Over
seks en samenleving
(delen 1-4)
1.
Seks
en macht
Vandaag
vragen steeds meer mensen zich verontwaardigd af waarom in 's
hemelsnaam derden moeten betrokken worden in de overeenkomst die twee
volwassenen met elkaar sluiten om samen door het leven te gaan: met
welk recht dringen volstrekt onbekende machthebbers zich via totaal
onpersoonlijke instituten op om hun zegen te geven over de meest
serieuze en intieme relaties die mensen met elkaar kunnen aangaan?
Want het huwelijk is een contract waarbij de partners in feite bij de
staat dit allerintiemste gaan opbiechten, zodat zij daarvoor dus als
het ware zo niet aan vreemden dan toch aan een onpersoonlijke
instantie de toelating vragen en zodoende beamen dat hun onderlinge
intieme relaties ondergeschikt worden aan hun relaties met die
instantie. Door te trouwen, belijden zij dat hun huwelijk in dienst
staat van de staat; zij maken hun onderlinge intimiteit ondergeschikt
aan de volstrekt onpersoonlijke relatie die zij als burger hebben met
de staat. Door middels onder meer sociale druk het huwelijk af te
dwingen, pleegt de staat in feite een machtsgreep op de burger: de
staat vernietigt de persoonlijke intimiteit tussen mensen door deze
aan een onpersoonlijke machtsrelatie ondergeschikt te maken.
Misschien
staat men er niet bij stil dat dit alleen maar kan gebeuren omdat
mensen als het ware van in den beginne in de klauwen van potentaten
gevangen zitten, voor wie het erom te doen is beslag te leggen op het
leven zelf: het levend wezen 'mens' dankt zijn bestaan aan zijn
burgerschap; het burgerschap gaat aan het mens-zijn vooraf; men kan
pas mens zijn als men eerst burger is, wat betekent: als men eerst
zijn mens-zijn aan de staat heeft verkocht, wat zich bijvoorbeeld
manifesteert in de problematiek van de sans-papiers: wie niet over
identiteitsbewijzen beschikken, bestaan ook niet want wij bestaan
niet bij de gratie van onze schepper maar dankzij 'vadertje staat',
'het vaderland'. Analoog aan de problematiek van de sans-papiers
volgt uit diezelfde perversie de armoedeproblematiek: de mens is wat
hij heeft, hij is niets meer dan zijn bezit, een getal op zijn
bankrekening en hij dwingt pas respect af als eigenaar; men is eerst
eigenaar en dan pas mens. Een gevolg daarvan is dat wie geen ander
bezit hebben dan het eigen leven, gedood kunnen worden zonder dat een
haan daar naar kraait, bezitsloze mensen kunnen immers geen rechten
doen gelden. Een bijzonder geval daarvan is de onbestrafte moord op
het ongeboren kind dat immers nog geen burger is.
De
machtsuitoefening over menselijke intieme relaties is slechts een
onderdeel van een alles en allen omvattende beheersing van onderdanen
en een verklaring in de vorm van een beschrijving van de historische
evolutie daarvan vindt men bij Michel Foucault: vroeger had de vorst
het recht over leven en dood van zijn onderdanen zoals ook de pater
familias
die, omdat hij aan zijn kinderen en slaven het leven schonk, ook het
recht had het hen weer te ontnemen. Dit uit zich tot vandaag
bijvoorbeeld in het recht van de staat om van de burgers te eisen dat
ze in oorlogstijd naar het front gaan vechten weigeraars krijgen
de dood met de kogel al kan dit ook worden uitgelegd als een
afgeleide van het recht op zelfverdediging. In de zeventiende eeuw is
dit recht om te doden 'omwille van het leven' verschoven naar het
recht om het leven te maximaliseren, wat in feite neerkomt op het
recht om het uit te buiten: de macht organiseert de staat met het oog
op het uitoefenen van controle over alle beschikbare energieën die
aan personen onttrokken worden door hun wil uit te schakelen en deze
te vervangen door de wil van de staat. Zo zijn de burgers eraan
gewend geraakt dat zij tewerkgesteld worden en dat zij aldus in feite
het meesterschap over hun fysieke en mentale krachten uit handen
geven aan een overheid die hun gebiedt in welke activiteiten zij die
krachten dienen om te zetten, wat betekent dat de overheid haar
burgers gebiedt wat te doen en te laten. De machtsgreep gebeurt via
de politiek, de economie, de opvoeding en noem maar op en een
bijzondere toepassing daarvan is de macht die de staat uitoefent over
de intieme relaties van mensen onderling. (1) Een ontleding van het
samenspel van staat en kerk op dit vlak brengt een duizelingwekkende
beheersing door de machthebbers van de meest innerlijke kern van de
mensen aan het licht. En in wezen gaat het in dezer over niets minder
dan fascisme.
Seks
en fascisme
In
een artikel getiteld Soldatenhardheid
en opofferende moeders. Over gezin en seksualiteit tijdens 'De Nieuwe
Orde',
schrijft Bob Carlier (1931-1990) "in
Vlaanderen de meest prominente vertolker van een progressief
perspectief op seksualiteit en relaties"
(2) hoe in de periode 1930-1940 Europa in de ban kwam van het
fascisme, alhier bekend als 'De Nieuwe Orde': een "autoritair
systeem waarnaar de burgerij grijpt om haar belangen in
crisisperiodes te verdedigen als dit met democratische middelen niet
(meer) gaat" (3)
Op vlak van relaties en seksualiteit worden de traditioneel
burgerlijke waarden gehuldigd; het gezin als hoeksteen van de staat
vormt een staat in het klein, gebouwd op een levenslange monogame
relatie waarin de vrouw bij de haard, onderworpen aan haar man, in
feite haar bestaansrecht ontleent aan haar functie als 'broedmachine'
van de staat. Alle vormen van seks die dit politiek vooropgesteld
einddoel niet dienen zijn daarom uit den boze, en dus ook praktijken
zoals anticonceptie, prostitutie, abortus, masturbatie en
homoseksualiteit zelfs al te frequente (en dus niet functionele)
seksuele betrekkingen binnen
het
huwelijk worden om die reden afgekeurd: (...)
een overdaad aan geslachtsverkeer [is] de doodsteek van alle hogere
liefde (4)
en
de toenmalige kardinaal Mercier spreekt dan over doodzonden.
Tegenover die repressie vanwege de staat, kweekt de overheid in het
nazisme koel berekend en ongeremd 'raszuivere' specimen in
Lebensborn.
Fascistische mannen vrezen de vrouwelijke erotiek vanwege onder meer
geslachtsziekten en zij beantwoorden die met de 'verstarring tot een
rots' een schild van gevoelloosheid en geweld. Hun moraal is de
katholieke zedenleer met bijvoorbeeld de aanmaningen gericht tot de
vrouwen van Cyriel Verschaeve, die propageert dat de vrouw
ondergeschikt is aan de man en het gezin aan de staat. Vrouwen moeten
zich oefenen in versterving en zelfbeheersing, alleen in het
moederschap vinden zij hun bestaansrecht, in dienst van het volk, het
ras en de toekomst; 'kinderloze dames' en 'moderne moeders' (met één
kind) worden gehekeld en vrouwenarbeid in fabrieken en kantoren wordt
verboden omwille van de goede zeden. Homoseksualiteit wordt volledig
afgewezen, homo's worden vervolgd, in kampen opgesloten en uitgeroeid
en dit geschiedt feitelijk ingevolge de burgerlijke en kerkelijke
moraal. [N.B.: sinds de publicatie in 2015 van Psychogenocide
van psychiater Erik Thys weten wij ook dat homo's in België tot 1971
naar de katholieke Willibrordusstichting in Heiloo gebracht werden
waar ene dokter Aimé Wijffels hen castreerde (5)]. Dat lesbische
vrouwen het minder hard te verduren krijgen, volgt slechts uit een
geringschatting van de vrouwelijke seksualiteit. De seksuele
opvoeding uit die tijd weerklinkt uit repressieve publicaties met
titels zoals Mijn
jongen, nu wordt gij man! waarin
verhaald wordt hoe ontelbaren ingevolge zelfbevlekking krankzinnig
werden; er wordt een Bond
voor openbare moraliteit opgericht
met het lijfblad Zedenadel.
Heel wat boeken worden verboden alsook het bioscoopbezoek en de kerk
sticht een Katholieke
Filmcentrale
en
een Katholieke
Filmliga
met
eigen propagandafilms en voorlichting. In zijn artikel wijst Bob
Carlier erop dat we inzake de fascistische ideeën over gezin en
seksualiteit, ook onze periode moeten betrekken: de vermeende
emancipatie van de sixties bleef immers vaak elitair en louter
verbaal. Bob Carlier overleed veel te vroeg bijna dertig jaar
geleden maar zijn waarschuwing blijft actueel. (6)
2.
Machthebbers
dringen door tot in de intiemste wezenskern van mensen en zij doen
dat door zelfs de meest hechte en persoonlijke banden die mensen
onderling met elkaar kunnen hebben, ondergeschikt te maken aan hun
relatie met elk individu afzonderlijk. Het is bekend dat machthebbers
beducht zijn voor samenscholing of bendevorming en om die reden
moeten wie verenigingen stichten van welke aard dan ook, hiervoor
eerst de goedkeuring van de overheid bekomen en geregeld verslag
uitbrengen over de gevoerde activiteiten. Persoonlijke contacten
tussen twee mensen kunnen uiteraard moeilijk verboden worden, al is
de kerk erin geslaagd om dit alsnog te realiseren binnen de
kloostermuren middels de regel numquam
duo semper tres (wat
wil zeggen: groepjes
van twee zijn verboden, zij moeten altijd uit tenminste drie personen
bestaan)
een
regel die ervoor zorgt dat als twee mensen samenzijn en misschien wel
wat vertellen of bekokstoven, er altijd een mogelijk oog van het
gezag aanwezig is in de vorm van de verplicht aanwezige derde. Maar
ook contacten tussen twee mensen worden aan banden gelegd,
bijvoorbeeld als zij van langdurige aard zijn of als zij een
economische betekenis hebben. Het instituut van het huwelijk werd
niet in het leven geroepen om mensen bij te staan doch om volledige
controle uit te oefenen over alle mogelijke activiteiten die zich in
dergelijke engagementen kunnen ontplooien en dan vooral inzake het
kroost: de opvoeding van kinderen tot gehoorzame burgers
arbeidskrachten in vredestijd, soldaten in tijd van oorlog. In 1984
moeit
de overheid zich met principieel alle intieme relaties en die worden
in feite in de kiem gesmoord met de meest gruwelijke middelen: Big
Brother bespioneert intieme contacten en vernietigt ze door de
partners er middels folteringen toe te brengen dat ze elkaar verraden
( in de distopische roman van Orwell geschiedt dat in de gevreesde
room
101).
Hedendaags
fascisme
Vandaag
zorgt het internet ervoor dat zelfs de intieme relatie van mensen met
zichzelf onmogelijk wordt: ingevolge de verregaande controle van onze
activiteiten op het internet kan niemand nog zeggen: die
Gedanken sind frei.
En de psychologie leert ons dat als mensen weten dat zij gevolgd
worden, zij hun gedrag gaan aanpassen aan de verwachtingen van wie
hen volgen. Dit betekent zonder meer het definitieve einde van onze
vrijheid.
Het
hedendaagse fascisme manifesteert zich niet langer met stokken of met
geweren maar met het veel efficiëntere middel van de spionage die in
feite de diefstal is van de privacy. Iemand zijn privacy ontnemen, is
hem zijn wil ontnemen en wie willoos worden gemaakt, worden van
zichzelf beroofd: zij doen slaafs wat van hen wordt verwacht door wie
hen controleren, precies zoals degenen doen die onder hypnose zijn.
De fascist van vandaag is hij aan wiens blik men zich niet kan
onttrekken en zijn macht is nog groter dan die van de biechtvader van
weleer die in feite zijn prototype is omdat men ongewild bij hem te
biechten gaat hij is de god uit de spreuk God
ziet u, hier vloekt men niet.
Welbeschouwd
is het hedendaagse fascisme in feite een nabootsing van de dwang die
ook uitgaat van de wetten welke in een staat van kracht zijn. De
wetten waarborgen de vrijheid van de burgers doordat zij met sancties
van eenieder een gewenst gedrag afdwingen en vaak is het alleen de
wetenschap dat men gadegeslagen kan worden welke burgers aanzet tot
een gedweeë volgzaamheid aan de wetten.
