Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
20-12-2018
"Waar is Habel, uw broeder?" - Aflevering 3: waarom populisten dictators zijn
"Waar
is Habel, uw broeder?"
Aflevering
3: waarom populisten dictators zijn
In
een artikel in MO* van 6 december 2018 getiteld De
grootste misdaad tegen de mensheid ooit, vat Louis De Jaeger
de misdadige kern van het consumptisme mooi samen: de mensen worden
(door onder meer de reclame) ongelukkig gemaakt en kunnen pas aan dat
ongeluk ontkomen door met zuur verdiend geld overbodige spullen te
gaan kopen.
Nu
de politiek zelf verworden is tot een industrie, vindt men een
toepassing van de valstrik van dit consumptisme terug bij de
populistische politici die zich immers bedienen van dezelfde list als
de misdadige reclamemakers. Zij maken hun kiezers wijs dat migratie
hen ongelukkig zal maken en dat hun partij een oplossing in
petto heeft welke hen te beurt zal vallen als zij het gedachtengoed
van die partij binnenhalen kopen en er derhalve op stemmen
teneinde deze criminelen aan de macht te brengen.
Het
bedrog is danig complex dat bijna de helft van de Europese bevolking
ziende blind in deze val trapt. Vooreerst is de 'reclame' in kwestie
doorspekt van leugens en de eerste leugen verschuilt zich in een
verzwegen tweevoudige premisse die enerzijds voorhoudt dat migratie
een kwaad is en anderzijds dat politieke machthebbers in staat zouden
zijn om migratie te manipuleren.
In elk van de twee gevallen wordt
kennis voorgewend die er gewoon niet is en in het tweede geval wordt
bovendien onbestaande macht voorgewend en deze leugens dienen
uiteindelijk geen ander doel dan aan de betrokken populisten een job
te gunnen waarvoor zij incompetent zijn: zij parasiteren quasi
straffeloos op ons democratische systeem middels elementaire
volksverlakkerij.
Zij verdienen daarvoor uiteraard de zwaarste straf
maar het feit dat ze die niet krijgen, toont aan dat hier in feite geen
scheiding der machten meer mogelijk is: de zieke democratie brengt
onafwendbaar de dictatuur.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 20.12.2018)
17-12-2018
"Waar is Habel, uw broeder?" - Aflevering 2: het nationalisme en de mensenrechten
"Waar
is Habel, uw broeder?"
Aflevering
2: het nationalisme en de mensenrechten
Het
nationalisme ziet de staat als een socio-cultureel gegroeid geheel
met een eigen identiteit, welhaast zoals een levend organisme. Een
misvatting uiteraard omdat voor de vorming van een staat, een
constitutie volstaat, precies zoals spelregels volstaan voor het
spelen van een spel. Paradoxaal genoeg zien nationalisten de staat
bovendien vaak als een volgroeid organisme, daar zij de eigen
natie geen verdere verandering of ontwikkeling meer gunnen,
wat eigenlijk een naïef essentialisme verkapt: de opvatting dat een
staat een bevroren of onveranderlijk (geworden?) wezen is, geheel
onafhankelijk van de rest van de wereld. Maar staten komen niet tot
stand zoals individuen tot stand komen en zij leven ook niet, het
zijn geen schepselen maar constructies, werktuigen die hun
functioneren danken aan spelregels wetten.
Het
nationalisme heeft als zorg de eigen natie en dit beginsel
impliceert meteen een onafwendbare verdeling van de wereldgemeenschap
in twee kampen: wij versus de anderen. De interne contradictie
van die leer wordt apert van zodra men zich ook realiseert dat als
alle andere staten het nationalisme zouden aanhangen, er uiteraard
geen twee kampen ontstaan maar net zoveel kampen als er staten zijn,
wat betekent dat deze opvatting de facto de ideologie van de
versnippering is en dus een misvatting van dezelfde orde als het
egoïsme.
Het
egoïsme is niet slechts een morele keuze, het is vooreerst een
misvatting en een miskleun omdat het de hefboomfunctie van het
principe van de solidariteit miskent. Want zoals de geschiedenis
aantoont, creëert het beginsel van de onderlinge solidariteit in
casu de solidariteit tussen staten zelfs geheel los van het
veld van het ethische handelen een win-winperspectief, zoals dat het
geval is in alle mogelijke vormen van het internationalisme. Echt
eumoreel wordt de onderlinge samenwerking tussen naties pas van zodra
zij in de eerste plaats een samenwerking van personen is en
dan betreft dit een universalisme, zoals bijvoorbeeld het
katholicisme dat althans in woord beweert te zijn, wat betekent dat
ongeacht wie er in principe kan tot toetreden: mensen van elke etnie,
van elk geslacht enzovoort. En daar waar ook maar één persoon van
toetreding uitgesloten wordt, kan geen sprake meer zijn van
universalisme en is het universele slechts een voorwendsel, een
leugen.
De
idee dat er mensenrechten bestaan, is in wezen een bijzonder
universalistische gedachte omdat zij impliceert dat deze rechten ook
verdedigd horen te worden ongeacht de wetten van de naties waar de
betrokken mensen het burgerschap genieten. De erkenning van de
mensenrechten door de Verenigde Naties impliceert de bereidheid van
de VN om naties die deze mensenrechten schenden, te veroordelen, te
sanctioneren of op nog andere manieren onder druk te zetten om daar
aldus de eerbiediging voor de mensenrechten af te dwingen. Politici
die ervan uitgaan dat elk land zelf mag bepalen welke rechten het aan
zijn burgers geeft, verzaken eraan zich het lot van medemensen die
geen eigen medeburgers zijn, te behartigen en in feite stellen zij
aldus het burgerschap boven het menszijn, wat een perversie is. Hun
opvatting impliceert de toelaatbaarheid van wetten wars van de
mensenrechten. Dergelijke politici zijn in wezen aanhangers van de
dictatuur. Het nationalisme is een staatsvorm die haaks staat op de
eerbiediging van de mensenrechten.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 17.12.2018)
15-12-2018
"Waar is Habel, uw broeder?"
"Waar
is Habel, uw broeder?"
"En
de HEERE zeide tot Kaïn: Waar is Habel, uw broeder? En hij zeide: Ik
weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder?" (1)
Deze
dialoog tussen God en Kaïn volgt op de moord en het antwoord van
Kaïn is bedoeld als een rechtvaardiging: Kaïn erkent geen schuld,
hij stelt dat elk voor zichzelf moet zorgen: "Jedem das
seine", zoals het in grote smeedijzeren letters boven het
hek van het concentratiekamp van Buchenwald staat. (2)
(2) Daar werden reeds in 1937 communisten, Jehova's
getuigen, Roma, Sinti, criminelen, homoseksuelen en later ook
gehandicapten gevangen gezet en in 1938 werden daar samen met
daklozen en vooraanstaande joodse kunstenaars en wetenschappers ook
duizenden zogenaamde 'werkschuwen' geïnterneerd. Er waren executies,
dwangarbeid, kou en ontbering en nadat in 1939 de oorlog was
uitgebroken werd een crematorium gebouwd om de talloze lijken te
verbranden die eerst werden beroofd van wat er nog bruikbaar aan was
van gouden tanden tot hoofdharen.
Alleen
al in Buchenwald verbleven 238.979 gevangenen een derde waren
kinderen jonger dan 20 jaar waarvan er 56.545 omkwamen en in alle
concentratiekampen samen lieten zowat zes miljoen mensen het leven.
(3)
"Wir
haben es nicht gewusst", zo beweerden de Duitsers na de
oorlog. (4)
(4) Zij werden hierin in het gelijk gesteld
door "de naoorlogse Duitse bondspresident Richard von Weizsäcker
die tijdens de oorlog in de Wehrmacht
diende" zijn vader Ernst "was voor het naziregime eerst
staatssecretaris van het ministerie van Buitenlandse Zaken en later
ambassadeur in het Vaticaan". (Zie:
https://historiek.net/wir-haben-es-nicht-gewusst-de-duitsers-en-de-holocaust/63703/
)
"Ik
weet het niet", zo antwoordde Kaïn: "ben ik dan
mijn broeders hoeder?" Een uitspraak die ook naar onze tijd
gecatapulteerd werd: "Zijn wij dan verantwoordelijk voor de
vluchtelingen? Is het dan onze plicht om voor hen te zorgen?"
aldus schuift de N-VA-voorzitter de verantwoordelijkheid van
zich af en hij doet dat in naam van een steeds groeiende massa
kiezers.
Maar
hoe kan het ook anders, het christendom immers is niet langer
vanzelfsprekend; de gelijkheid van alle mensen vanuit de overtuiging
dat wij allemaal kinderen van God zijn, geldt kennelijk niet meer;
steeds vaker hoort en leest men dat alleen gekken geloven dat het hunplicht is om voor wildvreemden
zorg te dragen en nu de handelaars huishouden in de tempels, (5)
weerklinken
nergens nog de woorden uit de parabel van de barmhartige Samaritaan:
de gift om niet bestaat niet langer, voortaan weergalmen heel andere
wetten waarvan sprake in de Apocalyps, over
de aanbidding van de onmens die al degenen doodt die hem weigeren te
aanbidden de onmens, de afgod, het geld want wie de macht van
het geld miskennen, aan hen wordt de toegang tot de wereld ontzegd
die immers des duivels is. (6)
(6)
Apocalyps van Johannes,
hoofdstuk 13: "En ik zag uit de zee een beest opkomen,
(...) en op zijn hoofden was een naam van godslastering. (...) En ik
zag een ander beest uit de aarde opkomen (...) En het maakt, dat de
aarde, en die daarin wonen het eerste beest aanbidden (...) En
verleidt degenen, die op de aarde wonen, (...) dat zij voor het beest
(...) een beeld zouden maken. (...) En hetzelve werd macht gegeven om
het beeld van het beest een geest te geven, opdat het (...) zou
spreken, en maken, dat allen, die het beeld van het beest niet zouden
aanbidden, gedood zouden worden. En het maakt, dat het aan allen,
kleinen en groten, en rijken en armen, en vrijen en dienstknechten,
een merkteken geve aan hun rechterhand of aan hun voorhoofden; En dat
niemand mag kopen of verkopen, dan die dat merkteken heeft, of den
naam van het beest, of het getal zijns naams. Hier is de wijsheid:
die het verstand heeft, rekene het getal van het beest; want het is
een getal eens mensen, en zijn getal is zeshonderd zes en zestig."
Dat de wereld het
terrein van de duivel is, spreekt uit het verhaal van de verzoeking
van Jezus door de duivel want wanneer deze laatste zich als eigenaar
van de aardse koninkrijken opwerpt, spreekt Jezus dit geenszins
tegen. Zie: Matteüs 4:8-10:
"De duivel nam hem opnieuw mee, nu naar een zeer hoge
berg. Hij toonde hem alle koninkrijken van de wereld in al hun pracht
en zei: Dit alles zal ik u geven als u voor mij neervalt en mij
aanbidt. Daarop zei Jezus tegen hem: Ga weg, Satan! Want er
staat geschreven: Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen hem.
Zie ook: Lucas
4:5-8: "Toen bracht de duivel hem naar een hooggelegen
plaats en liet hem in een en hetzelfde ogenblik alle koninkrijken van
de wereld zien. De duivel zei tegen hem: Ik geef u de macht over
dat alles en ook de roem die ermee gepaard gaat, want ik kan daarover
beschikken en ik geef het aan wie ik wil; als u in aanbidding voor
mij neervalt, zal dat allemaal van u zijn. Maar Jezus antwoordde:
Er staat geschreven: Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen
hem.
De
geschiedenis heeft een vreemde wending genomen. De welluidende
staatsvorm van de democratie of het recht van de
meerderheid is niets anders dan
een verschijningsvorm van het onwelluidende recht van de
sterkste. Ook vandaag zijn het
de sterkeren die heersen over de zwakkeren en dit door middel van de
uitbuiting die de kloof tussen beide steeds groter maakt. Alleen het
christendom is in staat gebleken om met de wet van de liefde weerwerk
te bieden aan de natuur en die wet maakt het christendom dan ook
bovennatuurlijk. Mede door de politieke werking van de kerk is het
christelijke handelen deels vanzelfsprekend geworden maar evenzeer is
het tot de sfeer van het onbewuste en het onpersoonlijke handelen en
denken gaan behoren in die zin dat het doen en laten van de door de
kerk gevormde menigten in een christelijk gekleurde trend verliep met
dezelfde spontaneïteit waarmee elke trend zich doorzet als zijn tijd
daar is. Veeleer dan de overtuiging was het dan de wet van de
gewoonte die het gedrag van de massa's stuurde en het is dan ook niet
verwonderlijk dat het verdwijnen van deze grotendeels onbewuste
tendens zich quasi onopgemerkt voltrokken heeft. Verbaasd zoals
langslapers die uit een droom ontwaken, staan plotseling fel
aanzwellende menigten op die zich afvragen waarom ze eigenlijk nog
langer hun naaste zouden beminnen nu ze zijn gaan beseffen dat hun
zelfverrijking er aanzienlijk beter zou bij varen indien ze hun
naaste zouden beconcurreren, uitbuiten of gewoon verorberen met huid
en haar. Een aanzwellende groep ouders wenst niet langer dat hun
kinderen goede mensen worden, zij verkiezen zonen en dochters die hun
plan kunnen trekken in de strijd welke in de wereld wordt gevoerd om
de macht maar ook gewoon om een plaats, een dak en een boterham want
de te verdelen koek wordt kleiner en het aantal hongerigen neemt
gestaag toe. De idealen van de barmhartige Samaritaan die zich buigt
over de beroofde vreemdeling en die hem verzorgt, Sint Maarten die
met een stuk van zijn mantel de naakte bekleedt en pater Damiaan die
zijn leven deelt met de leprozen, zijn museumstukken geworden en de
helden van vandaag heten Bill Gates, Mark Zuckerberg, Madonna en
Cristiano Ronaldo. De goedheid heeft plaats gemaakt voor de roem, de
schijn heeft de plaats ingenomen van het zijn, het hemelse geluk van
weleer dat men pas kan verdienen met opoffering, volharding en
toewijding staat voortaan in de schaduw van de 'chance' die aan het
blinde lot is toe te schrijven en zo ook zetelt dat blinde en
onrechtvaardige lot vandaag op de troon van de vermiste, alziende,
rechtvaardige god.
Het
stoort ons niet meer wanneer rechtvaardigen die zich het lot van de
medemens behartigen, koelbloedig worden vermoord het stoort ons
niet meer in die mate dat we ervan wakker liggen, het is nog slechts
'nieuws' voor een dag, hooguit een week, om vervolgens te verdwijnen
in een rugzak gevuld met duizend dergelijke verhalen, het ene
feitelijk, het andere fictief, het lijkt niet meer uit te maken,
alsof de grens tussen werkelijkheid en droom zelf fictief was zoals
ook die tussen wil en wens dat steeds vaker wenst te zijn.
Haatdragenden verkiezen geheel democratisch'leiders'
die aan hun haat gestalte geven door de uitingen ervan middels nieuwe
wetten te verheffen tot de legitieme praktijk. Populisten die de
laagste verzuchtingen van het volk vertegenwoordigen laten zich
bijstaan door leugenachtige praatbarakken die zij tot professoren
benoemen om aldus de verkrachting van het redelijke door het louter
autoritaire te kunnen bewerkstelligen. Zij vullen de media met hun
oeverloos gedreun van steeds misselijker makende onzin en zij
verplichten de massa's hun lelijke spel toe te schouwen en hen te
gaan quoteren in het kiesbureau. Op die manier vernederen de massa's
zichzelf, suïcideert zich het mensdom en staat een beest op uit de
aarde een beest dat alsnog spreekt zoals een mens spreekt, echter
zonder een mens te zijn: de onmens, de afgod, het geld want wie
de macht van het geld miskennen, aan hen wordt de toegang tot de
wereld ontzegd die immers des duivels is.
"En
de HEERE zeide tot Kaïn: Waar is Habel, uw broeder? En hij zeide: Ik
weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder?"
De waarheid en de politiek. (N.a.v. de heisa over het meebesturen van PVDA in Zelzate na de verkiezingen van 2018)
De
waarheid en de politiek.
(N.a.v. de
heisa over het meebesturen van PVDA in Zelzate na de verkiezingen van
2018)
Het belangrijkste punt in de hele heisa
is dat er nooit een cordon sanitair is opgetrokken tegen een andere
partij dan het Vlaams Blok. Wil men dat doen, dan moet dit gebeuren
via een rechterlijke uitspraak, precies zoals dat gebeurd is tegen
het Vlaams Blok van weleer: op grond van strafrechterlijke feiten en
na een onderzoek de rechtsstaat waardig. Spreken over een
'feitelijk' cordon sanitair inzake andere partijen, is liegen:
men verkapt het niet bestaan ervan en men poogt de achterklap te
verheffen tot het niveau van de rechtspraak. Of moet men terug naar
de tijd van het 'feitelijk' cordon sanitair tegen mensen met een
andere huidskleur? Terug naar het 'feitelijk' cordon sanitair tegen
vrouwen, tegen homo's, tegen anders-validen en noem maar op? Wil men
terug naar die toestanden van wetteloosheid en verdrukking dan
belandt men alras in de middeleeuwen: men beseft niet langer dat
wetten er zijn ter bevrijding van het volk en ter bescherming van
alle burgers tegen allerlei vormen van geweld onder meer tegen
het geweld dat de waarheid wordt aangedaan. Buiten de wet opererende
actoren oefenen druk uit om niet te zeggen dat zij geweld
gebruiken om de rechtsstaat buiten werking te stellen: politici
roepen zichzelf publiekelijk uit tot burgemeester vooraleer zij als
zodanig rechtsmatig werden benoemd en verliezers van de verkiezingen
manifesteren op straat in een poging om zich alsnog door het gezag
als winnaars te doen erkennen; allerlei benoemingen gebeuren steeds
vaker 'in den duik'; misdadigers gebruiken massamedia
desinformatie om hun aanklagers een hak te zetten. En helaas ziet
men steeds vaker de rechtsstaat bezwijken voor het geld van
criminelen misdaadgeld. Het is de zwakte van dit ruilmiddel dat
er niet op vermeld staat waar het vandaan komt en zo kan allerlei
geboefte zijn straf trachten af te kopen van belastingontduikers
tot topgangsters. Een staat die toehapt, gelooft verkeerdelijk aldus
winst te kunnen boeken: met haar onverstandig opportunisme
capituleert zij voor de middel-doelomkering (een Augustiniaans begrip
dat werd overgenomen door jawel Karl Marx!) welke die misdaad
mogelijk maakt en zij verwerpt mét haar geloofwaardigheid niets
minder dan het eigen voortbestaan.
Maar in de
politiek wordt de waarheid nu eenmaal verkracht en het ergste is
dixit Primo Levi dat men er massaal onverschillig voor blijft
zodat het ganse volk medeplichtig is aan de schanddaden van haar
leiders. Indien zoals bij Pinokkio ook de neuzen van de echte mensen
langer werden van het liegen, het zou geen zicht meer zijn. Jamal
Khashoggi deelt het lot van Lumumba en dat van zijn twaalf miljoen
landgenoten op de koloniale rietsuiker- en rubberplantages van
Belgisch Congo; het lot van de joden, de roma en de homo's uit de
Nazitijd wiens lijken men bij het einde van de oorlog nog rap wilde
opgraven om ze te laten verdwijnen; het lot van de Armeniërs onder
de Turken en dat van de eerste Christenen onder de Romeinen; het lot
van Socrates in het Athene van meer dan tweeduizend jaar geleden
teveel om op te noemen. In alle gevallen heeft men kennelijk geloofd
de waarheid mét haar vertegenwoordigers te kunnen uitschakelen.
Hoopgevend is dat dit gewis en zeker nooit helemaal zal lukken.
(J.B., 12.11.2018)
03-11-2018
Over de uitroeiing van bejaarden
Over
de uitroeiing van bejaarden
1.
Grote
geleerden uit de voorgaande decennia hebben erop gewezen dat de zorg
voor het kroost geen zelfopoffering zou vergen vanwege de ouders
omdat mensen zich hierin allerminst onderscheiden van de andere
dieren die immers amoreel handelen terwijl het er anders zou
aan toe gaan inzake de zorg van de kinderen voor hun ouders: alleen
mensen zouden hiertoe in staat zijn. Inmiddels hebben etiologen ook
bij niet-menselijke dieren altruïstisch gedrag ontdekt dat niet
direct zou te maken hebben met het soortbehoud en andersom blijken
ook mensen in staat tot vormen van egoïsme die men zelfs bij
wreedaardige dieren niet terugvindt maar de interpretaties van die
bevindingen blijken nogal uiteen te lopen. Volgens sommigen staat
niet het mens-zijn garant voor het overstijgen van het recht van de
sterkste maar veeleer het christendom en de daaruit voortvloeiende
beschaving die zich immers sterk onderscheidt van talrijke
meedogenloze en barbaarse culturen: het ethisch besef is naar hun
zeggen niet afkomstig van de menselijke natuur doch van de
bovennatuur welke door de Godmens Christus in de natuurlijke wereld
wordt naar binnen gebracht om deze op te tillen naar een hoger
bestaansniveau. Hoe dan ook ziet men hoe in werelden die niet of nog
niet gechristianiseerd werden, vaak een volkomen afwezigheid van de
belangeloosheid welke de christelijke caritas kenmerkt waaraan men zo
gewoon geworden was. Edoch, nog veel frappanter en tevens redelijk
angstwekkend is het in het westen terugkerende egoïsme dat gestaag
het wegebben van het christendom begeleidt. Het lugubere verschijnsel
blijft voor velen vooralsnog verborgen omdat het verkapt wordt door
een sociaal en politiek geïnstitutionaliseerde solidariteit die
eveneens haar wortels in het christendom heeft gehad en die men
'normaal' is gaan vinden terwijl zij eigenlijk allerminst natuurlijk
is. Maar samen met de christelijke ethiek ziet men in onze contreien
deze solidariteit sinds enkele decennia afbrokkelen en dat proces zet
zich in met het verdwijnen van het universaliteitsbeginsel: de
menselijke solidariteit is niet langer de solidariteit onder alle
mensen wat bij uitstek een christelijk idee is, een gedachte die
zich kristalliseert in de betekenis van de term 'katholicisme' want
'katholicos' betekent 'universeel' maar zij beperkt zich tot de
mensen van het eigen werelddeel, tot de landgenoten, tot de
streekgenoten of nog enger, zoals bijvoorbeeld daar waar zij zich
beperkt tot de leeftijdgenoten. En die verenging houdt allerminst
halt bij het egoïsme want ook het ego wordt nog verder opgedeeld,
zoals dat het geval is bij allerlei verslavingen, waar deelsystemen
van een individu eisen stellen welke de persoon in kwestie moet
inwilligen en soms zelfs met zijn leven moet betalen: de maag
controleert de hersenen, de morfine-, alcohol- of nicotinereceptoren
bepalen de gedachten en de ideologie van het betrokken individu en
zij controleren zijn gedrag. En ook in de andere richting extern
aan de mens geldt niet langer het personalisme de ideologie
waarbij de (menselijke) persoon centraal staat en waar diens geluk
het einddoel is van alle streven maar een volkomen
gefragmenteerde en gedepersonaliseerde werkelijkheid die niet langer
bestuurd wordt door een wil maar door onpersoonlijke, anonieme en
blinde tendensen zoals de koers van een munt, allerlei
belangengroepen welke als abstracte eenheden hun belanghebbers
overleven en overstijgen, economieën en industrieën, wisselende
modes en mentaliteiten of 'geesten' die in feite datgene gemeen
hebben met kanker dat aan hun groei nooit een einde kan komen omdat
zij als zodanig onverzadigbaar zijn: men kan nooit rijk genoeg zijn,
het genot moet zonder grenzen opgedreven kunnen worden, het
energieverbruik moet samen met de economische groei eindeloos
aangezwengeld worden, het enige moto luidt: altius, citius,
fortius en concurrentie vervangt samenwerking, leidt tot
monopolievorming, dictatuur en oorlog met als uiteindelijke uitkomst
de dood voor allen.
Vreemd
genoeg is het pas de bewustwording van onze eindigheid die als enige
met een krachtdadige stem aan deze waanzin een halt kan toeroepen:
het bewustzijn van de eindigheid gaat gepaard met het zich realiseren
van het bedrog van de droom waarin wij het echte leven voor een spel
geloofden te mogen houden. De ernst keert pas terug als het de tijd
menens wordt, als de krachten beperkt blijken en bijna op, als de
bodem van de geldbeugel in zicht komt, als de voorraad aan
grondstoffen slinkt, als de krachten uitgeput raken en de honger zich
laat voelen. Pas de pijn drukt ons weer met de neus op de feiten,
wekt ons abrupt uit het bedrog van de droom, herinnert ons aan de
afspraken die ons bestaan dragen en die wij vergaten terwijl zij op
hun beurt ons allerminst kunnen vergeten omdat het leven nu eenmaal
niet wordt gedragen door wensen en verlangens maar door harde regels
en door overeenkomsten met een geheugen zo feilloos als de
natuurwetten zelf. En de bevinding van de eindigheid van het bestaan
concentreert zich in de bejaarde, in de mens die zijn jaren begint te
tellen en die vaststelt dat zijn tijd er bijna op zit: hij kan de
verblinding niet langer handhaven, hij wordt met hoogdringendheid en
tegen heug en meug tot ziener gemaakt en als hij zich niet in het
verderf stort maar daarentegen rechtuit spreekt, blijkt hij in het
bezit van een wetenschap waarvoor alle anderen op de vlucht zijn. En
dat is ook de eigenlijke reden waarom de bejaarde uiteraard op
onvoorstelbaar gesofisticeerde manieren door elke beschaving die
haar illusies wenst te handhaven, uitgeschakeld wordt.
2.
In
feite is de bejaarde de door de natuur tot dissident verheven mens
'verheven', want het heersende regime is alles behalve goed, het is
repressief omdat het haar ontmaskering niet kan dulden. Reeds in het
jonge christendom wordt bij de vierde-eeuwse Augustinus van Hippo een
onderscheid gemaakt tussen het rijk van de wereld (civitas
terrena) en het rijk van God (civitas caelestis of civitas
Dei), uitvoerig uitgewerkt in de waanzinnige dertiende eeuw door
Thomas Aquinas. In de katholieke theologie kan men het geluk pas
bereiken doorheen het lijden dat in de navolging van Christus uit de
wereldse beproevingen volgt aan welke men dient te verzaken en ook in
de hedendaagse theologie geldt dat er zonder de kruisdood geen
opstanding mogelijk is. In de Faustlegende ruilt het hoofdpersonage
zijn eeuwige ziel voor tijdelijk aards voordeel, wat suggereert dat
de twee elkaar uitsluiten en dat derhalve het leed een noodzaak is
voor het hemelse geluk waaraan het wereldse moet opgeofferd worden.
Atheïsten zien in die opvatting enkel zelfbedrog: de gelovige
probeert het lijden te aanvaarden en goed te praten door er een zin
aan toe te kennen en het als noodzakelijk uit te leggen maar ook die
atheïstische verklaring doet niets af aan de realiteit van het
lijden waarmee wij nu eenmaal moeten leven, alle 'pijnstillers' ten
spijt. De dood te aanvaarden als de ultieme pijnstiller is een
onverstand vanjewelste en te spreken van het meesterschap over het
leven waar het euthanasie betreft, is de zaken op hun kop zetten
omdat er voor moord nu eenmaal geen andere kennis vereist wordt dan
deze waarover zelfs de laagste dieren beschikken, maar wij leven nu
eenmaal in de waanzinnige eenentwintigste eeuw.
Alleen
al door er te zijn confronteert de bejaarde de mens met de
onafwendbaarheid van zijn lot tenminste als hij zichtbaar is want
precies daar ligt het paard gebonden: onze bedrieglijke samenleving
doet er alles aan om haar bejaarden onzichtbaar te maken. Zij
worden uit het actieve leven gehaald, naar hun mening wordt niet meer
gevraagd, zij worden door de jongere en onwetende generaties
paternalistisch benaderd, behandeld met pedanterie, betutteld en
geïnfantiliseerd. Maar dat is slechts een fase welke voorafgaat aan
de eigenlijke doodsteek.
Sinds
jaar en dag weten wij allen dat sociale uitsluiting en moord een en
dezelfde handeling zijn: karaktermoord gaat vooraf aan moord en
bestaat erin dat het slachtoffer niet langer als mens benaderd wordt
en het lot deelt van wie zichzelf hebben overleefd. De geschiedenis
van de heksen van Salem waarbij weerlozen gedemoniseerd worden en op
grond daarvan veroordeeld en omgebracht is het archetype van deze
gruwelijke vorm van misdaad. Zij herhaalt zich telkenmale daar waar
een bejaarde dement verklaard wordt op grond van het feit dat zijn
prestatievermogen achteruitgaat, dat hij trager en vergeetachtiger
wordt en zich vaker vergist allemaal normale verschijnselen
bij mensen op jaren. Of ware het dan veeleer normaal wanneer men op
tachtigjarige leeftijd rapper kon lopen of spraakzamer was dan als
jonge twintiger?
De
vernietiging van de oude mens start met het tot patiënt verklaren
van de persoon in kwestie de geneeskundige sector wil immers van
elke burger een dossier zoals ook de banksector van iedereen een
fiche aanlegt van klanten én van potentiële klanten en dat is
al de rest en zoals de staat iedereen tot het burgerschap heeft
veroordeeld nog van voor zijn geboorte. Soms is dat een zegen, soms
ook niet, maar het probleem is wel dat al deze instellingen welke
aanvankelijk ten dienste stonden van de mensen, mede onder de invloed
van het tanende christendom, het middel met het doel hebben
verwisseld zodat zij vandaag in heel wat gevallen de mensen tot hun
eigen nut hebben gemaakt. De toestand is dermate ernstig dat ook de
directe toekomst van de mensheid aan de haak wordt gehangen: vaak
staan zelfs onze scholen niet langer ten dienste van de opvoedelingen
maar worden daarentegen de kinderen door hen feitelijk als klanten
beschouwd, getuige hun verborgen agenda waarin zij de leerkrachten
ertoe aanzetten om geen eisen meer te stellen aan de leerlingen en
dat met de verborgen reden dat zij anders de school zullen verlaten
zodat het personeel werkloos achterblijft: Denk eraan dat elke
leerling anderhalf lesuur waard is! zo klinkt het tijdens de
besloten vergaderingen van de leerkrachten uit de mond van een voor
zijn eigen job bezorgde directeur, weliswaar nadat deze eerst
gewaarschuwd heeft dat voor al het in de vergadering besprokene
geheimhouding geldt. Leerkrachten die zich daar niet aan houden,
verliezen sowieso hun werk en op deze manier speelt de macht van het
geld haar troeven uit... in de civitas terrena. Met
betrekking tot de bejaarden die helemaal geen zorgzame ouders meer
hebben en vaak ook geen kinderen waarin zij hun vertrouwen kunnen
stellen, wordt vanzelfsprekend een nog veel omvangrijker carrousel op
touw gezet, temeer daar zij behalve weerloos vaak ook gefortuneerd
zijn, wat concreet betekent dat zich plotseling allerlei menslievende
personages en instellingen komen aandienen om de last voor de zorg
voor dat fortuin van hun schouders te nemen of te helpen dragen. Dat
zal de bejaarde waarschijnlijk worst wezen omdat zijn tijd op aarde
er bijna op zit maar op de drempel van de civitas caelestis,
is het zijn gelatenheid ter zake welke onmiskenbaar waarschuwt voor
een lot waaraan geen mens ooit is ontsnapt.
3.
Oud worden als zodanig is niet per se problematisch maar
dat wordt het wel vanaf het ogenblik dat men het opgeplakte etiket
'oud' beaamt omdat betutteling heteronoom maakt, de zelfzekerheid
aantast en daardoor ook de zelfstandigheid: men wordt afhankelijk van
derden die er in feite op uit zijn om zich boven de betuttelden te
positioneren in een pikorde waarvan zij de agenda bepalen. Bejaarden
worden dikwijls genoeg valselijk voor onverstandig gehouden terwijl
zij alleen maar niet antwoorden op vragen omdat ze hardhorig zijn.
Bejaarden zijn vaak minder spraakzaam, niet uit onwetendheid maar
omdat de staat van hun gebit hun de spraak bemoeilijkt ofwel omdat
zij geleerd hebben dat zwijgen soms het beste is. Bejaarden zijn
slecht te been terwijl er vaak niets mis is met hun benen, het
ontbreekt hen alleen aan ruimte om te lopen in de zorginstelling
zonder tuin waarin zij opgesloten zitten. Als gevangenen worden zij
onwillekeurig beschouwd als onzelfstandigen of als (geestes)zieken en
onder meer om die reden krijgen zij in instellingen zelden bezoek.
Zelf hebben zij ook moeite met het overbruggen van de afstanden die
hen scheiden van hun bekenden, zodat zij minder converseren en het
daardoor op den duur dan ook verleren om te communiceren, precies
zoals zij het verleren om te lopen bij gebrek aan ruimte. Het lichaam
en de geest zijn er nog maar bejaarden worden al te vaak beroofd van
de mogelijkheden om die twee te laten functioneren met reeds na zeer
korte tijd het teniet gaan van die bekwaamheden want bijvoorbeeld de
atrofie van het spierapparaat dat ons in staat stelt om te lopen,
treedt al in na twee weken bedlegerigheid. Voor hun gebreken zijn
bejaarden aldus zelden zelf verantwoordelijk: de schuldige is meestal
de allerminst bejaardenvriendelijke maatschappij die de schijn hoog
wil houden van een aards paradijs met als wetenschappelijk
hoogstandje de eeuwige jeugd alles wat niet beantwoordt aan de
bedrieglijke droom, verdwijnt achter de façade in vergeetputten en
crypten. En het aantal van die 'verdwijningen' neemt hals over kop
toe: in 2016 telde België bijna drie miljoen zestig-plussers
bijna een derde van de bevolking en in 2050 zullen dat er vier
miljoen zijn of bijna de helft van de bevolking. In 2060 zal de helft
van de Belgen met pensioen zijn. (°) Maar misschien zal dat het tij
doen keren, want de bejaarden worden gewis een meerderheid en wij
leven in een democratie...
De hoge leeftijd wordt
in de westerse cultuur steeds vaker beschouwd als een ziekte en de
remedie daar tegen luidt steeds vaker euthanasie. Edoch, alleen al
omdat oud worden een teken is van een goede gezondheid, is de
medicalisering van de oude dag een absurditeit. De neiging om
negentigers en zelfs tachtigers en zeventigers als zieken te
benaderen en de tendens om de eigenheden van de oude dag als
abnormaliteiten te gaan catalogeren, verraadt een wel bijzonder
onnatuurlijke attitude en vandaar ook een niet wetenschappelijk te
verantwoorden houding tegenover het gegeven dat elk leven door de
band genomen een opgang en een ondergang kent. De medicalisering van
de ouderdom getuigt ervan dat men het gegeven van de fysieke
ondergang als attribuut van de levensloop weigert te aanvaarden. Deze
weigering toont de mens als een wezen dat in het onvermogen verkeert
om zijn eigen werkelijkheid en derhalve de realiteit zonder meer
onder ogen te zien. Het medisch behandelen van de ouderdom is
derhalve een wetenschappelijk niet te verantwoorden bedrijvigheid
welke helemaal niets te maken kan hebben met wat de geneeskunde hoort
te zijn in de oorspronkelijke zin. En de eerste slachtoffers van die
bedrijvigheid zijn de bejaarden zelf die, eenmaal zij als patiënten
geboekstaafd staan, het worden ingeprent dat zij niet alleen ziek
zijn maar dat zij bovendien lijden aan een zogenaamd ongeneeslijke
kwaal. Paradoxaal genoeg worden zij daarvoor dan alsnog behandeld,
bij uitstek in de geriatrie, en wel tot het einde, tenzij de
behandeling niet langer plausibel is wel te verstaan in
economische zin.
De ondergang als een aan
het leven inherente fase is bij de mens echter van louter fysieke
aard omdat alleen de lichamelijke component van het menszijn
materieel is en onderhevig aan entropie of aftakeling. De geest
daarentegen blijft in principe groeien en in een welbepaald religieus
opzicht vormt de fysieke neergang zelfs een onontbeerlijke component
voor de voltooiing van dat geestelijke groeiproces. Binnen het
christelijke geloof kunnen het lijden en de dood namelijk gezien
worden als noodzakelijk voor de heel-wording en de bevrijding van de
geestelijke mens. Het past weliswaar niet altijd meer even
vanzelfsprekend in het vandaag hier in het westen gangbare mensbeeld
maar niemand kan erom heen dat de ouderling slechts in de louter
fysieke zin als een naar de kindertijd teruggekeerde mens beschouwd
kan worden, met name in zijn toegenomen afhankelijkheid van andermans
hulp. Maar wat betreft het geestelijke kan het verschil tussen twee
mensen niet groter zijn dan zoals dat bestaat tussen het kind en de
bejaarde. Het lijkt erop dat de geestelijke groei betaald wordt met
de fysieke afgang of om het op een meer positieve manier uit te
drukken, blijkt het lichaam zich te offeren aan de voltooiing van de
geest zoals de was van de kaars zich offert aan de vlam die haar
verteert. Pas in dat licht wordt het mogelijk om de hoge leeftijd te
aanvaarden als een fysieke ondergang en om die ook naar zijn waarde
te schatten.
Het alternatief is de
pervertering van de geneeskunde en van de wetenschap in het algemeen,
welke dan niet langer de al dan niet vermeende ziekten uitschakelen
maar die hun pijlen richten op de zieken zelf. Hierin verschillen zij
dan helemaal niet meer van de krankzinnige Hitler en zijn trawanten
die van mening waren dat ongewenste mensen zijn zoals rotte appels in
een mand en dat zij eruit verwijderd moeten worden. In elk geval is
het veel makkelijker om zieken te doden dan om ziekten te bestrijden:
voor dat laatste heeft men hoog opgeleide artsen en geleerden nodig;
voor het eerste volstaan beulen. De tanende tolerantie jegens onze
bejaarden drukt zich uit in de medicalisering van de ouderdom en dat
gedoe lijkt wel het voorspel van een nieuwe holocaust.
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 11: de meritocratie
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
11: de meritocratie
In
een schitterend artikel in het MO* nummer van 8 oktober 2018
beschrijft Mathieu Bokestael (onder meer docent Nederlandse
letterkunde en cultuur aan de universiteit van Riga) de leugen van de
meritocratie het maatschappijmodel dat voorhoudt dat de meest
verdienstelijke burgers het sociaaleconomisch ook het verst schoppen;
met andere woorden dat hard werken en succes altijd hand in hand
gaan. De meritocratie is ons bij uitstek bekend van de zogenaamde
American
Dream
welke ook in Europa gevierd wordt, namelijk als het neoliberalisme.
Bokestael illustreert het bedrog in kwestie middels Steinbecks The
Grapes of Wrath (over
immigranten die de Amerikaanse droom nalopend hun ongeluk tegemoet
gaan),
F. Scott. Fitzgeralds The
Great Gatsby (waarin
het hoofdpersonage anderszins ervaart hoe die droom helemaal geen
navenante realiteit garandeert),
het
geval Walt Withman (die zijn eigen American
dream
verwezenlijkte door zijn eigen recensies te schijven) en Leonard
Bernsteins West
Side Story
(dat het racisme hekelt en waarin de American
dream
de vrouwen betovert, hebberig maakt en ze ertoe aanzet hun man te
doen 'werken' tot aan zijn burn-out). De realiteit strookt niet met
de meritocratie omdat er, aldus Bokestael, structurele ongelijkheden
zijn (armoede en kansarmoede) en omdat ook geluk (in de betekenis van
toeval of 'chance') een grote rol speelt in het leven en de auteur
verwijst daarom naar de louterende werking van het Oudgriekse
wereldbeeld zoals tot uitdrukking gebracht in de Helleense tragedie.
De meritocratie is eigen aan het kapitalisme en aan het onbehouwen
liberalisme, het geloof in the
survival of the fittest
een illusie die overigens aan diggelen gaat bij elke beurscrash
en bij andere gigantische problemen zoals die inzake het milieu. De
meritocratie is verder in strijd met de bevinding dat de succesrijken
overwegend bestaan uit blanke heteroseksuele mannen: vrouwen, homo's
en kleurlingen verdienen minder of geraken niet aan de bak. Wie de
droom nahollen oogsten veeleer een voortijdige burn-out dan succes en
het maakt mensen ongelukkig te moeten leven in het zogenaamde 'dubbel
bewustzijn' van W.E.B. Dubois (1903) waarin de mens worstelt tussen
wie hij is en wie hij (in andermans ogen) zou moeten zijn de
frustratie dus die uit deze gigantische leugen volgt.
Mathieu
Bokestael, de moeite van het lezen waard. (Zie bij de verwijzingen
hieronder a.u.b.).
Als de
kranten vandaag blokken dat één op de twee vrouwen en één op de
drie mannen dement worden, ligt de reden voor het alarmerend karakter
van dit bericht in geen geval in het feit dat ouderen nu eenmaal niet
meer zo geïnteresseerd zijn in hun eigen toekomst op aarde dat
heel begrijpelijke fenomeen is immers de eigenlijke grondslag van het
proces dat met dat grote woord met zijn negatieve connotatie
'dementie' heet.
Als er in
dezer een reden voor ophef bestaat, dan ligt die hierin dat men
althans dezer dagen en in onze cultuur aan ouderen deze afgang
niet blijkt te gunnen, dat men van hen blijft eisen dat zij betrokken
blijven in de economie, dat zij zich blijven bijscholen, kortom dat
zij er moeten naar streven om, tegen beter weten in, eeuwig jong te
blijven en te doen alsof de dood alleen maar een kwalijke droom was.
En nu is het best mogelijk dat jongeren in staat zijn om het been
stijf te houden inzake de ontkenning van het levenseinde aan
mensen van jaren verkoopt men die onzin niet meer.
Omdat oud
worden ons aller deel is als wij tenminste dat geluk hebben
verraadt onze houding tegenover 'dementie' dat de 'beschaafde' mens
als zodanig zijn eindigheid niet aanvaardt. De westerse mens verwerpt
niet alleen de pijn en de moeite eigen aan het leven maar tevens kan
hij de eindigheid ervan niet dulden. En dat het leven eindig is,
betekent in de eerste plaats dat het wordt beëindigd buiten de wil
van wie aan het leven participeren.
De ervaring
dat ons bestaan wordt be-eindigd zonder dat daarvoor naar onze
toestemming wordt gevraagd, maakt ons ervan bewust dat het leven als
zodanig niet het onze is: wij hebben geen beslissingsmacht, noch over
onze geboorte hoe zou dat ook kunnen als wij er niet eens waren
noch over onze dood de 'geleerden' ten spijt die beweren dat
euthanasie het vermag om die beperking op te heffen.
De ervaring
dat het leven ons op een dag wordt ontnomen dat wij het moeten
teruggeven leert ons dat het bestaan een gift is en geen bezit
waarmee wij naar willekeur zouden kunnen handelen en de toestand van
hovaardij waarin het merendeel van de rijken leven, zorgt ervoor dat
dit gegeven van het onvermijdelijke én niet te voorziene sterven als
een vernedering wordt ervaren. En blijft het dan 'voorlopig'
onvermijdelijk, dan gaan sommigen er prat op dat men het nu wél kan
voorzien of schikken en dat heet dan 'euthanasie' of 'de goede dood'.
Intussen
neemt men het aan ouderen kwalijk dat zij, alleen maar door er te
zijn, ons allen eraan herinneren dat ons bestaan eindig is en dat
niemand ontsnapt aan de wet dat elke bloei gevolgd wordt door een
ondergang. Zij die uit de boot vallen in casu door de
ouderdom worden er welhaast van beschuldigd dat zij oud
worden alsof dit zaken waren die zij zelf in de hand hadden.
De
hypocriete waanzin van onze huidige westerse samenleving eist van
haar bejaarden dat zij zich op zijn minst onzichtbaar zouden maken,
dat zij zich zouden 'verkleden' misschien niet in jongelui maar
dan toch in mensen van zogenaamd 'middelbare leeftijd'. Op die manier
immers hoeven zij die vooralsnog aan de ouderdom ontsnappen, de
gewisse aftakeling niet meer voortdurend voor ogen te hebben. En wie
er niet in slagen om met gesofisticeerde opsmuk onze ondergang
onzichtbaar te maken, worden met huid en haar achter de muren van
gespecialiseerde instituten gestopt welke niet langer
'concentratiekampen' heten maar 'zorginstellingen'. In wezen zijn
deze instellingen nog gruwelijker dan de concentratiekampen van
weleer want hier komt niemand ooit anders uit dan horizontaal
en koud.
Maar hoe
geraakt men er in godsnaam in? Heel eenvoudig middels een examen bij
iemand die ooit de eed van Hippocrates aflegde maar die kennelijk de
betekenis ervan vergat, met name dat men zijn kennis en kunde als
arts nimmer zal aanwenden om een mens kwaad te doen. Een onderzoek
wordt het genoemd maar het is een heus examen en dan nog een vreemd
examen want er valt niets bij te winnen, er valt alleen wat bij te
verliezen en wat dan wel? Het allerkostbaarste bezit: onze
vrijheid!
"Je
hoeft helemaal niets te vrezen, mamma: je moet eens bij de dokter
voor een heel klein onderzoekje, het duurt amper tien minuten".
Edoch, wee
hen die voor het examen dat nog zo onschuldig leek, de helft van de
punten niet halen, want zij krijgen gewis en zeker levenslang. En de
geslaagden mogen, als alles eerlijk verloopt, hun vrijheid behouden.
Althans voorlopig, want ongetwijfeld komt er zes maanden later of
misschien al eerder een nieuw examen en dat houdt niet op totdat ook
zij voor dat examen zakken. In feite is het examen in kwestie een
hardnekkige poging tot liquidatie van een oudje. Een poging die
kadert in de alomvattende poging van de mens om de schijn op te
houden dat de eeuwige jeugd zijn deel is.
Alzo
bestaan er op aarde weliswaar dementverklaarden maar er zijn ook nog
de dementverklaarders. De eerste categorie van dementen is ons al
langer welbekend; de laatst genoemde mag het bij dezer zijn.
(J.B., 6
oktober 2018)
23-09-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 10: privacy
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
10: privacy
Privacy
is de mogelijkheid om zich af te zonderen met de zekerheid niet door
anderen (incluis de overheid) gestoord of bespied te zullen worden.
Het is het recht om met rust gelaten te worden (definitie uit
1879) en om aan derden informatie over zichzelf te onthouden. (1)
Informatie
is een onderdeel van kennis en kennis
is macht.
Zoals
de gelegenheid de dief schept, zo heeft een exponentiële toename van
de gelegenheid tot informatievergaring, dit vergaren zelf sterk in de
hand gewerkt, ook met betrekking tot het bekomen van informatie over
de medemens die dan in feite bespied wordt. De spionage neemt ook toe
evenredig met het recht op privacy.
Schendingen
van de privacy in de vorm van allerlei bemoeienissen hebben vaak de
vrije teugel omdat zij zich impliciet beroepen op een algemene angst
voor mogelijkerwijze gevaarlijke personen, waarbij men niet geneigd
is om wie waarschuwen voor gevaar daarvan te gaan verdenken dat zij
zelf gevaarlijk zijn. Nochtans zijn bemoeials in vele gevallen
levensgevaarlijk.
In
het protestantse Holland van enkele decennia geleden maakte men zich
verdacht als men bij valavond de gordijnen van zijn woonst dicht
trok: door ze open te laten, toonde men dat men niets te verbergen
had. Mensen die weten dat zij (kunnen) in de gaten gehouden worden,
passen hun gedrag daaraan aan: ze conformeren zich aan de
verwachtingen van hun toeschouwers; ze zijn zichzelf niet en moeten
bovendien vrezen zichzelf te zijn; ze verliezen hun eigenheid en
degraderen tot massamensen. Mensen aan wie privacy onthouden wordt,
verworden tot vee. Niet het alleen zijn maar het niet meer alleen
kunnen zijn, is het meest te vrezen kwaad dat getuigen alvast de
gevangenen en zij kunnen het weten.
Zo
blijken hier de bespieders gevaarlijk en niet hun prooien die zij als
gevaarlijk afschilderen zij doen dat slechts teneinde hen
ongehinderd te kúnnen bespieden. Bespieders schilderen hun prooien
af als gevaarlijk voor anderen of voor zichzelf en in dat laatste
geval spreekt men van paternalisme; vaker slaagt men erin iedereen op
zijn hand te krijgen als men beweert te handelen voor de bestwil van
de ander. Mensen worden aldus op slinkse wijze verdacht gemaakt,
gedemoniseerd, geïnfantiliseerd of gewoon 'gedownload' terwijl wie
hen bespieden in feite straffeloos lasteren, eerroof plegen of
diefstal. Informatie is een immaterieel goed en dat is alles behalve
niets.
De
vrees dat niet alle mensen altijd verantwoorde beslissingen (kunnen)
nemen terwijl zulks noodzakelijk is inzake onomkeerbare
beslissingen over kwesties van leven of dood, maakt velen tot
tegenstanders van de huidige Belgische euthanasiewet maar dat neemt
niet weg dat de verdedigers van het recht op 'waardig sterven' een
punt hebben. Niemand immers kan betwijfelen dat zij er volkomen
terecht op wijzen dat zieke, bedlegerige of bejaarde mensen die
lijden, die nog kunnen willen maar die niet meer in de mogelijkheid
verkeren om te handelen, in feite van hun privacy worden beroofd en
ook van hun leven(seinde) zelf waar derden op wie zij aangewezen
zijn, eraan verzaken om hun wil te respecteren. Men kan wel hopen
doch niemand mag verlangen dat men op vraag door medemensen zou
worden gedood; men kan echter wel eisen van derden dat zij die
handelingen staken die tegen de eigen wil het levenseinde uitstellen.
Hoe dan ook kan niemand rechten doen gelden over andermans tijd
laat staan over zijn of haar laatste dagen of uren. Terecht wordt de
schending van de privacy aangevoeld als een aanslag op het leven
zelf.
Ofschoon
het recht op privacy in de huidige tijd belangrijk wordt geacht,
wordt het als nooit voordien geschonden. De Securitate van de
Roemeense dictator Ceaușescu,
de KGB van Stalin en de Gestapo van Hitler mogen dan al
gebeurtenissen wezen ver van ons bed ook wij in ons vermeende
luilekkerland ontsnappen niet aan verregaande controle welke ons
gedrag stuurt in zo'n mate dat de eigen persoonlijkheid reeds voor
het bereiken van de volwassenheid als een illusie wordt beschouwd.
Het zich langer vasthechten aan een eigen 'unieke' identiteit, wordt
geïnterpreteerd als kinderachtig; het zich toe-eigenen van zichzelf
wordt steeds vaker beschouwd als een verraad en de leuze luidt:
Iederéén onderwerpt zich; doe het dus ook, anders ben je een
lafaard!
De
mogelijkheid om met rust gelaten te worden is essentieel voor de
geestelijke gezondheid. Mensen op wie om welke reden dan ook jacht
wordt gemaakt, missen deze rust en gaan gebukt onder een
verschrikkelijk leed. Nochtans deelt ook vandaag nog het merendeel
van de wereldbevolking in een of andere vorm van dit lijden. Maar
jammer genoeg is het verschil tussen de mensen die vervolgd worden en
alle anderen slechts illusoir: wie vervolgd worden, weten dat ook en
zij vluchten. Maar wie denken dat zij niet vervolgd worden, vergissen
zich: zij vluchten niet en zijn derhalve vogels voor de kat.
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 9: godsdienstvrijheid
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
9: godsdienstvrijheid
Ongeacht
welke vrijheden kunnen nimmer gegarandeerd worden als niet tegelijk
welbepaalde beperkingen worden opgelegd zonder welke de garanties in
kwestie onbestaande zijn omdat garanties nu eenmaal beperkingen zijn.
Als een verkoper aan zijn koper de garantie biedt dat het verkochte
product degelijk is, dan beperkt hij zichzelf ertoe om een product
dat niet aan die belofte beantwoordt, te vervangen en zonder die
beperking in dit geval een zelfbeperking is de garantie een
spook. Edoch, de betreffende calculus dient wel 'winstgevend' te zijn
voor alle betrokken partijen, anders hebben de wetten helemaal geen
zin ofwel zijn zij onrechtvaardig en kunnen zij slechts de
voorrechten van enkelen dienen.
Zo
is het onjuist om te stellen dat de garantie van de veiligheid moet
betaald worden met een beperking van de vrijheid, zoals bepaalde
dictatoriale regimes ons vandaag willen laten geloven: onder de
belofte dat zij de veiligheid gaan verhogen en met het verzinsel dat
veiligheid moet betaald worden met vrijheid, weten zij ons quasi
ongemerkt van onze vrijheden te beroven. Daarentegen kunnen
(rechtvaardige) wetten in geen geval bedoeld zijn om te beperken
zij doelen steeds op bevrijding zodat ook de wetten welke de
veiligheid moeten garanderen, de vrijheid ten goede zullen komen.
Wetten
zijn door sancties bekrachtigde maatregelen welke onderling worden
afgesproken met geen ander oogmerk dan het bereiken van een hoger
niveau van vrijheid middels het stellen van beperkingen op een lager
niveau. Zoals een stuwdam het water tegenhoudt met geen andere
bedoeling om het wanneer men dit wenselijk acht met des te meer
kracht te kunnen laten stromen, zo perken wetten onze vrijheid in om
deze waar wenselijk te kunnen maximaliseren het eindresultaat van
de wet is niet beperkend doch bevrijdend en dat geldt zowel voor de
vrijheid als voor de veiligheid. Wetten zijn niet plausibel als zij
niet winstgevend zijn, wat wil zeggen dat het inleveren van bepaalde
vrijheden gecompenseerd moet worden met nog grotere vrijheden. Wetten
die niet bevrijdend zijn of waarvan het bevrijdende eindresultaat
niet kan verantwoord worden, horen alleen in dictaturen thuis.
Ook
bij het garanderen van de godsdienstvrijheid middels wetten, zijn die
wetten pas gerechtvaardigd als zij uiteindelijk resulteren in meer
bevrijding voor iedereen. De godsdienstvrijheid in kwestie wordt
uitgebreid binnen het persoonlijke leven maar wordt uiteraard
bevochten waar haar grenzen de contouren raken van concurrerende
religies. Het dulden van verschillende religies naast elkaar zal
bijgevolg de maatschappelijke relevantie van de betrokken religies
uithollen en wel in dezelfde mate waarin de betrokken wetten de
vrijheden van de verschillende godsdiensten garanderen.
De
toestand van vrede die aldus ontstaat is vergelijkbaar met de vrede
welke resulteert uit het atoomtijdperk: de kracht van de atoombom
verliest zijn relevantie waar het onmogelijk geworden is om hem te
gebruiken. Op analoge wijze verliest de vrijheid van religie haar
betekenis waar zij de met haar concurrerende religies als
gelijkwaardig moet erkennen. Bij godsdienstvrijheid worden religies
gedegradeerd tot onderling concurrerende ideologisch gekleurde en
navenant praktiserende gemeenschappen die reclame kunnen maken voor
zichzelf en die aanhangers kunnen winnen zoals de merken van ongeacht
welke andere producten dat op de vrije markt kunnen doen.
De
godsdienstvrijheid verheft de betrokken religies niet maar zij
degradeert hen tot marktproducten die zich zoals alle andere
consumptie-artikelen moeten weren om te kunnen blijven bestaan en om
succes te boeken. Om niet te hoeven zeggen dat de vrije markt van die
aard is dat zij garant staat voor het vroeg of laat sneuvelen van
uiteindelijk alle religies op uitzondering van de triomferende welke
het monopolie zal hebben verworven. Maar dat deze niet de meest
pacifistische van alle religies zal zijn, mag van meet af aan
duidelijk wezen.
Dat
godsdienstvrijheid als zodanig een goede zaak is voor de staat, valt
wellicht niet te betwisten met democratische argumenten maar door het
feit dat er vele onderling wedijverende godsdiensten gangbaar zijn,
ontneemt de godsdienstvrijheid aan de religie haar diepte en haar
inhoud. De wet die de godsdienstvrijheid garandeert is een van de
talloze manifestaties van een heel andere en meer fundamentele wet,
welke luidt: divide
et impera!
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
21 september 2018)
20-09-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 8: redelijkheid
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
8: redelijkheid
Er
bestaat zoiets als de ratio, de rede, de logica, de wiskunde en de
Verlichting maar de paradox is dat deze zaken raken aan het
zogenaamde 'gezond verstand' en aan wat men 'het vanzelfsprekende'
noemt en dat zijn nu net hun tegengestelden want deze miskleunen
vertegenwoordigen facetten van de onredelijkheid en van de waanzin.
De wiskunde, de logica en de welsprekendheid bieden een welbepaalde
vorm van zekerheid en van juistheid maar dan alleen binnen het altijd
vooraf bepaalde spel waarin zij zich verkneukelen en niet daarbuiten.
Een wiskunde beoefenen doet men per definitie binnen het axiomatische
kader dat haar constitueert, precies zoals men aan rechtspraak doet
in relatie tot een geheel van geldende wetten: worden de wetten op
een gegeven ogenblik en in een bepaalde staatsvorm te gortig, dan
gaat de rechtspraak vloeken met ons kompas voor goed en kwaad waarmee
normbesef en rechten op een dieper niveau correleren. Er ontstaan dan
begrippen zoals 'legale misdaad' en 'burgerlijke ongehoorzaamheid'
('illegale rechtvaardigheid') die ons ervan bewustmaken dat de
wiskunde, de logica en de rede niet hun eigen grondvesten kunnen zijn
maar uiteindelijk berusten op maatstaven die meer te maken hebben met
het gevoel en met nog andere duistere zaken met normen die
veranderlijk blijken, organisch haast. Het paradoxale van de hele
toestand uit zich binnen de wetenschappelijke context nog het best in
het opduiken van zogenaamde paraconsistente systemen, zoals ze
zichzelf betitelen grote woorden die eens te meer miskleunen
maskeren waaraan men immers niet ontkomt van zodra men gelooft de
kool en de geit te kunnen sparen. In een paraconsistente logica
bijvoorbeeld gelooft men de consistentie van het redeneersysteem
tijdelijk te kunnen verlaten in functie van een vooraf beoogde
uitkomst, waarmee men de kar voor het paard spant; men blijkt blind
voor het nochtans aperte feit dat de bewerkingen die men binnen het
paraconsistente uiteraard alsnog hanteert, hun geldigheid exclusief
ontlenen aan de consistentie van de redeneringen welke moeten
bewijzen dat deze bewerkingen van kracht zijn. Zo
ontsnappen die feitelijke inconsistenties dan ook niet aan
meta-inconsistenties (waarmee wij hier bedoelen: het gelijktijdige
gebruik van een consistent en een inconsistent systeem) ad
infinitum.
De
verwijzing naar het 'gezond verstand' maskeert al te vaak een
onwetendheid en vooral ook een verantwoordelijkheidsvlucht, een
onvermogen om persoonlijk te verantwoorden beslissingen te nemen. Wie
komt aandraven met het 'gezond verstand' verwijst op die manier
dikwijls genoeg naar vastgeroeste gewoonten, vaak lang
voorbijgestreefde en zelfs achterlijke denk- en handelwijzen en
andere heersende patronen van het moment waartegen elk verzet
beschouwd wordt als 'not done'. Het 'gezond verstand'
vertegenwoordigt aldus niets anders dan een instrument voor
het faciliteren van een zekere sociale druk die noopt tot
groepsaffiliatie en betekent zodoende gewoonweg repressie. Terwijl
men de goegemeente in de waan brengt dat men alleen maar de kerk in
het midden wil houden, worden meningen opgedrongen die allerminst het
recht dienen maar die slechts dienen om aan een gevreesde meerderheid
de garantie te bieden dat zij het naar haar zin zal blijven hebben,
ook al geschiedt zulks ten koste van de rechtvaardigheid. De koppen
die dan moeten rollen, zorgen voor de terugkeer van een zekere 'rust'
of 'vrede' zoals ook de wraak dat doet, wat betekent dat zij niets
anders zijn dan de kiemen voor een gegarandeerde wederwraak in
principe andermaal ad
infinitum.
Van
rationaliteit is al in het geheel geen sprake meer waar de
redelijkheid synoniem geworden is van de waarschijnlijkheid en het
wordt dan redelijk om iets voor waar aan te nemen als het alleen maar
waarschijnlijk is, ook al houdt het probabiliteitsbegrip sowieso in
dat de gevallen waarin de betrokken 'waarheden' onwaar zijn, ook
feitelijk zijn en bovendien zijn zij dat in gekende aantallen. Zelfs
het ganse hedendaagse werkelijkheidsbeeld van de fysica is op dit
drijfzand van waarschijnlijkheden gebouwd, zodat wie nog geloven in
het schone, het ware en het goede, doorgaan voor onredelijk
alleen de gokker handelt redelijk. Maar ook hier blijkt men volslagen
blind voor de nooit weg te werken contradictie in het feit dat die
waarschijnlijkheid dan wel mag gelden voor de inhoud van de theorie
terwijl aan de absolute waarheid van de theorie zelf uiteraard niet kan
getornd worden.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
20 september 2018)
15-09-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 7: het geloof in de dood
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
7: het geloof in de dood
Inzake
het geloof zijn wij eraan gewend geraakt om de vraag te horen en te
stellen naar iemands geloof in het eeuwig leven en ofschoon zij even
relevant is en misschien wel veel meer ter zake doet, zwijgt men in
alle talen over de vraag naar het geloof in de dood. Want men kan er
nu eenmaal niet omheen dat wie niet geloven dat het bestaan na de
dood voortgaat, wel niet anders kunnen dan geloven dat het bestaan
met de dood ophoudt. En van wie aldus geloven dat het bestaan
ophoudt, neemt men aan dat zij helemaal geen sluitende argumenten
hoeven te geven waarom zij zulks geloven, alsof het ging om een
vanzelfsprekendheid daarover onmiddellijk meer.
Intussen is het
inderdaad zo dat sommigen niet liever wensen dan dat het met de dood
allemaal zou ophouden te bestaan maar dat men zo makkelijk van zijn
leven zou af komen, is wel veel te mooi om waar te zijn. Er zijn
immers mensen die op de wereld gezet lijken met geen andere bedoeling
dan hen te laten wroeten en lijden en er zijn anderen die dankzij de
slavernij en de ellende van deze laatsten hier honderd jaar lang
doorbrengen in genot en geluk, alsof de wereld een aards paradijs was
maar dan alleen voor hen.
In
feite voelt het als meer vanzelfsprekend aan om aan te nemen dat ons
bestaan gewoon voortgaat dan dat het abrupt zou ophouden maar wij
laten ons overreden van het tegendeel door het argument dat
gegrondvest is in de veronderstelling dat bestaan en leven
synoniemen zijn en dat wij aldus volkomen met ons lichaam
samenvallen. Indien dat het geval was, dan was er inderdaad geen
enkele reden om aan te nemen dat ons bestaan zich na de dood van ons
lichaam nog zou verderzetten. Maar er zijn redenen te over om aan te
nemen dat ons leven heel wat meer en ook heel wat anders is dan
slechts het biologisch functioneren van ons lichaam. Hoe anders
verklaart men dat althans het merendeel van de mensen niet bereid
zijn om voort te leven tot elke prijs? En er wordt hier niet gedoeld
op mensen die voorwaarden stellen aan het leven maar des te meer op
hen die liever ophouden met leven dan dat zij hun leven in het teken
zouden stellen van een of ander kwaad omdat, zoals Plato het reeds
zegde, het beter is om onrecht te ondergaan dan om het te doen. In
wat andere bewoordingen kan men zeggen dat het leven en het bestaan
pas synoniemen kunnen zijn in een wereld waarin recht en onrecht of
goed en kwaad volstrekt irrelevant zijn. En dat zijn ze volstrekt
niet.
Omdat wij het concept tijd niet anders kunnen bevatten dan
middels ons vermogen om herinneringen en verwachtingen te koesteren
en omdat deze zich uitstrekken over de grenzen van het eigen leven
heen, bestaan wij in feite ook buiten onze persoonlijke begrenzingen
in de tijd. In feite kunnen wij ook na onze eigen dood bestaan in die
zin dat wij in staat zijn om tijdens ons leven te denken aan het
leven van alle anderen die ons overleven in een tijdspanne die niet
meer die van ons persoonlijk is. En in feite is het vermogen om zich
te verplaatsen over de grenzen van de eigen dood heen vergelijkbaar
met het empatische vermogen of het vermogen om zelf het lijden van anderen te voelen. Welnu, zoals het onvermogen tot empathie
een ziekte is een psychopathie zo ook is het onvermogen om
zich over de grenzen van de eigen dood heen te verplaatsen of het
geloof in de dood veeleer een gebrek of zelfs een ziekte dan
louter een vergissing.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
15 september 2018)
10-09-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 6: vrede
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
6: vrede
Het
allerdodelijkste wapen ooit is de atoombom, hij werd gefabriceerd in
Los Alamos in de VS en getest in de woestijn van New Mexico op 16
juli 1945 om nog geen maand later, op 6 augustus van datzelfde jaar,
gedropt te worden op Hiroshima met in één klap 78.000 doden en
tegen het eind van dat jaar waren dat er door stralingsziekte
140.000. Drie dagen later werd de frats herhaald op Nagasaki met een
onmiddellijk dodental van 27.000, dat tegen het eind van dat jaar
opliep tot 70.000. Uiteindelijk zouden een kwart miljoen mensen
sterven. Deze bommen hadden een kracht van respectievelijk 15 en 20
kiloton TNT maar de 'tsarenbom', amper zestien jaar later getest op
30 oktober 1961, had al een kracht van 50 miljard kilo TNT. Hij
ontplofte op 3000 meter hoogte boven Nova Zembla en deed de ruiten
tot in Finland springen; zijn schokgolf ging drie keer rond de aarde;
de hitte zou tot 100 km ver derdegraads brandwonden hebben
veroorzaakt; de paddenstoelwolk steeg 64 km hoog. (*)
Vrijwel
spontaan is onder de atoommogendheden de afspraak tot stand gekomen
dat atoomwapens nooit gebruikt zullen worden men belooft ze
immers nooit als eerste te zullen gebruiken. Toch worden ze
niet vernietigd en dat zal waarschijnlijk ook nooit gebeuren, het is
immers 'dankzij' het bestaan van hun dreiging dat er althans
relatieve vrede heerst. Maar dat is nu precies de essentie van de
vloek die op het mensdom rust.
De
wereldvrede is een feit om die ene verschrikkelijke reden dat er geen
alternatief meer voor bestaat, het is namelijk de vrede of de dood
voor alles en voor iedereen tot in de eeuwigheid, het huidige
kernbommenarsenaal (van naar schatting een paar tienduizend
kernkoppen) kan immers alle leven op aarde een groot aantal keer
vernietigen. De wereldvrede is met andere woorden geen toestand die
wij willen, het is daarentegen wel zo dat wij het tegendeel de
algehele dood niet willen omdat wij die uiteraard ook
niet kunnen willen. Wij leven derhalve niet in een toestand
die wij willen en zo zijn wij ook niet langer vrij. Met de vrede
behoort ook de menselijke vrijheid voorgoed tot het verleden.
Het
liefst zouden wij van de kernkoppen af zijn om dan zoals in de goede
oude tijd met de zogenaamde conventionele wapens onze oorlogen lustig
voort te kunnen zetten, met aan een grote omgebouwde biljarttafel in
een veilige schuilkelder diep onder de grond admiraals in uniform die
de aanvalslinies uittekenen en die de bevelen geven, uit te voeren
door dappere ondergeschikten die als zij niet gehoorzamen, de dood
met de kogel krijgen en als zij dat wel doen, een gezamenlijk
monument. Maar die tijd is nu voorgoed voorbij andermaal, omdat
er geen alternatief is voor de vrede.
De
vrede is in wezen een kernbommenvrede. De wil om te vechten is er nog
maar men kan het niet langer en tegen zijn zin laat men het vechten
achterwege. De dreiging echter blijft bestaan en zij kan ook nooit
meer weggewerkt worden. Wij leven onder het juk van toestanden die
ons bedreigen terwijl zij niet eens kunnen bestaan. Hun algemene en
door iedereen voelbare dreiging berust op een even universele angst
die pas weggewerkt kon worden op straffe van de terugkeer van het
reële gevaar zelf want het is ofwel de angst voor de eeuwige dood
ofwel de eeuwige dood zelf terwijl de derde mogelijkheid die van
de tijdelijke hel of het vagevuur er niet meer is omdat de tijd
erop zit, de tijden zijn letterlijk ten einde.
De
vrede die wij kennen is in wezen vals, het is een negatieve, een
diabolische vrede, een vrede die volgt uit een onomkeerbare
conditionering ooit zo gevreesd in de dreiging van het
wereldcommunisme welke nu vanuit een heel andere hoek het mensdom
aan zich onderwerpt. De waarachtige vrede die volgt uit de vrije
keuze van de mens is nu voorgoed een spookbeeld.
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 5: bezit
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
5: bezit
Mensen
hebben vaker iets van hamsters, soms kent onze drang om te bezitten
geen grenzen, het is bezitterigheid, hebzucht, verzamelwoede,
oppotten. De hebzucht kan een tijdelijke bui zijn maar zij kan ook
iemands hele leven beheersen. De leugen ligt niet in het feit dat
bezit ongelukkig zou maken, de leugen ligt hierin dat het onmogelijk
is om iets of iemand te bezitten omdat al wie zich in het bezit van
iets of iemand wanen, zelf door hun vermeend bezit bezeten worden.
Waar
het bezit een persoon betreft, is het probleem apert: wie iemand
menen of trachten te bezitten, zijn door de persoon in kwestie
geobsedeerd en hun bezitsdrang loopt vaak heel slecht af omdat
bezetenheid tenslotte een ernstige aandoening is. Maar ook wie zich
in het bezit wanen van materiële of spirituele zaken, vergissen zich
omdat eigendommen niets anders zijn dan dingen waarmee men zich op
een bijzondere manier identificeert: men schenkt er zijn volledige
aandacht aan en men palmt ze in, welhaast zoals men voedsel tot zich
neemt, en dus met zin of smaak. Men maakt ze tot een deel van het
eigen lichaam en zo verliest men zich erin: men moet zijn bezit
onderhouden en beschermen, het voelt aan als een amputatie of zelfs
als doodgaan als men iets kwijtraakt of als men bestolen wordt en het verlies van dingen voelt vaak ook aan zoals het verlies van
mensen, wat in feite een jammerlijke perversie is: de liefde van
hebzuchtigen voor materiële of spirituele bezittingen is vaak groter
dan hun liefde voor mensen zij ruïneert niet zelden het eigen
ik.
Onze
bezittingen hebben pas zin als verlengstukken van ons lichaam: het
zijn dan onze werktuigen, het zijn de instrumenten voor ons handelen.
Bezittingen waarmee wij geen andere relatie hebben dan de relatie
uitgedrukt door het werkwoord 'hebben', bezitten ons meer dan dat wij
ze bezitten maar omdat deze bezittingen geen personen zijn doch dode
dingen, veranderen wijzelf van zodra we ze in ons bezit wanen, in
minder nog dan dode dingen. Wie bezeten worden door hun bezit,
bestaan niet langer als mens omdat zij de slaaf geworden zijn van
levenloze zaken zij zijn zoals wie de slaaf werden van genot, van
pijn of van herinneringen die geen ogenblik van rust meer gunnen: het
zijn zaken waarvan men zich niet meer kan
distantiëren, men kan het bezit ervan nooit meer ongedaan maken, ook
al zou men dat nog zo sterk willen. In de Kindertotenlieder
van Friedrich Rückert (1788-1866)klinkt
de obsessie door het verloren kind als volgt:
Du
bist ein Schatten am Tage
Und
in der Nacht ein Licht,
Du
lebst in meiner Klage
Und
stirbst im Herzen nicht.
De
zich altijd opdringende herinnering is zoals een bezit, een schat en
derhalve een blok aan het been waarvan men zich niet kan bevrijden,
niet bij dag en niet bij nacht dan pijnigt zij ons als een licht
dat ons van de slaap berooft en uitput; zij is tenslotte ook nog een
spiritueel bezit dat men niet kwijt raakt, ook al zou men dat nog zo
graag willen: zij is een klacht en ze wijkt niet uit onze
herinnering.
Het
bezit omwille van het bezit kan niets anders dan een obsessie zijn
omdat het een doel op zich geworden is. Het jammerlijke is dat mensen
geloven dat ze met de vermeerdering van hun bezit, tevens zichzelf
vermeerderen, terwijl exact het tegendeel het geval is: de
uitbreiding van bezit moet immers betaald worden met kostbare
levenstijd en zo zetten de hebzuchtigen met grote ijver en na-ijver
al hun levensdagen om in bijvoorbeeld centen; hoe groter het getal op
de bankrekening wordt, des te dichter komt men bij zijn dood en zo is
het feitelijke object van de bezitsdrang dan ook niets anders dan het
eigen levenseinde. Zo zijn de hebzucht en de doodsdrang in wezen een
en hetzelfde onmogelijke én onontkoombare 'verlangen'.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
8 september 2018)
06-09-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 4: normaliteit
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
4: normaliteit
Het
woord 'abnormaal' wordt meestal gebruikt om er een morele
kwalificatie mee uit te drukken en wel in de negatieve zin het
woord fungeert met andere woorden vaak als een scheldwoord
terwijl zijn eigenlijke betekenis niets anders uitdrukt dan een
afwijking van de norm. Nu hebben normen in feite dezelfde
artificialiteit als bijvoorbeeld meetkundige vormen en lichamen, wat
wil zeggen dat er in de werkelijkheid quasi niets of niemand aan
beantwoordt. Normen drukken dikwijls een gemiddelde uit en zo wordt
het gemiddelde lichaamsgewicht van bijvoorbeeld Vlaamse mannen ook
het normale lichaamsgewicht genoemd terwijl mogelijkerwijze niemand
exact dat lichaamsgewicht heeft. De term 'normaal' kan dan ook vaak
verwijzen naar een meerderheid en zo is een normaal huis, een gebouw
dat er uitziet zoals de meeste huizen; 'abnormaal' verwijst dan naar
een minderheid en een huis kan dan abnormaal groot, klein, hoog of
smal zijn.
Een
minderheid onder ons is abnormaal sterk terwijl niemand eraan denkt
om fysieke kracht moreel te verfoeien en hetzelfde geldt voor koeien
die abnormaal veel melk geven, voor planten die abnormaal veel
vruchten afwerpen, voor mensen die abnormaal hard werken of abnormaal
creatief, intelligent, altruïstisch, leuk, mooi, muzikaal of
welbespraakt zijn. En omdat zonder uitzondering elke mens wel de
beste is in zijn vak (al gebeurt het vaker dat men zijn ding niet
kent, niet doet of niet kan doen) hebben wij allemaal onze eigen
abnormaliteiten zonder welke de specialisatie waaraan de maatschappij
haar goede functioneren dankt, fictie ware.
De
angst om af te wijken van de norm, wordt beschouwd als heel normaal
en vaak terecht omdat minderheden kwetsbaar zijn voor de tirannie van
meerderheden terwijl het verlangen naar uniciteit met enige
argwaan wordt bekeken ofschoon unieke mensen en zaken dan ook vaker
dan de doorsnee succes boeken succes is door de band uiteraard
niet de norm.
Ons
dagelijks brood wordt gebakken met granen die in oorsprong een
afwijking zijn van wilde grassoorten. De wilde grassen zijn normaal
maar zij dienen ons tot niets; de voedzame granen zijn een
abnormaliteit, een toevallige 'vergissing' van de natuurlijke
evolutie zoals overigens de mens zelf. De blauwe planeet is een
volstrekt abnormaal verschijnsel in ons zonnestelsel en bepaalde
wetenschappers wijzen erop dat indien er in het ganse heelal nog
leven was, er dan oneindig veel levensvormen zouden zijn en dus ook
intelligentere maar omdat deze nog steeds geen contact met ons
opnamen, bestaan zij ook niet: onze planeet is extreem abnormaal.
Doe
normaal, zo zeggen ze. Of: Wat is er dan mis mee als wij
strijden voor een normaal gezinsleven? Het is moeilijk te geloven
maar hun ledenaantal loopt in de honderden en wellicht in de
duizenden, in Vlaanderen alleen. En ze beschikken reeds over een gans
wapenarsenaal. (*)
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 3: vrijheid
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
3: vrijheid
Door
de band koesteren mensen helemaal geen verlangen om eeuwig in leven
te blijven: het gaat hier om een behoefte die ons werd aangepraat
door lieden die garen spinnen bij de beloofde bevrediging ervan. Om
dezelfde reden wil men ons laten geloven dat vooruitgang de natuur
zelf van het bestaan is en zo neigen wij ertoe om ons in te spannen
voor een vermeende, grootse toekomst terwijl bijvoorbeeld reeds onze
eigen appeltjes voor de dorst, van zodra we ze opzij hebben gelegd,
prompt verorberd worden door gulzige bankiers. Een ander sprookje
vertelt ons dat wij allen verlangen naar vrijheid en autonomie,
terwijl uit vrijwel alles wat wij doen, blijkt dat we ons mettertijd
slechts afhankelijker maken van derden en van externe werkingen.
De
vergissing in kwestie ligt hierin dat wij geloven over meer vrijheid
te beschikken in de mate dat wij in staat zijn om ook meer behoeften
te bevredigen, terwijl onze onafhankelijkheid of onze autonomie in de
eerste plaats eigenlijk niets te maken heeft met behoeftebevrediging
maar alles met de behoeften zelf. Het getuigt met andere woorden niet
van meer vrijheid als wij in staat zijn om als het ons zint, goede
wijn te kopen: vrij zijn wij daarentegen als die behoefte aan goede
wijn er gewoon niet is. Goede wijn, een dure wagen, een groot huis,
een hoge levensstandaard: het is allemaal bereikbaar met handenvol
geld maar het is uitgerekend de behoefte aan dat geld die onze
autonomie in de weg staat omdat ook voor geld een prijs moet betaald
worden en wel de prijs van de vrijheid want time is money;
geld verwerft men pas in ruil voor kostbare levenstijd. Het is aldus
een fata morgana om vrijheid te zien in de bevrediging van
behoeften omdat het bevredigingsmiddel zelf met onze vrijheid moet
worden betaald.
Maar
om nog een andere reden blijkt dat wij allerminst een maximale
autonomie nastreven: de veronderstelde wil tot onafhankelijkheid is
namelijk strijdig met onze aangetoonde, diepgewortelde behoefte aan
autoriteit waarvan blijkt dat zij zo sterk is dat zij ons kan doen
moorden getuige de geschiedenis van bijvoorbeeld het Derde Rijk
maar ook het wetenschappelijke onderzoek zoals Stanley Millgrams
gehoorzaamheidsexperiment. Wanneer wij beweren dat wij
onafhankelijkheid en vrijheid nastreven terwijl wij in feite
kuddedieren blijken te zijn, dan verstaan wij onder vrijheid
noodzakelijkerwijze iets heel anders dan vrijheid. Wellicht bedoelen
wij slechts de vrijheid om te kiezen aan welke autoriteit wij ons
zullen onderwerpen aan de onderwerping als zodanig willen wij
kennelijk helemaal niet ontkomen.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
4 september 2018)
31-08-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren - Aflevering 2. Vooruitgang
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
2: vooruitgang
Het is helemaal niet zo
dat wij allemaal eeuwig willen blijven leven de levenslust neemt
af bij het ouder worden maar kennelijk spint een zekere elite
garen bij dat credo dat ons massaal wordt opgedrongen met alle knepen
van de reclame en hetzelfde geldt nu ook voor het vooruitgangsgeloof:
onze maatschappij trekt alle registers van de retorica open om het
als vanzelfsprekend voor te stellen dat er vooruitgang is, ook al
spreken de feiten dit belachelijke verzinsel haast dagelijks tegen.
Uiteraard is het zo dat
wat geweten is, niet ongedaan kan gemaakt worden en dat maakt het
welhaast onmogelijk voor dieren die beschikken over uitgebreide
vormen van geheugen en leervermogen om verworven kennis en kunde te
negeren: eens wij een bepaalde kennis of zekere technieken onder de
knie hebben, kunnen wij die gewoon niet meer vergeten of ze naast ons
neerleggen; eenmaal wij hebben leren fietsen, autorijden of gewoon
spreken, kunnen wij dat voorgoed, tenzij het lot ons slaat met een
ongeval of een nare ziekte. Maar de opeenstapeling van kennis en kunde
mag dan al even vanzelfsprekend zijn als de wet van de traagheid: met
vooruitgang in de echte zin van het woord heeft die even weinig te
maken als de traagheid van een voortbewegend lichaam te maken heeft
met activiteit.
Bekijken we vooreerst de
biologische 'evolutie' wat wil zeggen: 'ontwikkeling' dan
moet opgemerkt worden dat die kan geïnterpreteerd worden als louter
verandering en meer bepaald als diversificatie of dus
als verandering in allerlei richtingen gewenste én
ongewenste. De vooruitgang over welke wij het hier hebben, wordt
meestal in verband gebracht met beschaving maar ook beschaving
betreft verandering in allerlei richtingen richtingen die kunnen
gezien worden als vooruitgang maar evenzeer als achteruitgang. En een
vaak over het hoofd geziene doch beslissende factor inzake beschaving
en zogenaamde vooruitgang is zonder enige twijfel de vandaag
gevaarlijk sterk onderschatte invloed van het christendom wat om
diezelfde reden uiteraard een woordje uitleg vergt.
Wanneer we inzake
vooruitgang de opeenstapeling van technische vaardigheden reeds om de
genoemde reden buiten beschouwing kunnen laten, blijft inderdaad
alleen nog de morele kwestie over: de kwestie van goed en kwaad.
Maar de invulling van deze ogenschijnlijk makkelijke begrippen is
allerminst een sinecure want maakt het geen hemelsbreed verschil of
onder 'het goede' dient verstaan te worden 'het optimale profijt voor
zichzelf' ofwel 'de best mogelijke zorg jegens de medemens'? Immers,
zal een arts die handelt volgens de eerstgenoemde morele stelregel,
er dan niet voor zorgen dat hij zoveel mogelijk patiënten maakt
klanten die levenslang voorschriften voor bijvoorbeeld slaappillen
nodig hebben terwijl zijn collega die de laatstgenoemde regel
volgt, precies het tegendeel beoogt omdat hij het goede in dit
geval de gezondheid van zijn medemensen wil en hen derhalve
voorhoudt en ook voordoet hoe zij gezond kunnen blijven met een
dagelijks uurtje loopsport? Meer zelfs: indien de moraal van het
egoïsme in een samenleving de bovenhand krijgt, zal alras ook de
wetenschap zelf de kwestie van waar en onwaar
gecorrumpeerd worden omdat er vanzelfsprekend leugens nodig zijn om
mensen ziek te houden onder het mom hen te willen genezen.
En die
kant gaat het vandaag al op en wel met rasse schreden: in onze
economie staat de pijnstillersindustrie eenzaam aan de top, gevolgd
door de handel in legale en illegale drugs, drank en andere
gevaarlijke, overbodige, vervuilende en oneerlijke producten. En over
de economie zegt men dat zij vooruitgang boekt als zij bloeit, ongeacht
of dat een gevolg is van de handel in loopschoenen ofwel van de
handel in tabak en wijn. Hoe het dan afloopt met een beschaving die
vooruitgang ziet in een bloeiende economie zonder meer, kan men raden
als men weet dat de meest winstgevende producten de wapens zijn. En
de duurste wapens zijn die met de grootste vernietigingskracht. Zo
staat vandaag niet alleen de beschaving maar het voortbestaan van de
ganse planeet op de helling. Vooruitgang?
(Wordt vervolgd)
(J.B., 31.08.2018)
27-08-2018
Over vreselijke leugens die ons bestaan domineren. Aflevering 1: het eeuwigheidsverlangen.
Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
1: het eeuwigheidsverlangen
De zaak
hier is dat wij een aantal dingen voor waar aannemen terwijl wij
tegelijk heel goed weten dat ze absoluut niet waar zijn en dat ze dat
ook niet kunnen zijn. Dat klinkt zeker en vast vreemd maar het is
niet anders, oordeel zelf maar.
Om te
beginnen is er het zogenaamde eeuwigheidsverlangen en voor alle
duidelijkheid: niet het duizenden jaren oude sprookje van het eeuwig
leven wordt hier geviseerd hier wordt in het midden gelaten of er
misschien wel een leven na de dood zou kunnen zijn de leugen die
hier terechtstaat is een ander sprookje dat blijkbaar al duizenden
jaren voor waar wordt aangenomen, namelijk het sprookje dat wij,
mensen, het zouden begeren om eeuwig voort te bestaan.
Vrijwel
elke ouderling zal het bevestigen met klem: dat het zogenaamde
eeuwigheidsverlangen volstrekt uit de lucht gegrepen is. "Ik ben
oud", zo zegt de negentigjarige: "ik heb genoten van het
leven, al was het niet altijd rozengeur en maneschijn, maar ik zou
verduiveld niet opnieuw jong willen worden en nog eens herbeginnen
neen, het is goed geweest maar het is ook genoeg geweest; ik ben
welhaast blij dat het er bijna op zit en alles wat ik nog verlang, is
rust." Het doet een beetje denken aan de wet van de entropie in
de fysica: wij zijn onderhevig aan slijtage, we worden stram, doof,
ongevoelig en hardleers kortom oud en dat betekent dat wij de
levensjaren die wij genieten, ook op de een of andere manier betalen
en vanaf een zeker ogenblik wordt de prijs te hoog, zien wij de bodem
van onze beurs en hangen wij onze levenslust prompt aan de wilgen.
Iedereen wenst oud te worden maar niemand wil het zijn: pas als wij
die wens vervuld zien, worden wij ons van de paradox bewust en zo
worden wij weer een illusie armer.
Is het u
overigens nog niet opgevallen dat, als puntje bij paaltje komt en in
alle ernst gesproken, geen mens op zijn sterfbed met een ander zou
willen ruilen? Niet met een jong iemand, niet met een rijkaard, niet
met een vedette: met niemand! Iedereen wil zichzelf blijven, ook de
oude lelijkaard, de gehate vrek en de verdoemde moordenaar. Dat
sommigen en wie zijn zij dan? er blijkbaar in slagen om het
eeuwig leven voor te stellen als het summum van alle menselijke
verzuchtingen, mag wel een staaltje van zinsbegoocheling heten!
Neen, het
eeuwig leven wordt door niemand begeerd, al zijn er wellicht
jeugdigen die zich geen idee kunnen vormen van de oude dag en van de
verzadiging die optreedt na verloop van tijd. Zij geloven dan dat men
oud kan worden zonder een vracht van jaren mee te moeten slepen
een gewicht dat men niet moet onderschatten. En dan zijn er uiteraard
ook nog de kopieerfouten niet alleen de afwijkingen van het DNA
van onze lichaamscellen maar evengoed de deviaties van de geest en de
vaak groteske veranderingen van wat men het karakter noemt. Dat wij
allen het eeuwig leven begeren, is een ons opgedrongen leugen tegen
welke wij geen weerstand bieden om geheel onbegrijpelijke redenen
maar wellicht is het gewoon de gemakzucht die ons verzet daartegen in
de weg staat. De onverschilligheid van de getuigen, zo schreef Primo
Levi, is erger nog dan de gruweldaden van de beulen van de Shoa.
Waar de
leugen vandaan komt en met welke bedoeling zij in het leven werd
geroepen, is nog een heel ander paar mouwen maar de meest plausibele
verklaring lijkt wel verwant met die welke de reclame stuurt. Het is
immers de reclame die ons behoeften probeert aan te praten die wij
van nature helemaal niet hadden en door die voortdurend te herhalen,
bezweren zij ons en gaan we ze ook geloven. De reclame bezweert ons
dat wij een auto nodig hebben en zij stelt het bezit ervan voor als
vanzelfsprekend. De reclame overreedt ons allerminst maar zij maakt
ons misselijk en om aan die misselijkheid te ontkomen, doen wij op
den duur wat van ons gevraagd wordt: wij kopen een auto alsof wij er
inderdaad een nodig hadden. Als men het ons maar dikwijls genoeg
voorzegt, gaan wij ook aannemen dat wij de wens koesteren om eeuwig
te leven.
En meteen
zingen wij dan ook de tweede strofe, dat wij daar iets moeten voor
doen: wij belijden en bezegelen aldus een koop en we betalen de prijs
miljarden mensen doen dat en dat brengt ongetwijfeld ergens geld
in 't laatje. De waarheid echter is heel anders: geen kat wil eeuwig
blijven voortbestaan, elkeen wil als zijn tijd gekomen is gewoon met
rust gelaten worden.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
27.08.2018)
13-08-2018
Staat zonder kop
Staat zonder kop
Iedereen weet intussen
dat werklozen door een goed deel van de werkenden worden gehaat omdat
zij zogezegd op de kap van laatst genoemden leven en bovendien is het
een publiek geheim dat in het huidige zogenaamde activeringsbeleid,
de regering zelf volgens het verdeel en heerspincipe deze haat
aanwakkert waar zij aan de werklozen voorliegt dat zij teren op het
zweet van de werkenden.Dit
terwijl de verantwoordelijkheid van werknemers zich beperkt tot de
kennis en de kunde van de eigen job: waar werknemers de schuld
krijgen voor de economische crisis en de werkvoorziening, worden zij
verantwoordelijk geacht voor regeringstaken. Aan het roer zit met
andere woorden niet langer de goede huisvader maar de dief.
Werkenden
en werklozen zijn uiteraard geen vaste groepen de werkende van
vandaag kan morgen werkloos zijn en omgekeerd en uitgerekend de
poging om binnen het maatschappelijke bestel die noodlottigheid een
beetje te beheersen, heeft het solidariteitsprincipe in het leven
geroepen: solidair is men met hen die aan kanker lijden, met hen van
wie na een blikseminslag de woonst is afgebrand, met hen die na een
verkeersongeval in een rolstoel verder moeten en met hen die behoren
tot het percentage slachtoffers die een economische crisis ook
op de arbeidsmarkt maakt. Nota bene: in tijden van hoogconjunctuur
zijn er helemaal geen werklozen.
Het
verhaal van de werkonwilligen is een fabeltje en wel hierom dat niets
zo'n sterke druk uitoefent op het gedrag van bijna alle mensen dan
sociale druk de angst om er niet (langer) bij te horen. Om
er bij te kunnen blijven horen, gaat men zich uit de naad werken
niet zelden tot der dood en als dat niet lukt, gaat men vaak
liegen en bedriegen, jobs inpikken die eigenlijk aan anderen toekomen
en zelfs moorden, zoals bij uitstek de abortuspraktijk bewijst:
liever in het geheim het eigen kind vermoorden dan zich openbaar te
moeten schamen voor een slippertje. Een welbepaalde schaamtecultuur
heeft de plaats ingenomen van de schuldcultuur het geweten heeft
plaatsgemaakt voor de opinie van een welbepaald publiek.
Het
erge van de hele zaak is wel dat dit publiek sowieso geen geweten
blijkt te hebben: in de algemene en onterechte veroordeling van de
werklozen toont zich een maatschappij die de arbeid allerminst
beschouwt als een recht het recht op zelfontplooiing
doch als een leed dat op enigerlei wijze meestal
financieel gecompenseerd dient te worden. Het werk dat moet
gedaan worden, wordt inderdaad gezien als een te verdelen leed dat
aan wie het ondergaan, recht geeft op een vergoeding in principe
te betalen door diegenen die dit leed niet ondergaan. De
verwisselbaarheid van werkenden en werklozen of het feit dat het
noodlot van het ogenblik zelf bepaalt tot welke groep men behoort,
verplicht ons het solidariteitsbeginsel te huldigen. Waar men dit in
de wind slaat, is men de trappers kwijt en hebben primitieve driften
de redelijkheid en de wetten die een samenleving grondvesten, reeds
opgedoekt niet door parlementaire beraadslaging maar onder druk
van een meute asociale dwingelanden.
De
haatdragenden die de hoger genoemde noodlottigheid miskennen en die
derhalve de maatschappij op simplistische wijze opdelen in werkers en
profiteurs, blijken over het hoofd te zien dat de niet-werkenden de
werkenden niet eens kunnen betalen als zij zelf geen inkomen hebben.
Binnen hun logica wordt aan niet-werkenden derhalve niet alleen geen job maar tevens geen bestaan
gegund en zo huldigen zij de volstrekte immoraliteit of het recht van
de sterkste de eigenlijke grondslag van een kapitalistische economie.
De exponenten van die immoraliteit tonen zich niet alleen in de
veroordeling en derhalve de vernietiging van zogenaamd onnuttige
elementen: de kortzichtigheidspolitiek maakt dat ook de vooralsnog
onnuttigen en hulpbehoevenden worden geliquideerd, zoals in eerste
instantie de kinderen. Het korte termijndenken en het onmiddellijke
winstbejag maken immers dat er niet langer geïnvesteerd wordt in
opleiding en scholing van jongeren en zelfs peuters en kleuters
moeten het ontgelden waar zij in crèches gedropt worden omdat wat
men beschouwt als een zekere levensstandaard, de voorrang krijgt op
elementair (kinder)welzijn.
Vandaag
danken onze beleidsmakers hun macht aan de meerderheid binnen de
democratie maar tot spijt van wie het benijdt, is, zoals Spinoza al
schreef, het uitnemende nog altijd even moeilijk als zeldzaam.
(J.B., 13 augustus
2018)
06-07-2018
Het (recht op) leven als koopwaar
Het
(recht op) leven als koopwaar
"In een reactie
bevestigt [minister] De Block dat het inderdaad de gezondheid van de
moeder is die doorweegt. "In onze ziekteverzekering is het sinds
jaar en dag het geval dat de medische prestaties tijdens het
bevallingsverblijf volledig op de moeder gefactureerd worden, en niet
op de baby."" (1)
Nauwelijks
te geloven, maar het staat er: binnen het menselijk drama waarin moet
gekozen worden tussen het leven van de moeder en dat van haar kind,
wordt het belang van de moeder tegenover dat van haar baby
geplaatst. Begrijpelijkerwijze in de context van onze huidige
maatschappij krijgt althans principieel het belang van de moeder
voorrang op dat van de baby maar hier dan wel met het onverbloemde
argument dat het de moeder is en niet de baby die betaalt voor de
bevalling!
Om
te beginnen is een bevalling niet iets wat men koopt: het is een
natuurlijk gebeuren en meer bepaald is dat het natuurlijke gebeuren
waaraan elk van ons zijn leven dankt. Betalen doet men enkel voor de
assistentie van derden indien deze geld vragen voor hun hulp. Tussen
haakjes: omdat volgens de wet elke burger elke andere burger in nood
moet helpen, zou ook assistentie bij een bevalling principieel gratis
moeten zijn en is betaalde assistentie bij een bevalling in feite
principieel uit den boze. Maar de kwestie is hier dat een baby zijn
leven helemaal niet dankt aan deze betaalde assistentie terwijl het
omgekeerd wel zo is dat het weigeren van assistentie bij een
bevalling bijvoorbeeld omdat de moeder niet kan betalen aan
een baby het leven kan kosten.
Waar
in godsnaam ziet de minister dan een verband tussen enerzijds het
recht op leven van een persoon ten koste van een ander en anderzijds
het gegeven dat de ene betaalt voor een zekere hulp waarvoor de ander
onmogelijk kan betalen? Gesteld dat de hulp gratis was wat ze
volgens de wet principieel ook hoort te zijn dan sloeg het
argument van de minister sowieso nergens op maar levensnoodzakelijke
hulp die niet kan betaald worden mag krachtens de wet
ook niet geweigerd worden en derhalve kunnen wie ze wél kunnen
betalen zich uiteraard onmogelijk beroepen op voorrechten.
In
feite niks nieuws onder de zon want er zijn precedenten in die zin,
bijvoorbeeld waar ongeveer een decennium geleden het Europees
gerechtshof oordeelde dat een moeder haar kind mocht aborteren omdat
ongeborenen nog geen en dus geen burgers zijn en
derhalve ook geen (burger)rechten kunnen doen gelden. Over
mensenrechten geen woord in de beide gevallen: de verzwegen perverse
premisse luidt dat men pas mens kan zijn als men eerst burger is
waarachter een nog meer perverse premisse schuilgaat, met name die
van het schepsel dat zich schepper waant.
Precedenten
vindt men trouwens nog veel vroeger in de tijd, meer bepaald in het
Derde Rijk, waar de zwakkeren in de samenleving niet alleen geen
voorrang genoten maar bovendien geheel legitiem geliquideerd werden
en wel onder het voorwendsel dat een samenleving zonder zwakkeren,
een sterkere en derhalve een betere samenleving is.
Elke
mens met elementair moreel besef kan inzien dat het gezonder maken
van een maatschappij niet hoort te gebeuren door het bestrijden van de
zieken maar wel door het bestrijden van de ziekten. Om
ziekten te bestrijden, zijn hooggeschoolde artsen nodig, om
zieken om te brengen, volstaan beulen. Waar de laatstgenoemde
methode gehanteerd wordt, is allang geen sprake meer van beschaving
en kan alleen nog worden gewacht op het zich voltrekken van het einde
in de regel middels (de reeds aan gang zijnde) oorlog het
zich effectief manifesteren van het recht van de sterkste.
Achter
het ontbreken van het inzicht dat mensen onmogelijk verwisselbaar
zijn met appels, daar waar men het heeft over "het verwijderen
van de rotte appels uit de mand", schuilt een volstrekt gebrek
aan empathie en derhalve aan de solidariteit welke de
bestaansreden en aldus ook het sine qua non van elke
samenleving is. De afwezigheid van empathie heet psychopathie: het is
de onverschilligheid over welke Primo Levi schrijft dat zij erger nog
is dan de genocide waarvan hij onder Hitler een directe getuige was.
Dat
de zogenaamde liberalen het gevierde principe van het recht van de
sterkste zo ver doortrekken dat zij de zwakkeren niet langer ontzien
waar dit het eigen volk betreft, is allang geen nieuws meer; zij
aarzelen immers niet om hun duit in het zakje te doen van een extreem
rechts beleid dat maatregelen neemt waarmee het meedogenloos de
zwakkeren uit de samenleving weert door hen van hun bestaansmiddelen
te beroven. Maar dat hun onverschilligheid zich uitbreidt naar het
eigen kroost, klinkt niet alleen fascistisch maar bovendien ziek
zonder meer. Alleen al omdat op dit punt gekomen, zelfs de
solidariteit met zichzelf ontbreekt. Of lopen er dan burgers rond die
hun geboorte niet hebben hoeven mee te maken? Mensen zonder
kindertijd of lui die niet geven om hun eigen oude dag?
(J.B., 6
juli 2018)
17-06-2018
Beste paus Franciscus
Beste
paus Franciscus,
Gij die ons onlangs
geheel overeenkomstig het modieuze overbevolkingsgeloof hebt
aangemaand om niet te gaan kweken zoals de konijnen doen, komt nu te
zeggen dat homoseksuele stellen geen gezin vormen omdat, althans
zoals gij nog steeds beweert, een gezin naar het evenbeeld van God
alleen bestaat uit man en vrouw. (1) En laten we eens aannemen dat
dit waar is.
Wat, beste
vertegenwoordiger van God op aarde, is dan een mens naar het
evenbeeld van God? Voorwaar is God volmaakt en maakt hij ook geen
fouten en dit zeer in tegenstelling tot wat Lucifer, zijn stadhouder,
geloofde: God maakt geen foute gezinnen maar nog veel minder maakt
hij foute mensen gezinnen immers zijn samengesteld uit mensen.
In de middeleeuwen
geloofde men eerst dat de zon rond de aarde draaide Gods Zoon zou
immers geboren zijn in het centrum van het heelal en niet ergens in
de marge. Toen die stelling niet langer houdbaar bleek, geloofde men
dat in Gods volmaakte schepping de planeten zich in perfecte
cirkelbanen rond de zon bewogen. Toen ook dat niet langer houdbaar
bleek, hebben de middeleeuwers evenwel niet
besloten om de aarde, Mars, Juppiter en alle andere rond de zon
draaiende hemellichamen geen planeten meer te noemen: de
middeleeuwers waren verstandig genoeg om te kunnen aanvaarden dat hun
eigen idee over volmaaktheid alles behalve volmaakt bleek. Niet de
baan der planeten was fout maar wel de baan van het menselijk denken!
Moeten wij nu geen
voorbeeld nemen aan de wijze middeleeuwers en met hen besluiten dat
niet alleen inzake de planeten maar ook inzake de mensen kan gezegd
worden dat niet de mensen fout zijn wij zijn immers schepselen
naar het evenbeeld van God maar wel ons eigenste idee over hoe
wij horen te zijn? Of ware het dan beter indien wij onszelf hadden
kunnen maken?
En als wij aldus ten
onrechte dachten dat planeten anders horen te draaien dan zij
feitelijk doen, als wij ten onrechte dachten dat mensen anders horen
te zijn dan ze feitelijk zijn: moeten wij dan ook niet geloven dat
het geheel onterecht is waar wij denken dat gezinnen anders horen te
zijn dan zij feitelijk zijn?
Want homoseksuele
stellen zijn een feit, hoe men het ook draait of keert: niet alle
stellen zijn heteroseksueel. En de mensen die niet helemaal 'man' of
'vrouw' zijn, vormen een meerderheid in Gods natuur. Als sommigen
onder ons een idee koesteren over hoe alles hoort te zijn, terwijl
dit idee de feiten tegenspreekt ongeacht of het nu gaat over
planetaire constellaties of over menselijke stellen dan lijkt het
mij op grond van het hoger aangehaalde redelijker om aan te nemen dat
het idee fout is en niet de feiten. Al is volledigheidshalve
ook dit slechts een idee.
Ter
gelegenheid van het jongste prinselijke huwelijk in Engeland dat de
wereld rond op de buis gevolgd werd, zijn er wellicht
televisiekijkers die zich bij het aanschouwen van het
sprookjesachtige Windsor Castle misschien afvragen waar al die
uitgestalde rijkdommen waarvan de trotse bezitters op algemeen
applaus worden onthaald, eigenlijk vandaan komen. Velen blijken
immers niet meer te weten dat geen honderd jaar geleden The
British Empire het grootste rijk was aller tijden met omstreeks
het begin van de twintigste eeuw zo'n half miljard inwoners die ook
goed van pas kwamen in de wereldoorlogen: de aandachtige bezoeker van
de eindeloze kerkhoven in de westhoek zal opmerken dat zij bezaaid
liggen met zwarten, Indiërs, kortom met mensen met alle kleuren van
de regenboog kinderen van de talrijke kolonies. (1) En het Britse
rijk is geen uitzondering, zowat alle Europese landen hebben kolonies
gehad waaraan ze zich te goed deden. En wel zonder veel scrupules,
zoals ook de Belgische koloniale geschiedenis leert.
Maar louter
geschiedenis is het niet: in die trappenhal van dat woonblok daar
staat iemand te dweilen, langzaam maar gestaag en op het ritme van
een wijsje dat wij kennen van onze zomerse bluesfestivals; hij heeft
een doek om het hoofd geknoopt, is zowat zestig jaar oud, heeft een
verdrietige blik, gaat vriendelijk opzij voor een passerende bewoner
en lijkt zo weggelopen uit De negerhut van oom Tom. (2)
Schuldslavernij
is erger nog dan slavernij: aan vluchtelingen uit Afrika die zich
krachtens de Conventie van Genève (3) kunnen beroepen op het
onvoorwaardelijke recht op asiel, wordt te verstaan gegeven dat zij
iets terug moeten doen voor de ontvangen hulp, alsof het niet ging om
een recht doch om een gunst en zo keert anno 2018 die ellendige tijd
van toen weer met de verwende, arrogante bourgeois die zich
ongegeneerd laten dienen door onschuldige dwangarbeiders. De
slavernij is terug. Verrechtsing is niet zomaar een woord.
(1) In 1914
en 1915 sneuvelden alleen al in Ieper respectievelijk 127.145 en
87.979 soldaten waarvan respectievelijk 13.227 en 38.500 Britten
waaronder ook Canadezen en Indiërs. De namen van de helft van
uiteindelijk meer dan 100.000 gesneuvelden van de Commonwealth staan
op de Menenpoort:
Met
insecten zoals mieren en bijen heeft de mens het gebrek gemeen
maar is het niet tegelijk een voordeel? dat hij als enkeling een
vogel is voor de kat: het maatschappelijke leven is voor ons een
absolute noodzaak en zonder samenwerking aanvankelijk in
stamverband, later in staatsverband en vandaag soms ook
internationaal zijn wij volstrekt hulpeloze wezens. Edoch, over
dat belang van vooralsnog de staat lopen de meningen nogal
uiteen en in feite moet men hier spreken over ideologieën: voor de
communisten kunnen enkelingen best opgeofferd worden aan vadertje
staat het doel van alle streven terwijl wij met onze
personalistische overtuiging nog altijd geloven dat de maatschappij
voor ons een instrument is en derhalve een middel.
Onze
organen zijn instrumenten in en van ons lichaam als geheel en dat
lichaam op zijn beurt is een instrument in onze handen en misschien
kan men ook beweren dat bijen en mieren niet meer zijn dan cellen van
een groter organisme de kolonie maar de staat blijven wij
gelukkig beschouwen als een instrument in onze dienst. Een bijzonder
instrument weliswaar omdat wij op onze beurt ook instrumenteel zijn
waar wij dit instrument fabriceren en in werking houden. Waar ik werk
aan de bouw van een auto, ben ik een instrument in de sector van de
autofabricage en deze fase is noodzakelijk voor de eindfase waarin ik
de auto kan beschouwen als een instrument onderworpen aan mijn wil.
Zoals de auto is heel onze wereld een instrument voor ons maar het
komt pas tot stand mits wij onszelf eerst tot instrumenten maken. De
natuur wordt immers pas bedwongen als wij en in de mate dat wij eerst
haar wetten erkennen en respecteren en zonder die knieval kunnen wij
helemaal niets aanvangen.
Het staat
buiten kijf dat wij maatschappelijke wezens zijn, dat wij moeten
arbeiden in de omschreven zin en dat wij ons daarom in zekere zin ook
moeten onderwerpen aan de eisen die de maatschappij stelt. Op die
manier komt er een wet tot stand de wet van vraag en aanbod
waarmee wij rekening dienen te houden. Maar hier is wat aan de hand.
Er
is iets niet pluis met de wet van vraag en aanbod welke het verkeer
regelt op de vrije markt en meer bepaald knelt het schoentje waar de
vraag niet spoort met de reële noden en dan wel vooral daar waar de
vraag deze noden regelrecht tegenspreekt. In Werk
en waarde werd reeds het voorbeeld aangehaald van de
discrepantie tussen de geringe vraag naar (immers onbetaalbare)
artsen en de (des te grotere) nood eraan in Mozambique: dat arme land
telt per inwoner bijna honderd keer minder dokters dan België, zodat
het werk van een arts ginder veel meer waard is dan hier, ook al
brengt het hier financieel veel meer op. Maar deze factor is extern
aan de arts zelf en met die externe factoren kampt elke werknemer:
hij is meestal wel verantwoordelijk voor zijn vakkennis en kunde maar
aan de vaak sterk schommelende constellaties welke te maken hebben
met de schaarste van zijn beroep en met de betaalbaarheid ervan kan
hij vaak helemaal niets wijzigen. Er zijn Mozambikaanse artsen die
naar België verhuizen omdat ze hier meer kunnen verdienen en omdat
ze er hier persoonlijk rijker van worden maar er zijn er ook die
ginder blijven omdat ze in het eigen land veel meer kunnen betekenen
voor anderen voor iedereen: de waarde van hun werk stijgt
naarmate hun ontvangen loon geringer is. En dat wil nu precies
zeggen dat de vraag niet spoort met de nood: de wet van vraag en
aanbod zoals ze nu en hier bestaat, is wereldvreemd en ze is dat op
een bijzonder rampzalige manier waarvan de exponenten goed gekend
zijn: de handel in producten die de volksgezondheid ondermijnen, doet
de economie floreren terwijl de zorg voor mensen met grote noden
verlieslatend is. En waar deze realiteit genegeerd wordt, geschiedt
zulks op lange termijn ten koste van het leven zelf.
Nu
worden steeds meer mensen zich dankzij de groeiende
bewustmakingscampagnes van maatschappijcritici en kunstenaars stilaan
bewust van deze gang van zaken maar tegelijk blijft door de wet van
de traagheid de logge mastodont van onze in wezen fataal verouderde
economie voortbestaan en dwingt zij ons met al haar tentakels om
tegen beter weten in te handelen: wij blijven teveel energie
verbruiken en we produceren teveel afval, we blijven autootje rijden,
we blijven zonder veel protest onze kinderen slachtofferen aan
onveilig verkeer, vuile lucht en vooral ook aan de leugens en de
onzin welke de leefbaarheid van onze wereld sterk beperken. Er is een
gigantische kloof ontstaan tussen wat wij willen en wat wij doen en
die kloof weerspiegelt zich in een andere: de kloof tussen datgene
wat goed is voor onze economie en datgene wat goed is voor ons.
Want neen,
niet alles wat onze economie sneller doet draaien, komt ons ten
goede, er zijn immers grenzen aan de groei ongeremde groei is
tegendoelmatig en in de fysiologie heet dat 'kanker' en daarom
moeten wij tot onze eigen scha en schande ondervinden dat het
verstand het eindelijk moet overnemen van een zucht en meer bepaald
de hebzucht. Een zucht is een verslaving, zij is onbevredigbaar, een
bodemloze put. Die zucht moet veld ruimen voor het verstand: het
juiste midden, de maat, het evenwicht. Een huis moet niet zo groot
mogelijk zijn, het is ideaal om in te wonen als het gepast is en dat
geldt voor zowat alles in onze wereld: 'te' is nooit goed. De Oude
Grieken wisten het al: de dapperheid houdt het midden tussen de
lafheid en de overmoed, de vrijgevigheid houdt het midden tussen de
verkwisting en de gierigheid en de regel luidt derhalve: de deugd
houdt het midden tussen twee ondeugden.
En
dat geldt evenzeer voor onze economie. Wij verkijken ons op het
draaien ervan en wij zien pas dat alles zot draait als het al veel te
laat is. Voor die tijd moeten wij protest aantekenen, moeten wij een
dam opwerpen tegen het logge gevaarte van een suïcidale economie die
nog maar moeilijk tot stilstand gebracht kan worden maar die gestopt
moet worden op straffe van de ondergang van ons geluk, van onze gezondheid en van onze toekomst zonder meer. Want waar wij zomaar blindelings werken
omdat de staat dat schijnbaar eist overeenkomstig de wet van vraag en
aanbod, denken wij niet na en als wij al nadenken, dan doen wij dat
zeker niet met ons eigen hoofd maar met het veronderstelde hoofd van
de staat. Edoch, omdat de staat geen hoofd heeft, denken wij dan met
andermans hoofd. En dat terwijl ons eigen hoofd ons waarschuwt omdat
wij tenslotte in een gevarenzone terechtgekomen zijn, getuige de
massale vervuiling, de woekering van allerlei nieuwe kankers, het
floreren van de drughandel, de om zich heen grijpende waanzin en de
dreigende triomf van de dood.
Het
is nooit goed om met andermans hoofd te denken want dat staat gelijk
met gedachteloosheid. En gedachteloosheid is wat alleen machines van
hun onderdelen eisen. Machineonderdelen zijn wij niet, of tenminste:
dat willen wij niet zijn, heel eenvoudig omdat het ons geluk in de
weg staat en ons leven.
(J.B.,
17 mei 2018)
13-05-2018
Neo-nazi's: nihil novi sub sole
Neo-nazi's:
nihil novi sub sole
In een
recent boek openbaart de Leuvense psychiater Erik Thys hoe onder het
naziregime psychiatrische patiënten (ook in België) massaal werden
afgemaakt. Dit geschiedde onttrokken aan de ogen van alle burgers en
zelfs het personeel van de betrokken instellingen wist er niets van
behalve dan de artsen die daar werkzaam waren. Zij waren de enigen
die met zekerheid het lot van de patiënten konden voorspellen omdat
alleen zij wisten dat het volstrekt vetarm dieet waaraan hun niets
vermoedende patiënten verplicht onderworpen werden, al na amper
enkele maanden fataal zou worden voor deze volgens de nazi-ideologie
nutteloze, armlastige en derhalve te euthanaseren burgers. De
massamoord gebeurde onder het toezicht van de aan de instellingen
verbonden psychiaters en artsen onder wie er slechts een handvol
tegen deze moordende praktijk verzet durfden te bieden. (1)
Vol
ongeloof werd na de oorlog onderzocht hoe geleerde en welopgevoede
mensen daartoe in staat waren geweest en kijk, dergelijke praktijken
bleken geheel in overeenstemming met de resultaten van het zogenaamde
gehoorzaamheidsexperiment van Stanley Milgram uit 1963: twee derden
van alle mensen blijken probleemloos bereid om op bevel van hogerhand
medemensen om te brengen.
Vandaag is
dat jammer genoeg niet anders en de hedendaagse geschiedenis laat
hieromtrent niet de geringste twijfel bestaan: nauwelijks verkapte
vormen van moord en massamoord zijn ook in de westerse wereld van het
derde millennium schering en inslag en het ten hemel schreiende
onrecht inzake de mensonwaardige behandeling van oorlogsvluchtelingen
is nu reeds de schande van deze tijd die over de hele aarde het
Europese werelddeel én zijn 'beschaving' voor immer in diskrediet
brengt. Want terwijl de Verenigde Naties naar aanleiding van de
genocide onder het Derde Rijk zich ertoe verbonden om bij het
verschijnen van een nieuwe Hitler asiel te verlenen aan allen die dan
op de loop moeten voor hun leven, betalen hun eensklaps verrechtste
regimes godbetert de Turkse dictator om de miljoenen vluchtelingen
voor een regime dat nazi-Duitsland in zijn schaduw stelt, uit Europa
weg te houden wat gebeurt door de ongelukkigen in kampen gevangen
te zetten voor onbepaalde tijd, wat wil zeggen: totdat zij van
ontbering omkomen zoals destijds hun lotgenoten in Auschwitz en
elders in de hel.
Een
gelijkaardige vorm van mishandeling en doodslag voltrekt zich op een
bijna onzichtbare manier waar onze ambtenaren klakkeloos de bevelen
van dezelfde extreemrechtse regimes uitvoeren welke rampzalig zijn
voor de zogenaamde armlastigen van het eigen volk, zoals de ouderen,
de andersvaliden en de werklozen.
Wat betreft
deze laatste groep, bestaat de vandaag gehanteerde en bijzonder
gemene tactiek om werkzoekenden uit te schakelen hierin, dat
extreemrechtse regeringen hun slachtoffers de schuld geven van het
eigen wanbeleid. Het is immers nimmer de verantwoordelijkheid van de
arbeiders om het land van jobs te voorzien arbeiders moeten hun
vak onder de knie hebben en waar zij het niet kunnen uitoefenen is
het de regering die jegens hen in gebreke blijft en die hun daarvoor
ook schadeloosstelling verschuldigd is.
Het getuigt
overigens van een ongehoorde arrogantie maar zo is nu eenmaal de
arrogantie van de macht wanneer deze extremisten er niet alleen
aan verzaken om schuld te bekennen maar waar zij bovendien proberen
en er blijkbaar zonder veel moeite ook nog in slagen om de schuld
voor het eigen wanbeleid in de schoenen van de slachtoffers te
schuiven door de arbeiders gaan te straffen voor het feit dat zij,
die moeten regeren, niet in staat blijken om voldoende en gepaste
werkgelegenheid te verschaffen. Op de koop toe doen zij dit onder de
zware en bijzonder mensonterende beschuldigingen van werkonwilligheid
en parasitisme beschuldigingen die worden uitgesproken als
authentieke vonnissen welke zich echter voltrekken in compartimenten
die zich onttrekken aan het oog van de openbaarheid, zoals socioloog
Abram de Swaan het zo treffend beschrijft en illustreert in zijn
werken over hedendaagse massamoord. (2)
De
extreemrechtse regeringen slagen er niet alleen niet in om aan het
volk werk te verschaffen zij blijken tevens onbekwaam om passend
werk te verschaffen en in dezelfde beweging van demonisering van de
groep van de werkloze arbeiders, voeren zij ook nog eens de
schuldslavernij in waar zij geloven de mensen met ongeacht welk werk
te mogen opzadelen ter compensatie van hun uitkering, alsof de
arbeiders daarvoor niet zelf hadden gezorgd en alsof het derhalve
niet ging om een recht doch om een aalmoes. In hun malafide ijver om
de moeizaam verworven sociale wetten te ondermijnen, wordt volgens
het verdeel en heersprincipe gepoogd om onder de werknemers
verdeeldheid te zaaien en stellen handlangers van kapitalisten die
zich uitgeven voor politici, de zaak zo voor, alsof de werklozen
profiteren van de werkenden als ze met hun bedrieglijke
neologismen zoals 'loonlast' en 'vergrijzing', al niet de indruk
willen wekken dat het de grootgeldbezitters zijn die voor de
werklozen moeten opdraaien.
Maar de
regel zou niet de regel zijn indien er geen uitzonderingen waren en
alle hoop van het mensdom gaat uit naar deze mensen die de
verrechtsing ten spijt doch naar het goede voorbeeld van wie onder de
Duitse bezetting op zolder joden en andere vluchtelingen verborg,
toch een of andere vorm van onderdak trachten te schenken aan
armlastigen, ook al doen zij dit vaak ten koste van hun carrière of
hun job en soms ook ten koste van het eigen leven.
(2)Abram
de Swaan, The Killing Compartments. On genocidal regimes and their
perpetrators,
2014.
(Nederlandse vertaling:
Compartimenten van vernietiging. Over genocidale regimes en hun
daders,
Prometheus, 2014).
10-05-2018
Werk en waarde
Werk
en waarde
Met
zes geneesheren per honderdduizend inwoners is Mozambique een arm
land met een tekort aan artsen: er is geen geld en dus geen plaats
voor hoogopgeleiden en dus is er ook geen economische vraag
naar artsen. Maar des te groter is de nood eraan.
Paradoxaal
genoeg volgt de grotere nood
uit de kleinere vraag (die
dan weer een gevolg is van de onbetaalbaarheid): de (economische)
vraag en de (reële) nood spreken elkaar tegen.
In
economische zin rendeert een dokterspraktijk in Mozambique niet zoals
in België maar de werkelijke waarde ervan is daar wel groter,
precies ingevolge de grotere nood. En zo bestaat er tussen de
economische vraag en de reële noden niet alleen een conflict maar de
twee dreigen elkaar zelfs uit te sluiten: waar de wet van vraag en
aanbod heerst, doet zij dat vaak ten koste van de levensnoodzakelijke
bevrediging van reële noden.
Edoch, een
wet die geen rekening houdt met de reële noden is wereldvreemd. Een
economie gebaseerd op de wet van vraag en aanbod is een wereldvreemde
economie.
Op de koop
toe maakt het korte termijndenken dat eigen is aan het winstbejag
de motor van onze economie dat een economische vraag vaak
nutteloos en zelfs contraproductief werk meebrengt: tabakshandel
rendeert voor enkelingen en op korte termijn maar ruïneert de
volksgezondheid. Alle inspanningen die geleverd worden door telers
van en handelaars in tabak zullen, alle economisch profijt ten spijt,
uiteindelijk resulteren in een ramp omdat zij de volksgezondheid
ondermijnen.
Men
verkijkt zich op het draaien van de economie waar het allerminst gaat
om stichtend werk want de teelt van drugs is afbraak. Een
wereldvreemde economie maakt geen onderscheid tussen stichtende en
vernietigende activiteiten omdat zij zich verkijkt op de activiteit
als zodanig: zij vereist zaken die ons ten gronde richten en ziet
godbetert zelfs soelaas in het scheppen van werk terwijl de
wezenskern van de economie de zuinigheid is welke een maximaal
resultaat nastreeft middels minimale inspanningen en investeringen
van (per definitie) kostbare tijd.
Inzake de
waarde van werk zijn talloze factoren in het geding, waaronder
efficiëntie, en die heeft
betrekking op onder meer de kwaliteiten van de arbeider:
op zijn intrinsieke kwaliteiten, zoals aanleg, scholing en
ervaring maar ook op zijn extrinsieke kwaliteiten, zoals zijn
schaarste. Omwille van de schaarste aan artsen in Mozambique zijn
artsen die daar gaan werken (in absolute termen) waardevoller dan hun
collegae in België. Dat er in Mozambique een schaarste is aan
artsen, betekent in termen van onze wereldvreemde economie in feite
dat er een overschot is aan onbetaalbare artsen.
Vrij
vertaald wil dit zeggen dat naar onze (wereldvreemde) maatstaven de
bevrediging van noden als onbetaalbaar wordt beschouwd, wat vloekt
met de mensenrechten. Dit feit rechtvaardigt een verzet en verplicht
daar ook toe in ethische zin.
Met
bijna honderd keer meer artsen dan Mozambique vier per duizend
inwoners is België een rijk land: er is geld en dus plaats voor
hoogopgeleiden en de vraag
naar artsen is min of meer in overeenstemming met de nood daaraan
omdat zij betaalbaar zijn.
Edoch,
zoals de schaarste aan artsen in Mozambique in termen van onze
wereldvreemde economie betekent dat er een overschot is aan
onbetaalbare artsen, betekent de schaarste aan filosofen in België
dat er een overschot is aan onbetaalbare filosofen.
Er zijn
filosofen maar zij worden niet betaald om te filosoferen en teneinde
in hun levensonderhoud te kunnen voorzien, zien zij zich verplicht om
hun tijd te verdoen met jobs die niet de hunne zijn en dat is een
ware ramp omdat aldus hun levensnoodzakelijk werk dreigt te blijven
liggen.
Het behoort
immers tot de taak van filosofen om wantoestanden zoals de
onderhavige aan het licht te brengen: de rampzalige
contraproductiviteit van onze huidige economie die immers
bewerkstelligt dat primaire noden onbevredigd blijven doordat zij
niet sporen met de economische vraag. Tot die primaire noden behoort
de maatschappijkritiek of de (sociale) filosofie omdat zij niet
alleen aan de grondslag ligt van onze beschaving maar tevens een sine
qua non is voor het voortbestaan ervan.
Uiteraard
is er geen vraag naar maatschappijkritiek in een maatschappij die
blasé is en derhalve eerder onwillig om zichzelf in vraag te stellen
en dus moeten filosofen die hun tijd alsnog aan de beoefening van hun
job willen besteden, hun taak dan maar onbezoldigd vervullen. In het
beste geval moeten zij vrede nemen met een uitkering welke hen
toelaat om in leven te blijven en naar best vermogen te werken. Net
zoals de kunstenaars kunnen zij enkel rekenen op het begrip van
lotgenoten. Kunstenaars en filosofen (maar ook huismoeders en nog tal
van andere roepingen) halen hun moed uit de wetenschap dat hun werk
dan misschien niet financieel rendeert maar wel de hoop mag voeden
dat het die vruchten afwerpt zonder welke er geen alternatief zou
zijn voor een verdere afglijding van de beginsel- en cultuurloosheid
van het recht van de sterkste met zijn bizarre wet van vraag en
aanbod naar de immer zo jammerlijke oorlog.
(Jan
Bauwens, Hemelvaart 2018)
25-04-2018
Helden en heldinnen. Over schone schijn, schaamte en schande
Helden en heldinnen
Over schone
schijn, schaamte en schande
In de jaren
zeventig van de voorgaande eeuw sloeg de Gentse moraalfilosoof Jaap
Kruithof de gasten in een brt-programma van Paula Semer met
verstomming met zijn antiautoritaire opmerking dat de jeugd toegang
zou moeten krijgen tot voorbehoedsmiddelen. (1) De kwestie was
revolutionair, niet zozeer omdat het toentertijd hete hangijzer van
de seksualiteit in het geding was, maar omwille van een veel dieper
gelegen ethisch dilemma, met name de paradox van schuld en schaamte.
Toen in onze contreien het gebruik van anticonceptiva nog zonde en
taboe was, geraakten heel wat jonge vrouwen ongewenst zwanger en het
was een publiek geheim dat zij dan naar Nederland trokken om aldaar
abortus te plegen. Deze toenmalige praktijk laat zien hoezeer
schaamte de bovenhand had over schuld, wat wil zeggen dat men zich
veeleer zorgen maakte over zijn goede naam dan over het leven van een
eigen ongeboren kind: er was een schaamtecultuur, schaamte gold als
erger dan schuld. Wars van Plato's gezegde dat het beter is om kwaad
te ondergaan dan het te doen, blijken heel wat mensen bereid om het
leven van een eigen (verwacht) kind op te offeren aan het continueren
van hun status van onbesproken gedrag. Dat men liever moordt dan over
de tongen te gaan, verraadt hoe een overheersende schaamtecultuur
hand in hand gaat met een verregaande verdringing van het
schuldbewustzijn. Een cultuur van schaamte blijkt een cultuur van
gewetenloosheid.
De
abortusproblematiek was overigens lang geen alleenstaand gevolg van
de verschrikking van de schaamtecultuur. Volgens een wet uit het
begin van de twintigste eeuw werden tot op het ogenblik van de
protesten door onder meer Gerard van het Reve in 1971, ook mannen
naar Nederland gebracht met het oog op een speciale behandeling voor
zaken waarvoor zij zich moesten schamen. Het ging meer bepaald om
onder meer homoseksualiteit, dat toen nog als een ziekte gold en
homoseksuelen bezochten in Heiloo de katholieke Willibrordusstichting
waar ene dokter Aimé Wijffels hen castreerde wat meestal
gebeurde met de instemming van de patiënt die in geval van 'delict'
aldus al eens op strafvermindering kon rekenen. Men liet zich
verminken uit vrees voor de schaamte en aldus verdonkeremaande de
schaamtecultuur het schuldbewustzijn dat normaliter een dergelijke
(zelf)verminking in de weg staat.
Maar wie
denken dat wij er na de vrouwenemancipatie baas in eigen buik
en het homohuwelijk in moreel opzicht op vooruit gegaan zijn,
houden helemaal geen rekening met het feit van een toenemende cultuur
van het wegmoffelen waar het zieken, gehandicapten en ouderlingen
betreft: meer dan ooit worden wie niet beantwoorden aan het door de
manipulerende media voorgehouden ideaal van de gezonde, mooie,
snuggere en jonge helden en heldinnen, genadeloos opgeborgen in
instellingen en zo niet worden zij gestigmatiseerd en belanden zij
aldus in virtuele concentratiekampen, afgezonderd van het zogenaamd
'normale' leven. In dat normale leven wringt men zich in alle
mogelijke bochten en werkt men zich uit de naad om er bij te kunnen
horen om er bij te kunnen blijven horen, wat wil zeggen:
zo lang mogelijk, want het liedje van het eeuwig leven is voorgoed
voorbij, voortaan komt er aan alles hoe dan ook een eind. Mensen als
speelballen van modemakers, ideologen, politici, technocraten,
bankiers mensen als speelballen van een schaamtecultuur die op
het eind van de rit ook de meest eerzuchtige met een blos op de
wangen te kijk zet zoals de kijkcijfers aangeven is het dan feest
voor de aasgieren die wij geworden zijn en zoals in De ballade van
Arie Hop werden wij zowaar onze eigen kannibaal.
Vaak
gaat schaamteloosheid door voor een ondeugd en derhalve schaamte voor
een deugd maar dat gebeurt dan geheel onterecht omdat schaamte geen
handeling is en ook geen attitude: schaamte wordt ondergaan zij
het vaak door eigen toedoen. De vrees voor schaamte blijkt sterker
dan die voor schuld en aldus fnuikt zij het schuldbewustzijn en maakt
zij van mensen slaven, misdadigers en soms ook moordenaars. Bovendien
kan men vermoeden dat daar waar men zijn kinderen en zijn ouders
opoffert, het geen god kan zijn die zulk een offers eist maar veeleer
een demon en derhalve weet men dat als de status van onbesproken
gedrag met andere woorden de eer het toegangsticket is
tot deze wereld, de eer evenmin als de schaamte een deugd kan zijn.
Door het thema van de anticonceptiva aan te kaarten, legde Jaap
Kruithof de vinger op de wonde de etterende wonde van de
eerzucht, de tweelingzuster van de hypocrisie. En eerzucht is wél
een ondeugd en met betrekking tot een al te verregaande
permissiviteit inzake de abortuspraktijk, de opsluiting van
dementerenden en de stigmatisering van dissidenten, is het een
ondeugd die tot moord aanzet. Eerzucht, fierheid, trots, hoogmoed of
arrogantie is de ultieme eigenschap die de duivel parten speelde bij
zijn fatale val waarin hij de mens tracht mee te sleuren.
O
Lucifer, ghy zult dien hooghmoedt u beklagen.
Ghy
fenix, onder al wat Godt daer boven looft,
Hoe
steeckt ghy, onder 't heir, zoo fier met hals en hooft,
En
helm, en schoudren uit! hoe heerlijck past u 't wapen,
Als
waer 't naturelijck uw wezen aengeschapen !
0
hooft der Engelen, niet hooger: keer weerom.
(De aartsengel
Rafaël aan het woord in: Joost van den Vondel, Lucifer,
vijfde bedrijf, versregels 1791-1796)
Maar de
tijden blijken in dit opzicht niet zo veel veranderd en nog steeds
blijken massa's mensen schijnbaar moeiteloos anderen én zichzelf wat
voor te liegen in het bizarre spel van de hypocrisie dat kennelijk
tot elke prijs in ere moet worden gehouden. Dat dit ook en vooral
inzake de menselijke seksualiteit het geval blijkt, legt zowel de
diepte van de menselijke ziel bloot als het mysterie van het kwaad:
schuilt het kwaad in onze onderworpenheid aan het irrationele
bron van romantiek, passie en lust of bestaat het in de sociale
uitsluiting door mensen die de schijn ophouden van een redelijkheid
die er helemaal geen is? Schuilt het kwaad met andere woorden dan
niet in het feit dat wij ondoorgrondelijke wezens zijn die tegen heug
en meug geloven in de ultieme kennis en in de rede en die anderen die
ons als onredelijk ontmaskeren, uitstoten? Is het dan een groter
kwaad om uitgestoten te worden door een hypocriete wereld omwille van
zijn trouw aan de waarheid dan om de waarheid te verloochenen in ruil
voor zijn wereldburgerschap? Ofschoon het alle schijn tegen heeft,
blijkt de zozeer geprezen eer de grootste rivaal van de waarheid en
de beste bondgenoot van de leugen. Socrates, Tijl Uilenspiegel, Han
van Meegeren, Aleksandr Solzjenitsyn, Edward Snowden en vele andere
dissidenten illustreren hoe deze diepe filosofische waarheid zich
weerspiegelt in de dagelijkse praktijk.
De schaamte suggereert al te vaak een schuld die er
helemaal niet is en zij speelt aldus de schuldeloze parten hij
schaamt zich omdat men hem met de vinger wijst, ook waar dit
onterecht gebeurt terwijl heel wat criminelen schaamteloos lijken
te werk gaan hoe vaak immers wordt trots niet op applaus
onthaald? Maar tegelijk zijn het even vaak degenen zonder schuldbesef
die de schaamte vrezen, terwijl vermeende schaamteloosheid dikwijls
slechts een volstrekte afwezigheid van schuld verkapt.
Schuldbewustzijn voorkomt kwaad en derhalve schuld precies zoals
besef van onze onwetendheid ons behoedt voor onverstand en zo ook kan
de joodse filosofe Hannah Arendt zeggen dat een gebrek aan
intelligentie aan de basis ligt van heel wat kwaad want paradoxaal
genoeg leidt het kritiekloze navolgen van autoriteiten
afhankelijk van wie die autoriteiten zijn even vaak tot (althans
van buitenaf gezien) vreedzame samenlevingen als tot de hel van Mao,
Ceaușescu en Hitler.
De vrees
voor schaamte blijkt de motor achter de hebzucht die op haar beurt
niet alleen de jacht op carrière aandrijft maar ook en vooral de
fraude en de vele andere misdaden welke mensen rijk maken, eer
bezorgen en vervolgens toegang verschaffen tot de wereld die in
dit opzicht inderdaad onmiskenbaar 'des duivels' is want niemand komt
erin zonder de genoemde ondeugden in afdoende mate te hebben
beoefend. Want niet door hard labeur wordt men rap rijk de beste
trekpaarden verslijten eerst het pad naar instant rijkdom is dat
van de uitbuiting.
Uit angst
voor sociale uitsluiting uit schaamte wenden arme mensen de
schaarse middelen bedoeld om te overleven aan om de valse schijn op
te hangen van een welstellendheid die zij niet hebben en op die
manier verliezen wie geen sociale status hebben tevens de
levensmiddelen bedoeld voor het bevredigen van de primaire behoeften.
Gelijk
krijgen is belangrijker geworden dan het te hebben, wat betekent dat
de waarheid niet langer objectief is maar voortaan gemaakt wordt,
meer bepaald door wie over voldoende wereldse macht beschikken en via
de navenante triomf van de leugen, ontvouwt zich een schaamtecultuur
die eist dat niet langer degenen blozen die abortus plegen maar zij
die de rechten van de ongeborenen verdedigen. De heerschappij van de
leugen herstelt de standenmaatschappij in ere alsook de slavernij, en
wel via de zozeer bedrieglijke weg van de geboortebeperking in de
derdewereldlanden:
We
wensen geen massamoordenaars te zijn maar we zijn het tegen heug en
meug en bij uitstek de aanwending van massale uithongering (
dagelijks ca. 30.000 slachtoffers) in functie van de continuering van
de slavernij toont dit aan. De perversie schuilt in het feit dat
derde wereldburgers in slavernij gehouden worden door hun naast een
pensioen ook nog het recht op kinderen te ontzeggen onder de dreiging
dat hun kroost een overbevolking zou veroorzaken terwijl hun
ecologische voetafdruk verwaarloosbaar is of hoe slachtoffers de
schuld krijgen van het kwaad waarvan zij de dupe zijn.
De schaamte
blijkt de dienstknecht van de ondeugd van de eerzucht, bron van
ontelbare misdaden. De inspirerende 'schaamteloosheid' van een reus
zoals Jaap Kruithof blijkt, tegen de bedrieglijke intuïtie in, het
ultieme werktuig voor het aan het licht brengen van diep verborgen,
onfrisse praktijken welke dikwijls letterlijk moorddadig zijn. Het is
immers vaak de schaamteloosheid die de schande aan het licht brengt
van de verdoken schuld van misdaden, precies omdat die zich kunnen
handhaven middels de schaamte.
De
islamieten hebben een punt in de discussie over het al dan niet
verdoofd slachten van offerdieren waar zij stellen dat zij best
bereid zijn om zich te schikken naar de eisen van de
dierenrechtenverdedigers op voorwaarde dat men eerst schoon schip
maakt met ander en groter dierenleed en zij doelen zeer terecht
op dierenleed veroorzaakt door wettelijk beschermde vormen van
moordlust waarvan de jacht het typevoorbeeld is.
De
jacht is zowat twee miljoen jaar oud dan immers verschenen de
eerste mensen die op deze manier aan voedsel kwamen. Toen
ongeveer tienduizend jaar geleden planten en dieren gedomesticeerd
werden of dus met het ontstaan van de landbouw en de veeteelt
nam het belang van de jacht af maar verdwijnen deed zij niet omdat
zij nog andere doeleinden dient. Jagen wordt als geoorloofd beschouwd
bijvoorbeeld als bestrijding van de beschadiging van veldgewassen
door konijnen maar steeds meer stemmen gaan op om alvast de
plezierjacht te verbieden.
De
tegenstanders van de vrije jacht die in oorsprong een recht is
van de grondbezitter zijn meestal dierenvrienden en aan hen wordt
vaak verweten dat hun (selectieve) empathie voor dieren in feite
slechts een verkapte affectie is, opgewekt door de aaibaarheid van de
betrokken soorten en zo zouden bijvoorbeeld stokstaartjes er fel
onder lijden dat zij worden ingezet als gezelschapsdier terwijl
slakken, bromvliegen en vissen geen enkel gevaar lopen.
Maar
er zijn ook ernstige argumenten voor de bescherming van de planten-
en de dierenwereld tegen de plezierjacht en daar gaat de discussie
vooral over het ecologisch evenwicht als noodzakelijke voorwaarde
zonder meer voor alle leven op deze planeet. Want is het geen zonde
als primitieve moordlust botgevierd met alles behalve primitieve
middelen het leven als zodanig in de weg staat?
Een
sprekend voorbeeld van verstoring van het natuurlijk evenwicht door
de mens is de ontbossing. Reeds Plato waarschuwde tweeduizend
vierhonderd jaar geleden tegen de ontbossing van Griekenland en bij
de deur zien wij hoe ten tijde van de industriële revolutie de
houtkap voor de hoogovens het ooit dichtbeboste Schotse landschap
herschapen heeft tot een aaneenschakeling van reusachtige meren.
Sinds de kap van het Amazonewoud wereldnieuws werd, weten wij dat het
hier gaat om de longen van de aarde zonder welke wij straks allemáál
zullen moeten puffen en nog erger want wij verliezen niet minder dan
zeventien voetbalvelden bos per minuut. Grosso
modo is het zo dat
wat de dieren uitscheiden en uitademen, voedsel is voor de planten,
terwijl de planten en hun uitwasemingen mens en dier tot voedsel en
tot adem zijn. Op die manier leven plant en dier bij de gratie van
elkaar een symbiose nota
bene zonder ook
maar één grammetje afval.
Maar
ook een andere kijk op de plezierjacht kan een verbod plausibel maken
want het gaat hier om de pertinente vraag of de menselijke moordlust
wel kan voorgesteld worden als een (nota bene per definitie
gesubsidieerde want erkende) sport teneinde haar te kunnen botvieren.
Moeten met andere woorden arme mensen belastingen betalen om het
botvieren van de moordlust van de rijken te bekostigen? Moet de staat
voorzien in accommodatie, propaganda en zelfs eerbetoon aan het doden
van andere levende wezens terwijl dit doden geen andere noodzaak
dient dan het 'bevredigen' van een moordlust? En kunnen geen
vraagtekens gesteld worden bij iets zoals moordlust als er dan toch
ook mensen zijn die lust beleven aan het redden van levens van
mensen of van dieren hetgeen heel wat meer opleiding, studie, oefening en inspanningen vraagt dan het overhalen van een trekker?
Valt er geen inconsistentie te bespeuren in de finaliteit van onze
wetten wanneer zij zowel het redden van levens als het vernietigen
ervan aanmoedigen?
Maar
nu horen we de jagers al kijven dat de jacht niet de mens betreft
doch de dieren en zij bedoelen uiteraard de andere soorten, alsof het
doden van andere soorten geoorloofd is en dan wel op grond van het
argument dat het nu eenmaal om andere soorten gaat, alsof de empathie
met andere soorten dan pervers was. Dit verwijt sneed weliswaar hout
in de jungle van weleer waar de wet van de sterkste gold en waar de
prijs voor een affectieve band met de prooi het eigen leven was. Iets
gelijkaardigs houden wij ons ook voor in tijden van oorlog wanneer
bijvoorbeeld de Belgen ervan overtuigd zijn dat zij de Duitsers mogen
doden omdat het geen Belgen zijn en, omgekeerd,wanneer de Duitsers
ervan overtuigd zijn dat zij de Belgen mogen doden omdat het geen
Duitsers zijn en erger nog, want zij geloven dat zij hen ook móeten
doden dienstweigeraars kregen tot voor kort de dood met de kogel.
En waar houdt die logica dan op, want in dezelfde lijn is het
geoorloofd om leden van een andere clan te doden omdat ze niet tot
mijn clan behoren of om anderen te doden omdat ze niet samenvallen
met mezelf. En tenslotte is ook de zelfmoord geoorloofd, hetzij omdat
zij niet bestraft kan worden, hetzij omdat men steeds vaker zichzelf
beschouwt als eigenaar van zichzelf. Of heeft de perversiteit van het
zogenaamde paraconsistente denken het nu voor het zeggen? In dat
geval hoeven wij ons uiteraard niet langer uit te sloven met het
houden van betogen en kunnen wij uiteindelijk alles beamen zonder
meer: de jacht op hazen en patrijzen, de vossenjacht, de
olifantenjacht, de jacht op luipaarden en mensapen, de jacht op
mensen, het kannibalisme, de praktijk van de onthoofding, de
genocide, abortus en euthanasie. En is dat niet De triomf van de
dood, uitgebeeld in 1562 door Pieter Bruegel de Oude?
Bomen - Het korte leven van witte abelen langs de Scheldedijk te Wetteren
Bomen - Het korte leven van witte abelen langs de Scheldedijk te Wetteren.
31-03-2018
Stille Zaterdag
Stille
zaterdag
In
een recent interview
van Jan Jagers, voor Magazine
Universiteit Antwerpen,
met Jeffrey Sachs, topadviseur van de secretaris-generaal van de VN
en 's werelds grootste econoom van dit eigenste ogenblik, herinnert
de eredoctor aan een fenomeen waarover bijvoorbeeld ook 'de laatste
getuigen' [van de holocaust] het hebben en dat verwant is met wat
Primo Levi betitelt als het allergrootste kwaad, zijnde de
onverschilligheid: "(...)
Hoewel we kúnnen samenwerken, lijken we desondanks in een tijd te
leven die compleet gevangen zit in toenemend wantrouwen, waardoor
zelfs het gevaar op wereldwijde vernietiging dreigt. (...) De opkomst
van vooral China, van Azië, betekent het einde van de door het
Westen geleide wereld zoals we die de laatste 250 jaar hebben gekend.
Opmerkelijk is dat de VS (...) nu zelf onstabiel is en in vele
opzichten een schurkenstaat, a rogue nation. Jammer genoeg. Met een
mentaal zieke president kan je dit moment niet anders zien dan als
dramatisch. (...)
Ik vrees een nucleaire oorlog. (...) We
zien zoiets nooit als een optie tot het echt gebeurt, omdat onze
psychologie zulke risicos simpelweg niet kan verwerken. (...)
Vliegende ganzen in radarstralen hebben we geïnterpreteerd als
intercontinentale raketten uit Rusland, ook radarreflectie op de
opkomende maan is daar al voor doorgegaan, en zopas was er in Hawaii
vals alarm over een nucleaire aanval (...). Het is twee minuten voor
middernacht. Alle mensen van goede wil moeten nu opstaan en nee
zeggen (...)" (1)
Onze
psychologie kan dit niet verwerken: als
een kwaad maar groot genoeg is, zal het niet langer als zodanig
gelden doch daarentegen als een goed. Om die reden wordt de naam van
Napoleon Bonaparte (1769-1821), een der grootste massamoordenaars
aller tijden, alom in ere gehouden met reusachtige standbeelden en
andere eretekens bij de vleet; naar hem worden in alle metropolen ter
wereld restaurants en cafés genoemd en zelfs allerlei luxeproducten,
incluis dranken en bonbons, alsof hij een sinterklaas was of een
paashaas. Hetzelfde geldt voor Nero (37-68), Mao (1893-1976), Stalin
(1878-1953) en vele andere tirannen. Het droppen van de atoombommen
op Hiroshima en Nagasaki die in één klap een kwart miljoen mensen
ter plekke deden verdampen zodat het enige spoor dat van hen restte
een zwarte vlek was op de grond, wordt niet alleen herdacht door de
slachtoffers: ook de daders bleven hun heldendaad vieren, onder meer
met de tentoonstelling in het National Air and Space Museum, in
Washington D.C., van de belangrijkste onderdelen van de Enola Gay
het vliegtuig waarmee de bommen werden gedropt tot de dag dat het
tuig met verf en bloed besmeurd werd. En de Japanners werden sinds
die zwartste dag uit hun geschiedenis de beste bondgenoten van de
moordenaars van hun volk.
Onze
psychologie kan een zo groot kwaad niet verwerken of toch niet
meteen. Want als er vele, vele jaren overheen gegaan zijn, blijft
uiteindelijk de waarheid over. Zo kwamen heel lang geleden de eerste
mensen Amerika in via het Noord-Westen dat aan het Noord-Oosten van
Azië grenst en zo bevolkten geelhuiden met pikzwarte haren
Chinezen dat continent totdat zij daar door Europese goudzoekers
werden verdreven, gescalpeerd of in reservaten ondergebracht met
gratis alcohol dat de zogenaamde Indianen echt Chinezen zijn,
verraadt ons zelfs hun beider poëzie. (2) Hollywood ten spijt met
zijn op nog ongerepte breinen mikkende propagandafilms over
heldhaftige cowboys, weet nu stilaan iedereen hoe gigantisch de
leugens zijn die door de oorlogsmachinerie gebrouwen worden.
Maar
als onze psychologie niet in staat is om een kwaad te verwerken dat
al te groot is, waarom zou hetzelfde dan niet waar zijn voor een al
te groot goed? Het is bijvoorbeeld algemeen geweten dat het
menselijke besef van het mirakel van het leven bijzonder ontoereikend
is. Of spreken de kwistigheid met levensbelangrijke zaken, met
mensenlevens en met levende soorten dan geen boekdelen? En het gemak
waarmee men oorlog voert, de onbezonnenheid van landen en hun
leiders? Onze psychologie blijkt derhalve evenmin in staat om een
goed dat al te groot is, te bevatten. Vandaar de vraag: zou het niet
kunnen dat niet slechts het leven maar evenzeer het eeuwig leven of
de verrijzenis behoren tot die goederen waarvan de omvang het
bevattingsvermogen van onze psychologie simpelweg te boven gaan?
Want
dat wij het wonder van het biologische leven altijd zo fel onder zijn
waarde schatten, komt doordat wij eraan gewoon geraakt zijn, zoals
men zo vaak zegt, en gewenning is niets anders dan ongevoeligheid,
psychisch onvermogen of een tekort aan besef. En gaan zij die het
leven na de dood verwerpen omdat zij zeggen dat niemand dit bevatten
kan, er dan niet verkeerdelijk vanuit dat het leven vóór de dood
wél bevattelijk zou zijn? Ja, zij verwijzen naar de wetenschappen,
die de religie van de nieuwste tijd zijn, maar zij blijven een
religie. Want meer dan beschrijvingen geven de wetenschappen
vooralsnog niet. Meer kan onze psychologie vandaag kennelijk niet
verwerken. Pasen blijkt een zaak voor veel en veel later een zaak
voor een tijdperk dat nog volgen moet op dat van de vrede, dat nog
lang niet in zicht komt. Wij houden noodgedwongen halt bij Stille
Zaterdag.
Altijd
onvoorspelbaar zo is de toekomst. En ook nu alle ogen gericht
zijn op Rusland dat massaal troepen naar zijn grenzen met Europa
stuurt of op de V.S. in twist met Noord-Korea of op Israël en de
Palestijnen: na de oorlogszuchtige uitspraken van de Chinese leider
Xi Jinping, blijkt plotseling het lot van de wereld af te zullen
hangen van dat van het zogenaamde Eiland van Pracht, want dat is de
naam die de Portugese ontdekkingsreizigers in 1583 gaven aan het
huidige Taiwan dat sinds 1949 de eigenlijke Republiek China
herbergt, afgescheiden van het vasteland dat, toen ingepalmd door de
communisten, aangeduid wordt als de Volksrepubliek China.
Het eiland Taiwan ligt
op ruim honderd kilometer ten oosten van het Chinese vasteland (op
zowat 200 km ten Noordoosten van Hong Kong), en daarvan gescheiden
door de Straat van Formosa (of het Kanaal van Taiwan), tussen de
Oost-Chinese, de Zuid-Chinese en de Filipijnse Zee. De Filipijnen
liggen 200 km ten zuiden en Japan 400 km ten Noordoosten van Taiwan.
Met een oppervlakte van 35.980 km² is het eiland qua grootte
vergelijkbaar met België maar met 23,5 miljoen inwoners het is
dubbel zo dicht bevolkt.
Taiwan
beschouwt zichzelf als onafhankelijk van China dat in twee gespleten
werd onder invloed van het Russische communisme na de
Oktoberrevolutie aldaar in 1917: Mao stichtte met zijn communistische
partij gesteund door de Russen de Volksrepubliek
China (in 1949) terwijl de
anti-communisten met hun nationalistische Republiek
China
(sinds 1912) en met steun van de
V.S. (in 1949) naar het eiland vluchtten en zich daar vestigden als
een westers gekleurde democratische partij. (1)
De
huidige Chinese communisten beschouwen Taiwan als een afvallige
provincie en ze willen die terug, precies zoals Irak zijn voormalige
provincie Koeweit terug wilde wat mislukte of zoals Rusland
aanspraak maakte op de Krim die prompt door Poetin werd heroverd. En
als het mogelijk bleek voor de Russen om quasi zonder enige westerse
tegenstand de Krim te heroveren vlakbij de Europese grens, hoe zou
het dan onmogelijk zijn voor de Chinezen om hun naburige voormalige
provincie opnieuw in te palmen, te meer daar zij zo veraf ligt van
het westen? Xi Jinping sprak zich enkele dagen geleden daarover uit
in niet mis te verstane bewoordingen. De kwestie is alleen dat het
Westen de Taiwanezen waarschijnlijk niet zomaar aan hun lot zal
overlaten en dat betekent oorlog.
Sinds
de Oktoberrevolutie (in 1917, gevolgd door een burgeroorlog die in
1922 uitmondde in de stichting van de USSR) heeft de ganse politieke
wereld zich in twee gespleten: een kapitalistisch en een
communistisch deel. De kiemen van die strijd lagen in feite al bij de
Franse Revolutie (in 1789-1799) of, eerder nog, bij de opstand in
Engeland onder Cromwell (met de afschaffing van de monarchie in 1649,
welke zich echter herstelde twee jaar na zijn dood in 1660): dit
waren volksopstanden gericht tegen clerus en adel; de communistische
revolutie richtte zich weliswaar tegen de Tsaren maar ook en vooral
tegen de geldadel de zogenaamde kapitalisten. Het lelijke
kapitalisme dat immers verregaande ongelijkheid brengt, volgt
paradoxaal genoeg uit de mooie ideologie van de vrijheid die vertrekt
vanuit een (al te) groot (en daarom vaak rampzalig) vertrouwen in het
volk. Het communisme verwerpt die ongelijkheid maar kan dat niet doen
zonder het vertrouwen in het volk op te geven en de individuele
vrijheid aan banden te leggen. Het communisme biedt onderling gelijke
doch verknechte enkelingen waar het kapitalisme dreigt te stranden in
een rampzalige vrijheid waarvan de milieuverloedering ingevolge
ongeremde concurrentie en verkwisting slechts één van de vele
exponenten is. Een bijkomend en in zekere zin onvoorzien doch nu
alles overschaduwend probleem is dat van de tegenstelling tussen deze
twee wereldvisies.
De
spanningen tussen China en Taiwan weerspiegelen zich sinds 1949 op
het wereldtoneel met betrekking tot de erkenning van hetzij het ene
hetzij het andere China, want er moet nu eenmaal een keuze worden
gemaakt door elk land dat handelsbetrekkingen wil aanknopen met een
van beide. China misprijst landen die Taiwan erkennen en geeft aan
dat misprijzen ook uiting door met die landen geen politieke
betrekkingen aan te knopen en landen die politieke betrekkingen
aanknopen met China, mogen dan weer Taiwan niet in. Zo bijvoorbeeld
erkennen de VS Taiwan wél en zij hebben er een ambassade maar
bijvoorbeeld België staat op goede voet met het communistische
China...
china - een beknopte geschiedenis (herhaling, met herstelde afbeeldingen)
China een beknopte geschiedenis (°)
een herhaling van het artikel d.d. 8 maart 2012
'Het porceleinen paviljoen' (Li Tai Po)
Midden in den kleinen vijver
Staat een paviljoen van grasgroen
En van melkwit porcelein.
Als een tijgerrug zoo welft zich,
Maanbeglansd, de brug van jade
Naar het groenwit paviljoen.
In het huisje zitten vrienden,
Fraai gekleed en drinken, praten
Velen schrijven lenteverzen.
En hun zijden mouwen glijden
Achterwaarts, hun zijden mutsen
Zitten vroolijk in hun nek.
Op de stille kristallijnen
Oppervlakte van den vijver
Spiegelt alles wonderbaar.
De omgekeerde boog van t brugje
Lijkt een halve maan. De vrienden,
Fraai gekleed, zij drinken, praten,
Alle staande op hun hoofden,
In het paviljoen van grasgroen
En van melkwit porcelein. (1)
Wellicht werkt niets eerlijker en sneller om van een volksziel iets te zien te geven dan een mondvol frisse verzen. Ook al is ze meer dan duizend jaar oud: de poëzie van Li Tai Po klinkt altijd verrassend nieuw. Mystiek én epicuristisch weerspiegelt zij de schoon bezongen jade en de lente en de jeugd, de nostalgie, de onverbiddelijkheid van de tijd in fel contrast met de lenigheid der verzen en de behendigheid van fantasie. Grote kunst brengt de uitersten aldus samen in harmonieuze tegenstellingen, en zo ook de uitersten van de tijd: verleden en toekomst, herinnering, heimwee, verwachting, wanhoop, hoop.
In 2005 werden in China tanden van de Jianshi-mens gevonden die zowat twee miljoen jaar oud moeten zijn. Van de beroemde Peking-mens, een homo erectus of een mens die rechtop begon te lopen, werden vijf schedels en ook kaakbeenderen gevonden die wellicht een miljoen jaar oud zijn. Zowat 6000 vóór Christus leefden langs de Gele Rivier al culturen die gierst verbouwden en die honden, varkens en pluimvee hielden. Afgezien van enkele tekens op aardewerk uit de 13de eeuw v.C. - het einde van de Shang-dynastie - zijn er pas eigenlijke geschriften vanaf de aanvang van het eigenlijke Chinese keizerrijk in 221 v.C.
Het Chinese Keizerrijk overspant de hele geschiedenis van het land van de rijzende zon... tot in 1911. Dan brak in Wuhan, in het hart van China, de Xinhai-revolutie uit onder leiding van Sun Yat Sen (Sun Zhongshan), die de Qing-dynastie deed vallen en in 1912 werd de Republiek China uitgeroepen, aldus vandaag een eeuweling.
De poëzie van Li Tai Po is die van de rijke klasse, de gunstelingen van de keizer, maar een meerderheid van het volk had voor het componeren van lenteverzen helemaal geen tijd. Sun Yat Sen (Yat Sen is eigenlijk een van zijn vele pseudoniemen die overigens niet overbodig bleken daar hij meermaals ternauwernood ontsnapte aan de klauwen van de vijand) was zelf een volksmens die geneesheer werd en hij behartigde de sociale zaak: hij wilde nationalisme, socialisme en democratie. In 1895 had hij al eens een opstand willen ontketenen, wat toen mislukte. Hij beschouwde het Westen en meer bepaald Amerika als model voor China en hij verspreidde die overtuiging via het christelijke netwerk waarvan hij deel uitmaakte. Later, na de oktoberrevolutie in Rusland (in 1917), riep hij de hulp in van de Russische communistenregering voor zijn partij, de Kwomintang of 'volkspartij', en hij kreeg militaire steun en veroverde ook Zuid-China. Maar onder de Russische invloed kleurde zijn partij zo rood dat het zijn opvolger Chiang Kai-Shek zeer tegenstond. Later scheurde de nationalistische Chiang zich met zijn volgelingen als de Republiek van China van het communistische China - de Volksrepubliek China - af, en zo splitste China zich in twee. Sun Yat Sen stierf plotseling in 1925. Hij wordt nog steeds door alle Chinezen (communisten én nationalisten) als 'Vader des Vaderlands' erkend en aldus maakt hij China in feite weer één.
Chiang Kai-Shek kreeg een militaire training in Moskou in 1923 maar keerde in 1924 als overtuigd anti-communist naar China terug waar hij Sun Yat Sen na diens dood opvolgde. In 1928 brak hij met de communisten en hij ging hen zelfs vervolgen. Door zijn vrouw werd hij in 1930 methodistisch christen.
Van 1931 tot 1945 vormden de nationalisten (onder Chiang Kai-Shek) en de communisten (onder Mao Zedong) één front tegen de invallende Japanners maar in feite bevochten ze steeds meer elkaar en Stalin bewapende de communistische Chinezen tegen de nationalisten die in 1948 werden verslagen. In 1949 werd de Volksrepubliek China (het communistische China) gesticht. Intussen volgde Li Tsung-Jen de afgetreden Sun Yat Sen op die samen met 2 miljoen volgelingen naar Taiwan vluchtte, waar hij (in hoofdstad Taipei) de Republiek China (het nationalistische China) vestigde en in 1950 werd hij daar president met de steun van de V.S. Tot 1971 was de Republiek (Taiwan) het enige erkende China (met vandaag 23 miljoen inwoners). Pas daarna werd ook de Volksrepubliek China erkend (met nu 1,3 miljard inwoners).
In 1975 overleed Chiang Kai-Shek, zijn zoon Chiang Ching-kuo volgde hem op en regeerde in Taiwan tot 1988. Na hem regeerden Lee Teng-hui (tot 2000), Chen Shui-bian (tot 2008) en Ma Ying-jeou (herkozen in 2012).
In de Volksrepubliek China werd Mao na zijn dood in 1976 opgevolgd door de pragmatische Deng Xiaoping die een staatskapitalisme invoerde dat China grote welvaart bracht. Na hem regeerden Jiang Zemin (1993-2003) en Hu Jintao (2003-heden).
*
Sun Yat Sen wilde een China naar het voorbeeld van de Verenigde Staten, maar het noodlot wil dat de oorspronkelijke bewoners van Amerika, Indianen zijn: geen mensen uit Indië afkomstig zoals Colombus verkeerdelijk geloofde toen hij in 1492 Amerika voor Indië hield, maar wel Chinezen. Heel lang geleden kwamen zij Amerika via het Noord-Westen dat aan het Noord-Oosten van Azië grenst, naar binnen en zo bevolkten zij dat continent totdat zij daar door Europese goudzoekers werden verdreven, gescalpeerd of in reservaten ondergebracht met gratis alcohol. En dat de Indianen echt Chinezen zijn, verraadt ons de Chinese poëzie, andermaal van Li Tai Po, met name in zijn drinklied, getiteld: Alleen drinkend bij het licht van de maan, zoals het vertaald is en ook herschreven door de grote Nederlandse dichter Jacob Slauerhoff. Deze arts, te groot om niet feitelijk te worden verstoten door de kleinburgerlijke Hollanders, werd scheepsarts en belandde aldus met de vloot in 't Oosten. Li Tai Po komt helemaal tot zijn recht en ook de dichterlijke wijsheid van de oude Indianen herkent men direct in deze enkele magische verzen:
'Alleen drinkend bij het licht van de maan' (J. Slauerhoff naar Li Tai Po)
k Verkeer in weelde tusschen de bloemen met wijn, Maar ook in armoe: drinkend zonder vriend. De opkomende maan, mij zoo verlaten ziend, Wekt mijn schaduw, zoodat we met zijn drieën zijn. (2)
Noten:
(1) Het porceleinen paviljoen is een gedicht van de grote Chinese dichter Li Tai Po (ook wel Li Po of Li Bai genoemd) [701-761] in een vertaling van de Nederlandse Hélène Swarth (1859-1941) [in: De chineesche fluit, Meulenhof, Amsterdam 1922] die gebaseerd is op de Duitse vertaling van de hand van Hans Betghe (1876-1946) [in: Chinesische Flöte], die op haar beurt steunt op de eerste vertaling [in: Le livre de jade] van Judith Gautier (1845-1917). Zie: http://www.tragevuur.com/nummer41-ontdekking.htm#_edn1 . Het gedicht heeft bij ons bekendheid verworven mede door het feit dat het, samen met nog andere verzen van Li Tai Po, werd opgenomen in Gustav Mahler's Das Lied von der Erde uit 1908-1909, dat in première ging na Mahlers dood in 1911 te München. (2) Dit gedicht werd aangetroffen in de nalatenschap van Slauerhoff (1898-1936). Het telde oorspronkelijk veertien regels, Slauerhoff reduceerde ze tot vier. Zie: http://www.tragevuur.com/nummer41-ontdekking.htm#_edn1 . (°) Voor alle persoonsnamen en trefwoorden, zie ook Wikipedia, o.m.:
Het christendom zou zijn
bestaansreden verliezen als dit geloof niet de onsterfelijkheid of
het eeuwig leven beloofde, inbegrepen, niet mis te verstaan, de
opstanding van het lichaam uit de dood want dat zijn uiteraard
twee onderscheiden zaken.
De herinnering aan de
bestaansreden van het christendom geschiedt met Pasen de
herdenking van de verrijzenis van de Messias en meteen het grootste
kerkelijk feest van het jaar. Jezus wordt meer bepaald de
eerst verrezene genoemd; Hij die voorafgaat
aan allen die het eeuwig leven zullen beërven en die dat aan Hem te
danken hebben; Hij die de erfschuld uitboette waarmee wij beladen
werden sinds de zondeval die ons sterfelijk maakte. (1)
Want op de keper
beschouwd gaat Pasen niet over de creatie van het eeuwig leven maar
over het herstel van
de onsterfelijkheid waarmee de mens immers geschapen werd maar die
hij door zonde verspeelde. Andermaal, de opstanding uit de dood is
een andere zaak dan het eeuwig leven, aangezien diegenen die uit de
dood werden opgewekt, daardoor allerminst onsterfelijk werden, en er
zijn er wel wat.
Behalve de door Jahweh
opgewekte drie gevallen zoals vermeld in het boek Koningen in het
Oude Testament de
zoon van Elia's gastvrouw (2), de zoon van de Sunamitische (3) en de
dode die in Elisa's graf werd gelegd (4) alsook de
mensen die zoals vermeld in de Evangeliën door Jezus zelf werden
opgewekt de
zoon van de weduwe van Naïn (5), het dochtertje van Jaïrus (6) en
Lazarus van Bethanië (7) alsook de door Petrus
opgewekte Dorcas
en de door Paulus opgewekte
Eutychus (8) zijn er nog de 'vele heiligen' die
onmiddellijk na Christus' dood verrezen en in Jeruzalem verschenen.
(9) Als mag aangenomen worden dat Jezus de eerst verrezene is, dan
moeten allen die voordien uit de dood werden opgewekt, niet beschouwd
worden als opgestaan tot het eeuwig leven doch enkel als opgestaan
uit de dood of dus teruggekeerd uit de dood tot het aardse
leven.
Aldus verdwijnt meteen
een schijnbare inconsistentie in de bijbelse verhalen over het
verrijzenisgeloof, meer bepaald aangaande de door sommigen gemaakte
opmerking dat de verschijning in Jeruzalem van de vele reeds
gestorven heiligen plaatsvond nog voor de verrijzenis van Jezus uit
zijn graf zij kunnen immers uit de dood zijn opgewekt naar het
aardse leven, net zoals bijvoorbeeld Lazarus, echter zonder verrezen
te zijn en dus zonder reeds het eeuwig leven te hebben ontvangen
zoals gezegd zijn dit dan twee verschillende zaken.
Volgens de bijbel is er
overigens ook tenminste één mens die nooit gestorven is aangezien
zij niet met de erfzonde besmet was, met name Maria, de moeder Gods
zij werd evenwel 'ten hemel opgenomen', wat dan ook haar fysieke
afwezigheid onder de stervelingen verklaart. Geheel onverklaarbaar
echter blijft het gegeven dat verder ook Henoch en de profeet Elia
als stervelingen ten hemel zouden zijn opgenomen zonder de dood te
hebben moeten smaken. (10)
Jezus verrees pas drie
dagen na zijn overlijden en in die tussentijd op 'Stille
Zaterdag' zou Hij, althans volgens de apostolische
geloofsbelijdenis, afgedaald zijn ter helle, met name om aldaar in
het voorgeborchte van de hel de zielen te gaan verlossen van al
diegenen die al gestorven waren dezen hebben namelijk niet de
kans gehad op het doopsel dat immers pas na het offer van het Lam van
kracht was en derhalve waren zij niet verantwoordelijk voor hun
toestand.
Naast het vreemde
verschijnsel van de opwekking uit de dood tot een terugkeer in het
aardse leven in tegenstelling tot de opstanding welke een intrede
in het eeuwig leven betreft blijft nog een element de
geloofwaardigheid van het paasgebeuren aantasten, namelijk de
oudtestamentische grondslag voor pasen. Er wordt namelijk verteld dat
een engel op bevel van Jahweh alle eerstgeborenen in de Egyptische
gezinnen doodt teneinde de Egyptenaren duidelijk te maken dat het
Jahweh menens is met zijn beschermheerschap van zijn volk Israël.
(11)
Ofschoon Jezus liet
verstaan dat hij niets wilde afdoen aan het Oude testament, (12)
lijkt dit toch andermaal een grondige reden om op zijn minst de al te
letterlijke interpretaties van het Oude Testament ten stelligste te
moeten veroordelen. Jahweh die zijn engel gebiedt om een genocide te
plegen vergelijkbaar met die van de legendarische Herodes een
moordpartij met als slachtoffers nota bene
geheel
onschuldige kinderen is een zoveelste
niet langer door de vingers te zien 'feit' dat de heiligheid van de
Schrift ontsiert, zoniet op de helling zet. (13) Men herinnere zich
vooral de mensenoffers die kennelijk gangbaar waren tot bij de
aartsvader Abraham die net niet zijn zoon onthoofdde op het altaar
van de Heer die via zijn engel liet weten dat Hij voortaan
genoegen zou nemen met een offerdier. (14)
Wie zich vasthechten aan
dit geloof, moeten zich uiteindelijk in allerlei bochten gaan wringen
om middels zogenaamd 'figuurlijke' interpretaties de Heilige Schrift
minder wreed te laten lijken dan ze in feite is, want tenslotte waren
de stammentwisten ook in die tijd gevechten op leven en dood en gold
het als een roemrijke heldendaad zijn vijanden te hebben verslagen en
gedood onder de vele duizenden jaren later nog steeds
weerklinkende strijdkreet waarmee alle oorlogzuchtigen zich moed
inspreken: "zo helpe ons God!" en ligt er niet een
ganse wereld tussen, enerzijds, deze primitieve kreet en, anderzijds,
het Nieuw Testamentische devies: "Bemint uw vijanden!"?
Maar wie hier nog steeds de kool en de geit willen sparen, dreigen
daarvoor te zullen moeten betalen met de prijs van hun
geloofwaardigheid: de wortels van het paasfeest kunnen bezwaarlijk
kosjer worden genoemd. En onvermijdelijk doch niet geheel ten
onrechte gaat ook de rest van de Heilige Schrift aan
geloofwaardigheid inboeten.
Met de historie van de
lijkwade van Turijn werd meermaals getracht om de geloofwaardigheid
van de christelijke verrijzenis enigszins te herstellen
herhaaldelijk met bijzonder matig succes omdat men nu eenmaal, alle
goed bedoelde goedgelovigheid ten spijt, in het jammerlijke
onvermogen verkeert om van een ezel een koerspeerd te maken. Twee
bijzonder grondig gedocumenteerde studies hierover zijn Subliem
licht op de lijkwade van Turijn. Ware herkomst van een middeleeuwse
relikwie (Aspekt, 2015) (15) en De
terugkeer van de Nazoreeër. Fabuleuze lotsbestemming van een
bliksemsjamaan (Aspekt, 2016) (16) van de
Vlaamse auteur Ludo Noens.
Het
laatst genoemde boek gaat over Jezus, de zoon van god, die na zijn
dood is verrezen en de verrezen heer zou menigmaal verschenen zijn,
zoals vele bronnen getuigen. En dat gegeven trekt Ludo Noens ook
helemaal niet in twijfel, alleen blijken de doden vaker aan hun
nabestaanden te verschijnen en menig strenge wetenschapper heeft
daarvan getuigd, ofschoon niemand daarvoor ooit een bevredigende
verklaring vond. Maar dat is geen bezwaar, zo blijkt immers uit het
feit dat ook het leven zelf, dat onderwerp is van de biologie en van
menige andere wetenschap, het met slechts beschrijvingen moet doen
terwijl de grondvraag naar wat het leven is en hoe het dan überhaupt
mogelijk is, uiteindelijk onbeantwoord blijft.
Het
christendom is een mysteriegodsdienst, maar het is lang niet de
eerste en evenmin de enige: over de mysterieculten licht ons Noens'
boek uitgebreid in maar ook over de daarmee samenhangende
problematiek van de Bijna-Dood-Ervaringen (BDE) die een empirische
grond geven voor het geloof in wat het louter stoffelijke en het
tijdelijke te boven gaat. De geschiedenis staat bol van sekten,
geschriften en getuigenissen afkomstig uit alle hoeken van de wereld
waarin sprake is over steeds weer hetzelfde fenomeen dat wij ook in
het ons min of meer vertrouwde christendom ontwaren, alleen blijkt
het bijzonder verhelderend om zich te realiseren dat naast de door de
kerken erkende geschriften en documenten, nog andere bronnen bestaan:
teksten die verdonkeremaand werden omdat zij de potentaten niet in de
kaarten speelden maar die onontbeerlijk zijn om de waarheid
dichterbij te komen omtrent in dit geval de Nazoreeër.
Noens'
nauwgezette duiding van het sjamanisme laat er geen twijfel over
bestaan dat ook de Nazoreeër in deze groep thuishoort een groep
van bijzondere figuren die de link verzorgen met de wereld aan gene
zijde zonder welke ons bestaan aan deze zijde uiteindelijk
belofteloos blijft. Noens schrijft: (...) Wat men in onze
alsmaar rationeler wordende samenleving meer en meer onder de mat
schuift, zal de essentie van Jezus' betekenis blijken te zijn.
De waarheid blijft verborgen voor de verstandigen en wordt slechts
aan de eenvoudigen onthuld; het koninkrijk Gods is slechts voor wie
bereid zijn al het wereldse achter te laten. Is de verrijzenis van
Christus als een eenmalig gebeuren voorgoed achterhaald? Het lijkt
erop dat het biologische sowieso bestemd is om uit het leven een
post-biologische ziel te laten geboren worden. (17)
(J.B.,
19 maart 2018)
Verwijzingen:
(1) I Korintiërs 15: 20-23: "Maar:
Christus ís uit de dood opgestaan! Hij was de eerste van alle
gestorven mensen die dat deed. Vroeger is door een mens (Adam) de
dood in de wereld gekomen. Nu is ook door een Mens de opstanding uit
de dood in de wereld gekomen. Alle mensen zullen door de schuld van
Adam sterven. Maar nu zullen alle mensen door Christus levend gemaakt
worden. Maar ieder op zijn beurt: Christus als eerste en daarna de
mensen die van Christus zijn als Hij terugkomt."
(2)
I Koningen 17:17-24.
(3)
2 Koningen 4:8.
(4)
2 Koningen 13:20,21.
(5)
Lucas 7:11-15.
(6)
Marcus 5:22-43 en Lucas 8:41-56.
(7)
Johannes 11.
(8)
Handelingen 9:36 resp. Handelingen 20:9.
(9)
Mattheüs
27:52-53: En de graven werden
geopend, en vele lichamen der heiligen, die ontslapen waren, werden
opgewekt; en uit de graven uitgegaan zijnde, na Zijn opstanding,
kwamen zij in de heilige stad, en zijn velen verschenen.
(10)
Wat betreft Henoch, zie: Genesis
5:18-24: "Jered leefde
honderdtweeënzestig jaar, en verwekte Henoch. En Jered leefde, nadat
hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar; en hij verwekte zonen en
dochters. Al de dagen van Jered waren negenhonderdtweeënzestig jaar;
en hij stierf. Henoch leefde vijfenzestig jaar, en verwekte
Methusalach. En Henoch wandelde met God, nadat hij Methusalach
verwekt had, driehonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters. Al
de dagen van Henoch waren driehonderdvijfenzestig jaar. Henoch
wandelde met God, en hij was niet meer, want God nam hem weg."
Alsook:
Hebreeën
11:5: "Door
het geloof werd Henoch weggenomen, opdat hij de dood niet zou zien.
En hij werd niet gevonden, omdat God hem weggenomen had. Vóór zijn
wegneming kreeg hij namelijk het getuigenis dat hij God behaagde."
Wat
betreft Elia, zie: 2 Koningen 2:1-12:
"Het geschiedde nu, als de Heer Elia met een onweder ten hemel
opnemen zou, dat Elia met Elisa ging van Gilgal.En Elia zeide tot Elisa: Blijf toch
hier, want de Heer heeft mij naar Beth-el gezonden. Maar Elisa zeide:
Zo waarachtig als de Heer leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet
verlaten! Alzo gingen zij af naar Beth-el. Toen gingen de zonen der
profeten, die te Beth-el waren, tot Elisa uit, en zeiden tot hem:
Weet gij, dat de Heer heden uw heer van uw hoofd wegnemen zal? En hij
zeide: Ik weet het ook wel, zwijgt gij stil. En Elia zeide tot hem:
Elisa, blijf toch hier, want de Heer heeft mij naar Jericho gezonden.
Maar hij zeide: Zo waarachtig als de Heer leeft en uw ziel leeft, ik
zal u niet verlaten! Alzo kwamen zij te Jericho. Toen traden de zonen
der profeten, die te Jericho waren, naar Elisa toe, en zeiden tot
hem: Weet gij, dat de Heer heden uw heer van uw hoofd [d.i.:
uw meester n.v.d.a.] wegnemen zal?
En hij zeide: Ik weet het ook wel, zwijgt gij stil. En Elia zeide tot
hem: Blijf toch hier, want de Heer heeft mij naar de Jordaan
gezonden. Maar hij zeide: Zo waarachtig als de Heer leeft en uw ziel
leeft, ik zal u niet verlaten! En zij beiden gingen henen. En vijftig
mannen van de zonen der profeten gingen henen, en stonden tegenover
van verre; en die beiden stonden aan de Jordaan. Toen nam Elia zijn
mantel, en wond hem samen, en sloeg het water, en het werd herwaarts
en derwaarts verdeeld; en zij beiden gingen er door op het droge. Het
geschiedde nu, als zij overgekomen waren, dat Elia zeide tot Elisa:
Begeer wat ik u doen zal, eer ik van bij u weggenomen worde. En Elisa
zeide: Dat toch twee delen van uw geest op mij zijn! En hij zeide:
Gij hebt een harde zaak begeerd; indien gij mij zult zien, als ik van
bij u weggenomen worde, het zal u alzo geschieden; doch zo niet, het
zal niet geschieden. En het gebeurde, als zij voortgingen, gaande en
sprekende, ziet, zo was er een vurige wagen met vurige paarden, die
tussen hen beiden scheiding maakten. Alzo voer Elia met een onweder
ten hemel. En Elisa zag het, en hij
riep: Mijn vader, mijn vader, wagen Israëls en zijn ruiteren! En hij
zag hem niet meer; en hij vatte zijn klederen en scheurde ze in twee
stukken."
(12)
Mattheüs 5: 17: "Meent
niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden; Ik
ben niet gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen."
(Statenvertaling
van de bijbel).
(13)
"De Israëlieten kreunden
onder slavernij en mishandeling door Farao. Moegetergd liet die zijn
slaven onder leiding van Mozes vertrekken nadat een engel van God het
oudste kind van alle Egyptische gezinnen had gedood. De kinderen van
Israël werden gespaard: de engel ging voorbij Pesach aan hun
huizen omdat ze op hun deurposten bloed hadden gesmeerd van een lam
dat die avond werd gegeten."
aldus een verklarende paastekst op de internetsite van Kerknet
zie:
(14)
Genesis 22: 1-13: Hierna
gebeurde het dat God Abraham op de proef stelde. Hij zei tot hem:
`Abraham.' En hij antwoordde: `Hier ben ik.' Hij zei:
`Ga met Isaak, uw zoon, uw enige, die gij liefhebt, naar het land van
de Moria, en draag hem daar, op de berg die Ik u zal aanwijzen, als
brandoffer op.' De volgende morgen zadelde Abraham zijn ezel, nam
twee knechten en zijn zoon Isaak met zich mee, en kloofde hout voor
het brandoffer. Daarna begaf hij zich op weg naar de plaats die God
hem aangewezen had. Op de derde dag zag Abraham in de verte de
plaats liggen. Toen zei Abraham tot zijn knechten: `Jullie blijven
hier bij de ezel; ik ga met de jongen daarginds heen. Nadat wij ons
in aanbidding neergebogen hebben, komen wij weer terug.' Daarop gaf
Abraham zijn zoon Isaak het hout voor het brandoffer te dragen; zelf
droeg hij het vuur en het offermes. Zo gingen zij samen op weg. Toen
zei Isaak tot zijn vader Abraham: `Vader.' Hij antwoordde: `Ja, mijn
zoon.' Isaak zei: `Wij hebben wel vuur en hout, maar waar is het
offerdier?' Abraham antwoordde: `God zelf zal wel voor het offerdier
zorgen, mijn zoon.' En samen gingen zij verder. Toen zij de plaats
bereikt hadden die God hem had aangewezen, bouwde Abraham daar een
altaar, stapelde er het hout op, bond zijn zoon Isaak vast en legde
hem op het altaar, boven op het hout. Toen Abraham echter zijn hand
uitstak naar het mes om daarmee zijn zoon de keel af te snijden,
riep de engel van Jahwe hem van uit de hemel toe: `Abraham,
Abraham!'En hij antwoordde: `Hier ben ik.' Hij zei: `Raak de jongen
met geen vinger aan en doe hem niets! Ik weet nu dat gij god vreest,
want gij hebt Mij uw zoon, uw enige, niet willen onthouden.' Abraham
keek om zich heen en bemerkte een ram, die met zijn horens in het
struikgewas vastzat. Hij greep de ram en droeg die als brandoffer op,
in plaats van zijn zoon." (Willibrordvertaling
1975)
"Ik
schrijf zelf, ik redigeer zelf, ik censureer zelf, ik geef zelf uit,
ik verspreid zelf en ik zit er zelf een straf voor uit."
aldus
definieert de voormalige Sovjet-dissident
Vladimir Boekovski de 'Samizdat': de dissidente geschriften die
clandestien circuleerden in de voormalige USSR. (1)
In
de jaren vijftig van de vorige eeuw was een van die 'Samizdat' De
Goelag Archipel
van de Nobelprijswinnaar voor de Literatuur in 1970, Aleksandr
Solzjenitsyn (1918-2008) die in 1945 gearresteerd werd en in de
strafkampen verdween tot 1953. (2)De Goelag
Archipel verscheen
in Parijs tussen 1973 en 1975 en is een ooggetuigeverslag over die
strafkampen waarin achttien miljoen mensen terecht kwamen zonder
enige vorm van proces omdat zij ervan verdacht werden het
Stalinistische regime (1922-1953) niet genegen te zijn en van deze
gevangenen kwamen er 2.749.163 om. (3)
Na de publicatie van enkele delen van zijn boek werd Solzjenitsyn
opnieuw gearresteerd en uitgewezen in 1974 waarna hij via
Zwitserland nog twee jaar later in Vermont (USA) belandde.
(4)
Over de hallucinante
manier waarop Sovjet-burgers welhaast volkomen willekeurig
gearresteerd werden en (vaak voorgoed) verdwenen achter de muren en
de staketsels waar men achteloos voorbij liep terwijl niemand kon
vermoeden welke hel ze verborgen, handelt het eerste hoofdstuk van
zijn meesterwerk.
Een
arrestatie of een aanhouding is het ontnemen van de bewegingsvrijheid
van een persoon door politiediensten of, in geval van heterdaad, door
burgers.
(4a)
Gearresteerd
worden onder Stalin kon het iedereen overkomen: men werd van zijn
bed gelicht of onder een of ander voorwendsel ergens heen gelokt en
prompt ingerekend; de slachtoffers vermoedden dat het een vergissing
was, maar neen: hun leven bleek op slag voorbij en zou voortaan
alleen nog maar bestaan uit dwangarbeid op een onbekende en
onbereikbare plek. (5)
Men
moet het eerste hoofdstuk over de arrestatie in De
Goelag Archipel van
Aleksandr Solzenitsyn gelezen hebben om een idee te kunnen hebben van
de verschrikkelijke realiteit achter zoveel koele historische data.
Deze literaire meesterwerken ten spijt, blijkt het echter niet te
willen doordringen tot het leeuwendeel van de huidige wereldbevolking
waarvan toch mag aangenomen worden dat zij een zeker
beschavingspeil heeft bereikt dat gelijkaardige mistoestanden van
een mogelijks nog grotere omvang in de huidige tijd schering en
inslag zijn in grote gedeelten van de wereld en dat de betrokken
tirannen door iedereen niet alleen met rust worden gelaten maar
bovendien kunnen rekenen op applaus vanwege de door hen verdrukte
massa, op eretekens vanwege politici en vorsten wereldwijd en op een
oorverdovend stilzwijgen omtrent het ten hemel schreiend onrecht
waarvan zij elk hun handelsmerk hebben gemaakt.
Zo
heeft recentelijk Xi Jinping zichzelf in maart 2018 voor het leven
benoemd tot leider van straks een kwart van de wereldbevolking
zowat anderhalf miljard Chinezen (6)
en hij werd bij die gelegenheid toegejuicht door de Amerikaanse
president Donald Trump: Hes
now president for life. President for life. And hes great ( )
And look, he was able to do that. I think its great. Maybe well
give that a shot some day.(7)
Verheerlijkt de huidige president van het land van de voortrekkers
van de vrijheid en de vooruitgang hier de dictatuur of hebben wij hem
dan fout verstaan? Want in zijn toespraak op het 19de Nationaal
Congres van de Communistische Partij van China, gehouden in oktober
2017, liet Xi er geen twijfel over bestaan dat het hem erom te doen
is met China op het voorplan te treden in de wereldpolitiek, zich te
keren tegen de westerse democratieën en Taiwan alsook Hong-Kong
opnieuw in te lijven. (8)
De mooie beloften om de bureaucratie, de genotzucht, de verkwisting
en de corruptie te bestrijden blijken verkappingen van censuur (van
onder meer het internet) en van grootschalige vervolgingen met
folterpraktijken. (9)
Homoseksualiteit wordt er sinds kort opnieuw beschouwd als een ziekte
(10)
en in dezer steken de Verenigde Staten de communisten zelfs naar de
kroon met de 'verwezenlijkingen' van hun vicepresident Pence die het
als gouverneur van Indiana (althans voor een zekere periode) voor
elkaar kreeg om aan homofobie een wettelijk statuut te verlenen ten
koste van de mensenrechten. (11)
Ook
in Turkije een land met tachtig miljoen inwoners worden de
mensenrechten met de voeten getreden onlangs nog werden duizenden
kritische journalisten gearresteerd en kranten opgedoekt (11a)
en op de jongste gay parade in Istanboel werden de manifestanten
prompt beschoten door de politie (12)
Erdogan loopt in dezer kennelijk in het spoor van de Russische
president Poetin (13)
en van zijn collega Kadyrov van de Tsjetsjeense Russische autonome
republiek die ervan beschuldigd wordt middels folterende en moordende
doodeskaders terreur te zaaien in het ganse land. Het herinnert aan
de joodse filosofe Hannah Arendt die wreedheid koppelt aan een gebrek
aan intelligentie, als men moet vernemen dat Kadyrov de lagere school
niet afmaakte. (14)
En het Internationaal Olympisch Comité blijkt de wortels van de
Spelen wel helemaal vergeten waar het de Russische vijandige
opstelling jegens holebi's en transgenders steunt en atleten bedreigt
met bestraffing als zij het wagen om op de Russische homofobie
kritiek te hebben en de mensenrechten in casu de homorechten
te verdedigen. (15)
En dan hebben we het nog niet gehad over de opvattingen en de
praktijken in Azië, Afrika en de islamwereld.
Sinds
Hitler, Stalin en Mussolini waren er nog vele dictators waarvan men
zich deze West-Europese nog zal herinneren en, andermaal: dit
zijn slechts de droge data; alleen een literair meesterwerk zoals dat
van Solzjenitsyn kan ons hun eigenlijke betekenis onthullen. Er was
Georghiu-Dej die in 1945 de drie maanden geleden op 96-jarige
leeftijd in Zwitserland overleden koning Michaël van Roemenië tot
aftreden dwong en die er aanbleef tot 1965 gevolgd door de paranoïde
Nicolae
Ceaușescu die in 1967 aan de macht kwam en die in 1989 samen met
zijn vrouw werd vermoord (16);
Salazar in Portugal (1932-1968); de drie Griekse dictators Zoitakis,
Papadopoulos en Ghizikis van 1967 tot 1974; de wrede generaal Franco
in Spanje (1939-1975) die zich 'leider
van Spanje bij de Gratie Gods'
liet noemen (17)
en
Jaruzelski in Polen (1981-1990). (18)
In de rest van de wereld herinnert men zich vooral Papa Doc
(1957-1971) en Baby Doc (1971-1986) in Haïti ; Mao in China
(1945-1976); Pol Pot in Cambodja (1975-1979); Idi Amin in Oeganda
(1971-1979); Tito in Joegoeslavië (1953-1980); Vileda in Argentinië
(1976-1981); Marcos op de Filippijnen (1965-1986); Kádár in
Hongarije (1956-1988); Pinochet in Chili (1973-1990); Kim-Il-Sung
(1972-1994) en Kim Jong-il (1994-2011) in Noord-Korea ; Mobutu in
Zaïre (1965-1997) en in zijn spoor Laurent-Désiré Kabila
(1997-2001) en zijn zoon (2001-2018) in de republiek Congo; Soeharto
in Indonesië (1967-1998); Hafiz al-Assad (1971-2000) en zijn zoon
(2000-2018) in Syrië; Miloević
in Joegoslavië (1997-2000);
Saddam Houssein in Irak (1979-2003); Fidel Castro (1976-2008),
opgevolgd door zijn broer Raoel (2008-2018) in Cuba en dan zijn er
nog de tijdens de Noord-Afrikaanse revolutie in 2011 afgetreden
dictators Ben Ali in Tunesië (1987-2011); Moebarak in Egypte
(1981-2011) en al-Qadhafi
in Libië (1967-2011). (19)
Vandaag
zijn er nog de absolute monarchieën van Bruneï, Oman, Bahrein en
Saoedi-Arabië. Dictaturen zijn ook de presidentiële republieken van
Equatoriaal Guinea, Angola, Zimbabwe, Kameroen, Oezbekistan, Tsjaad,
Kazachstan, Eritrea, Soedan, Gambia, Wit-Rusland, Algerije, Djibouti,
Syrië, Rwanda, Congo, Azerbeidzjan, Cuba, Noord-Korea en Turkije.
(19)
Een
dictator blijkt een gestoorde persoonlijkheid: narcistisch,
grootheidswaanzinnig, paranoïde en wreed, dikwijls opgegroeid in een
gezin met een onderdrukkende vader; hij dringt zijn eigen
persoonlijke visie op aan het volk dat hij onderwerpt; hij arresteert
zijn tegenstanders massaal, wat betekent dat hij hen de
bewegingsvrijheid ontneemt in vele gevallen gaat hij over tot
(massa)moord. Leven onder een dictator is bestaan onder een
voortdurende dreiging. Omdat men gearresteerd kan worden van zodra
men zich veroorlooft om alleen nog maar te denken wat men wil, omdat
er in een dictatuur totale willekeur heerst en er derhalve geen reden
hoeft te zijn waarom iemand wordt gearresteerd, leeft iedereen er in
feite in voortdurende gevangenschap, ook al is men niet of nog niet
aangehouden. Solzjenitsyn beschrijft die realiteit ook treffend in
het verhaal over de priester Irakliej die, na acht jaar ondergedoken
geleefd te hebben bij zijn parochianen, zo opgejaagd was dat hij bij
zijn uiteindelijke arrestatie van pure blijdschap de lof zong van de
Heer. Het slachtoffer gaat zijn lot uiteindelijk beminnen omdat
dit nu eenmaal zijn eigenste lot is...
De
dictatuur is verwerpelijk omdat zij mensen verhindert mens te zijn;
zij reduceert mensen tot minder nog dan dieren tot werktuigen van
de alleenheerser. Dictators hoeven niet elke burger feitelijk te
arresteren opdat elkeen ook echt beroofd zou zijn van zijn
bewegingsvrijheid want de dreiging tot arrestatie heeft hetzelfde
effect als de arrestatie zelf ofwel overtreft zij dit effect nog;
tirannen hoeven niet iedereen te vermoorden opdat het volk helemaal
geen mensen meer zou tellen. Maar van zodra het volk kan, grijpt het
zijn kans: de potentaat in rouw die elk van zijn onderdanen kan
dwingen tot het plengen van tranen, wordt van zodra hij de kans
schoon ziet, door dezelfde onderdanen onder luid gejubel in een
ontembare feestvreugde gelyncht.
Arrestatie
of aanhouding betekent letterlijk: afremmen en tot stilstand brengen,
verhinderen om nog voort te gaan, doen stoppen en doen ophouden. Als
we de bijbel mogen geloven zijn er slechts een handvol uitzonderingen
op de regel dat het leven zelf alle mensen vroeg of laat tot
stilstand dwingt. De ouderdom en de kwalen remmen de levensloop af,
zij brengen ons letterlijk tot stilstand, tot stil zitten of tot stil
liggen en zo worden we aan ons bed gekluisterd als we al niet
abrupt uit het leven worden weggeplukt. Het leven zelf rekent ons in
en lijkt wel om verantwoording te vragen zoals de engel aan Job, na
diens klacht, om verantwoording vroeg: Op grond van welk recht
bestaat gij? Gij hebt helemaal geen recht om te bestaan, zegt gij?
Wees dan zo goed mij te volgen! en zo worden wij dan door de
laatste poort geleid en is dat niet de arrestatie bij uitstek? Er staat
geschreven: Voorwaar,
voorwaar, Ik zeg u: Toen gij jonger waart, omgorddet gij uzelf en gij
gingt, waar gij wildet, maar wanneer gij eenmaal oud wordt, zult gij
uw handen uitstrekken en een ander zal u omgorden en u brengen, waar
gij niet wilt.
(Johannes 21, 18) (20)
(J.B.,
13 maart 2018)
Verwijzingen:
(1)
Vladimir
Boekovski, En de
wind keert terug,
autobiografische roman, New York, Хроника, 1978: 126. Vladimir
Boekovski (°1942) [niet te verwarren met Charles Bukovski ook
een dichter] schreef over de dwangbehandelingen in psychiatrische
klinieken die dienst deden als speciale gevangenissen in de USSR.
Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Vladimir_Boekovski
;
(2)Aleksandr
Solzjenitsyn zat gevangen in de goelag van 1945 tot 1953 (onder
Stalin). Hij schreef De
Goelag Archipel tussen
1958 en 1968. Zie ook: (4). Zie:
https://nl.wikipedia.org/wiki/De_Goelag_Archipel
Onlangs
dook in het nieuws het lugubere verhaal op van een Belg die op reis
in Indië onwel geworden, werd afgevoerd en nog voor zijn aankomst in
de kliniek aldaar overleed. Het gebeuren had plaats in februari 2016.
Het lijk van de ongelukkige werd overgebracht naar België en een
autopsie hier ten lande wees uit dat het lichaam een schedelwonde
vertoonde als van een slag van een stomp voorwerp en bovendien bleken
het hart en de beide nieren te ontbreken. (1)
Aan
de verhalen over rijke westerlingen die dringend een ruilorgaan nodig
hebben en die dat dan voor een grote som geld kopen bij een
gespecialiseerde bende die het wegsnijdt uit het lichaam van een
Indische paria, hebben we in de afgelopen decennia al kunnen wennen.
Ter gelegenheid van zijn verzoek aan de Europese Commissie om de
illegale handel in menselijke organen te bestrijden, stelde Aldo
Patriciello van de Europese Volkspartij op 25 mei 2010 onder meer het
volgende: (...) Onder de landen waar
illegale handel in menselijke organen plaatsvindt bevinden zich rijke
industrielanden waar tegen betaling illegaal verwijderde organen
worden ingevoerd, en arme landen, waar deze organen vandaan komen.
( ) volgens een onderzoek wordt geschat dat het om 15000 nieren per
jaar gaat, en dat de meeste daarvan afkomstig zijn uit
ontwikkelingslanden, omdat daar nog veel armoede heerst en de
illegale handel in organen soms de enige manier is om geld te
verdienen. ( ) De handel in organen is meestal in handen van
criminele organisaties (...) (2)
Dit
in acht genomen is het niet ondenkbaar dat derde wereldburgers die in
hun leefkring moordpartijen om organen en derhalve om grof geld
moeten dulden, wel eens het plan konden opvatten om niet langer het
eigen volk te slachtofferen maar in de plaats daarvan de westerlingen
die de organen ook bestellen het is alvast een veronderstelling
die niet gespeend is van een zekere logica, zij het dan een
oorlogslogica. Het klinkt zelfs plausibel als bovendien een ander
feit in rekening wordt gebracht waarvan de gruwel zo mogelijk nog meer
verbijstert.
In
het eigen westen blijkt men namelijk de vitale organen voor
transplantatie weg te nemen uit de nog levende
lichamen van donoren terwijl wie zich als donor laten
registreren, in de waan verkeren dat hun organen pas na hun dood
zullen worden weggehaald. De waarheid immers is dat organen worden
weggehaald uit doodverklaarde maar niettemin
nog levende lichamen. Doodverklaring geschiedt van zodra het
elektro-encefalogram vlak is en dat heet 'hersendood'. Hersendood
wordt gelijkgesteld aan dood, terwijl een aantal hersendoden (soms na
vele jaren) zijn opgestaan en dikwijls zonder enig letsel.
In
dat verband reist de nu vijfentachtigjarige kinderarts Paul A. Byrne
de wereld rond met lezingen over het onderwerp. Hij stelt dat de term
'hersendood' slechts aanduidt dat de ziekenhuisapparatuur niet meer
in staat is om nog hersenactiviteit te registreren en dat de dood van
orgaandonoren pas intreedt op het ogenblik dat hun organen worden
weggehaald. (3)
Ook
de Nederlander Ger Lodewick schreef een schokkend boek over
orgaandonatie en klaagt daarin aan dat de ganse bevolking inzake
orgaandonatie belogen wordt. De donoren van organen zijn immers
helemaal niet dood, zo stelt hij; ze zijn wel doodverklaard omdat de
hersenactiviteit niet meer kan gemeten worden terwijl de rest van de
lichaamsfuncties onaangetast blijft en wel in die mate dat zwangere
vrouwen nog kinderen kunnen baren en dat donoren op het ogenblik dat
men in hun lichaam gaat snijden om hun organen te verwijderen, felle
reacties vertonen: de pols en de bloeddruk stijgen significant en
soms komt de donor overeind en maakt hij afwerende gebaren. (4)
We
weten dat in het verleden mensen vaker onterecht werden doodverklaard
en zo vindt men op begraafplaatsen soms sporen van verwoede pogingen
van 'levende doden' om uit hun kist te komen. Sommigen stonden op als
ze al in het dodenhuisje lagen of in het graf denk maar aan Jezus
van Nazareth (5) en enkelen werden uit de dood opgewekt zeer
zeker omdat ze helemaal niet dood waren en Lazarus die vier dagen na
zijn al dan niet vermeend overlijden door Jezus werd opgewekt, is
hiervan het typevoorbeeld. (6)
Het
criterium om iemand dood te verklaren werd immers lange tijd
geassocieerd met de ademhaling en de hartslag die soms bijzonder
moeilijk kunnen gedetecteerd worden en geslaagde reanimatiepogingen
alsook de nood aan orgaandonoren vereisten een nieuw criterium en zo
kwam vanaf de jaren zestig van de voorgaande eeuw stilaan het begrip
'hersendood' in voege. Echter, zoals reeds gezegd, blijkt het
probleem hiermee slechts te zijn verschoven want het is niet omdat
men iets niet waarnemen of meten kan, dat men ook mag besluiten dat
het er niet is en dat geldt behalve voor de ademhaling en de pols ook
voor de hersenfunctie.
Marie
Curie overleed ingevolge de onzichtbare Röntgenstraling in verband
waarmee zij in 1903 de Nobelprijs voor de Fysica ontving en dat zij
vaak seances bijwoonde, toont aan dat zij ook de mogelijkheid van de
onzichtbare aanwezigheid van overledenen ernstig nam en alvast
onderzocht: zoals het elke authentieke man of vrouw van de wetenschap
past, wachtte zij zich ervoor om te concluderen dat wat wij niet of
nog niet kennen, ook niet kan bestaan.
Van
zodra wordt aangenomen dat de hersenen niet de producenten van ons
bewustzijn zijn maar slechts de ontvangers, verschuift niet alleen
ons mensbeeld maar vergt evenzeer het criterium waarmee men
doodverklaard wordt een grondige aanpassing. Een en ander wordt
besproken door de Nederlandse cardioloog Pim Van Lommel die er
onderzoek naar deed en ook over publiceerde. (7) Wie echter blijven
zweren bij de genoemde materialistische hypothese, moeten
vanzelfsprekend het feit van de beperktheid van onze meetapparatuur
erkennen. Ofschoon de geschiedenis aantoont dat dit veeleer de regel
is dan de uitzondering, blijft het verbazingwekkend hoe makkelijk
'wetenschapslui' mensen van wie mag aangenomen worden dat zij de
waarheid zoeken ermee weg blijken te kunnen komen als zij,
verblind door winstbejag, de meest elementaire logica onder de mat
vegen. Wie doodverklaard zijn, hebben niet tegen te pruttelen, ze
delen bijna hetzelfde lot als de sans-papiers, die allemaal tegen een
gelijkaardig door onze bureaucratie gemodelleerd antwoord aankijken:
Excuseer, mevrouw, meneer, maar u bestaat helaas niet of niet
meer.
(7) Pim Van Lommel,
Eindeloos bewustzijn. Een wetenschappelijke visie op de bijna
doodervaring, Ten Have, 2015.
28-02-2018
Over onderwijs en vorming - Deel 6: Het Belgische onderricht over Tsjernobyl en Lumumba
Over
onderwijs en vorming
Deel
6: Het Belgische onderricht over Tsjernobyl en Lumumba
Hoe
men het ook draait of keert, inzake onderwijs en vorming is de
allereerste aan te leren taak altijd heel goed begrepen geweest door
het volk, dat deze verwoord heeft in het volgende legendarische vers:
Eerste
plicht, mondje dicht!
Onderwijs
heeft als eerste doelstelling inderdaad diets te maken aan eenieder
wie de baas is de koning, god, de paus en in een afgeleide
zin gaat het dan over wat de waarheid is, hoe men zich dient te
gedragen, wat het goede onderscheidt van het kwaad enzovoort. Naar
gelang de plaats, de tijd en de omstandigheden, wisselen de bazen, de
goden, de waarheden, de waarden en de normen, de obligate kranten, de
goede voorbeelden, de ideologieën en de idealen en men moet zich
geen illusies maken over een oppergod, een eeuwige baas, een absolute
waarheid, een absoluut goed of een blijvend schoonheidsideaal.
Wat
dit laatste betreft laat de geschiedenis van de kunst geen zweem van
twijfel over: waar men genoeg heeft van de hyperrealistische
afbeeldingen, verheft men binnen de kortste keren abstracte figuren
en lijnen gewoon krabbels tot kunst en omgekeerd; waar men
het harmonische gezang van geoefende stemmen moe is, wordt het
gesnerp van de cirkelzaag het nieuwe geluid en waar het verhaal
uitgeput lijkt, verschijnt het absurde gepraat dat kant noch wal
raakt als kandidaat voor de Nobelprijs voor de literatuur.
Men
zou het misschien niet vermoeden maar de zaak van de waarheid is in
hetzelfde bedje ziek als die van het schone: tweeduizend jaar lang
twijfelde in het hele westen geen kat aan het zelfgeproclameerde
eeuwige, ware en alleenzaligmakende geloof van de katholieke kerk met
haar devies van Gaat en vermenigvuldigt u! terwijl de huidige
paus van op zijn romeinse katheder waarschuwt dat mensen niet moeten
gaan kweken zoals... en toen hij dat zegde werd mijn kennis van
het Italiaans verrijkt met het door Zijne Heiligheid gebruikte woord:
'conigli'.
Terwijl
de kerk bezig is aan een opmars in de derde wereld (die, tussen
haakjes, heel wat meer zieltjes telt dan de onze), heeft zij hier
afgedaan: de religie van deze tijd is nu de wetenschap en de nieuwe
clerus bestaat uit wetenschapslui waarvan de geneesheren en de
specialisten ons het meest nabij zijn en ons ook het meest ontzag
inboezemen daar zij het meesterschap lijken te hebben over het leven,
de pijn en de dood, nu het verhaal van het eeuwige hellevuur in een
leven ná de dood elk krediet verloren heeft.
Maar
ook het onderwijs, voortspruitend uit de schoot van de kerk, deelt in
de klappen: niet langer de paus van Rome vertelt ons de waarheid maar
de nieuwslezeres op televisie amper enkele jaren geleden werd zij
ternauwernood vervangen door een sprekende robot. En dat is zij in
wezen ook, want terwijl het erop lijkt dat zij zichzelf is en
spontaan vertelt wat zij die dag zo allemaal gezien heeft vanuit haar
hoge toren in de hoofdstad, is zij welhaast een opgezette pop geheel
verscholen onder een dikke laag verf en poeder en leest zij met
ingeoefende en gedisciplineerde trekken en intonaties nauwgezet haar
rollen af zoals voorgeschreven door de copywriters van de heersers
van het ogenblik. Nieuwslezers, nieuwsduiders, reportagemakers en
zelfs weermannen liegen dat het niet meer schoon is en hier wordt
niet gegrapt over de eeuwige onvoorspelbaarheid van het weer maar
over ja, andermaal! het verschrikkelijke feit dat na de
kernramp van Tsjernobyl in 1986, toen een radio-actieve wolk zich
over West-Europa verspreidde met de doem van een gewisse stijging van
het aantal kankers met vele tienduizenden, de toenmalige weerman
Armand Pien (zoals hij kort voor zijn dood nog heeft opgebiecht voor
de Vlaamse televisie) het bevel kreeg van de toenmalige
staatssecretaris voor Leefmilieu
Miet
Smet om zijn weerpraatje van 2 mei opnieuw te maken: de mededeling
namelijk dat de radio-activiteit in ons land met een factor duizend
de norm had overschreden, moest daarin vervangen worden door het
geruststellende bericht dat er geen merkbare stijging van de
radio-activiteit meetbaar was en dat er derhalve helemaal geen gevaar
was voor de volksgezondheid. Als dat niet geruststellend is! Pas
vijfentwintig jaar later (!) en dus als het politieke gevaar
geweken was maar allerminst de afschuwelijke gevolgen ervan wordt
dit gebeuren in de kranten bestempeld als Het
gevaarlijkste weerpraatje uit de vaderlandse geschiedenis.
(1)
Dit
voorbeeld van desinformatie is echter geen alleenstaand feit. Vandaag
weten we dat in Belgisch Congo in het begin van de voorgaande eeuw de
slaven werkzaam in de rubber- en suikerrietplantages werden
afgeslacht: de Congolese bevolking kromp in een tijdspanne van amper
enkele decennia van twintig naar acht miljoen. De toenmalige
Congolese volksheld Patrice Lumumba uitte zijn ongenoegen hierover
tijdens een bezoek van de bijna heilig verklaarde koning Boudewijn
aan het land en kort daarop werd hij (in 1961) vermoord volgens
recente berichtgeving weet men inmiddels dat de moord besteld werd
door de Belgische regering onder Paul-Henri Spaak met de medewerking
van de Amerikaanse CIA onder Dwight Eisenhouwer en dat het eigenlijke
motief luidde dat de goede relaties tussen de Belgische en de
Congolese staat niet mochten vertroebeld worden door één man. (2)
En wat anders kon men dan bedoelen met die 'goede relaties' dan de
continuering van de slavernij en de voortzetting van de uitbuiting
van de kolonie, ook na de onafhankelijkheid van het land?
De
geschiedenislessen in ons o zozeer geprezen onderwijs werden prompt
afgeschaft nadat de Britten in een historische reportage de
wanpraktijken van de Belgen in hun koloniale tijdperk aan het licht
hadden gebracht: men had het over een nieuwe aanpak van de lessen
geschiedenis op school en allerlei theorieën werden verzonnen om de
eigenlijke bedoeling te kunnen camoufleren, namelijk het verborgen
houden van de genocide.
Over onderwijs en vorming - Deel 5: Middel-doelomkering in het onderwijs
Over
onderwijs en vorming
Deel
5: Middel-doelomkering in het onderwijs
Gelukkig
wordt de teleurgang van het onderwijs gecompenseerd door
buitenschoolse vorming, nu vooral voorradig op het internet maar ook
beschikbaar gesteld in allerlei workshops en bedrijven. Er zijn
uiteraard nadelen verbonden aan die kentering maar de voordelen zijn
legio en wel in de allereerste plaats omdat geïnstitutionaliseerd
onderwijs niet zelden misvorming inhoudt in de plaats van vorming:
indoctrinatie, desinformatie en het doodzwijgen van alles wat de
(dikwijls politiek gekleurde) inrichtende macht van dat onderwijs kon
schaden. Reeds in 1971 publiceerde de grote cultuurfilosoof Ivan
Illich hierover enkele belangrijke werken waaronder het befaamde
Deschooling
society. (1)
In dat werk dat aanvankelijk werd afgedaan als 'te links' maar
waarvan nu de enorme waarde blijkt, wordt de verschooling van onze
consumptiemaatschappij aangeklaagd en de reductie van het onderwijs
tot een verbruiksgoed dat geproduceerd wordt door een zich als
onfeilbaar opdringende instelling geregeerd door technocraten. Dit
terwijl lering en vorming spontaan en speels horen te zijn:
opgedrongen waarheden zijn uit den boze, er is alleen de vraag van
het kind welke dan in waarheid beantwoord moet worden door de juiste
mensen en niet door al te vaak politiek geplaatste en corrupte
tentakels van de macht die liegen om den brode. Ivan Illich schrijft:
In feite
is leren die menselijke activiteit die het allerminst behoefte heeft
aan manipulatie door anderen. De meeste kennis en vaardigheden zijn
niet het resultaat van onderricht, maar veeleer het resultaat van een
onbelemmerde participatie in een zinvolle omgeving. (2)
Dat
het geenszins overdreven is om de deugdelijkheid van het onderwijs in
vraag te stellen, illustreerde dezelfde auteur overigens overtuigend
in onder meer zijn Medical
Nemesis
(3) waar bijvoorbeeld het vervalsende impact van sponsorende
farmaceutische bedrijven op het zogenaamde wetenschappelijke
onderzoek naar geneesmiddelen aangekaart wordt. Het thema kwam
onlangs weer in de actualiteit naar aanleiding van het door de
auto-industrie betaalde onderzoek naar de invloed van uitlaatgassen
op onze gezondheid en frappant genoeg bleek een bekend toxicoloog
(maar kennelijk allerminst een logicus) aan de Leuvense universiteit
daar geen bezwaar tegen te hebben wegens, naar zijn eigen zeggen, een
gebrek aan middelen bij de overheid.
Plato
over wie gezegd wordt dat de ganse westerse filosofie hooguit een
voetnoot bij zijn werk kan zijn wist reeds dat onderwijs en
vorming in wezen een proces van zelfonderzoek hoort te zijn: de
Socratische maieutiek of verloskunde, genoemd naar het hoofdpersonage
uit Plato's dialogen, onderwijst ons dat de waarheid in onze eigen
ziel verscholen ligt en dat wij die zelf kunnen opdiepen door het
stellen van de juiste vragen. Mensen blijken inderdaad niet
geïnteresseerd in informatie en ook niet vatbaar voor wijsheid als
er bij hen zelf niet eerst een nood daaraan bestaat.
In
dat verband moet ook gezegd worden dat onze huidige kapitalistische
wereld het gevaar inhoudt dat de interesse voor informatie bij
studenten in feite verdraaid of in zekere zin oneigenlijk is,
aangezien men door de band studeert om de kansen op een baan, op
participatie aan de maatschappij en op sociale status te
maximaliseren, terwijl diegenen voor wie de vruchten van de
beroepsuitoefening bedoeld zijn, niet altijd op de eerste plaats
komen. Om bij het gegeven voorbeeld in de lijn van Ivan Illich zijn
werk te blijven, hoeft het ons niet te verwonderen wanneer een
toxicoloog zijn kritiek op de auto-industrie inslikt, wanneer een
dokter pillen voorschrijft in plaats van een dagelijkse wandeling of
wanneer leraren het hun leerlingen te gemakkelijk maken om hen in de
eigen school te houden inderdaad als cliënten aan wie zij wat
kunnen verdienen en waarbij zij het eigenlijke doel van het onderwijs
vergeten in feite wordt ook hier andermaal het doel verwisseld
met de middelen.
(3)
Ivan Illich, Medical
Nemesis
(1976) ISBN
0-394-71245-5(Nederlandse
vertaling: Grenzen
aan de geneeskunde: het medisch bedrijf - een bedreiging voor de
gezondheid?,
door D. L. Uyt den Bogaard, Bussum, Wereldvenster, 1975.
26-02-2018
Over onderwijs en vorming - Deel 4: 'Missing link' tussen aap en robot
Over
onderwijs en vorming
Deel
4: 'Missing link' tussen aap en robot
Als
onze beschaving binnenkort ten onder gaat, dan zal het waarschijnlijk
niet zijn ingevolge een atoomoorlog of een pandemie maar veeleer
ingevolge een nog groter kwaad dat aan de oorsprong ligt van onder
meer de zo ergerlijke en mateloze verbureaucratisering en die bestaat
helaas ook in het onderwijs en werkt daar als een dodelijk gif.
Leraren
moeten hun lessen voorbereiden, uiteraard, maar zij dienen bij elke
inval van de inspectie op ongeacht welk ogenblik een gedetailleerd
schema te kunnen voorleggen waarin zij beschreven hebben welk thema
zij thans behandelen, wat de doelstellingen zijn, welke lesmethode
zij zullen hanteren en hoe de zaak geëvalueerd zal worden. Maar wat
meer is: dit schema dient te worden opgesteld overeenkomstig een te
volgen programma zoals voorgeschreven door de overheid. Inhoud,
werkmethode, timing, evaluatie en zo verder worden bepaald door de
minister in Brussel en de boodschap luidt: volgen maar!
Onlangs
vertelde mij een leerkracht uit het technisch onderwijs dat zijn
lesvoorbereidingen voor de hogere cyclus deze week over de wetten van
Newton dienen te gaan, terwijl hij zich in werkelijkheid
noodgedwongen bezighoudt met het bijbrengen van de Nederlandse taal,
het aanleren van de basis rekenkunde en het maken van
leesoefeningetjes. Uiteraard zijn er leerlingen die met de wetten van
Newton spelen maar de uniformiteit en het gelijkheidsbeginsel blijken
nu eenmaal zodanig te worden geïnterpreteerd dat iedereen over
dezelfde kam kan worden geschoren alsof het een massaproductie betrof
zoals een andere.
Het
jammerlijke is dat alle werknemers en dus ook leerkrachten in
deze tijd herleid worden tot uitvoerders van programma's die door
anderen worden opgesteld lieden die zich op grote afstand van het
front bevinden en die derhalve elke feedback missen. Bevelen en dan
(laten) controleren of hun wetten ook worden nageleefd, is wat zij
doen vanuit hun kabinet in de hoofdstad van het land.
De
leerkrachten zelf krijgen uiteraard een analoge opdracht die erop
neer komt leerlingen dusdanig te vormen dat zij in staat zijn en
vooral ook gewillig worden gemaakt om door anderen (die geacht worden
het beter te weten) voorgeschreven programma's uit te voeren. En nu
komt het: het eigen initiatief, de creativiteit, de zelfstandigheid,
het eigen oordeelsvermogen, het inschattingsvermogen, de plasticiteit
om zich aan de gegeven en altijd veranderende mensen en
omstandigheden aan te passen nota bene allemaal eigenschappen die
sinds het begin der tijden werden aanzien als de voornaamste aan te
leren kundigheden worden vandaag kennelijk als niet ter zake
doende capaciteiten terzijde geschoven en alleen het vermogen om na
te apen wordt vereist als enig zaligmakend talent!
Warempel,
het is vandaag zo ver gekomen dat wij een voorbeeld dienen te nemen
aan robots; de beste leerkracht is deze die alle voorgedrukte
formulieren van het ministerie netjes invult; hij die in staat is om
elke kwalitatieve omschrijving in een droog cijfertje om te zetten;
hij die de kunst verstaat om het menselijke denken, oordelen en
redeneren om te turnen naar een geheel van kruisjes op een blad vol
vakjes. Reeds daagt de onmenselijkheid waar men bepaalde politici de
verzuchting hoort slaken: Wij zijn helaas geen robots!, terwijl
de sociale sector het in een recente mars tegen armoede in Brussel
uitschreeuwt: Wij zijn geen robots! (1)
Achter
die scheefgegroeide handelwijze met een zo verregaande centralisering
van het bestuur, schuilt een kwaad dat zowat elke sector in de
jongste jaren fnuikt en dat is het kwaad van de argwaan. Het
vertrouwen bij de werkgevers is zoek en op hun beurt hangen de
werknemers hun laatste restje zelfvertrouwen aan de wilgen. Maar het
is een publiek geheim dat de argwaan een van de belangrijkste
kenmerken is van een dictator. Alleenheersers immers delegeren niet
omdat zij niemand vertrouwen uit angst hun macht te zullen verliezen.
Tirannie
is geen democratisch verschijnsel, zij ontstaat door een machtsgreep
met geweld acuut geweld maar ook en steeds vaker structureel
geweld dat zoals een adder onder het gras hand in hand gaat met
corruptie en vriendjespolitiek. Aan tirannie ontbreekt elke
redelijkheid, tirannie geeft alleen ruimte aan het recht van de
sterkste, zij kent slechts het brute geweld.
Op
een muur in Amsterdam het monument van Henk van Randwijk op het
Weteringplantsoen staat de volgende tekst te lezen:
Een
volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen,
dan dooft het licht...
Over onderwijs en vorming - Deel 3: Later bestaat niet?
Over
onderwijs en vorming
Deel
3: Later bestaat niet?
Er
is momenteel een kentering gaande bij althans een deel van de
pedagogen, maar algemeen worden de opvoeding en het onderwijs
voorgesteld als een voorbereiding op 'later'. Een voorbereiding wil
zeggen: niet een zaak die haar doel vindt in zichzelf maar een zaak
die in functie staat van een zekere toekomst, zoals een knecht in
dienst staat van zijn heer. Aan de opvoedelingen wordt geleerd dat
zij moeten werken voor later; dat in het heden dient gezaaid te
worden opdat morgen geoogst zou kunnen worden. Vandaag moeten offers
gebracht worden die ons morgen ten goede zullen komen; in onze jonge
jaren moeten wij sparen om onze oude dag te verzekeren.
Deze
aangeleerde toekomstgerichtheid heeft een schijn van hoop en
optimisme maar in feite verkapt zij een heel andere realiteit:
wanneer ons geleerd wordt om toekomstgericht te denken, is dat
allerminst met het oog op een of ander paradijs dat ons te wachten
staat maar, precies integendeel, heeft het alles te maken met de
wetenschap dat na de jeugd en de bloei van het leven, de aftakeling,
de ziekten en een gewisse dood ons wachten, omdat na elke opgang een
ondergang volgt, zoals ook Friedrich Nietzsche dicht in zijn machtige
meesterwerk:
"Was
gross ist am Menschen, das ist, dass er eine Brücke und kein Zweck
ist: was geliebt werden kann am Menschen, das ist, dass er ein
Übergang und ein Untergang ist.
Ich
liebe Die, welche nicht zu leben wissen, es sei denn als
Untergehende, denn es sind die Hinübergehenden. (1)
En
aan die weinig benijdenswaardige toekomst is het dat wij moeten
denken zoals de voorbeeldige mier doet in één van de
tweehonderddrieënveertig educatieve fabels van Jean de La Fontaine
die, in het spoor van de Griekse dichter Aisopos, De
krekel en de mier herschreef.
Terwijl in de zomer de mier hard werkt, doet de krekel niets dan
zingen en als het winter wordt, klopt de krekel bij de mier aan om
voedsel maar de mier weigert. Bij de slotzin kan men zich vragen
stellen daar hij uitgerekend door een dichter werd verzonnen: steekt
ook hij dan niet de draak met de moraal van de oude verzen?
Wie
leeft van kunst gaat door voor gek.
Vaak
lijdt hij honger en gebrek. (2)
De
toekomstgerichtheid en het vooruitgangsgeloof, het
vooruitgangsoptimisme ook, welke ons met zoveel vuur worden
bijgebracht in onze jonge jaren, lijken alleen maar de hemel op aarde
te beloven: in werkelijkheid verraden ze de komst van een ware hel en
trachten ze ons aan te zetten om dan toch te proberen om het leed dat
ons te wachten staat wat te verzachten of het met hooguit enkele
jaren uit te stellen.
Edoch,
als klap op de vuurpijl blijken wij in de zogenaamde toekomst te zijn
beland in een wereld die de in haar fabels gedane beloften allerminst
nakomt: de naarstige spaarders zijn blut doordat de banken met hun
centen gaan lopen; het geld bedoeld om ziektekosten mee te dekken
verdwijnt in de zakken van malafide genezers die het lustig
opsouperen. Zo heeft men nog net de tijd om de leugens die men heeft
geleerd, aan zijn kinderen door te geven want onmiddellijk daarna
verliest men de geleerde verzen door een plotse groei van grote gaten
in 't geheugen die de gewisse komst aankondigen van de man met de
zeis die niemand over 't hoofd ziet.
De
grote poëet P. C. Boutens (die in 1830 overigens kon fluiten naar
zijn koninklijke onderscheiding wegens godbetert geruchten over zijn
homoseksualiteit), zegt over de Goede
Dood:
Alle
schoon dat de aard kan geven Blijkt een pad dat tot u voert ( )
(3)
Alweer een classicus en derhalve iemand die zich de
Helleense cultuur heeft eigen gemaakt met haar eeuwige tragiek van de
tegendoelmatigheid welke in alle eerlijkheid het leven weerspiegelt.
Dat
zogenaamde pessimisme staat zeer in tegenstelling tot de christelijke
cultuur of althans tot wat men van die christelijke cultuur gemaakt
heeft nadat zij werd opgeslokt door het Romeinse Rijk die haar tot
staatsgodsdienst maakte, want Jezus Christus is verwant aan
Zarathustra of Zoroaster die Nietzsche inspireerde. Het zoroastrisme,
het mazdeisme of het parsisme is ook een monotheïsme met een messias
maar dan nog duizend jaar ouder dan het christendom, het is de
religie van de Meden en de Perzen, sinds de zevende eeuw wat
verdrongen door de islam maar zij telt toch nog meer dan twee miljoen
aanhangers (onder wie de legendarische Freddie Mercury); deze
mondeling overgeleverde leer werd in de derde eeuw opgetekend in de
Avesta en bewaard door de Parsi's in Bombay die afstammen van de
Sassanieden.
Later, zo herhaalt men tot vervelens toe in zijn
beloftevolle hersenspinsels en ook een van onze grootste dichteressen
steekt de draak met 'later' waar zij in een van de prachtigste
gedichten in de Nederlandse letterkunde een oude grootvader een
belofte laat doen aan zijn kleinzoon:
"Toekomende jaar
misschien,
Als gij wel leert en
braaf zijt,
(...)
wij zullen zien. (4)
Het gaat om het gedicht Het geschenk van Rosalie
Loveling. De belofte kan niet waar gemaakt worden omdat de
toekomst er heel anders blijkt uit te zien dan gedacht: 'later'
blijkt eens te meer niet te bestaan.
'Later' blijkt een fabeltje, een belofte waarmee zowat
iedereen kan zoet gehouden worden; 'later' is het afstel dat zich
vermomt als uitstel; 'later' is de valse belofte, de leugen, het
gemene bedrog. Wie het hebben over 'later', vertrouwen wij gewoon
niet meer, dat tijdperk is voorgoed voorbij.
De wereld is gevuld met mensen van alle leeftijden,
mensen in alle mogelijke levensstadia en niemand kan zeggen welk
stadium het begin is en hetwelk het einde. Draait het ganse leven om
de wijze ouderling en is hij het doel van het bestaan? Edoch,
weinigen willen met hem ruilen! Leven wij dan eigenlijk om kind te
kunnen zijn en wordt al de rest er maar bij genomen? Of is de
volwassenheid het zwaartepunt van het bestaan, de periode dat wij
werken en voor niets anders oog hebben of tijd? Iedereen wil oud
worden maar niemand wil het zijn; iedereen wil jong zijn maar
kinderen kunnen niet rap genoeg groot worden; iedereen vindt de
middelbare leeftijd de allerbeste tijd maar eenmaal de vijftig
voorbij verlangen wij naar ons pensioen en eenmaal met pensioen
begint die nostalgie te knagen: On se croit à la page de l' amour
et on est déjà à la page de la mort. (5) En hoe zit dat dan met
het onderwijs?
Is de leerling een voorlopige mens, iemand die goed zijn
best moet doen om later leerkracht te kunnen worden? Of is het net
andersom en zijn de leerkrachten er voor de leerlingen omdat de
leerlingen het doel zijn van het ganse gebeuren? Een ding is zeker:
als wij leven met het oog op later, dan zullen we nimmer leven in het
nu. Edoch, wat is moreel verantwoord?
Wij willen leerkracht worden, zo zeggen de leerlingen in
koor, zodat wij er voor de leerlingen kunnen zijn. Echter, heimelijk
vinden de leerkrachten dat de leerlingen er voor hen zijn en
op een lerarenvergadering achter gesloten deuren zei in
het bijzijn van schrijver dezes ooit een directeur: Geef aan
niemand slechte punten, collega's, en knoop het in uw oren: elke
leerling is anderhalf lesuur waard! Voor de slechte
verstaander: alvast deze school blijkt er helemaal niet te zijn om
aan kinderen iets bij te brengen; zij is er voor het personeel dat
immers aan de leerlingen dik verdient en dat hen daarom veeleer zoekt
te verwennen. En zo zie je maar, want dit zijn nu de lieden die ook
werkelijk blijken te geloven dat later niet bestaat...
(Wordt
vervolgd)
(J.B., 25 februari 2018)
Verwijzingen:
(1)
Friedrich Wilhelm Nietzsche, Alzo
sprach Zarathustra. Ein
Buch für Alle und Keinen, hoofdstuk
5.
Over onderwijs en vorming - Deel 2: De teleurgang van de wijsheid
Over
onderwijs en vorming
Deel
2: De teleurgang van de wijsheid
Reeds 3000
jaar geleden werd onderwijs gegeven in China maar de oorsprong van
ons Europese onderwijs ligt in de Griekse Oudheid: de Platoonse
academie en het lyceum van Aristoteles. Dit waren weliswaar veeleer
praatgelegenheden voor lui die niet hoefden te werken en die derhalve
beschikten over 'vrije tijd' in het oud Grieks is vrije tijd
'σχολή' of 'school'. In Europa ontstond het onderwijs in de
middeleeuwse kloosters het was de tijd van de Scholastiek,
volgend op het tijdvak van de kerkvaders of de Patristiek en
aanvankelijk ging het om gebed, liturgie en Bijbelstudie. De
godgeleerdheid gaf aanleiding tot discussie en zo ontstonden de
redeneerkunsten de logica en de retoriek of de welsprekendheid,
noodzakelijk voor de geloofsverspreiding door de predikers. Wijsheid
kon drievoudig verkregen worden: naast Gods woord (de Bijbel) waren
tevens de eigen ziel en de natuur bronnen van kennis, respectievelijk
toegankelijk door introspectie en observatie. (1)
Voor de
geschiedenis van het onderwijs wende men zich tot de encyclopedieën
hier beperken wij ons tot een bedenking dienaangaande, want als
men de evolutie van de menselijke zoektocht naar kennis en meteen ook
de evolutie van het onderwijs van wat naderbij bekijkt, dan kan men
zich niet van de indruk ontdoen dat daar een bijzondere verschuiving
heeft plaatsgevonden.
De
aanvankelijke zoektocht naar wijsheid is namelijk veranderd in een
zoektocht naar kennis. De queeste naar de oorsprong en de zin van
het bestaan heeft als het ware plaats gemaakt voor vragen die te
maken hebben met know-how en techniek, met andere woorden: het
nut. En als men goed kijkt, dan ziet men ook dat deze overgang
paradoxaal genoeg te maken heeft met het wegdeemsteren of is het
een wegmoffelen? van onze eigen subjectieve betrokkenheid bij de
wereld. Want waar in de zinvraag het subject zelf noodzakelijk
betrokken is, wordt dit subject uit de technische en uit de
wetenschappelijke kennis geweerd zelfs waar deze kennis het
subject zelf betreft, wordt dit subject geobjectiveerd.
Zo
bijvoorbeeld laat de patiënt zich door zijn behandelende arts als
een passief voorwerp (een wetenschappelijk object) onderzoeken. Het
lijkt dan wel alsof hij met zijn lichaam naar de dokter gaat zoals
een automobilist met zijn wagen naar de garagist gaat en in elk van
de twee gevallen zonder onderscheid, gaat het gesprek over de wagen
en over het lichaam: de chauffeur staat los van zijn wagen maar ook
de patiënt gedraagt zich alsof hij los staat van zijn lichaam,
terwijl hij in werkelijkheid met zijn lichaam samenvalt. Deze
verschuiving in de aard van de nagestreefde kennis die meteen een
verschuiving is in de aard van het onderwijs, is in wezen een
verzieking van zowel de kennis als de vorming en zelfvervreemding is
het wezenlijke van deze verzieking.
Zelfvervreemding,
omdat men vergat dat men niet de chauffeur is van zijn lichaam; men
vergat dat men met zijn lichaam samenvalt; men waant zich boven zijn
lichaam verheven zoals men ook naast zijn schoenen loopt. Waar ons
gezegd wordt dat wij van stof en as zijn en tot stof en as zullen
wederkeren, doen we alsof dit feit niet onszelf betreft maar slechts
ons lichaam, alsof wij ook zouden beschikken over de mogelijkheid om
ons eigen lichaam af te danken en te vernieuwen zoals we ook een
versleten wagen kunnen afdanken en hem kunnen vervangen door een
nieuw exemplaar.
Deze
hoogmoed maar in feite is het veeleer waanzin dan moed neemt
vooral in de oosterse religies proporties aan die niet meer ernstig
zijn: de mens beschouwt daar alle wezens als voortdurend
reïncarnerend op weg naar het nirwana. De achterliggende gedachte is
het geloof dat onze status van schepsel in feite een illusie is en
dat wij in wezen goden zijn. Hetzelfde geldt dan uiteraard voor onze
wereld en voor de ganse kosmos: die is er slechts voorlopig en als
wij wat geduld oefenen, zullen wij ook zien dat hij weldra vervangen
wordt door een definitieve, veel betere en volmaakte wereld, een
wereld zoals wij, goden, die ook verdienen.
Er is
sprake van verzieking, ook omdat de vergaarde kennis niet langer ten
dienste staat van het leven: het doel wordt andermaal verwisseld met
het middel waar het leven ten dienste gesteld wordt van de wetenschap
en dat laatste heet op de koop toe een deugd te zijn. Men offert zijn
leven (of eerder nog dat van anderen) op aan de wetenschap zoals men
het een paar duizend jaar geleden opofferde aan Jahweh of aan nog
talloze andere goden. Het verschil met toentertijd bestaat erin dat
wij vandaag zelf de goden zijn aan wie wij dit offer van ons leven
wensen te brengen. Maar dit is een schromelijke vergissing. Het is
immers pas omdat ons leven een gave is en dus niet aan onszelf te
danken is maar aan een externe macht die wij god noemen, dat wij de
teruggave van dat leven aan die externe macht kunnen rechtvaardigen.
Waar wij daarentegen geloven dat wij ons leven kunnen offeren aan
onszelf, snijden we het als het ware van zijn oorsprong af waardoor
het uiteraard zijn levenskracht verliest.
Vandaag
offert men zijn leven aan de wetenschap, edoch: in een kapitalistisch
bestel wordt de wetenschap geregeerd door de economie en bijgevolg
komt het leven in dienst van de economie te staan. Wij drijven niet
langer handel om te leven maar wij leven om handel te drijven en waar
wij niet langer in staat zijn om handel te drijven, worden wij
vriendelijk doch dringend verzocht om de markt te verlaten om als
het ware uit het leven te stappen, zoals men dat vandaag zo
bedrieglijk uitdrukt. Aldus doet de hoogmoed zichzelf de das om.
Over onderwijs en vorming â Deel 1: Opstanding versus barbarij
Over onderwijs
en vorming
Deel 1: Opstanding versus barbarij
Vooruitgang
is één zaak maar een andere is de handhaving ervan want de
onwetendheid reproduceert zich met een niet te evenaren
hardnekkigheid. De Italiaan Antonio Meucci (1808-1889) hoefde de
telefoon slechts een enkele keer uit te vinden (1) maar de uitvinding
dient wel gehandhaafd te worden: zij moet beschreven worden,
gepatenteerd en in gebruik genomen. Dat een uitvinding wordt erkend
en bewaard, blijkt immers allerminst evident: doordat Heron van
Alexandrië die reeds ten tijde van Jezus Christus een stoommachine
ontwikkelde, commercieel talent miste, ging de industriële revolutie
die toen van start had kunnen gaan, de koelkast in voor vele eeuwen.
(2)
Uitvindingen
worden eenmaal gedaan maar moeten dan bewaard worden en hun
opslagplaatsen zijn de menselijke hersenen. Uitvindingen worden
doorgegeven van oudere aan jongere breinen in het onderwijs. Waar
het doorgeefluik gebrekkig is, dreigt men soms binnen de termijn van
amper één enkele generatie te vervallen in absolute barbarij. Een
hapering in het doorgeven van slechts één kundigheid kan
catastrofaal zijn. Onkunde inzake lezen en schrijven resulteert in
analfabetisme en niet zomaar valt dit samen met armoede het rijke
noorden en het arme zuiden zijn tegelijk de geletterde en de
ongeletterde wereld. (3) Waar mensen de taal van de wereld waarin zij
leven onmachtig zijn zoals bij immigranten aan wie integratie- en
ontwikkelingskansen worden onthouden is hun lot dikwijls nog
minder benijdenswaardig dan dat van onze doofstommen.
Blijkbaar
realiseert men zich in onvoldoende mate dat de kennis en de
vaardigheden die middels het onderwijs worden doorgegeven, behoren
tot de essentie van het leven. Ons lichaam is weliswaar ons meest
nabije instrument maar onze handen komen pas tot hun recht als zij
getraind zijn tot werkende handen. De handen van een concertpianist
verschillen wezenlijk van ongeoefende handen en dat verschil komt tot
stand door onderwijs en vorming want pas door die vorming worden onze
handen 'bruikbaar' gemaakt om een muziekinstrument te bespelen, om
een pen te hanteren, om een kathedraal te bouwen, om te schilderen en
te weven. Pas door onze vorming krijgen de geluiden die wij met onze
stembanden kunnen voortbrengen betekenissen die zij voordien niet
hadden. Pas door vorming kunnen wij een wereld betreden die er tot op
dat ogenblik voor ons helemaal niet was omdat een ongevormd lichaam
er geen toegang toe heeft. Een beroemd schrijver drukt deze waarheid
treffend uit waar hij vermeldt hoe analfabeten boeken slechts gebruiken
als hulpstukken om bijvoorbeeld een tafel met een te korte poot te
stabiliseren wat uiteraard zonde is. Het onbenut laten van de
mogelijkheid tot vorming is zonde. Ons lichaam komt pas tot zijn
recht door een vorming welke het uit zijn loutere dierlijkheid
optilt. Door vorming verlengen zich onze handen met
muziekinstrumenten, pennen, kranen, auto's, klavieren, geweren.
Vorming maakt ons lichaam beter dan het natuurlijkerwijze was:
citius, altius, fortius sneller, hoger en krachtiger. Door
vorming vertakken zich onze lichamen en brengen zij een wereld tot
stand waarin zij met elkander interageren en samenwerken, bijna zoals
de vele miljarden cellen van een menselijk lichaam dat doen waar zij
samen weefsels, organen en stelsels vormen en zij laten zich sturen
door bewegingen welke hun zin aankondigen door de beloningen die zij
aan elk van de cellen afzonderlijk toekennen waar deze doen wat van
hen gevraagd wordt. Vorming transformeert ons lichaam tot een
werktuig binnen een bovenstoffelijke wereld en daarom resulteert
vorming in niets minder dan in de vergeestelijking van het vlees. Het
devies Gaat en onderwijst alle volkeren! is de goddelijke
oproep tot de vergeestelijking van de stoffelijke wereld, het is het
bevel tot Opstanding en onsterfelijkheid.
Maar de
vergeestelijkte wereld die aldus tot stand komt, is niet blijvend
zonder meer: alle moeizaam en door jarenlange training gevormde
enkelingen blijven fysiek sterfelijk en moeten tijdig worden
vervangen door nieuwelingen die bij de geboorte louter stoffelijk
zijn en die pas deel gaan uitmaken van de geestelijke wereld wanneer
ook zij door hun vorming veranderen in de dragers van onstoffelijke
zaken, functies of betekenissen waarmee zij zich kunnen
identificeren. Wie de mond vol hebben over de grenzeloze vooruitgang
en over het hoge niveau van een cultuur, dienen zich derhalve goed te
realiseren dat het op peil houden van dat niveau geen
vanzelfsprekendheid is en dat niets minder dan de áchteruitgang om
de hoek loert van zodra de opvoeding of de scholing steken laten
vallen. De onafgebroken en doorgedreven scholing welke in principe
geen enkel individu over het hoofd mag zien, is absoluut noodzakelijk
en neemt een mettertijd groeiend deel in beslag van de levenstijd van
elke enkeling. Deze druk van de studietijd welke de instandhouding
van het beschavingspeil moet garanderen, is vergelijkbaar met het
werk van een tuinier wiens onafgebroken arbeid er moet voor zorgen
dat de bloembedden niet door onkruid overwoekerd worden. De
investering in de studie en de vorming van de nieuwe generaties is in
die zin ook vergelijkbaar met het onderhoud van en de herstellingen
aan onze gebouwen, ons wegenweb en de gehele infrastructuur van onze
wereld. Ter gelegenheid van het Bariloche-rapport voor de Club van
Rome werd inzake het thema van de grenzen aan de groei de
vergelijking gemaakt met de eindige groei van een toren de
legendarische toren van Babel: de groei moet op een gegeven ogenblik
wel ophouden omdat een steeds groter deel van de bouwstenen en
tenslotte alle bouwstenen besteed worden aan het onderhoud
onderweg naar boven. Wat wij ook tot stand brengen: het blijft
evenmin op zichzelf bestaan als ons levende lichaam dat zonder de
voortdurende toevoer van voedsel en zuurstof snel en onherroepelijk
wederkeert tot stof en as.
(2)
Een tweede maal miste men de trein in 1543: een heus stoomschip kwam
de haven van Barcelona binnenvaren maar de eigenaar de Spanjaard
Blasco de Garay, die zijn uitvinding eigenlijk uit China haalde waar
men al met stoommachines werkte sinds de viérde eeuw hield de
uitvinding liever geheim. En zo duurde het nog totdat de Schot James
Watt aan de stoommachine de plaats gaf die maakte dat zij het
tijdperk der fabrieken ontketende. Zie ook:
http://www.bloggen.be/tisallemaiet/archief.php?ID=214974
Volgens
Het Nieuwsblad
van 13 februari 2018 volstaat het dat tegen een leerkracht een klacht
wordt ingediend opdat deze 'preventief' geschorst zou kunnen worden
en het voorbeeld wordt gegeven van een schooldirecteur in Ronse die
geschorst werd nadat
hij in een mail aan Vlaams viceminister-president Liesbeth Homans
(N-VA) de aanpak van de asielcrisis door haar partijgenoten met
nazipraktijken had vergeleken.
(1) Dat de man in kwestie werd vrijgesproken nadat de N-VA tegen hem
een klacht wegens laster en eerroof had ingediend, blijkt van geen
tel. (1) In het schooljaar 2015-16 zouden 95 leerkrachten hetzelfde
lot hebben moeten ondergaan. (1) Mag de aanpak van de asielcrisis
door de N-VA dan geen nazi-praktijk genoemd worden de
'preventieve schorsingen' in het onderwijs zijn dat ongetwijfeld.
In
al die gevallen eigenen politici ofwel hun handlangers zich
justitiële macht toe en dit naar het voorbeeld van minister Jambon
die in de media de taak van een advocaat prompt beschrijft als iemand
die er moet op toezien dat een beschuldigde de gepaste strafmaat
krijgt. En wij die dachten dat dit de taak was van een rechter? Wel
neen: dat is immers alleen het geval in moderne democratiën waar het
principe van de scheiding der machten van kracht is! Bovendien wil
minister Jambon de beschuldigde in kwestie veroordeeld hebben nog
vooraleer het proces van start gaat; ja, hij gunt de beschuldigde
geen proces, kennelijk omdat deze reeds door de media veroordeeld
werd. Dat de Hoge Raad voor Justitie hiervoor een minister van
binnenlandse zaken moet berispen wat ook is gebeurd op 12
februari l.l. (2) laat geen zweem van twijfel over inzake het
niveau en de bekwaamheid van onze betrokken actuele regeerders of
is hier veeleer kwaad opzet in het spel? De opmerking van de
schooldirecteur uit Ronse blijkt terecht en moedig en de man werd
terecht vrijgesproken maar dat hij desondanks geschorst blijft, maakt
dat wij ons land best mogen vergelijken met het Turkije van Erdogan,
met het Rusland van Poetin en met al die andere dictaturen ver hier
vandaan waarvan men de mond vol heeft. Aan mensenrechtenkwesties
daarvan konden we hier in de jongste jaren vrijwel dagelijks getuigen
alsook aan internationale afspraken daaromtrent onder de vlag van
de VN,
laten de betrokken huidige Belgische politici zich kennelijk helemaal
niets gelegen zijn: zij voeren een eigenzinnige bekrompen en immorele
politiek en geen haan die er naar kraait té gevaarlijk ook, zo
blijkt. (3)
(3) De jongste 'democracy index' liegt er niet om. De democratie in België zinkt sinds enkele jaren naar een dieptepunt - dit jaar haalt België nog de 32ste plaats:
Over de perversies van onze cultuur. Deel 7. De tragedie van een cultuur van de komedie
Over
de perversies van onze cultuur
Deel
7. De tragedie van een cultuur van de komedie
Naast het welbekende instinct van het zelfbehoud is er
in de dierenwereld ook nog het niet te veronachtzamen instinct van
het soortbehoud: het individu kan niet zonder de soort en zal daarom
waar nodig de soort verdedigen ten koste van het eigen leven. Het uit
de antieke wereld stammende spreekwoord homo homini lupus
de mens is een wolf voor zijn medemens wekt
een schijn van strijdigheid van de intermenselijke concurrentie met
het beginsel van het soortbehoud maar in wezen gaat het hier
om het mechanisme van de wedijver welke de wet van de sterkste laat
spelen binnen de eigen soort met als resultaat de eliminatie van
zwakkere soortgenoten en de relatieve toename van sterkere, zodat ook
hier het 'bestrijden' van soortgenoten de versterking van de eigen
soort tot doel blijft hebben.
Edoch,
deze zaken betreffen het dierenrijk en de natuur een wereld
waarvan de mensenwereld zich godzijdank wil onderscheiden met
een cultuur waarin elke menselijke persoon telt een christelijk
beginsel zoals verwoord in de parabel van de goede herder: desnoods
laat hij zijn kudde in de steek en begeeft zich in het onherbergzame
om één verloren schaap te redden. Deze in wezen christelijke
cultuur wordt echter aangevreten door persisterende
tendensen van het louter natuurlijke die haar proberen uit te hollen
en het zijn die culturele perversies welke binnen de cultuur aan het
licht gebracht en bestreden dienen te worden. Eén van de vele
culturele perversies is die van het bedrog dat deel is gaan uitmaken
van ons cultureel gekleurd gedrag en waardoor het menselijke doen en
laten het uitzicht krijgen van een ware komedie, intussen een half
millennium geleden uitnemend beschreven door de Nederlandse humanist
Desiderius Erasmus in zijn wereldberoemd werk Moriae
encomium, sive Stultitiae laus of
de Lof der
zotheid.
Zoals wijd en zijd bekend, begint het bedrog met het
misbruik van de vrijheid welke in onze samenlevingen gestalte krijgt
als het liberale principe van de vrije markt gekoppeld aan
concurrentie en winstbejag ingevolge een onderliggende
kapitalistische ideologie waarin reeds de fatale perversie bestaat
van de middel-doel-omkering: een verkoper kan nog slechts overleven
als hij het principe van het winstbejag aanbidt, welke inhoudt dat
men voor het product dat men aan de man brengt, meer moet vragen dan
wat het waard is en in de praktijk vraagt men uiteraard zoveel
mogelijk. Het behoeft geen tekeningetje dat zulks pas kan middels een
zeker 'noodzakelijk bedrog' en dit bedrog doet zelfs helemaal geen
moeite meer om zich te verbergen omdat inmiddels iedereen weet dat
reclame leugenachtig is en dat het 'gratis'-verhaal van twee kopen en
één betalen, een aperte leugen verk(l)apt.
Deze komedie verandert alras in een tragedie waar
ingevolge de privatisering van noodzakelijk onafhankelijke
overheidsdiensten en instellingen van algemeen belang waardoor
deze op hun beurt afhankelijk worden van de markt en aldus onderhevig
aan het winstprincipe ook deze edele instituten door het bedrog
worden aangevreten. En het gaat hier om waarden die tenietgaan van
zodra zij niet langer gedragen worden door de waarheid: leugenachtige
berichtgeving is immers niet langer berichtgeving doch desinformatie
en (politieke) propaganda; onderwijs dat de feiten verdraait of
verzwijgt is niet langer vorming maar misvorming en zo delen ook de
wetenschappen in de klappen van zodra het wetenschappelijke onderzoek
gefinancierd wordt door de industrie de gezondheidszorg incluis.
Wij krijgen dan te horen dat het wetenschappelijk bewezen is dat
uitlaatgassen van benzinemotoren onschadelijk zijn voor onze
gezondheid 'omdat' de auto-industrie dit zogenaamde wetenschappelijke
onderzoek heeft bekostigd. De (corrupte) politiek laat begaan want
het brengt allemaal geld in het laatje ten koste van de waarheid,
ten koste van de gezondheid, ten koste van de wetenschappen maar ook
ten koste van de geloofwaardigheid van de wetenschappen.
Waar de geloofwaardigheid van de wetenschappen in het
gedrang komt, kan de totale ondergang van de samenleving niet ver
meer af zijn; ingenieurs die promoveren op foute stellingen omdat hun
promotoren corrupt zijn, zorgen er uiteraard ook voor dat hun fysieke
stellingen instorten en zo lopen de wetenschappers in het aloude
spoor van hun voorgangers, de theologen, en zoals het vertrouwen in
de kerk wegsmolt zoals sneeuw voor de zon omdat zij niet langer de
weg, de waarheid en het leven veilig stelde maar wel de eigen beurs,
zo ook vergaat het de wetenschappen die zich verrijken voor de prijs
van de waarheid.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 12 februari 2018)
08-02-2018
Over de perversies van onze cultuur - Deel 6. Mens zonder medemens
Over
de perversies van onze cultuur
Deel
6. Mens zonder medemens
Op
31 oktober 2011 telden de Verenigde Naties 7 miljard mensen en hoogst
waarschijnlijk hebben op aarde nooit meer mensen geleefd dan vandaag.
(1) Het is daarom een onthutsende paradox om vast te moeten stellen
dat de medemens nooit voordien zo ver zoek is geweest. De
individualisering bereikt nu zijn hoogste top en wellicht gaat dit
fenomeen niet geheel toevallig gepaard met massaproductie. Er is
massaproductie van consumptiegoederen maar ook van mensen die
immers zichzelf ongemerkt maar gestaag tot massaproducten herleiden.
Er
is niets mis met massaproductie: zij verbetert de kwaliteit van onze
consumptiegoederen omdat dan eenmaal fors geïnvesteerd wordt in de
constructie van het beste dat dan principieel voor iedereen
betaalbaar wordt. Fout gaat het echter wel waar de economie zozeer
centraal komt te staan dat mensen en dingen over eenzelfde kam worden
geschoren. Men zegt dan niet langer dat een vliegtuig gebouwd wordt
naar het model van een vogel en een robot naar het model van een
mens: die gang van zaken wordt gewoon op zijn kop gezet waar een
zichzelf aanbiddende en vergoddelijkende mens in zijn grootheidswaan
gaat geloven dat hij de natuur overtreft. Een vogel heet dan een
gebrekkig vliegtuig en een mens die zich niet met de auto verplaatst,
een sukkelaar of een gebrekkige robot. Onze wispelturigheid lees:
onze vrijheid wordt aan banden gelegd middels psychofarmaca die
de onvoorspelbaarheid uit ons gedrag wegfilteren en hetzelfde doet
een welbepaalde sociale druk veroorzaakt door wetten, normen en
waarden (of de afwezigheid ervan), ideologieën, religieuze
overtuigingen, modes en trends. Mensen worden dan gespecialiseerde
producten, gevormd uit een natuurlijke grondstof de grondstof
'mens', maar dan vooraleer die mens volwaardig burger werd door
verregaande scholing, training en opleiding welke een steeds groter
deel van onze leeftijd in beslag neemt.
De
vorming van een oorchirurg duurt een half mensenleven en
onvermijdelijk vergroeit de specialist in kwestie zodanig met zijn
functie dat hij een workaholic wordt die alleen nog afziet van zijn
pensioen als zijn gezondheidstoestand hem verbiedt om nog langer door
te gaan met werken. Hetzelfde lot delen uiteraard alle specialisten
maar specialisering is het streefdoel dat principieel voor elkeen
wordt beoogd. Worden wij gepromoveerd tot specialisten of worden wij
ertoe gereduceerd? En is het niet bijzonder alarmerend dat een
antwoord op deze vraag niet langer vanzelf spreekt?
Hoe
dan ook heeft doorgedreven specialisatie de bijzondere bijwerking dat
mensen enerzijds bijna gelijk worden aan elkaar omdat elke
universitair gevormde oorchirurg ter wereld (functioneel)
principieel dezelfde is hij is (in die hoedanigheid) door elk van
zijn collega's vervangbaar. Anderzijds maakt specialisatie dat mensen
onderling zozeer gaan verschillen dat hetgeen zij gemeenschappelijk
hebben tegelijk uiterst belangrijk wordt voor het mogelijk maken van
communicatie maar tevens buiten ieders bereik dreigt te komen omdat
het hier, zoals gezegd, de pre-burgerlijke mens betreft. En wij
kunnen dagelijks getuigen van het feit hoe groot de geringschatting
voor de niet-burger wel is: wij kennen het weinig benijdenswaardige
lot van de sans-papiers, wij leggen ons kritiekloos neer bij de
rechteloosheid van de pre-burgers die in steeds groteren getale
geaborteerd worden en bij de extinctie van de ex-burgers aan wie
euthanasie verkocht wordt als de ultieme pijnstiller en wegens het
toenemend gewicht van een zogenaamde levenskwaliteit welke in
feite een direct renderende maatschappelijke functionaliteit verkapt.
Wij hebben er geen probleem mee dat wij een buitenproportionele
levensstandaard danken aan de instandhouding van de slavernij, de
honger en de oorlog waarvan wij de vluchtelingen terugdrijven naar de
door ons geschapen plek van onheil.
Niemand
kan er nog omheen: naarmate er meer mensen zijn, zijn er ook minder
medemensen. Elk individu lijkt een exemplaar van een beperkt aantal
(burgerlijk gevormde) ondersoorten waarbij de grondstof de
natuurlijke mens maar evenzeer de mens als medemens verwaarloosd
dreigt te worden. Functies gaan een rondedans aan met elkaar, een
ware danse macabre, waarbij de xylofoon de indruk wekt dat
de muziek gespeeld wordt op menselijke schedels. (2) Want aan de
botten van de dansers zit geen grammetje vlees meer, zoals ook aan de
functies van de burgers kennelijk geen beetje mens meer vastzit.
Over de perversies van onze cultuur - Deel 5. Mens zonder ethiek
Over
de perversies van onze cultuur
Deel
5. Mens zonder ethiek
Ten onrechte geloven wij
dat er na de dood een vergelding komt voor onrecht dat men tijdens
zijn leven moet ondergaan.
Er bestaat geen goede reden voor rechtvaardigheid of vergelding na de
dood als deze al niet tijdens het leven een feit is. Immoreel als wij
zijn, denken wij immers in termen van wraak en zo diep zit deze
immoraliteit dat we ze zelfs in ons zogenaamd religieus denken hebben
ingeplant: onze god beloont het goede en hij bestraft het kwaad
zo immoreel blijkt onze religie.
De
eigenlijke reden waarom wij onrecht moeten ondergaan als wij het
goede beogen, ontgaat ons: leven is vrijheid en vrijheid manifesteert
zich niet anders dan als een handelen vrij van conditionering of dus
een handelen alle pijnlijke gevolgen ten spijt. Indien het leven vrij
zou zijn van alle mogelijke onaangenaamheden, dan ware de
manifestatie van iets dat het louter aangename overstijgt,
onmogelijk.
Het
overstijgen van het louter aangename is ons bekend uit het leven van
alledag, waar wij het minder aangename verkiezen omdat wij
anticiperen op nog grotere onaangenaamheden en zo vermoeien wij ons
met het dagelijkse uurtje sport omdat deze inspanning niet opweegt
tegen de hel van de ziekten die het gewisse gevolg zijn van
gemakzucht. Meer nog: als wij ons goed bewust zijn van de weldaad van
de sportbeoefening, dan ervaren wij de dagelijkse training niet
langer als een lastige inspanning maar voortaan ook als een
deugddoende inspanning. De dagelijkse training blijft weliswaar een
inspanning, maar deze wordt niet langer ervaren als lastig omdat de
last niet langer opweegt tegen de lust zoals overigens talloze
andere inspanningen worden ervaren als lustig en niet als lastig:
muziek beluisteren en musiceren, componeren, schrijven, werken,
mensen helpen en meer algemeen: andermans lasten dragen. En eenmaal
men zich dit inzicht heeft eigen gemaakt, smelt het aloude immorele
idée
fixe
van de rechtvaardigheid en de vergelding als sneeuw voor de zon. Een
ethisch verantwoord leven is een bestaan waarin zich het leven ten
volle manifesteert het is immers 'zonde' waar deze mogelijkheid
onbenut gelaten wordt en dit gebeurt door het zich manifesteren
van de vrijheid: het handelen wars van rechtvaardigheid, wraak en
vergelding. De bekrompenheid van de zogenaamde wereldreligies in acht
genomen, zou men zelfs kunnen zeggen dat een moreel verantwoord
bestaan samenvalt met een welbepaald atheïsme. Niet het primitieve
atheïsme maar wel datgene dat met de immorele religie een komaf
maakt.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
7 februari 2018)
04-02-2018
Spot en moord
Spot en moord
De openbare omroep gaat
er prat op een opvoedende taak te hebben ten aanzien van het volk en
heeft daarom ook een enorme verantwoordelijkheid voor het gedrag van de
massa en voor het welzijn van de maatschappij en in het geding is
hier vooreerst de vrede. Die roeping geldt overigens voor al wie op
het voorplan staan of moet men vandaag niet veeleer spreken over
wie zich naar dat voorplan hebben gemaneuvreerd? Want velen blijken
er als de kippen bij om de (niet altijd even onterechte) 'riante'
vergoedingen op te strijken voor de (immers) veeleisende jobs waar
omtrent zij (echter) hun volslagen onkunde uiteraard niet eeuwig
kunnen blijven wegsteken voor het grote publiek. Een actuele
illustratie hiervan is de propaganda van de spot met mensen die juist
nood hebben aan steun en het middels de lachlust openlijke aanzetten
van een welbepaalde sector van een televisiekijkend land tot geweld
jegens noodlijdenden. Het betreft hier meer bepaald de aflevering
d.d. 3 februari 2018 van het programma Voetbal inside op de
Nederlandse televisie. Cf.:
https://www.youtube.com/watch?v=XhhItV06-18
.
Ook hier weer moet de in
de eigen blindheid als 'nuchtere kijk' bestempelde onnadenkendheid
doorgaan voor het zogenaamde 'gezond verstand' dat niets anders
maskeert dan een in deze context wel heel pijnlijk tekort aan
empathie en kennis. Lang niet ongevaarlijk: men herinnere zich het
feit dat massamoordenaar Breivik in zijn racistisch manifest meer dan
tachtig keer zijn grote held Paul Belien gewezen hoofdredacteur
van 't Pallieterke citeerde. Cf.:
https://www.trouw.nl/home/nieuw-katholiek-bloedfanatiek-en-op-de-adreslijst-van-breivik~a6e14d47/
.
"Adagio" - Liedcyclus (Jan Bauwens, 2004) getoondicht op elf gedichten uit "Adagio" van Felix Timmermans (1886-1947).
"Adagio" - Liedcyclus (Jan Bauwens, 2004) getoondicht op elf gedichten uit "Adagio" van Felix Timmermans (1886-1947).
[De muziekpartituren zijn verkrijgbaar bij de componist]
26-01-2018
leeg
leeg
25-01-2018
Over de perversies van onze cultuur - Deel 4. Mens zonder lichaam
Over
de perversies van onze cultuur
Deel
4. Mens zonder lichaam
Het
schuldbesef, het geweten en de wil zijn 'onstoffelijke' zaken, het
zijn dingen van de geest en van de ziel: wij hebben er een tekort aan
en zo zou het dan lijken alsof wij het geestelijke verliezen en
alleen nog fysiek bestaan. Edoch, het is wellicht net andersom: de
westerling van de eenentwintigste eeuw is een mens zonder lichaam en
daar ligt de oorzaak van ons gebrek aan geest, ziel, gevoel en
gemoed.
Het
lijkt wel een heel paradoxale stelling maar dat is het helemaal niet;
we moeten slechts indachtig zijn dat ons lichaam niet alleen de
drager is van onze ziel maar tevens de onmisbare eerste vorm ervan en
om het met een tekenend voorbeeld vooraf te schetsen, zien wij dat
niet alleen de beeldspraak van onze taal maar ook onze taal zelf, die
tenslotte al het geestelijke draagt, bestaat uit woorden die
verwijzen naar uiteindelijk fysieke dingen. Verstaan wij die
fysieke dingen niet, dan kunnen wij ook onze woorden niet verstaan en
dan klinkt onze taal hol, dan heeft de spirit van wat wij vertellen
ook letterlijk geen gewicht en niets om het lijf. Wat wij vertellen,
heeft geen diepgang, blijft oppervlakkig en wat wij te horen krijgen,
verstaan wij niet echt.
Zo
kunnen wij wel spreken en schrijven over bijvoorbeeld zweten, maar
wie zich nooit in het zweet hebben gewerkt, kunnen ook niet verstaan
wie Jantje Verdure van Stijn Streuvels is en evenmin kunnen
zij De oogst ten volle smaken. Een lijf dat te zeer verwend
werd en gespaard van inspanningen en van pijn, wordt op den duur niet
alleen ziek, maar gaat ook in het onvermogen verkeren om nog te
kunnen verlangen en de ziel die in dat lijf huist, wordt blasé
ongevoelig of afgestompt.
Het
besef van het belang van het fysieke bestaan kwijnt weg waar men
gelooft dat men zichzelf fysiek kan sparen, waar men zichzelf
overmatig beschermt tegen kou en regen en tegen hard labeur. Een mens
die enkele weken bedlegerig in een kliniek moet doorbrengen, verliest
niet alleen de kracht in zijn benen: ook zijn benen zelf kwijnen weg
omdat hij ze niet meer gebruikt. Op dezelfde manier kwijnt alles aan
ons lichaam weg dat wij willen behoeden voor inspanningen en het doet
dat ook in de mate dat wij het willen sparen. Samen met die
lichaamsdelen kwijnen de lichamelijke functies weg en ook de gevoelens
en de begrippen die daarop geënt zijn en die eraan ontleend zijn.
Nu
afstanden op gemotoriseerde wijze overbrugd worden te land, ter zee
en in de lucht, moet men niet zozeer spreken over een overwinning op
de weidse ruimten: naast de opmerking van Ivan Illich dat wij
tegelijk meer afstanden scheppen dan mogelijkheden om ze te
overbruggen, bestaat een ander gevolg van deze vermeende overwinning
hierin, dat wij zodoende de ruimte als het ware vernietigen omdat de
afstanden die wij overbruggen, uiteindelijk ook ruimten zijn welke
tot bruggen worden gereduceerd. De sneltrein met vertrek in Brussel
en aankomst in Parijs, herschept alle plaatsen die er tussen liggen
en waar de trein geen halt houdt in feite tot on-plaatsen die alleen
nog dienst doen als verschaffers van faciliteiten aan de spoorwegen.
De route snijdt de plekken waar de trein passeert in twee en
hetzelfde doen de klok rond alle auto's met alle plaatsen waar zij
voorbijrazen en die geen vertrekpunten of bestemmingen zijn. Het
verkeer verhakkelt de ruimte en vernietigt ze, tegelijk met de
mogelijkheid om zich daarin nog voort te bewegen. Wij allen bewonen
eilandjes ter grootte van een zakdoek en ingesloten door straten die
wij en vooral onze kinderen niet kunnen oversteken zonder ons
leven te wagen. Wij hebben met onze zogenaamde overwinning op de
afstanden en op de ruimte, onszelf in een wirwar van ontelbare
wegenwebben ingesloten en gevangen gezet. Waarheen wij ons ook
begeven: overal belanden wij in gelijkaardige cellen voorzien van de
meest wrede tralies die men zich maar kan indenken. In onze waan om
ons te begeven naar de verste uithoeken van het heelal, hebben wij
onszelf volkomen immobiel gemaakt voor immer.
De
machines bedoeld om onszelf fysieke inspanningen te besparen,
resulteren in het atrofiëren van onze spieren, onze pezen en ons
gebeente en de instrumenten waarmee wij ons willen verlossen van
intellectueel werk, verzwakken ons geheugen en beroven ons
uiteindelijk van ons verstand. Spiercellen, bindweefselcellen,
beendercellen, zenuwcellen: ze gaan allemaal ter ziele en alleen
vetcellen schieten over een reserve-energie welke evenmin als
de reserves op onze bankrekeningen ooit zal aangesproken worden omdat
wij voor die tijd al zullen omgekomen zijn.
De
minachting voor het lichaam dat nochtans de bron is van al ons leven,
is danig groot dat wij er niet alleen naar trachten om zo rijk te
worden dat wij nooit meer te hoeven werken, maar dat wij ons
bovendien een gelukzalig hiernamaals voorstellen als een 'zuiver'
geestelijke toestand waarin wij voorgoed van het lichaam bevrijd
zullen zijn en vatte wie kan bij die gelegenheid wordt
hetzelfde lichaam dat ons zoveel leven en levensgenot heeft
geschonken, op een onnavolgbaar abrupt ondankbare manier een 'kerker'
genoemd. En het is met deze dwaasheid gesteld zoals met alle andere:
hoe langer wij leven, hoe meer wij ervan overtuigd zijn dat we ook
zullen blijven leven. En hoe onrechtvaardiger wij in dit leven
behandeld worden, des te groter wordt onze zekerheid dat er na de
dood een vergelding komt. Maar geef mij één enkele goede reden
waarom de wet der gewoonte rechten zou verdienen en geef mij één
goede reden waarom er in een eventueel voortbestaan na de dood
rechtvaardigheid zou heersen als dit niet nu reeds het geval is. Ja,
men durft zelfs te geloven dat er in het hiernamaals niet alleen
rechtvaardigheid zal zijn met betrekking tot het toekomende leven
maar tevens met betrekking tot het huidige wat wil zeggen:
rechtvaardigheid met terugwerkende kracht of met vergelding. Edoch,
mocht men de moed hebben om de feiten onder ogen te zien, dan zou men
wel eens kunnen beginnen zeggen dat een eventueel leven na de dood
zeer te duchten was en dat het ongeluk van een mens zeker niet zou
liggen in zijn eindigheid gesteld dat het bestaan ook eindig was
maar daarentegen in de onmogelijkheid om het
voortbestaan te doen ophouden gesteld dat het eeuwig was. Menigeen immers verlangt naar een
beëindiging van het onrecht en dit onrecht neemt niet zelden
dergelijke proporties aan dat men er geheel probleemloos zijn leven
veil voor heeft om het te doen ophouden. Indien wij redelijk waren,
dan zouden wij niet langer verlangen naar een leven na de dood: wij
zouden daarentegen goed verstaan dat als hier en nu het onrecht de
regel is, dit in de toekomst eveneens het geval zal zijn. Als er een
rechtvaardige god bestaat, dan is er immers geen enkele reden
denkbaar waarom hij vandaag het onrecht wél zou toelaten en morgen
ineens niet meer. Het is erg genoeg dat het tot in zijn oude dag moet
duren vooraleer een mens bereid is om onder ogen te zien dat al die
beloften op vergoeding en vergelding voor de huidige lasten en voor
al het doorstane leed, alleen maar tot doel hebben om hem als
trekpaard zeg maar als ezel aan de slag te houden. Dat het zo
ver is kunnen komen, dat hij zijn lichaam een kerker en het verlies
van zijn lijf een bevrijding noemt, bewijst slechts hoe gigantisch
het bedrog is waarvan de mens te lijden heeft en zo hoeft het ons ook
niet te verwonderen dat de moordende job het meest begeerde product
is op de hedendaagse markt en dat vrijwel allen het echte stoffelijke
leven spontaan inruilen voor een geheel virtueel bestaan op plastic schermpjes
welke leiden tot de algehele afstomping van de soort om nog niet
te spreken over een collectieve zelfmoord.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
25 januari 2018)
16-01-2018
Over de perversies van onze cultuur - Deel 3. Mens zonder wil.
Over
de perversies van onze cultuur
Deel
3. Mens zonder wil
Het
verhaal doet de ronde van een jood die geplaagd werd door een bende
straatkinderen die elke dag belletje trek deden aan zijn deur. Maar
ziehier hoe hij zich van dit ongemak bevrijdde. Telkenmale als de
kinderen aan zijn bel kwamen hangen, gaf hij hun vijf cent. Maar wat
doet hij nu, zo zou men zich afvragen, want op die manier blijven ze
uiteraard komen? Edoch, na enkele dagen gaf hij hun nog vier cent.
Vier cent, zo dachten de kinderen: dat is nog steeds de moeite waard!
En ze bleven komen. Vervolgens verlaagde hij zijn tarief naar drie
cent, naar twee cent en naar één cent. Maar één cent, dat vonden
ze de inspanning al niet meer waard en ze bleven weg!
Het
is zo simpel als pompwater maar men moet erbij komen: de jood
beroofde zijn plaaggeesten van hun eigen motivatie leedvermaak
door hen ertoe te verleiden deze te verwisselen voor een beweegreden
die hijzelf kon sturen een beloning. De plaaggeesten verloren de
lust om nog te doen wat zij deden, zij vervreemdden van hun eigen
daden en zij waren niet langer meester over hun handelingen: voortaan
werd hun gedrag gestuurd door een derde; ze waren hun eigen wil
kwijt.
Nu
blijkt exact hetzelfde te zijn gebeurd met de arbeidende bevolking
van de westerse wereld. Van nature geneigd tot het
levensnoodzakelijke werk dat in het verlengde ligt van het spontane
spel, heeft een klasse van 'bestuurders' sommigen noemen hen
'machtswellustelingen' de spontane beweegredenen die mensen van
in den beginne tot arbeid aanzetten, middels het loonstelsel
geperverteerd en op die manier worden de arbeiders ook gemanipuleerd:
zij werken niet langer om de intrinsieke waarde van hun werk maar
omwille van een loon en derhalve verliezen zij de natuurlijke band
tussen hun werk zelf en de finaliteit ervan; zij vervreemden van wat
hun handen voortbrengen het laat hen op den duur koud wat ze voor
de kost moeten doen en zo zijn ze ook niet langer meester over
hun eigen lot; een ander heeft van hun handen bezit genomen; de
handen van alle arbeiders zijn voortaan ontkoppeld van hun eigen wil
of brein en ze zijn verworden tot de tentakels van een centrale die
zij helemaal niet controleren maar door welke zij gecontroleerd en
gemanipuleerd worden. Het lichaam van de burger behoort hem niet
langer toe omdat het ook niet langer gehoorzaamt aan zijn wil: het
lichaam van de burger gehoorzaamt immers aan de wil van een centraal
bestuur en het doet dat ook omdat het van dit centraal bestuur geld
en dus voedsel en nog andere levensnoodzakelijke dingen moet krijgen.
Edoch, tegelijk doemt het gevaar op dat wij aan die vreemde wil
gehoorzamen met dezelfde blindheid waarmee wij gehoorzamen aan ons
hongergevoel: wij eten omdat wij honger hebben en zo ook spreken wij
het woord van wie ons voeden en dus spreken wij niet langer ons eigen
woord onze eigenste wil en geest en lust werden buitenspel gezet.
Het
is uiteraard niet verkeerd op zich wanneer mensen samenwerken en
aldus een maatschappij vormen waarbij zij zich in functie van een
optimale samenwerking gaan specialiseren het bevordert zelfs de
samenhang van het geheel en zo ook het welzijn van elk onderdeel als
men elkaars werk doet of in wat andere bewoordingen als men elkanders
lasten draagt. Voorwaarde is dan wel dat er dan inderdaad sprake is
van samenwerking en van medewerking wat echter niet langer
vanzelfsprekend blijkt waar deze authentieke maatschappelijke motor
vervangen werd door de oneigenlijke drijfveer van de concurrentie
die immers een wedloop inhoudt waarbij men niet langer elkaars
medestander is doch elkaars tegenstander of vijand. De natuurlijke
doch negatieve motivatie van het recht van de sterkste doden
of gedood worden mag dan wel dwingend zijn en derhalve sterk
en zij mag dan al binnen zekere perken gehouden worden door de wet:
zij ondermijnt op termijn de samenwerking en de staat zelf omdat zij
van medeburgers vijanden maakt waarvandaan: homo homini lupus.
De
ontkoppeling van de arbeider van het resultaat van zijn werk brengt
een vervreemding mee die hem om te beginnen berooft van zijn werklust
maar die vervreemding heeft nog een ander ernstig effect: omdat men
voortaan de finaliteit van zijn werk gedwongen overlaat aan anderen
aan een verondersteld bestuur werkt men niet langer omwille van
de intrinsieke waarde van zijn arbeid maar enkel nog omwille van het
loon, zodat het de werknemer op den duur eender is wat hij moet doen
zolang hij maar betaald wordt.
Er
zijn werknemers die betaald worden om te slapen en die daar helemaal
geen graten meer in zien en er zijn ook werknemers die tabak
verdelen, alcohol en verslavende computerspelletjes; er zijn medici
die zich goed bewust zijn van de door Ivan Illich te berde gebrachte
problematiek van de iatrogene werking van de geneeskunde maar die
maar laten betijen; internetvirussen worden verspreid door de
producenten van computerbeveiligingsprogramma's en antivirale
software; diepvrieskasten en stofzuigers worden gefabriceerd om al na
drie jaar te verslijten, advocaten stoken de ruzies aan waaraan zij
dik verdienen, verzekeringsmakelaars werken samen met inbrekers om
bangeriken onder druk te zetten, het geschiedenisonderwijs houdt de
kinderen dom, de chemiereuzen die antigif en medicijnen fabriceren
zijn ook de producenten van sproeimiddelen en andere carcinogenen en
straks moeten wij wel gaan geloven dat griepvirussen gefabriceerd
worden tezamen met inentingen ertegen. Edoch, de volksgezondheid, de
algemene ontwikkeling, de eerlijkheid, het recht, de veiligheid, de
waarheid en noem maar op, blijken geheel ondergeschikt aan de
economie: goed is nog slechts wat geld in het laatje brengt en
hetzelfde geldt voor wat waar en wat schoon is. De economie moet
draaien, en de snelheid waarmee ze draait werd uitgeroepen tot de
eindwaarde van alle maatschappelijke leven. De productie dient
gemaximaliseerd te worden en zo ook de consumptie; er bestaan geen
grenzen en in een tijd die beweert zich van alle taboes te hebben
bevrijd, werd een nieuw en onoverwinnelijk taboe geboren: het woord
'genoeg'. De menselijke wil werd totaal onderworpen aan de wetten van
een nieuwe, alles beheersende en letterlijk moordende economie.
Steeds meer mensen willen afremmen, vertragen, rusten, langzaamaan
doen of stoppen maar de autoriteiten wijzen erop dat wie niet meer
kunnen volgen, onherroepelijk uit de boot zullen vallen.
RVA=zelfmoordfabriek:
het staat met roetzwarte letters zo groot als mensenlichamen op een
blanke muur in het centrum van de stad één etmaal lang en dan
is het alweer overschilderd want deze informatie dient te worden
achtergehouden om met de verfijnde en meedogenloze
vernietigingspolitiek door te kunnen gaan. Gaskamers zijn niet langer
nodig nu sociologen erachter zijn gekomen dat uitstoting uit de groep
en sociale vernedering eenzelfde effect hebben als gifgas terwijl dit
nieuwe moordwapen clean is en helemaal geen sporen meer nalaat: zo
worden plaatsen vol mensen 'opgekuist'. De compartimenten waarin zich
de opruiming van het maatschappelijke ballast voltrekt, zijn geheel
onzichtbaar geworden en van een genocide is geen sprake meer, men
dient er alleen nog over te waken dat het verband tussen de massale
zelfmoorden en de even massale doorverwijzing van mensen zonder
maatschappelijke functie mensen 'ten laste' naar de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn,
onontdekt blijft of dan toch onbesproken en alvast onaantoonbaar want
niemand zal ooit in staat zijn om een link tussen beide te bewijzen.
Hoe stuntelig waren de moordtechnieken
van de nazi's!
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
16 januari 2018)
13-01-2018
Over de perversies van onze cultuur - Deel 2. Mens zonder geweten
Over
de perversies van onze cultuur
Deel
2. Mens zonder geweten
Volgens
de katholieke leer is de stem van het geweten, de stem van god zelf
die ons toelaat goed en kwaad te onderscheiden. Edoch, in het licht
van de vergelijkende cultuurwetenschappen blijkt vanuit deze
definitie dat zo'n geweten bezwaarlijk universeel kan zijn aangezien
verschillende religies ook verschillende goden met verschillende
wetten presenteren en derhalve moet aangenomen worden dat het geweten
niet van nature in de mens ingeboren kan zijn maar de resultante is
van geïnterioriseerde wetten. Zelfs in het christendom luidt het dat
de wet in dit geval de Thora, de joodse en derhalve de goddelijke
wet aan het geweten voorafgaat: Zonder de wet zou ik nooit
geweten hebben wat zonde is, zo schrijft de apostel Paulus. (1)
Intussen
echter leven althans wij hier in het westen niet langer in een
theocratie en zijn onze wetten ook niet meer van goddelijke maar van
menselijke makelij. In verlichte en derhalve seculiere staatsvormen
zoals onze moderne democratieën, resulteren de wetten uit
meerderheidsbeslissingen en lijkt het wel of het geweten voor ons
niet langer de stem is van god maar die van een anonieme meerderheid
van mensen, meer bepaald burgers, waartoe de mensen op een listige
manier herleid werden waarover verder meer. Afgezien van het feit
dat een 'massa' geen persoon is en dus ook geen bewustzijn en geen
kennis kan hebben, beantwoordt de vraag of de massa dan weet wat goed
is, zichzelf van zodra men zich bezint over de uitspraak van Spinoza
dat alle voortreffelijke dingen even moeilijk als zeldzaam zijn. (2)
De waarheid is niet het deel van de massa maar wordt gevonden door
uitzonderlijke enkelingen zoals Galileo Galileï, Isaac Newton en
Etienne Vermeersch; de ontdekking en de creatie van het schone is
slechts aan weinigen gegeven zoals Michelangelo, J.S. Bach en Herman
Brusselmans; het goede manifesteert zich alleen in het werk van
rechtvaardigen en martelaren zoals pater Damiaan, Oscar Romero en Jef
Vermassen. Bijgevolg heeft het er alle schijn van dat een geweten dat
aanspraak maakt op universaliteit, noch de ingeboren stem van een of
andere god kan zijn, noch het resultaat van geïnterioriseerde
wetten. Is het geweten dan het juiste midden tussen die twee, met een
navenante voorlopigheidsmoraal de 'morale provisoir' van de
vrijzinnigen en bestaat er niet zoiets als een onveranderlijk,
altijd en overal geldig geweten omdat het goede bestaat uit daden
welke steeds antwoorden zijn op per definitie altijd wisselende of
nieuwe problemen?
De
Thora, het Evangelie, de tien geboden en de geboden van de Heilige
Kerk om maar bij de hier meest gangbare godsdiensten te blijven
zijn geschreven voor jonge en gezonde mensen, niet voor psychopaten
die het immers niet helpen kunnen dat zij goed en kwaad niet ofwel
heel anders zien; zij hebben het nog slechts over mannen en vrouwen
Adam en Eva en niet over de 'tussengeslachten' waarvan wij ons
pas sinds het gevorderde chromosomenonderzoek bewust zijn of over de
transgenders die met de stand van de medische wetenschap toentertijd
ondenkbaar waren, trouwens evenals de vele ethische vraagstukken
omtrent het 'mogen' van het nieuwe 'kunnen'. En dan werden de dieren
nog buiten beschouwing gelaten over welke Toon Hermans schreef dat er
geen hemel is voor hondjes: de onfeilbare paus Pius IX ontzegde een
bewustzijn aan dieren waarvan vandaag wetenschappelijk wordt
aangetoond dat ook zij kunnen voelen, denken, samenwerken en
misschien wel bidden: is het doden van dieren moord in weerwil van de
toegeeflijkheid omtrent vleesconsumptie in de Heilige Schrift en moet
de verantwoordelijke mens nu vegetariër worden? En wat dan met de
geesten? Jezus leefde nog ten tijde van de vandaag zo gelaakte
praktijk van de duiveluitdrijvingen waaraan hij trouwens zelf gretig
participeerde maar wanneer men hardleerse katholieken herinnert aan
het evangelische verhaal van de Heiland die, nadat hij voor zo'n
uitdrijving opgeroepen werd, het legioen duivels in een kudde zwijnen
drijft die zich daarop prompt in de afgrond storten, waarop de
veehouders reageren met de woorden: Dat hij maar elders geesten
gaat uitdrijven of straks zijn we onze hele veestapel kwijt!
dan kunnen zij daar nog steeds niet om lachen.
Maar
keren wij terug naar de listige reductie van de mens tot burger
een perversie zoals bij uitstek het probleem van de sans-papiers aan
het licht brengt, waarbij het mens-zijn beschouwd wordt als een
deelverzameling van het burgerschap in plaats van andersom, met het
gevolg dat aldus mensenrechten ontzegd worden aan wie geen
ingeschreven burgers zijn en dit overeenkomstig de perversiteit
waarbij de mens in de hoedanigheid van soeverein zich de
Schepper zelf waant en welke zich uitnemend weerspiegelt in de
spreuk: Quod non est in scriptis (/actis), non est in mundo.
Er
wordt dan meer bepaald uitgegaan van de hypothese dat het denken
en derhalve de geest die een mens tot mens maakt niet meer is dan
een verinnerlijking van de dialoog, welke op zijn beurt plaatsvindt
tussen de inzittenden van eenzelfde taalgemeenschap en cultuur. Een
staat telt vele burgers en zij danken hun burgerschap aan die staat.
De staat of het medeburgerschap ligt met andere woorden aan de wieg
van de menselijke geest en dus aan de oorsprong van de mens tout
court; het burgerschap gaat aan het mens-zijn vooraf; men is pas mens
omdat men burger is; het mens-zijn is een schepping van de staat; de
mens is een creatuur van de politici of de machthebbers; iemand is
mens en heeft mensenrechten als hij als zodanig erkend wordt door wie
de macht bezitten. En ook omgekeerd geldt dat wie door potentaten
niet als mens erkend worden, ook niet als mens behandeld zullen
worden: zij hebben geen papieren, geen naam, geen rechten en zelfs
geen stand, geen plaats in de maatschappij. Aangezien alle
territorium hetzij in privaatbezit is, hetzij in bezit van de staat,
hebben mensen zonder papieren zelfs geen plaats om op te staan. Zij
dweilen de straten af zoals verdoemden, zij zijn eeuwig op de vlucht,
zij zwalpen rond op de golven van de wereldzeeën en als zij niet
verdrinken, dan spoelen zij ergens aan om daarna te worden
teruggestuurd. Waar zijn uw papieren? zo wordt hun gevraagd
door de autoriteiten. U hebt geen papieren? Welnu, dan bestaat u
niet: u mag hier niet staan, u moet verdwijnen en wel onmiddellijk!
Zij
die geloven dat de geest niet meer is dan de resultante van een
verinnerlijkte dialoog tussen medeburgers, zien de geest als een
creatie van de staat, van de politiek of van de mens: het bewustzijn,
zo zeggen zij, ontspringt aan de werking van de hersenen en die
hersenen werken waar mensen woorden spreken met elkaar of in
zichzelf. De geest resulteert uit de taal en is niets meer dan de
betekenisvolle woorden, de volzinnen en de paragrafen die gezegd en
geschreven worden; de muzikale frasen die gespeeld worden en de
figuren die getekend worden. Maar deze opvatting is in hetzelfde
bedje ziek als de fysicalistische, zij ontspringt aan exact dezelfde
denkfout. Want waar in het fysicalisme, inzake de relatie tussen
enerzijds de wereld en de wereldse dingen en anderzijds de
natuurlijke werkelijkheid van de schepping, de oneigenlijke
opvatting heerst dat de ganse werkelijkheid
(slechts) een constructie zou zijn (en deze opvatting is oneigenlijk
omdat zij resulteert uit een ongeoorloofde inductie), zo wordt ook
inzake de relatie tussen enerzijds de wereld van de taal of die van
het denken in het algemeen en anderzijds de werkelijkheid van de
geest onterecht gedacht dat de geest niet meer zou zijn dan een
product van het denken. Zoals de naïeve realist verkeerdelijk
gelooft dat hij de natuur en de gehele schepping mag beschouwen als
het maaksel van een grote bouwmeester en dit in
analogie met het menselijke maakwerk dat onze wereld voorstelt zo
ook neigt hij ertoe om te geloven dat de geest niets anders en niets
meer kan zijn dan de resultante van (zijn) taal en van (zijn) denken.
Edoch, net zoals de natuur al het geschapene duidelijk
onderscheiden is van de menselijke constructies, en zoals hij ook van
een meer fundamentele oorsprong en orde is dan deze laatste, zo ook
is de geest als zodanig van een heel andere oorsprong en orde dan het
geheel aan gedachten, theorieën, kunstwerken en eventueel nog andere
zaken. Deze laatste worden mede middels het menselijke taalgebruik
tot stand gebracht de geest daarentegen is geen product van het
(menselijk) denken. Meer gevat: zoals de natuur noodzakelijk ontisch
voorafgaat aan alle wereldse zaken, zo ook is de geest noodzakelijk
ontisch primautair op de taal, op het denken en op het gedachteleven
het menselijke gedachteleven dat sommigen al te voorbarig en in
feite op geheel oneigenlijke gronden geloven te mogen identificeren
met de geest. (3)
De politiek
inzake de sans-papiers en het Europese vluchtelingenbeleid zijn
enkele van de talloze hallucinante gevolgen van de genoemde
misvatting die er tevens voor zorgt dat een volstrekte
gewetenloosheid de mensheid naar de eigen afgrond voert. Want ook de
ziel en het geweten delen in de klappen welke de geest te verduren
krijgt onder het juk van een megalomaan menstype dat zich god waant,
zodat met het vergaan van de waarheid ook het goede als zodanig op de
helling komt te staan trouwens samen met het schone dat andermaal
als zodanig gecreëerd wordt door niets anders dan een beslissing van
de potentaat.
Over de perversies van onze cultuur - Deel 1. Schuld en schaamte
Over
de perversies van onze cultuur
Deel
1. Schuld en schaamte
Het
verschil met vroeger inzake genocide, aldus de Nederlandse socioloog
Abram de Swaan, zit niet in het feit dat wij geen massamoordenaars
meer zouden zijn het zit in het feit dat onze huidige cultuur
zich voor massamoord schaamt: Modern
is niet de massamoord maar de schaamte erover.(1) De middeleeuwse kruisvaarders gingen er prat op
ontelbaren uitgemoord te hebben terwijl de huidige massamoordenaars
de Shoah verborgen wensen te houden uit schaamte. We wensen geen
massamoordenaars te zijn maar we zijn het tegen heug en meug en bij
uitstek de aanwending van massale uithongering ( dagelijks ca.
30.000 slachtoffers) in functie van de continuering van de slavernij
toont dit aan. De perversie schuilt in het feit dat derde
wereldburgers in slavernij gehouden worden door hen naast een
pensioen ook nog het recht op kinderen te ontzeggen onder de dreiging
dat hun kroost een overbevolking zou veroorzaken terwijl hun
ecologische voetafdruk verwaarloosbaar is of hoe slachtoffers de
schuld krijgen van het kwaad waarvan zij de dupe zijn.
Zich
schamen is zich afschermen, zich verbergen, zijn gezicht verbergen en
zo verbergen zij die de uitbuiting continueren zich onder de valse
beschuldigingen aan het adres van hun slachtoffers: kwaad verbergt
zich steeds opnieuw onder een scherm van nieuw kwaad, slachtoffers
vergen steeds weer nieuwe slachtoffers om hen te bedekken.
Ofschoon
dit de intuïtie wel eens kon tegenspreken daar schaamteloosheid in
de regel wordt gelaakt, is schaamte op zich helemaal geen deugd want
het is niet iets wat iemand zomaar doet, het is een spontane reactie,
een verweer of althans een poging daartoe, voor een dreiging
uitgaande van een (openbare) veroordeling die iemand (zij het in de
regel door zijn of haar eigen schuld) overkomt of ondergaat. Men
ondergaat de schaamte op de manier waarop men zijn kwetsbaarheid
ondergaat. Wat de dief ertoe aanzet om zijn misdaad te plegen in het
holst van de nacht is zijn vrees voor de schaamte want de schaamte is
het bevangen worden door een (al dan niet terechte) veroordeling op
het ogenblik dat iemands daden (of misdaden) aan het licht komen en
meer bepaald is de schaamte het plotse failliet van een voorgewende
persoonlijkheid: iedereen ziet dat men niet diegene is voor wie men
kennelijk wenst door te gaan.
De
crimineel is te laf om voor zijn daad uit te komen, hij kan best
anderen bedriegen en kent derhalve geen schuldbesef maar hij tracht
wél te vermijden dat anderen ontdekken dat hij hen bedriegt
en om die reden wil hij zijn misdaad verbergen en is hij allerminst
schaamtevrij. Misdadigers zijn niet per definitie schaamtevrij
zij blijken dat enkel waar zij eerder ziek dan slecht zijn en
andersom kan schaamteloosheid makkelijk met (bijvoorbeeld
kinderlijke) onschuld samengaan.
Misdadigers
kunnen leven met schuld maar slechts zolang totdat die aan het licht
komt, terwijl bij wie eerlijk zijn, het er net andersom lijkt aan toe
te gaan omdat zij er kennelijk niet in slagen om met een schuld te
leven en zij derhalve spoedig alles wensen op te biechten. Maar op
zich is deze vorm van 'eerlijkheid' evenmin per definitie deugdzaam
aangezien hij wordt gestuurd door een openbaar oordeel dat immers
objectief immoreel kan zijn zoals bijvoorbeeld onder het juk van
misdadige regimes: voor misdaden begaan onder de nazi's plegen
burgers zich achteraf vaak te hebben 'verontschuldigd' met het
'argument' van Befehl ist Befehl.
Schaamte
ontstaat bij het aan het licht komen van schuld en zo onthult zij in
dat geval ook de lafheid van wie hun schuld verborgen wensen te
houden. Dat de misdadiger geen schuldbesef kent maar wel schaamte,
betekent dat hij niet met de ander begaan is maar slechts met
zichzelf: hij schermt zichzelf af voor de mogelijke wraak van wie hij
kwaad aandeed.
De
realiteit van de schaamte verraadt zich in compartimentering of dus
in het afschermen van zijn handelingen voor het daglicht, voor de
openbaarheid en voor het licht van het bewustzijn of de taal in
dat laatste geval middels het zwijgen, het taboe, de omerta maar ook
middels de cultuur van het verzwijgen en het verbloemen, de
ontkenning, het negationisme en de leugen. Omdat pas het woord
de mensen en de dingen door ze een naam te geven, door ze bij hun
naam te noemen of door ze aan te spreken, aan het licht (van het
bewustzijn) brengt of tot leven brengt en ordent, zal hun verzwijging
hen achterlaten in een prehistorische of pre-culturele duisternis of
chaos. Zo ligt de bedoeling van het spreekverbod in het verhinderen
dat waarheid aan het licht komt omdat de taal het licht (van het
bewustzijn) is. Door niet over de dingen te spreken, lijkt het wel
alsof men aldus kan bewerkstelligen dat zij ook niet bestaan zij
worden, zoals men dat zo tekenend zegt, doodgezwegen
of daar heeft het dan toch alle schijn van.
Zo komt pas
ruim een halve eeuw na de moord op Patrice Lumumba met stukjes en
brokjes aan het licht dat de misdaad bevolen zou zijn door de
Belgische regering (onder de verantwoordelijkheid van Paul-Henri
Spaak) en met de medewerking van de Amerikaanse regering (in de
persoon van Dwight Eisenhouwer) en de CIA en het motief voor de
liquidatie zou gelegen zijn in het feit dat deze Congolese
onafhankelijkheidsstrijder de zogenaamde goede relaties tussen de
Congo en zijn kolonisator, de Belgische staat, onder geen beding in
de weg mocht staan waaruit men dan wel moet verstaan dat men deze
held opofferde aan de continuering van de plundering van het
Congolese volk en van de op dit volk gepleegde genocide waarbij onder
Leopold II zowat twaalf van de twintig miljoen Congolezen door hun
kolonisatoren werden omgebracht. De moord op Lumumba de
feitelijke leider van het mishandelde volk gebeurde in een
speciaal daartoe opgetrokken compartiment een fysiek compartiment
maar tevens en vooral een onzichtbaar compartiment van listen en
intriges, dat pas nadat de tand des tijds er ruim een halve eeuw had
aan geknaagd, lacunes ging vertonen.
Schaamte
ontstaat pas waar schuld aan het licht gebracht wordt en dat licht
betreft de openbaarheid of dus de plek waar zich de
gemeenschappelijke dialoog situeert en derhalve het bewustzijn.
Schaamte ontstaat bij schuldenaren pas door het aan het licht (van
het bewustzijn) gebracht worden van hun schuld terwijl schuldbesef te
maken heeft met het al dan niet aanwezig zijn en ter harte genomen
worden van dat licht in de ziel van de betrokkenen.
De
schuldigen vermijden het licht (van het bewustzijn), zij vermijden
daarom de dialoog als plek waar zich de waarheid kan openbaren en zij
wimpelen alle woorden af, zij doen er alles aan om hen die spreken
en in de eerste plaats zijn dat hun slachtoffers monddood te
maken of hun nog anderszins het spreken te beletten en het zwijgen op
te leggen. Op die manier leiden de leugen en het bedrog uiteindelijk
tot de moord soms in de vorm van een zelfmoord waarvan zij de
kiemen bevatten en waaraan zij om die reden gelijk zijn. Onmiddellijk
nadat Oscar Romero het zwijgen over de schendingen van de
mensenrechten in El Salvador verbroken had, kreeg hij een
eredoctoraat aan de K.U. Leuven maar enkele weken later ook een kogel
van de doodseskaders van extreem-rechts.
Zij aan wie
onrecht wordt aangedaan, zoeken dit mede te delen aan anderen, maar
dat is geen gemakkelijke klus en dikwijls een gevaarlijke. Zij vinden
geen gelegenheid tot spreken ofwel vinden zij geen gehoor. Enerzijds
streven daders ernaar om hun slachtoffers fysiek het zwijgen op te
leggen door hen te gaan overstemmen van zodra zij het wagen om iets
over het hen aangedane onrecht te zeggen: zij roepen, zij intimideren
met lawaai of met fysiek geweld hun slachtoffers, paaien de
toehoorders en demoniseren hun slachtoffers bij de mogelijke
toehoorders van de klachten. Zij maken hun slachtoffers monddood en
gaan daarbij over tot ernstige vormen van laster, vaak worden zij
geheel onterecht geloofwaardig geacht en krijgt het slachtoffer niet
eens de gelegenheid zich tegen de aantijgingen te verdedigen,
vooreerst al omdat dit slachtoffer daarvan niet op de hoogte is
en in het bijzonder is dit het geval waar het slachtoffer letterlijk
voor de gek wordt gehouden omdat omwille van stigma en reputatie
niemand aan een ander zal gaan vertellen dat men hem of haar voor gek
houdt.
Volgens
recent onderzoek inzake huiselijk geweld komt het vaak voor dat een
zwakkere persoon door een dader fysiek maar nog vaker psychisch
ernstig toegetakeld wordt bij een gelegenheid zonder getuigen; waagt
het slachtoffer het om daarover te spreken met een derde, dan blijkt
de dader er vaak reeds voor gezorgd te hebben dat zijn slachtoffer
als ongeloofwaardig gebrandmerkt werd terwijl hij de eigen
geloofwaardigheid buiten kijf tracht te zetten, en dit blijkt jammer
genoeg uitnemend te lukken waar de dader zich verbergt achter een
geveinsde bezorgdheid over een slachtoffer over wie hij laat
uitschijnen dat het (geestes)ziek zou zijn. Bovendien is er de
(terechte) angst van het slachtoffer voor wraak vanwege de dader die
zijn slachtoffer vaker probeert te chanteren, waarbij dan dikwijls
ook nog eens derden betrokken worden. Jammer genoeg levert onze
huidige cultuur talloze voorbeelden van dergelijk ten hemel schreiend
onrecht, zoals in het geval waar ganse bevolkingsgroepen, en bij
uitstek de ouderen, levenslang krijgen (in zorginstellingen) telkenmale waar zij onterecht dement werden verklaard en beroofd van hun bezit maar ook van hun
vrijheid, hun geloofwaardigheid, hun zelfstandigheid en hun
integriteit.
Het
schuldbesef vindt zijn oorsprong in de interiorisering of het zich
eigen maken en het zich behartigen van de waarheid die soms in de
openbaarheid aan het licht komt maar soms ook niet. In de huidige
westerse cultuur een 'cultuur van de dubbele boekhouding' en een
'cultuur van de dubbele moraal' wordt de schaamteloosheid gelaakt
terwijl het optreden van schaamte vaak alleen maar een gewezen tekort
aan schuldbesef verraadt, wat betekent dat in deze cultuur het
schuldbesef en het geweten voor een stuk afwezig zijn. Waar de
schaamte alsnog optreedt, brengt zij aan het licht dat de dialoog, de
aanspreking of het licht van de intersubjectiviteit niet
geïnterioriseerd werden en dat de ziel verstoken is gebleven van
datgene wat gecultiveerde mensen van wilden onderscheidt. Omdat zij
van een tekort aan schuldbesef getuigt, zal een cultuur van louter
schaamte paradoxaal genoeg een afwezigheid van humane cultuur
verraden want waar mensen zich voor hun daden schamen per
definitie nadat die daden aan het licht kwamen moeten zij in
feite erkennen dat zij hun daden verborgen hielden voor de ogen van
anderen en uiteraard deden zij dat omdat zij er anderen bewust mee
bedrogen. Dat zij hun misdaden trachten te perfectioneren, verraadt
slechts hun streven om ze te kunnen plegen zonder angst voor
mogelijke gevolgen. Compartimentering heeft te maken met
achterbaksheid en deze vergt evenals de aan haar verwante
leugenachtigheid en het bedrog, inspanningen om zich overeind te
houden in weerwil van het licht van de waarheid.
Het maken
van compartimenten schermen, schaamte staat in functie van
het verhinderen dat waarheid aan het licht komt, het is het
afschermen van handelingen van de openbaarheid omdat men zich ervoor
zou schamen en op die manier zijn compartimenten tevens
voorafspiegelingen van de schaamte. Compartimenten zijn schuttingen
binnen de werkelijkheid die er moeten voor zorgen dat er geen licht
kan schijnen op de dingen die in deze compartimenten ondergebracht
worden; zij zorgen ervoor dat handelingen verdoken blijven en het is
dan ook hun finaliteit om voor bepaalde meer bepaald bedrieglijke
handelingen een werkelijkheid apart te scheppen waar deze in de
openbaarheid onmogelijke handelingen alsnog kunnen overleven.
Compartimentering is derhalve een activiteit welke rechtstreeks
voortspruit uit de wens om aan zichzelf meer vrijheid toe te kennen
dan werkelijk mogelijk is, het is daarom een miskenning van de
objectieve werkelijkheid, het is een volharding in de boosheid van de
leugen, het is de ongeoorloofde reductie van wat ernst hoort te zijn
tot een louter spel, het is een verwisseling van de wil met de wens.
Zoals
gezegd is van compartimentering bijvoorbeeld sprake waar een dader
iemand onder vier ogen en dus zonder de aanwezigheid van getuigen
bedreigt: de bedreiger schept op deze manier een compartiment waarin
hij zijn slachtoffer als het ware opsluit en gevangen houdt omdat dit
slachtoffer, precies door de afwezigheid van getuigen van het kwaad
dat hem of haar wordt aangedaan, het bestaan van de misdaad niet hard
kan maken voor de buitenwereld en derhalve blijft ook de dader
onzichtbaar. Voor de buitenwereld immers blijft de dader doorgaan
voor de onschuldige die hij echter helemaal niet is alleen het
slachtoffer ziet wie hij werkelijk is maar dit slachtoffer staat met
die kennis volkomen alleen. De eenzaamheid waarin het slachtoffer
verkeert, is de sinds oudsher beschreven ondraaglijke eenzaamheid van
wie een kennis bezitten waaraan niemand anders participeert. Het niet
aan het licht kunnen brengen van die kennis of het verdoken moeten
houden van de waarheid waaraan het slachtoffer gekluisterd is wegens
het navenante gevaar, brengt een specifiek, intens psychisch leed
mee, vergelijkbaar met het diepe en eenzame leed van het verlies van
een geliefde die bijvoorbeeld niemand anders' kind is:
Du bist
ein Schatten am Tage
Und in der
Nacht ein Licht;
Du lebst
in meiner Klage
Und
stirbst im Herzen nicht. (2)
Wordt
dit leed door onrecht veroorzaakt, dan concentreert zich het
gepleegde onrecht in dit leed waarin het resulteert, het leed is de
feitelijke vrucht van het gepleegde onrecht en van die finaliteit kan
de onrechtpleger zich niet ontdoen, zijn eventueel 'excuus' dat het
niet dit was wat hij beoogde, kan onmogelijk hout snijden omdat zijn
daad zelf dit 'excuus' apert tegenspreekt met dezelfde
overtuigingskracht waarmee de waarheid aan het licht komt in een
salomonsoordeel. Bij de twist tussen twee vrouwen om een kind,
waarover Salomon beslist het te zullen halveren, bewijst de daad van
haar die het onverwijld afstaat om het te redden haar moederschap.
Over de primauteit van de daad over het woord spreekt ook Augustinus
waar hij duidelijk maakt dat iets zoveel waard is als men bereid is
ervoor te betalen: De
prijs van het graan is uw geld; de prijs van een stuk land is uw
zilver; de prijs van een parel is uw grond; maar de prijs van de
naastenliefde zijt gijzelf. (3) In
extenso toont zich de perversie van onze cultuur in de spot, waar
immers de mooiste woorden
aangewend en derhalve verkracht worden om de lelijkste daden
te verwezenlijken.
Onze
seculiere, westerse cultuur kan pas ontkomen aan een spoedige en
gewisse fatale ondergang als zij een nieuwe schaamteloosheid invoert
met het doel de gespeelde schaamte en de gemakkelijke excuses waarvan
zich op hun privacy beroepende en daarom legaal gemaskerde criminelen
zich steeds guller en frequenter gaan bedienen, aan het licht te
brengen in hun ware draagwijdte, meer bepaald in hun eigenlijke
betekenis van misdaad. Want het probleem voor de misdadiger heeft
zich verplaatst van zijn schuld naar zijn schaamte: waar eertijds de
slechterik in gewetensnood verkeerde en om een biechtvader smeekte en
de kwijtschelding van schulden om te kunnen ontkomen aan de eeuwige
hellestraf, maakt zijn huidige ongeloof deze immense angst geheel
ongedaan en zal hij nu veeleer vrezen voor de straf van een
veroordeling hier en nu.
(Wordt
vervolgd)
(Jan
Bauwens, 10 januari 2018)
Noten:
(1)
Abram de Swaan, The
Killing Compartments. On genocidal regimes and their perpetrators,
2014. (Nederlandse vertaling: Compartimenten
van vernietiging. Over genocidale regimes en hun daders,
Prometheus, 2014), pag. 254.
(2)
Friedrich Rückert, Kindertodtenlieder, fragment.
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: