De 'goede moord'
“Als u zich palliatief laat begeleiden, hebt u recht op twee keer zevenhonderd euro en daar komen dan nog een aantal profijten bij”, aldus de vertegenwoordiger van het team aan het bed van een patiënt op wiens rapport geschreven staat dat ergens in zijn lichaam een verdikking te situeren is welke wordt aangeduid als een 'vermoedelijk carcinoom'. Tot zo ver de reclame voor palliatieve sedatie. Voor de patiënt cruciale vragen naar de invloed van pijnbestrijding op de levensverwachting worden prompt beantwoord met nog een ander soort van reclame: “Het heeft geen enkele zin om pijn te lijden.”
De hele boodschap is nog een stuk langer maar als we al even mogen stilstaan bij die uitspraak, moet worden opgemerkt dat in een tijdspanne van amper één generatie de moraal een draai van honderdtachtig graden lijkt gemaakt te hebben. Niet zo lang geleden werd op school nog onderwezen dat de brede weg bergaf recht naar de hel voert, terwijl enkel wie het smalle steile pad beklimmen, het geluk zullen bekomen.
De moraal die pijn identificeert met ongeluk en genot met geluk, wordt verdedigd door onder meer de atheïst en utilitarist Peter Singer en heet 'sentiëntisme'. Uiteraard zijn de daar aangewende criteria kaduuk, alleen al omdat zonder (pijnlijke) inspanningen en zelfopoffering, menselijke prestaties van betekenis vrijwel onmogelijk worden. De realiteit is complex en laat zich niet inpassen in simplistische categorieën. De mening dat leven zonder lijden mogelijk kon zijn, getuigt van verregaande onwetendheid, om te beginnen onwetendheid omtrent de natuurwetten, omdat het leed een noodzakelijkheidsvoorwaarde is voor het bewustzijn.
Nadat de kaduke these werd uitgesproken dat het geen zin heeft om pijn te lijden, vervolgt haar verdediger zijn pleidooi met de volgende explicatie: “Uiteraard hebben pijnstillers mogelijkerwijze bijwerkingen maar dat geldt voor alle medicijnen en het is derhalve geen reden om ze van de hand te wijzen.”
Op te merken valt vooreerst dat deze uitleg helemaal geen antwoord bevat op de gestelde vraag, namelijk de vraag naar de invloed van pijnbestrijding op de levensverwachting. Bovendien wordt die uitleg vaak nog gevolgd door een argument dat ongevraagd het standpunt van de vertegenwoordiger van het palliatieve team kracht bijzet en dat luidt: “Als ik de keuze had tussen het verbijten van de pijn en enkele maanden korter leven, dan zou ik beslist niet twijfelen om te kiezen voor een 'comfortbehandeling'”, waarmee dus bedoeld wordt dat het 'vanzelfsprekend' verkieslijk is om pijnstilling met levenstijd te betalen.
Het 'vanzelfsprekende' is gewijzigd, en dat is het zogenaamde 'gezond verstand'. De Angelsaksische benaming voor gezond verstand, 'common sense', verraadt dat het hier gaat om (morele) opvattingen welke door een meerderheid worden gedeeld. Echter, in acht genomen het feit dat ethische standpunten ontstaan door de interiorisering van met sancties opgelegde wetten en regels, verandert het vanzelfsprekende met de wetgeving mee: wat zogezegd 'vanzelf spreekt' in het hoofd van een christen, klinkt heel anders in het hoofd van een atheïst; wat 'common sense' is in een democratie, is dat niet in een dictatuur. In zijn brieven, welke het katholicisme schragen, schrijft de apostel Paulus dat het pas zijn kennis van de wet is geweest die hem het onderscheid tussen goed en kwaad heeft duidelijk gemaakt: “Ik heb de zonde alleen leren kennen door de Wet. Ik zou van de begeerte geen weet hebben, als de Wet niet zei: 'U zult niet begeren'”.
Waar het amper enkele generaties geleden zonde heette om zichzelf van het leven te benemen, worden vandaag artsen die de eed van Hippocrates hebben afgelegd (waarvan de eerste regel luidt dat men zijn medische beroepskennis niet mag aanwenden om aan mensen schade te berokkenen), door hun (door politici gedirigeerd) syndicaat gedwongen om aan 'terminale' patiënten mede te delen dat het tot de legale mogelijkheden behoort om zijn leven te laten beëindigen, en wel door artsen. Men neemt aan dat het dan niet gaat om zelfmoord en ook niet om moord maar wel om medische hulp bij het bestrijden van pijn. Dat die hulp dan bestaat in het vermoorden van degene die pijn zegt te lijden, blijkt geen obstakel omdat men gelooft dat het een legitiem standpunt is om ervan uit te gaan dat de dood verkieslijker is dan het leven van zodra dat leven gepaard gaat met ('ondraaglijk') lijden. Nog één stap en artsen worden niet alleen verplicht om aan de patiënt de mogelijkheid van euthanasie kenbaar te maken maar ook nog om die uit te voeren.
Euthanasie is immers vooralsnog mogelijk op basis van vrijwilligheid, wat betekent dat niemand er in feite recht kan op hebben omdat dit recht dient verzekerd te worden door een plicht, die de plicht is tot moord. We zijn nog niet zo ver dat artsen en dus mensen die zich inzetten voor het leven van hun medemensen, worden verplicht om deze medemensen om te brengen maar wanneer artsen hiertegen in het verzet zouden gaan, ziet het er naar uit dat met het oog op het doordrukken van de kaduke wetten van het hedendaagse totalitarisme, apothekers, verplegers, sanitaire helpers en tenslotte gewoonweg beulen zullen worden aangesteld voor deze vorm van 'pijnbestrijding'.
'Euthanasie' betekent 'goede dood', wat een bijzonder misleidende benaming is omdat zij op de keper beschouwd niet zozeer de dood verkapt welke ons aller noodlot is en derhalve onafwendbaar, maar wel een doodslag met voorbedachten rade, of beter nog: een gecamoufleerde moord. En het is de wetgever die de camouflage voltrekt. In een democratie is de wetgever het volk of de meerderheid van het volk. Bij euthanasie is derhalve geen genocide aan de orde of dus niet een moord (van een enkeling) op een volk maar, omgekeerd, een moord van een volk op (telkens) een enkeling. Waar deze enkelingen groot in aantal zijn, is derhalve sprake van een volkszelfmoord, een genosuïcide.
(J.B., 12 augustus 2024)
|