L'être et le néant Over het mensdom en de hel
Vrijheidsberoving en opsluiting lijken het allerergste wat een mens kan overkomen, totdat men aan een gevangene de vraag gaat stellen of er iets is dat hij of zij nog méér schuwt en dan luidt prompt het antwoord dat erger nog dan het opgesloten en alleen zijn, het verlies is van de privacy: het niet meer alleen kúnnen zijn, het continu geschaduwd, bespied en afgeluisterd worden. En kijk, daar is het alziend oog niet dat van de goede God doch 't boze oog van het huidige en toekomstige mensdom dat immers de wereldse wet volgt van de wraak. Sinds kort kijkt het altijd en overal mee en ontneemt genadeloos aan de allerlaatste mens wat hem nog aan vrijheid restte.
De allerlaatste mens, wel te verstaan. Want wie dacht dat vrijheid een menselijk bezit was, die heeft het flink mis; wij vallen immers zonder meer met onze vrijheid samen: de mens is zijn vrijheid en waar hij die moet missen, is hij ook niet langer mens. Waar ons de ruimte de bewegingsvrijheid wordt ontnomen, verliezen wij tevens het hele lijf dat om te bewegen is bestemd; waar ons het panorama wordt ontzegd, derven wij mét het zicht van onze ogen, onze ogen zelf, daar zij niet langer kunnen zien; waar ons de medemens wordt ontnomen die wij vertrouwen konden, doemt in zijn plaats een anonieme massa op die daarom onpersoonlijk is en die niet handelt doch raast zoals ook orkanen razen, aardbevingen, plagen, oorlogen en wilde dieren.
God ziet u, hier vloekt men niet: het was beslist niet prettig om door de goede Vader gade te worden geslagen waar men kattekwaad uithaalde, waar men over de schreef ging of waar men zich niet naar behoren wist te kwijten van zijn taak, maar uiteindelijk heeft men van de Waarheid niets te vrezen. Heel anders echter is het gesteld met het alziend oog van de duivel heerser dezer wereld die niet toekijkt zoals een engelbewaarder dat zou doen maar veeleer zoals een die wil betrappen, dwarsbomen en vernietigen wie hem voor de voeten lopen. Alles wat gij zegt, kan tegen u worden gebruikt, zo lacht hij: met alles wat gij doet, kunt gij een door mij uitgetekend lot bezegelen. En de bestemming die Lucifer voorheeft met de oogappel van Wie hij naar de kroon steekt, kan uiteraard bezwaarlijk mals zijn. Maar wij zijn ingedommeld, wij geven ons geen rekenschap meer van het kwaad, helaas.
Onzichtbaar is het alziend oog van de anonieme massa's die immers op het ogenblik van de bespieding zelf afwezig zijn of zelfs nog ongeboren. Maar wie denken nog langer te mogen geloven dat zij alleen zijn, die hebben reeds hun lot bezegeld en zij zijn niet meer.
(J.B., 14 april 2014)
|