Wat
hier werd omschreven als het hedendaagse fascisme is dan noodzakelijk
een praktijk welke zich aan de controle van de wet onttrekt: het zijn
de vrijwel onzichtbare vormen van gesofisticeerd geweld die in feite
uitsluitend het slachtoffer tot getuige hebben. Precies omdat zij
zich onttrekken aan het oog van alle anderen, zodat er geen getuigen
zijn, gaan ze vrij hun gang en brengen ze het slachtoffer niet zelden
in een toestand van complete wanhoop, wat dan ook hun wreedheid
uitmaakt. De meest gangbare vorm van hedendaagse fascisme is het
pestgedrag en de zaak wordt nog verergerd waar de betrokken pesters
vaak blinde en verwisselbare actoren zijn van een systeem waaraan
discriminatie inherent is een systeem dat binnen de staat geduld
wordt omdat zijn vernietigende effecten zich aan elke controle van
derden onttrekken.
Zo
bijvoorbeeld bestond er tot voor kort in het westen vaak helemaal
geen tolerantie voor holebi's zodat zij straffeloos konden worden
achtergesteld en compleet weerloos waren tegen openbaar verbaal en
fysiek geweld. Sinds het van kracht zijn van de
antidiscriminatiewetten wordt intolerantie en homofoob gedrag
bestraft maar een gevolg daarvan is dat fascistoïde individuen
daardoor gefrustreerd raken: zij onderdrukken hun geweldplegingen
niet doch verplaatsen ze van de openbaarheid naar de privésfeer en
van de arena naar de plekken waar geen getuigen meer zijn. Zij plegen
vormen van geweld waarvan alleen het slachtoffer getuige is en
bovendien zorgen zij ervoor dat dit geweld geen uiterlijke sporen
nalaat.
Pesterijen
gebeuren inderdaad per definitie onttrokken aan het oog van derden en
zij hebben een voor derden onnaspeurbaar effect op het lichaam van
het slachtoffer. Pesters brengen hun slachtoffer zo vaak als zij
kunnen in een stresstoestand. Het staat vandaag wetenschappelijk vast
dat mensen die herhaalde en langdurig grote stress moeten ondergaan,
hiervan ernstige fysieke gevolgen dragen: hun lichaam produceert
stresshormoon dat in grote hoeveelheden bijzonder giftig is; stress
jaagt de stofwisseling op, de hartslag en de bloeddruk, stress doodt
hersencellen, zorgt (vooral bij nog onvolgroeide individuen) voor
onherstelbare hersenschade en achterlijkheid en jaagt wellicht nog
veel vaker dan men kan bewijzen het slachtoffer de zelfmoord in.
Insiders spreken het sterke vermoeden uit dat heel wat ongevallen in
feite zelfmoorden zijn terwijl wellicht heel wat zelfmoorden in feite
moorden zijn. Het ongeval blijkt een uitgelezen schuilplaats voor de
moordenaar. Fascisten opereren vandaag onttrokken aan de openbaarheid
in een subcultuur waar straffeloos gemoord wordt.
3.
De
staat controleert de meest intieme relaties tussen mensen en
degradeert ze zodoende tot levenszaken van secundair belang: wat
primeert, is immers de relatie tussen burger en staat. Deze controle
van de intiemste relaties betreft in de eerste plaats uiteraard de
koppelvorming en de seksualiteit welke immers vaak de kern
uitmaken van alle verdere 'economische' relaties en zij wordt
georganiseerd vanuit het opleggen van welbepaalde wetten en normen
naar welke men zich dient te schikken. Deze wetten en normen zijn
bedoeld om de controle de overheersing, de macht ingang te
doen vinden, te handhaven en te versterken: wie tegen de wetten en de
normen zondigen, wacht een gewisse straf en aldus gaan burgers zich
noodgedwongen schikken naar wat de wet voorschrijft, ook en vooral
inzake relatievorming en seksualiteit.
De
legitimering van waarden middels onwaarheden
Edoch,
er is in dezer uiteraard ook een natuurlijke dwang werkzaam welke de
opgelegde wetten en normen kan tegenspreken, zodat een machthebber
die gehoorzame burgers wil, er moet voor zorgen dat de door de staat
uitgeoefende druk groter is dan elke andere mogelijke dwang en meer
bepaald moet hier worden gedacht aan natuurlijke dwang. Maar in vele
gevallen volstaat voor de machthebber zelfs de doodstraf niet om
bijvoorbeeld homoseksualiteit onmogelijk te maken omdat aldaar nog
twee krachten werkzaam zijn die in de gestelde situatie elkaar
tegenwerken, namelijk die van het zelfbehoud en die van het
(veronderstelde) soortbehoud. Want de doodstraf kan bij degenen aan
wie zij wetten oplegt weliswaar de drang tot zelfbehoud van de
betrokkenen aanspreken, maar die ene natuurlijke drang botst in dat
geval met een andere, met name de (onterecht) veronderstelde
drang tot soortbehoud die immers (verkeerdelijk) geacht
wordt aan
de basis te liggen van de seksuele aantrekkingskracht.
Want
meteen moet hier opgemerkt worden dat de klassieke voorstelling van
zaken een welbepaalde perversie bevat omdat daar waar men de seksuele
aantrekkingskracht wetenschappelijk gelooft te verklaren middels de
drang tot soortbehoud, men exact hetzelfde doet als wat de bioloog
van weleer deed waar hij stelde dat vogels nesten bouwen vanuit een
nestbouwinstinct. En precies zoals men heeft leren inzien dat deze
uitleg strandt in het spelletje van de kip en het ei, moet men ook
toegeven dat het poneren van de zogenaamde drang tot soortbehoud als
basis van de seksualiteit, geen wezenlijke verklaring kan zijn voor
het verschijnsel als zodanig: het verklaart noch de
heteroseksualiteit (die achteraf gezien wel het soortbehoud tot
gevolg heeft maar dan helemaal onbedoeld) noch de homoseksualiteit
uiteraard niet. Waar koppelvorming, 'geslachtelijke liefde' en paring
de voortplanting in de hand werken, gebeurt zulks geheel onbedoeld
door de betrokkenen en indien dan gesteld wordt dat het aldus bedoeld
zou worden door de soort of door de natuur, begaat men dezelfde
redeneerfout ('inductie' genaamd) welke ook gemaakt wordt door wie
inzake de evolutie de theorie van het Intelligent Design aanhangen.
Werden paarden speciaal geschapen om de karren van de mensen mee
voort te trekken? Zijn bepaalde grassoorten genetisch veranderd in
granen om mensen te kunnen voeden? Dienen appels en peren om ons van
vitamine C te voorzien? Of benutten wij paarden, granen en vruchten
omdat zij nu eenmaal voorhanden zijn, terwijl er ook heel andere
omstandigheden hadden kunnen zijn welke van ons heel andere wezens
hadden gemaakt? Deze laatste stelling lijkt ons het meest voor de
hand liggende omdat zij geen geloof vergt in veronderstelde doch
onbewezen krachten en zo beantwoordt zij veel beter aan de eis van
simpliciteit waarmee uiteraard rekening moet worden gehouden in de
keuze van een optimaal verklaringsmodel.
Met
betrekking tot de seksualiteit welke de staat probeert te normeren en
te controleren, moet men besluiten dat men tegen alle
wetenschappelijke inzichten in handelt waar men gelooft te mogen
verwijzen naar de veronderstelde natuurwet van het soortbehoud waar
men de heteroseksualiteit als enige norm vooropstelt. Heteroseksuelen
hebben er geen enkele persoonlijke verdienste aan waar zij door de
beleving van hun seksualiteit kinderen voortbrengen. Ofschoon zij
weten dat hun specifieke seksuele betrekkingen kunnen resulteren in
het voortbrengen van nakomelingen, stellen zij deze daden niet
noodzakelijk met dat doel in het merendeel van de gevallen moeten
zij daarentegen zelfs bekennen dat zij seksuele contacten hebben
ondanks
het risico dat
er kinderen van komen of ook nog ondanks
het besef dat
zij geen kinderen (meer) kunnen krijgen. Net zoals homoseksuele
betrekkingen, worden heteroseksuele betrekkingen aangegaan omwille
van zichzelf en omdat ze op de een of andere manier 'goed' zijn voor
de participanten, zoals ook mensen dagelijks voedsel tot zich nemen,
voldoende slapen, aan sport doen en muziek maken omdat zij zich daar
goed bij voelen,
ook als zij weten
dat zij voedsel en slaap nodig hebben om te leven sport en muziek
kunnen zij op de keper beschouwd missen. Mensen beschermen zich tegen
honger, tegen kou, tegen eenzaamheid door te eten, door zich te
kleden en door intieme relaties met anderen aan te gaan; zij gaan
relaties aan met die bedoelingen en niet omdat zij vermoedens hebben
over een of andere natuurlijke noodzaak daarvan. Mensen zullen niet
nalaten om piano te leren spelen op het ogenblik dat men hen vertelt
dat onze vingers niet gemaakt zijn met dat doel omdat een
pianoklavier nu eenmaal een maaksel is uit een welbepaalde cultuur en
helemaal geen natuurproduct. De tegenstelling tussen natuur en
cultuur is nu eenmaal een theoretisch maaksel uit vervlogen eeuwen,
in wezen een al te grove theorie van lui op zoek naar de gewenste
verklaringen voor allerlei verschijnselen, op zoek naar ordentelijke
indelingen van de chaos, op zoek naar middelen om controle te
handhaven, macht uit te oefenen en naar zich toe te trekken, op zoek
naar redenen om oorlog te kunnen voeren en wat niet al meer.
Wetten
en normen worden door machthebbers opgelegd, niet omdat zij absoluut
zijn en opgesteld worden vanuit absolute waarheden en waarden maar
als en omdat zij nuttig voor hen zijn en in dit geval dienen zij ter
controle van de burgers. Waar immers de wetten en normen hun doel
voorbij schieten, blijken zij met het grootste gemak van de wereld
bijgesteld te kunnen worden of zelfs helemaal omgekeerd en het
homohuwelijk is daarvan een uitnemend voorbeeld. Waar verboden
burgerlijke praktijken zich sowieso aan de controle van de macht
onttrekken, weigert de machthebber alsnog te bekennen dat hij de
teugels niet langer in handen houdt en hij probeert dan maar de kool
én de geit te sparen door het betreffende verbod op te heffen
alle voordien op handen gedragen waarden ten spijt zodat het
lijkt alsof de praktijken veeleer dan een overtreding van een verbod
of dus van een aanfluiting van zijn macht, een gevolg zijn van zijn
toestemming en een bevestiging van zijn macht. De machthebber
gedraagt zich dan zoals de pantoffelheld uit het werk van de grote
Vlaamse dramaturg Dirk Biddeloo, die uitroept: Als ik zeg: ik doe
de afwas, dan doe
ik de afwas!
4.
Het
geweten en de wet
Het
machtsinstituut bij uitstek dat het ganse westen gedurende twee
millennia onder de duim hield en dat in het bijzonder het gedrag van
mensen stuurt daar waar de controle van de wereldlijke macht op haar
grenzen botst (met name onder het beddenlaken en onder het
schedeldak) heeft het in haar catechismus over het menselijk geweten
als over een door God geschreven wet vanbinnen in zijn hart (7) en
zij opponeert dan ook deze onveranderlijke goddelijke wet aan de
externe wetten uitgevaardigd door koningen en parlementen die van
wereldlijke aard zijn, arbitrair en veranderlijk.
Aan
atheïsten die immers een ethiek wensen te grondvesten op
bijvoorbeeld wetenschappelijke basis wordt verweten dat zij het
geweten reduceren tot een interiorisering van externe wetten maar bij
die gelegenheid blijken zij te vergeten dat de apostel Paulus in zijn
Brief
aan de Romeinen het
feit benadrukt dat er geen (innerlijke) kennis van goed en kwaad
mogelijk is zonder de (externe) wet. Ik
zou de zonde niet hebben leren kennen zonder de wet,
zo zegt Paulus het letterlijk. (8) Driehonderd jaar later herhaalt de
kerkvader Augustinus hetzelfde in zijn Belijdenissen
waar hij zich een roof van peren uit zijn jeugd herinnert en waar hij
zegt dat de zonde niet ligt in de lust in zoete peren doch in de lust
om de wet Gij
zult niet stelen!
te overtreden.
Paradoxaal
genoeg wordt het feit dat het geweten zijn grond vindt in een aan
onszelf externe wet, door katholieke hedendaagse filosofen zoals
Rüdiger Safranski aangehaald (9) en dat geschiedt terwijl de
waarheden, de wetten en de geboden van de katholieke kerk doorheen de
geschiedenis onder de druk van de feiten bij bosjes moeten sneuvelen:
in weerwil van de pauselijke mening van destijds draait de aarde rond
de zon en niet andersom, ook niet als wie hem tegenspreken op de
brandstapel belanden wegens ketterij. (10) En dan hebben we het nog
niet gehad over het geweten in relatie tot de wetten in het jodendom,
een zaak welke bijvoorbeeld in verband met de heilige eroev dan toch
wel proporties aanneemt die alvast bij buitenstanders de wenkbrauwen
doen fronsen. (11)
Als
nu de kerk zelf bij monde van haar apostelen en kerkvaders de zonde
definieert als de overtreding van de (externe) wet haar wet
terwijl de wetenschappen ons voortdurend tot de bijsturing van
waarheden en wetten dwingen, sneuvelt daardoor niet alleen de
vermeend onveranderlijke innerlijke wet of het geweten maar gaat
evenzeer het boven de tijd verheven onderscheid tussen goed en kwaad
onder de hamer.
Tot
op zekere hoogte kon de kerk zich nog uit de slag trekken met de
uitleg dat de veranderlijkheid van goed en kwaad slechts schijn is
ingevolge een niet altijd naar behoren in acht genomen onderscheid
tussen de letter en de geest van de wet want waar het ooit goed was
om veel kinderen te krijgen en slecht om er helemaal geen te krijgen
terwijl de paus vandaag mensen vermaant dat wij niet moeten kweken
zoals de konijnen dat doen, kan men nog zeggen dat het achterliggende
goed in wezen hetzelfde is gebleven, namelijk het op het ideale peil
houden van de bevolkingsdruk.
Op
gelijkaardige gronden kon men zelfs veranderlijke wetten inzake het
al dan niet geoorloofd zijn van het gebruik van voorbehoedsmiddelen
verdedigen. Maar ook rest om diezelfde reden geen enkel argument
waarom men dezelfde logica niet zou doortrekken inzake de
discriminatie van homoseksualiteit. Als de kerk volhoudt dat de
seksualiteit van heteroseksuele echtparen gelegitimeerd wordt door
hun intentie om kinderen te krijgen ook als zij onvruchtbaar zijn
dan onderscheiden zich met betrekking tot dit criterium de
hetero- en de homoseksualiteit niet van elkaar en dat doen ze al
helemaal niet van zodra gedacht wordt aan adoptie. Overigens, in acht
genomen de schokkende onthullingen over het verleden van (vaak
katholieke) weeshuizen, zal voor een kind dat wordt geadopteerd door
een homopaar de kans op een gelukkige jeugd waarschijnlijk veel
groter zijn dan voor een kind dat zijn jeugd in een weeshuis moet
doorbrengen.
[J.B.,
30.01 tot 14.02.2019 (delen 1-4)]
Noten
(1)
Michel Foucault, Geschiedenis
van de seksualiteit,
Boom Amsterdam 2018. (Oorspronkelijk verscheen deel 1 van Histoire
de la sexualité in
1976 onder de titel: La
volonté de savoir).
(2)
Wim De Temmerman, uitgever en redacteur van Bob
Carlier. Diep en duizendvoudig leven. Over seksualiteit, relaties en
ethiek,
VUBPRESS, Brussel 1993 (een bundel met teksten van Bob Carlier) in
zijn Ten
geleide
op het boek.
(3)
Carlier, Bob, Diep
en duizendvoudig leven. Over seksualiteit, relaties en ethiek,
VUBPRESS, Brussel 1993:24 haalt onder meer deze economisch
deterministische definitie aan van P. Aycoberry 1979.
(4)
Carlier 1993:30.
(5)
Thys, Erik, Psychogenocide.
Psychiatrie, kunst en massamoord onder de nazi's,
Epo, Berchem 2015. Zie ook het artikel: Helden
en heldinnen. Over schone schijn, schaamte en schande.
(6)
Carlier 1993:23-41.
(7)
Catechismus
van de katholieke kerk,
artikel 6: Het
morele geweten:
https://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=1&id=1279
(8)
Rom:7,7:
Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik
zou de zonde niet hebben leren kennen dan door de wet. Ik zou immers
ook niet geweten hebben dat begeerte zonde was, als de wet niet zei:
U zult niet begeren."
(9)
Rüdiger Safranski, Het
kwaad,
2011 (1997): 21 resp. 41.
(10)
In het jaar 1600 hing de kerk het geocentrisme aan en Bruno het
heliocentrisme en of het die ketterij was ofwel een andere welke de
dominicaan op de brandstapel deed belanden, kan vandaag bezwaarlijk
gelden als verschoning voor de kerk.
(11)
De heilige eroev is een ijzerdraad die op zes meter hoogte een gebied
omspant (bijvoorbeeld de stad Antwerpen) dat dan beschouwd kan worden
als 'binnenshuis'; volgens het joodse geloof mag immers op de sabbath
alleen binnenshuis gewerkt worden.
|