Over de begeerte
Aflevering 2. De liefde en de dood
Over de begeerte, verwant met de wens, zegden wij onder meer dat zij zich hierin onderscheidt van de wil dat zij de werkelijkheid veronachtzaamt. Dat is des te meer het geval wegens haar uiteindelijke onvervulbaarheid. Het koesteren van de begeerte brengt een nooit eindigend leed mee dat bestaat door de kloof tussen enerzijds wat is en anderzijds wat men wenst maar wat niet is. Die kloof kan niet overbrugd worden omdat de begeerte per definitie haar object mist en dat gemis is een leed dat als het ware haar brandstof is.
Maar nu spraken wij ons allerminst volledig afwijzend uit over de begeerte: zij mag niet zomaar worden verworpen; het is het verwerpelijke begeren te begeren dat haar einde betekent. En wij herinneren ons dat met het oog op een bijzonderheid van het christelijke geloof die er ook de wezenskern van uitmaakt, namelijk de door het geloof gedragen stelling dat de liefde sterker is dan de dood.
In het licht van wat we zegden over de begeerte, impliceert het geloof in de stelling dat de liefde sterker is dan de dood noodzakelijkerwijze een verwisseling van de werkelijkheid met een droom. Waar men verlangt overleden beminden terug te zien - een verlangen waarvan de handhaving van de liefde voor de overledenen getuigt - is door de aanwezigheid van het verlangen of de begeerte duidelijk sprake van een wens en derhalve van een veronachtzaming van de werkelijkheid - in casu deze van de dood. De wens om de beminden terug te zien ofschoon zij rusten in de schoot van de dood, verandert zich in een wil waar hij aanzet tot daden die de realisatie van het gewenste kracht bijzetten. Die daden bestaan zoals gezegd uit het voortduren van de liefde - een activiteit welke absurd was indien men aannam dat de geliefden er helemaal niet meer waren.
De activiteit waarmee de genoemde wens wordt omgevormd tot een wil heeft werkelijkheidswaarde op een manier gelijkaardig aan deze waarmee totalitaire regimes de werkelijkheid met een fictie verwisselen maar dan met dat verschil dat inzake de liefde (die wordt volgehouden na het overlijden van de beminden), het geloof (dat de werkelijkheid moet overwinnen ten bate van een zekere 'fictie') en de hoop (de wens of de begeerte die een leed meebrengt dat als het ware haar brandstof is) er voor de betrokkenen helemaal niets in de weg staat om die 'omkering' ook daadwerkelijk te voltrekken. In een totalitair regime geschiedt de verwisseling van de werkelijkheid met een zekere fictie ten koste van waarheid en recht maar inzake het geloof zijn die belemmeringen geheel afwezig. Het referentiekader van de werkelijkheid wordt hier immers gevormd door uiteindelijk het ultieme criterium van het leed dat het afleggen van het getuigenis mogelijk maakt.
Het gaat hier om een realiteit welke in de poëzie tot leven komt. Nimmer zo treffend als in de Orpheusmythe maar ook bijvoorbeeld in Solvejgs Lied in Henrik Ibsens Peer Gynt, op muziek gezet door Edvard Grieg of in het (door Aleksandr Lokshin op muziek gezette) gedicht uit 1941 van Konstantin Simonov: Ðди Ð¼ÐµÐ½Ñ of: Wacht op mij, waarvan de tekst hierna in het Duits:
Wart auf mich, ich komm zurück,
Aber warte sehr.
Warte, wenn der Regen fällt
Gelb und trüb und schwer.
Warte, wenn der Schneesturm tobt,
Wenn der Sommer glüht.
Warte, wenn die andern längst,
Längst des Wartens müd –
Warte, wenn vom fernen Ort
Dich kein Brief erreicht,
Warte – bis auf Erden nichts
Deinem Warten gleicht.
Wart auf mich, ich komm zurück!
Kalt und stolz hör zu.
Wenn der Besserwisser lehrt:
„Zwecklos wartest Du!“
Wenn die Freunde wartensmüd
Mich betrauern schon,
Trauernd sich ans Fenster setzt
Mutter, Bruder, Sohn,
Wenn sie mein gedenkend, dann
Trinken herbe Wein.
Du nur trink nicht – warte noch
Mutig, stark, allein.
Wart auf mich, ich komm zurück!
Ja, – zum Trotz dem Tod,
Der mich hundert-, tausendfach
Tag und Nacht bedroht.
Für die Freiheit meines Lands
Rings umdröhnt, umblitzt,
Kämpfend fühl ich, wie im Kampf
Mich dein Warten schützt.
Was am Leben mich erhält;
Weißt nur Du und ich:
Daß Du, so wie niemand sonst
Warten kannst auf mich.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 13 augustus 2025)
|