Olla
Centesimi
De pot van Centiem,
aldus luidt de titel van een van de eerste lesjes uit Itinera,
een leerboek Latijn voor beginners. Het verhaal gaat over een wrek,
een Ebenezer Scrooge avant-la-lettre, die zijn geld in een aarden pot
stopt en begraaft om het niet te verliezen, wat een bijzonder
tegendoelmatige activiteit blijkt waarvoor gewaarschuwd wordt met de
befaamde parabel van de talenten want wie niet met hun talenten
woekeren, zullen die hoe dan ook verliezen en derhalve hebben zij hun
ongeluk geheel aan zichzelf te wijten daar de gaven waarvan zij
voorzien werden tot niets hebben gediend. Men kan een paard naar het
water leiden maar men kan het niet doen drinken.
Het verhaal van
Centesimus wordt bijzonder actueel in de huidige wereld en wel omdat
zich sinds korte tijd van de werkelijkheid een vervalst dubbel heeft
afgesplitst, een schaduw welke zich alsnog profileert als origineel
en verbijsterend genoeg geschiedt dit kennelijk zelfverzekerde
gebeuren helemaal niet zonder succes. Achter het masker kwijnt dan
het ware gelaat helemaal weg, achter de façade rest slechts leegte;
het leven zelf moet de duimen leggen voor louter uithangborden,
bedrieglijke beloften, dromen, wensen en verzinsels.
De diepzinnige Duitse
filosoof Martin Heidegger heeft gezegd dat de taal het huis is van
het Zijn: "Die
Sprache ist das Haus des Seins. In ihrer Behausung wohnt der Mensch.
Die Denkenden und Dichtenden sind die Wächter dieser Behausung."
(1) La
Poétique de l'Espace (2) van de Franse
dichter-filosoof Gaston Bachelard (die ook natuurkundige was) lijkt
die waarheid wel op zijn kop te zetten: niet de taal is het huis van
het zijn maar het huis is de taal van het Zijn. Via het huis met zijn
talloze kamers, kasten en schuiven, spreekt tot ons het Zijn als die
ruimte die ons herbergt.
Subjectivistische
wijsgeren lijken te geloven dat het Zijn alleen in ons bewustzijn, in
onze taal woont, alsof het ons eigenste spreken was dat het Zijn
mogelijk maakte; alsof de taal, het Woord waaruit alle dingen zijn
geworden die geworden zijn, van menselijke makelij was. Anderen laten
zien hoe het Zijn (bij Bachelard in de gedaante van de ruimte waarin
wij baden) ons eigen spreken overstijgt en ons tot spreken of tot
dichten inspireert. De ene wijsgeer acht de mens de ultieme zingever,
bijna de schepper zelf maar de andere laat het mysterie binnen en
beperkt onze rol tot die van zinontvanger. De gave komt zoals het
licht dat het zien mogelijk maakt uiteraard van buiten ons; het licht
heeft de ogen geschapen en niet andersom. De ruimte zit niet
opgesloten binnenin onze taal maar zij is de vrouw bij wie het
spreken te gast is. Het subjectivisme klinkt een beetje vals omdat
niemand aan zichzelf een geschenk kan geven zonder dat dit ophoudt
een geschenk te zijn. Maar ook het objectivisme vergist zich waar het
geen oog blijkt te hebben voor het feit dat alleen in het bewustzijn
het Zijn tot leven komt.
De perversie van de
middeldoelomkering zoals verhaald in Olla Centesimi is vandaag
de meest bekende ingevolge de heiligverklaring van de economie: het
door de mens bedachte ruilmiddel, dat zijn waarde enkel ontleent aan
afspraken welke zo verraden kunnen worden, neemt de plaats in die
toekomt aan het waardevolle doel, dat aldus wordt verkracht. Maar
niet minder gevaarlijk is de pervertering van de werkelijkheid via de
verkrachting van de taal: de taal is het huis van het Zijn en wil men
volbrengen wat de duivel beoogt en het Zijn vernietigen dan moet men
in het huis van de taal inbreken.
Vooreerst wordt de
spreker die van oudsher de taal voortbrengt, herleid tot louter
consument van door malafide krachten voorgekauwde standaardzinnen en
taal wordt tot louter informatie herleid. Die reductie verkapt in
wezen een totale conditionering: mensen worden herleid tot
circusbeesten, robots, werktuigen, dingen. De mensheid verwordt tot
louter massa nadat alle personen veranderd werden in het geheel
onpersoonlijke 'men'. En het 'men' is onbestaande, het staat voor de
passiviteit, voor de afwezigheid van het handelen, het willen, het
denken en het leven. Men doet dit en dat zus en zo, betekent: het
wordt zus en zo gedaan, of nog anders: je moet het zus en zo doen
zoals iedereen, je eigen inbreng is slechts strafbaar.
Formulieren, zoals wij
allen kunnen ervaren, frustreren mateloos en zij doen dat omdat zij
niet alleen pretenderen het menselijke denken te kunnen vervangen
maar omdat zij ons op de koop toe voorhouden het denken te verbeteren
terwijl zij het kreupel maken en uitschakelen. De persoonlijke nuance
wordt door het formulier verbannen als ware die een grove vergissing,
een zonde tegen de logica, een flagrante leugen of een weg te gommen
kleuren buiten de lijntjes. Multiple choisevragen verbieden ons om
vragen naar waarheid te beantwoorden: hij aan wie de vragen worden
gesteld, dient een keuze te maken uit een beperkt aantal door de
ondervrager voorgeschotelde antwoorden, wat in feite de verplichting
inhoudt om het eigen antwoord in te ruilen voor het antwoord van een
ander op wie men naar het eigen oordeel het beste gelijkt. De unieke
persoon moet zichzelf annuleren en vertolkt voortaan een door anderen
gecreëerd type waaraan elke eigenheid en vrijheid vreemd is en dus
ook de menselijkheid en het leven. Poëzie zal voortaan onzin zijn,
dichters zijn de nieuwe waanzinnigen en muziek onderscheidt zich niet
langer van het geraas van motoren dat, alleen maar om die nieuwe
'waarheid' te bekrachtigen, ook prompt tot kunst wordt uitgeroepen.
Door het formulier alsnog in te vullen, gaat de ondervraagde akkoord
met de vernietiging van zijn persoon: hij maakt zichzelf
ondergeschikt aan een rol die niet de zijne is maar waarvan hij niet
kan ontkennen dat hij die zodoende zelf gekozen heeft. In feite wordt
hij daartoe gedwongen door het ontbreken van elk alternatief. Het
systeem dat de formulieren uitdeelt, is nu niets anders dan het
vervalste dubbel dat zich van de werkelijkheid heeft afgesplitst, dat
de werkelijkheid bezet en monopoliseert. De schaduw doet zich voor
als het origineel en hij slaagt daarin omdat hij ons van het licht af
houdt.
Wie van de waarheid
houden, kunnen onmogelijk leven met de reductie van het leven tot een
dergelijk walgelijk spel omdat de liefde voor de waarheid ons
verbiedt te spelen met het leven. Wie naar de waarheid streven, laken
zelfs de allergeringste leugen en zij kunnen nimmer vrede nemen met
een verschijning die erg gelijkt op die van hun geliefde, met een
oordeel dat bijna helemaal correct is, met een goedheid die pas
functioneert mits een kleine winstmarge voor de uitvoerder of met een
stelling waarvan het bewijs voor 99 percent correct is.
Edoch, de vervanging van
de werkelijkheid door eender welke vervalsing, eist dat er nooit nog
iets zal zijn waarop geen speling zit. Alles wordt gelijkend aan
zichzelf maar zal nimmer met het eigen wezen samenvallen. Het schone
heeft plaats gemaakt voor het bijna-schone, het ware voor het niet
geheel onware, het goede voor datgene wat er goed uitziet, en in het
Zijn zelf zit voortaan de mot omdat het vrede moet nemen met een
bijna-zijn. Het bijna-echt-zijn van de foto, de landkaart die men op
de aarde vastplakt, het verslag van gecorrumpeerde getuigen, het
emoticon uit de grabbelton van google, de virtuele of onechte wereld.
Het bijna-echt-zijn van de onechte wereld.
Centiem heeft zijn leven
herleid tot een aarden pot vol munten en steeds meer mensen beijveren
zich in de jongste jaren met het versluizen van hun vleselijk bestaan
naar een gehuurd plekje op het internet. De zucht naar
onsterfelijkheid kan alleen bevredigd worden in een wereld die niet
de echte is.
(J.B., 1 juni 2022)
Verwijzingen:
(1)
Martin Heidegger, Brief über den 'Humanismus',
1. Auflage, par. 1. En verder: "Ihr Wachen ist das
Volbringen der Offenbarkeit des Seins, insofern Sie diese durch ihr
Sagen zur Sprache bringen und in der Sprache aufbewahren."
(2) Gaston Bachelard, La
Poétique de l'Espace, Paris,
P.U.F. 1957.
|