Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
24-12-2021
Een zekere kwestie inzake de verplichting van vaccinatie
Een
zekere kwestie inzake de verplichting van vaccinatie
Iedereen
kent wel het verhaal van de man die onder de lantaarn naar zijn
sleutelbos staat te zoeken. Een voorbijganger vraagt hem waar hij de
sleutels verloren heeft. De man wijst naar een plek, een tiental
meter verderop. Maar waarom zoek je dan hier? - zo vraagt de
passant. En de man antwoordt: omdat het hier onder de lantaarn klaar
is.
Inzake het
zoeken naar maatregelen voor het indijken van staatsgevaarlijke
toestanden (zoals de huidige pandemie of wat daarvoor moet doorgaan)
gedragen heel wat regeringen zich op een gelijkaardige manier, in die
zin dat zij naar meer veiligheid zoeken waar zij die sowieso niet
kunnen vinden terwijl zij andere plekken waar mits relatief
eenvoudige maatregelen grote veiligheidsproblemen onmiddellijk
oplosbaar zijn, links laten liggen.
Zekere
regeringen gaan heel vaak ongegrond selectief te werk bij het bepalen
van die domeinen die als eerste in aanmerking moeten komen voor
regelvorming ter bevordering van goederen zoals staatsveiligheid en
volksgezondheid. Meer bepaald blijkt er dikwijls een niet
onaanzienlijke wanverhouding te bestaan tussen enerzijds geplande
maatregelen (en de te investeren middelen) en anderzijds de navenante
effecten. Zo krijgen somtijds die domeinen waar van doortastende
(vrijheidsbeperkende) maatregelen slechts een geringe impact kan
verwacht worden, de voorrang boven domeinen waar middels relatief
eenvoudige ingrepen ontelbare levens kunnen gered worden en
onnoemelijk leed vermeden.
Is het
verantwoord dat de verkoop en het gebruik van de harddrug alcohol
aangemoedigd wordt terwijl het gevaar daarvan voor het leven van
niet-gebruikers (aangetoond) gigantisch is? Alcohol, tabak en andere
drugs?
Tegelijk
wordt van regeringswege eindeloos getalmd waar het erop aankomt om de
productie en de lozing in het milieu van vergiften (verantwoordelijk
voor een alsmaar groeiend aantal 'kankerkinderen') aan banden te
leggen, als het al niet zo is dat deze vergiften niet als zodanig
kunnen worden erkend omdat het voorzichtigheidsprincipe, dat zegt dat
iets als schadelijk moet worden beschouwd zolang zijn
onschadelijkheid onbewezen is, door wie alleen uit zijn op gewin
geperverteerd werd tot een gedrocht, namelijk: dat iets onschadelijk
is zolang zijn schadelijkheid onbewezen blijft!
De
bewijslast wordt hier geheel schaamteloos in de schoenen geschoven
van de partij van de slachtoffers die uiteraard onschuldig zijn,
terwijl het in de rechtspraak een heilig principe is dat iemand als
onschuldig moet worden beschouwd zolang zijn schuld onbewezen blijft.
Bovendien geldt alom het zogenaamde voordeel van de twijfel om een
onrechtmatige veroordeling uit te sluiten.
Getuigt het
van een verantwoordelijk beleid dat ondanks de vele verkeersdoden,
het verstrekken van veilige accommodatie en maatregelen voor zwakke
weggebruikers (zoals de aanleg van veilige fietspaden en
oversteekplaatsen en het verbod op de verkoop van alcohol) achterwege
blijft?
Of die
selectieve aanpak te wijten is aan onkunde of aan corruptie is een
vraag maar een vaststelling is alvast dat hij feitelijk is in de
schoot van zekere regeringen. Echter, waar een selectieve aanpak
apert ongegrond is omdat met betrekking tot het individuele handelen
dat schadelijk kan zijn voor derden, vrijheidsbeperkende maatregelen
alles behalve in verhouding staan tot hun effecten (wat het geval is
telkenmale dringender en relatief makkelijk oplosbare kwesties ter
zake onbehandeld blijven) moet geconcludeerd worden tot onbekwaamheid
en/of onwil (mogelijkerwijze in gevolge corruptie) van regeringswege,
en in dat geval betreft het wel degelijk onkunde of onwil die met
mensenlevens moet worden betaald!
Kortom, een
regering die niet in staat blijkt om inzake deze kwesties selecties
te maken met maximale efficiëntie, verspilt haar middelen ten koste
van vele mensenlevens en moet derhalve met hoogdringendheid worden
afgevoerd terwijl haar leden moeten worden veroordeeld voor
uitgerekend datgene waarvoor zij anderen, en dan nog zonder grond,
wensen te veroordelen.
In de
zopas verschenen tekst van
het 'Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek',
getiteld:'Advies
nr. 80 van 13 december 2021 betreffende de ethische uitdagingen van
een verplichte vaccinatie van de volwassen bevolking (18 jaar en
ouder) tijdens een pandemie' (1),
komt deze ons inziens fundamentele kwestie niet aan bod. Onwil of
onkunde? Of is het gewoon de verblinding ingevolge de massapsychose?
Wie zal het zeggen!
Het
atomiseren van mensen teneinde hen te kunnen reduceren tot de
partikels van een massa die vervolgens kan worden uitgebaat gebeurt,
zoals Hannah Arendt beschrijft, door hen van elkaar te isoleren en
dus door hun onderlinge communicatie te bemoeilijken of zelfs
onmogelijk te maken. Dat kan middels gevangenzetting en afzondering,
zoals dat vandaag wereldwijd gebeurt in het kader van de zogenaamde
pandemie, maar het is ook mogelijk om dit doel te bereiken met alleen
maar een psychosociaal en politiek instrumentarium dat zich dan
vertaalt in een aantal voorschriften welke verplicht moeten worden
nageleefd en waarvan de zwijgplicht of het spreekverbod niet alleen
als de omerta onder misdadigers wordt toegepast maar ook de regel is
in kloostergemeenschappen en in nog tal van andere al dan niet
geheime genootschappen, politieke verenigingen, holdings en
industrieën en wel in die mate dat het zich bezondigen aan spreken
er beschouwd zal worden als verraad, vals spel of spionage.
Naast
het spreekverbod, kunnen ook het lees- en schrijfverbod genoemd
worden of eerder nog het bevorderen van zaken zoals het analfabetisme
en de onderontwikkeling in het algemeen: alle hebben zij tot doel de
waarheid te doden en hem te vervangen door elkaar overstelpende
leugenachtigheden.
Ook
het onderling verdelen van de individuen om te vermijden dat zij
vriendschappelijke banden zouden smeden en dat zij zich zouden
verenigen, is een beproefde methode lang voorafgaand aan het in voege
treden van het Latijnse gezegde: Divide
et impera!
Dat gezegde drukt in feite kort en bondig uit wat Hannah Arendt zo
gedocumenteerd doceert in haar Totalitarianism:
de isolering van mensen welke hun eendracht breekt en daardoor ook
hun weerstand tegen vreemde overheersers.
Mensen
die behoren tot dezelfde groep staan van nature helemaal niet
vijandig tegenover elkaar omdat hun bezit evenals hun werk een zaak
is van de gemeenschap maar de installatie van het privaatbezit
gecombineerd met het schaars houden van de goederen die men in bezit
kan nemen, verdelen de oorspronkelijke gemeenschap in allemaal
individuen die dan niet langer samen werken maar die plotseling een
bijzonder onnatuurlijk gedrag gaan vertonen: zij proberen elk
afzonderlijk zoveel mogelijk bezit naar zich toe trekken, vandaag
meestal in de vorm van geld, waarmee ze bij de overheid of althans
bij de door de overheid bestuurde en gecontroleerde organen zaken
kunnen aanschaffen waarmee ze hun individuele noden kunnen lenigen.
Het concurrentiële karakter van de economie is een alom ingeburgerde
hefboom welke de gezagsdragers faciliteert in het geatomiseerd houden
van de massa's die dan als menselijk vee tot hun beschikking staan.
De
methodes om de productie van massamensen op te drijven zijn legio.
Het aan mensen ontnemen van hun moedertaal en de verplichting tot het
gebruik van een vreemde taal die zij echter nooit voldoende zullen
kunnen beheersen om zich in alle spontaniteit uit te drukken, maakt
de communicatie danig gebrekkig dat men er vanzelf van afziet
teneinde de frustraties die dergelijke folteringen meebrengen, te
kunnen ontlopen.
Het
induceren van allerlei tegennatuurlijke plichtplegingen,
beleefdheidsregels en protocollen of juist het afschaffen of het
verbieden ervan kan de communicatie stremmen en zelfs stopzetten,
zoals dat het geval is na de invoer van de nieuwste
hoogtechnologische 'communicatiemiddelen' die beschouwd moeten worden
als een vooruitgang terwijl zij precies het tegendeel bewerken
aangezien zij directe gesprekken van mens tot mens in de vlotste taal
en ondersteund door spontane mimiek en gebaren, vervangen door sterk
vertraagde, vervormde en gecodeerde mededelingen via instrumenten
welke bediend worden door een klavier dat pas middels bijzonder
tegennatuurlijke en ziekmakende bewegingen te bespelen valt. In wezen
gaat het hier allerminst om communicatiemiddelen maar wel om precies
het tegendeel: isoleringsmiddelen.
De
persoonlijkheid wordt weggewist mét het lichaam, het natuurlijke
communicatie-instrument bij uitstek waarin de mededeling en de
mededeler in een perfecte harmonie coëxisteren. De stem, het gelaat,
de mimiek, de gebaren, de bewegingen en de uitingen van het hele
lichaam dat daar waar communicatie aan de orde is, vereist wordt,
doch de grote afwezige is.
De
stemverheffingen zijn voortaan onhoorbaar en daarmee wordt ook niet
langer de ernst van het gezegde aan de lijve ondervonden; het
gefluister dat als een saus over de geheimen lag en dat ons de oren
deed spitsen in het verlangen naar een weten dat voor ons de
toegangspoorten tot de wereld opende, behoort al tot een ver
verleden. De productie van onpersoonlijke standaardlettertekens via
het getik op een standaardklavier is de doodsteek aan het handschrift
dat naast betekenisdrager ook tekening was of persoonlijke
illustratie, dat kanttekeningen toeliet, vergissingen en
verschrijvingen.
Naar
het geslacht van de gespreksgenoot moet voortaan expliciet worden
gevraagd, hij of zij kan de ander voor de gek houden, de leeftijd
blijft verborgen, de bibber of de vaste hand, de stemming, het
karakter, de voorzichtigheid of de hoogdringendheid, de schaamte, het
gevaar: alle persoonlijke nuances worden opgeofferd aan een
standaardtype waartoe elke mens herleid wordt.
De
belediging van het lichaam en die van het gevoel is moordend en van
de mens schiet niets meer over dan een afgietsel van een
standaardvorm dat dan ook vervangbaar is en derhalve overbodig. Het
zal worden teruggebracht tot een beheersbaar getal dat zo nodig
vermenigvuldigd kan worden ofwel gedecimeerd. De vraag rest echter:
waartoe bestaat het dan nog allemaal? Zal wat overschiet van wat eens
mensen waren, in die eindeloze ellende van zichzelf beroofd, dan niet
streven naar een spoedig einde aan het on-leven waarin het hopeloos
gevangen zit?
Het
volstaat om zich een ogenblik te bezinnen over het wonder van het
menselijk lichaam om zonder de geringste twijfel te kunnen inzien dat
de vervanging en derhalve de uitschakeling ervan door middel van
instrumenten die men de mensen doet begeren en waarvoor zij moeten
werken totdat zij er hun gezondheid bij inschieten en hun geluk,
zonde is. Steeds groter wordt de massa van degenen die het helemaal
niet erg meer vinden om in het eigen lichaamsvet gevangen te zitten
als zij maar de beschikking hebben over een Porsche om zich mee te
verplaatsen en te vertonen.
De
auto, de machine, het instrument dat gemak belooft maar wel in ruil
voor dikwijls onomkeerbare verminking, verblindt en vermoordt de mens
als zodanig en wat rest van de mens van voorheen is, paradoxaal
genoeg, een louter instrument, een ding, een onderdeeltje van de
massa die gehoor geeft aan een vreemd bevel, die zich in huiver
schikt naar de hem voorgeschreven regels, die zelfs niet meer van
vrijheid dromen kan omdat hij zich niet langer onderscheidt van de
werktuigen die hij hanteert met precisie volgens de voorschriften van
vreemde heersers. Hij is verdwenen 'zoals een gelaat in het zand aan
de grens van de zee'.1
(BRON:
Jan Bauwens, Het
grote interview met Omsk Van Togenbirger en andere teksten over de
totalitaire wereld, pp.
127v.)
Onlangs dook in het
nieuws het lugubere verhaal op van een Belg die op reis in Indië
onwel geworden, werd afgevoerd en nog voor zijn aankomst in de
kliniek aldaar overleed. Het gebeuren had plaats in februari 2016.
Het lijk van de ongelukkige werd overgebracht naar België en een
autopsie hier ten lande wees uit dat het lichaam een schedelwonde
vertoonde als van een slag van een stomp voorwerp en bovendien bleken
het hart en de beide nieren te ontbreken.1
Aan
de verhalen over rijke westerlingen die dringend een ruilorgaan nodig
hebben en die dat dan voor een grote som geld kopen bij een
gespecialiseerde bende die het wegsnijdt uit het lichaam van een
Indische paria, hebben we in de afgelopen decennia al kunnen wennen.
Ter gelegenheid van zijn verzoek aan de Europese Commissie om de
illegale handel in menselijke organen te bestrijden, stelde Aldo
Patriciello van de Europese Volkspartij op 25 mei 2010 onder meer het
volgende: (...)
Onder de landen waar illegale handel in menselijke organen
plaatsvindt bevinden zich rijke industrielanden waar tegen betaling
illegaal verwijderde organen worden ingevoerd, en arme landen, waar
deze organen vandaan komen. ( ) volgens een onderzoek wordt geschat
dat het om 15000 nieren per jaar gaat, en dat de meeste daarvan
afkomstig zijn uit ontwikkelingslanden, omdat daar nog veel armoede
heerst en de illegale handel in organen soms de enige manier is om
geld te verdienen. ( ) De handel in organen is meestal in handen
van criminele organisaties (...)2
Dit in acht genomen is
het niet ondenkbaar dat derde wereldburgers die in hun leefkring
moordpartijen om organen en derhalve om grof geld moeten dulden, wel
eens het plan konden opvatten om niet langer het eigen volk te
slachtofferen maar in de plaats daarvan de westerlingen die de
organen ook bestellen het is alvast een veronderstelling die niet
gespeend is van een zekere logica, zij het dan een oorlogslogica. Het
klinkt zelfs plausibel als bovendien een ander feit in rekening wordt
gebracht waarvan de gruwel zo mogelijk nog meer verbijstert.
In het eigen westen
blijkt men namelijk de vitale organen voor transplantatie weg te
nemen uit de nog levende lichamen van donoren terwijl wie zich als
donor laten registreren, in de waan verkeren dat hun organen pas na
hun dood zullen worden weggehaald. De waarheid immers is dat organen
worden weggehaald uit doodverklaarde maar niettemin nog levende
lichamen. Doodverklaring geschiedt van zodra het elektro-encefalogram
vlak is en dat heet 'hersendood'. Hersendood wordt gelijkgesteld aan
dood, terwijl een aantal hersendoden (soms na vele jaren) zijn
opgestaan en dikwijls zonder enig letsel.
In dat verband reist de
nu vijfentachtigjarige kinderarts Paul A. Byrne de wereld rond met
lezingen over het onderwerp. Hij stelt dat de term 'hersendood'
slechts aanduidt dat de ziekenhuisapparatuur niet meer in staat is om
nog hersenactiviteit te registreren en dat de dood van orgaandonoren
pas intreedt op het ogenblik dat hun organen worden weggehaald.3
Ook de Nederlander Ger
Lodewick schreef een schokkend boek over orgaandonatie en klaagt
daarin aan dat de ganse bevolking inzake orgaandonatie belogen wordt.
De donoren van organen zijn immers helemaal niet dood, zo stelt hij;
ze zijn wel doodverklaard omdat de hersenactiviteit niet meer kan
gemeten worden terwijl de rest van de lichaamsfuncties onaangetast
blijft en wel in die mate dat zwangere vrouwen nog kinderen kunnen
baren en dat donoren op het ogenblik dat men in hun lichaam gaat
snijden om hun organen te verwijderen, felle reacties vertonen: de
pols en de bloeddruk stijgen significant en soms komt de donor
overeind en maakt hij afwerende gebaren.4
We weten dat in het
verleden mensen vaker onterecht werden doodverklaard en zo vindt men
op begraafplaatsen soms sporen van verwoede pogingen van 'levende
doden' om uit hun kist te komen. Sommigen stonden op als ze al in het
dodenhuisje lagen of in het graf denk maar aan Jezus van
Nazareth5
en enkelen werden uit de dood opgewekt zeer zeker omdat ze
helemaal niet dood waren en Lazarus die vier dagen na zijn al dan
niet vermeend overlijden door Jezus werd opgewekt, is hiervan het
typevoorbeeld.6
Het criterium om iemand
dood te verklaren werd immers lange tijd geassocieerd met de
ademhaling en de hartslag die soms bijzonder moeilijk kunnen
gedetecteerd worden en geslaagde reanimatiepogingen alsook de nood
aan orgaandonoren vereisten een nieuw criterium en zo kwam vanaf de
jaren zestig van de voorgaande eeuw stilaan het begrip 'hersendood'
in voege. Echter, zoals reeds gezegd, blijkt het probleem hiermee
slechts te zijn verschoven want het is niet omdat men iets niet
waarnemen of meten kan, dat men ook mag besluiten dat het er niet is
en dat geldt behalve voor de ademhaling en de pols ook voor de
hersenfunctie.
Marie Curie overleed
ingevolge de onzichtbare Röntgenstraling in verband waarmee zij in
1903 de Nobelprijs voor de Fysica ontving en dat zij vaak seances
bijwoonde, toont aan dat zij ook de mogelijkheid van de onzichtbare
aanwezigheid van overledenen ernstig nam en alvast onderzocht: zoals
het elke authentieke man of vrouw van de wetenschap past, wachtte zij
zich ervoor om te concluderen dat wat wij niet of nog niet kennen,
ook niet kan bestaan.
Van zodra wordt
aangenomen dat de hersenen niet de producenten van ons bewustzijn
zijn maar slechts de ontvangers, verschuift niet alleen ons mensbeeld
maar vergt evenzeer het criterium waarmee men doodverklaard wordt een
grondige aanpassing. Een en ander wordt besproken door de Nederlandse
cardioloog Pim Van Lommel die er onderzoek naar deed en ook over
publiceerde.7
Wie echter blijven zweren bij de genoemde materialistische hypothese,
moeten vanzelfsprekend het feit van de beperktheid van onze
meetapparatuur erkennen. Ofschoon de geschiedenis aantoont dat dit
veeleer de regel is dan de uitzondering, blijft het verbazingwekkend
hoe makkelijk 'wetenschapslui' mensen van wie mag aangenomen
worden dat zij de waarheid zoeken ermee weg blijken te kunnen
komen als zij, verblind door winstbejag, de meest elementaire logica
onder de mat vegen. Wie doodverklaard zijn, hebben niet tegen te
pruttelen, ze delen bijna hetzelfde lot als de sans-papiers, die
allemaal tegen een gelijkaardig door onze bureaucratie gemodelleerd
antwoord aankijken: Excuseer, mevrouw, meneer, maar u bestaat
helaas niet of niet meer.8
(BRON: Jan Bauwens,
Excuseer mijnheer maar u bestaat niet meer,
Serskamp
2018, pp. 538v.)
In het jaar
360 voor het begin van onze jaartelling werd in het Griekse Elis de
filosoof Pyrrho geboren die, samen met Anaxarchos, Alexander de Grote
vergezelde op diens reizen naar onder meer Indië waar hij de
ascetische sadhoe's ontmoette, de gymnosofisten. Zij praktiseerden
radicale onthechting, inbegrepen het opgeven van de waarheid. Zo
onderwijst Pyrrho de acalepsia: omdat uit elke uitspraak
redelijkerwijze kan besloten worden tot het tegendeel, is het beter
nooit te oordelen. Kennis is onmogelijk (agnosticisme) en zo
ook waardeoordelen; het enige gepaste antwoord is de
onverstoorbaarheid (ataraxia).
Men vindt
die opvatting later terug in de zogenaamde vijf tropen, toegeschreven
aan Sextus Empiricus of aan Agrippa, die de basis vormen voor het
scepticisme: meningsverschillen, het ontbreken van een uiteindelijke
bewezen grond, de eigen relatie tot de dingen, veronderstellingen en
circulaire redeneringen maken kennis onmogelijk en derhalve bestaat
er geen uiteindelijke waarheid.
Kennelijk
was Pontius Pilatus een aanhanger van deze leer, zoals uitnemend
geïllustreerd middels het schilderij uit 1890 van Nikolai Ge,
getiteld met de vraag waarmee de toenmalige prefect van Judea zich
tot de te veroordelen Godmens richt (in: Johannes 18:36): 'Quid est
Veritas?' ('Wat is waarheid?') en die door Augustinus met een anagram
daarvan beantwoord wordt: 'Est vir qui adest' ('Het is de man die
voor u staat').
Dit
antwoordt bevrijdt de vraag uit de wereld van de loutere taal en
verwijst naar de Getuige die krachtens zijn getuigenis de waarheid in
het leven zelf aanwezig brengt. De kwestie ontworstelt zich tegelijk
uit het relativisme van Pyrrho van Elis en de sceptici die geloofden
zich uit de slag te kunnen trekken met de ataraxia die naast
onverstoorbaarheid, ook onverschilligheid betekent. Het getuigenis
van de waarheid daarentegen vergt de hoogst denkbare onmiddellijke
betrokkenheid of passie daar de getuige zich met zijn leven zelf borg
stelt voor het uitspreken ervan.
(J.B.,
22 december 2021).
Ziekenzorg en ziekten-industrie
Ziekenzorg
en ziekten-industrie
De uitdrukking dat men
zijn ogen niet kan geloven, moet helaas dikwijls heel letterlijk
genomen worden: mensen reageren vaak zeer furieus op wantoestanden
maar rampen kunnen ook echt te groot zijn voor het menselijke
bevattingsvermogen en in die gevallen blijven reacties vreemd genoeg
gewoon uit.
Tot de dingen die het
voorstellingsvermogen te boven gaan, behoren feitelijke genociden,
gepleegd door de superrijken: het weigeren van de toegang tot Europa
aan miljoenen oorlogsvluchtelingen en het onderbrengen ervan in
concentratiekampen in Turkije. De moord op dertigduizend mensen,
meestal kinderen, met het wapen van de honger - wel te verstaan: elke
dag opnieuw dertigduizend. De massamoord op ongeboren kinderen welke
vandaag alom wordt beschouwd als een mensenrecht.
Geheel onvoorstelbaar
voor velen is het feit dat de top van de gezondheidszorg - alom ter
wereld de caritatieve instelling bij uitstek - gedomineerd blijkt
door een industrie die vooral bekommerd blijkt om het eigen gewin. In
plaats van zorg te dragen voor de aan hen toevertrouwde
psychiatrische patiënten, werkte onder de nazi's in Vlaanderen het
medische corps zonder protest mee aan hun massale uitroeiing en dit
gebeurde middels de verkapte en feilloze moordmethode van het vetloze
dieet.1
De gezondheidszorg wordt
gedomineerd door de farmaceutische industrie die in de top van de
meest winstgevende bedrijven van het land op de allereerste plaats
staat. Ziekenzorg werd sinds jaar en dag verdrongen door
klantenwerving en als puntje bij paaltje komt, blijkt het van geen
belang of de pillen genezen of ziek maken, zoals bijvoorbeeld blijkt
uit de softenonhistorie.
Op
7 augustus 2015 overleed op de leeftijd van 101 jaar de Canadese
fysicus Frances Oldham Kelsey die werkzaam was voor de Amerikaanse
FDA en die bekend werd omdat zij verhinderde dat het kalmeermiddel
Thalidomide, met als bekendste merknaam Softenon, in Amerika
slachtoffers zou kunnen maken: zij bewees de schadelijkheid ervan in
1961. Wereldwijd zijn er vele duizenden Softenonkinderen of kinderen
die geboren werden met misvormde ledematen (focomelie) als gevolg van
de toediening van dit medicijn aan hun moeder tijdens de
zwangerschap. Het
eerste slachtoffer - een kind dat geboren werd zonder oren - viel op
25 december 1956 maar het middel bleef op de markt tot eind 1961.
De producent van Softenon, Chemie Grünenthal, probeerde de waarheid
te verdoezelen maar onderzoeksjournalist Morton Mintz van The
Washington Post
bracht alles naar buiten in 1962. Pas in 2012 excuseerde Chemie
Grünenthal zich voor de aangerichte schade, nadat het medicijn
opnieuw op de markt kwam, onder meer als middel tegen kanker.2
Dat een economie die
winst als hoogste goed in het vaandel draagt, gespeend is van ethiek,
spreekt vanzelf maar bij het inbedden van de gezondheidszorg binnen
een dergelijke economie, is het onvermijdelijk dat de zorgethiek door
het winstbejag geheel wordt opgeslorpt en geperverteerd: de
zogenaamde gezondheidsindustrie maakt massaal mensen ziek om hen
daarop geneesmiddelen te kunnen verkopen en daar grove winsten uit te
slaan. Of dat ook met het coronavirus het geval is, zal nog moeten
blijken maar alvast is het zo dat farmareuzen zich reeds in de handen
wrijven.
Het
is hoe dan ook een feit dat in fel contrast met de kloosterzusters
van amper enkele decennia geleden die onbezoldigd en vaak ten koste
van de eigen gezondheid in hospitalen werkzaam waren en van wie de
huidige verzorgers en verplegers met hun slopende job en met hun
minimumloontje nauwelijks verschillen, een industrie bloeit die op de
kap van zieken én verzorgers gigantische winsten boekt. De greep van
deze industrie op dokters, verplegers en andere ziekenverzorgers kan
tegengehouden worden door gewetensvolle ziekenverzorgers aan de top
zoals toentertijd Frances Oldham Kelsey maar de geschiedenis toont
helaas ook gevallen van het omgekeerde en de intussen courant
geworden moorden op de klokkenluiders maken de strijd tegen dit kwaad
er niet gemakkelijker op. Wellicht kan alleen de inplanting van een
heel andere economie een oplossing brengen maar voor het aan banden
leggen van de hebzucht zal meer nodig zijn dan alleen maar een
vrijblijvende ethiek.34
(Tekst d.d. 30 april
2020)
(BRON: Jan Bauwens,
Panopticum Corona,
Serskamp 2021, pp. 511v.)
Ze kwamen naar binnen
wandelen, hier, in de huiskamer, alsof het de meest normale zaak van
de wereld was, ja, alsof ze hier ook woonden en thuis waren:
insecten, zo groot als schildpadden, en welhaast even traag en
houterig als deze laatsten, verplaatsten ze zich. Ze begaven zich
naar de keuken en beklommen het aanrecht, op zoek naar iets om te
eten.
Je kon niet kwaad op hen
zijn en je had ook niet de neiging om ze te doden: niet omdat ze
enorme bloedvlekken zouden achterlaten op het parket, maar omdat ze
bij je een soort van medelijden opwekten, vooral dan door hun
bewegingen die iets hadden van de manier waarop ouderlingen zich
voortbewegen. Als je naar hen toe stapte, van plan om hen te pletten
met de schoenzool, bedacht je je meteen: ze keken immers op, ze keken
je aan, recht in de ogen, zoals katten dat kunnen, en het leek alsof
ze vol vertrouwen waren, en dat vertrouwen wilde je op de een of
andere manier niet beschamen, en daarom zag je af van je
aanvankelijke neiging, en liet je hen begaan. Je deed een stap terug,
en je keek alleen maar toe hoe ze naar binnen wandelden en zich
doorheen de woonplaats werkten, over de harige tapijten waaraan de
uiteinden van hun poten veelvuldig bleven haken, of welhaast even
moeizaam over het gladde parket waarop de uitrusting van hun
ledematen duidelijk niet voorzien was. Ja, heel even kwam het in je
op dat je hen beter wat helpen zou, bijvoorbeeld door krantenbladen
uit te spreiden over de vloer ten einde hen de moeizame verplaatsing
gemakkelijker te maken, want het leed geen twijfel dat ze er al een
heel lange tocht hadden opzitten.
Ze waren ongetwijfeld
meegekomen met de helse winden die nu overal woedden, ze waren een
product van het natte, klamme weer, van het veranderde klimaat, om zo
te zeggen, want of ze alleen maar exotisch waren ofwel geheel nieuw,
dat had geen mens kunnen uitmaken. Je had hen alvast nooit eerder
gezien, je wist niet hoe ze heetten, of ze denken konden niets
wist je over hen. Spinnen boezemen angst in, padden afkeer, katten
verwekken gevoelens van zorg, maar deze dieren, op de hun eigen
manier, verwekten medelijden.
Met velen waren ze: er
liepen er al zeker dertig in de kamer rond toen je bemerkte dat ze er
waren, maar ze bleven binnenkomen, met ganse colonnes, traag doch
gestaag, en toen je door het raam naar buiten keek, zag je dat de
voortuin er helemaal zwart van zag en, verderop, ook de straat, de
velden.
Overal gingen ze de
huizen binnen, en klaarblijkelijk liet elkeen hen begaan, omdat ze
bij elkeen dezelfde wrange gevoelens van compassie verwekten:
voorbijgangers bleven staan en keken de beesten na met open mond.
Kinderen gingen hurken en negen zich met het gezicht tot bij de
koppen van de beesten, die hen dan aankeken, recht in de ogen, en de
kinderen dropen af en trachtten zich, voorzichtig, een weg terug te
banen, naar huis, waar ze ook waren. Ze waren overal, ze beklommen
muren, struiken, bomen, lantaarnpalen, daken
En toen begonnen ze te
eten, uiteraard, en nog meer medelijden kreeg je met hen, omdat je
zag dat ze echt honger hadden, en je haalde alles uit de kast om ze
te voeren: eerst hondenbrokken van de hond die nergens meer te
bespeuren was, of het voeder voor de kat die evenmin nog was te zien,
en dan opende je een blik sardienen, een doos melk, een blokje kaas.
Ten slotte zette je de deur van de koelkast gewoon open, en die van
de kelder, waar het fruit lag en de aardappelen
In geen tijd was alles
verorberd en, zoals je had gevreesd, begonnen ze nu ook te knagen aan
je voeten.
Lomp waren ze niet: ze
kwamen tot vlak voor je zitten, hieven de kop, en keken je aan, recht
in de ogen, en wat kon je dan nog doen?! Wat kon je nog beginnen, als
je hun getormenteerde blikken zag, zo vol van verdriet?! Zeg mij
eens: wat viel hier tegen te beginnen?!
Een slijmerig vocht
scheidden ze eerst af, dat ze op je schoenen lieten druipen en dat
door het leer heen drong, waarna je het gewaar werd: je voeten werden
geheel ongevoelig. Ze keken je weer aan, recht in de ogen, als om te
vragen: Werkt het al?; Werkt de verdoving al?; Ben je
klaar? Mag ik beginnen bijten? En wat kon je dan nog
antwoorden? Wat anders kon je antwoorden dan: Bijt maar, beestje,
ga je gang en bijt maar, want je hebt ongetwijfeld honger nu, en
elkeen moet leven in deze wereld, en het is tenslotte geen aardigheid
dat de ene de andere opeet. Tast dus maar flink toe, en laat het je
smaken!
Pijn deden ze je niet,
en het verdovend slijm gaf je zelfs een allerzaligst gevoel, het
maakte je slaperig zonder dat je er meteen ook van in slaap viel,
want je kon het gebeuren helemaal volgen tot op het eind.
Toen ze aan je ogen
gekomen waren, keken ze je een allerlaatste keer aan, recht in de
ogen, en dan wachtten ze geduldig nog een poos, als om je de
gelegenheid te geven om nog eens rond te kijken, een allerlaatste
keer. Kijken naar de wereld die ineens niet meer de onze was, want
het was allemaal voorbij, en zij zij waren nu de nieuwe mens.
Eric
A. Blair kon het weten hoe potentaten te werk gaan: hij was de zoon
van de Schot Richard Blair die werkte voor het opiumdepartement van
de Civil
Service in
de toenmalige Britse kolonie India. Zijn afkeer van de uitbuiting was
danig groot dat hij zich als journalist en schrijver ging inzetten
voor het arme Engelse werkvolk. Op zijn drieëndertigste ging hij
deelnemen aan de Spaanse burgeroorlog aan de zijde van een
communistische partij maar nadat hij er gewond raakte, was hij
getuige van de meedogenloze heksenjachten van de stalinisten en
keerde hij zich ertegen voor de rest van zijn leven, vooral in zijn
Animal
farm:
de dierencommune ontaardt er in een dictatuur zoals ook het geval was
met het communisme onder Stalin. De inspiratie voor zijn roman 1984
haalde hij uit zijn job bij de BBC
Eastern Service welke
samenwerkte met het
Engelse Ministerie voor Informatie. Het totalitarisme was het
schrikbeeld bij uitstek in zijn werk.
Hoe
de commune ontaardt in een dictatuur, verhaalt ook de Nederlandse
historicus Bas Van Bavel in De
onzichtbare hand. Hoe markteconomieën opkomen en vergaan:de
vrije markt ontstaat weliswaar vanuit een door het volk verworven
onafhankelijke zelforganisatie en vrijheid maar paradoxaal genoeg
resulteert zij dan via concurrentie, monopolievorming en politieke
invloed uiteindelijk in onvrijheid: de rijke elite koopt politieke
macht die de regels in haar voordeel verandert en zo worden
onomkeerbaar rijken rijker en armen armer.
Edoch,
ons inziens geheel onterecht schuift Van Bavel het euvel dan in de
schoenen van 'het systeem', het kapitalisme, want de oorsprong van
dit systeem berust uiteindelijk bij de kapitalist en dat is een mens
gedreven door hebzucht vanuit de onderliggende perverse 'ethiek' van
de middel-doelomkeringdie
eigenlijk ontstaat vanuit het beginsel van de wraak:
voor
wat hoort wat; een oog voor een oog, een tand voor een tand.
Daar ontstaat ook de notie 'bezit':
iets is van mij omdat ik het verworven heb. En men verwerft
dingen middels strijd of oorlog:
het 'recht
van de sterkste'.
De specifieke
economie die
daaruit voortkomt, doet uiteindelijk zichzelf de das om omdat die
intern
contradictorisch is.
Het
resterende structurele kwaad in de hele bedoening werd aan het licht
gebracht door Max Weber waar hij stelt dat het kapitaal geheel
onbedoeld tot stand komt vanuit de Calvinistische moraal met
enerzijds de arbeidsplicht en anderzijds het als zondig afwijzen van
het genot van de vruchten van zijn arbeid vanuit de overtuiging dat
met de arbeid een schuld wordt afgelost zoals bevolen in Genesis
3 vers 19:
"In
het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde
wederkeert."1Maar
ook hier is niet een onzichtbare doch een menselijke hand aan het
werk, met name de hand die niet uitdeelt doch oppot. Werd daarentegen
het Evangelische principe gehuldigd dat zich concentreert in het
devies: Laat
uw linker hand niet weten wat uw rechter hand geeft2,
dan kreeg het kapitalisme geen schijn van kans.
Er
is geen dictatuur zonder dictator, het totalitarisme wordt niet tot
stand gebracht door de onzichtbare hand waarvan beweerd werd dat zij
de vrije markt regelt: ook vandaag blijkt dat de vrije markt
ontspoort ingevolge de onbevredigbaarheid van de hebzucht die
vooreerst een zucht is, dat wil zeggen een verslaving, een tot slaaf
worden en dat is iets heel anders dan een meesterschap. Het
totalitarisme is een slavernij en het wordt gevoed door die waanzin
van onbevredigbare verzuchtingen die ook Napoleon, Stalin en Hitler
tot hun slaaf hadden: blinde gebiedsuitbreiding waaraan alles moest
worden opgeofferd, zoals ook de drugsverslaafde alles opoffert aan
zijn drug.
Depersonalisatie
is uiteraard kenmerkend voor verslaving: het verlies van het
meesterschap over zijn handelen is een zelfverlies; de verslaafde
dient een deelsysteem van zichzelf dat hem als persoon volledig ten
gronde richt; hij offert het geheel op aan een deel dat dan uiteraard
eveneens mét het geheel waarop het berust, vergaat; hij zaagt de tak
af waarop hij zit.
Verslaving
depersonaliseert maar dit mechanisme werkt ook omgekeerd:
depersonalisatie werkt verslaving in de hand omdat bij afwezigheid
van een stuurman, het schip op drift raakt. Op die manier kan het
depersonaliseren van het volk wellicht in een veel sterkere mate dan
men geneigd is aan te nemen, bijdragen tot de algehele onderwerping
of de verslaving van dat volk. Vergelijk het met de in middens van
acteurs ontstane psychologische theorie dat emoties en hun uitingen
elkaar
veroorzaken: droefheid veroorzaakt wenen en blijheid de lach maar ook
omgekeerd wekken tranen het verdriet op en brengt de lach vrolijkheid
teweeg omdat wij nu eenmaal relationele en met empathie begaafde
wezens zijn.
Maatregelen
die al dan niet bedoeld de uniformisering in de hand werken,
schakelen niet alleen mensen gelijk
maar zij schakelen ze ook uit
omdat mens-zijn samenvalt met persoonlijk-zijn en met uniek-zijn. Het
archetype van het totalitarisme dat alle mensen gelijkschakelt en
derhalve uitschakelt, is wellicht de godsdienst, die zich dan
afspiegelt in het maatschappelijke model van de dictatuur, de
theocratie, welke vandaag kennelijk wordt vervangen een seculiere
verschijningsvorm in een zich uitrollend systeem waarvan sommigen
zeggen dat het gestuurd wordt door een onzichtbare hand, terwijl
anderen er de hand van de duivel in zien en nog anderen een snood
plan van een zich verbergende elite.3
(Tekst d.d. 14 december 2020)
(BRON: Jan Bauwens, Panopticum Corona, pp. 869-872).
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: