Aflevering 10. Mensenrechtenactivisme, een bedreiging voor de gevestigde orde
In zijn artikel, getiteld: De psychologie van de menselijke wreedheid,2 waarmee Jan De Laender verwijst naar zijn boek uit 2004, Het hart van de duisternis: psychologie van de menselijke wreedheid, wordt, verwijzend naar Milgram, vastgesteld dat figuren zoals Hitler en zijn medestanders wreedheid en terreur veroordeelden: zij waren zich kennelijk van geen kwaad bewust. Het blijkt vaak veeleer 'instrumentele wreedheid' dan haat.3 Deze potentaten denken in orde te zijn als ze zich kunnen verantwoorden tegenover God en dat doet denken aan de Spaanse dictator Franco die zich 'Caudillo de España por la Gracia de Dios' liet noemen. De Laender zijn boek (Het hart van de duisternis: psychologie van de menselijke wreedheid) draagt dezelfde titel als de beroemde novelle van Joseph Conrad uit 1899 over de genocide onder Leopold II in de Congo: Heart of Darkness.4
Conrad beschrijft daarin onder meer de ivoorhandelaar Kurtz in de Congo die zijn tuin heeft afgezet met palen waarop afgehakte mensenhoofden prijken. Edoch, “Hij verlangde bij zijn terugkomst (…) op het treinstation opgewacht te worden door [hem grenzeloos erkentelijke] koningen.”5 We kunnen onze eerder gepubliceerde bedenkingen hierbij alleen maar (samenvattend) herhalen.
De jungle van de beschaving...
Nog niet zo heel lang geleden was het zo dat het oerwoud met zijn eigen wetten, de wetten van de natuur, de wetten van de jungle of kortom de wetteloosheid, zich uitstrekte over de hele aardbol. Alleen was er hier en daar een enclave, een nederzetting van mensen, een beschaving waarin wetten golden die tegen de wetten van de jungle in gingen omdat deze 'onmenselijk' werden geacht. Het wilde oerwoud van de wetteloosheid met daarin hier en daar een tamme of een door mensenwetten geregelde stad.
De mens lijkt op zijn minst 'niet zonder meer natuurlijk', om niet te zeggen 'onnatuurlijk', 'tegennatuurlijk' of 'bovennatuurlijk': hij voert wetten in waar er voorheen geen waren. Hij legt zichzelf beperkingen op. Op de keper beschouwd doen ook meer ontwikkelde dieren dat. Men betreedt het territorium van een ander niet omdat men kan anticiperen op een reactie die het eigen leven in het gedrang brengt. Wetten hebben te maken met anticipatievermogen en anticipatievermogen is denkkracht. Wetten zijn producten van groepswezens die beschikken over denkkracht. En denkkracht heeft te maken met de grote hersenen. Zoals de grote hersenen de kleine overwoekerd hebben, zo overwoekerden de beschavingen het oerwoud van weleer.
Vandaag wordt de hele aardbol overwoekerd met zogenaamd beschaafde volkeren en het oerwoud van weleer werd gereduceerd tot hier en daar nog een kleine enclave - een museum - middenin een volledig geciviliseerde wereld.
Edoch, wij weten hoe die strijd meestal verloopt in oorlogen en veroveringen: het sterkere land onderwerpt het zwakkere maar al te vaak blijkt de cultuur van het zwakkere sterker en wordt zij door het land dat is gaan heersen, overgenomen. Kennelijk is precies hetzelfde gebeurd in de genoemde evolutie: het oerwoud heeft zijn plaats afgestaan aan de beschaafde stad maar die beschaafde stad wordt nu op haar beurt overheerst door de cultuur van de jungle. Wij zijn met andere woorden beland in een beschaving van wetteloosheid.
De grote hersenen triomferen over de hersenstam waar het gemoed zich situeert en de instincten maar op de een of andere manier hebben de instincten op hun beurt de grote hersenen voor zich weten te winnen en stellen zij het denken in hun dienst. De beschaving heeft de aarde overwoekerd, zij heeft vrijwel alle plekken ingenomen die eertijds toebehoorden aan het oerwoud of de jungle maar in het hart van de beschaving heerst voortaan de wet van de jungle.
De oerinstincten uit de hersenstam van weleer regeren over de rationaliteit van de overwoekerende grote hersenen. En dat zij dat doen, blijkt uit het ontstaan van een bijzondere discrepantie, met name de kloof tussen redenen en drijfveren. Dat onze beschaving hypocriet is, betekent dat zij zich voordoet als menselijk terwijl zij dat allerminst is: haar rationaliteit heeft volstrekt irrationele gronden. En de nieuwe jungle waarin wij heden beland zijn, blijkt afgrijselijker dan het oerwoud van weleer.
Wellicht ligt daar de betekenis van de slotzin in het nawoord van Bas Heijne, de vertaler van Conrad's Heart of Darkness naar het Nederlands: “Als hij (Joseph Conrad) ons in Hart der Duisternis iets verteld heeft, is het dat ze diep in onszelf ligt.”67
Mensenrechtenactivisten bedreigen de gevestigde orde...8
Verslag uitbrengen over wantoestanden in verre landen of in lang vervlogen tijden is weliswaar noodzakelijk maar het is tevens al te gemakkelijk om daar vrede mee te nemen: de uitdaging is het aanklagen van misbruik en slavernij bij de deur.
Allen willen helden zijn daar waar zij helemaal niks te verliezen hebben doch er in tegendeel nog grof geld aan verdienen. De aangehaalde slotzin van Adam Hochschild in zijn Congoboek illustreert het probleem van het vrije woord: “Ten tijde van de Congocontroverse honderd jaar geleden vormde het idee van volledige - politieke, sociale en economische - mensenrechten een ernstige bedreiging voor de gevestigde orde van de meeste landen op aarde. En dat is vandaag de dag nog steeds zo.”9
De gevestigde orde weet zich bedreigd door wie opkomen voor de mensenrechten en om die reden kunnen mensenrechtenactivisten de gevestigde orde niet anders opvatten dan als een bedreiging - die aan velen van hen het leven blijft kosten. Maar wat is de gevestigde orde?
Het voorbeeld bij uitstek hier te lande is de moord op veearts-keurder Karel Van Noppen: omwille van het correct uitvoeren van zijn job werd de man op 20 februari 1995 nabij zijn woning in Wechelderzande met drie geweerschoten om het leven gebracht en op één na werden de vier verdachten intussen allemaal weer vrijgelaten.10
Omdat het kwaad zich van het goede onderscheidt in zijn bijzondere eigenschap van lichtschuwheid, moet hierbij eerst opgemerkt worden dat daar waar de gevestigde orde gevreesd moet worden, zij zich per definitie ophoudt in de duisternis terwijl aan het werk van mensenrechtenactivisten geen enkel motief kan toebedacht worden om zich aan het daglicht te onttrekken, het voltrekt zich immers in het belang van ongeacht welke mens aan wie immers van nature uitgerekend die rechten toekomen waarvan het bezit door de bewuste activisten wordt verdedigd.
In zijn Hart der Duisternis maakt Joseph Conrad duidelijk dat mensen gedreven worden door een irrationaliteit met een afgrijselijk gezicht welke ook maakt dat beschaving niet anders dan hypocriet kan zijn. De beschaving toont een orde die op de keper slechts een schijnorde is omdat zij in het verborgene gefnuikt wordt door een feitelijke macht die zich er echter voor hoedt in het voetlicht te treden. Hormonenhandelaars opereren ondergronds en nemen daar ook vrede mee omdat zij aldus alsnog hun wil doordrijven en hun profijt doen terwijl de in feite door hen beheerste politiek de andere kant op kijkt. Vooraleer het Derde Rijk zich in alle openbaarheid vestigde, traden de agenten ervan reeds op in den duik en gingen zij hun gangen, aldus de staat in feite ondermijnend, hetzij binnen de perken van de legaliteit, hetzij op andere ongeziene of niet te bestraffen manieren. Schurken zijn in de regel tevreden met de verborgenheid waarin zij hun handeltje kunnen voeren en daarom streven zij ook niet naar openbare politieke macht die sowieso de eigenlijke motieven van hun handelwijze aan het licht zou brengen (en die op de keper beschouwd ook nog een mogelijkheidsvoorwaarde vormt voor de criminaliteit en derhalve voor hun winsten). Edoch, onder de invloed van zekere omstandigheden gebeurt zulks alsnog, wat altijd catastrofaal zal uitdraaien voor een beschaving omdat dan, paradoxaal genoeg, de voordien verborgen want criminele ondergronds gevestigde orde als zodanig in de openbaarheid treedt daar het daarna niet langer onwettig is om er bepaalde ideeën en praktijken op na te houden. De voordien verborgen gevestigde orde gaat zich politiek manifesteren, wat wil zeggen dat zij in de openbaarheid treedt nadat een nieuwe ideologie haar praktijken heeft gewettigd. Zolang iedereen gelijk is voor de wet, worden de joden alleen maar gepest maar hypocrisie is niet langer nodig waar iedereen het er krachtens nieuwe ideeën en navenante wetten over eens geworden is dat de joden ratten zijn en dat zij dienen uitgeroeid te worden in het teken van het algemeen welzijn. Wettige bestraffing neemt de plaats in van de pesterijen van weleer en de pesters worden nu functionarissen van de staat die de massamoorden voltrekken met het gevoel van comfort dat het volbrengen van de burgerplicht begeleidt. En dat is uiteindelijk ook de betekenis van de immer aangehaalde beruchte uitvlucht welke de vlucht voor verantwoordelijkheid betekent: "Befehl ist Befehl!" Wij moorden net zoals voorheen maar dan met dat cruciale verschil dat we dat nu in alle openbaarheid (kunnen) doen: wij worden er niet langer scheef voor bekeken, laat staan gestraft; wij worden er voor geëerd en betaald. Allen willen helden zijn daar waar zij helemaal niks te verliezen hebben doch er in tegendeel nog grof geld aan verdienen en eer voor opstrijken maar ook andersom achten zij die carrière maken en eerbewijzen in de wacht slepen zichzelf helden, ook al is het moorden wat zij doen.
Mensenrechtenactivisten bedreigen de verborgen gevestigde orde, die de feitelijke macht is, doordat ze het aan het licht komen van haar malafide praktijken forceren. Karel Van Noppen handelde in de legaliteit, zijn moordenaars handelden in de illegaliteit en dat doen zij vandaag nog steeds: zij oefenen macht uit over de legaliteit en die macht continueert zich quasi onverstoord, getuige het opgeblazen vee in het weiland alom. Veekeurders moeten dansen naar de pijpen van de hormonenmaffia zolang de dreiging van de laatst genoemden reëel is en die realiteit wordt geconstitueerd door het feit dat de bestraffingen die maffioso opleggen om hun willetje door te drijven, afschrikwekkender zijn dan deze die de wet hanteert om de misdaad in te perken - veekeurders en ook alle andere agenten wiens job het is ervoor te zorgen dat de wetten worden nageleefd. Bij uitstek mensenrechtenactivisten ijveren ervoor dat die wetten worden nageleefd waarvan elk weldenkend mens wenst dat zij door allen nageleefde wetten zijn of zouden worden.
Mensen daarop attent maken dat zij de wetten dienen na te leven is sowieso mensen (bij uitstek op heterdaad) betrappen op wetsovertredingen of deze aan het licht brengen en criminelen weten dat zij hun gangetje kunnen gaan zolang zij niet betrapt worden, zodat zij er een sport van maken om hen door wie zij vrezen betrapt te worden, uit te schakelen. En waar niet zomaar rechten doch mensenrechten in het geding zijn, jagen criminelen die immers vaak binnen de perken van de wet ageren doch niets ontziend de mensenrechten schenden, met des te meer furie op hun tegenstrevers.
Dat mensenrechten de gevestigde orde bedreigen betekent tevens niets anders dan dat de mens een bedreiging vormt voor de mammon (en uiteraard ook omgekeerd). Mens en geld - die twee sluiten elkaar uit omdat zij gedoemd zijn om te vechten om de heerschappij: ofwel moet het geld in dienst staan van de mens - het is tenslotte bedoeld als werkmiddel - ofwel staat de mens in dienst van het geld. Is dat laatste het geval, dan moet hij maar verdwijnen waar hij de economie niet langer tot nut is.
En dat is het lot van een wereld waarin het wilde kapitalisme heerst want zo'n wereld is de duisternis waarover meer dan honderd jaar geleden de Oekraïner Joseph Conrad schreef dat zij niet alleen de duisternis is die zich openbaart in de brousse maar tevens die welke zich verbergt in het hart van de beschaafde mens. En uitgerekend haar verborgenheid maakt van haar een ongeziene en niet in te schatten bedreiging.11
Publicaties zoals Schuldig verzuim van Jean-Paul De Corte bekampen het euvel op de meest doeltreffende manier, met name door het aan het licht te brengen. En waarheid aan het licht brengen is een taak van de kunstenaar. Alleen kunst kan de wereld redden...
(J.B., 7 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
3“In december 1941, nadat Hitler het bevel had gegeven de ongeveer elf miljoen joden in heel bezet Europa op te sporen, te arresteren, te deporteren en te vermoorden, zei hij nog altijd: ‘Godzijdank heb ik altijd vermeden mijn vijanden te vervolgen. Ik ben niet het soort mens dat zijn vijanden echt een kwaad hart toedraagt, ik vervolg hen niet’. Ongeveer een jaar later zei hij: ‘Men kan zijn wil niet door geweld aan anderen opdringen. Ik heb een afkeer van mensen die er genoegen in scheppen het lichaam van hun medemensen te pijnigen of hun geest te tiranniseren’.”
5Joseph Conrad, Hart der Duisternis, L.J. Veen Klassiek, Atlas Contact Amsterdam/Antwerpen (dertiende druk) 2021 (1994), p. 153-154. (Oorspronkelijk: Heart of Darkness, Blackwood's Magazine, London/Edinburgh 1899 (in drie delen verschenen) en in 1902 gepubliceerd in boekvorm., p. 133.
8Joseph Conrad klaagde de horror in de Congo aan, Roger Casement en Edmund Morel sloten zich samen met andere activisten bij hem aan, Conrad weigerde dan weer zich aan te sluiten bij de intellectuelen die voor de vrijlating van Casement ijverden toen die opgehangen zou worden omdat deze naar zijn mening niet uit grootsheid maar uit ijdelheid zou gehandeld hebben, Jules Marchal was van 1948 tot 1960 koloniaal in Belgisch Congo en als districtscommissaris in Lisala bracht hij nog zelf zweepslagen toe aan de zwarten maar hij beweerde tot de jaren zeventig niet op de hoogte te zijn geweest van de misbruiken, waarna hij zelf de wantoestanden ging aanklagen in zijn geschriften. (Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Jules_Marchal ) Nog vele anderen spelen voor mensenrechtenactivist vanuit vet betaalde jobs bij staatsinstellingen die alleen al door te bestaan de wantoestanden camoufleren. In Het Parool van 4 september 1998 schrijft Kees Tamboer: “Casement wilde de wereld wakker schudden en zocht (in 1896) voor zijn campagne (tegen de misbruiken in de Congo) steun bij Conrad. (…) Toen Casement in 1916 (...) opgehangen zou worden, weigerde Conrad een campagne van intellectuelen voor zijn vrijlating te ondersteunen. Een man die zich puur door emoties laat leiden, oordeelde hij, een tragische figuur, geen spoor van grootsheid, allemaal ijdelheid.” En Conrad brengt Casement onder bij de 'beschavingszeloten'. Zie: https://web.archive.org/web/20010311151142/http://www.parool.nl/boeken/100/34mooi.html
9 Adam Hochschild, De geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo, Meulenhoff/Kritak 1998 (in een Nederlandse vertaling door Jan Willem Bos). (Oorspronkelijk: King Leopold's Ghost. A Story of Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa, Adam Hochschild 1998), p. 307.
De gevestigde orde of het establishment zijn degenen die de factum de macht hebben - over anderen uiteraard - en dat zijn in het hier gegeven voorbeeld zogenaamde maffiosi (de 'hormonenmaffia') of criminelen maar niet alleen in het hier gegeven voorbeeld is dat zo. Men moet immers opmerken dat met de gevestigde orde niet het staatsapparaat bedoeld wordt want het staatsapparaat trekt aan het kortste eind waar machtsmisbruik eerst mogelijk en vervolgens feitelijk is. Inzake de moord op Karel Van Noppen moet onder de gevestigde worden verstaan: de vier schurken die de veearts-keurder bedreigd hebben om hem daarna koelbloedig te vermoorden en die handelden als vertegenwoordigers van een niet te tellen aantal bandieten die in eigen kringen doorgaan voor eerbare lui die hun vermeende rechten en die van hun medestanders (degenen met wie zij samenzweren) verdedigen - rechten, die in feite gestolen voorrechten zijn waarmee zij op louche wijze anderen benadelen en beschadigen. Het gaat om een criminele orde die ondergronds gevestigd is en die haar vestiging bestendigt middels dreigementen en, als die niet helpen, door het voltrekken van moorden, waarbij zij de hele staat het zwijgen oplegt middels het doden van een of meer van haar agenten.
Als heldenmoed nodig is om moord aan het licht te brengen en in de wetenschap dat het heldendom een zaak is die slechts enkelingen te beurt valt, kan men niet anders dan een besluit te trekken dat even onwezenlijk en gruwelijk is als logisch en dat luidt: in deze wereld hebben moordenaars eigenlijk vrij spel!
In Schuldig verzuim is de moordenaar een verslaafde non, haar slachtoffers zijn weerloze ouderlingen en het moordwapen is het een doodgewoon geneesmiddel. En beschouwen we nu de volgende drie punten.
Ten eerste brengen we in rekening dat misschien wel een meerderheid van de mensen verslaafden zijn, hetzij aan medicijnen, drank en drugs, hetzij aan geld, aan macht, aan seks of aan een nog ontelbaar aantal andere 'doodgewone' zaken. Verslaafden zijn niet noodzakelijk moordenaars maar het aantal verslaafden onder de moordenaars is wellicht bijzonder groot. Verslavingen kunnen mensen ertoe brengen om handelingen te stellen die er heel normaal uitzien en die zeker niet aan misdaden doen denken maar die tegelijk gericht zijn op het verwerven van middelen om aan ongeacht welke verslaving tegemoet te kunnen komen. Er is niet altijd moord mee gemoeid maar wellicht is het aantal verkapte diefstallen dat gepleegd wordt door verslaafden gigantisch. Ook het aantal leugens dat verteld wordt met het oogmerk om anderen op te lichten teneinde zijn slag te kunnen slaan, zou als het onderzocht kon worden, ongetwijfeld duizelingwekkend blijken. Tot hier het eerste punt, waarbij ook nog de opmerking dat naast verslavingen uiteraard nog een ontelbaar aantal andere motieven kunnen worden bedacht om medemensen uit de weg te ruimen.
Het tweede punt betreft de slachtoffers van de moordenaars die bij voorkeur weerloos zijn. Maar ook de weerlozen onder ons vormen wellicht een absolute meerderheid aangezien het vertrouwen als een deugd geldt en dus allerminst bestraft wordt. Waar vertrouwen heerst, waar wantrouwen uit den boze is, waar alles koek en ei lijkt, is argwaan ver te zoeken en voeren onvoorzichtigheid en roekeloosheid de boventoon. Mensen vertrouwen zich door de band blindelings op elkaar omdat intermenselijk verkeer anders totaal onmogelijk wordt.
Weerloos zijn ook allen die niet de intelligentie hebben van degenen die hen naar het leven staan. Weerloos zijn zij die gepest worden en niet geloofd. Weerloos zijn de psychisch en de fysiek zwakken, de vreemdelingen, de ouderlingen, de kinderen en noem maar op. Uiteindelijk is niemand weerbaar tegen malafide lieden omdat ook niemand voortdurend iedereen ervan verdenkt zijn moordenaar te kunnen zijn. Toch volstaat het dat iemand hetzij stomdronken hetzij nuchter van op een brug over een snelweg een steen over een balustrade duwt om aldus moeiteloos en misschien ongestraft verschillende doden te maken.
Ten derde kunnen makkelijk alle dingen als moordwapen worden aangewend en in de eerste plaats denkt men vanuit het onderhavige verhaal vanzelfsprekend aan het enorme arsenaal aan medicijnen waarover principieel iedereen de beschikking kan hebben. Zelfs heel onschuldige middelen kunnen mits de dosis hoog genoeg is, feilloos doden. Op het internet vindt men recepten voor het aanmaken van bommen met materiaal dat voor het grijpen ligt maar voor de aanmaak van vergiften heeft men helemaal geen recepten nodig omdat zij in ieders bereik zijn.
Naast medicijnen en andere vergiften kan men uiteraard ook heel andere tuigen aanwenden als moordwapen of wat te denken van een auto waarmee tenslotte iedereen rondrijdt; een ongeluk is immers gauw gebeurd en verkeersslachtoffers worden heel anders benaderd dan mensen die doorzeefd werden met kogels. Alle voorwerpen en toestanden kunnen worden aangewend om het leven van anderen te beëindigen, soms volstaat een simpel woord of een gebaar, ofwel het nalaten daarvan; de literatuur heeft voorbeelden te over.
