Voor de bevrediging van de menselijke behoeften moeten activiteiten georiënteerd en gestructureerd of gestuurd worden volgens zekere normen. “Zo belanden we bij het begrip orde. Het gaat over gehelen van werkzaamheden, gecentreerd rond specifieke belangen. Een orde is een macrosociaal subsysteem waarin bepaalde activiteiten worden bijeengebracht en gestructureerd. Door de binding met gemeenschappelijke waarden, doeleinden en normen bezit zij een interne samenhang. Zij wordt geleid door bestuurders die voor het algemeen beleid zorgen en storingen trachten te vermijden.”2
Elke orde heeft een eigen regelsysteem, een wereldbeeld, een zelfbeeld en een ethiek. Zo omvat het universum drie niveaus van orde: de fysische, de biologische (zelfbehoud en reproductie) en de psychische (ervaring, geheugen, bewustzijn) waarbij de derde afhankelijk is van de tweede, de tweede van de eerste. Wat betreft de menselijke sfeer werden de vier machten (economie, politiek, ideologie en cultuur) hoger beschreven.
In de periode 800-1200 domineerden economie en ideologie. Grootgrondbezitters bezaten samen met de kerk de landbouw (graan, wijn, wol). De ideologie was de religie, God en de kerk, die bepaalden wat waar, goed en schoon was. De christenen schreven de oorsprong van Plato's aangeboren ideeën toe aan God. Aristoteles zijn kennisleer was inductief. Thomas bracht Aristoteles' leer samen met de christelijke.
In de periode 1200-1500 won de staat de machtsstrijd tegen de kerk, er kwamen ketterijen en de Katharen werden uitgeroeid.
Van 1500 tot 1700 veroverde Europa de wereld, er was de moderniteit, de Verlichting, de rede die in de plaats kwam van het geloof, de burger, het individualisme, daarna de industrialisering. In de kerk: schisma's (protestantisme). Het calvinisme (de Bijbel in de volkstaal) bracht meer vrijheid in het geloof; arbeid was geen vloek maar een taak; wetenschap zat in de lift en Newtons wereldbeeld was dualistisch (God en de mens zijn vrij, de natuur is een machine).
Van 1800 tot 1970 werd de economie geïndustrialiseerd met loonarbeid, kapitalisme, massaproductie en verstedelijking. De wetenschap verving de religie. De poging van de Wiener Kreis om wetenschap en kennisleer op de zuivere rede te funderen mislukte. Na W.O.I verschenen in Europa het fascisme, het nationaal socialisme en het stalinisme.
In de laatste fase, van 1970 tot 2000 [de publicatiedatum van het boek], gaat het neoliberalisme domineren, ook over de ideologie. “De ontwikkeling van het heelal wordt beheerst door irreversibiliteit, bifurcaties, toeval, kwalitatieve sprongen, niet-repetitiviteit en onvoorspelbaarheid.”3 De neoliberale ideologie is het hoger beschreven postmodernisme. Het laatste tijdperk, het heden, is het individualisme van de bemiddelden: ieder voor zich, maar het overaanbod ten spijt, ontevreden, rot verwend: barbarij.
Het neoliberalisme is een belangrijke veroorzaker van milieuverloedering en is niet bereid die te stoppen en de politiek heeft daar geen zeg over. De overheid moet ruime bevoegdheden krijgen onder democratische controle om te markt te reguleren, zij is geen dienstknecht van het particulier initiatief.4
Het liberale marktdenken zet zich wereldwijd door. Zo bijvoorbeeld is het katholicisme verworden van (in de middeleeuwen) een machtige ideologie met reusachtige economische en politieke middelen tot (vandaag) koopwaar. “Wat zich niet aanpast aan de maatschappelijke logica, gaat ten onder.”5“Het winststreven bouwde een eigen ethiek op die de andere normatieve strekkingen naar de achtergrond verwees.”6“Telkens opnieuw steken onrealistisch spiritualisme en moralisme de kop op. [ethisch beleggen e.d.m.] Dit suste de gemoederen wel, maar is impotent.”7 Met de cultuur “ontstonden regelsystemen [solidariteit] die zich verwijderden van de biologische mechanismen ['survival of the fittest'...], waaruit ze voortkwamen.”8 Na de middeleeuwen wilde het Westen de wereld domineren en humaniseren; na W.O.I werden pacifisme en een klasseloze samenleving gepropageerd. Maar sinds de jaren zeventig toonde het kapitalisme zijn ware gelaat van de wilde hebzucht. “De erfenis van eeuwen werd verloochend.”9“Het neoliberalisme is geen kopie van de biologische orde, maar sluit er in meerdere opzichten bij aan. Voor de verdedigers van de humane moderniteit is het een terugkeer naar een infra-ethisch niveau.”10“De kinderen van de Derde Wereld onder wie er steeds meer in legers moeten vechten, roepen ons toe: 'De biologische orde, waarin onze voorouders zich moesten weren, was minder hard dan de economische orde, die het Noorden ons nu oplegt. Vroeger hadden we, dankzij tradities, een verweer, nu worden we weggemaaid.' In Angola zijn er mensen die van muizen en sprinkhanen leven.”11
Maar veel sectoren zijn met de winstlogica niet gediend. “Mensen vormen mag geen zaak van commercie zijn.”12 Toch is dat het geval: cliëntelisme in scholen, de opsplitsing in elitescholen en 'gewone'. Het conservatorium van Antwerpen (een agglomeratie met een half miljoen inwoners) telt amper driehonderd leerlingen. “Het ideaal van de volksopvoeding uit de negentiende eeuw werd opgegeven, het interesseert slechts oubollige idealisten, die zich niet willen aanpassen. Nieuwe tijden, nieuwe principes. De beste rekruten gaan door en worden gelauwerd, de massa wordt aan de VTM overgeleverd.”13
Andermaal profetisch: “De geneeskunde (…) hoort niet thuis in de profitsector. Zou zij nog een toekomst hebben als - ik noem maar wat - een op winst gerichte wereldhandel in menselijke organen op gang komt?”14 Hetzelfde geldt voor de wetenschap.
