Over het vasten
1. Vasten, een fysieke noodzaak
Hoe alles is ontstaan, zullen we wellicht nooit weten, maar het lijkt erop dat wat de oudste beschavingen daarover vertellen, wel bijzónder nauwkeurig overeenstemt met de bevindingen der nieuwste wetenschappen. Wellicht is dat zo dankzij de wiskunde die immers zonder observaties of alleen vanuit zichzelf een universum kan opbouwen. De innerlijke werelden reiken gewis de kosmos buiten ons de hand. (°) Want mensen die duizenden jaren geleden leefden en die nog amper positieve toegepaste wetenschappen kenden, beoefenden al de wiskunde, de logica en de welsprekendheid. En is het nu niet de logica zelf om bij de vraag naar het ontstaan van alles te gaan veronderstellen - zoals veel later ook Leibniz deed (°°) - dat bij het voortkomen van iets uit niets, dit iets een ding moet zijn dat eigenlijk aan dat niets gelijk is, aangezien uit niets niet zomaar iets kan voortkomen? Een louter op logica gestoelde redenering is dat en zij gaat verder als volgt.
Dat iets dat voortkwam uit niets, moet een ding zijn dat zichzelf als 't ware opheft, terwijl het dat toch ook weer níet doet: hoe is dat mogelijk? Het zou alvast pas mogelijk zijn op voorwaarde dat dit iets zou bestaan uit twee onderling tegengestelde onderdelen die elkaar als het ware weer konden opheffen: een positief en een negatief deel. Dat zeggen alvast de logica, het wiskundige denken, de welsprekendheid en de vanzelfsprekendheid die ook de oudste beschavingen kenden die nog geen sterrenkijkers hadden en geen microscopen. Maar hoor nu eens wat de moderne natuurkundigen beweren.
De moderne fysici stellen namelijk dat alles opgebouwd en voortgekomen is uit een oerstof die bestaat uit... twee tegengestelde deeltjes die elkaar als het ware opheffen! En dat zijn, meer bepaald, een positief geladen deeltje (ook proton genaamd) en een negatief geladen deeltje (electron). En die oerstof heet waterstof.
Waterstof wordt scheikundig voorgesteld met de letter H, uit het Griekse hydro en het Latijnse genium, waaruit dan het woord Hydrogenium werd gevormd, dat wil zeggen: watervoortbrenger of dus bouwstof van water (- water bevat naast waterstof ook nog zuurstof). Als enige element heeft waterstof géén neutronen (- dat zijn neutrale deeltjes, zeg maar 'vulsel').
Waterstof is het kleinst denkbare element, het allerlichtste, en het staat dan ook op nummer 1 in de tabel met de scheikundige elementen. Die tabel met de bouwstoffen aller stoffen wordt ook het "periodiek systeem" genoemd, omdat de elementen er gerangschikt staan in de volgorde van hun ontstaansperiode. Want alle andere, zwaardere elementen zijn voortgekomen uit dat eerste en ook allerlichtste element waterstof in de oersoep van de schepping, toen de melkwegstelsels zijn ontstaan, met omstandigheden die ons voorstellingsvermogen ver te boven gaan. De volledige tabel telt, van licht naar zwaar, 118 elementen (waarvan er 90 in de natuur voorkomen, de overige zijn onder meer door de mens gemaakt in kerncentrales). Waterstof is de absolute oerstof in de kosmos. En nu komen we tot ons onderwerp.
Bijzonder indrukwekkend immers is het verhaal dat de pionier van de massaloopsport dr. Ernst van Aaken doet over de functie van waterstof in verband met het belang van een voldoende zuurstofopname voor onze gezondheid. (°°°)
Waterstof, de oerstof, is namelijk ook de brandstof die wij uit onze verschillende voedingsstoffen halen. Naast bouwstoffen heeft ons lichaam immers tevens energie nodig en die recruteren wij uit de waterstof in de glucose van ons dagelijks voedsel, meer bepaald door die te verbranden middels de ingeademde zuurstof die onze brandstof is. Bij die verbranding komt behalve energie ook afval vrij in de vorm van de heden veel besproken koolstofdioxide (die ook vrijkomt bij de verbranding van fossiele brandstof in motoren) en water. Die afval verlaat ons lichaam weer: de koolstofdioxide wordt uitgeademd, trouwens evenals een deel van het water (in de vorm van damp) dat ook wordt afgevoerd met de urine, de uitwerpselen en het zweet. (°°°)
Wij ademen om te leven en dat doen wij weliswaar allemaal sowieso, maar als wij een liggend-zittend leven leiden, dan krijgen we onvoldoende zuurstof binnen, met de welbekende zogenaamde beschavingsziekten tot gevolg. Om voldoende zuurstof op te kunnen nemen volstaat het niet om dieper in en uit te ademen zoals men dat de gymnasten van weleer wel eens zag doen: op die manier kan men slechts duizelig worden. Een vereiste portie van de ultieme verbrandingsstof neemt men pas op door meer te gaan bewegen, en zo is er geen ontkomen aan: zoals het te lezen staat in Genesis, het boek bij uitstek over de oorsprong van alles, moeten wij arbeiden in het zweet van ons aanschijn. (°°°)
Van belang is dat er in hoofdzaak twee verschillende wijzen van energielevering bestaan. De eerste dateert nog van voor de tijd dat onze dampkring zuurstof bevatte: toen haalden de primitieve levensvormen hun energie uit anaërobe processen, en dat zijn energieleveringsprocessen zonder tussenkomst van zuurstof, het zijn in feite gistingsprocessen. Planten maakten dan geleidelijk via de zogenaamde bladgroensynthese zuurstof aan die de dampkring vulde tot het huidige percentage werd bereikt. Pas dan konden ook levensvormen gedijen die hun energie winnen op een aërobe manier, wat wil zeggen mét tussenkomst van zuurstof, en die vorm geniet de voorkeur omdat haar rendement maar liefst negentien keer hoger ligt dan bij gisting. (°°°)
Om gezond te zijn, moeten de mechanismen die ons van energie voorzien, zo zuinig mogelijk verlopen. Zoals gezegd haalt ons lichaam energie uit (van ons voedsel afkomstige) waterstof, die onze brandstof is, welke met zuurstof, onze verbrandingsstof, wordt verbrand. Belangrijk is nu dat ál onze brandstof tijdig wordt verbrand, en dat wil zeggen dat we zowel voedsel als zuurstof in de juiste verhouding tot ons moeten nemen. Edoch, in de huidige welvaartsperiode eten we over het algemeen te veel en bewegen we te weinig. Ten gevolge daarvan krijgen onze lichaamscellen te kampen met een overschot aan waterstof, die immers niet verbrand wordt omdat we onvoldoende bewegen en we aldus veel te weinig zuurstof binnen krijgen. En waterstof kan in onze cellen heel wat schade aanrichten, het vreet als het ware onze cellen van binnenuit aan. (°°°)
Ons organisme werkt uiteraard veel ingewikkelder dan in deze enkele zinnen gesteld, maar in grote lijnen kon men zeggen dat het probleem van onze beschaafde of onevenwichtige levenswijze, een energieverwerkingsprobleem is op het niveau van de lichaamscellen: zij kampen met een overmaat aan waterstof. En het probleem kan pas worden opgelost, ofwel door meer te gaan bewegen en aldus meer zuurstof op te nemen en de overtollige waterstof te verbranden, ofwel door minder voedsel tot ons te nemen zodat het overschot aan nadelige waterstof in onze cellen wordt teruggeschroefd. En dat laatste noemen wij dan vasten. (°°°)
2. Vasten, een ecologische en humanitaire noodzaak
Het rapport van de Verenigde Naties van 30 januari 2012 inzake duurzaamheid in onze toekomstige wereld, stelt dat onze welvaart nooit voorheen groter was maar dat die rijkdom tegelijk ongelijk verdeeld is vandaar een wereldwijd protest. Bovendien vergeet men dat ongebreidelde ontginning de aarde uitput. 'Duurzaamheid' ('sustainability') staat tegenover de overconsumptie eigen aan het kapitalisme. De energie en de grondstoffen raken op en straks zal er een tekort aan voedsel en aan water zijn met wereldwijde armoede tot gevolg een zwarte toekomst die zich reeds begint te voltrekken. Bewustmaking en actie zijn dringend nodig, zoals we al een kwarteeuw weten. (°°°°)
Men kan zich alleen afvragen of hier geen hybris in het spel is wanneer het VN-panel gelooft dat het een opwindende zaak is dat we onze eigen toekomst kunnen kiezen: the exciting thing is that we can choose our future, zo luidt het. Een gegeven waar men overheen lijkt te kijken, is de onenigheid van de wil of het illusoir karakter van dat 'wij'. Elke neus blijkt voor elk nieuw probleem weer een eigen windstreek op te zoeken, laat staan dat alle neuzen altijd in dezelfde richting zouden wijzen!
Het ecologische vraagstuk werd door ons eerder besproken in het kader van de kwestie van de overbevolking en de kern van de zaak kan hier worden herinnerd. Om te beginnen is overbevolking een kwestie van milieubelasting, terwijl bijvoorbeeld een welgestelde westerling het milieu zo'n 1000 keer zwaarder belast dan een arme Indiër. De pleidooien voor het onvruchtbaar maken van derde wereldburgers zijn daarom niet alleen verschrikkelijk gewetenloos en immoreel maar ook nog volstrekt ondoeltreffend.
Bovendien worden de waarschuwingen van ecologische kant en de aanmaningen om de productie drastisch in te dijken, tegengewerkt door een kennelijk potdove economie die de wereldproductie nog wil opdrijven en die het refrein blijft zingen van de economische groei. Het bevreemdende is wel dat het dezelfde politici zijn die deze twee diametraal tegenovergestelde meningen tegelijk verkondigen en zij financieren ze ook allebei: enerzijds geven zij impulsen aan de economie en zetten zij de burgers aan om meer, harder en ook langer te werken, wat de overproductie in de hand werkt; anderzijds manen zij aan tot soberheid en sponsoren zij ecologische projecten welke voorrang geven aan duurzaamheid boven productie. Dit getouwtrek in twee onderling tegengestelde richtingen betekent een supplementaire verspilling van een niet te schatten omvang maar zij getuigt vooral van een volstrekte stuurloosheid. Logici zouden zeggen dat het politieke systeem inconsistent is, het bevat innerlijke tegenspraken.
Het is aantoonbaar dat het toelaten van inconsistenties onherroepelijk systeemondermijnend werkt. En die inconsistenties schuilen niet alleen in de economie, ze zitten ook verwerkt in de ethiek van onze samenleving.
Het model dat ondanks zijn aangekondigd faillissement nog steeds wordt gehandhaafd in het Westen, is het concurrentiemodel. Dat houdt in dat de economie principieel beschouwd wordt als een strijdperk, en de oorlog wordt hier dan ook terecht gedefinieerd als het verlengstuk van de economie. De economische concurrentie situeert zich op de prijzenmarkt op meer dan één manier. Om te beginnen is er voortdurend de slag om het goedkoopste product dat ook nog eens het beste is. Principieel is daar niets op tegen, aangezien deze ijver gehoorzaamt aan het economiciteitsprincipe zelf: maximale baten met minimale kosten. Met het economiciteitsprincipe is ook alles oké zolang dit aldus elke mogelijke verspilling tegenwerkt. Edoch, op de een of andere manier resulteert ons economisch model in het tegendeel van maximale economiciteit, en wel in een vorm van megaverspilling. En die tegendoelmatigheid is kennelijk inherent aan onze economie: ze volgt direct uit de middel-doel-omkering, die immers bewerkstelligt dat niet de behoeftige of dus de koper maar wel de verkoper wel vaart bij het slijten van zijn product. Hij probeert namelijk in de eerste plaats om winst te maken, en dat kan hij pas doen als hij zijn koper kan laten geloven dat het product meer waard is dan het in feite kost terwijl het in werkelijkheid net andersom is. Op de keper beschouwd is dat desinformatie en zelfs bedrog. Het product bevredigt de behoefte van de behoeftige niet maar de verkoop ervan bevredigt wel de behoefte aan winst bij de verkoper, en die behoefte aan winst is in wezen tegennatuurlijk: het is een behoefte aan geld en dus aan middelwaarden, een behoefte die mét het geld in het leven geroepen werd en die niet bestond ten tijde van de ruilhandel. De behoefte aan winst is onnatuurlijk en zij werkt in feite de bevrediging van de echte, natuurlijke behoeften tegen: ze komt in de plaats ervan te staan zoals ook bij andere verslaafden het druggebruik in de plaats komt van de voeding en de andere natuurlijke en levensnoodzakelijke behoeftebevredigingen. De behoefte aan winst is een ziekte, het is de ziekte van de hebzucht. Deze ziekte resulteert in het tot stand komen van fortuinen, welke men kan beschouwen als gezwellen in het lichaam van de samenleving. Fortuinen gedragen zich immers perfect zoals gezwellen: ze dienen tot niets, ze kosten geld en ze onttrekken aan het lichaam de voedingsstoffen en de energie die voor mensen is bedoeld die er nu een tekort aan hebben. En dat is ook het geval met het overtollige lichaamsvet. Dit relatief goedaardige gezwel moet men overal met zich meeslepen terwijl het tot helemaal niets dient, het is bovendien schadelijk, het is een gevolg van een zucht.
In feite verspilt een zichzelf tegenwerkende economie het merendeel van haar krachten aan volstrekt overbodige en schadelijke activiteiten. Zij voert een processie van Echternach ten tonele (maar dan wel in de oude versie van vóór 1947: drie passen voorwaarts en twee achterwaarts). Met een fractie van het huidige energieverbruik zou de wereld kunnen draaien indien het concurrentiemodel maar vervangen werd door een samenwerkingsmodel.
Intussen kan men uitgaan van het beginsel dat de straat proper blijft als ieder voor zijn eigen deur veegt: men kan zijn biologische voetafdruk zo bescheiden mogelijk proberen te houden. En dat betekent niet alleen dat wij andere dingen moeten gaan eten, het mag best ook inhouden dat wij met wat minder tevreden leren zijn.
(J.B., 24 en 25 februari 2012)
Noten:
(°) Aldus vormen de natuur en de ziel volgens de middeleeuwse opvattingen twee van de drie kennisbronnen; de derde is dan de bijbel.
(°°) De Duitse filosoof en wis- en natuurkundige, Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716), beschouwde het als een cruciale vraag hoe uit het niets dan ooit iets is kunnen voortkomen. Leibniz zegde dat wij leven in de beste van alle mogelijke werelden en hij had het in dat verband over een harmonia praestabilita of een vooraf vastgelegde harmonie van de wereld waarin lichaam en ziel onderling verbonden zijn door een gemeenschappelijke oorsprong.
(°°°) Zie: van Aaken, Ernst, Programmiert für 100 Lebensjahre. Wege zum Gesundheit und Leistungsfähigheit, Pohl-Verlag, Celle, 1975 (derde uitgave), pp. 56v. Dr. van Aakens hele gezondheidstheorie wordt uitmuntend weergegeven in het Nederlands én ge-updated doorheen het werk van dr. Kris Vansteenbrugge, en dan vooral in de werken: Dwars door Grijsloke. Kanker en hartinfarct moeten niet zijn (1982) en De mens, een loopdier (1984). Zie ook: http://www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=13 .
|