Verder is er uiteraard nog het gegeven dat lijkschouwingen alleen voorbehouden zijn voor verdachte sterfgevallen. Ook is er het feit dat vandaag de meeste mensen kort na hun overlijden worden gecremeerd, wat lijkschouwingen en navenant onderzoek en vervolging lelijk in de weg staat. We zien tevens dat het aantal onverklaarbare overlijdens legio is. Komt daar nog bij dat de staat, die tenslotte niet persoonlijk of emotioneel betrokken is bij de overlijdens van de burgers, meestal geen zware verliezen heeft te lijden ingevolge sterfgevallen omdat algemeen wordt aangenomen dat wij met een ernstige overbevolking kampen.
Alle gekheid op een stokje maar is het nog langer gekheid om een dergelijke achterdochtige toer op te gaan in het licht van een verhaal dat een tipje oplicht van de sluier die over de werkelijke gang van zaken ligt en waar verantwoordelijken voor het algemeen burgerwelzijn ongestraft en herhaaldelijk een gedrag vertonen waarvan men zou denken dat het alleen eigen is aan geweldenaars? De grofheid en de leugens die thuishoren in criminele kringen vormen godbetert de hoofdschotel bij de leidinggevenden in onze huidige maatschappij.
Een arts wordt door een OCMW-voorzitter bedreigd: als hij niet meteen zijn mond houdt over een aantal aan de gang zijnde moorden, zal hij op zijn smoel krijgen, zo valt te lezen, en buiten op de mat belanden! Uitzonderlijk is veeleer de held dan de misdaad want het kan helemaal geen toeval zijn dat onze held naar aanleiding van moord geconfronteerd wordt met een mistoestand vanjewelste: weinige jaren later immers valt hem in de kleine gemeente waar hij werkt een twééde tragedie met alweer een niet te tellen aantal te betreuren slachtoffers te beurt!
En in dat licht wordt nu ook iets anders zonneklaar: de misdaden die zich voltrokken hebben in nazi-Duitsland kwamen aan het licht nadat én omdat de Duitsers de oorlog hebben verloren maar zeer waarschijnlijk waren niet alleen de nazi's van toentertijd daartoe in staat maar zijn wij allen kandidaten om te figureren in een gelijkaardig hels toneel. Daarover werd kort na de oorlog overigens uitvoerig onderzoek verricht door Stanley Milgram en het resultaat van zijn zogenaamd gehoorzaamheidsexperiment, dat bovendien vol ongeloof verschillende keren werd herhaald door andere onderzoekers, laat geen ruimte voor ook maar enige twijfel.
In dat licht moeten ook enkele zogenaamde samenzweringstheorieën die de ronde deden tijdens de jongste door politici uitgebuite pandemie ons niet langer verbazen en zou men veeleer al degenen die er helemaal geen geloof aan schonken en die ze afdeden als flauwekul, als naïef moeten beschouwen, als bijgelovig of... als medeplichtig.
En nu kunnen we het nog hebben over de Derde Wereldoorlog of over de oorlogen zonder meer: worden zij niet op touw gezet door een elite om ons gewoon uit te roeien omdat geëmancipeerde slaven niet langer gedwee en gehoorzaam zijn? John Heartfield (1932): “Krieg und Leichen, die letzste Hoffnung der Reichen”.
(J.B., 6 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
07-02-2025
Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 8: De arts, zijn Orde en de WHO
Zich het vak eigen maken waarvoor men denkt in de wieg gelegd te zijn, het uitoefenen en zich daarin vervolmaken, er vervolgens zoveel van houden dat men er uiteindelijk zijn hele leven aan wegschenkt, is voorwaar een edele zaak. Alle kapitalisme ten spijt, wordt de ethiek van de arbeid immers nog bewaard in kringen die de waarde van het leven alsnog weten te eren en die ethiek zal ook blijven bestaan, ondanks een aantal specifieke alom toenemende problemen die het soms lastig kunnen maken om zijn werk te doen zoals het hoort.
Een van de meest prangende van die problemen heeft te maken met de organisatorische kant van ongeacht welk beroep en meer bepaald met de opmars van die verenigingen die ervoor zorgen dat de beroepsinspanningen een maximale maatschappelijke relevantie kunnen krijgen, mede doordat zij de activiteiten van alle vaklui beschermen en afstemmen op elkaar alsook op de maatschappelijke noden.
Organisaties zijn noodzakelijk maar onvermijdelijk brengen ze ook nadelen mee en die treden vaak op waar zij niet langer ten dienste staan van degenen voor wie ze in het leven werden geroepen maar daarentegen hun boekje te buiten gaan: als zij te log worden, neigen ze er immers toe om de vaklui te gaan domineren en in hun dienst te stellen en dat is het probleem van de perversie: het middel dat zich tot doel verheft en dat zijn meester aan zich onderwerpt. Dat euvel is ons al langer bekend en het verschijnt menigvoudig in de wereldliteratuur in alle culturen - het meest sprekende voorbeeld is het spookbeeld van de golem.
Contraproductiviteit is het probleem dat nu steeds vaker opduikt en waarvoor reeds de Helleense tragediespelen waarschuwen; het keert terug in hedendaagse vormen sinds de Industriële Revolutie zich heeft ontwikkeld en het is een thema geworden in de filosofie van Marcuse, Illich en hun tijdgenoten met als wel gekend voorbeeld de auto: oorspronkelijk bedoeld om ons tijd te laten besparen, blijkt hij na het maken van een simpele rekensom ons van onze tijd te beroven omdat zijn bekostiging meer (verborgen) arbeidstijd vergt dan wij konden vermoeden. De auto, de stofzuiger, onze pc en noem ze maar op, al die moderne instrumenten die zich in feite geheel onterecht aan ons opdringen als een absolute noodzaak. Weliswaar bespaart ons autootje ons tijd maar dan wel op voorwaarde dat wij genieten van een inkomen dat hoger ligt dan het gemiddelde. Op die manier blijkt het geheel van alle menselijke middelen te resulteren in een grootscheepse overheveling van (vrije) tijd van de armen naar de rijken: de eersten verliezen immers aan hun autootje de tijd die de laatsten er buit aan maken.
Uiteraard speelt hier ook het probleem van beperkingen inherent aan ons, mensen, en aan de natuur, aan bod gebracht door de nog steeds vaak onterecht vermaledijde Club van Rome met haar welbekend rapport uit 1972, getiteld: Grenzen aan de groei. De toren van Babel bereikt op zeker ogenblik zijn absolute top omdat het materiaal dat wordt aangevoerd om hem nog hoger te maken, onderweg wordt opgebruikt voor noodzakelijke herstellingen ingevolge onvermijdelijke slijtage. Het wilde kapitalisme is een suïcidale ideologie en praktijk precies omdat hebzucht verhindert dat deze beperkingen worden in rekening gebracht. In het voetspoor van Herbert Marcuse en Rudolf Boehm toonde ook Etienne Vermeersch in zijn milieu-essay aan hoe het WTK-bestel, de co-existentie van wetenschap, techniek en kapitalisme, rampzalig is voor het milieu.2 De eindigheid van de grondstoffen maar ook die van het leven zelf dat zich nimmer zal onttrekken aan de tweede wet van de thermodynamica, gebieden ons om op onze stappen terug te keren van zodra onze middelen ons boven het hoofd dreigen te groeien en ons gaan domineren. En dat geldt ook voor het middel dat elke organisatie is.
Met betrekking tot ons mens-zijn, zijn het volk, de staat en uiteindelijk de wereldgemeenschap onze organisatorische middelen bij uitstek. Zij zijn absoluut onmisbaar geworden voor de instandhouding van het individu maar zij zullen uiteraard nooit belangrijker kunnen zijn dan de mens zelf omdat zij instrumenten zijn en blijven, dode dingen, verlengstukken van onze handen die, hoe gesofisticeerd ook, geen gevoelens hebben en ook geen gedachten, wensen, voorkeur of afkeer, omdat zij nu eenmaal niet leven: hun functioneren is en blijft volstrekt afhankelijk van het (menselijk) leven. Het is een catastrofale vergissing om de waarde van de staat boven die van de mens te stellen, wat bijvoorbeeld gebeurt in de ideologie van het communisme, maar wat tevens dreigt te gebeuren in menig ander systeem waaraan wij onderworpen zijn en het is niet altijd gemakkelijk om het juiste evenwicht te vinden dat ons daarvan moet vrijwaren.
Met betrekking tot de geneeskunde worden de activiteiten van alle geneesheren onderworpen aan het toezicht van een Orde die weliswaar een noodzaak is maar die zoals elke andere 'vakbond' haar boekje kan te buiten gaan ten nadele van wie zij eigenlijk dient te beschermen. De artsenbonden worden dan weer overkoepeld door uiteindelijk de WereldGezondheidsOrganisatie die, opnieuw, een noodzaak is omdat bijvoorbeeld pandemieën àlle mensen op aarde aanbelangen, maar die zich zoals elke andere organisatie van de grenzen van haar werkterrein bewust moet blijven. De auteur van Schuldig verzuim raakt dat gevoelig punt aan in de reeds geciteerde passage: “Toen [Etienne Vermeersch] ernstig ziek was, (...) botste hij op de medische wereld. “Dokters denken dat ze god zijn” schreef hij op een briefje dat hij mij toonde.”3
Sommigen vragen zich af hoe professor Vermeersch gereageerd zou hebben op de aanpak van het beleid inzake de pandemie. Misschien zou hij dan de volgende twee bedenkingen hebben gemaakt. Vooreerst had hij herhaald wat hierboven geciteerd werd: dat dokters niet moeten denken dat ze god zijn, en misschien had hij daaraan toegevoegd dat politici dat nog minder horen te denken. Deze laatsten immers gingen hun boekje zo ver te buiten dat zij bij monde van de WHO (die in de allereerste plaats een politieke organisatie is net zoals de Orde der Geneesheren) ervoor zorgden dat alvast hier te lande meer dan de helft van alle huisdokters er toen aan gedacht hebben de boeken toe te doen.
Ten tweede zou hij met klem de houding van zekere 'volgelingen' van hem verworpen hebben met betrekking tot het spreekrecht. In tegenstelling tot wat zij immers meenden in het zog van de Franse president Emmanuel Macron die daarmee de Franse traditie zeker geen eer aandeed, namelijk dat een podium moest ontzegd worden aan de tegenstanders van welbepaalde maatregelen, had hij er beslist aan herinnerd dat werd toegeschreven aan Voltaire dat die het spreekrecht zo belangrijk vond dat hij er zijn leven veil voor had om het zelfs aan zijn ergste vijanden te kunnen verlenen. Het argument dat vele mensenlevens op het spel stonden, zou hij wellicht van tafel hebben geveegd vanuit de zekerheid dat men geen mens tot andere gedachten kan brengen door hem het zwijgen op te leggen of met geweld maar wel middels de Rede, die het licht niet schuwt, met andere woorden: middels het open debat, de transparantie en de universaliteit, die essentieel zijn voor de rechtspraak over de waarheid die wetenschap heet.4
(J.B., 5 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
2 Etienne Vermeersch, De ogen van de panda Een milieufilosofisch essay, Brugge, Van de Wiele, 1988.
Een koppel dieven op rooftocht arriveren bij een woonst; terwijl de eerste aanbelt aan de voordeur waar hij de bewoner met een smoes aan de praat houdt, glipt de tweede via de achterdeur naar binnen om zijn slag te slaan: de beproefde tactiek van het voorwendsel en de drijfveer.
Het voorwendsel is niet strijdig met de wet; een leurder belt aan en wordt de deur geopend, ongemaskerd kan hij zijn artikel slijten; maar de drijfveer is onwettig: achter de schijn van de onschuldige verkoop verbergt zich een roof.
Het lijkt erop dat wij in de huidige samenleving steeds vaker geconfronteerd worden met deze tactiek en hij doet zich voor als het tweespan van enerzijds de argumenten en anderzijds de drijfveren. De argumenten zijn hypocriet, ze maken het slachtoffer weerloos en criminele drijfveren krijgen hun gading.
De retorica, die zich als redenaarskunst profileert, is op zich al een voorbeeld van die tactiek omdat zij in wezen de kunst van het liegen is. Onder een omhaal van woorden verbergt zij motieven die loodrecht staan op alles wat zij als vanzelfsprekend ten tonele voert.
De filosoof Rudolf Boehm noemde het in zijn Kritik der Grundlagen des Zeitalters2de middeldoelomkering waarvoor hij verwijst naar een voorbeeld van Blaise Pascal: achter het voorwendsel dat de jacht er is om in het levensonderhoud te voorzien, verschuilt zich louter moordlust. Men doodt niet om te kunnen eten maar men gebruikt dit voorwendsel om te kunnen doden.
De motor van de hele moderne samenleving berust op dit bedrog van de middeldoelomkering en de kapitalistische economie neemt daarin het voortouw. Samenwerking werd het voorwendsel voor concurrentie in een strijd van de ene mens tegen de andere waarbij uiteindelijk de sterksten hun zwakkere soortgenoten uitbuiten: zij praten hen via de voordeur allerlei hulp aan terwijl zij hen via de achterdeur bestelen. Wat het boek van Jean-Paul De Corte aanklaagt, is in wezen dit bedrog.
Het schuldig verzuim of het sluiten van de ogen voor misdaden waarmee men zich heeft gecompromitteerd wordt door de vingers gezien als ware dat een kwestie van sociaal gedrag of collegialiteit: het is de norm geworden. Klokkenluiders worden dan uiteraard afgeschilderd als lasteraars en wie zich keren tegen de misdaad, krijgen een stempel dat hen excommuniceert: ze zijn naïef, onaangepast of niet op de hoogte van de gang van zaken in de grotemensenwereld. Maar die gang van zaken gedijt wel door een gebrek aan licht. Vandaar de omerta, het tekort aan transparantie, en niet te vergeten: het eenrichtingsverkeer in de communicatie.
De klokkenluiders vertellen aan dokter De Corte: “Godfrieda vermoordt mensen, pikt hun geld, slikt kilo's verdovende pillen en niemand gelooft ons.”3 Dokter de Corte krijgt te horen van de OCMW-secretaris: “En gij, gij gaat daar ook over zwijgen als ge niet wilt dat het op uw eigen kop terugkomt.”4 De auteur: “'Oordeel niet en ge zult niet geoordeeld worden' is een katholiek principe, maar eigenlijk een vorm van ontwijking van verantwoordelijkheid.”5 Wanneer hij in verband met de treinramp het crisiscentrum tracht te contacteren, moet hij vaststellen: “Ik word echter nooit doorverbonden. “Op bevel van de gouverneur,” is het enige antwoord dat ik van de telefoniste krijg.”6 Wanneer, andermaal inzake de giframp, de mensen zich zorgen maken over de beveiliging van een school, en zij de raad krijgen het crisiscentrum te contacteren, “krijgen ze nergens gehoor.”7
Dokter De Corte:“Het is essentieel gewoon te luisteren naar het verhaal en te bevestigen dat men weet wat er gebeurd is, zelfs al is hetzelfde verhaal reeds honderd keer verteld.”8Deze regel geldt met betrekking tot het Post Traumatic Stress Syndrome dat menigeen ontwikkelt naar aanleiding van een zware psychologische schok. Maar de beleidsmensen doen het tegendeel met de burgemeester voorop, die de zwaarst getroffen familie die op het UZ belandt, verwijt dat ze alleen maar de aandacht willen trekken.9
Als dokter De Corte verklaart dat hij het zijn burgerplicht acht om de moorden aan te geven, “ (…) antwoordt [de Orde der Geneesheren] mij letterlijk dat als ik zoiets meemaak, ik dat aan de orde moet melden en dat zij zullen oordelen of het de moeite is daar verder gevolg aan te geven.”10 De Corte: “Zelfs als ontelbare bewijzen op tafel liggen en het voor iedereen duidelijk is, dan moogt ge dat nooit luidop zeggen of schrijven want dan overschrijdt ge de grenzen van het goede fatsoen!”11
Niemand luistert naar ons; wij worden niet geloofd: ziedaar de klacht van de klokkenluiders die de vinger op de wonde legt. Onze maatschappij heeft de communicatie verbannen, enerzijds door het spreken te verbieden maar anderzijds nog veel meer door het luisteren onmogelijk te maken. Het spreken voltrekt zich nog in één enkele richting en zo is alles wat gezegd wordt, verworden tot een bevel.
Wat op televisie wordt verteld, is wet en naar de goedkeuring van de kijker wordt niet gevraagd: door het feit dat hij kijkt en zwijgt, stemt hij sowieso met alles in. De internetcommunicatie van overheidswege draagt het stempel “no reply”: een computer beveelt de tot een massa herleide mensen maar kan geen antwoorden ontvangen, een antwoord is a priori ongewenst, men heeft slechts wat wordt voorgeschoteld, te slikken zoals een hond zijn bord met hondenbrokken.
Algoritmen spuwen duizenden bladzijden tellende contracten van vreemde makelij in het rond in een onleesbaar jargon, in een Amerikaans Engels, alsof dat de taal van onze moeder was, en dan volgt de chantage: de software eist het fiat van de gebruiker of zij blokkeert zijn werkzaamheden. Op die manier gedraagt zich immers de overheid: wie hun instemming weigeren, kunnen gewoon niet meer verder met hun werk en met hun leven. Maar dat betekent wel dat als wij ons niet verzetten, wij alleen nog slaven kunnen zijn.
(J.B., 4 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
2Boehm, Rudolf. (1977). Kritiek der grondslagen van onze tijd, Het Wereldvenster, Baarn. (Oorspronkelijk: Kritik der Grundlagen des Zeitalters (1973)). Nederlandse vertaling door Willy Coolsaet met een taalkundige revisie d.d. 2011 van Guy Quintelier. De integrale tekst van het werk is beschikbaar op het internet op het volgende adres:
Aflevering 6: Een ontmaskering van het totalitarisme
Helemaal niet op de achtergrond van het verhaal speelt het thema van de ouderen die zorg behoeven in een maatschappij die zichzelf ontwikkeld en verlicht acht maar die getekend wordt door kortetermijnvisie en weinig scrupuleuze economische principes. Die zorgen voor de garantie dat het politieke beleid in het algemeen en in het bijzonder met betrekking tot de ouderenzorg voor een heel lange tijd niet meer zal moeten rekenen op het krediet van de bevolking. In wat andere bewoordingen kan men stellen dat zuster Godfrieda zeker niet was weggekomen met haar vele moorden indien haar slachtoffers geen ouderlingen in een tehuis waren geweest maar jonge mensen in de fleur van hun leven. Dat verschillende verantwoordelijken het kennelijk helemaal niet vanzelfsprekend achtten om onmiddellijk actie te ondernemen nadat de geruchten over moord het uitzicht gingen krijgen van onvervalste getuigenissen vanwege bezorgde en panikerende medemensen, bewijst het misprijzen voor hen die in levensgevaar verkeerden; de potentaten reageerden immers alsof de bedreigden helemaal geen mensen waren of dan toch zeker geen mensen met burgerrechten, geen volwaardige mensen, doch 'Untermenschen' zoals zij onverbloemd werden genoemd door hun voorgangers, de nazi's. Dat de bewuste verantwoordelijken bovendien leidinggevende figuren waren in het lokale Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, toont bovendien aan dat het politieke engagement van alvast zekere verantwoordelijken in het onderhavige verhaal nooit iets anders is geweest dan de schaamtevrije aanwending van een dekmantel voor heel andere betrachtingen zoals zelfverrijking. De bewuste welzijnswerkers onderscheiden zich met andere woorden helemaal niet van de moordende non en dat geldt uiteraard eveneens voor alle andere betrokkenen die het engagement van enkelingen om die menselijke tragedie aan het licht te brengen en uit de wereld te helpen, in de weg staan: zij zijn medestanders van de massamoordenares, zij delen immers haar moraal, of beter: haar immoraliteit, zij het dan nog met dit verschil dat zij zich niet kunnen beroepen op het ziektebeeld waardoor de non dan toch getekend werd, wat het hen bovendien onmogelijk maakt zich op verzachtende omstandigheden te beroepen. De betrokken politici kunnen derhalve niet anders omschreven worden dan als koelbloedige moordenaars, met andere woorden als roofdieren.
Van kortetermijnvisie of eerder nog van bekrompenheid is sprake waar de onmiskenbare discriminatie van de ouderlingen getuigt van een onverstand waarvan men alleen mentaal gestoorden kon verdenken: de politici blijken zich er niet van bewust dat geen schepsel ter wereld ooit gespaard werd van de aftakeling door de ouderdom dan door een vroegtijdig levenseinde. Maar het negationisme kentekent nu eenmaal extremisten die in wezen fanatici zijn of lieden die zichzelf verblinden voor de werkelijkheid. Dat zij een aanzienlijk gevaar vormen voor de gemeenschap, rechtvaardigt een bijzonder toezicht op hun activiteit in de vanzelfsprekende vorm van de plicht tot daadwerkelijke verantwoording te allen tijde alsook een strengere bestraffing bij fraude. Dat houdt in dat maatregelen nodig zijn die het in de toekomst onmogelijk moeten maken om mensen met terechte kritiek op geknoei van collega's af te schepen met het argument dat zij oncollegiaal handelen2 omdat collegialiteit daar de betekenis heeft van samenzweren en meer bepaald: samenzweren tegen datgene waarvoor men aangesteld is en waarvoor men betaald wordt om het te bevorderen. Aldus weten de onderhavige criminelen zich ook nog te onderscheiden van maffiosi, die immers samenzweren zonder weg te kruipen onder de dekmantel van goede werken.
De achterliggende immorele economische principes, of beter: de volstrekte afwezigheid van ook maar enig ander principe naast het winstoogmerk, kentekent uiteraard de kapitalistische economie. Zij brengt leidinggevende figuren van instellingen die zich als christelijk geïnspireerd durven te profileren ertoe om zonder blozen publiekelijk uitspraken te doen waarvan de inhoud neerkomt op de stelling dat het bespreekbaar maken van euthanasie voor een zekere klasse van ouderlingen de economie mee uit het slop zou kunnen helpen. Andermaal treden zij zodoende in het voetspoor van de nazi's en meer bepaald van hen die verantwoordelijk waren voor het vergassen van de 'Untermenschen' en die dan rapporteerden aan hun oversten welke besparingen dat wel opleverde voor de staat die zij aldus gezond meenden te maken.3 Dat zich onder hen een voorzitter van de christelijke mutualiteit bevindt alsook een politiek verantwoordelijke voor de rusthuizen, laat zien dat het kwaad waartegen zich dit bijzondere boek keert, niet uitzonderlijk is maar wel de regel: het onthult het schrikbeeld van het totalitair regime waaronder wij leven.
(J.B., 3 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
2Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024, pag. 36: “Ze [namelijk: de artsen van de Orde] oordeelden echter dat ik mij de vraag had moeten stellen of het niet heel oncollegiaal was om het parket attent te maken op het voorschrijfgedrag van een collega.”
3Nazi Mass Murder. A Documentary History of the Use of Poison Gas, Edited by Eugen Kogon, Hermann Langbein and Adalbert Rückerl, Yale University Press, New Haven and London, English-language edition 1993 by Yale University, (Oorspr.: Nationalsozialistische Massentötungen durch Giftgas: Eine Dokumentation, by S. Fischer Verlag GmbH, Frankfurt a.M. 1983), pag. 36-37.
04-02-2025
Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 5: Over heldenmoed
De misdaad van “schuldig verzuim” wordt benoemd in artikel 422bis van het Belgisch Strafwetboek: “(…) wordt gestraft hij die [zonder ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen] verzuimt hulp te verlenen (…) aan iemand die in groot gevaar verkeert. (...)”
Paradoxaal genoeg heeft die wet enig verband met de uitdrukking “horen, zien en zwijgen” die ontsprong aan de pen van niemand minder dan de Chinese wijsgeer Confucius (551 - 479 A.X.) die aanmaant om de andere kant op te kijken en te zwijgen als men iets ziet of hoort dat onwelgevoeglijk is maar zij onderscheidt zich ook van kwaadsprekerij of “laster” die immers evenzeer strafbaar is (volgens artikel 443 van het Belgisch Strafwetboek) m.b.t. wie “(…) aan een persoon kwaadwillig een bepaald feit ten laste legt, dat zijn eer kan krenken of hem aan de openbare verachting kan blootstellen, en waarvan het wettelijk bewijs niet wordt geleverd wanneer de wet het bewijs van het ten laste gelegde feit toelaat” (N.B.: van “eerroof” is sprake “wanneer de wet dit bewijs niet toelaat.”)
Vermoedens zijn met andere woorden lang nog geen bewijzen en ook als het om ernstige vergrijpen gaat, zal bij het in het openbaar uitspreken van vermoedens sowieso altijd sprake zijn van laster en/of eerroof totdat schuld bewezen werd.
Vandaar voorziet de wet deskundigen om deze zaken te behandelen: zij kunnen met door de wet voorziene middelen in alle sereniteit en in de beslotenheid van hun onderzoek, zelf gekoesterde of door derden aan hen kenbaar gemaakte vermoedens aan de waarheid toetsen.
Als burgers dat gaan doen, gaan ze hun boekje te buiten en kunnen ze ernstige schaden toebrengen aan anderen, aan zichzelf maar ook aan de ganse maatschappij. Dat probleem steekt vandaag immers de kop op met betrekking tot het verschijnsel van de buurtinformatienetwerken dat het doembeeld oproept van de Roemeense Securitate onder de dictatuur van Nicolae CeauÈescu en nog meer inzake dat van de burgerwachten waarmee men gevaarlijk afglijdt naar het vaarwater van het paramilitaire, vaker de wegbereider van een totalitair regime, zoals dat van de nazi's in het Duitsland voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog.
De drie klokkenluiders die hun vermoedens over aan de gang zijnde moorden kenbaar maakten aan een vertrouwenspersoon (in casu dokter De Corte), handelden overeenkomstig de wet welke schuldig verzuim bestraft maar zij riskeerden aldus tevens “niet geloofd te zullen worden” of dus krachtens een andere wet (namelijk het verbod op “laster” en “eerroof”) gestraft te zullen worden. Met het oog op het tegemoetkomen van mensen in levensgevaar, brachten de klokkenluiders zichzelf in een bijzonder penibele situatie.
Edoch, de misdaadproblematiek wordt van een nog heel andere orde waar het schuldig verzuim wordt vastgesteld bij uitgerekend degenen die er moeten over waken dat het niet straffeloos blijft: waar immers kan men nog zijn beklag doen zonder gevaar voor het eigen leven als men bij de duivel te biechten moet?
En dat is nu de tragiek in de moordzaak rond zuster Godfrieda: dat drie vrouwen bij een vertrouwenspersoon hun vermoeden uitspreken dat een non criminele feiten pleegt (in casu diefstal maar ook moord), is één zaak. Maar dat dan die vertrouwenspersoon bij het ondernemen van de geëigende stappen richting het gerecht, door de feiten genoopt wordt te gaan vermoeden dat de behoeders van onze veiligheid, een carrousel in stand houden waarin wij principieel zijn overgeleverd aan de willekeur van die moordenaars, is van een nog heel andere orde.
De klokkenluiders riskeren laster en eerroof. Maar hun vertrouwenspersoon, die het moet stellen met het ultieme redmiddel van de zogenaamde “vierde macht”, riskeert het ongeloof en de veroordeling door de rest van de wereld.
Immers, enerzijds is de kans niet gering dat de misdadiger (een non) beschermd wordt door haar oversten (de kerk) die gebeurlijk samenzweert met het gerecht. Maar anderzijds, als klap op de vuurpijl, verkeert van bij het begin van zijn onderneming de vertrouwenspersoon ook nog in grote onzekerheid over de betrouwbaarheid van zijn laatste redmiddel, de media, terwijl zij de laatste strohalm zijn voor het aan het licht brengen van nota bene een maatschappelijk geïnstitutionaliseerd gedoogbeleid jegens de allerzwaarste misdaden.
Wie een dergelijke confrontatie weigeren uit de weg te gaan, moeten over stalen principes beschikken en over heldenmoed omdat zij a priori kunnen weten dat ze met hun engagement hun maatschappelijk (en gebeurlijk ook hun fysiek) doodvonnis tekenen.
Het onvermogen bij de massa om zich te realiseren wat dat inhoudt, veroordeelt deze helden tot de absolute eenzaamheid van wie het gelijk aan hun kant hebben terwijl duistere machten zullen blijven verhinderen dat zij het ooit krijgen. Hun offer is dat van het vrijwillige maatschappelijke ballingschap in dienst van de Waarheid.
Zij kunnen zich alleen troosten aan de zekerheid aldus reeds het nieuwe Utopia te bewonen want zij zijn de protagonisten in de wegbereiding naar de verhoopte mensheid van de toekomst.
(J.B., 3 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
03-02-2025
Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 4
Inzake het tweede onderwerp van het boek, de treinramp, blijkt de problematiek analoog aan die uit het eerste verhaal: onbekwaamheid bij de oversten, gouverneur en burgemeesters, die er na het ongeluk op gebrand zijn om hun verantwoordelijkheid af te wentelen op anderen en uiteindelijk op de machinist, een nog jonge man die, jammer voor hem en voor de zijnen, al snel de dood vond zodat niemand nog met de vinger kan worden gewezen. “Het doorschuiven van de zwarte piet in een burgerlijk geding zal vooral rijke advocaten opleveren.”2
Wie de pittige details wil kennen, leze het boek maar noteren we alvast dat de overheid de slachtoffers van bij het begin met grove leugens heeft opgezadeld en met loze beloften de laan heeft uitgestuurd. De betrokken politici hebben de uitspraken van deskundigen onder de mat geveegd en de bevolking in de kou laten staan. De professionele hulp van de auteur die werkzaam was als arbeidsgeneesheer in een fabriek waar toevallig met de gevreesde vergiften werd gewerkt, werd hooghartig afgeslagen door onwetende politici die zwaaiden met een expertise die ze niet hadden en die met desastreuze instructies enorme risico's namen waarvan de gevolgen voor mens en milieu zich nu reeds aan het ontwikkelen zijn.
Indien de zaken niet zo ernstig waren, men zou om de haverklap in een lach schieten om wat een waar festival van de hypocrisie mag heten, waarbij alle registers werden opengetrokken. Het vergif, de verzwegen wagons met gevaarlijke 'bommen', de milieuramp, de zwendel inzake het bloedonderzoek van omwonenden, de maatregelen: “De boot die het [giftige riool-]water moet ophalen, zal pas later in de namiddag aankomen, dus loost men geleidelijk water in de Schelde en stelt een visverbod in, evenals een wandelverbod en fietsverbod langs de Schelde richting Schellebelle.”3
De communicatie van de overheid met de artsen over de gevaren van de ramp is lamentabel en de richtlijnen zijn onsamenhangend; ze worden vijf keer kort naeen veranderd maar de gouverneur verbiedt de betrokken artsen om zich over de feiten uit te spreken in interviews voor radio of Tv: de onkunde van de beleidsmensen moet voor het publiek verborgen blijven. De bloedafnames die later nodig kunnen zijn als bewijs van opgelopen gezondheidsschade worden vernietigd. Kankergevallen die opdoken bij pompiers door het gebruik van PFAS-schuim krijgen geen gevolg, men zegt dat het verband met de ramp onbewezen is. Er valt een dode door gassen in de riolering aan de Schelde maar de school aldaar moet de lessen hernemen. Zo stapelen de fouten zich dag na dag op. Nadien worden hier helemaal geen lessen uit getrokken. “Maar, ze dronken een glas, en pisten een plas, en alles bleef zoals het was.”4
De ondervraging en de aanhouding van zuster Godfrieda beslaan een vijftigtal bladzijden5 die lezen als een detective van Simenon en als na de bekentenis van Godfrieda de pers voor de deur staat, reageert de secretaris van de OCMW met de woorden: “We moeten weten wie het kieken is die de zaak heeft aangegeven bij het gerecht.”6 De gruwel verdwijnt op de achtergrond en iedereen is alleen nog geïnteresseerd in de kwestie wie die avond op Tv zal verschijnen.
Ten langen leste worden godbetert ook de klokkenluiders aangepakt door het gerecht: er worden bij hen huiszoekingen verricht, ze worden geïntimideerd, hun leven wordt verpest en aan de meest gevoelige onder hen wordt gevraagd of ze wel beseft dat ze zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van verdovende middelen. Die brave vrouw is er psychisch en fysiek onderuit gegaan. Dokter De Corte: “(...) dat zij veel te vroeg is gestorven heb ik ooit de vergeten moord genoemd.”7 Enrico Macias: “Ma chanson a dit la vérité, je doit être executé”8
Dokter De Corte tracht de heldinnen die nu geslachtofferd worden te troosten: “Veel mensen waarderen wat jullie deden maar durven dat niet luidop te zeggen. De zwijgende meerderheid wordt door de roepers gedomineerd. De enkelen die zich hiertegen verzetten worden op termijn ook uitgesloten en uitgestoten, want het leven en zeker het beleid is werken met en, zich neerleggen bij compromissen.”9
De mens is een wolf voor zijn medemens en kijk, hier en daar gaan malafide stemmen op die menen dat Jean-Paul De Corte met wat zij 'verzinsels' noemen, zoekt in de belangstelling te komen. Echter, het antwoord op die schaamteloze aantijgingen staat in het boek, waar slachtoffers van de treinramp dezelfde beschuldiging moeten incasseren: “Het is heel pijnlijk”, schrijft dokter De Corte, “te weten dat in de weken na de treinramp de burgemeester verklaarde bij aanvang van een schepencollege dat uitgerekend de zwaarst getroffen mensen een familie zijn die alleen aandacht zoekt terwijl er eigenlijk niet veel aan de hand is geweest.” Men moet maar durven. De Corte gaat verder: “Ik heb dan met toestemming van deze familie , die mij intussen gevraagd had om hen als arts te begeleiden, de verslagen van het UZ opgevraagd en aan de burgemeester de acrylonitrilparameters getoond bij opname op intensieve zorgen. Ik heb hem gevraagd of dat ook om aandacht te trekken was maar kreeg geen antwoord meer.”10
“Ik krijg intussen fanmail van over de ganse wereld, uit Australië, Venezuela, Engeland (van Buckingham Palace!), uit Frankrijk, mensen die naar Lourdes zijn gereisd en mij verzekeren dat ze daar voor mij bidden, men stuurt mij uittreksels uit dagbladen uit het buitenland. Iemand die zegt onschuldig opgesloten te zitten door een corrupt Zuid-Amerikaans regime vraagt mijn hulp. (…) Blijkbaar leeft de zaak veel meer in het buitenland dan bij ons. Paris Match, de Franse Tv-omroepen, de Luxemburgse Tv contacteren mij en brengen verslag uit. De eigen nationale omroep vindt het niet de moeite.”11
De klokkenluidsters worden nog erger gepest en De Corte moet iets ondernemen om hen te helpen; hij roept de pers samen en verklaart wat hij vermoedt: dat er niet drie maar twintig moorden werden gepleegd. De zaak komt nu plots wel in het nieuws.
Een klokkenluidster ontwikkelt PTSS. Dan roept de Orde der Geneesheren dokter De Corte op het matje voor het geven van interviews zonder haar toestemming. Hij had de Orde om toestemming moeten vragen om te berichten over de moorden. De Orde veroordeelt De Corte, die gaat in beroep en Etienne Vermeersch schrijft zijn verdediging.
Godfrieda wordt uiteindelijk ontoerekeningsvatbaar verklaard maar zij wordt behandeld voor encephalitis, blijkt te genezen en komt vrij. Ze belandt in het rusthuis waar een van de klokkenluidsters werkt die uiteraard Godfrieda niet vertrouwt.
En wat met dokter De Corte? “Ik ben geridderd tot paria en de bijhorende medaille moet ik zelf betalen zonder ze te kunnen weigeren.”12 Zo schrijft hij, alsnog met humor en zonder rancune.
(Jan Bauwens, 1 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: