22
maart 2016: Jeder für sich und Gott gegen alle
De
orde in een samenleving wordt gehandhaafd door wetten die hun kracht
halen uit het bestaan van sancties. Maar het is duidelijk dat daar
waar de straffen geen afschrikkingseffect hebben, ook de wetten geen
kracht kunnen hebben. Dat straffen niet afschrikken kan gelegen zijn
aan twee factoren: aan de straffen zelf, die bijvoorbeeld te zwak
zijn, en aan diegenen op wie ze van toepassing zijn en die,
bijvoorbeeld vanuit de een of andere perversie, de straf veeleer als
een beloning ervaren. Dat laatste blijkt vaker het geval waar
religieuze overtuigingen in het geding zijn omdat god daar als
machtiger ervaren wordt dan elke wereldse koning: de macht van een
wereldse koning beperkt zich tot het tijdelijke terwijl de goddelijke
macht de eeuwigheid betreft. Dat mensen zich bereid tonen om voor hun
geloof te leven en desnoods ook te sterven, is één zaak, die wij
kennen als het martelaarschap. Maar dat sommigen bereid zijn om voor
hun geloof ook anderen te vermoorden, is nog een andere zaak, in
feite volstrekt van het martelaarschap onderscheiden. Dit laatste
geval doet zich vooral voor in politieke dictaturen waar getrouwen
van een regering die zich boven de wet verheft, zich bereid tonen tot
moord in strijd met de goddelijke wet: daarvoor worden zij dan
beloond met een promotie welke zich vertaalt als politieke macht. In
de literatuur kent men dit verschijnsel in de geschiedenissen van wie
hun ziel verkopen in ruil voor wereldse macht en de Faustlegende is
daarvan misschien wel het bekendste voorbeeld. Reeds Jezus Christus
werd door de duivel meegenomen op een hoge berg en daar verzocht om
voor hem te knielen in ruil voor de wereld aan zijn voeten. In de
ideologie van een welbepaalde fundamentalistische islam wordt men
geconfronteerd met een wat bedrieglijke variante op dat thema: moord
wordt daar beloond met de eeuwige gelukzaligheid van een
welomschreven paradijs (dat alvast in de christelijke interpretatie
een sexistisch paradijs van ontucht is, een paradijs voor de man,
waarbij de vrouw herleid werd tot een lustobject). Als een
samenleving moord verbiedt en zij die in extremis met de doodstraf
sanctioneert, terwijl de dood van mensen die het genoemde
fundamentalisme aanhangen, eenmaal gekoppeld aan een specifieke
moord, beloond wordt met de eeuwige gelukzaligheid, dan staat de
samenleving voor een probleem: de sanctie die zij voorziet, werkt
niet voor de genoemde fundamentalisten en derhalve zal men hen op
generlei wijze kunnen aansporen tot het naleven van de wet. En waar
de wet in het teken staat van de veiligheid van de burgers, bestaat
derhalve geen andere oplossing voor dit probleem dan voor de
beschreven groep van 'gelovigen' de toegang tot de (internationale!) samenleving
onmogelijk te maken. Andermaal: daar zij de dood niet vrezen en dus
ook niet de straffen, zullen zij de wet niet naleven die de orde
handhaaft en kunnen zij de samenleving in chaos storten.
De
gehoorzaamheid aan goddelijke wetten kan wereldse wetten ontkrachten
waar de wereldse wetten moord gebieden, en dat is een zaak die de
vrede dient. Maar waar goddelijke wetten de wereldse ontkrachten waar
deze laatste moord verbieden, hebben wij te maken met een god die
elke samenleving en derhalve ook de mens als zodanig tegenstaat.
Alleen de onmens kan in deze god geloven.
(J.B.,
23 maart 2016)
|