Ook de cultuur moet het ontgelden. “Economische managers werden culturele dictators. Murdoch, Turner en Berlusconi poogden de wereld van de berichtgeving te beheersen. Bill Gates droomt van een monopolie inzake de reproductierechten van 's werelds grootste musea.”15“[Kunstenaars] moeten (…) de markt veroveren (…), reclame maken voor zichzelf. Het enige dat rendeert, is mensen overhalen te consumeren.”16 Simpele kost presenteren, aandacht trekken, het niveau aanpassen. “Met kapitaal kun je bewustzijnsoorlogen winnen.”17“De toekomst ziet er voor de klassieke muziek somber uit.”18 Kunst wordt afhankelijk van sponsors (voor hun imago doen ze alsof ze cultuur- en milieubewust zijn) en derhalve gecommercialiseerd. Winstbejag maakt alles kapot. Kunst moet laveren tussen elitarisme en populisme.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 30 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Na de Franse Revolutie tekenen zich in het Westen vier ideologieën af: liberalisme, sociaal-democratie, fascisme en communisme. Het liberaal politiek stelsel scheidt kerk en staat, erkent de scheiding der machten, de gelijkheid van alle burgers voor de wet en privaat eigendom; de familie is de sociale basiscel. De sociaal democratie behoudt de liberale fundamenten, gedoogt het kapitalisme maar wil een staatsmacht die de vrije markt corrigeert en de rijkdom herverdeelt; zij houdt politiek en economie gescheiden en is pluralistisch; economisch erkent zij werkgevers, werknemers en staat. “Het fascisme is een politieke reactie [een verzet van de middenklasse] in een moderne, industriële samenleving die met serieuze moeilijkheden te kampen heeft”2 - in Duitsland en Italië de economische crisis waar, uit schrik voor het communisme, met de steun van het grootkapitaal, het fascisme allen wist te verenigen in een extreemrechtse politiek, een 'nieuwe orde'.3 De vrije vakbonden verdwijnen en de overheid (één partij) regeert over de economie en zet grootse plannen op, geen scheiding der machten meer, geen democratie en de eis van absolute trouw aan de leider, de 'redder'. Met een massabewustzijnsindustrie worden alle geesten beheerst: eenheid wordt bekomen met nationalisme en racisme, vreemdelingen worden verdrukt. Het communisme tenslotte (één partij, die van het proletariaat) hanteert staatseconomie en dirigisme door partijleiders. Exit de scheiding der machten, het pluralisme, de vakbonden, de rechtsstaat en de mensenrechten. “Rusland ging de autoritaire toer op omdat het regiem extern en intern bedreigd werd en de sprong naar de industrialisering een grote sociale cohesie vereiste.”4 Links kritiseert het Leninisme dat economie en cultuur aan het eenpartijstelsel van de politiek, een politiestaat, onderwerpt. Positief waren wel de overwinning op nazisme en maffia en de sociale voorzieningen, coöperatie in plaats van concurrentie.5
Na de heropbouw na W.O.II was er in de jaren zestig een pacifistische beweging maar vanaf de jaren zeventig komt rechts met neoliberale, neoconservatieve en fascistische tendensen.6“Als machthebbers van de wereld zijn de neoliberalen zelfverzekerd en voortvarend. Zij hanteren een stelsel van principes en normen waarin het recht van de sterkste wordt gelegitimeerd. De grote afgoden zijn de vrije markt en de privatisering.”7 Democratie en vakbonden zijn schijnvertoningen, er is geen medelijden met de zwakkeren. Prestatie, succes en genot staan voorop. Er is meer permissiviteit maar tegelijk consumptiedwang. Goed is wat rendeert.
De traditionele ethiek (van christen- en sociaaldemocraten en groenen) situeert zich in het centrum. “De traditionelen denken dat ze progressief zijn omdat ze het neoconservatisme verwerpen. In feite laten ze zich conditioneren door de neoliberalen (…). Het zijn meelopers, arrangeurs (…).”8 Zij wenden een macht voor die zij niet hebben. Zij brengen lippendienst aan milieubehoud maar laten de economische belangen van het neoliberalisme primeren.
De neoconservatieve moraal kwam er in de jaren tachtig als verzet tegen de moderniteit en is behoudsgezind, vaak religieus en fundamentalistisch met een traditioneel wereldbeeld wars van alle wetenschappelijkheid, een heimwee naar een stabiele eenvoudige wereld. Kapitalistisch, nogal ondemocratisch, nationalistisch, Vlaams Blok en fort Europa, veiligheid boven alles. “[Neoconservatieven] ethiseren wat niet te ethiseren is en bouwen op dat fundament een onredelijke argumentatie.”9 Kruithof geeft het voorbeeld van de existentiewijze van homo's en lesbiennes, die niet resulteert uit een vrije keuze. Het microsociale moet gebaseerd zijn op het gezin, andere samenlevingsvormen zijn inferieur. Maar het neoconservatieve ideaal is achterhaald ofschoon zij de uitwassen van het neoliberalisme (“de schadelijke effecten van de wilde markt zonder humane waarden”10) terecht veroordelen.
De fascistische ethiek (waarvan een opmars sinds de jaren tachtig) heeft te maken met nationalisme en migratieproblematiek maar volgt ook uit het neoliberale beleid en de postmoderne relativeringsdrang. De parlementaire democratie wordt vooralsnog geduld “omdat het niet anders kan.”11 Nationalisme, bloed en bodem, territorialiteit, eigen volk eerst en racisme.
De emancipatorische moraal komt met een nieuwe sociale beweging verwijzend naar de Verlichting. Pluralisme en overleg komen in de plaats van paternalisme en autoritarisme; de natuur moet gespaard worden tegen de gevolgen van ongeremd winstbejag. Meer solidariteit en respect voor mensenrechten en nadruk op verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor machthebbers in plaats van de beschuldiging van de slachtoffers: “Een bekend voorbeeld is het verwijt dat werklozen profiteurs zijn die niet willen werken. Dat is een schandelijke omkering van de reële maatschappelijke machtsverhoudingen en waarden, die we met klem bestrijden.”12 Het is niet zo dat wie het haalt, gelijk heeft omdat gelijk hebben en het krijgen andere zaken zijn. Jaap Kruithof: “Ik dacht telkens aan de verzetslieden die het eerste jaar van de tweede wereldoorlog al acties ondernamen om het nazisme te bestrijden. In die tijd werd in Europa algemeen gedacht dat de Duitsers de overwinnaars waren en er tegen hun overwicht niets te ondernemen viel. Blijkbaar had die redenering geen invloed op het gedrag van een aantal weerstanders. Velen onder hen waren immuun voor de logica van het halen, en het niet halen. Het was voldoende dat de bezetter ongelijk had om het verzet te organiseren. We gaan door, ook al halen we het niet.
We mogen de onverzettelijkheid van dat morele standpunt best overnemen. Het neoliberalisme is een nefast systeem en zelfs als overwinningen niet voor morgen zijn moeten we ons inzetten in een radicale strijd, zoals de kameraden van 1940.”13 Soms is verantwoorde dwang nodig, bijvoorbeeld inzake verkeersveiligheid.
Het antropocentrisme is een gevolg van het christendom - de menswording van God die meteen de mens vergoddelijkt - en is vooral sinds de Renaissance en dan de Verlichting dominant in het Westen: de mens is de maat van alle dingen, de mens is de nieuwe God. Wetenschap en techniek ontwikkelen zich in een vooruitgangsgeloof, er is de industrialisering en het kapitalisme. De mens berust op zichzelf met de Rede; God en de natuur worden opgegeven. Maar de Rede vindt geen fundamenten voor een ultieme waarheid en zingeving. “Nooit was de verwarring rond het redelijke in het Westen zo groot als in de jaren negentig.”14 Er is relativisme en irrationalisme, cynisme en nihilisme, het antropocentrisme faalt.
Het heeft allemaal te maken met toenemend subjectivisme, verlies van het contact met het object: de mens manipuleert alles. “We zijn geëvolueerd naar een eenzijdige, willekeurige manipulatie door de mens van al wat object is, behalve - en dat helaas slechts in beperkte mate - van het object dat de medemens voor elk menselijk subject is.”15“Het subjectivisme streeft naar een wereld met objecten die geen echte objecten zijn, omdat ze door het subject zo gemanipuleerd zijn dat ze geen onafhankelijke weerstand kunnen bieden en dat wordt in de moderne westerse samenleving als legitiem aanvaard.”16 Als toelichting beschouwt Kruithof de theorieën over waarheid, schoonheid en goedheid.
Voor het bepalen van waarheid bestaat naast het correspondentiecriterium en het coherentiecriterium ook het pragmatisch criterium: “waar is wat ik waar maak. (…) Als ik door een ingreep de werkelijkheid kan veranderen, kan ik onwaarheid omzetten in waarheid. De mens kan zelf waarheid creëren.”17
“Met het postmodernisme valt niet te lachen. Als de waarheid een subjectieve machtsbasis krijgt, zijn radicaal relativisme en redeloze willekeur - laten we er eerlijk aan toevoegen: en fascisme - niet te vermijden. (…) Wie het object negeert (…) is stuurloos. Hoogmoed verblindt.”18
“De kwaliteit van ons cognitieve vermogen kan slechts gehandhaafd worden als we samen beschikken over maatstaven inzake waarheid en onwaarheid. Vroeger leek de wetenschap ons dat houvast te beiden, nu wordt de geldigheid van de kennis meer en meer bepaald door allerlei invloeden op de markt. Onze kennis (…) is een commercieel product geworden. Zelfs de meest onverantwoorde zienswijzen vinden gretige afnemers.”19
Ook wat betreft de ethiek wordt het goede nu ook door de mens bepaald, door het ik, en dat mondt uiteraard uit in het recht van de sterkste. “Zonder impact van het object is willekeur niet te vermijden.”20 Het nieuwsoortige antiautoritarisme van de jaren tachtig is niet langer emancipatorisch, het is ontaard in een oeverloos relativisme.
De schoonheid tenslotte ontaardde analoog. “Kunst werd wat x als kunst bepaalt.”21 En dat is uiteindelijk de markt, het kapitaal, de macht. Zo verdwijnt elke zin. “We evolueren (…) naar een wereld waarin we alleen nog onszelf ontmoeten. (…) We zijn goden zonder onderdanen.”22 Alleen cynisme en nihilisme schieten over. Er is demoralisering, onmacht. Alleen het engagement kan ons daarvan verlossen. Nog meer nefast is het nihilisme, het vernietigen om te vernietigen, “de tegen zichzelf gerichte radicale agressie (…), een gevolg van frustratie.”23
Kruithof sluit het hoofdstuk af met een bedenking over religiositeit. De religieuze ervaring betreft een ons overstijgende realiteit (iets buiten onszelf) die boeit (fascinans) en beangstigt (tremendum). Dat contrasteert fel met het subjectivisme en het antropocentrisme die zich voor de religiositeit afsluiten. “Het christendom heeft de weg geopend naar het antropocentrisme, tegelijkertijd de gelovige in de waan latend dat die mensgerichtheid kan samenvallen met het behoud van een echte religiositeit. Die gedachte is onhoudbaar omdat daarin de religiositeit, naar mijn gevoel, diep verminkt wordt. Daarom pleit ik voor een nieuwe religiositeit zonder goden en zonder een God-mens. Veel westerlingen hebben de christelijke kerken verlaten. Sommigen denken dat het consequent is om het religieuze ook vaarwel te zeggen. Dat lijkt me geen goede stap.”24
(Wordt vervolgd)
(J.B., 29 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
“Ik dacht telkens aan de verzetslieden die het eerste jaar van de tweede wereldoorlog al acties ondernamen om het nazisme te bestrijden. In die tijd werd in Europa algemeen gedacht dat de Duitsers de overwinnaars waren en er tegen hun overwicht niets te ondernemen viel. Blijkbaar had die redenering geen invloed op het gedrag van een aantal weerstanders. Velen onder hen waren immuun voor de logica van het halen, en het niet halen. Het was voldoende dat de bezetter ongelijk had om het verzet te organiseren. We gaan door, ook al halen we het niet.
We mogen de onverzettelijkheid van dat morele standpunt best overnemen. Het neoliberalisme is een nefast systeem en zelfs als overwinningen niet voor morgen zijn moeten we ons inzetten in een radicale strijd, zoals de kameraden van 1940.”
Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000, pp. 425-426.
Jaap Kruithof
Jaap Kruithof
27-03-2025
Jaap Kruithof: Het neoliberalisme
Jaap Kruithof: Het neoliberalisme
Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme - Aflevering 15: Televisie
De verbale cultuur van weleer (met een spreker en een luisteraar, via klanken) werd vervangen door de beeldcultuur (met een schrijver en een lezer, via beelden) omwille van de voordelen van bewaring en verspreiding, die nu echter wegvallen door de ontwikkeling van opname- en distributiemogelijkheden. Daarnaast is er ook nog de beeldentaal en de klankenwereld (muziek). “Woorden, beelden en klanken beïnvloeden mensen in drie opzichten: cognitief [betekenissen], emotief [gevoelens] en actief [het aanzetten tot daden].”2
De televisie heeft drie functies: informeren, opvoeden en entertainen. Televisie beperkt de info en selecteert ze: het uitzonderlijke en het negatieve krijgen meer aandacht, het nieuws is oppervlakkig (“Iedereen praat over alles zonder veel voorbereiding”3), interviews worden tot een dertigste van de duur ingekrompen en derhalve vervalst (Kruithof als ervaringsdeskundige4), er is partijdige berichtgeving. “De repressieve tolerantie werkt gesmeerd: iedereen mag zijn mening kwijt maar het moet duidelijk blijven dat opponenten een klein groepje vormen.”5 Berichtgeving over de Koerden en Kongo is er niet of eenzijdig, de eenzijdige visie van Hof, Leger en Kerk wordt gepropageerd, PvdA krijgt op geen enkele Vlaamse zender spreekrecht. “Het establishment spaart vooral zichzelf.”6“Een belangrijk discussiepunt (…) is de verhouding tussen feit en commentaar.”7 De liberale ideologie weert commentaren als onwetenschappelijk maar “zowel bericht als commentaar zijn waardegeladen. Het journaal is niet objectief maar bevat een waardegeladen keuze van feiten (…).”8 Meer zenders zijn nodig: “Slechts via een pluralistische informatie kan de objectiviteit worden verbeterd.”9
Wat betreft de educatieve functie van televisie. “Onze televisie werkt in veel educatieve uitzendingen ideologisch, maar doet alsof ze neutraal is.”10 Tegelijk met het 'semper excelsior' prediken pedagogen onderwerping, volgzaamheid, gehoorzaamheid, conformisme. “Scherp uitgedrukt gaat het over afstomping, infantilisering.”11“Mensen met een onafhankelijk oordeel worden zelden tot de studio toegelaten.”12 “Als kinderen dagelijks uren voor het scherm zitten verliezen ouders en onderwijsmensen hun moreel overwicht.”13 En de entertainmentfunctie van televisie weegt veel te sterk door. Onze zogenaamde behoefte aan ontspanning (spelletjes, onbenulligheid) accordeert niet met de slavernij waar de andere helft van de mensheid aan onderworpen is. Met de overwaardering van het encyclopedisme scheppen producers een illusie van educatie. “Ze beseffen niet dat de rush naar feitenkennis het inzichtelijk denken aftakelt.”14 De exuberante prijzen voor winnaars van spelletjes voelen corrupt aan. Entertainment schept een gevaarlijke attitude: “Het leven is een spel, niets moet au sérieux genomen worden.”15 Het televisie-entertainment heeft de opium-functie van de godsdienst overgenomen, “een egocentrische tijdpassering.”16 De zogenaamde ontspanning verdooft door kijkers in een schijnwereld op te sluiten en “de meest gewaardeerde idolen zijn vaak de grootste leeghoofden.”17 De media, de 'vierde macht' hebben een waakhondfunctie maar zij manipuleren. “Een aantal fundamentele vooroordelen wordt in de media niet op de helling gezet.”18“Onze televisie is in handen van mensen die zichzelf deskundig achten en de buitenstaanders als kijkvee behandelen.”19 Kijkers moeten kunnen participeren aan het televisiegebeuren en daartoe ook de middelen en de macht krijgen.20
Jaap Kruithof: “Het is voor een enkeling zeer moeilijk om zelfstandig over de wereld na te denken. De bronnen die zijn bewustzijn voeden bieden zo'n geprefabriceerde waar aan dat weinigen in staat zijn erachter te komen hoe de werkelijkheid echt in elkaar zit. Mediagiganten als Rupert Murdoch en Ted Turner rukken op. Met een netwerk van televisiestations, satellietverbindingen, radiozenders en persorganen willen zij de denkwereld beheersen. Zij formeren met privé-kapitaal imperia, die de hele planeet van bewustzijnsinhouden voorzien.”21 De kloof tussen de wetenden en de onwetenden wordt groter.22 Er is een veramerikanisering van de wereld. “Wie geen Engels begrijpt, is een analfabeet.”23 Europa, Zuid-Amerika, Afrika. “Ook aan de andere kant van de gewezen Berlijnse muur klinkt het gejank van Angelsaksische popsterren. De bedreiging van de panamerikanisering is mondiaal.”24 Amerikanisering, gevolg van verrechtsing, is commercialisering, neoliberalisme, alle voorrang aan de winst ten koste van inhoud, waarheid en schoonheid. De zo al uitgebuite kijker bootst het allemaal na, versterkt het aldus nog. Het politiek bewustzijn wordt gekraakt. “Marcuse's eendimensionaliteit als werkelijkheid.”25 Kruithof spreekt over de kwalijke neoliberalisering van de planeet: “Het meest benauwende vind ik dat nog maar weinigen in staat zijn dit in te zien, laat staan de moed hebben zich ertegen te verzetten.”26
(Wordt vervolgd)
(J.B., 27 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Entertainment staat tegenover arbeid en is lust. “Het doel is de vereniging van arbeid met lust. (…) De andere optie, namelijk een fictieve, luxueuze genotwereld boven en buiten het dagelijkse leven construeren, biedt geen uitkomst.”2“Het verheerlijken van het amusement betekent de consumptie boven de productie plaatsen of ze zelfs los en onafhankelijk daarvan willen ontwikkelen, wat tot fundamentele wanverhoudingen in de menselijke existentie leidt.”3
Kruithof onderscheidt drie fasen in de geschiedenis van het vermaak. In de middeleeuwen (feodaliteit) vermaken de edelen en de hogere clerus zich met jachtpartijen, dans, muziek en de gewone man houdt kermissen en spelen; met de opkomst van de bourgeoisie schept die stand een eigen vermaakcultuur en ook het proletariaat heeft zijn amusement; Sinds 1950 tenslotte verdwijnt de vermaakscultuur van adel en clerus alsook die van het volk. “Alles wordt in één massacultuur geïntegreerd.”4 Heden explodeert het vermaak: de wereld moet een pretpark worden. “De zaligheid is een combinatie van klanken, beelden en woorden, van bewegingen (dans), drank, drugs en seks.”5 Het vermaak overspoelt alles. “Alles moet worden gevierd.”6 Egotripperij, een vlucht uit de werkelijkheid, de opmars van de spotcultuur, parasitisme. De neoliberale rijken houden feestjes met een prijskaartje van een miljard dollar.
Amusement voor alles is te wijten aan het economische surplus, de marktuitbreiding, de vakantiecultuur en de specifieke entertainmentindustrie. Het succes daarvan volgt uit het frustrerende van de arbeid: de zin ervan wordt niet in vraag gesteld, alles draait om het loon. De impact daarvan op de moraal is niet gering. “Het Westen heeft het verbod op plezier vervangen door de plicht om te genieten. (…) Dit gouden kalf maakt ons onverzadigbaar. (...) Er is zowaar zelfs een nieuwe beroepscultuur ontstaan: wat tot je eigen opdracht behoort, probeer je zoveel mogelijk door te geven aan ondergeschikten, kennissen en vrienden.”7
De kapitalistische markt maakt dat ook amusement concurrentieel wordt: ook m.b.t. amusement is het doel: winnen. Onmacht voedt de hang naar kortstondig genot. Brood en spelen. “De herauten van de neoliberale wereldorde geloven in uitbuiting via entertainment.”8 Maar entertainment met maatschappijkritiek wordt door de neoliberalen gefnuikt.
Vermaak is verspilling en vervuiling en vernielt de natuur maar het werkt ook de misdaad in de hand want het gaat om verbruik zonder productie: wie wil genieten zonder te werken, kan het kapitaal daartoe alleen via misdaad bemachtigen.
Amusement is niet creatief, het wordt geprepareerd en passief ondergaan. “De neoliberale massastructuren domineren.”9 Het niveau zakt naar dat van de consument, de massamens. De happy few hebben een aparte wereld. “Wie kiest voor de vrije markt zonder restricties, knielt voor het kapitaal. Met geld kun je mensen overtuigen, kun je bewustzijnsoorlogen winnen. Die logica wordt ook in de wereld van de ontspanning toegepast.”10 Vermaak als louter verkoopsproduct. “Er is een wezenlijk verschil tussen cultuur maken en succes najagen.”11“Geen enkele artiest van enig niveau volgt de smaak van zijn publiek. Dat is verraad aan de roeping (…). In de wetenschap gelden analoge normen. Serieuze onderzoekers leggen zich niet neer bij de bestaande waarheid, maar doorbreken en verleggen verworven inzichten.”12
Lust is levensnoodzakelijk en antilustfilosofieën zijn daarom uit den boze maar genot is niet de motor van de menselijke ontwikkeling, de band tussen lust en werk mag niet worden doorgesneden (consumptie zonder arbeid) want zonder zinvol werk verliest men zijn menselijkheid en rest slechts misdaad, een vrucht van de neoliberale ingesteldheid.
Het toerisme is nu wereldwijd de tweede grootste economie, de jongste decennia is er massatoerisme dat zich uitbreidt, de mogelijkheden nemen toe, reizen gebeurt meestal in passiviteit via touroperators. Elders is het gras groener, we willen iets nieuws, we willen te gast zijn, we willen zon, warmte, we trekken van noord naar zuid. “Er zijn in de wereld van vandaag twee grote migratiestromen. De eerste wordt veroorzaakt door de geslagenen, de stumperds. Zij vluchten voor burgeroorlogen en trekken van gebieden (…) met werkloosheid en hongersnood naar streken met betere levenskansen. (…) Zij weten niet wat vrije tijd en toerisme is, hebben er geen geld voor. (…) Ze zoeken slechts een uitkomst voor hun ellende. Daartegenover staan de tijdelijke, vrolijke volksverhuizingen. (…). In het vakantieland zijn de prijzen van de goederen en diensten vaak lager dan in het thuisland wat aardig van pas komt. Toeristen zijn parasieten (…) [en] worden meestal afgesloten van de lokale gemeenschappen. (…) Je kunt je best doen om vriendelijk te zijn (…) maar de ander weet dat je rijk bent, tot een andere wereld behoort. Cuba moet zich prostitueren in een grootschalig toerisme om de nodige deviezen te verzamelen. (…) Het moderne toerisme is in grote mate een vorm van bedrog.”13
Ook de sport wordt steeds meer gecommercialiseerd en geprofessionaliseerd, profs worden verkocht. “Met het wereldvoetbal is jaarlijks zo'n 225 miljard dollar gemoeid. (…) Uitzendrechten, kijkcijfers en reclameprijzen (…).”14Het spelkarakter verdwijnt, de natuur en de dieren zijn slachtoffer maar in de topsport ook de mensen.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 26 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Kruithof situeert individualisering of de ontwikkeling van de ideologie van het individualisme waardoor persoonlijke kenmerken de nadruk krijgen tegenover “massalisering” die mensen ertoe aanzet in alles de kudde te volgen. “De ideale, maar valse synthese is in onze samenleving die mensen te massaliseren en hen tegelijkertijd de illusie te geven dat ze echt persoonlijk zijn. Dat lukt.”2
Het individualiseringsproces ontwikkelt zich krachtig in het westen van de jongste eeuwen: de n.v. komt in de plaats van het familiebedrijf. De vrije tijd wordt ingevuld met vakantie, weekendfeesten en er is privacy voor wie geld hebben. De solidariteit met iedereen maakt plaats voor zelfstandigheid en steun aan exclusief de eigen stand.
Maar er bestaat ook een andersoortig individualisme van wie op zichzelf aangewezen zijn als gevolg van allerlei vormen van sociale uitsluiting: “mensen die geen waardig leven krijgen en daarom als enkeling zichzelf moeten redden. (…) Hun levensregel is: wees individualist, zorg voor jezelf en je naastbestaanden, anders verga je.”3
In de economie dwingt Bill Gates bewondering af, in de politiek de fascinerende leider: hun privéleven is nieuws. “Er is een gigantische [media]industrie die superindividuen, stars kweekt”4 en wiens commentaar op alles en nog wat ernstig genomen wordt. Empathie met individuen lukt, echter niet met grote groepen van verschoppelingen. Concurrentie, persoonlijke roem en succes vervangen samenwerking. Individualisme is er ook in de kunst waar films en soaps draaien om (Hollywood)stars, er zijn oorlogen om solistencarrières en sporthelden streven ernaar multimiljonair te worden.
Het individualiseringsproces volgt economische dynamieken: industrialisering bracht verhoogde productiviteit en massalisering, de arbeidsdeling nam toe, de tertiaire en de quartaire sector bloeiden, er kwam meer ruimte voor persoonlijke inbreng en verantwoordelijkheid, wat goed was voor de expansie van het kapitalisme. Meer productie, meer koopkracht, een hogere levensstandaard. De creatie door christendemocraten en socialisten van de verzorgingsstaat. “Iedereen moest verzorgd worden, niemand mocht participeren. Het leek er wel op dat de burger niet meer mocht leven, maar zich moest laten leven.”5
Maar het Mattheuseffect bleef bestaan. Vanaf de jaren tachtig begon het neoliberalisme de grote verzekeringssystemen af te breken wegens 'te duur': geen gelijkheid meer en dus blijft de klassenmaatschappij bestaan.
Door de individualisering horen steeds meer mensen nergens bij. De lokale cultuur als bindmiddel is verdwenen. De dorpsfiguren moeten wijken voor de vedetten. De mensen worden pendelaars. En het aantal alleenstaanden neemt gestadig toe. “Vroeger was er maar pret als je met anderen bijeen kwam en samen iets deed. Nu zet je je televisietoestel aan en geniet solitair.”6
“Welk soort mens wordt in het westers individualiseringsproces gevormd? Het gaat over een calculerend heerschap dat persoonlijk gewin, genot en macht nastreeft. Hij is (…) selfish. (...) Homo homini lupus: ieder voor zich, één tegen allen. (…) De maatschappelijke onverschilligheid en het apolitisme nemen toe. (…) Mensen worden solipsisten die onder eenzaamheid gebukt gaan. (...) De verheerlijking van het egocentrisme leidt tot excessen.”7
“In het westen heeft het individualisme een lange geschiedenis achter de rug. De autonome burger was in de Griekse polis al belangrijk. Eeuwen later stelde het christendom een nieuwe god-menseenheid op de voorgrond. (…) De mens was Gods evenbeeld op aarde, verheven boven de andere levende wezens. (…) Ten diepste betekent die theorie dat God mens werd en één mens goddelijk is. Alle personen die hem volgen (…) worden daardoor zelf goddelijk. Een betere ondersteuning van de waarde van de menselijke enkeling kan niet worden gevonden.”8 Bij de joden ligt de klemtoon op het volk, waardoor hun relatie met het christendom nu nog bepaald wordt. Ook het protestantisme, los van de kerk, bracht meer individualisering. Met de moderniteit fundeert het ik de nieuwe redelijkheid in dienst van de vooruitgang. In de negentiende eeuw ontstonden sociale bewegingen (onder meer de arbeidersbeweging) maar na de golden sixties keerde het individualisme terug met het postmodernisme. Het fundamentalisme bood enige weerstand.
“De binding tussen individualisme en westerse welvaart is een realiteit.”9 Eigen belang eerst, het ik als bron van kracht en creativiteit. “Succes is belangrijker dan goede verstandhouding met anderen.”10 Persoonlijke macht en genot zijn van tel, de massa wordt als 'de gewone man' geminacht. Het egoïsme neemt toe via de identificatie met de grotere ego's van de eigen stand en natie maar decentreert aldus tegelijk richting internationale gemeenschap. In het liberalisme wordt dat altruïsme verkeerdelijk herleid tot (uitgebreid) egoïsme. Neoliberalisme (de enkeling staat boven de groep) en socialisme (de enkeling maakt deel uit van de groep) staan tegenover elkaar.
Individualisering maakt zelfstandiger maar tegelijk afhankelijker van anderen. “Het neoliberalisme heeft de ontwikkeling van twee menstypen bevorderd. Enerzijds (…) de beschaving van het narcisme, de ziekelijke eigenliefde. (…) De mensenrechten worden vernauwd tot rechten van individuen, groepsrechten worden verwaarloosd of genegeerd. (…) Een ander soort mens (…) is de vrucht van commercialisering en massalisering, van het afstompingsproces dat om zich heen grijpt. De gehoorzame volgeling, het kuddedier in slechte zin.”11
Na de Industriële Revolutie kwam er een scheiding tussen de economie en het gezinsleven. “Er ontstond een ideologie die het reële verband tussen de samenleving en het privé-leven versluierde en de moderne enkeling staafde in de waan dat hij vrij en autonoom was.”12“Het loonstelsel werd geschraagd door niet-gemonetariseerde arbeid van moeders en huisvrouwen. Het werk van de vrouw thuis was gratis. Zonder die vorm van marktuitsluiting zou het industriële kapitalisme zich nooit hebben kunnen doorzetten.”13 Het gezin werd een broedplaats van individualisme en genotzucht en ook een belangrijke consumptieplek.
De klassieke levensritmen verdwijnen. De differentiëring van microleefvormen is toe te juichen in een pluralistische samenleving. Probleem zijn wel de alleenstaanden en het eenoudermodel.
Leuk als sluitstuk van het hoofdstuk over individualisme is Kruithofs bespreking van de (vijf) gezinstypen: het gezin met een seksistische opdeling ((macho-)mannen tegen vrouwen), dat met de generatietegenstelling (ouders versus kinderen), het freudiaanse gezinstype (vader en dochter tegenover moeder en zoon) dat goed draait, de alliantie van allen tegen één (meestal de huisvader... die nooit thuis is) en het gezin van de hyperindividualisten waarin iedereen zijn eigen gang gaat.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 25 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
“De bevrediging van de basisbehoeften vergt geborgenheid, bescherming door anderen. (…) Met de term veiligheid wordt een toestand aangeduid waarin de bevrediging van alle basisbehoeften is verzekerd. (…) Een sterke deficiëntie op één wezenlijk deelterrein kan de globale veiligheid teniet doen.”2 In tegenstelling tot statische samenlevingen (derde wereldlanden) zijn dynamische maatschappijen zeer veranderlijk waardoor steeds nieuwe gevaren opduiken en de toekomst onveilig is. Het model van Smelzer onderscheidt vier bedreigingsniveaus (namelijk inzake sociale faciliteiten, normen, doeleinden en waarden) waarbij onder meer geldt: “Instabiliteit van de basiswaarden [gelijkheid, vrijheid, rechtvaardigheid...] leidt tot een zeer diepgaande onveiligheid en vinden we onder andere terug in burgeroorlogen en revoluties.”3
Een kind dat opgroeit in een veilige thuis heeft een stabiele uitvalsbasis en staat derhalve vertrouwensvol in het leven, in tegenstelling tot een kind uit een onveilig gezin dat zich afsluit van de wereld, conservatief is en bekrompen. Maar de 'thuis' is niet langer vanzelfsprekend, met niet te overziene gevolgen zoals angst, wantrouwen, agressie en vluchtreacties. De risicomaatschappij tast het gezag van de overheid aan, het gevaar van burgerwachten en dat van videocamera's loert, verzekeringen zijn alleen voor de rijken, iedereen wordt verdacht, privacy verdwijnt, veiligheid wordt betaald met vrijheid.
Onveiligheid kan lichamelijk en geestelijk zijn, steeds gepaard gaande met stress en betreft het ecologische (zoals natuurrampen), de gezondheid (vervuiling, verkeer, drugs...), de economie (onzekerheid, fraude...), de politiek, het socioculturele en het ideologische.
Betreft de economie organiseert misdaad zich internationaal. “Door zijn ligging en gedoogbeleid is België het meest getroffen land.”4 Tot de misdaadhandel behoren drugs, wapens, kernafval, zwendel in petroleum, auto's, diamant, hormonen, geld en mensen. Bijvoorbeeld inzake politiek telt Latijns-Amerika jaarlijks 100.000 politieke moorden. De productie van massavernietigingswapens in onder meer Pakistan en India is ongecontroleerd, er is georganiseerd terrorisme maar er is ook het legale geweld van de gevestigde macht. “Terrorisme is een vorm van verzet. (…) De verzetsstrijders van de Tweede Wereldoorlog, die terroristen waren, worden elk jaar terecht gehuldigd.”5 Een lange rij Belgische politici komen wegens fraude en corruptie in aanraking met het gerecht dat echter onmachtig blijkt. Zoals in Rusland blijkt de overheid ook hier gecriminaliseerd. Daardoor nemen autoritarisme, fascisering en verrechtsing toe.6
Onveilig in de middeleeuwen, werden de steden pas veilig vanaf de jaren zestig van de voorgaande eeuw maar opnieuw onveilig sinds de jaren tachtig: meer mensen mijden zekere stadswijken wegens diefstallen en overvallen maar er is ook verkeersonveiligheid mede door oververzadiging van het wegennet (koning auto). Gebroken gezinnen tasten de veiligheid van kinderen aan, er is gewelddadige kinderporno. “Kinderen kunnen voor vijftig dollar per postbus worden besteld.”7 Door vergrijzing zijn ook meer ouderen naast eenzaam en ziek, onveilig. Het onveiligheidsgevoel neemt toe samen met het wantrouwen in de (overheids)instellingen - meer nog bij jongeren dan bij ouderen.
Ideologische onveiligheid heeft dan weer te maken met de geloofsafval en de opkomst van het neoliberalisme. Er is ook weer irrationalisme (charismatische bewegingen) en religieus nihilisme (moeder Theresa's rechtvaardiging van de machteloosheid). Het verband tussen de neoliberale economie, de verpaupering en de toename van onveiligheid is duidelijk. “Als de winsthonger zich ongeremd kan uitbreiden zal op de lange duur alles worden gecorrumpeerd.”8
Justitie faalt: in slechts vier percent van de gevallen verloopt de behandeling van een crimineel gegeven naar behoren.9 De internationaal georganiseerde misdaad heeft de overhand en een tegenkracht ontbreekt. Ook de scheiding der machten bestaat niet meer en zo ook de onafhankelijkheid van justitie: opleiding en benoemingen van operatoren zijn in handen van de uitvoerende macht. Ten tijde van Napoleon volgde de rechtspraak de wet, vervolgens kregen de rechters daar de macht en vandaag beslist de advocatuur over de waarheid maar omdat advocaten werken voor particulieren, maken de rijken, de megasystemen, de waarheid.10
Justitie krijgt te weinig middelen om onafhankelijk te kunnen werken, wat reeds de infrastructuur, de gebouwen (gerechtshoven, gevangenissen...) verraden. Ook de salarissen van de ambtenaren zijn niet meer in verhouding tot die in de private sector. “Moet de criminaliteit bevorderd worden ter wille van de business?”11 Betreft het politiewerk is er controle en toezicht (en soms ook niet want “vijftig percent van de bevelen om het grondgebied te verlaten wegens betrokkenheid bij een misdrijf worden niet uitgevoerd”12), echter geen aanpak van onderliggende oorzaken van de misdaden.
Op onveiligheid volgt repressief gewelddadig beleid met kortetermijndoelstellingen. Laksheid leidt tot seponeringen, verjaringen en 'procedurefouten'. Ook de valse papieren zijn een probleem: “In bepaalde bedrijfstakken zijn twee derden van de douanedocumenten vervalst.”13 Een versterking van het politieapparaat is nodig maar moet gepaard gaan met een versterking van de democratie.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 24 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: