook hele staten aan zich te binden middels megaleningen tegen huizenhoge interesten die tot in de eeuwigheid zullen moeten worden afbetaald - de zogenaamde staatsschuld - en op de koop toe laten brave burgers zich er ook nog toe verleiden om deze schulden via de aanschaf van staatsbons godbetert op te kopen.
Omdat zoals hoger gezegd het geld zijn waarde uiteindelijk ontleent aan afspraken onder diegenen die zich van het monetair systeem bedienen, terwijl de naleving van afspraken wordt afgedwongen door de rechtsstaat, zal de onbestrafte overtreding van die afspraken onvermijdelijk de val van de rechtsstaat tot gevolg hebben. Te geloven dat hieruit een samenleving zou resulteren waarin niet langer het wraakprincipe heerst doch het beginsel waarbij men al dan niet gedwongen elkanders lasten dient te dragen, ware echter al te voortvarend. Indien er al een nieuwe sociale orde uit de oude voortkwam, dan zou het zeer zeker een orde zijn met dwang, zoals in de literaire beschrijvingen der dystopieën - Wij van Zamjatin, Huxley's Brave New World, 1984 van Orwell - maar het is uiteraard zo goed als zeker dat de nieuwste orde een verschrikkelijke dictatuur wordt welke de wellicht korte periode van chaos, volgend op de instorting van het huidige systeem, zou beëindigen.
De ziekte waaraan het geld lijdt, heet megalomanie of grootheidswaanzin: het geld acht zichzelf meer dan het is, en dat betekent véél meer, want het geld is slechts een middel en het waant zich een doel. Het geld heeft uit zichzelf geen wezen, het werd mét zijn functie een ziel toegekend door mensen die de handel makkelijker wilden maken. Het geld ontleent zijn waarde aan de trouw en waar dit beginsel van de trouw met de voeten wordt getreden - zo dikwijls omwille ván het geldelijk gewin, o paradox! - zal onvermijdelijk ook het geld zelf in het niets verzinken. De apostel zegde het in zijn brieven al, dat er zonder de liefde niets kan zijn - de liefde of de trouw; zelfs niet het allermachtigste fortuin.
(J.B., 9 april 2013)
Noten:
(1) Jedem dasz seine of elk het zijne, aan elkeen wat hij verdient, is een spreuk verwijzend naar het Latijnse motto suum cuique alsook naar het Griekse beginsel in De staat van Plato en in de Nikomacheïsche Ethiek van Aristoteles waarmee de rechtsstaat ter bescherming van het privaat bezit gegrondvest wordt. Ook Cicero en Justinianus benadrukten dit beginsel dat het motto werd van onder meer de Hoher Orden vom Schwarzen Adler in het Pruisische koninkrijk.
"Belastingen zijn de prijs die we betalen om in een beschaafde maatschappij te leven", aldus de Keniaan Alvin Mosiona die zich engageert voor Tax Justice Network Africa. Wat in Afrika gebeurt, is schrijnend. Veel (westerse) bedrijven hebben er een dubbele boekhouding: op papier lijden ze verlies en dus betalen ze geen cent belastingen, maar in werkelijkheid boeken ze gigantische winsten en ze vluchten daarmee naar de zogenaamde belastingparadijzen in Zwitserland, Jersey of op de Caymaneilanden. Intussen verkommert het land waar de winsten werden gemaakt, bij gebrek aan inkomsten en wordt het afhankelijk van buitenlandse hulp. Het gaat om zowat 900 miljard dollar aan gestolen Afrikaans geld in de afgelopen veertig jaar. "Het zijn centen die [de mensen] anders hadden kunnen gebruiken om het schoolgeld te betalen voor hun kinderen of voor werken aan hun huis", aldus Mosiona. (1)
De Amerikaanse ontwikkelingseconoom Jeffrey Sachs klaagt aan dat niet alleen het overbekende Zwitserland, de Caymaneilanden en Monaco belastingparadijzen zijn: het allerergste bedrog gebeurt door de rijke OESO-landen (waarvan de Vlaming Yves Leterme sinds 2011 plaatsvervangend secretaris-generaal is) welke onder elkaar beginnen te concurreren in het scheppen van mogelijkheden voor bedrijven om er de belastingen te ontduiken teneinde zo kapitaal aan te trekken, zoals ook ons land dat doet met de zgn. 'notionele intrestaftrek'. Het kapitaal dat via de belastingen aan het volk toekomt, verdwijnt in de zwarte kas van de bedrijven die daarom feitelijk criminele organisaties zijn die de betrokken landen financieel uithollen. (2)
Bedrijven zoals Google en Microsoft gebruiken alle kostbare maatschappelijke voorzieningen, boeken gigantische winsten, maar laten het betalen van belastingen over aan de kleintjes op wie zij feitelijk parasiteren. Die plundering der armsten gebeurt volgens Nicholas Saxson met de medewerking van grote banken. Derde wereldlanden gaan leningen aan bij westerse landen maar het geleende geld verdwijnt in de zakken van plaatselijke dictators en grote banken zorgen voor het versluizen van die criminele fortuinen. Zoals vroeger tientallen miljoenen slaven uit de derde wereld naar het westen werden verscheept, zo gebeurt dat nu met de kapitalen: de armen worden armer, de rijken incluis de zogenaamde filantropen worden rijker en het westen specialiseert zich in het faciliteren van die megaplunderingen. (3)
Tennissters, wielrenners, zangers, acteurs en andere vedetten ontduiken sinds jaar en dag belastingen middels optrekjes in bijvoorbeeld Monaco of Rusland en zo geven ze alles behalve het goede voorbeeld voor de plichtsgetrouwe medeburgers terwijl zij dikwijls tegelijk functioneren als ambassadeur voor het land. Zo zou rockster Bono, inmiddels bekend als filantroop, zelf aardig sjoemelen met zijn belastinggelden: wat hij via de voordeur weggeeft, sast hij via de achterdeur dubbel naar binnen. Hij heeft nu onderdak in Nederland dat aan artiesten fiscale supervoordelen biedt via allerlei constructies en hij zou hierin al voorafgegaan zijn door de Rolling Stones. (4)
In de afgelopen jaren hebben de rijke OESO-landen aan hun burgers meermaals de gelegenheid gegeven om hun zwart geld wit te wassen: wie het aangaf, kreeg amnestie en een voordeeltarief. Sinds zij op papier in de regel zijn, kunnen OESO-landen geen belastingparadijzen meer genoemd worden terwijl ze dat wel degelijk zijn voor de allergrootste firma's die bijvoorbeeld in Frankrijk 8 percent betalen, waar kleine bedrijven worden getaxeerd met 28 percent. (5)
Kers op de taart is misschien wel het Europees Noodfonds dat zich verheft boven alle wetgevingen en dat onder het voorwendsel van noodhulp aan slabakkende economieën, het zuur verdiende belastinggeld van de modale burger, dankzij de mist van de internationalisering, versast naar de bankrekeningen van de rijken. Zo betaalden via dat noodfonds alle Europese belastingbetalers mee aan het dekken van de waardeloos geworden Griekse staatsbons, terwijl de rijkste Grieken geen belastingen betalen omdat zij hun fortuinen parkeren op belastingparadijs Cyprus. Europa kon er tenslotte niet aan uit om die fortuinen aldaar te gaan aanspreken, maar zoals verwacht kon worden, werden de superrijken tijdig gewaarschuwd en trof de maatregel alleen de armere Cyprioten die terecht klagen dat zij in Europa leven onder een dictatuur. Het zijn inderdaad de rijke en spitsvondige belastingontduikers die over de landsgrenzen heen en met steeds vernieuwde kanalen, de arme bevolking steeds weer weten te pluimen.
Twaalf percent werklozen telt de EU begin april 2013, en dat betekent niets anders dan dat onze politici er maar niet in slagen om aan alle burgers werk te verschaffen. Uiteraard is het de taak van de politici om voor eenieder een job te voorzien en de cijfers vertellen ons onomwonden dat zij falen. Edoch, volgens een oude, beproefde methode wordt die mislukking geschoven in de schoenen van... de slachtoffers: uitgerekend diegenen aan wie de politici geen job kunnen aanbieden, krijgen behalve het nadeel ook nog eens de schuld wanneer men over hen zegt dat zij "niet willen werken".
Het blijkt vaker een even trefzekere als bedrieglijke tactiek om aan de slachtoffers de schuld te geven en die dan toch bijzonder laffe werkwijze heeft zijn wortels in een bepaald religieus denken en meer bepaald in de overtuiging dat elkeen naar verdienste wordt verloond. Door het lot of door de misdaad benadeelden worden alras geboekstaafd als bestraften en van bevoordeelden zegt men algauw dat ook zij het loon ontvangen dat ze hebben verdiend. Mensen met een gehandicapt kind moesten toentertijd ook hier de uitleg aanhoren dat zij aldus door god zelf voor hun zonden werden gestraft, terwijl welvarenden konden rekenen op nog meer bijval. Dat volgens dezelfde religie de wereldlijke macht des duivels was, vergat men onmiddellijk als dit zo in het eigen kraampje paste.
De slachtoffers krijgen de schuld: geen mens die het zo bekijkt, kon het geloven, maar een geoefend redenaar kan deze zaken altijd wel zodanig draaien dat de massa er geheel achteloos intrapt. Neem nu die werklozen van wie dan gezegd wordt dat zij "niet willen werken": politici die deze stelling kracht bijzetten - en vandaag gaan steeds meer politici die laffe toer op - rekenen in hun kwade trouw op bijval bij diegenen die alsnog aan het werk zijn en zij hopen dat zij dezen in het harnas kunnen jagen tegen diegenen met wie zij solidair zijn. Gelukkig is het 'werkvolk' niet zo dom als sommige politici dat kennelijk verhopen en bestaat daar niet zo'n giftige graad van concurrentie als dat vaak het geval is bij de prominenten, maar soms legt het principe van 'verdeel en heers' de caesars allerminst windeieren.
Slachtoffers die de schuld krijgen, men vindt die mensonwaardige aanpak zelfs bij welbekende professoren ethica die zich opwerpen als helden terwijl zij ervoor pleiten om in het kader van de zogenaamde overbevolking, armen in de derde wereld met een ecologische voetafdruk van welhaast nul-komma-nul onvruchtbaar te maken en dan nog door omkoping. Als er al een overbevolkingsprobleem bestaat, dan is dat zoals elkeen weet een probleem van verbruik per kop. In de wetenschap dat een rijke westerling zowat het duizendvoudige verteert van een arme Haïtiaan, zal het terugdringen van die arme bevolkingsgroepen het gestelde probleem alleen nog groter maken. Hoewel te gek om los te lopen, wil dit voorstel vanwege zelfverklaarde ethici zich op de koop toe realiseren door aan bijvoorbeeld straatarme Haïtiaanse moeders in ruil voor hun sterilisatie 50 euro aan te bieden.
Het herinnert aan de nazi-propaganda met zijn oorlogslogica: in de jaren dertig liet Himmler reusachtige affiches ophangen met daarop afgebeeld een schamele krankzinnige zittend op een stoel en achter hem een breedgeschouderde en gezonde verpleger, voorzien van de tekst: "5000 Duitse Mark per jaar kost deze zieke aan de staat; burgers, het is uw geld!" En deze slachtoffers kregen ook de schuld en zij werden kort daarop met miljoenen tegelijk gedeporteerd in niet minder dan veertig duizend concentratiekampen verspreid over geheel Europa - velen van hen werden vergast, velen crepeerden door uithongering in dwangarbeid. De ganse Europese bevolking was op de hoogte van de wantoestanden maar vrijwel iedereen zweeg, de clerici incluis, uit angst hetzelfde lot te zullen moeten ondergaan.
In zijn redevoeringen stelde Hitler dat het toch niet zijn kon dat de sterkste en gezondste burgers moesten sneuvelen aan het front om de zieken en de zwaksten aan het thuisfront in leven te houden en de massa trad hem hierin bij - niet omdat zij overtuigd was maar omdat de dictator het gezegd had. Dat men een volk niet gezonder maakt door de zieken uit te moorden en dat men de ziekten moet aanpakken, zal elke mens die over een minimum aan intelligentie beschikt, onmiddellijk verstaan, maar als een prominent figuur het tegendeel uitbraakt, dan dicteert de kuddegeest aan de kudde om dit zonder meer te accepteren. Wie alsnog denken dat deze waanzin voorgoed tot het verleden behoort, dient zich eens te bezinnen over de abortus- en euthanasieklinieken die gestaag de plaats innemen van de klinieken waar nog geneeskunde wordt beoefend. Terwijl de laatst genoemde instellingen nog altijd ziekten pogen uit te roeien teneinde aldus zieken gezond te kunnen maken, zijn de eerst genoemde erop gericht om de zieken zelf uit te roeien. Dat zij zich desondanks en de eed van Hippocrates ten spijt onder de medische koepel kunnen scharen, is wel bijzonder onheilspellend.
De slachtoffers krijgen de schuld en moeten boeten, de daders gaan vrijuit: dit is de zuiverste toepassing van het recht van de sterkste - de ontbinding van onze beschaving.
(J.B., 2 april 2013)
01-04-2013
Een nieuwe ijstijd?
Een nieuwe ijstijd?
In zijn laatste levensjaren heeft de beroemde weerman Armand Pien het nog voor de televisie opgebiecht: onder druk van de politiek moest hij ter gelegenheid van de kernramp te Tsernobyl in 1986 liegen over de dramatische toestand hier ten lande en over de gevaarlijke hoeveelheid radio-activiteit in de lucht; hij moest zowaar zijn weerbericht wijzigen... omwille van wat men de sociale vrede noemt. De sociale vrede, de angst voor de angst. En is het ook nu weer omwille van die sociale vrede dat de stilte wordt bewaard omtrent een fenomeen dat zo mogelijk nog dramatischer gevolgen zal hebben, met name het aanhouden van de vrieskou?
Het is algemeen bekend dat wij in West-Europa zonder de invloed van de warme Golfstroom, echt Russische winters zouden hebben, winters zoals in het Russische binnenland waar de temperende invloed van die zeestroming vanuit de Golf van Mexico ontbreekt. Maar sinds enkele decennia neemt de Golfstroom af in kracht en pas in de laatste paar jaren is die verslapping van die aard dat zelfs jaarlijks migrerende visscholen niet meer op hun bestemming geraken en dat in de lente van 2013 in Duitsland werd vastgesteld dat arriverende trekvogels rechtsomkeert maken.
De motor van de Golfstroom ligt bij de Noordpool, waar het aan de oppervlakte aangevoerde warme water tegen het ijs botst en bevriest, waarna het resterende zoute water, dat veel zwaarder is, zinkt en in tegengestelde richting onder de aangevoerde stroming door naar de Golf terugkeert. Het is een beweging zoals van een immense rupsband: aan de oppervlakte een Noord-Oostwaartse stroming met warm water en onderzee een Zuid-Westwaartse met afgekoeld water retour. Edoch, het poolijs smelt, zozeer zelfs dat de ijsberen verdrinken...
De West-Europese bevolking blijft hopen op de lente en op het wegblijven van de vorst, maar het is inmiddels april geworden, de dagtemperaturen liggen een achttal graden onder het gemiddelde, kouderecords sneuvelen en er is geen beterschap in zicht. Dat onze hoop misschien wel ijdel is en dat het nog heel lang koud kan blijven, dat het misschien helemaal geen zomer meer wordt, gaat men wellicht vrezen als men een blik werpt op de grafiek van de zeewatertemperaturen aan de Noordzee. En het is heus geen aprilvis: de grafiek naar welke onderstaande link verwijst, toont de zeewatertemperatuur van de laatste zes jaren in telkenmale een andere kleur. Men kan zien hoe het zeewater reeds in de tweede helft van februari stijgt, behalve in het jaar 2013 dat wordt weergegeven met de zwarte lijn: tien dagen na de aanvang van de lente is het zeewater maar eventjes vier graden kouder dan normaal en de watertemperatuur zakt nog steeds verder de dieperik in:
Wij zijn zozeer gewoontedieren dat wij de dingen die wij voor het eerst te zien krijgen, voor droombeelden houden: wij kunnen ons het beeld dat ons te beurt valt niet herinneren en daarom ook houden we het voor onecht; we geloven dat het niet van buiten komt doch van binnen, recht uit onze fantasie. Om gelijkaardige redenen kijken wij over de zaken die wij zoeken heen: wij houden het stuk kaas in onze gedachten terwijl wij de inhoud van de koelkast afspeuren en valt het gezochte in onze blik, dan houden wij het voor het beeld dat van binnenuit komt en dat wordt vastgehouden op het netvlies. Zo zijn wij blind voor wat ons vreemd is maar evenzeer voor alles wat we kennen omdat we daaraan wennen.
Wij zijn zozeer gewend geraakt aan het voorhanden zijn van lucht, voedsel en water, dat wij pas merken hoe afhankelijk wij van onze contreien zijn eenmaal wij dorst en honger lijden of in ademnood verkeren. Vaak duurt het tot dat kritieke moment dat wij ons realiseren hoe wonderlijk het is dat wij dagelijks levend voedsel tot ons moeten nemen teneinde zelf in leven te kunnen blijven: op het ogenblik dat wij ermee ophouden om leven uit onze omgeving tot ons te nemen, houden wij zelf met leven op. We zien dan dat wij ons eigenste leven niet uit onszelf halen, doch dat wij het danken aan een gestage toevoer van leven dat buiten ons om bestaat. En ons voedsel is inderdaad van andere levende wezens afkomstig; evenmin als die levende wezens, is het voedsel dat zij geven, maakbaar. Wij zijn niet gemaakt, wij zijn geschapen en ook datgene wat ons elke dag in leven houdt, is van levende schepselen afkomstig. Wij zijn ontstaan uit een levende bron, die immers onze moeder is, en ons voedsel is aan diezelfde bron ontsproten en herinnert ons zodoende dagelijks aan haar: indien wij ophielden met putten uit die bron van leven, dan zou alras het leven wegvlieden uit onze leden.
Maar zoals wij dagelijks voedsel uit de levensbron tot ons moeten nemen om fysiek te kunnen blijven bestaan, zo ook is ons geestelijk bestaan afhankelijk van een voortdurende toevoer van geestelijk voedsel uit een geestelijke bron. Zoals ons dagelijks brood ons het dagelijks leven schenkt, zo ook bestaat er brood voor de ziel dat wij niet kunnen missen als wij ook geestelijk verder wensen te bestaan. Zoals het dagelijks brood tot leven opwekt, zo ook is er brood dat voor de ziel bestemd is en dat ons kan opwekken tot geestelijk bestaan. Over dat brood wordt ons gezegd dat het de doden uit de graven opwekt tot een bestaan in eeuwigheid tot de onsterfelijkheid.
In meer religies is er sprake van een eucharistisch brood, een manna uit de hemel of een levenselixir, een toverdrank waarmee het kwaad van de dood wordt overwonnen. Op de keper beschouwd is zelfs de hele medische wetenschap in de ban van een vooralsnog onvolkomen kennis die uiteindelijk mét de overwinning aller ziekten, aan de mens de eeuwigheid kon schenken, zo mogelijk in de vorm van één simpele witte pil.
Uiteraard is dat alles slechts wensdenken en fantasie: zoals gezondheid veeleer de vrucht is van onverdroten inspanningen terwijl de idee van een pil slechts de ziekmakende luiheid goedpraat, zo ook staan de hostie, het manna of het levenselixir symbool voor een dagelijkse omzichtige bedrijvigheid op een niveau dat het puur fysieke overstijgt en dat te maken heeft met intermenselijke relaties, zorgen en gedachten die in wezen zorgen zijn welke wij dragen voor elkaar. De dan beloofde eeuwigheid ligt in het zich bevrijden van de individuele sterfelijkheid via identificatie met soortgenoten: de leeftijd van de soort zal alvast die van de enkelingen overtreffen en met een korrel zout genomen betekent hij de eeuwigheid.
Wie alsnog willen kunnen hopen op een eigen voortbestaan over de grenzen van de dood, die hangen misschien nog al te zeer vast aan uitgerekend datgene wat zij moeten laten varen om de dood te kunnen overwinnen, en dat is het eigen ik. Want is het dan niet zo dat wie zijn ik heeft overwonnen, niet langer naar die vorm van onsterfelijkheid zál verlangen aangezien het ik van wie het overwon ook niet meer leeft?
Op die manier is Pasen zeker niet dat feest van superegoïsten die niet genoeg hebben aan een bestaan op aarde voor zichzelf en die aan dat eigen ik ook nog tot in de eeuwigheden geketend willen zijn. Veeleer slaat de verrijzenis van 't vlees op een loslaten ervan, in de overtuiging dat men niet meer verliezen kan wat men reeds weggaf voor het heil van anderen noodzakelijkerwijze via de heilige weg van het kruis. Ook mieren doen dat en verder alle dieren, alle schepselen van God. Wij zien alleen niet altijd meer dat wijzelf het zijn als wij onze soortgenoten ontwaren, omdat wij blind geworden zijn. En het weze herhaald, dat wij blind zijn voor de dingen die ons onbekend zijn én voor de dingen die wij kennen, maar misschien nog het meest voor die dingen waarvan wij denken dat wij ze kennen.
(J.B., Stille Zaterdag 2013)
28-03-2013
Het zwijgen, de repressie en de opstanding
Het zwijgen, de repressie en
de opstanding
Men herinnert zich het
spreekverbod in de kloosters van weleer, en niet alleen de
zwijgplicht van de broeders en de nonnen maar evenzeer het bevel om
de mond te houden aan het adres van bijvoorbeeld ongehuwde moeders
die toentertijd omwille van familieschandekwesties in tehuizen werden
ondergebracht. En waarom moesten leerlingen in allerlei internaten,
kazernes en gestichten, hun mond houden? Waarom dan leerde men aan
het volk dat spreken zilver is doch zwijgen goud? Waarom wordt het
'onschuldige' babbelen, samenscholen en konkelfoezen van
ondergeschikten door hun meerderen immer zo buitensporig zwaar
bestraft? En het antwoord op die vraag brengt ons naar wat de
zwijgers uit de Nazi-tijd nadien vertelden over het tragische
gebeuren van de deportaties naar de alles samen meer dan
veertigduizend kampen in Europa waar men dan toch niet naast kon
kijken: "Wir haben es nicht gewuszt"!
Want beslist is het niet zo dat
geen mens er lucht van kreeg, in wat er toen op grote schaal aan
wreedheden gebeurde het tegendeel is waar: geen mens was er die
het níet wist. Maar de grote stilte omheen het dramatische gebeuren,
het taboe, het spreekverbod, de schaamte, de lafheid en de angst,
kortom het zwijgen deed de huizenhoge leugen heersen dat al
datgene wat niet waar mócht zijn, ook niet gebeurde. Hoe wreed het
ook was, het werd door de vingers gezien, alleen al omdat het
getuigenis van het kwaad ook medeplichtig maakt: wie erover praat,
heeft het gezien en die heeft dan ook niets gedaan tenzij gepraat,
terwijl diegenen die alleen maar zwijgen, het voordeel genieten van
de twijfel, want mogelijkerwijze hébben zij ook niets gezien.
Een volk overheersen is een
volk het zwijgen opleggen; een volk de vrijheid ontnemen is
het verbieden om te spreken. En het spreekverbod is zo schrikbarend
efficiënt omdat wat niet gezegd wordt, ook niet of nauwelijks in het
bewustzijn kan verschijnen: het verzwegene is op den duur zoals een
kwade droom, een nachtmerrie, het lijkt wel louter uit gedachtestof
gevormd te zijn en dus uit de stof waaruit ook de verbeelding
opgebouwd is of, erger nog, de inbeelding.
Niet alleen de waarheid wordt in
tijden van grote misdaden verzwegen maar ook het zwijgen zelf wordt
dan gecamoufleerd en wel met een leugenachtig gepraat dat zelfs aan
de kinderen opgedrongen wordt: zij moeten het namelijk leren nazeggen
en dan nog het liefst zonder erbij na te denken, teneinde de
geestelijke pijn welke uit de wetenschap dat wat men zeggen moet
onwaar is, voortspruit, draaglijker te maken. Het zwijgen wordt
verkapt met leugens en wie zwijgen, worden dan ook tot liegen
gedwongen zodat hun medeplichtigheid aan de misdaden die verborgen
moeten blijven, manifest wordt, wat het onderspitten van de
wreedheden dan ook perfectioneert. De totale vernietiging van de
waarheid kan op den duur alleen nog worden ontmaskerd door mensen die
nog geen zwijgen kennen omdat zij ook nog geen woorden kennen, geen
taboes en schande, en dat zijn de mensen die nog maar pas op aarde
aanbeland zijn: onze kinderen. Zij worden geflankeerd door diegenen
die de woorden welke zij geleerd hebben alweer vergaten omdat er
gaten in hun hersenen vallen ingevolge ziekte of ouderdom en daarom
ook zijn onze oudjes de beste maatjes met de kleinsten, terwijl beide
partijen in allerijl onttrokken worden aan de maatschappij en
weggestopt in scholen en gestichten. Daar worden hun hersentjes
gekneed in de gewenste richting, met lering of met pillen, en aan
allen die de leugen niet of niet meer dienen kunnen, prijst men de
zogenaamde 'goede dood' aan, zoals men de moord is gaan noemen die
euthanasie tenslotte is.
Over de waarheid dient te worden
gezwegen, het zwijgen wordt op zijn beurt verbloemd met leugens en
vandaar ook die gigantische macht van de media in een wereld waarin
de waarheid niet langer vanzelf spreekt maar waar daarentegen de
leugen heerst, koning is en God zelf naar de kroon steekt omdat de
waarheid tenslotte met het goddelijke samenvalt. Wie het volk wil
onderdrukken, moet de waarheid de das omdoen; hij dient derhalve het
zwijgen te verplichten ofwel de leugen die de camouflage van het
zwijgen is, in de ether te laten weerklinken. Wie het volk onder de
knoet wil houden, die moet de media beheersen: de kranten, de radio-
en televisiekanalen, het internet, het onderwijs en alle andere
publicaties en bekendmakingen. Immers, zolang de waarheid niet gezegd
wordt, kan de schijn worden gewekt dat zij zichzelf niet is, dat zij
niet bestaat, dat haar bestaan een hersenschim is of een droom, een
inbeelding, iets waarover slechts gekken het hebben. Warempel
volstaat het spreken van de waarheid in de wereld van heden reeds om
iemand als krankzinnig te bestempelen, en uiteraard zullen allen die
hiervan getuige zijn, er strikt het zwijgen toe doen teneinde er ook
zelf niet van verdacht te worden dat zij de grote leugen die over
deze wereld heerst, verraden.
En die realiteit ligt misschien
wel openlijk te kijk in het passieverhaal dat daarom zo aangrijpend
is en dat in deze bijzonder leugenachtige tijden des te dieper graaft
in de weinige harten die nog overschieten. Maar dit verhaal, hoe
schrijnend ook, wordt tenslotte vervuld met niets dan blijheid, en
wel hierom dat de waarheid uiteindelijk het pleit zal winnen
precies omdat zij vanzelf spreekt en dat ook zal blijven doen wanneer
de tijd daar zal zijn dat alle monden voorgoed verstommen.
(J.B., Witte Donderdag 2013)
23-03-2013
Het materialisme, een kind van de religie
Het materialisme, een kind van de religie
Het materialisme in twee woorden de theorie volgens welke alles wat echt bestaat, opgebouwd is uit materie is zoals algemeen geweten een bijzonder eenzijdige, simplistische en al geruime tijd volstrekt voorbijgestreefde opvatting van de werkelijkheid, al was het slechts omdat het begrip 'materie' mee geëvolueerd is met de hedendaagse fysica terwijl de maatstaven die wij hanteren om iets al dan niet te erkennen als zijnde 'echt', nog steeds veranderen en helemaal niet zomaar in een consensus resulteren. Maar wat misschien heel even onze aandacht waard is omdat het anders misverstanden in het leven houdt die echt niet hoeven, is de kwestie dat het materialisme helemaal niet tegenover religieuze wereldbeelden staat maar daarentegen zijn oorsprong erin vindt.
Zelfverklaarde materialisten stellen zich nogal eens op als tegenstrevers van diegenen die geloven in meer 'geestelijke' zaken en dit fenomeen is niet alleen absurd omdat de begrippen 'materie' en 'geest' intussen achterhaald zijn: het is zelfs opzienbarend omdat het materialisme ook in zijn meest recente en geëvolueerde betekenissen zijn grondslagen uitgerekend in het religieuze denken vindt.
Het nieuwste materialisme herleidt onze 'levende' realiteit immers tot een constructie, en dat is een maaksel, en het doet dat in analogie met de opvatting dat ook de wereld een maaksel is, meer bepaald een goddelijk maaksel of een schepping. God zelf is in die visie op zijn beurt een menselijk maaksel. Derhalve volgt de overtuiging dat alles principieel gemaakt is en dus na-maakbaar en maakbaar, inbegrepen al wat nog in het verschiet ligt van datgene wat er heden is.
Het evolutionisme de opvatting dat alles evolueert of groeit, een opvatting die een exponent vindt in het darwinisme of de evolutieleer heeft in die zin ofschoon zogezegd ontstaan in weerwil van het godsgeloof in feite wel een bijzonder religieus karakter, daar het de dingen niet zomaar gemaakt acht zoals ook wij, mensen, dingen maken, doch buiten onze kennis en kunde om gegroeid, wat inhoudt dat het wezen van de dingen, ons eigen zijn incluis, ons volkomen te boven gaat.
Wat groeit, wordt immers allerminst gemaakt: het lijkt zichzelf te maken maar ook dat is niet het geval zoals wij aan den lijve kunnen ondervinden, want onze groei houden wij niet tegen en dat zien wij als ook een gezwel zijn gang gaat tegen wil en dank. De groei wordt nimmer van buitenaf opgelegd: hij blijkt het wezen zelf van al datgene wat hij verhindert om zichzelf te zijn omdat hij alles dwingt zich in een voortdurende verandering van zichzelf te distantiëren.
Met hun groei wordt aan de dingen het verbod opgelegd om te rusten in zichzelf en tevens de verplichting om zich te transformeren in iets of iemand anders, zodat de groei de dingen sowieso uit hun materialiteit verjaagt en neerzet op een pad waar zij dan samenvallen met hun evolutie, hun geschiedenis, die een begin kent en een eind.
Het wezen van alle dingen strekt zich krachtens de alles en allen beheersende groei voortaan uit in de tijd: wij hebben een verleden en een toekomst, wij waren en wij zullen zijn en dat lot deelt met ons de hele schepping die zodoende nimmer maakbaar is omdat zij immer aan de gang is. En zoals Aurelius Augustinus al meer dan duizend jaar geleden opmerkte, kan er van geschiedenis geen sprake zijn zonder het bestaan van een geheugen dat zich zaken kan herinneren en zonder het vermogen tot het koesteren van verwachtingen. Er is derhalve helemaal geen schepping mogelijk zonder een geest en uitgerekend dit gelovige inzicht volgt uit onderzoek dat sinds zijn begin als ongelovig van de hand gedaan wordt.
Warempel, niet de duivel maar de godsdienst blijkt de moeder van het materialisme en niet een ketterij ligt aan de oorsprong van de evolutieleer doch het bevroeden van een diepere zin in onze werkelijkheid die meer vertegenwoordigt dan een louter maaksel.
(J.B., 23 maart 2013)
Noot: voor meer commentaar bij het hedendaagse materialisme (en in het bijzonder het fysicalisme) zie de bijlage.
Benedictus XVI is het Vaticaan nog niet uit of in een
terugblik op zijn pontificaat spreken de meest vooraanstaande
katholieken al over acht verloren jaren. Als de nieuwe paus
getroond wordt, dan zitten daar op de eerste rij de machtigen der
aarde die volgens de Heilige Schrift zelf in handen van de duivel
is en ook de meest omstreden dictators ontbreken niet op het
appel ter ere van misschien wel Petrus Romanus.
De natrap aan het adres van Ratzinger vanwege zijn
'partijgenoten' is om meer redenen ongegrond, maar in de eerste
plaats wordt aldus niet alleen de kleinburgerlijke mentaliteit der
prominenten geëtaleerd maar ook en vooral de huidige algemene
intellectuele ontoereikendheid van de kerkgezinden.
Kennelijk hebben de laatst genoemden geen flauw benul
van de problemen van deze tijd die de Duitse filosoof en theoloog in
kwestie detecteerde en beantwoordde in menigvuldige trefzekere
traktaten van een voordien zelden gezien niveau. Afgezien van het
feit dat zijn geschriften uiteindelijk worden ingezet om de macht van
de kerk te dienen, is het tegelijk onloochenbaar dat zij heel wat
waarheid in zich hebben, vooral dan met betrekking tot een
gigantische leugen die deze tijd beheerst.
In Relativism: The Central Problem for Faith today
(Guadalajara, Mexico, mei 1996) beschouwt Joseph Ratzinger het
relativisme als het centrale geloofsprobleem vandaag.
Vooraf moet echter opgemerkt worden dat Ratzingers
veroordeling van de bevrijdingstheologie onterecht is omdat hij zegt
dat zij in haar strijd tegen leed en onrecht wil dat het christendom
ethisch en politiek de structuren van het onrecht bevecht middels het
marxisme dat het geloof vervangt door de wetenschap en z'n praxis,
wat zijn inziens moet mislukken omdat het marxisme de menselijke
vrijheid miskent en enkel het nihilisme en het relativisme
justifieert, dat zich beroept op tolerantie en op kennis, terwijl het
zelf elke waarheid als basis voor die kennis ontbeert, en met de
democratie de vrijheid als hoogste waarde huldigt. Maar Ratzinger
vergeet hierbij dat het marxisme inzake de absolute fundering van
waarden wezenlijk niet verschilt van de leer van de kerk: in het
heiligende martelaarschap wordt de bereidheid tot het dragen van leed
erkend als een geldige getuigenis van de waarheid omdat uiteindelijk
het leed zelf bij de fundering van de ultieme waarheid betrokken is,
en in het marxisme is dat niet anders: de wil om het menselijk leed
structureel uit te roeien impliceert zelf een offer en derhalve
leed in functie van het recht dat een funderende werkelijkheid
draagt welke zich boven die van leed en lust verheft. Net zoals de
kerk erkent dat het leed wordt overwonnen door wie het willen
ondergaan als losprijs voor een hoger doel, net zo staat het offer
van een structurele aanpak van het onrecht in het marxisme garant
voor een overstijging van het loutere recht van de sterkste. Het
geloof is met andere woorden niet in strijd met de wetenschap (en
haar praxis) die immers volstrekt waardeloos wordt van zodra zij niet
langer bereid is om van de waarheid getuigenis af te leggen, zoals
bijvoorbeeld onlangs nog geïllustreerd met bedrog inzake
wetenschappelijk onderzoek naar de werking van medicijnen.
Verder mag het (absolutisme van het) relativisme dan al
een kwaad zijn: de democratische waarden van tolerantie, vrijheid en
dialoog impliceren helemaal niet het opgeven van de absolute
waarheid, zoals Ratzinger dat meent, maar zij zijn er daarentegen op
gefundeerd en zo ook doet een maximale samenwerking tussen de
religies niets van de waarheid af maar zal zij die daarentegen
bevorderen precies omdat de waarheid het licht zoekt dat in het woord
van elke authentieke dialoog wel móet verschijnen.
Dat er kwaad schuilt in het relativisme staat
daarentegen als een paal boven water en terecht waarschuwt Ratzinger
voor het anti-rationalisme, bijvoorbeeld in de New Age, die
het Absolute zijns inziens niet wil geloven doch ervaren als een
(door de muziek en de menigte verwekte extatische) onpersoonlijk
goddelijke energie, een harmonie van mens en kosmos, welke bereikt
wordt door zelfvernietiging. Ratzinger: in feite willen mensen hier
zelf (voor een poosje) goden worden in een roes, welke een vlucht is.
Maar Ratzinger verwijt dan aan de bevrijdingstheologie
dat zij de democratie looft en dat zij die ook in de kerk wil
introduceren, terwijl hij de wil van de meerderheid onverenigbaar
acht met de wil van God die de waarheid is. Edoch, in die
stellingname getuigt hij jammerlijk van een fundamenteel wantrouwen
in de medemens, wat strijdig is met de vertrouwen schenkende liefde
die hij verondersteld wordt te verkondigen. Het geloof mag dan tot
ons komen vanwege God, zijn kerk en de sacramenten, en aldus vanuit
een absolute macht en niet vanuit een meerderheidsbeslissing: die
opvatting is strijdig met de verkondiging zelf van het getuigenis van
de volstrekt machteloze God van het christendom die alle macht en zo
ook alle rede overstijgt.
Het leed is weliswaar niet het criterium voor geluk en
ongeluk zoals het door Ratzinger bestreden sentiëntisme
voorhoudt maar het is ook niet niets, geen mens kan er
onverschillig tegenover staan en ook het christendom houdt voor dat
men het zijn naaste niet mag aandoen. Maar dat laatste heeft dan wel
vooral te maken met het sublieme dat immers wordt beschermd middels
onze pijngevoeligheid of ons vermogen om te lijden: het evangelie
gebiedt de mens zijn naaste te beminnen zoals zichzelf terwijl men
zelf best mag kiezen voor het leed als dit tenminste toelaat om zo te
getuigen van de liefde die de werkelijkheid van lust en leed te boven
gaat. Onze pijn is ons enige zintuig dat gevoelig is voor de
werkelijkheid als zodanig omdat, om het te zeggen met de woorden van
Johannes-Paulus II in zijn Apostolic Letter Salvifici Doloris
(Roma 1984:2), de pijn ons dwingt onszelf te overtreffen: "(...)
[suffering] is one of those points in which man is in a certain sense
'destined' to go beyond himself ( )". In die zin is de
kritiek van Ratzinger op het sentiëntisme dat vandaag de westerse
agenda bepaalt niet alleen terecht maar tevens absoluut noodzakelijk
voor het voortbestaan van onze beschaving zelf.
Aanvankelijk overgeleverd aan het geweld van de natuur,
heeft de mens als zelfbewust en daarom naar vrijheid hunkerend
schepsel, dit natuurlijke gegeven ethisch geïnterpreteerd: hij
beschouwt het natuurgeweld als een onrecht. Zijn verzet liet hem geen
andere keuze dan de aanvaarding van wat wij de vrijheidsparadox (1)
noemen: de vrijwillige maar bevrijdende vrijheidsbeperking, welke
gestalte kreeg in een cultuur van recht en orde. Macht volgt uit
eendracht, die op haar beurt vanwege alle deelnemers aan de macht
specifieke beperkingen vereist, welke gecreëerd en aanvaard worden
vanuit het inzicht in hun zin. Cultuur is wezenlijk zelfbeperking met
het oog op bevrijding. Die bevrijding is recht evenredig met de
vereiste offerbereidheid, en dus ook met het inzicht dat aan die
offerbereidheid ten grondslag ligt. 'Arbeid maakt vrij' - voor wie de
zin van z'n arbeid begrijpt en beleeft: de zelfbeperking met het oog
op de zelfbevrijding. Dit inzicht maakt ook dat deze zelfbeperking
ervaren wordt als zelfontplooiing. Op dit vlak nu, heeft de westerse
cultuur een grote voorsprong ontwikkeld op de rest van de wereld. Ons
inziens heeft dit alles te maken met de aanwezigheid van het
christendom, dat ons de ultieme zin van die offerbereidheid
openbaart. Problematisch is nu dat onze voorsprong zich wat eenzijdig
manifesteert in een relatieve welvaart, want het ware onjuist om het
christendom exclusief daarmee te identificeren. In de alles
omvattende mondialisering welke vandaag de meest uiteenlopende
volkeren en beschavingen met elkaar confronteert, staart men zich
nogal eens blind op deze welvaart, zonder zijn fundament te
begrijpen. Dat fundament ligt in een relatieve natuurbeheersing,
welke in de eerste plaats de beheersing van de eigen menselijke
natuur - de zelfbeheersing - vooronderstelt. Het westen heeft zijn
rijkdom niet te danken aan de onderdrukking van anderen, maar wel aan
de beteugeling of de beheersing van de natuur - in de eerste plaats
in de menselijke persoon. (2) Het ongeluk wil nu dat het uitdragen
van deze waarheid door onderontwikkelden vaak geïnterpreteerd wordt
als verknechting. Net zoals aan kinderen van nature het inzicht
ontbreekt in de zin van de ouderlijke normen, net zo missen
primitieve culturen vaak het inzicht in de zin van de arbeidsethiek.
Een goed begrip wordt bovendien bemoeilijkt door het nooit uit te
sluiten machtsmisbruik vanwege onbekwamen die zodoende het westen in
diskrediet brengen.
In zijn onbegrip richt zich de kritiek van de
ongekerstende wereld tegen deze 'tol' van de zelfbeperking die de
zelfbevrijding nu eenmaal eist: hij miskent de hoger beschreven
'vrijheidsparadox', maar in feite belemmert hij aldus de eigen
zelfontplooiing. (3)
(J.B.,
22 maart 2013)
Noten:
(1) Kant gebruikt het begrip "paradox van de
vrijheid", namelijk als de schijnbare tegenspraak tussen onze
natuurlijke gedetermineerdheid en onze transcendentale vrijheid als
morele subjecten (- zie: Scruton 2000: 96-97). Wat wij willen
benadrukken is de positiviteit van ons vermogen tot het creëren en
het doen toenemen van onze (morele) vrijheid (- een act die tegelijk
in vrijheid ontspringt en naar vrijheid leidt) door onze vrijwillige
inperking van onze natuurlijke vrijheid; in dit licht wordt, ons
inziens, de illusie van een tegenstelling volledig ontkracht.
(2) Dat arbeid vooreerst zelfoverwinning vergt, blijkt
uit Genesis, 3:19: "Gij zult uw brood eten in het zweet van uw
aanschijn". In de encycliek Laborem Exercens (1981)
typeert Johannes-Paulus II de arbeid als "a 'transitive
activity' (...) an activity beginning in the human subject and
directed toward an external object (...)" (o.c., §4.3). "The
proper subject of work continues to be man" (o.c., §5.3). De
arbeider is "a subject that decides about himself" (o.c.,
§6.3). Waar daarentegen het object van de arbeid de bovenhand haalt,
dreigt de mens de slaaf te worden van zijn eigen werk, aldus
Johannes- Paulus II. De zelfverloochening ter overwinning van de
zonde wordt ook gepredikt door de H. Ambrosius: "Wie zijn
lichaam onderwerpt en zichzelf beheerst zonder zijn ziel door
hartstochten te laten overweldigen, die kan terecht koning genoemd
worden (...) hij zal niet verstrikt raken in schuld en zich hals over
kop storten in de zonde" (K, §908). Zie ook: Thomas van Aquino
(1947: I, Q96, A2): "Man in a certain sense contains alle
things; and so according as he is master of what is within himself,
in the same way he can have mastership over other things".
(3) Bron: J. Bauwens, 2003: 18-19.
20-03-2013
Waar vandaan die koude winters?
Waar vandaan die koude
winters?
De aarde is een bol bedekt met
schollen land en water, een bol die om zijn eigen as draait, die in
een baan loopt om de zon, en die bestraald wordt door de zon en
aangetrokken door de zon, de maan en al de sterren.
Alleen al door het draaien om de
eigen as gaat het water dat tenslotte los over de aardbodem zwalpt,
nog meer bewegen, want de snelheid van de watermassa's is aan de
evenaar uiteraard veel groter dan aan de polen: het aardoppervlak aan
de evenaar draait met een snelheid van één aardomtrek per dag, en
dat is 40.000 km, terwijl het aan de polen vrijwel stilstaat.
Diezelfde aardrotatie
veroorzaakt beurtelings een dag met zon en derhalve opwarming
en een nacht met afkoeling: een wisseling om het etmaal.
Maar verder is er ook zo'n
jaarlijkse wisseling, namelijk doordat de aardas schuin tegenover de
zon staat terwijl de aarde eens per jaar omheen de zon roteert. Dat
maakt immers dat de invalshoek van de zonnestralen op de aarde zich
naar gelang de tijd van 't jaar wijzigt: hoe schuiner de stralen op
de aarde neervallen, hoe geringer de bestraling per vaste oppervlakte
en hoe kouder; hoe rechter de stralen invallen, hoe groter de
bestraling en hoe warmer.
Warm water stijgt, koud water
zakt, de zeebodem is bergachtig en zo is het onmogelijk dat al het
water op de bol waarop wij leven, stilstaat. Maar bovendien: omdat al
de genoemde temperatuurschommelingen periodisch zijn, moet er ook een
regelmaat terug te vinden zijn in de bewegingen van het water die
door de periodieke warmteschommelingen worden veroorzaakt. Op die
manier vormen zich in de wereldzeeën min of meer vaste stromingen of
kanalen. Een gelijkaardig fenomeen doet zich bovendien ook voor in de
lagen van de luchten en uiteraard werken de winden en de zeeën ook
nog op elkaar in een bijzonder complex gebeuren.
Wat betreft het water worden
over de hele wereld vaste zeestromingen waargenomen
[http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/c/cc/Ocean_surface_currents.jpg
] en de warme golfstroom die het klimaat in onze streken beïnvloedt,
is er een van. Het is een warmwaterstroom die begint in de Golf van
Mexico waarna hij de Atlantische oceaan oversteekt, passeert aan de
Noordzee en stroomt tot aan de Noordelijke IJszee waar hij bevriest.
Het resterende water is daardoor zouter, zwaarder ook, en het duikt
naar beneden en keert terug in tegengestelde richting, zodat de
Golfstroom beweegt zoals een reusachtige transportband, een rupsband.
Hij wordt benut door de vissen zoals de luchttransportbanden
benut worden door de trekvogels maar hij wordt ook benut door
scheepvaarders die er hun routes op afstellen.
Het effect van de warme
golfstroom op ons klimaat is gigantisch: zonder hem zouden wij
winters hebben zoals in streken op onze breedtegraad die niet door de
golfstroom worden getemperd en dat is heel wat kouder.
Edoch, er is wat aan de hand met
de golfstroom. Sinds enkele decennia zou hij fors in kracht zijn
afgenomen tot ongeveer een derde van zijn oorspronkelijke
capaciteit, en dit kon volgens sommigen wel eens mede de oorzaak zijn
van de grillen van ons weer in de jongste jaren. De opwarming van de
aarde wordt dan weer als oorzaak van die ingrijpende verandering
genoemd en op zijn beurt zou de mens die opwarming veroorzaken.
Of dat ook zo is, kan
uiteindelijk maar moeilijk worden uitgemaakt, aangezien de systemen
waar het om gaat bijzonder wanordelijk zijn. In zijn hunker naar
betekenis en zin, durft de mens zijn eigen invloed nogal eens
overschatten, want uiteindelijk is die maar miniem vergeleken bij de
vlammendansjes aan de oppervlakte van de zon, de werking der vulkanen
en de vele aan het oog onttrokken borrelingen in de kern van onze
aarde waar wij wellicht ook in de komende duizend jaren het raden
zullen naar hebben.
(J.B., Prima Vera 2013)
19-03-2013
Massahypnose
Massahypnose
"Alwie een door hem zelven of door anderen gehypnotiseerd persoon in schouwspel heeft gegeven, wordt gestraft met gevangenzetting van vijftien dagen of zes maanden en met boete van zes en twintig frank tot duizend frank" aldus luidt het eerste van een reeks nog steeds van kracht zijnde wetsartikelen uit 1892 ter beteugeling van bedrog gepleegd middels hypnose.
Onder meer de gerenommeerde wijsgeer Noam Chomsky [http://www.chomsky.info/ ] van het Massachusetts Institute of Technology heeft zich bezig gehouden met het ontmaskeren van die bedrieglijke praktijken in onze huidige samenleving en zijn bevindingen zeggen ons eigenlijk dat de genoemde wet voortdurend overtreden wordt zodat wij de facto nooit ontwaken uit de dromen die ons te allen kante onafgebroken worden ingelepeld.
Het is bovendien onthutsend om vast te stellen hoe weinig een mens nodig heeft om in een trance te geraken zodat de tovenaar in kwestie hem helemaal kaal kan plukken.
Dat gegeven zegt meteen iets over de wanhoop waarin wij kennelijk vrijwel allemaal verkeren, want wij blijken vaak bereid om alle redelijkheid en vertrouwdheid van onze eigen omgeving op te geven voor de illusie van een doordeweeks bedrieger. Stel dat het eens waar was! is een verzuchting zoals: stel dat ik die loterij eens won! en zij etaleert de gokker in ons, het volstrekt onredelijke dier dat wij blijken te zijn, het wezen dat nog liever in een onmogelijke droom gelooft dan in de zichtbare en tastbare realiteit. Ijdel is derhalve het spreekwoord van liever één vogel in de hand dan tien in de lucht. Mensen leggen alles in de waagschaal in ruil voor al was het maar een enkel ogenblik van de allergoedkoopste waan.
De eenentwintigste eeuw, het derde millennium lijkt nu al het tijdperk van de absolute waanzin in te luiden en om te beginnen is er het internet, de digitale wereld, die bijna geheel onstoffelijke wereld naast het echte leven, die vooral het hoofd van jongeren zozeer op hol brengt dat zij de wereld van vlees en bloed erbij vergeten. Zelfs kleine kinderen worden vandaag en masse bij allerlei specialisten binnengebracht met tot nog toe onbekende fysieke, psychische en sociale uitputtingskwalen en misvormingen die rechtstreeks volgen uit een leven dat herleid werd tot het vrijwel bewegingloze zitten of liggen voor een dom computerscherm. De mens beweegt zich voortaan in een andere wereld en die is even onecht als zijn bewegingen aldaar.
Maar beperken we ons in dit opzet tot enkele actuele seances, zoals het zogezegd ééngemaakte Europa, de ethische banken en de arme paus. De cijfers zelf laten niet de geringste twijfel over de trefzekerheid van al die toverij: het blijkt te volstaan dat een bank, ook al heeft zij zopas nog van haar hele cliënteel de zakken leeggeschud, haar eigen naam verandert en zichzelf het masker opzet van een fan van klassieke muziek die elkeen een goede televisie-avond wenst, opdat zij als een vriend zou worden aanzien. En kijk, het gros der mensen overhandigt beleefd de nieuwe zuur verdiende spaarpot aan de dief van gisteren. Een verwittigd man? Het maakt kennelijk niets uit eens hij onder hypnose is!
Maar de lof die elkeen sinds tweeduizend jaren toezwaait aan de paus van Rome klopt wel alle records met Petrus Romanus, zoals onheilsprofeten de zogezegd laatste paus zijn gaan noemen: de man die aan de genade van de bloeddorstige Argentijnse junta een politieke topcarrière heeft te danken, heeft zichzelf de naam gegeven van de heilige der armen, en dit aan zichzelf toegediende doopsel blijkt afdoende om de massa ook te doen geloven dat de rondborstige keizer, daar hoog tronend op het balkon van zijn fluwelen namaakhemel, de middeleeuwse bedelaar is van wie hij de naam stal. Zal het de naam van Sint-Franciscus vergaan zoals de veertigste symfonie van Mozart die eveneens om de commercie herleid werd tot een slijpsteen? Andermaal: "Alwie een door hem zelven of door anderen gehypnotiseerd persoon in schouwspel heeft gegeven, wordt gestraft met gevangenzetting van vijftien dagen of zes maanden en met boete van zes en twintig frank tot duizend frank"
(J.B., 19 maart 2013)
16-03-2013
De arme paus, Europa en de oorlog...
De arme paus, Europa en de oorlog...
De naam van zijn thuisland Argentinië is afgeleid van het Latijnse argentum, dat zilver betekent: het Zuid-Amerikaanse land der zilvermijnen was drie eeuwen lang en tot aan zijn onafhankelijkheid in 1816 een goudmijn voor de Spaanse kolonialen.
Maar het land is ons nog het beste bekend van de Falklandoorlog: de Falklandeilanden (of Malvinas) die sinds 1833 onder Britse vlag stonden, werden in 1981 bezet door de Argentijnse dictator Leopoldo Galtieri die vermoedde dat de Britten dit ongemoeid zouden laten. Edoch, in 1982 begon premier Thatcher een heuse oorlog om de eilanden (die immers al van pas kwamen als legerbasis tijdens de eerste wereldoorlog) met zowat duizend doden. Die oorlog beëindigde meteen de Argentijnse dictatuur de junta en bezorgde Thatcher een verkiezingsoverwinning.
In de negentiende eeuw voerde Argentinië bloedige oorlogen met zijn buren waarbij vrijwel alle zwarte slaven sneuvelden die immers verplicht naar het front werden gestuurd. Daarna volgde een grote immigratie en in 1920 was Argentinië net zoals de V.S. een der rijkste landen ter wereld... om na de tweede wereldoorlog weer achteruit te boeren onder een hele resem corrupte regimes.
Er was vooreerst Juan Peron. Peron was in zijn jonge jaren militair waarnemer in Italië onder de fascistische dictatuur van Mussolini (1922-'45), de evenknie van Hitler en, voor wie het nog niet wist, de man die aan de paus het soevereine Vaticaan schonk in ruil voor de medewerking van de katholieken aan zijn regime, dat er niet voor terugschrok om tegenstanders zoals Matteotti te liquideren. Peron zat achter de militaire staatsgreep van 1943 in Argentinië maar hij was populair en werd tot president gekozen in 1946, hij bleef president totdat hij in 1955 door de Kerk geëxcommuniceerd werd en hij werd herverkozen in 1973 en bleef president tot 1974.
Tussenin van 1955 tot 1973 was de macht voor soms periodes van slechts enkele dagen aan achtereenvolgens militair dictator José Domingo Molina Gómez (1955), katholiek nationalist Eduardo Lonardi (1955), de moordzuchtige generaal Pedro Eugenio Aramburu (1955-'58), Arturo Frondizi (1958-'62), José María Guido (1962-'63), Arturo Umberto Illia (1963-'66) en dan volgden nog zes jaren van militaire dictatuur met Juan Carlos Onganía (1966-'70), Roberto M. Levingston (1970-'71), Alejandro Agustín Lanusse (1971-'73), Héctor José Cámpora (1973) en Raúl Alberto Lastiri (1973).
Van 1974 tot 1976 regeerde Isabel Martínez de Peron de derde vrouw van Juan Peron en zij werd in 1976 verdreven door dictator Jorge Videla die regeerde tot 1981. Hij werd opgevolgd door dictator Roberto Viola (1981). Na hem regeerden dictator Carlos Lacoste (11 dagen lang) en vervolgens dictator Leopoldo Galtieri (1981-'82) met zijn beruchte 'bataljon 601' dat hij opdroeg om zogenaamd 'subversieve' burgers op te pakken zoals de SS dat deden in de nazi-tijd. Onder Galtieri werden zoals hoger uitgelegd de Falklands bezet maar door Thatcher heroverd en de dictator moest aftreden. Het dictatoriale regime de junta is verantwoordelijk voor zowat 40.000 burgerdoden, vaak kinderen.
In de jaren tachtig kende Argentinië nog een economische opstoot met de regeringen van Alfredo Saint Jean (1982), dictator Reynaldo Bignone (1982-'83), vervolgens de start van de democratie met Raúl Alfonsin (1983-'89), Carlos Menem (1989-'99), Fernando de la Rúa (1999-'2001), Adolfo Rodríguez Saá (2001). Maar dan kwam het debacle. Er waren nog de regeringen van Eduardo Duhalde (2002-'03), Néstor Kirchner (2003-'07), die de wandaden aan de kaak ging stellen en die in 2007 werd opgevolgd door zijn vrouw Cristina Fernández de Kirchner.
40.000 doden is niet niks maar iedereen zweeg. In El Salvador durfde aartsbisschop Óscar Romero (de facto de grondlegger van de bevrijdingstheologie) gelijkaardige moordpartijen (met aldaar 75.000 slachtoffers) vanwege het regime aan te klagen en hij moest dit verzet in 1980 bekopen met zijn leven. Romero vond geen navolging bij zijn ambtsgenoot in Argentinië zeer integendeel deed de kerk er daar maar al te vaak het zwijgen toe en de bevrijdingstheologie werd door Rome de pas afgesneden, zogezegd omdat zij op marxistische leest geschoeid was en dus atheïstisch was van aard. Maar de eigenlijke reden is wellicht elders te zoeken: sinds zij haar macht kreeg van de keizer, zorgt de kerk er in een wederdienst ook voor dat die keizer niets tekort komt, en zij gebiedt het volk de gehoorzaamheid aan zijn uitbuiters [zie: http://www.bloggen.be/tisallemaiet/archief.php?ID=2157422 ].
Het is weliswaar teleurstellend dat kardinalen die zich kleden in het rood ten teken van de bereidheid om naar Christus' voorbeeld met het eigen leven borg te staan voor het geloof, meewerken met de onderdrukkers tégen het volk dat zijn vertrouwen in hen stelt. Maar dat niet alle kardinalen helden zijn, is best door iedereen te vatten, en verder is het onvermijdelijk zo dat wie de heldendood gestorven zijn, zoals de Argentijnse bisschop Enrique Angelelli die omwille van zijn verzet tegen het onrecht in 1976 werd vermoord, voor het pausschap bezwaarlijk nog in aanmerking kunnen komen. (1) Pas dertig jaar na zijn dood werd Angelelli door Jorge Bergoglio als martelaar gehuldigd. Deze aarde is en blijft ontegensprekelijk en per definitie van heilige martelaren gespeend, eenvoudigweg omdat het echte heldendom beloond wordt met de eeuwigheid.
Maar met welk recht dan die veroordelingen, uitgerekend uit de monden van de 'mislukte heiligen', om het zo oneerbiedig uit te drukken, aan het adres van geheel pretentieloze mensen die helemaal buiten de eigen wil en wens zijn wie zij natuurlijkerwijze zijn? Kunnen die potentaten dan echt op generlei wijze hun handen afhouden van wie hen helemaal niet toebehoren? En vragen zij zodoende niet om nog maar eens een Franse Revolutie met alles erop en eraan?
Eens te meer blijkt de geïnstitutionaliseerde religie niets anders dan een verlengstuk aan de tentakels van de wereldlijke macht die immers niet kan kijken tot in het hart der burgers: zondigen zij tegen de staat, bijvoorbeeld door belastingen te ontduiken, dan verneemt de staat dit wel van de kerk die immers biecht hoort en zo vormen zij samen een echte big brother.
Intussen begint het ondanks alle monopolievorming bij de media dan toch te dagen dat Europa een constructie is die enkel dienen moet om te zorgen dat de belastingen der werklieden via het zogenaamde Europese Noodfonds terecht komen op de bankrekeningen van de rijken die ze dan onverwijld opsouperen: de Frankfurter Allgemeine Zeitung brengt op 15 maart 2013 bijzonder gedetailleerde rapporten aan het licht waaruit blijkt dat de Duitse gezinnen die nu de broeksriem moeten aantrekken om dat fonds te kunnen spijzen, uitgerekend half zo rijk zijn als de Italianen die aan dat fonds zitten te melken. Hetzelfde verwijt treft Griekenland met zijn steenrijke reders die de belastingen ontduiken met de meest doorzichtige methoden met name door onder Cypriotische vlag te gaan varen.
De toestand is zorgwekkend maar de soldaat in ons slaapt nog, hij wordt pas wakker wanneer de honger hem gaat kwellen. Zoals de ervaring leert, zal een (Europese) oorlog zolang ook uitblijven. Maar er zijn signalen dat er reeds vandejaar een graantekort zal zijn op wereldschaal en de recessie heeft haar dieptepunt nog niet bereikt. Zeker is dat die burgers die hun broeksriem moeten aantrekken niet werkeloos zullen toezien hoe anderen met hun spaargeld in de zon gaan liggen. Dat alsnog wordt gepoogd om dit gegeven uit de media te houden, is tegelijk onmogelijk en noodzakelijk en zo zullen ongetwijfeld een flink part van de wakkeren onder ons de overweging maken of het dan misschien toch niet beter was om die dan toch pacificerende invloed van de religie haar werk te laten doen. Of wat een godsdienst voorhoudt, ook nog waar is en rechtvaardig, is één kwestie; een andere is de vraag of wat zij voorhoudt, wordt geloofd. Een geloof is immers meermaals in staat gebleken om een heel volk om de tuin te leiden, te verheffen of gewoonweg kalm te houden. Vraag het maar aan Gandhi die er toch ook voor zorgen kon dat het Verenigd Koninkrijk over het reusachtige Indië kon blijven heersen toentertijd. Gandhi was een vernuftige constructie van de Britten; of paus Franciscus ook maar in zijn buurt komt, is vooralsnog zeer de vraag.
Paus Benedictus XVI is afgetreden maar insiders weten dat zijn koers verder zal gevaren worden: reeds tijdens het pontificaat van Joannes-Paulus II was het kardinaal Joseph Ratzinger die als voorzitter van de geloofscongregatie de scepter zwaaide. Ratzinger zette zijn 'politiek' tijdens het pontificaat van Benedictus XVI voort en hij zal dat ook blijven doen tijdens het pontificaat van zijn opvolger. Maar wat precies is de koers welke Ratzinger de kerk wil laten varen in de eerste decennia van het derde millennium?
De politiek van de kerk was tot voor kort nog die van de bevrijdingstheologie. De zogenaamde bevrijdingstheologie ontstond waar christenen - en bij uitstek missionarissen - werden geconfronteerd met de schande van de armoede en dan vooral met de tegenstelling tussen het rijke noorden en het arme zuiden. Immers, na het tijdperk van de kolonisaties werden door het rijke westen in de derde wereld dictaturen in het leven geroepen die tot doel hadden de plundering van bodemschatten alsook de uitbuiting van hele bevolkingsgroepen op een verkapte manier te continueren: derde wereldlanden werden dan zogezegd niet langer door het Westen gepluimd maar door hun eigen dictators. De bevrijdingstheologie is een aanpak van dat onrecht welke niet vies is van politiek engagement en in de praktijk betekende dat een marxistische benadering van de wantoestanden. Uiteraard marxistisch, want het waren Friedrich Engels en Karl Marx die ten tijde van de industriële revolutie de uitgebuite werkende klasse in het Westen weerbaar maakten tegen de bezittende klasse en dat unieke verzet stond uiteraard model bij de (christelijke) pogingen om nu ook de derde wereld te bevrijden.
Eendracht maakt macht en Marx' devies luidde dan ook: arbeiders aller landen verenigt u! Maar de wetenschap dat eendracht macht maakt, is niet het monopolie van slechts één sociale klasse: ook de bezittende klasse vormt één blok. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat reeds bij de aanvang van de politieke engagementen die ontsproten aan de bevrijdingstheologie, de machthebbers uit de derde wereld, de Romeinse curie tot de orde riepen met het dringende verzoek om de missionarissen te doen ophouden met het opstoken van hun werkvolk tegen hen. Ondergeschikten zijn immers gehoorzaamheid verschuldigd aan hun oversten omdat alle macht van boven komt - zo staat het in de bijbel en dat is Gods eigen woord: koning David heerste in Gods naam en in zijn spoor doet elke gekerstende koning dat. Het opruien van werklieden tegen hun patroons is equivalent met het opruien van kinderen tegen hun ouders; dat is het opruien van de mens tegen God, het atheïsme of de goddeloosheid: de mens die zijn eigen god wil zijn!
De verkapte samenzwering tussen de onderdrukkers in de derde wereld en de heersers in de kerk die immers tweeduizend jaar geleden hun macht van het Romeinse Rijk ontvingen, krijgt dankzij het werk van Ratzinger het aanschijn van een dringende geloofskwestie en meer bepaald van een strijd tegen het atheïsme, tegen de zelfverheerlijking van de mens, tegen het humanisme en tegen het relativisme. Uiteindelijk moet een zoveelste slavenopstand worden onderdrukt - een opstand die ontstond in de schoot van rebellerende christenen aan de basis en die door christelijke gezagsdragers in de kiem werd gesmoord. Wat er op wijst dat uiteindelijk de klassentegenstellingen alle andere categorieën overstijgen, met andere woorden dat zij ons bestaan funderen.
Ratzinger verwijt het aan de bevrijdingstheologie dat zij in haar strijd tegen leed en onrecht, het geloof vervangt door wetenschap en actie, en dit vanuit de marxistische invalshoek. Maar dat moet mislukken, zo houdt Ratzinger ons voor, omdat het marxisme de menselijke vrijheid miskent en verknecht in plaats van te bevrijden: het marxisme zou het nihilisme, het relativisme en het pluralisme verabsoluteren terwijl de absolute waarheid zou verketterd worden tot een louter fanatisme.
Het is bekend maar het blijft verbazen met hoeveel gemak geoefende redenaars met wat getheoretiseer hun toehoorders compleet van de wijs kunnen brengen. De bevrijdingstheologie is volledig gericht op de bevrijding der verdrukten, maar kijk: Ratzinger noemt de bevrijdingstheologie marxistisch en derhalve verknechtend, en die onzin gaat er kennelijk in als zoete koek. Er valt ontegensprekelijk heel wat te zeggen over de verhouding tussen geloof en rede, maar daar heeft een kind met een waterbuikje allerminst een boodschap aan: dat kind heeft nood aan brood en derhalve recht op brood, maar omdat het niets krijgt, moet het zijn brood leren opeisen. En wie dan predikt dat dit opruiïng of diefstal is, is boven elke twijfel verheven allesbehalve een vader voor dat kind.
(J.B., 4 maart 2013)
(1) Voor een beknopt overzicht van de standpunten van Joseph Ratzinger inzake de koers van de kerk, zie bijvoorbeeld: RATZINGER, J., Europas Kultur und ihre Krise, Leicht gekürzte Fassung des Vortrags am 28. November 2000 in der Bayerischen Vertretung im Berlin (in der Reihe 'Reden über Europa'), Die Zeit 50-2000 en RATZINGER, J., Relativism: The Central Problem for Faith today, Guadalajara, Mexico, mei 1996.
23-02-2013
Over het Christendom (1-6)
Over het Christendom (1-6)
1.
Mensen met kennis delen met de dieren het ongeluk dat zij door de massa, die hen immers niet verstaat, voor brabbelaars worden gehouden, zoals ook de Griekse en Romeinse veroveraars in de Oudheid de vreemde volkeren die zij onderwierpen, 'barbaroi' noemden of 'barbaren'.
De massa begrijpt slechts de grove taal van het geweld, het draagvlak voor het natuurlijke recht van de sterkste dat in de cultuur maatschappelijk wordt ingebed en tegen hetwelke het christendom in opstand kwam met een tegencultuur. En dit is dan de oorsprong van 'links': de revolte vanuit een gloednieuw ethisch perspectief dat ontspringt aan het getuigenis van een even nieuwe vorm van leven.
Edoch, onbegrepen door de massa en aldus ook onderhevig aan het hoger beschreven ongeluk, werd het christendom alras verkracht: met behoud van zijn naam werd het feitelijk vervangen door een allesbehalve christelijke staatsgodsdienst, een ultrarechtse cultuur van gedweeë onderwerping aan de wereldse en derhalve ook duivelse machten. Adieu, opening uit deze donkere spelonken naar een lichtende hemel! Adieu, overstijging van de kerker van het dierlijk lijf! Adieu, koningschap der Schoonheid en der kunst dat enkel nog gedoogd wordt mits de tol van armoede en spot! Vaarwel, Waarheid die gelogenstraft wordt door een blinde vrouwe Justitia; Goedheid, voorgewend door wie slechts op verschalking mikken!
Als het christendom blijft bestaan, dan zal het nimmer zijn in 's werelds stenen kathedralen doch veeleer in de greppel en de goot. Als er christenen blijven bestaan, dan zullen zij geen militaire salarissen opstrijken voor wat zij verrichten ad maiorem Dei gloriam, doch schulden zullen zij torsen op hun schouders naar het voorbeeld van de Heiland. En de verrijzenis van het vlees zal, zoals het staat geschreven, zich pas voltrekken via de heilige weg van het kruis.
En al het overige, de glasramen incluis, de marmeren zuilen in wiens schaduwen de bedelaars wonen, het goud en de mirre, de wierook, de torens: alle macht zal Hij verhoren die hem een korte wijl heeft overheerst.
Toen de duivel Christus meenam op een hoge berg en hij Hem de wereld toonde en Hem die ook beloofde in ruil voor een knieval jegens het kwaad, verzette de Heer zich opvallend genoeg niet tegen de aanspraak die de duivel maakte op zijn macht, want die was terecht. Sinds de zondeval immers is de wereld in de handen van de duivel en om die reden kan een wereldse kerk het christendom nimmer huisvesten en verliest die in de wereld de strijd tegen het kwaad. Maar wat is daar nu van aan, van al die 'fantastische' verhalen?
De theologie wordt irrationeel genoemd in de zin van vloekend met het gezond verstand, maar daar zijn wel enkele serieuze kanttekeningen bij te maken. Want zou het inderdaad niet zo kunnen zijn dat hier het hoger beschreven ongeluk aan de orde is dat de mensen met kennis met alle dieren delen? Is het niet mogelijk, ja, zelfs waarschijnlijk, dat de verheven wijsheid door een massa onnadenkenden voor gebrabbel wordt gehouden?
2.
De roep die daar ineens weerklinkt, vertelt ons dat er in de buurt een uil zit. We zien de uil niet maar we horen wel een roep waarvan we weten dat hij van de uil afkomstig is omdat we de uil al samen met zijn roep hebben gezien en gehoord. De uil roept om zichzelf verder uit te dragen dan slechts de plaats waar hij zelf lijfelijk aanwezig is. Met zijn roep maakt de uil zich groter dan hij lijfelijk is. De roep van de uil is niet de uil zelf maar wel een exponent van de uil, het is daarom als het ware een geestverschijning van hem en hij veroorzaakt die zelf met een ademstoot. Adem in het Grieks is psychè; in het Hebreeuws ruah. Zonder het te weten roept de uil aldus zijn eigen naam: Oehoe. De eigen naam is het allereerste woord, en de betekenis van dat woord is de bezitter van de naam, het is diegene die de naam roept, diegene die ademt of leeft. Het eerste woord ontstaat door een bewuste want een geaccentueerde ademhaling; het eerste woord zegt in feite: Ik ben hier! of Ik ben!. Er is dus niet alleen het lichaam, er is ook nog de ziel, en de ziel is de bevestiging van het lijfelijke bestaan; de geest is het antwoord op het leven.
3.
Dat de geest het complement is van het leven blijkt ook meteen uit het feit dat elk wezen refereren kan naar alles en naar iedereen behalve naar zichzelf wat tevens het befaamde probleem van de zelfreferentie voortbrengt. De geest is met andere woorden gevuld met alle mogelijke objecten inbegrepen het lijf waarin hij huist terwijl hij zelf het subject blijft dat nimmer voorwerp van zichzelf kan zijn. De denker kan niet denken aan zichzelf zonder daarbij zichzelf ook te vervormen tot louter een gedachte en derhalve is hij veroordeeld om slechts te denken aan alles wat hij zelf níet is, wat meteen inhoudt dat de geest van het lichaam altijd strikt onderscheiden blijft.
Er is dus het stoffelijke lichaam, waarin een onstoffelijke geest huist, die gevuld is met onstoffelijke gedachten aan stoffelijke lichamen en aan nog andere stoffelijke dingen waartoe hijzelf dus niet en nooit behoren zal. Maar de geest, die het antwoord op het leven is, verenigt zodoende wel de onstoffelijke gedachte met het stoffelijke lichaam dat die gedachte voorstelt, precies zoals de uil of de Oehoe zichzelf verenigt met zijn roep zijn naam, Oehoe omdat hij die zelf voortbrengt als de bevestiging van wie en wat hij is of dus als zijn eigen complement of geest.
Die vereniging waarvan sprake weerspiegelt zich nu in de tekst die wij kennen als het Woord van God, meer bepaald in de zin dat het Woord, Vlees geworden is. En voegen we hier vooral aan toe dat, precies zoals Oehoe de naam is van de Oehoe of de uil die zijn eigen roep of naam voortbrengt om zichzelf aldus uit te breiden, ook God zichzelf voortdurend uitbreidt middels de productie van zijn naam die niet slechts een woord is of een ademstoot maar wel zijn eigen Zoon. Jezus is derhalve de naam van de Naam van God.
En zo krijgen we ook een beeld van God zelf: het stoffelijke lichaam verhoudt zich tot de geest (de naam) die aldus de stof in een onstoffelijke vorm bevatten kan, precies zoals Jezus Christus zich verhoudt tot God aangezien de eerstgenoemde de naam is van de laatstgenoemde: de eerstgenoemde is de naam, de roep, het voortbrengsel of de zoon van de laatstgenoemde. En zo ijl als een naam is vergeleken bij diegene van wie hij de naam is, zo ijl is ook de Mensenzoon of ons eigen vlees en bloed vergeleken bij diegene van wie hij de naam is God. Nog anders uitgedrukt: zoveel keren als de stoffelijke bezitter van zijn naam 'echter' of tastbaarder is dan zijn winderige naam, zoveel keren is ook God 'echter' dan zijn zoon van vlees en bloed, de Mensenzoon of de mens.
4.
Westerlingen verwonderen zich nogal eens over wat zij bestempelen als een schromelijk gebrek aan moreel besef wanneer zij de handel en wandel observeren van mensen die tot heel andere beschavingsgroepen behoren dan de hunne. Sommigen wijten dan hun verwondering - of eerder hun verontwaardiging - aan een gebrek aan begrip van het zogenaamde relatief karakter van morele waarden. Daarbij zien zij echter maar al te gauw het absoluut unieke karakter van de eigen morele gemeenschap over het hoofd en vaak beseffen ze ook niet meer dat het goede waarin zijzelf geloven uit het christendom afkomstig is. Want de naastenliefde, niet alleen jegens het eigen volk maar jegens alle mensen en zelfs jegens zijn vijanden, kentekent slechts het christendom en wanneer in vreemde beschavingen het stelen en bedriegen voor de meest normale zaken doorgaan, dan is dat alleen te wijten aan het feit dat men aldaar nog helemaal onwetend is omtrent de liefde. Waar in vreemde beschavingen slechts solidariteit bestaat binnen de eigen bende, is in het christendom die 'bende' niets anders dan de ganse mensheid.
Mensen kunnen op grond van hun onderlinge verschillen onenig zijn, maar dit leidt uiteindelijk tot niets omdat geen twee mensen gelijk zijn en dat ook nooit kunnen worden. Daarentegen kon uitgerekend het besef van dit wrede lot allen verbinden omdat allen erin delen, maar dan wordt uiteraard wel het inzicht in die lotsverbondenheid vereist. De liefde begint immers waar mensen zich lotgenoten weten, en zo doet vooreerst het doordringende besef van de sterfelijkheid de liefde ontbranden, en zij probeert daar meteen een mouw aan te passen: de doem die rust op de wil tot zelfbehoud ontsteekt de voortplanting die werk maakt van het soortbehoud, hetwelke reeds geheel natuurlijkerwijze zelfopoffering vereist.
Edoch, te geloven dat dit goede natuurlijke voorbeeld spontaan zou gevolgd en uitgebreid worden binnen de menselijke beschavingen, blijkt al te voortvarend. Binnen de westerse gechristianiseerde cultuur sijpelen immers van buitenuit tegenkrachten binnen die de bloei ervan indijken en zelfs dreigen teniet te doen. Waar alles en allen natuurlijkerwijze het leven tomeloos nastreven en vieren, zijn er vandaag die menen dat zij hierop een rem dienen te zetten en zij prijzen niet alleen abortus aan dat intussen alom een geheel legale praktijk wordt: er gaan nu ook stemmen op die pleiten voor het doden van kinderen nadát zij geboren zijn, en wel in toonaangevende wetenschappelijke vaktijdschriften zoals Journal of Medical Ethics. De titel van een recent artikel in dat blad luidt: After-birth abortion: why should the baby live? en daarin wordt gesteld dat er eigenlijk geen enkele 'geldige' reden bestaat om abortus niet uit te breiden naar een toepassing op baby's die reeds geboren zijn. (1) Het erge is nu dat er in deze kwestie met de logica zelf helemaal niets aan de hand is omdat zij geheel onwetend voortbouwt op het drijfzand van het ongeloof. Dat de unieke mens door God gewild en geschapen wordt bij de conceptie is immers een geloofszaak en waar dat geloof ontbreekt, ontbreekt eveneens de liefde in dewelke men zich over de piepjonge medemens ontfermt. Men dient zich met andere woorden goed te realiseren dat waar de liefde ontbreekt, de moord een doodgewone zaak zal blijken. Wordt de liefde eenmaal opgeschort, dan is in feite reeds alle kwaad geschied.
5.
Het geloof in de maakbaarheid van mens en wereld is niet zomaar een geloof naast elk ander, want maakbaarheid veronderstelt een maker, terwijl in dit geval uiteraard de mens wordt bedoeld, zodat het maakbaarheidsgeloof in wezen neerkomt op de zelfvergoddelijking van de mens vanuit zijn categorieke afwijzing van het opperwezen. En dit zou nu best een keuze zoals elke andere kunnen zijn, ware het niet dat de categorie van het maken of het ontwerpen helemaal niets gemeen kan hebben met wat men onder schepping dient te verstaan. Om te beginnen beperkt elke constructie zich tot een (her)samenstelling van reeds bestaande zaken tot een vooraf uitgedacht geheel, waarbij het reeds a priori zo is dat dit geheel nooit ofte nimmer een levend wezen kan zijn, laat staan een wezen dat kon zeggen: "Hier ben ik!" In een constructie kan mits enige kennis van enkele natuurwetten bijvoorbeeld een rivier een eindje worden omgeleid, maar noch het water noch de zwaartekracht die het in de bedding houdt, kunnen worden geconstrueerd: men kan de natuurlijke gegevens pas voor de eigen kar spannen op voorwaarde dat men er eerst volledige gehoorzaamheid aan biedt. De gigantische en tevens bijzonder gevaarlijke vergissing om het geschapene voor een constructie te aanzien, grondt in de identificatie van het eigen beperkte begrip van de werkelijkheid met de werkelijkheid als zodanig: men houdt zijn waan voor werkelijkheid. Omdat wij zelf dingen kunnen 'maken', in de betekenis van 'samenstellen', projecteren wij soms verkeerdelijk de eigen maaksels op het geschapene en gaan wij dan geloven dat de dingen slechts constructies zijn, dingen gemaakt door een 'grote maker' die daartoe de grondstoffen voorhanden heeft zoals een bakker beschikt over gist, water, meel en vuur.
Mensen kunnen uiteraard pogingen ondernemen om geschapen dingen na te maken, maar het landschap van de kunstschilder, hoe treffend de gelijkenis voor het ongeoefende oog ook moge zijn, is en blijft slechts een reductie van de levende natuur tot een smeersel van verf op een lapje linnen. Een trompe-l'oeil is eveneens de gemotoriseerde kar op wielen of eender welk instrument: menselijke maaksels zijn en blijven dode dingen die hun zin ontlenen aan de ontwerper voor wie zij een instrument zijn of dus een verlengstuk van zijn handen, wat betekent dat zij zonder deze handen niet eens kunnen bestaan.
De schop is bijna letterlijk een verlengstuk van onze handen, maar dat zijn de klauwen aan onze handen ook, en verder verlengen onze vingers onze armen en zijn het onze armen die ons lichaam uitbreiden vanaf de romp. Wie dan probeert uit te vissen wát het uiteindelijk is dat al die verlengingen nodig blijkt te hebben - daar 'het' zich dan toch onophoudelijk lijkt uit te breiden, te beginnen bij één enkele cel, naar een volkomen lichaam toe, dat zich dan op zijn beurt bedient van allerlei tuigen alsook maatschappijen, wetenschappen, technologieën en zo voort - die stuit ten langen leste op een persoon, een ziel, een wil of een kern, een misschien wel onuitwisbare kern.
De 'kern' waarvan sprake is ons willens nillens ernst omdat principieel elkeen moet geacht worden verantwoordelijk te zijn voor wat hij doet: waar die eis wegvalt, regeert in geen tijd de absolute chaos die alles en allen vernietigt en vernielt. Met de erkenning van het bestaan van de toerekenbare of de verantwoordelijke persoon, staat of valt immers de rechtspraak welke de orde in een maatschappij in stand houdt, en met die orde staat of valt de maatschappij, mét de maatschappij staat of valt de enkeling, of beter: leeft of sterft de enkeling. Kortom: met het al dan niet erkennen van de ziel staat of valt het leven. En dat wil ontegensprekelijk hetzelfde zeggen als dit: als wij niet geloven in het bestaan van de ziel, dan kunnen wij niet leven - dan kunnen wij ook louter biologisch helemaal niet bestaan.
6.
Indien de schepper een loutere 'maker' was en dus een 'constructeur', dan waren al zijn schepsels verlengstukken van zijn handen en dan hadden zij zonder hem ook geen bestaan, precies zoals de schop geen zin en dus geen wezen of geen bestaan heeft zonder de mens die deze als een verlengstuk van zijn handen aanwendt. Maar de schepper is geen loutere constructeur en zo zijn ook zijn schepselen geen verlengstukken van zijn wezen en ze zijn dan ook helemaal niet afhankelijk van hem in hun bestaan. Dat zijn schepselen ook zonder hun schepper verder kunnen, getuigt alleen maar van de echtheid van de schepping. Men ziet zelfs in de natuur een afbeelding van deze dan toch bij wijlen bijzonder tragische realiteit: de kinderen kunnen niet zonder hun ouders op de wereld komen maar eens de ouders oud worden en sterven, blijft de kroost helemaal ongehinderd voortbestaan; soms ziet men hoe de nieuwe generatie, eenmaal zij de kindertijd ontgroeid is en al het bruikbare genetisch materiaal in zich heeft opgeslagen, de ouders gewoon van zich afstoot omdat deze als nutteloos en belastend worden beschouwd.
Dat de schepselen zich van hun schepper kunnen afwenden zoals ondankbaren zich afwenden van hun ouders eens zij hen niet meer nodig hebben om fysiek verder te bestaan, illustreert dat de schepping geen constructie is en dat de schepselen geen tentakels van de schepper zijn: de hele natuur bestaat op zichzelf vanaf het ogenblik dat zij geschapen werd en de schepper dringt zich aan zijn schepping helemaal niet op omdat hij die uit liefde schiep en derhalve wil dat zij volkomen van de vrijheid kan genieten welke één met het bewustzijn is - het besef er te zijn. Om de waarachtigheid van de band met zijn schepselen zuiver te weten van elke vorm van vleierij die immers natuurlijkerwijze optreedt waar minderen zich tegenover meerderen verhouden, verschijnt de schepper aan zijn schepselen noodzakelijkerwijze als de mindere, de dienaar of de machteloze en hij is dat ook werkelijk - het is de prijs die hij betaalt voor de waarachtige liefde en die hij ook graag betaalt omdat er zoals Paulus in zijn brieven zegt, zonder de liefde helemaal niets is.
In de ontmoeting zelf van de schepper met zijn schepselen, viert hij dan ook samen met hen de liefde waaruit hij alles en allen schiep, en wel andermaal noodzakelijkerwijze in de gedaante van de caritas of de naastenliefde. In tegenstelling tot het natuurlijke recht van de sterkste, is de band tussen schepper en schepsel, die zich uiteraard boven de natuur zelf verheft en die een band van liefde is, vrij van rechten en enkel gericht op de plichten die de liefde oplegt aan allen die in haar delen. De liefde immers is niet langer verzamelend en verwervend maar daarentegen louter schenkend en scheppend; aldus lijkt zij wel het tegendeel van de bodemloze put waaraan de nooit tevreden zuchten refereren - zij gelijkt daarentegen op de bron. Haar meest volmaakte afbeelding vindt men diep in de natuur gegrift als het leven zelf dat immers, meer nog dan een waterbron, het zaad voor steeds weer nieuw bestaan zonder einde uit zichzelf op doet spruiten.
Die handelen uit liefde, eisen voor zichzelf geen rechten op doch zij blijken enkel bekommerd om hun plichten welke immers aan de liefde zelf ontspringen. De wereld wil dat zij als dwazen doorgaan, alvast in de ogen van de liefdelozen wiens lot het is voor immer onvoldaan te zullen blijven.
Mensen met kennis delen met de dieren het ongeluk dat zij door de massa, die hen immers niet verstaat, voor brabbelaars worden gehouden.
De favoriete pauskandidaat Turkson wijt de seksschandalen in de rooms-katholieke kerk aan homofiele priesters - zo blokken vanochtend de kranten. De zwarte pauskandidaat vindt meer bepaald dat wetenschappers zouden aangetoond hebben dat homo's pedofielen zijn. En in dat standpunt wordt hij geflankeerd door kardinaal Bertone die reeds in 2010 tijdens een Chili-reis deze onzin uitkraamde: hij moest het antwoord schuldig blijven op de vraag wélke wetenschappers dit dan zouden bewezen hebben.
De kerk had duizenden jaren lang de allergrootste macht op aarde. Alvast in de beschaafde wereld is die macht nu aan het tanen, en niet in het minst bij de gelovigen die immers terecht oordelen dat paraderende luxepaardjes, armelui niet met de parabel van de rijke jongeling om de oren moeten komen slaan. Zo hadden we in België in de afgelopen jaren quasi geen priesterroepingen meer. De houding van de kerk inzake onderwerpen van menselijkheid en recht hebben daar alles mee te maken.
Het Vaticaan kan dat gezichtsverlies maar moeilijk verkroppen en probeerde bij de ontplooiing van de Europese Unie nog om zich als toonaangever van de ethische maatstaven te profileren. Wat uiteraard bijzonder moeilijk ligt, om niet te zeggen dat zoiets ronduit bespottelijk is: het instituut gedoogde eeuwenlang slavernij en slavenhandel en moedigde die zelfs aan. De kerk nam actief deel aan de onderdrukking van de vrouw en had er zelfs het celibaat voor over om haar alsnog volstrekt te weren uit het herenclubje dat zij sinds oudsher is. In de jongste jaren dan kwam een door de kerk beschermd kindermisbruik op wereldschaal door priesters aan het licht - een schandaal dat de kerk nu met zwijggelden alsnog de doofpot in wil, wat uiteraard een slag is in het water. En nu zij nog nauwelijks macht heeft, wendt ze die aan om de zich sinds kort emanciperende minderheidsgroep van homo's die een niet onaanzienlijk deel van de verdrukte mensheid vertegenwoordigen, te brandmerken als kinderverkrachters, bovendien schermend met wetenschappelijke argumenten die helemaal niet bestaan! Hier herkent men inderdaad het schandelijke machtsmisbruik dat wij tot heden alleen kenden van... de kinderverkrachtende clerus.
Intussen heeft de hele wereld deze leugens uit de mond van de religieuze gezagsdragers wel vernomen en wie vaak buiten de eigen schuld ongeletterd zijn gebleven, slikken al te makkelijk wat een instituut met macht of een paus die wereldwijd geëerd wordt, heeft beweerd. Heel wat mensen kunnen immers niet geloven dat machtige pausen of kandidaten voor dat ambt, over de waarheid welke bij uitstek de heilige wetenschappen zoeken, zouden liegen. Heren die zich plaatsbekleders van de Heiland noemen en die zich de titel van 'heilige vader' laten welgevallen terwijl zij alom met grote eer worden ontvangen, kunnen in de ogen van goede en eenvoudige mensen helemaal geen leugenaars zijn en ook geen machtsmisbruikers.
De vandaag in zijn gevolgen nog niet in te schatten misdaad welke de genoemde kardinalen begaan in hun poging om de massa van de goedgelovigen in het harnas te jagen tegen een zwakke minderheid van mensen die nog alom verstoten worden, kent zijn gelijke enkel in die middeleeuwse praktijken waarbij onschuldigen tot heks werden verklaard om daarna op de brandstapel, tot vermaak van een verblinde en uitzinnige menigte, een gruwelijke dood te sterven.
Bijna duizend jaar geleden en meer bepaald in het jaar 1094 werd in het Ierse Armagh een man geboren die luisterde naar de naam van Maelmhaedhoc Ó Morgair. Alvorens Malachias - want zo luidt zijn naam in het Latijn - op 2 november 1148 te Clairvaux in de armen van kloosterordestichter Sint-Bernardus stierf om in 1199 door paus Clemens III gecanoniseerd te worden, was hij van 1132 tot 1138 aartsbisschop van Ierland. Maar Malachias is bekend geworden omdat hij in een visioen alle toekomstige pausen zou hebben gezien.
De zogenaamde 'profetie van de pausen' is een echt bestaande Latijnse tekst, ontdekt in 1595 door de historicus Arnold van Wyon, welke 111 beschrijvingen geeft van evenveel pausen en tegenpausen die vanaf dat ogenblik nog ten tonele moesten verschijnen vooraleer de eindtijd zou aanbreken met de allerlaatste paus, Petrus van Rome of Petrus Romanus. En als men goed telt, dan blijken alle pausen heden óp te zijn, wat betekent dat Petrus Romanus de opvolger zal zijn van... de huidige paus Benedictus XVI, die zijn aftreden aankondigde voor 28 februari 2013.
Deze geschiedenis zou wellicht niet zoveel indruk maken, ware het niet dat de profetie sinds vele honderden jaren bekend is en dat zij - een aantal vooralsnog onbegrijpelijk gebleven omschrijvingen niet te na gesproken - de kerkvaders kentekent op een bijzonder treffende wijze. Oordeel zelf, de intregrale tekst is te vinden op: http://www.catholic-pages.com/grabbag/malachy.asp .
Zo wordt de huidige paus Benedictus XVI omschreven als Gloria olivae, wat wil zeggen de roem van de olijven, verwijzend naar de olijftak als symbool van Benedictus van Nursia, of naar de olijftakken in het schild van Velletri-Segni waar Joseph Ratzinger aartsbisschop was; de voorgaande paus, Johannes-Paulus II, wordt omschreven als de paus De labore Solis, wat wil zeggen Van de zonsverduistering: deze paus werd geboren tijdens de zonsverduistering van 18 mei 1920 en bovendien had tijdens zijn begrafenis op 8 april 2005 een zonne-eclips plaats in het Amerikaanse continent. Zijn voorganger, Johannes-Paulus I, was slechts één maand lang paus, meer bepaald van de ene tot de volgende halve maan, en Malachias verwijst naar hem met de zin De medietate Lunae, wat zoveel wil zeggen als halvemaanspaus. En zo kan men achteruit gaan tot aan Celestinus II, die de helderziende heilige als eerste beschreef, en die de omschrijving kreeg Ex castro Tyberis: van het kasteel van de Tiber: hij was geboortig in Citta di Castello in Toscanië op de flanken van die stroom.
Over de laatste paus hebben meer auteurs geschreven, o.m. John Hogue met het boek The last pope en, meer recent, de schijnbaar bijzonder goed sluitende complottheorie, Petrus Romanus, van Tom Horn en Cris Putnam.
In die laatste wordt verwezen naar de visioenen van Sint-Malachias en wordt ook de vernietiging van Rome voorspeld, want de laatste paus zou de rechterhand zijn van de Antichrist uit het laatste bijbelboek, de Apocalyps van Johannes. Iedereen kent Rosemary's baby, de horrorfilm van Roman Polanski, maar kennelijk verwijst het thema - de geboorte van Lucifer in deze wereld - naar een historisch feit: op 29 juni 1963 hebben occultisten in de katholieke citadel te Rome Lucifer gekroond tot de ware paus welke zich in Petrus Romanus zal incarneren. Nu telde Johannes-Paulus II onder zijn persoonlijke vrienden een zekere Malachi Martin, die hoogst waarschijnlijk omwille van zijn kennis over deze zaken werd vermoord. Ook de Mariaverschijning van 19 september 1846 te La Salette handelt over deze zaken.
Tot de kandidaten voor de rol van de laatste paus behoren Francis Arinze, maar ook Petrus Bertone, de kanselier van Benedictus die het Amerikaanse pedofilieschandaal met katholieke geestelijken in de doofpot stopte. En verder, onder meer, de Ghanese Petrus Turkson die met de steun van de VN en de Centrale Wereld Bank pleit voor de vorming van één wereldregering alsook Jean-Louis Tauran die een alliantie met de islam nastreeft.
Er wordt voorspeld dat de twee islamtempels in Jeruzalem vernietigd zullen worden en dat de paus, verjaagd uit het Vaticaan, zal verhuizen naar de tempelberg om van daaruit de eengemaakte wereldreligies te besturen. Alvast is het zo dat Pius X (pontificaat van 1903 tot 1914) in zijn befaamde eindtijdvisioenen zag dat ene paus Pius Rome moest ontvluchten, terwijl het nu reeds een feit blijkt dat de joden het oude Jeruzalem onder pauselijk gezag hebben geplaatst. De 700 jaar oude Zohar (uit de joodse kabbalah) beschrijft dat in het jaar 5773 (in onze tijdrekening de tijdspanne tussen september 2012 en september 2013) de koningen der aarde in Rome vergaderen terwijl de stad door vlammende projectielen wordt vernietigd.
Complottheorieën over alles en nog wat kunnen best puur amusement zijn, maar zij kunnen eveneens beschouwd worden als feiten evenwaardig aan alle andere historische gegevens. En tot de feiten waarmee zij verband houden behoort in de allereerste plaats de politieke toestand van het ogenblik - een uiterst precaire situatie: de wereldvrede hangt aan een zijden draadje en de religieuze en politieke leiders breken zich het hoofd met het uitdenken van scenario's om heelhuids al was het maar het lopende jaar door te komen. Al geruime tijd spelen de Verenigde Naties met de idee van een wereldregering. En het feit in acht genomen dat alle oorlogen in wezen godsdienstoorlogen zijn, zoekt men tevens in de richting van één overkoepelende wereldreligie. Alleen zal geen mens ooit bereid zijn om quasi van het ene ogenblik op het andere zijn geloof voor een ander geloof in te ruilen. Tenzij...
Wij leven vandaag steeds vaker in democratieën, en dat betekent dat de wil van de meerderheid wet wordt. Maar een bijkomend feit is dat die souvereine meerderheid tevens onverstandig, bijgelovig of goed manipuleerbaar is. Vandaar is de macht van de media zo immens groot. Maar de media achten zich niet gebonden aan de waarheid; zij gedijen veeleer op sensatie, illusies, spel en bedrog. Reklame, begoochelingen, kunst en cultuur, maar ook geloof en godsdienst, opium en drugs versmelten met berichtgeving en communicatie; zij compromitteren de waarheid, ze verbloemen, verdraaien of verstoppen haar. Andermaal, oordeel zelf: vallen er echt geen scenario's uit te broeden die, uiteraard fors geruggensteund met de nieuwste technische middelen, de illusie van een nieuwe Verlosser in het leven kunnen roepen, ook zonder dat hij er ook echt is? Bepaalde filosofen zullen daar zelfs aan toevoegen dat het helemaal niks uitmaakt of hij er ook echt is eenmaal men hem als zodanig percipieert.
Neem nu enkele voorspellingen en een goed sluitende complottheorie waarvan principieel elkeen kennis neemt zoals de hele wereld in geen tijd kennis heeft genomen van de aanslag op de Twin Towers. Een theorie gesteund door een reeks harde feiten, en waarom geen aardbevingen en tsunami's, vallende sterren, blikseminslagen en oorlogen? De maakbare mens, zo zegt men steeds vaker, en derhalve ook de maakbare feiten. Men hoeft vandaag immers geen god te zijn om een bliksem terecht te doen komen op de Sint-Pietersbasiliek of om Rome op te schrikken met een aardbeving of met de pest: kennis, geld en macht volstaan, en er is oeverloos militair materieel dat ongedurig op een bestemming wacht. Reeds talloze keren werden maatschappijen vergeleken met levende lichamen en zoals artsen patiënten bewerken met pillen en spuiten, zo ook werden verregaande operaties op ganse volkeren uitgevoerd: infertiliseringscampagnes, opvoedingsprogramma's, uitroeiingsstrategieën, psychopolitieke ingrepen en ga zo maar door. De maakbare mens, de maakbare wereld. De nieuwe goden moeten zich er alleen voor hoeden dat men niet achter de coulissen kan gaan neuzen, anders krijgen we binnenkort weer Neurenbergprocessen.
Op naar een totalitaire staat? Over pluralisme, neutraliteit en dictatuur
Op naar een totalitaire staat? Over pluralisme, neutraliteit en dictatuur
Het argument achter het voorstel tot een hoofddoekenverbod in openbare functies luidt dat de koran, het geschrift bij uitstek van de islam, beledigend is voor homofielen terwijl deze religie door de hoofddoek zou worden gesymboliseerd. Meteen wordt dan ook de regenboogtrui verboden en verder elke andere uiting van ongeacht welke persoonlijke religieuze of politieke geloofsbelijdenis. De staat, zo zegt men, moet zich neutraal opstellen jegens al zijn burgers.
Een eerste fout tegen de logica
Een vaak gemaakte fout in de logica doet zich voor wanneer bij de omkering van de implicatie over het hoofd wordt gezien dat dan in haar beide leden de termen dienen vervangen te worden door hun negatie of - bij gebruikmaking van kwantoren - door hun complement. Zo volgt uit de bewering dat alle islamieten een hoofddoek dragen, dat er geen onbedekte islamieten bestaan, maar er volgt niet uit dat alwie een hoofddoek draagt, ook islamiet is. Gesteld dat dit laatste wél zo was, dan betekende zulks tevens dat enkel islamieten een hoofddoek mogen of willen dragen, met andere woorden dat er geen niet-islamieten bestaan met hoofddoek (omdat zij de hoofddoek schuwen ofwel omdat ze hem niet mogen dragen).
Dragers van de hoofddoek brandmerken als beledigers van medemensen is onrechtvaardig en het gebeurt waar dit (valse) argument als grond voor een wet - een (al dan niet beperkt) hoofddoekenverbod - wordt aangewend.
Gesteld dat de hoofddoek beledigend is voor de medemens, dan kan het tevens beschouwd worden als een onrecht om de regenboogtrui over dezelfde kam te scheren. Krachtens zijn verwijzing naar de roze driehoek waarmee Hitler homo's brandmerkte, symboliseert de regenboogtrui immers geen belediging doch exact het tegenovergestelde daarvan, met name een vraag om respect, en aldus is hij een symbool voor pluraliteit. Met de regenboogtrui bekent men zich allerminst tot een welbepaalde ideologische groep, integendeel: men pleit voor álle kleuren - voor diversiteit of pluraliteit.
Een tweede fout tegen de logica
Het pluralisme over eenzelfde kam scheren als de neutraliteit volgt dan weer uit een volgende fout tegen de logica. Bij het onderling verwisselen van de twee begrippen wordt over het hoofd gezien dat neutraliteit nooit hetzelfde kan betekenen als pluraliteit of multiculturaliteit omdat er geen cultuurloosheid bestaat: er is geen culturele tabula rasa mogelijk en in de zich boven elke andere regelgeving verheffende wetgeving, schuilt slechts de zoveelste regelgeving in de rij, wat hetzelfde betekent als het totalitarisme - de éénpartijstaat eigen aan de dictatuur.
Ter vervollediging betreft in dezer de zonde tegen de logica het vereenzelvigen van de dubbele negatie van een zaak met haar affirmatie: de verwerping van een staat die wordt gedragen door één enkele levensbeschouwing, impliceert geen neutraliteitsprincipe maar wel een pluraliteitsprincipe omdat een staat geheel vrij van beschouwing elk referentiepunt moet missen en derhalve ook geen staat kan zijn. De verwerping van de erkenning van slechts één levenbeschouwelijk beginsel impliceert niet de levensbeschouwingsloosheid doch de pluraliteit - twee volstrekt onderscheiden begrippen.
(J.B., 10 februari 2013)
09-02-2013
Van kledingstuk tot mes. Over de dwaling in het verbod van hoofddoek en regenboogtrui
Van kledingstuk tot mes. Over de dwaling in het verbod van hoofddoek en regenboogtrui
Een verbod op wapendracht op straat heeft zin, want met wapens kunnen mensen gekwetst worden en gedood. Kennelijk worden sommigen ook met hoofddoeken en met regenboogtruien gekwetst, maar dat is pas mogelijk op voorwaarde dat zij aan die kledingstukken een andere dan hun feitelijke betekenis toekennen en waar zij dat ook doen, is dat een privézaak waarvoor zij zelf de volle verantwoordelijkheid dragen. Om dat ook zo te houden, dient men vooral te voorkomen dat betekenishechtingen aan kledij, haar- en baardsnit, getallen en verder alle andere zaken die sinds oudsher hun eigen stek hebben, erkenning gaan genieten.
Ooit verbood men het gebruik van het getal 18 op voetbaltruitjes omdat bepaalde extremisten de cijfers in dat getal associëren met de initialen van de naam Adolf Hitler. Een volkomen contraproductieve maatregel uiteraard, want een methode bij uitstek om aan die aberraties de bekendheid te geven die zij op zijn zachtst gezegd helemaal niet verdienen. Maar vooraf een schromelijke vergissing omdat aldus erkend wordt dat elkeen zomaar beslag kan leggen op symbolen en betekenisvolle (gebruiks)voorwerpen voor vaak criminele doeleinden.
Zo zijn cijfers en getallen gemeengoed en pas in welbepaalde omkaderingen of betekeniswerelden krijgen zij een andere dan hun oorspronkelijke zin. Het bijgeloof omtrent het getal 13 zorgt voor een mijdingsgedrag dat op zijn beurt economische consequenties heeft die maken dat aan hotels een dertiende verdieping ontbreekt (wat tot misrekeningen en tot wantoestanden kan leiden zoals in Dostojevski's novelle De vrouw van een ander en de man onder het bed) waardoor elk kind zal leren dat het getal 13 ongeluk brengt. De in de jongste jaren in zwang gekomen zogenaamde 'ontdopingsrituelen' met betrekking tot de doop in de katholieke kerk betekenen objectief gezien het tegenovergestelde van wat zij voorhouden omdat (althans daar waar het ritueel geen reële consequenties heeft), geen mens die de doop als betekenisloos beschouwt, zich daarvan zal willen 'ontdoen' en dan nog met een even irreëel 'ontdopingsritueel'. Moeten wie van rood houden voortaan die kleur gaan schuwen in kledij en andere persoonlijke zaken omdat een politieke partij zich die kleur als kenteken heeft toegeëigend? Het is met elke kleur, met elk getal en met elk kledingstuk wel wat. Gaat men toch die weg op dan krijgt men in geen tijd de meest bizarre scenario's.
Teneinde niet met natte haren door de vrieskou de straat op te moeten, verplicht een defecte haardroger elke vrouw dat zij een hoofddoek omdoet; maar moet zij nu vrezen als een moslima te worden aangekeken of, erger nog, als iemand die met haar hoofddoek, die immers van geloof in de koran getuigt, alle homo's toeroept dat zij monsters zijn?
Eenmaal wetten worden getolereerd die de hoofddoek erkennen als islamsymbool veeleer dan als kledingstuk, krijgt dit symbool uiteraard ook wettelijke steun en zal het kledingstuk van weleer een wapen worden in die zin dat het voortaan net als een mes of een geweer mensen ook écht kan kwetsen. Waar Etienne Vermeersch en Bart De Wever de hoofddoek achter het loket verbieden, vergeten zij dat wat zij doen ook invloed heeft op alle hoofddoeken in de straat: beide BV's steunen wetten die de erkenning impliceren van een symbool waarvan zij zelf zeggen dat het een wapen is - het kwetst immers mensen, zeggen zij - en aldus maken zij van een onschuldig kledingstuk inderdaad een mes.
De hoofddoek, de regenboogtrui of eender welk vooralsnog onschuldig én nuttig attribuut.
En misschien kan men zich ook maar eens bezinnen over het verschil tussen neutraliteit en pluraliteit, want de wind draait hier van multicultureel naar acultureel en dat getuigt van stuurloosheid, om aldus maar eens te verwijzen naar Jaap Kruithof, want de denker wordt in de hele discussie jammerlijk gemist.
(J.B., 9 februari 2013)
07-02-2013
Ondermaatse journalistiek
Ondermaatse journalistiek
1.
Als Bart De Wever (d.d. 6/2/2013) op TV zomaar wegkomt met de repliek dat alleen dommen en kwaadwilligen blind zijn voor de ironie van zijn gezegde dat homofilie een obediëntie is, dan kan er nog slechts sprake zijn van volstrekt ondermaatse journalistiek; wél kwaadwillig of dom zijn alwie ironie veronderstellen waar diezelfde uitspraak vandaag gedaan wordt door talloze religieuze en politieke leiders alom ter wereld, want het lot der slachtoffers bewijst dat zij het menen.
2. Neutraliteit !?
De regenboogtrui is een verwijzing naar de roze driehoek of de stigmatisering van homo's door de nazi's en meteen is het een veroordeling van de stigmatisering van mensen op grond van hun sexuele geaardheid. De trui zegt daarom in feite dat er geen norm bestaat waaraan de geaardheid van een mens moet voldoen om maatschappelijk okee te kunnen worden bevonden; de trui zegt dat iedereen verschillend is of uniek en dat het ook goed is zo; met andere woorden, dat het onzin is om te verlangen dat elkeen gelijk zou zijn: uniformiteit is een lang voorbijgestreefd ideaal en de verlichting maakte het alternatief van de pluriformiteit mogelijk, dat de uniciteit als een rijkdom viert. Dat heeft met religieuze of politieke kleuren, vlaggen, obediënties of vrije keuzes niets te maken, het is uitgerekend het tegendeel daarvan.
3. Rousseau, pedagogie, conditionering en redelijkheid
De op 6 februari verdedigde stelling van De Wever dat de huidige pedagogie er ten onrechte zou van uitgaan dat de mens in wezen goed is en dat men maar beter wat meer regels oplegt en conditioneert, is bijzonder misleidend alsook onjuist.
De fundamentele tweespalt inzake mensbeeld en opvoeding betreft immers niet het al dan niet goed zijn van de mens: dat is reeds een preoccupatie - per definitie zonder poot om op te staan. De basistegenstelling betreft wel het vraagstuk van de menselijke redelijkheid, waarbij het geloof in de redelijkheid verwijst naar de bereidheid om daarvoor borg te staan middels de vooropstelling van de (wetenschappelijk te onderbouwen) samenspraak.
En het geloof in het debat opponeert niet aan de menselijke slechtheid doch aan het geloof in autoriteiten, auguren, koffiedik kijken of in nog andere onzin welke slechts de uitweg van het niet tegen te spreken bevel, het africhten of het conditioneren laat. Spinoza zou zeggen: redelijk inzicht is vrijheid.
(J.B., 7 februari 2013)
02-02-2013
De regenboogtrui of het burgermasker
De regenboogtrui of het burgermasker
De koning heeft gelijk: het extremisme keert terug. Jaren heeft men erover gedaan om toe te geven dat het moreel verwerpelijk is en ook een wrede foltering als men van mensen eist zich anders voor te doen dan zij in feite zijn. Jaren ook om toe te geven dat het strijdt met elk rechtvaardig inzicht waar homofilie als geestesziekte wordt gebrandmerkt. Het gaat niet om een ziekte en het gaat wel degelijk om een zijn. Maar in geen geval betreft het een obediëntie want niemand kiest ervoor. Dat een toppoliticus in een roem- en kleurrijke westerse metropool dit niet blijkt te snappen, is een in deze tijd wel bijzonder tragisch gegeven.
We hoeven het hier niet te hebben over de emancipatiestrijd van mensen die de straat op willen zonder het risico om uitgescholden te worden, beschuldigd of gelyncht. De heksenprocessen van Salem; de strijd der zwarten, waarvan het mansvolk met achterlating der gezinnen met miljoenen tegelijk naar de plantages werd verscheept - een slavernij die ook het fiat kreeg van clerici die argumenteerden dat het zwart de zielloosheid bewees. We beperken ons tot een enkele verwijzing naar het lot van Allan Turing, aan wie wij het te danken hebben dat Nazi-Duitsland door de knieën ging: de geniale man ontcijferde de code van de vijand maar pleegde na de oorlog zelfmoord nadat hij borsten kreeg ingevolge de chemische castratie die hem vanwege de Britse regering werd opgelegd (als alternatief voor celstraf) ter gedwongen 'behandeling' van de homofilie waarvan hij werd beschuldigd. De politicus waarvan hier sprake is historicus en hij zou beter moeten weten maar blijkbaar lijdt ook hij aan een schromelijk tekort aan empathie.
Onder de dekmantel van een zogezegd noodzakelijke neutraliteit willen sommigen elk teken van persoonlijke overtuiging én zijn naar de buitenwereld toe verbieden, wat gelijkstaat met het verhinderen van discussie en gesprek. Zij beseffen blijkbaar niet dat overleg slechts geweld als alternatief heeft. Het begon met het krankzinnige hoofddoekenverbod, een maatregel volledig naast de kwestie aangezien het probleem niet dat is van de levensovertuiging doch dat van het onherkenbaar maken van het aangezicht op openbare plaatsen (in niet-karnavalstijden en gebieden), strafbaar om voor de hand liggende redenen. Overigens kon men met dat opzet beter allerlei bizarre kapsels en gelaatsbeschilderingen verbieden. Maar men zit blijkbaar op dat verkeerde spoor, en zo volgen na de hoed nu ook de andere kledingstukken, de vlaggen, en in geen tijd zijn de woorden aan de beurt en geldt een spreekverbod. Straks dragen ook wij het burgermasker.
Een uitgaansverbod om straatgevechten voor te zijn is somtijds efficiënt, alleen getuigt het van een bangelijke fantasieloosheid als een politicus zomaar die toer opgaat, om niet te spreken van beangstigende onbekwaamheid. Het mensdom is rijk omdat elkeen uniek is en het delen van die verscheidenheid in interactie is de definitie van cultuur. Het onmogelijk maken van die interactie kan mits het verkappen der verschillen, bijvoorbeeld middels spreekverbod, ofwel door het onzichtbaar maken van de onderlinge verschillen met het verplichte burgeruniform. Denk aan de uniformiteit der Noord-Koreanen of aan de maatpakkendragers van Orwell. Dat soort van surrealistische remedies kan overigens eindeloos worden uitgebreid: arm- en beenbreuken bij kinderen worden voorkomen door algemeen spelverbod of door inbunseling, de verkeersveiligheid kan worden verhoogd door een verbod op autorijden en fouten worden drastisch ingeperkt door het leerproces zelf af te schaffen.
De krankzinnige logica achter dit simplistisch denken, om maar niet meteen te spreken van een volstrekte gedachtenloosheid, herinnert inderdaad aan de criminele nazi-ideologie die ziekten wilde uitroeien, niet door de ziekten te bestrijden maar door het massaal uitroeien van de zieken zelf. Moeten onze gezonde jongemannen dan sneuvelen aan het front om de oude en zieke burgers die ons alleen maar geld kosten, in leven te houden? - zo klonk het alras uit de monden van Himmler en zijn trawanten, en zij voegden er aan toe op reusachtige affiches: denk eraan, het is uw geld!
Andermaal, de koning heeft gelijk: wij zitten op een spoor van populisme dat naar extremisme leidt. Hannah Arendt wees erop dat de gedachtenloosheid oorzaak is van dergelijke wantoestanden. Blijkt ook dat in de wreedste ideologieën het vermeend edele doel dat door het vaak verwerpelijke middel wordt beoogd, voor eeuwig blijft wijken omdat het feitelijk in de wreedheid zelf zit welke door het zogenaamde middel wordt verkapt.
Regenboogtruienbreiers, ga aan de slag, er zijn fortuinen te verdienen!
P.S. Uiteraard is de regenboogtrui een alternatief voor het roos van de roze driehoek die homo's in concentratiekampen verplicht kregen opgespeld; de regenboog (die ook naar andere minderheidsgroepen verwijst) is geen versiersel doch een herinnering aan de gruwel en een alles behalve overbodige waarschuwing.
(J.B., 2 februari 2013)
23-01-2013
Over terrorisme
Over
terrorisme
1.
Terroristen zijn wie
met geweld en met de dreiging ermee andermans vrijheid kortwieken en
hen in het gareel van hun grillen dwingen grillen die zij
godbetert ook nog graag voorstellen als natuurlijke noodzaak of
goddelijke wil. Terroristen maken het leven van wie zij terroriseren
voorwaardelijk door het onmogelijk te maken als zij niet plooien voor
hun wensen en dat is de ergste vorm van conditionering, het is
ontmenselijking. Het terrorisme creëert niets minder dan de
slavernij, waarbij het de bevolking die het inneemt, verdeelt in,
enerzijds, terroristen of slavendrijvers en, anderzijds, slaven.
Terrorisme is gekwadrateerde en aperte pesterij mét monddood making
of chantage van de getuigen.
Omdat terroristen
altijd mikken op de verknechting van wie zij terroriseren, terwijl de
geterroriseerden met rede begaafde mensen zijn, bieden zij aan de
door hen onderworpenen een katalysator aan, en wel in de vorm van een
systeem waarmee zij hun onderwerping tegenover zichzelf alsnog kunnen
trachten te rechtvaardigen een pijnstiller als het ware; in de
praktijk kan dat een ideologie zijn, maar nog het vaakst is het een
religie of een systeem dat van de onderworpenen een quasi volledige
overgave eist die, paradoxaal genoeg, helemaal niet redelijk gegrond
hoeft te worden teneinde te kunnen dienen als 'verantwoording' voor
de onderwerping. Karl Marx verwoordde het aldus: "Godsdienst is
opium voor het volk". Dat alvast menigeen die voor zijn misdaden
zijn toevlucht nam tot het naar deze ideoloog genoemde opium het
'marxisme' herinnert slechts aan het welhaast hilarische probleem
van de zelfreferentie, nooit meesterlijker bespeeld dan door de
godheid zelf: "Wie zonder zonden is, werpe de eerste steen!"
Dikwijls volstaat de
dreiging van terreur en dus alleen maar de creatie van angst, om
ervoor te zorgen dat een volk zich 'vrijwillig' en massaal onderwerpt
aan het aangeboden 'rechtvaardigingssysteem', en op dat vlak
herinneren de wetten van het macrosysteem meer bepaald in de
sociologie aan deze die gelden in de wereld van de allerkleinste
partikels of de kwanta: alle dingen hebben naast hun stoffelijkheid
ook een geestelijk bestaan met een vaak groter effect dan de
daadkracht die wordt toegeschreven aan hun massa; de invloed van de
belastingcontroleur is even groot als zijn daadwerkelijke actie
dankzij onze onwetendheid omtrent de daadwerkelijke controles.
Onzekerheid, onvoorspelbaarheid, mogelijkheid, kans: het zijn slechts
schijnbaar onbestaande zaken welke wij sinds oudsher samenvatten
onder de noemer 'geest'.
Het impact van de
terreur op zijn belijders is van die aard dat de onderwerping aan een
opgelegde wet het juk der dictatuur wel onomkeerbaar lijkt en
door zijn slachtoffers begeerd en zelfs verdedigd wordt: dat
illustreert de historisch eindeloze rij van theologen en ideologen.
In dat licht moet worden onderstreept dat ook de daders slachtoffers
zijn, want ook de onderwerpers zijn onderworpen aan de tirannie: het
zijn niet de zogenaamde 'terroristen' die de terreur scheppen; het is
daarentegen de terreur als zodanig die gelijktijdig 'terroristen' en
'geterroriseerden' in het leven roept. De terreur is bovendien zo
diep verweven met de systemen die hem in stand houden als het leven
verweven is met de wezens die het zodoende voor de dood behoedt.
Terreur is derhalve
welhaast een mentaliteit een 'geest' welke haar intrede doet
in een samenleving die niet langer in staat is om de spanning die er
altijd heerst tussen de leden zodanig te differentiëren en te
ordenen dat zij geen abrupte polarisatie onder de leden veroorzaakt.
In dat laatste en te vermijden geval splitst de samenleving als het
ware op in twee polen, twee nieuwe soorten van burgers, waar voordien
allen onderling gelijk waren of dezelfde rechten hadden. De geest van
terreur onderwerpt allen terwijl sommigen zich ook nog engageren als
handhavers van de nieuwe orde. Het gedrag van de beide groepen
beantwoordt aan het Stockholm-syndroom: de terroristen schikken zich
naar de eisen van de terreur als zodanig en de onderworpenen schikken
zich naar de eisen van de terroristen.
Dat de terroristen
zelf volkomen onderworpen zijn aan de hoger genoemde mentaliteit of
'geest' van de terreur, toont zich hierin dat zij volstrekt
onberedeneerd en ongefundeerd te werk gaan. Zij handelen immers
helemaal niet vanuit een religie of een ideologische overtuiging, al
beroepen zij zich daar wel op, maar dan kennelijk zonder die ten
gronde te verstaan. Zij nemen veeleer eender wélke religie of
ideologie te baat, als 'opium' zo men wil, om zich daarachter te
verschuilen met wat zij zoal aanrichten. Meer nog, zoals wordt
getoond in het mooie actuele voorbeeld van de huidige toestand in
Mali (d.d. januari 2013) waar de verslagen Malinese huurlingen van de
vermoorde Libanese kolonel Khadafi zich met oorlogstuig als buit
terugtrokken in hun thuisland alwaar zij deze zware wapens prompt
zijn gaan gebruiken om er de eigen ongewapende bevolking mee te
terroriseren. De kat wordt bij de melk gezet, de gelegenheid schept
de dief, het wapen creëert de terrorist. Religies of ideologieën,
eender welke, functioneren als mogelijke wapens op het ogenblik dat
een geest van terreur zijn intrede doet, precies zoals een boosdoener
ter plekke de steen of de kandelaar die toevallig binnen zijn
handbereik ligt, aanwendt als moordwapen.
Edoch,
een steen en een kandelaar kunnen zich niet verweren, een religie
principieel wel, want die is met mensen bemand. Het probleem is
echter dat niet elke religie een hoofd heeft zoals de katholieke kerk
met haar paus, terwijl zo'n hoofd wel hoogst noodzakelijk is waar het
er op aankomt om zich te verantwoorden of om terreur gepleegd in naam
van de religie, te kunnen afstraffen met gezag. Een religie zonder
hoofd is een kip zonder kop, maar meer nog is het een wapen waarop
elke crimineel beslag kan leggen. Het corrupte karakter van een
systeem toont zich overduidelijk waar bij het tot stand komen van een
executieve, deze vaak a
priori reeds
door terroristen geïnfiltreerd blijkt.
Soms wordt gezegd
dat de edele kunsten waarmee sinds oudsher alle beschavingen pronken
de architectuur, de beeldhouwkunst en de schilderkunst, de
literatuur, de dans en de muziek slechts middelen zijn ter
verdrijving van de verveling. Maar in die functie zijn zij vooreerst
ook de rasechte getuigen van overvloed en luxe: een hoge
levensstandaard, een goed leven, een maatschappij die ruimschoots in
het onderhoud van haar burgers kan voorzien. Kunst, spel en sport
zijn als uitlaatklep alvast verkieslijker dan oorlog en
criminaliteit, maar zij gedijen nimmer zonder een gedegen en
verfijnde opvoeding, welke uiteraard een kanalisering van de energie
en dus een tijdelijke beperking van de vrijheid vragen. Waar die
'vrijwillige onderwerping' ontbreekt, dreigt een geest van chaos
welke spontaan zijn tweelingbroer oproept, met name de geest van
terreur.
Chaos brengt
onvoorspelbaarheid en onzekerheid welke de paniekreactie die de
terreur is, veroorzaken. In de terreur veruitwendigen zich de
innerlijke spanningen die voortkomen uit het algemene wantrouwen dat
uit de algemene onzekerheid volgt. De last van het wantrouwen kan pas
worden verlicht als men erin slaagt om de dreiging af te wenden, wat
men doet door de controle op anderen op te drijven en door hen in een
greep te houden die nog weinig beweging toelaat. Die algemene
vrijheidsinperking is in feite een ersatz voor de discipline die in
de opvoeding ontbrak, maar er is geen alternatief meer eens die
ongedisciplineerde jeugd volwassen en derhalve onkneedbaar is
geworden.
Vandaar ook ligt
misschien wel voor het leeuwendeel de oplossing voor terreur in een
degelijke opvoeding en waar die gemist werd, betekent dit uiteraard
dat een oplossing niet in zicht kan zijn op korte termijn. Maar het
gevaar is reëel dat de menswaardige opvoeding voorgoed de mist
ingaat omdat ook de terreur zelf een vorm van discipline in het leven
roept, meer bepaald deze die volgt uit haar conditionering.
Conditionering immers is blinde sturing van het gedrag middels straf
en beloning en het is derhalve vooreerst een belediging voor elke met
rede begaafde mens wanneer men hem het inzicht in de zin van zijn
eigen handelen ontneemt. Mensen die niet uit inzicht handelen doch
uit dwang, missen mét de vrijheid hun existentie zelf. Zij zullen
hoe dan ook altijd op de loer liggen om het systeem dat hen bedwingt,
omver te werpen terwijl zij het tegelijk lippendienst moeten
bewijzen. Een geterroriseerde maatschappij wordt derhalve gekenmerkt
door burgers die zullen beweren een geloof te belijden dat zij in
wezen hartsgrondig haten en verachten. Zij delen het schizofrene lot
van alle burgers die leven onder het juk van een dictator: zij
juichen hem toe en knielen voor hem... tot op de dag dat zij hem
ongestraft kunnen lynchen en dan dralen ze geen ogenblik meer, zoals
dat op Tweede Kerst 1989 geschiedde met de Roemeense dictator Nicolae
Ceausescu en diens echtgenote Elena.
Het communisme, het
kapitalisme, het katholicisme, de islam, het jodendom, het boeddhisme
of het hindoeïsme: zij hebben elk hun eigen tirannie die te zijner
tijd gelijk een aap uit de mouw te voorschijn komt. Het communisme
met zijn geheime agenten die belachelijk waren als ze zichzelf maar
niet zo ernstig namen, waardoor zij gek en derhalve ook
levensgevaarlijk worden; het kapitalisme met zijn goud dat velen
zodanig verblindt dat ze ervoor moorden, leven en sterven, zoals ook
Midas deed; het katholicisme met zijn terreur van het hellevuur maar
ook de brandstapels van de inquisitie, de veroordelingen en de
verminkingen die wij ook kennen van de fundamentalistische islam; het
jodendom waarvan alvast een vleugel streeft naar wereldheerschappij;
het boeddhisme en het hindoeïsme die inderdaad al te vredig lijken
om dat ook te kunnen zijn, want zij verkappen met hun geloof in karma
en reïncarnatie een absolute onverschilligheid jegens het leed van
de naasten die immers niet mag geholpen worden omdat hij slechts door
boetedoening tot verlichting komen kan.
Een maatschappij
de wereldgemeenschap moet kunnen worden geordend, maar dit doel
kan in het derde millennium best met politieke en wetenschappelijke
middelen worden bereikt; het lijkt er heel sterk op dat religies maar
ook ideologieën hun kansen om zich te bewijzen allang hebben
verspeeld en dat zij derhalve hun beste tijd hebben gehad. Zij dienen
inderdaad naar de privésfeer te worden verwezen, en voor wie hen
ernstig nemen gedachtengoochelaars en mystici hoeft dat
overigens geen domper op het persoonlijke geluk te betekenen
trouwens evenmin als de regels waaraan allerhande sporters en spelers
zich dienen te houden. Het gaat uiteindelijk om de humaniteit, en wie
menselijkheid zegt, zegt vrijheid: niemand heeft het recht om zijn
persoonlijke bedenkingen bij het bodemloze, bij tijden exalterende en
bij andere tijden deprimerende raadsel van het bestaan, aan anderen
op te dringen, laat staan dat men lijdzaam zou moeten toezien wanneer
mensen anderen al dan niet met fysiek geweld verplichten om hun
persoonlijke waanzin te gaan belijden.
2.
Wanneer ingevolge
een tekort aan discipline bij haar burgers de onzekerheid binnen een
samenleving toeneemt en de dingen onvoorspelbaar worden en derhalve
chaotisch, ontstaan welhaast symbiotisch de geest van angst en deze
van terreur welke elkaar rechtvaardigen, versterken en doen groeien,
bijna zoals dat gebeurt in de ontwikkeling van een levend organisme.
De chaos creëert angst en de angst vraagt om orde, terwijl de orde
een beroep doet op terreur in de (ijdele) hoop zich aldus te kunnen
herstellen, precies zoals een onderwijzer zijn stem verheft om het
geroezemoes in zijn klas te overstemmen en aldus de stilte te doen
terugkeren de stilte, de orde en de rust welke dan geheel vrij
zijn van chaos, onzekerheid en angst.
De hoop waarvan
sprake is inderdaad ijdel want een maatschappij is geen klas met aan
het hoofd een gezagvol onderwijzer en evenmin is zij een gesloten
systeem zoals het goed geregelde onderwijs dat welhaast is binnen de
veilige en geheel geordende omkadering van een opvoedingsproject dat
een bijzonder artificiële wereld voor het kind creëert en dan
bovendien binnen de buffer van de reeds per definitie min of meer
kunstmatige ruimte van de cultuur.
Een maatschappij kan
worden beschouwd als het resultaat van een evolutionaire ontwikkeling
die zelf beantwoordt aan een natuurlijke noodzaak tot zelfhandhaving
bij de mens en bij vele andere soorten. De terreur van de natuur
waarin, alle vertederde dierenliefhebbers ten spijt, het
onverbiddelijke recht van de sterkste geldt, wordt middels de cultuur
enigszins afgeweerd, maar in de cultuur zelf keert die terreur alras
terug in een nieuwe en meer gesofisticeerde gedaante.
Zo zijn de
religieuze geboden en de vele andere waarden en normen inzake
menselijk gedrag vaak terug te voeren tot regels die te maken hebben
met hygiëne, terwijl hygiëne wordt afgedwongen door een natuur die
toelaat dat microben een prooi zien in, bijvoorbeeld, zoogdieren
zoals de mens.
Religieuze geboden
verbieden mensen om te doden maar die regel kon nooit gelden als hij
ook sloeg op slachtoffers die tot een andere diersoort behoren omdat
de natuur het leven dat geen ander leven tot zich neemt, gewoonweg
verbiedt om voort te bestaan: wij moeten eten en dus moeten wij ook
doden om te kunnen overleven, wat betekent dat dit ver-bod feitelijk
slechts een verkapping is van een ge-bod, meer bepaald het gebod om
ándere soorten te doden. Hetzelfde geldt voor het verbod tot liegen
dat op de keper beschouwd de verschalking gebiedt van ándere soorten
die men immers te vlug af moet kunnen zijn in de jacht maar
bijvoorbeeld ook in de veeteelt of in de dressuur.
Waar culturele
voorschriften en religieuze normen refereren naar een natuurlijke
noodzaak, is hun bron en hun zin dikwijls heel duidelijk en
vanzelfsprekend maar waar dat niet of niet langer het geval is, zijn
die normen niet slechts zinledig maar bovendien vaak bijzonder
hinderlijk. De instandhouding of de herinvoering ervan druist dan
niet alleen in tegen het gezond verstand maar is tevens in strijd met
alle regels inzake economie en nog meer belemmert een
voorbijgestreefde regelgeving het zelfbehoud en het behoud van de
soort. In dat laatste geval heeft men te maken met een terreur die
volstrekt onacceptabel is en uiteraard ook geheel tegennatuurlijk, en
dit is dan terreur in de eigenlijke betekenis van het woord.
Terreur in de
eigenlijke betekenis van het woord doet zich bij uitstek voor waar
geduld wordt dat onwetenden macht hebben, zodat van hen die zich
middels langdurige en harde inspanningen hebben bekwaamd in allerlei
kundigheden en kunsten, gehoorzaamheid wordt geëist jegens de eerst
genoemden. Uiteraard komen die onrechtmatig in het bezit van de macht
om wie feitelijk boven hen staan aan zich te onderwerpen, en zulks
kan zich niet anders voltrekken dan middels geweld en dwang onder
allerlei gedaanten.
Zo is er terreur in
het dulden van bedrieglijke vormen van geneeskunde omdat aldus
onbekwaamheid, oneerlijkheid en luiheid worden beloond terwijl het zo
moeizame en tijdrovende vergaren van kennis, het zich eigen maken van
gespecialiseerde technische vaardigheden en het onverdroten
levenslange studiewerk genadeloos worden afgestraft. Het argument van
de vrijheid en meer bepaald het argument dat iedereen nu eenmaal
gelooft wat hij graag gelooft, functioneert hier niet anders dan als
een wapen dat door de terrorist in kwestie wordt te baat genomen
zoals ook de inbreker de kandelaar in handbereik als moordwapen
gebruikt.
Terreur wil
weliswaar als ordehandhaver doorgaan, maar om de hier genoemde
redenen kan hij uiteraard de orde nooit herstellen; terreur brengt
daarentegen chaos voort zoals chaos terreur voortbrengt; terreur is
zeer in strijd met de natuur van het leven die alle zorg besteedt aan
het tot stand brengen van de grootst mogelijke orde, in vaak
duizelingwekkende constructies van elkaar overlappende hiërarchieën.
Terreur kan nimmer worden geduld omdat zij vloekt met het leven en
niets dan de kille, domme dood in petto heeft. Terreur dient daarom
altijd en overal met wortel en tak te worden uitgeroeid en elke vorm
van begrip voor terrorisme kan zelf nooit anders dan als terreur
worden verstaan.
Terreur herstelt de
orde niet omdat alle orde de vrucht is van een groeiproces, een
ontwikkeling of een opbouw, een creatie, terwijl terreur vernietiging
is.
Terreur bestaat
uiteraard als fysiek geweld fysieke belemmering, verminking
en in die verschijningsvorm is zij vaak ook heel herkenbaar. Maar
terreur bestaat ook in meer gesofisticeerde en verkapte gedaanten
waarin zij dikwijls nog meer schade aanricht. Zo schuilt een van de
vreselijkste vormen van terreur in de leugen, in de maskering van de
waarheid, in het naar voren dragen van wat niet bestaat, in het
verdedigen van het onrecht en in het fnuiken van het recht, in het
minimaliseren van de misdaad en in het miskennen van het goede, in
het brengen van eer en lof aan wie dat geenszins verdienen en in het
doodzwijgen van wat zich in de schoonheid van zijn eenvoud
manifesteert.
Er is terreur in het
spenderen van middelen aan nutteloze en bodemloze zaken zoals
hondenkapsels, merkkledij, parfums en juwelen, sportauto's en
privézwembaden, omdat daar waar diezelfde middelen worden gemist,
geheel onschuldigen vaak kinderen moeten worden begraven. Het
terrorisme grijpt veel omvattender om zich heen dan men op het eerste
gezicht zou vermoeden.
Is er dan geen
terreur in het systematisch aborteren van toekomstige mensen met een
redelijke kans op als 'handicap' geboekstaafde afwijkingen van 'de
norm' en dan nog door lui die er prat op gaan de democratie te
verdedigen en gelijke rechten na te streven voor iedereen? Is er dan
geen terreur in het navenante verraad van allen die met die handicaps
alsnog door het leven moeten? Is er geen terreur in de plicht tot
samenzwering opgelegd aan mensen die geheel buiten hun wil door
derden tot welbepaalde bendes worden gerekend en in de bestraffing
van de vrije meningsuiting welke als verraad wordt gebrandmerkt waar
op allen het juk van een omerta weegt? De georganiseerde leugen
ondergraaft de waarheid en probeert haar sinds oudsher de laan uit te
sturen door de systematische corrumpering van alle burgers welke vaak
beter de naam bendeleden verdienen. Maar de waarheid achterhaalt de
leugen, alleen al omdat elke nieuwe mens geboren wordt als kind, en
dat wil zeggen zonder schuld of in de waarheid: kinderen zullen
altijd trouw en onverschrokken de waarheid blijven zeggen omdat het
nu eenmaal de waarheid is.
In een
kapitalistische wereld is de pervertering die met terrorisme
gelijkstaat apert in vrijwel alle sectoren van de samenleving, onder
meer ingevolge de verwisseling van het middel met het doel. Het domme
middel regeert er over het doel in die mate dat het doel geheel wordt
miskend, verdwijnt en niet zelden in zijn tegendeel overgaat. Voedsel
wordt vernietigd omwille van het geldelijk gewin; de maatstaf van de
dingen is verworden tot hun waarde op de markt; alle Zijn wordt
herleid tot een bezit en, geheel tegen het principe van het leven
zelf dat vooreerst een bruisende, mateloos schenkende bron is, wordt
het principe van het tomeloze graaien gehuldigd en 'beloond'!
Een moordende
terreur huist in het principe van het privaatbezit dat door het
geldwezen wordt gesymboliseerd, omdat geld ook macht en 'rechten'
geeft aan zijn bezitter, die echter verder helemaal niets meer hoeft
te bewijzen inzake bijvoorbeeld ethische bekwaamheden, kundigheid of
kennis, terwijl dat toch dingen zijn die bijvoorbeeld wél
noodzakelijk worden geacht voor het verkrijgen van bijvoorbeeld een
licentie voor het besturen van een voertuig. Het snijdt geen hout dat
iemand wiens fundamentele behoeften bevredigd zijn zomaar de
beschikking krijgt over middelen waarmee tegemoet kon gekomen worden
aan de dringende nood van honger en kou lijdende kinderen, terwijl
hij die middelen aanwendt voor volstrekt overbodige, persoonlijke
luxe. Mensen hebben de mond vol over overbevolking, ecologische
voetafdruk en gedwongen sterilisatie van medemensen die in armoede
leven, terwijl niemand bezwaren uit tegen uit de hand gelopen
veeteelt en de vleesconsumptie of tegen de kweek van huisdieren voor
luxe-doeleinden. Het geld geeft aan zijn bezitter de macht om het
naar willekeur te besteden terwijl het de niet-bezitter ervan vaak
ter dood veroordeelt, wat wel te verstaan betekent dat alle mensen
verplicht worden om actief aan dit moordende terrorisme deel te nemen
omdat zij anders zelf worden geterroriseerd: het is doden of gedood
worden, een derde keuzemogelijkheid is er niet meer.
Van
terrorisme is sprake waar kinderen les moeten krijgen van
leerkrachten die de vereiste bekwaamheden missen doordat zij jobs
inpalmen die hun niet toekomen, terwijl de aan hen toevertrouwde
jeugd met de terreur der punten a
priori
het zwijgen wordt opgelegd. Eveneens terroristisch zijn scholen die
hun leerlingen als klanten behandelen door in te spelen op het bij
hen veronderstelde verborgen verlangen bij de scholieren om met een
minimum aan inspanningen het getuigschrift te behalen dat hen
misschien zal toelaten om 'les te geven' zoals ook hun 'leerkrachten'
dat deden. De school staat niet langer in dienst van de kinderen, die
immers geminacht worden en nog slechts dienen om met hun aantal de
subsidies aan de school en aldus de jobs van de aldaar te werk
gestelden te waarborgen en dat is slechts één voorbeeld van de
talloze gedaanten die de middel-doel-omkering kan aannemen.
In het
communistische deel van de wereld dan, wordt de waarheid gefabriceerd
door de partij die angstvallig nagaat bij alle burgers of zij er wel
geloof aan hechten en twijfelaars worden krankzinnig verklaard
ofschoon wij allen van nature heel goed weten dat eerlijke mensen
voor zichzelf moeten bekennen niets met zekerheid te weten, en dat
derhalve niet de twijfel doch het zich beroepen op absolute
zekerheden een kenmerk van ernstige geestesziekte is.
Een ware terreur
zijn de geloofsbelijdenissen in de schepper van hemel en aarde, de
verlosser die voor ons het eeuwig leven mogelijk maakt, doch die in
het credo moet opgesloten blijven gelijk destijds ook Christus in
zijn kerker, omdat men vreest dat het geen zicht is om publiekelijk
te zeggen dat men helemaal niet aannemen kan dat het heelal ontstaan
is uit een gigantische knal, dat de mens een geleerde aap is of dat
de verrijzenis van het vlees uiteraard heel letterlijk moet worden
opgevat en dat er niks mysterieuzer aan is dan aan het aardse leven
waaraan wij al gewend zijn. Het is een leugen als men zwart zegt
tegen wit en wit tegen zwart, maar van terreur is sprake als men
verwacht wordt te belijden dat iets zwart is en tegelijk wit.
Van terrorisme is
sprake waar in de naam van god medemensen worden gedood omdat zij
niet in de god van hun moordenaars geloven. Artsen die het aantal
zieken zouden terugdringen door deze te doden, zouden meteen
krankzinnig worden verklaard en zij hebben ook nog bestaan,
namelijk ten tijde van de nazi's waar zij meewerkten aan de
uitroeiing-programma's van Himmler maar voor 'religieuzen' die
het ongeloof willen wegwerken door alle ongelovigen te vermoorden,
bestaat kennelijk alle begrip.
Van
terrorisme is sprake waar mensen er niet aan denken om hun naaste bij
te staan omdat deze tot een lagere kaste dan de hunne zou behoren en
het wapen van die terreur is de leer welke voorhoudt dat men enkel
zichzelf kan verlossen door de persoonlijke uitboeting van de eigen
'zonden'. Maar, andermaal: wie
zonder zonden is, werpe de eerste steen,
want een gelijkaardige logica als de Hindoeïstische verbergt zich in
het katholicisme waar de ene wel een stuiver aan de andere kan geven
maar als het om meer kostbaar geachte zaken gaat, zoals het
zielenheil, dan zal elkeen tenslotte voor zijn eigen hemel moeten
zorgen. Al heeft een enkele 'ketter' ooit gezegd dat hij 't verkiest
om mét de geliefde voor eeuwig in de hel te zijn dan in de hemel
zónder Hem.
Terreur verbergt
zich met andere woorden in religies en ideologieën van alle maten en
gewichten, precies zoals diefstal niet alleen geschiedt waar een
inbreker des nachts het huis van een ander leegrooft maar evenzeer
waar de ene geheel legaal aan de andere een appel verkoopt omdat hij
het ei dat hij ervoor in ruil krijgt begeert en niet de bevrediging
van de behoefte van de ander. En het is allerminst onmogelijk om het
nu eens anders te doen, want de behoefte van de ander is wat
bijvoorbeeld een moeder op het oog heeft als zij haar kind verzorgt.
Het is jammerlijk te moeten vaststellen dat kennelijk voor het
merendeel der mensen geldt dat, als zij elkaar helpen, zij dat alsnog
doen uit eigenbelang. Dat de mensheid vooralsnog niet ten onder is
gegaan aan het egoïsme dat het gros der burgers kenmerkt, is alleen
te danken aan enkele verstandige staatslieden die de bittere waarheid
van het eigenbelang erkend hebben en haar met vernuftige mechanismen
alsnog ten goede hebben gekeerd.
3.
Terroristen
onderscheiden zich van andere misdadigers onder meer in de motieven
van hun handelwijze welke in hun geval gericht is op een goed
waarvan zij althans geloven dat dit het louter persoonlijke belang
ver overstijgt, en in vele gevallen gaat het dan over politieke en
religieuze finaliteiten: men pleegt aanslagen om het kapitalisme te
doen vallen, om de ongelovigen te bekeren of om de macht te breken
van een of ander belangrijk concern. Het geweld dat zij gebruiken en
ook vaak de slachtoffers ten spijt, geloven terroristen helemaal niet
dat zijzelf criminelen zijn en vaak volharden zij in het tegendeel:
ze houden vol dat zij met als het ware chirurgische ingrepen, veeleer
gericht tegen personages dan tegen personen, een kwaad bestrijden dat
oneindig omvattender is dan het kwaad van een aanslag. Zij geloven
met andere woorden dat zij een groter met een kleiner kwaad
bestrijden en bovendien geloven zij dat het ook gerechtvaardigd is om
aldus te handelen. Enkele bedenkingen zijn hier misschien wel op hun
plaats, want in het genoemde standpunt schuilen enkele adders onder
het gras.
Om te beginnen is
sprake van fanatisme en dus van verregaande (zelf)verblinding en
ondoordachtheid waar men handelt vanuit een overtuiging of een geloof
in een theorie of een ideologie die zich nog niet bewezen
heeft in de praktijk als zijnde verkieslijker. Men merkt (heel vaak
terecht) het kwaad op in het gangbare systeem, men schrijft dat kwaad
dan toe aan dat bewuste systeem en vervolgens gelooft men over een
alternatief te beschikken dat vrij zal zijn van het kwaad waaraan men
zich zozeer ergert.
Beschouwen wij het
voorbeeld van de CCC uit de tachtiger jaren van de voorgaande
eeuw, dan kan men zien hoe de plegers van aanslagen het gemunt hebben
op het kapitalisme, terwijl zij geloven in het communisme, en
bovendien geloven zij dat dit ideologisch geloof de slachtoffers die
zij heel bewust hebben gemaakt, rechtvaardigt omdat het ook inhoudt
(1°) dat het oorzakelijk verband dat zij vermoeden tussen een zeker
kwaad en een zekere ideologie, ook een feit is, (2°) dat het
alternatief dat zij voorstaan vrij is van dat kwaad en (3°) dat het
alternatief zich ook zal realiseren en wel middels het geweld dat zij
plegen en dat noodzakelijk wordt geacht.
Om te beginnen met
het derde en laatste punt: gesteld dat terroristen middels geweld en
slachtoffers een alternatief bestel invoeren, dan zal het een bestel
zijn dat niet in vrijheid verkozen werd door de burgers; het zal dus
gaan om een opgedrongen stelsel aan hetwelke het volk wordt gedwongen
zich te onderwerpen, en dat was regelrecht in strijd met het
voorgehouden doel, namelijk de volksbevrijding. Ongeacht de inhoud
van de ideologieën die in het geding zijn, kunnen geweld en dwang
sowieso nimmer bevrijding brengen.
Wat betreft het
eerste en het tweede punt lijkt de geschiedenis overtuigend aan te
tonen dat een verandering van ideologieën niet in staat blijkt om
het kwaad uit te bannen of zelfs maar te verminderen; het heeft er
daarentegen alle schijn van dat het kwaad zich gewoon verplaatst en
menig denker heeft geopperd dat dit inderdaad zo is omdat het kwaad
niet zozeer huist in de menselijke ideologieën of in een of meer van
zijn andere werktuigen, zoals hamers, bijlen en kandelaren, doch in
de mens zelf of, eerder nog, in het misbruik dat hij van zijn
middelen maakt en dus in zijn machtsmisbruik kortom: in zijn
tekort aan menselijkheid.
Een wel bijzonder
jammerlijk gegeven in de hele geschiedenis is de vaststelling dat,
ofschoon de mens beweert te beschikken over de rede, hij niet in
staat blijkt om met louter argumenten anderen van zijn gelijk te
overtuigen, terwijl het uitgerekend dat is wat hij wil doen, zodat
teneinde die wil te kunnen doordrijven, hij geen andere mogelijkheid
meer ziet dan het gebruik van geweld. Het loont de moeite om bij dit
gegeven vooraf een ogenblik stil te staan.
Het ware vooreerst
een schromelijke vergissing om te geloven dat alle mensen handelen
vanuit de rede welke door de rationalisten zelf graag wordt beschouwd
als één en dezelfde voor allen en bijgevolg als het middel bij
uitstek om allen eensgezind te maken en te verenigen. Er bestaat
weliswaar zoiets als logica, er bestaan ook vormen van wiskunde en er
is argumentatie mogelijk binnen de gesproken en geschreven taal in
allerlei sectoren zoals rechtspraak, economie en vele andere, maar
specialisten in die takken van het redeneren zullen er altijd wel op
wijzen dat de geldigheid van de conclusies welke binnen de
gehanteerde denksystemen worden getrokken, mede afhankelijk is van
wat men van bij het begin aanneemt als zijnde waar en geldig de
uitgangspunten of de axiomata en de rekenregels of de andere
voorschriften waaraan men zich altijd dient te houden.
Hoe dan ook kan
elkeen altijd de eenvoudige vaststelling maken dat er vele
ideologieën naast elkaar bestaan, dat deze allemaal verstandige
verdedigers hebben en dat zij meestal pas interesse vertonen in de
standpunten van hun tegenstanders als die interesse ook in functie
staat van de verdediging van het eigen gelijk. Dat mensen plotseling
wél bereid zijn om hun overtuiging voor een andere in te ruilen als
zij bijvoorbeeld huwen met een anders denkende partner, illustreert
het feit dat een overtuiging althans voor een flink stuk in dienst
staat van de praxis van het samenleven: van zodra de overtuiging de
praxis in de weg staat, wordt ze opgedoekt. Mensen die omwille van
een ideologie, een band van vriendschap of van liefde verbreken,
worden alvast sinds de emancipatiegolf die het Westen in de
zestiger jaren aandeed algemeen en wellicht ook terecht beschouwd
als enigszins bekrompen.
De rede blijkt een
werktuig waarmee de ene de andere in zekere zin vermurwt, en daarbij
blijkt niet de juiste ideologie het pleit te winnen, als die al zou
bestaan, maar wel de meest verstandige verdediger of verkoper.
Iedereen weet immers dat een goede verkoper ongeacht wat aan de man
weet te brengen; het is hem niet te doen om het (wisselende) product
maar om zijn winst goud is immers goud. Evenzo blijkt het de
verdediger van een ideologie uiteindelijk niet te doen om de inhoud
van zijn leer maar wel om het binnenrijven van zijn gelijk, al is het
tegelijk zo dat de verwisselbaarheid van ideologieën een zaak van
bijzonder veel tijd en moeite is het is tenslotte geen zaak van
persoonlijke preferenties doch een kwestie van historisch verankerde
gemeenschappen.
Het geloof dat een
andere ideologie of een nieuw wereldbeeld in staat is om de mens zelf
te veranderen is even naïef als de hoop dat het verbergen van messen
en dolken de boosdoener van zijn moordplannen zal doen afzien. Het
mag dan zo zijn dat de gelegenheid de diefstal schept te geloven
dat zij ook de dief zou scheppen is wel een brug te ver. Als de
moordenaar geen mes in handbereik heeft, dan zal hij zich onverwijld
bedienen van de koperen kandelaar daar op de vensterbank; als daar
geen kandelaar en ook geen gietijzeren beeld van de vredesduif staat,
dan zal hij desnoods zijn eigen schedel omtoveren tot moordwapen bij
het toebrengen van de fatale kopstoot aan het besje in wiens huis hij
een inbraak pleegt.
Als werktuig zijn
ideologieën noch goed noch slecht, zij zijn in dat opzicht
uiteindelijk geheel neutraal en dat de meest wetenschappelijk
gedragen ideologieën perfect vervangbaar blijken door volkomen
irrationele religies, bewijst het feit dat niet de inhoud van die
werktuigen hun effectiviteit bepaalt maar wel het impact ervan op de
burgers die zij in de pas doen lopen. Zowel het jodendom als het
katholicisme als de islam als het hindoeïsme als het boeddhisme als
het kapitalisme als het communisme... bleken in staat om
maatschappijen te vormen en in stand te houden allemaal bleken
zij een behoorlijk cement, althans in functie van hetgeen zij
beoogden. De vraag luidt derhalve wat wij beogen, wat onze wensen
zijn, wat voor een wereld wij wensen, voor onszelf vandaag en voor
onze kinderen morgen.
Het is alvast zeer
onwaarschijnlijk dat er mensen bestaan die het opportuun vinden om te
leven in een wereld waarin hun doen en laten bepaald worden door
geweld en dwang.
Maar
via het geweld en de dwang belanden we dan bij het al te heldere
devies van Spinozistische makelij: waar de natuur ons beperkt,
gebiedt de wijsheid ons om niet te treuren; dankzij de rede kunnen
wij immers inzicht krijgen in de noodzaak van die beperkingen en
precies dit inzicht maakt ons vrij.
Een
devies dat al te helder is omdat het verwijst naar de rede als ware
die altijd en overal voor iedereen goed zichtbaar en één en
dezelfde. De zaak is immers dat de rede zelf geen poten heeft om op
te staan.
Zo
zijn er al talloze pogingen geweest om de ethiek op te bouwen wars
van alle zogezegd irrationele stelsels en louter met behulp van de
rede die dan, eens en voorgoed, klaar en duidelijk zou kunnen maken
wat goed is en wat kwaad is, wat moet en wat niet mag. Geheel
vruchteloze want naïeve pogingen uiteraard omdat de redelijkheid
waarop onze cultuur prat gaat, zich beperkt tot talige stelsels van
afleidingsregels waarbij echter van uitgangspunten en doeleinden
abstractie moet worden gemaakt.
Onze
voorraad aan afleidingsapparatuur is weliswaar gigantisch, maar naar
beginselen en doeleinden moeten wij tasten zoals een blinde naar een
ei, en dat maakt dat wij eigenlijk helemaal niet kunnen opschieten
met het prepareren van een kant en klare regelgeving welke ons
gebiedt wat ons te doen staat.
Maar
kijk, is dat niet vreemd: wij beweerden aanvankelijk ons van alle
dwang te willen bevrijden, terwijl wij onszelf daarop betrappen dat
die wens ons leidt naar het tegengestelde van het beoogde, want het
is in functie van die bevrijding dat wij ons gaan afvragen zijn wat
ons dan te doen staat! En de paradox dat de wil tot vrijheid ons
brengt bij de vraag naar de juiste voorschriften voor ons handelen,
ontmantelt een niet onbelangrijk gegeven, namelijk het feit dat de
vrijheid geen uitgangspunt is, dat zij ons niet spontaan gegeven is,
maar dat we haar middels de juiste voorschriften misschien wel zouden
kunnen verwerven.
En
belanden we hiermee niet in een impasse? Want kijk, daar dringen ze
zich al op, de juiste voorschriften, in alle kleuren en vormen, voor
elk wat wils: religies allerhande, theïstische en atheïstische
ideologieën, gebaseerd op oude ofwel nieuwe theorieën over leven en
dood, groot is de keuze... Is de keuze dan té groot? Kunnen wij niet
kiezen en hunkeren wij daarom naar overreding? Naar dwang? Naar
terreur?
(J.B., 20-24
januari 2013)
07-01-2013
Is de N-VA een erg gevaarlijke partij?
Is de N-VA een erg gevaarlijke partij?
Enige commotie is ontstaan naar aanleiding van de Kersttoespraak van de vorst der Belgen, waarvan ontkend wordt dat hij een welbepaalde politieke partij viseert, terwijl tegelijk de eindredacteur van die toespraak, die premier Di Rupo is, de N-VA "een erg gevaarlijke partij" noemt. Dat klinkt weliswaar allemaal zeer gewaagd, maar als men de uitspraak van Di Rupo volledig citeert, dan zegt hij dat de N-VA een erg gevaarlijke partij is "voor ons land", en wie zou ooit ontkennen dat dit de zuivere waarheid is? Is het immers niet de bedoeling van de N-VA om ons land zoals het nu bestaat, definitief te be-eindigen? Inderdaad, dat is de bedoeling, en het is dan ook waar dat de N-VA erg gevaarlijk is voor ons land, zo simpel als pompwater.
En wat is er dan van de waarschuwingen van de koning over alle partijgrenzen heen - de waarschuwingen voor een terugkeer van het fascisme? Er zijn er warempel die hier hartelijk moeten mee lachen: niet omdat het vergezocht zou zijn om de huidige situatie met de vooroorlogse te vergelijken maar, precies in tegendeel, omdat de vorstelijke waarschuwingen vijgen na pasen waren. Want waar intussen honderdvijfenzestig jaar geleden Karl Marx de arbeiders aller landen opriep om zich te verenigen, met name tegen de uitbuiting door de kapitalisten, zijn het niet de arbeiders geweest die aan die roep gehoor gaven, doch de grootgeldbezitters: zij hebben zich verenigd, en wel in ons aller Europa dat allerminst het onze is doch dat van de rijken, die er nu de armen uitmelken dat het een lieve lust is. Dat de vorst niet behoort tot de armen, hoeft geen betoog en deze toestand is dan ook wat men misschien nog het best een surrealistische versie zou kunnen noemen van het aloude verhaal van de vos die de passie preekt.
Sinds de tweede wereldoorlog is het allemaal erg geëvolueerd maar blijkbaar zijn er nog steeds lieden die niet mee zijn en die zijn blijven denken in termen van landen en streken en naties. Min of meer geletterde mensen weten intussen hoe achterhaald de verhalen van dynastie en democratie wel zijn: zij zijn verkappingen geworden, museumstukken en folklore, en blijkbaar met vooralsnog onverminderd succes schermen zij de eigenlijke gang van zaken voor de ogen van de massa af. Over alle grenzen heen zweren zij immers samen sinds oudsher: eerst de koningshuizen en de zogenaamde edellieden die nooit hoefden te werken en die zich altijd te goed hebben gedaan aan de arbeid van de kudde waaruit zij bovendien onder allerlei voorwendsels de schoonste vrouwen hebben weggeroofd. Vervolgens de patriciërs, de rijken uit de steden, die evenmin werken konden maar die wel het geld hadden om de machines aan te schaffen, bemand door de werkloos geworden vaklui die immers niet konden optornen tegen de massaproductie die ze nu zelf aan gang moesten houden. Tenslotte de bankiers en wie zij dienen, die alle politici aller landen a priori hebben omgekocht - politici die ervoor zorgen dat al het geld in één en dezelfde richting stroomt, met name van de werkende en niets bezittende klasse naar de klasse van diegenen die zich bevrijd wanen van elke plicht en die mét het geld dat zij naar zich toe weten te halen, ook alle rechten inpalmen.
Slechts de grote massa van de blinden argumenteren nog dat er geen concentratiekampen meer zijn en geen vergassingen, want één oog volstaat om te begrijpen dat prikkeldraad en muren overbodig zijn geworden want vervangen door onzichtbare maar evenzeer onsloopbare omhulsels welke de aloude hoop op ontsnapping in de kiem hebben gesmoord alsook het recht daartoe. De Griekse journalist die de namen van de tweeduizend rijkste en belastingenontduikende reders van zijn land publiek maakte, zat weliswaar rap in de cel, maar de onthuller van de intriges in de internationale politiek met wikileaks alsook het kopstuk van het IMF dat naar het Franse presidentschap dong, werden met quasi immateriële middelen geïsoleerd en niemand zal hen ooit nog ernstig nemen - zeer in tegenstelling tot diegenen die levenslang kregen en die hun straf hebben uitgezeten achter ijzeren tralies.
De mens is immers niet langer een natuurlijk dier, hij is een burger, en dat is hij in die mate dat zijn bestaan niet eens erkend wordt als het geen bestaan is op papier. En verder is de burger niet langer iemand die zus en zo handelt, doch iemand die deze of gene job bekleedt, wat in feite niet méér wil zeggen dan dat hij daarvoor een vaak riant inkomen int terwijl hij al het werk dat aan die job verbonden is, vaak laat verrichten door onbestaanden, want dat is wat illegalen in de huidige constellatie zijn. En we spreken hier niet over gangsters: er zijn er die beweren dat de onderaanneming bijvoorbeeld bij de NMBS, met illegalen wordt bevolkt. Op grote schaal doen in privé-bedrijven onbestaanden, die dan immers ook geen sociale bescherming hoeven te genieten en zelfs geen loon verdienen, al het werk dat ooit de zogenaamde gastarbeiders deden uit de boeken van Günter Walraff, de koeters van Stijn Streuvels, de proletariërs waarover Friedrich Engels schreef, de arbeiders in het oostblok, in Afrika of in Azië waar de fabrieken van de grootgeldbezitters staan, die immers verhuizen zoals het hen best uitkomt, van de ene natie naar de andere want, andermaal: die opdeling in landen, streken en naties is al vele generaties achterhaald.
Het toneel waarin het vraagstuk van het nationalisme de hoofdrol speelt, wordt vandaag alleen nog opgevoerd om de aandacht van de massa af te leiden wég van de hoofdrolspelers die er echt toe doen. Zij die aan de touwtjes trekken zijn uiteraard niet zo achterlijk dat zij niet zouden weten dat voor het handhaven van hun positie, de absolute onzichtbaarheid van hun handelen een volstrekte noodzaak is. Zij hebben de mond overvol van transparantie en van open debatvoering maar uitgerekend die openheid mijden zij als de pest en in de praktijk bespelen zij op meesterlijke wijze het grootorgel van de leugens en de illusies welke eigen aan de duivel zijn, alsnog de alleenheerser over deze wereld.
(J.B., Driekoningen en daags nadien, 2013)
01-01-2013
Herodes en ons 'onderwijs'
Herodes en ons 'onderwijs'
O Kersnacht, schooner dan de daegen,
hoe kan Herodes 't licht verdraegen,
dat in uw duisternisse blinckt,
en word geviert en aengebeden?
Zijn hooghmoed luistert na geen reden,
hoe schel die in zijn ooren klinckt.
(Joost van den Vondel,Gysbreght van Aemstel (Rey van Klaerissen), 1637, naar van Lennep's uitgave, herzien en bijgewerkt door J.H.W. Unger, pag. 81. Dit is de eerste strofe van een waarschijnlijk toen reeds bestaand lied. 'Kersnacht' = 'Kerstnacht'; 'na' = 'naar').
Het gestaag wegdeemsteren van de geschiedenis en de mythologie van het christendom verplicht ertoe vooreerst te vermelden dat de Palestijnse vazalkoning onder de Romeinse heerschappij ten tijde van de geboorte van Christus, met name Herodes, nadat deze vernomen had van de wijzen uit het Oosten dat in Bethlehem een nieuwe koning der joden was geboren, uit angst voor de rivaal er alle kinderen liet vermoorden. De feestdag van de toen vermoorde onnozele of onschuldige kinderen valt op 28 december. Het Kerstlied bezingt hoe, in haar hoogmoed, de leugenachtige wereldse macht, mét de moord op het onschuldige en machteloze kind, ook de waarheid tracht te verkrachten, maar het kind dat aan de Waarheid gelijk is, ontsnapt; Jozef en Maria vluchtten met Jezus naar Egypte.
Zo theatraal als deze welhaast naar de mythologie neigende geschiedenis klinkt, zo verkapt en verdoken blijft dit kennelijk bijzonder waarachtige verhaal zich alom in onze wereldgeschiedenis herhalen. Neem nu de Herodes in ons huidige onderwijs.
Niet zo lang geleden deed een vader van een kroostrijk gezin bij het inkijken van de lespapieren wiskunde van een van zijn pubers een wel bijzonder schokkende ontdekking. Op een van de A4-tjes die de lessen begeleiden, handelend over de commutativiteit van de bewerking van de optelling, vond hij enkele oefeningen door dochterlief correct opgelost maar in rode inkt door de juf doorstreept. Wat er dan fout was, vroeg de vader aan de dochter. En zij vertelde hem dat ze het ook niet kon vatten:
- De juf had gevraagd om bij het oplossen van een som met vier termen, met accolades aan te duiden in welke volgorde de termen werden samengeteld, en die volgorde, aldus de juf, was niet volgens het boekje!
De vader herinnerde zich ook nog een en ander van op school en wierp op:
- Maar is dat dan niet wat de eigenschap van de commutativiteit uitdrukt: dat die volgorde helemaal geen rol speelt?
- Dat dacht ik ook, antwoordde de dochter, zichtbaar opgelucht omdat haar vader de frustratie deelde waaronder zij al een tijdlang leed.
- De juf zal zich vergist hebben, zo suste hij hun beider gemoederen.
Maar een volgende bladzijde verbaasde hem kennelijk opnieuw want hij ging zitten en graaide naar zijn bril. Het was een schets van de juf, die zijn aandacht trok, een schets van een rechthoekige driehoek. De rechthoekszijden van de driehoek hadden een lengte van respectievelijk twee en drie eenheden; en bij de schuine zijde stond het cijfer vijf.
- Mijn kindje, was het hier dan de opgave om de fouten te zoeken? vroeg de vader aan zijn dochter: hier staat immers een rechthoekige driehoek afgebeeld waarbij de som van de lengten van de rechthoekszijden gelijk is aan de lengte van de schuine, en dat is me dunkt toch wel alleronmogelijkst?!
- Welnee, papa, zo antwoordde de dochter: er had al iemand in de klas gevraagd aan de juf of dit dan niet onmogelijk was, zij antwoordde dat het slechts een voorbeeldje betrof.
- Een voorbeeldje!? zo stamelde de vader kennelijk onthutst en hij ging door met lezen. Maar na een poos stootte hem alweer iets tegen de borst:
- Maar wat is dit hier dan? Is uw oplossing van die producten van machtsverheffingen dan niet correct?
- Ik dacht het ook, zei de dochter, maar de juf wil dat ik op een andere manier naar de oplossing toe werk.
- Hoe dan wel? vroeg de vader benieuwd.
- Volgens de rekenregels, zei de juf.
- Rekenregels!? zo vroeg de vader zich af: en wat moeten die rekenregels dan wel voorstellen? Bestaan er dan rekenregels die correcte oplossingen uitsluiten?
- Het zijn regeltjes van de juf, antwoordde de dochter.
De vader zat nu letterlijk met de handen in het haar:
- Ik zal eens moeten gaan praten met uw juf, besloot hij, en hij dacht: het ziet er naar uit dat die juf de wiskunde aan het herschrijven is!
- Maar er zijn twee juffen, zei de dochter: die opgaven zijn afkomstig van twee verschillende juffen.
- Heb je van je leven! verbaasde zich de nu wel zeer bezorgde vader.
Twee wiskundeleerkrachten in een en dezelfde school: de eerste moet de leerlingen bijbrengen dat de optelling commutatief is maar zij logenstraft die eigenschap van de optelling nog op dezelfde bladzij; de tweede verwart de stelling van Pythagoras met de simpele som van de driehoekszijden en zij fabriceert ook nog 'rekenregels' welke correcte oplossingen uitsluiten. Maar wat fabuleren zij al niet méér, want dit is wat papa aan het licht brengt na amper enkele bladzijden van de leerstof te hebben ingekeken...
De brave man maakt een afspraak met de eerste leerkracht maar die verzekert hem ervan dat zij volgens het boekje werkt en dat zij alle bijscholingen gevolgd heeft:
- Als u het niet begrijpt, mijnheer, dan moet u bij mij maar eens enkele lessen komen meevolgen, zo berispt de regentes hem prompt.
De brave man ziet zich genoodzaakt om poolshoogte te gaan nemen bij de schooldirectie.
- Mijnheer, u moet weten dat wij het heel druk hebben, aldus vangt mevrouw de directrice haar betoog aan. Wij hebben van de allerbeste leerkrachten en wij staan volledig achter hen: ikzelf, alle collega's én de pedagogische raad. Allen zijn zij het erover eens dat de leerstof wiskunde degelijk is en dat de toekenning van punten rechtvaardig is verlopen. Het probleem van "mijn kind, schoon kind" is ons uiteraard niet onbekend maar omdat u zoveel moeite doet en aandringt zullen we de zaak bekijken en zien of uw dochter niet een punt extra kan krijgen.
- Verontschuldig mij, mevrouw, antwoordt de vader, maar het gaat mij hier niet om de punten van mijn dochter doch om de leerstof van de juf.
- Ik ben geen wiskundige, zo repliceert de directrice.
- Dat is mijn dochter evenmin, mevrouw, antwoordt de vader.
- Wij zijn een lerende organisatie, zegt de directrice.
Zonder schroom. Want is het niet een beetje laat als een leerkracht zich nog in de beginselen van het vak moet bekwamen als zij al tientallen jaren voor de klas staat? Aan hoeveel leerlingen heeft zij intussen haar zelf gefabriceerde 'rekenregels' al diets gemaakt? Hoe groot is het aantal scholieren aan wie zij driehoeken heeft voorgeschoteld waarvan twee zijden samen even lang zijn als de derde? Hoeveel leerlingen heeft zij al gebuisd wanneer die de commutativiteit van de optelling ook gingen toepassen in hun sommetjes?
De papa heeft een broer die wiskundige is en een andere broer is pedagoog. De eerste lacht als hij het verhaal aanhoort maar alras sluit hij zich aan bij de tweede die wijst op de ernst van de zaak:
- Elke puber, elke adolescent moet zijn opvoeders kunnen vertrouwen, zo begint hij, en leerkrachten die hun vak niet kennen, verdienen dat vertrouwen niet en richten grote en vaak onherstelbare schade aan. Kinderen zijn gezagsgetrouw, zij nemen waarheden aan maar evenzeer leugens. Voor korte tijd, weliswaar, want ook kinderen kunnen nadenken. Leerstof die inconsistent is, wordt niet getolereerd en zo ontstaan een wantrouwen in de leerkracht en een tegenzin voor het vak. Voor die verwerpelijke attitude is niet het kind verantwoordelijk want de onbekwaamheid berust niet bij het kind doch bij de leerkracht. Onbekwame leerkrachten verknoeien de opvoedelingen die aan hen worden toevertrouwd. Het ergste is dat kinderen aan wie foute dingen worden geleerd, dit weliswaar opmerken, maar ze onderdrukken in zichzelf alle gezonde tegenreacties omdat zij nu eenmaal vertrouwen moeten hebben in het gezag dat hen immers quoteert, en het uiteindelijke resultaat van dat frustrerende proces is dat kinderen alras aan zichzelf gaan twijfelen. En een kind zonder zelfvertrouwen is een vogel voor de kat...
- Onze kinderen hebben recht op degelijk onderwijs, zo zegt de mama tot de papa: je moet hier dringend iets aan doen, vadertjelief; ik wil immers niet dat onze dochter schoolmoe wordt of dat zij een aversie krijgt voor vakken, alleen maar ingevolge het feit dat die door onbekwamen worden gegeven! Wij moeten de rechten van onze kinderen verdedigen want zijzelf kunnen dat niet doen! En wij mogen ook niet langer talmen!
- De directrice zegt dat zij achter die leerkrachten staat, zoals trouwens alle collega's van de school.
- Maar weet zij dat die juffen het vak niet beheersen?
- Zij antwoordt daarop zelf geen wiskundige te zijn.
- Dat is onze dochter ook niet!
- Dat heb ik haar dan ook geantwoord.
- En wat zei ze daarop?
- Dat de school een lerende organisatie is.
- Maar hemeltje lief!
- Ik zal eens informeren bij de inspectie.
- De inspectie? Maar is het dan niet de inspectie die de leerkrachten aanstelt!?
Mijnheer B. ziet het allemaal anders. Hij is een oudere collega van de papa en hij was een poos actief in de politiek:
- Een school heeft een politieke kleur, zo legt hij uit: er zijn staatsscholen en er is het katholieke net en die twee proberen elkaar zowat de wind uit de zeilen te halen, dat is een bekend gegeven. Die concurrentie verhoogt niet noodzakelijk de onderwijskwaliteit want vandaag beogen scholen niet zozeer het bijbrengen van kennis en bekwaamheid maar veeleer het maximaliseren van het aantal inschrijvingen; daarvan immers hangt de subsidiëring af en ook het aantal aanstellingen van leerkrachten.
- Overdrijf je nu niet een beetje? vraagt de papa beteuterd.
- "Elke leerling is anderhalf lesuur waard", zo hoorde ikzelf het eens zeggen op een lerarenraad in een staatsschool waar ik lesgaf toentertijd, en de conclusie luidde dat het stellen van al te hoge eisen aan de leerlingen, zeer in het nadeel was van het personeel omdat scholen die van de leerlingen inspanningen vragen, gestaag leeglopen. Het is de meesten om het humanioragetuigschrift te doen en het gemak primeert in deze tijd.
- Maar als dat waar is, dan staan de scholen niet langer in dienst van de kinderen!?
- De kinderen zijn er om de scholen te bevolken en om zo de jobs van het personeel daar te vrijwaren; dat is inderdaad de verborgen agenda. Ik heb dat toentertijd ook publiekelijk aangeklaagd.
- Kennelijk heeft het niet geholpen?
- Het enige resultaat is geweest dat ik niet meer gevraagd word om les te geven, het is immers verboden om wat gezegd wordt binnen de lerarenraad publiek te maken.
- Maar dat is samenzwering!
- Inderdaad, de methode van de zwijgplicht is beproefd en zij is eender in het seksueel misbruik van kinderen. Zolang er niet gepraat wordt over het misbruik, lijkt het wel alsof het helemaal niet bestaat. En eenmaal de samenzweringen aan het licht komen, doen alle betrokkenen prompt alsof ze uit de lucht komen vallen, bisschoppen incluis: "Wir haben es nicht gewuszt"!
- Gaat die vergelijking niet een beetje ver? Zie je het allemaal niet wat te zwart?
- Millgram heeft aangetoond dat maar eventjes vijfentachtig percent van alle mensen bereid zijn om anderen te doden op bevel van hun autoriteiten, en ongelovigen hebben die proef meer dan eens herhaald met steeds hetzelfde verbluffende resultaat. Wat er gebeurt waar de leerkracht gebiedt om tegen wit, "zwart" te zeggen, ontlokt binnen de kinderziel een gelijkaardig conflict tussen de eigen waarheid en de leugen van de autoriteit, en op straffe van te moeten zakken, leert het kind zichzelf te veroordelen op punten waar het heel goed weet het bij het rechte eind te hebben. Het kind verraadt zichzelf, het werd immers psychisch verkracht. Een opvoeding die zich bij die gang van zaken neerlegt, brengt geen zelfstandige mensen voort maar voddenpoppen en plantrekkers want zo worden helaas diegenen die in hun gezonde inzichten werden verkracht.
Vader laat er geen gras over groeien en gaat te rade bij een advocaat, die voor een eerste raadpleging al een behoorlijke som moet innen:
- Wij kunnen niet anders, zo verontschuldigt hij zich, want het is een hele rompslomp en dat brengt kosten mee, maar komt u alstublieft ter zake!
En de vader begint: hij betaalt belastingen, zijn kinderen hebben recht op degelijk onderwijs terwijl hun wiskundejuffen niet eens blijken te weten dat de kortste afstand tussen twee punten de rechte is. De schooldirectie ziet geen probleem en sommigen murmelen al dat hij spoken ziet, al hebben zij die lespapieren nog zelfs niet eens bekeken. De inspectie dan? Welnee, uiteraard heeft die de leerkrachten aangesteld en wie gaat nu wetens en willens bij de duivel te biechten? Vandaar dacht hij dan: wij leven in een rechtsstaat, de verlichte geest van Montesquieu scheidde wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, en dat is dan wat hem de weg wees naar de advocaat, want het gerecht is een mallemolen en voor outsiders zoals hij volstrekt ongeschikt.
- Ik begrijp het, zo spreekt de advocaat tenslotte, maar een gewaarschuwd man telt voor twee: verwacht van mij niet dat ik er kan voor zorgen dat uw kinderen andere leerkrachten krijgen. Is het dat wat gij wilt bekomen, dan raad ik u aan hen naar een andere school te sturen, en dan nog in de hoop dat het probleem zich daar niet zal voordoen, het is immers altijd een dubbeltje op zijn kant. Eerlijk gezegd moet ik bekennen dat ik bijzonder weinig voor u kan doen, het enige wat misschien lukt, is een extra punt in het geval van betwiste examencijfers. Bovendien mag ik u niet verzwijgen dat de gerechtelijke molen bijzonder traag maalt en dat durft nogal eens zijn tol eisen, van de financies maar ook van de zenuwen. Ik vraag het zonder bijbedoelingen, maar mag ik u beschouwen als een vermogend man?
Papa keert naar huis terug, diep in gedachten verzonken. Hij denkt nog aan de media, de vierde macht, voor het geval vrouwe justitia voor de kinderrechten blind zou zijn. Maar wat las hij daar over die twee families die hier ten lande zowat alles bezitten wat op papier verschijnt en door de ether gaat, het gesproken woord zowel als het beeld? En hij moet zijn conclusies trekken, het lied van jan met de pet is al uit. Een school is een koek en voor wie er een job heeft, zit het snor, tenminste zolang de klanten komen. Maar die blijven wel komen, als ze hun zin krijgen tenminste, en dat is: een getuigschriftje zonder al te veel moeite. Leerkracht zijn is best een moeilijk beroep, tenminste als men het goed wil doen, want voor onbekwamen die er hun eigen tijd doorbrengen én die van de kinderen, is het een makkelijk verdiend inkomen en, mits een vaste benoeming, een waar fortuin. Verworven rechten, collegemeubels met een vaste plaats, collegialiteit en samenzwering, verborgen agenda.
Wij zorgen voor een mooie toekomst voor uw kind! - zo zegt het de reclame. Maar vervangt men in die slogan 'kind' door 'geld', dan krijgt men prompt wat de banken ons op de mouw hebben gespeld. Papa denkt aan zijn verloren beleggingen: nog goed dat het slechts geld was, dacht hij toen: gelukkig heb ik nog mijn kinderen!
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: