Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
23-12-2022
De plundering van de Congo en de genocide van 1890 tot 1910 - Aflevering 12: âEen geheim genootschap van moordenaarsâ
De
plundering van de Congo en de genocide van 1890 tot 1910
Aflevering
12: Een geheim genootschap van moordenaars
Aldus
luidt de titel van het elfde hoofdstuk van het onderhavige boek van
Adam Hochschild over de Congo van Leopold II. Het hoofdstuk behandelt
meer bepaald de ontdekking van de bewuste moordenaarsbende door een
klerk die tewerkgesteld was in de Antwerpse haven in 1897-1898,
namelijk Edmund Dene Morel. Hochschild verwees reeds in zijn
inleiding naar de ontdekking die Morel deed (1) en bij het slot van
het eerste deel van zijn tweedelig boek vormt die ontdekking het
keerpunt van het hele verhaal. (2)
Toen
de wrede ontdekking gedaan werd, was Leopold zowat op het hoogtepunt
van zijn roem. Met de opbrengsten van ivoor en rubber had de koning
megalomane projecten opgestart. Een reeks monumenten ( )
werden overal in België gebouwd. In zijn lievelingsbadplaats
Oostende stak Leopold miljoenen franken in een promenade,
verscheidene parken en een tribune met een wirwar van torentjes (voor
de opening versierd met vijfentachtigduizend geraniums) voor de
racebaan die hij regelmatig bezocht. ( ) een golfbaan in het
nabijgelegen Klemskerke, een koninklijk chalet in Raversijde en
eindeloze renovaties en uitbreidingen van het kasteel van Laken.
(3), welke hij schonk aan zijn land dat dan het onderhoud ervan
betaalde terwijl hij er uiteraard bleef wonen. Hij investeerde ook in
een spoorlijn in China, kocht daar grond en ruilde Chinese arbeiders
voor de spoorlijn die hij bouwde in de Congo voor het snelle
transport van zijn jaarlijkse oogst van meer dan vijf miljoen
kilogram rubber (4) tegen Congolese soldaten voor China. Van
de Chinese arbeiders bezweken de meesten onder het werk. Een
aantal van hen werd later meer dan zevenhonderdvijftig kilometer ver
het binnenland in aangetroffen. Ze waren gewoon in de richting van de
opgaande zon gelopen in een poging de oostkust van Afrika te bereiken
om vandaar naar huis te reizen. (5) Ook uit de Caraïben te
werk gestelde arbeiders bezweken onder het werk. Wanneer 's
ochtends de jachthoorn klonk, legden meutes boze arbeiders de
lichamen van hun makkers die in de nacht waren gestorven aan de
voeten van Europese opzichters. (6) Er waren pogingen tot
opstanden en doodsverlangen klonk uit de liederen van de zwarte
slaven opgetekend door een Zweedse missionaris: We zijn het zat
te leven onder deze tirannie/(...)/we weten dat we zullen sterven,
maar we willen sterven/(...). (7) In 1895 kwam Leopold in
opspraak nadat de Ier Charles Stokes, concurrent-ivoorhandelaar van
Leopold, onder beschuldiging van wapenverkoop aan Afro-Arabieren door
de Force Publique van Leopold werd gezocht, aan de oostgrens van de
staat werd gevonden en ter plekke werd opgehangen. (7) Leopold
bekende de 'fout' en werd erom geprezen. Zijn roem nam nog toe. Op de
wereldtentoonstelling van 1897 in Brussel, waar meer dan een miljoen
bezoekers kwamen, werden naast Afrikaanse voorwerpen ook
tweehonderdzevenenzestig zwarte mannen, vrouwen en kinderen
tentoongesteld. Leopold, die nooit in de Congo was, ging zelf ook
kijken en toen hem werd verteld dat sommigen
spijsverteringsstoornissen hadden doordat het publiek hen snoep gaf,
liet hij een plakkaat ophangen met de tekst: DE ZWARTEN WORDEN
GEVOERD DOOR HET ORGANISATIECOMITE. (9)
Toen
was het dat Edmund Dene Morel zijn nare ontdekkingen deed als klerk
bij de Elder Dempster, de scheepvaartmaatschappij waarvan de
stoomboten afvoeren naar de westkust van Afrika. Vooreerst stelde hij
vast dat enorme ladingen wapens naar de Congo werden gevoerd waarbij
hij zich afvroeg waarvoor die dan mochten dienen. (10) Ten tweede
viel het hem op dat de hoeveelheid rubber en ivoor die in Antwerpen
binnenkwam (telkens ladingen ter waarde van tientallen miljoenen
guldens) een veelvoud was van de door de regering van de Congo op
papier aangegeven hoeveelheid, waarbij hij zich afvroeg wie dan die
hoge winsten opstreek. Tenslotte: '(...)
van alle importen die naar de Congo gingen bestond zo'n tachtig
procent uit artikelen die niets met handelsdoeleinden hadden uit te
staan. Niettemin exporteerde de Congo steeds grotere hoeveelheden
rubber en ivoor waarvoor de inheemse bevolking, uitgaande van de
importstatistieken, niets of vrijwel niets ontving. Hoe werd dit
rubber en ivoor dan verkregen? Zeker niet door middel van commerciële
handel. Er kwam niets binnen om te betalen voor wat eruit kwam.' ( )
Adam Hochschild: We
weten nu dat de waarde van het rubber, het ivoor en de andere
rijkdommen die ( ) naar Europa kwamen ( ) ongeveer vijf maal zo
groot was als van de goederen die ten behoeve van de Afrikanen naar
de Congo werden verscheept. ( ) Ze kregen duidelijk niets
betaald.
Morel concludeerde dat er slavernij in het spel moest zijn. 'Deze
getallen vertelden hun eigen verhaal ( ) Alleen dwangarbeid van een
afschuwelijke en voortdurende soort kon zulke ongehoorde winsten
verklaren. ( ) Ik werd geconfronteerd met een geheim genootschap
van moordenaars met een koning als deelgenoot.'
(11)
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
23 december 2022)
Verwijzingen:
(1)
Adam Hochschild, De geest
van koning Leopold II en de plundering van de Congo,
Meulenhoff/Kritak 1998 (in een Nederlandse vertaling door Jan Willem
Bos). (Oorspronkelijk: King Leopold's Ghost. A Story of
Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa,
Adam Hochschild 1998), pp. 7-8.
(2)
O.c., pp. 181-184.
(3)
Ib., p. 172.
(4)
Ib., p. 175.
(5)
Ib., p. 174.
(6)
Ib., p. 175.
(7)
Ib., p. 176.
(8)
Ib., pp. 177-178.
(9)
Ib., p. 180.
(10)
Ib., pp. 183-184.
(11)
Ib., p. 184.
22-12-2022
De waarheid over de derde wereldoorlog - Aflevering 4: Het voorwendsel en het doel
De
waarheid over de derde wereldoorlog
Aflevering
4: Het voorwendsel en het doel
De
in 1623 in Clermont-Ferrand geboren wis- en natuurkundige, filosoof
en theoloog Blaise Pascal was niet de eerste de beste. Iedereen kent
de natuurkundige Wet van Pascal die zegt dat een druk op een
vloeistof in een vat zich in alle richtingen voortplant (1) maar
Pascal was ook degene die samen met de met zijn stelling beroemd
geworden Pierre de Fermat de basis legde voor de
waarschijnlijkheidsrekening welke op zijn beurt het fundament is voor
de kwantummechanica en over Pascal zegde Fermat dat er geen wiskundig
probleem was dat deze man niet kon oplossen. Ook de integralen komen
van Pascal, de pascaline is de naar zijn uitvinder genoemde eerste
mechanische rekenmachine en de twintig jaar jongere Isaac Newton
zegde veel aan Pascal te danken te hebben.
In
zijn Kritik verwijst
Rudolf Boehm naar Pascal die de middeldoelomkering heeft besproken.
Pascal zegt dat de
mens zich gedraagt alsof hij niet moet sterven: hij vermaakt
zich (met onder meer de filosofie) alsof het leven een spel was en
zijn tijd onbeperkt. Door middel van dit vermaak ('divertissement')
vlucht hij in illusies en dit middel is zijn doel. (2) Ook Fichte
toont hoe in het tijdperk van het verderf de drift domineert en het
leven een spel wordt. De mensen achten zichzelf goden en willen alles
doch zij bereiken helemaal niets. Marx laat zien hoe de
behoeftebevrediging een voorwendsel wordt om ongeremd te kunnen
produceren, waarbij de zin uit de arbeid wegebt en de mens van
zichzelf vervreemdt. Parkinson beschrijft de vervreemding in de
bureaucratie als vorm van heerschappij: vergrijzende ambtenaren pogen
hun eindigheid te verdoezelen door zich vast te klampen aan eindeloze
en doelloze arbeid. En Boorstin legt uit hoe de massa haar
dominerende levensdoelen (de moderne cultuur) vervult door zich uit
te leven in een doelloze omgang met de middelen en dit onheil vloeit
voort uit extravagante verwachtingen: de mens doet alsof hij
onsterfelijk is en hij speelt zijn leven waardoor hij zijn
menselijkheid verspeelt. Terwijl hij gelooft het menselijke te
overstijgen, verliest hij het. Uitgerekend in de poging zelf om
godgelijkheid te realiseren, komt de verkeerdheid daarvan aan het
licht. (3)
In
zijn Kritik duidt Rudolf Boehm Pascal aan als de ontmaskeraar
van de middeldoelomkering, met name in zijn Pensées. Het is
de hoogmoed, het streven naar godgelijkheid, wat de mens doet vallen,
zegt Pascal: de goddelijkheid van de ellendige mens bestaat alleen in
zijn fantasie, in zijn gedachten. Tegen de ellende en de dood valt
niets anders te bedenken dan er niet aan te denken. Vandaar zoeken
mensen afleiding ('divertissement') om hun dodelijke
levenseinde niet te moeten zien: in de filosofie, in de oorlog,
in het spel, in de wetenschappelijke arbeid. (4)
Daarbij
is nu de middeldoelomkering bij uitstek zichtbaar in het spel:
we nemen aan dat de gokker speelt (middel) voor geldwinst
(doel) maar in feite is het omgekeerde waar: de geldwinst is slechts
een voorwendsel (dus geen doel doch een middel) om te kunnen spelen,
zodat het spel zelf het doel is. Het voorwendsel is onontbeerlijk
maar het doel is het spel, het 'divertissement', de afleiding die ons
ons trieste lot moet doen vergeten. Rudolf Boehm verwoordt de
essentie van de middeldoelomkering bij Pascal als volgt: De
haas die men achterna rent - men zou hem niet moeten hebben, indien
hij zo werd aangeboden ... Deze haas zou ons niet beschermen tegen de
aanblik van de dood en van de ellende die er ons nog van afhouden,
maar de jacht beschermt er ons tegen. De jacht schijnt een middel
tot het doel: de haas neerschieten. De haas blijkt een voorwendsel te
zijn, hoewel een onontbeerlijk voorwendsel. De jacht is geen louter
middel; in de jacht zelf ligt de belangstelling. Hij leidt af. (5)
Karl
Marx (1818-1883) bevestigt het vermoeden van Fichte: het tijdperk
van het kapitalisme wordt gekenmerkt door productie ter wille
van de productie. Men verkoopt niet (wat men kan missen) om te kopen
(wat men nodig heeft) maar men begint nu ook (ongeacht wat) te kopen
om het te verkopen (met winst), en dat is speculeren, dat is
kapitalisme: het eindeloze, rusteloze opkopen en slijten van om het
even wat met niet langer de behoeftebevrediging als doel maar wel de
eindeloze zucht naar steeds meer winst. De wens om de natuurlijke
behoeften te bevredigen is niet langer de motor van de arbeid maar
het winstbejag en voor wie zich vermaken met de jacht op winst,
speelt alleen de ruilwaarde van de waren nog een rol: hun
gebruikswaarde is van geen tel meer, het is nog louter een
voorwendsel. Hetzelfde geldt dan uiteraard ook voor de arbeid en voor
de arbeiders en de consumenten: wie jagen op winst, interesseren zich
niet langer aan mensen die het beste van zichzelf leggen in het
voortbrengen van nuttige zaken: alleen de arbeidskracht belangt hen
aan en arbeiders worden vervangbaar door nieuwe arbeidskrachten en
door machines; het nut van de producten is bijzaak, hoofdzaak is dat
zij kopers vinden want ook tot kopers worden de mensen in dit systeem
herleid en zij zijn pas winstgevend als men hun zaken kan verkopen
die hun geld niet waard zijn zodat bedrog de regel wordt. Nuttige en
onvervangbare waren zoals (levensnoodzakelijk) voedsel en
(eindige) grondstoffen worden vernietigd en mensen worden getaxeerd,
tot hun economisch nut herleid en vervangbaar geacht terwijl,
paradoxaal genoeg, aan het ruilmiddel geld een (bijna) intrinsieke
waarde wordt toegekend: voedsel wordt vernietigd, kostbare
grondstoffen weggegooid en mensen afgedankt om de koers van een munt
te sturen; (vooralsnog) 'gratis' gezonde lucht en water worden
evenmin gewaardeerd als gratuite arbeid en mensen zonder papieren
worden massaal en straffeloos ingezet als slaven: zij moeten
onderdoen voor rashonden die immers duur worden verkocht. Op die
manier gaat uiteindelijk al het intrinsiek waardevolle eraan: de
gezondheid wordt vernield van zodra zieken meer renderen en het
ongeluk tout-court wordt gecreëerd door wie winst slaan uit het
afkopen ervan. De handel in nutteloze en zelfs schadelijke zaken
neemt toe als zij maar een hogere ruilwaarde hebben, wat bijvoorbeeld
geldt voor drugs, die immers duurder zijn dan brood, ook al doden zij
in plaats van te voeden. Op die manier zal het kapitalisme
uiteindelijk alles vernietigen.(6)
De
huidige pandemie illustreert de genoemde wetten uitnemend.Van
mondmaskers zeggen specialisten dat zij niet werkzaam zijn als
zij niet voorradig zijn en komen zij eenmaal in productie, dan worden
zij door diezelfde specialisten aangeprezen en door politici
verplicht. Vaccins vermelden de bijwerking van hun onwerkzaamheid
voor 5 tot 40 percent van de ingeënten terwijl zij bedoeld zijn om
0,2 percent van de bevolking te redden, een segment dat zich
uiteraard situeert binnen de groep van de 5 tot 40 percent voor wie
de vaccins onwerkzaam zullen blijven maar deze volstrekt nutteloze en
zelfs schadelijk waren moeten en zullen worden verkocht omdat ermee
wordt gespeculeerd: de geldwinst staat voorop en dat succes
rechtvaardigt het moordende kwaad. Een toenemende door het
kapitalisme afgestompte massa acht zich in het bezit van 'gezond
verstand' waar zij oordeelt dat wie niet (langer) economisch nuttig
zijn, het recht verliezen om te leven. God schept het leven maar het
gouden kalf verspert de toegang ertoe en eist als tol het ware, het
goede en het schone op maar eenmaal de ziel verdwenen, geeft alras
ook het leven de geest. (7)
Al
het gezegde geldt nu ook voor de oorlog die immers het verlengstuk is
van de economie. Hij is een vermaak, precies zoals de jacht waarover
Pascal het heeft en het uiteindelijke doel ervan is het doden als
zodanig, wat 'triomferen' wordt genoemd. De moordlust is het doel van
de oorlog, het botvieren van de moordlust. Dat is eveneens het geval
met het fascisme, het totalitarisme, het nazisme: de bedrijvigheid
zelf van het doden, het massaal ombrengen van mensen, schenkt
voldoening aan het stelletje sadisten dat aldus uit de bol gaat ten
koste van straks de hele goddelijke schepping. Als men de kopstukken
van ook deze oorlog goed bekijkt en beluistert, weerspiegelen ze
alleen maar dezelfde mentaliteit, drift of beter 'duivelse ziekte'
die ook Leopold II in de greep had. Met het fortuin buitgemaakt met
de handel in ivoor en rubber ten koste van tien miljoen mensenlevens,
bouwde de megalomane vorst de Brusselse triomfbogen, waarover Emile
Vandervelde zegde dat men die weldra 'de Bogen van de Afgehakte
Handen' (8) zou gaan noemen.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
22 december 2022)
Verwijzingen:
(1)
De Wet van Pascal luidt: Een druk die wordt uitgeoefend op een
vloeistof die zich in een geheel gevuld en gesloten vat bevindt, zal
zich onverminderd in alle richtingen voortplanten.
(2)
Boehm,
Rudolf. (1977). Kritiek
der grondslagen van onze tijd, Het
Wereldvenster, Baarn. (Oorspronkelijk: Kritik
der Grundlagen des Zeitalters (1973)).
Nederlandse vertaling door Willy Coolsaet met een taalkundige revisie
d.d. 2011 van Guy Quintelier. De integrale tekst van het werk is
beschikbaar op het internet op het volgende adres:
https://www.marxists.org/nederlands/boehm/1977/kritiek/index.htm,
;
J.
Bauwens, Panopticum Corona,
p. 960.
(3)
Boehm, Rudolf. (1977), par. 17; J. Bauwens, Panopticum Corona,
p. 960.
(4)
J.
Bauwens, Panopticum
Corona,
p. 961.
(5)
Boehm, Rudolf. (1977), par. 18, eerste deel; J. Bauwens, Panopticum
Corona, p. 961.
(6)
Boehm, Rudolf. (1977), par. 19. J.
Bauwens, Panopticum
Corona, pp. 963-964.
(7)
Boehm, Rudolf. (1977), het eerste stuk van
paragraaf 20. De (nog te vervolgen) theorie werd hier wat
ingeperkt en vereenvoudigd, abstracte formules
werden waar mogelijk door voorbeelden vervangen. J. Bauwens,
Panopticum Corona,
pp. 963-964.
(8)
Adam Hochschild, De geest van koning Leopold II en de plundering
van de Congo, Meulenhoff/Kritak 1998 (in een Nederlandse
vertaling door Jan Willem Bos). (Oorspronkelijk: King Leopold's
Ghost. A Story of Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa,
Adam Hochschild 1998), p. 169.
21-12-2022
Mededeling
Mededeling:
Een
lezer wees ons er op dat de jongste tekst op deze blog gedeeltelijk
onleesbaar was. Bij nazicht bleek de op de blog gepubliceerde tekst
af te wijken van het oorspronkelijke document: woorden werden
herhaald en stukken tekst waren weggelaten of verplaatst. De oorzaak
van de wijzigingen is ons onbekend. Waarschijnlijk gaat het om een
technische storing onder de verantwoordelijkheid van bloggen.be.
J.B.,
21.12.2022
De plundering van de Congo en de genocide van 1890 tot 1910 - Aflevering 11: Het afhakken van handen en hoofden
De
plundering van de Congo en de genocide van 1890 tot 1910
Aflevering
11: Het afhakken van handen en hoofden
Ooit
maakte Timur Leng piramides van afgehakte hoofden om volkeren te
dwingen zich te onderwerpen en een gelijkaardige methode beval ook
het Congo-bewind van Leopold aan in het Manuel du voyageur et du
résident au Congo, handelend over het afdwingen van
gehoorzaamheid, bijvoorbeeld door het nemen van gijzelaars: In
Afrika is het maken van gevangenen ( ) gemakkelijk te doen ( ).
Als je het gevoel hebt dat je genoeg gevangen hebt, dien je uit hun
midden een oude persoon te kiezen ( ) stuur haar naar haar
dorpshoofd om onderhandelingen te beginnen. Het dorpshoofd, dat zijn
mensen vrij wil zien, zal gewoonlijk besluiten afgevaardigden te
sturen. (1) Adam Hochschild: Zelden biedt de
geschiedenis ons de gelegenheid zulke gedetailleerde instructies te
zien voor het uitoefenen van een schrikbewind. (2) Eén van de
dertig redactieleden van het handboek was Léon Rom, de man die zijn
tuin omzoomde met hoofden van ongehoorzame zwarten op palen gespiesd.
(3) Waarom?
Na
Stanley met zijn schrikbewind trok in 1890 een voorname zwarte
Amerikaanse missionaris naar de Congo: William Sheppard. Hij werd er
naartoe gestuurd door de Amerikanen als bruggenhoofd om na de tijd
van de slavernij de miljoenen Amerikaanse zwarten terug te kunnen
zenden naar hun land van herkomst (van hun voorouders) en hijzelf zou
daar twintig jaar werken, geliefd door zijn (kunstenaars)volk, de
(Ba)Kuba. Maar acht jaar later plunderde Leopolds leger ook dit volk
en wel met de bedoeling gijzelaars te maken... om aan rubber te
komen.
Vroeger
al had Columbus (1451-1506) het rubber gezien in West-Indië en het
kreeg zijn naam omdat men er potloodlijnen kon mee uitwissen
('rub out'). In Belfast vond John Dunlop de opblaasbare
rubberband uit die de firma Dunlop begon te produceren in 1890,
waarop een fietsrage volgde en niet veel later kwam dan de auto.
Macintosh maakte er textiel waterdicht mee (voor de vervaardiging van
een macintosh, een regenjas) en het kreeg nog talloze andere
toepassingen in de industrie zodat er wereldwijd een grote vraag naar
rubber kwam. Rubber werd geoogst uit rubberranken maar ook uit
rubberbomen en de rubberkoorts verdrong de ivoorkoorts: Tussen
1890 en 1904 groeiden de totale winsten van rubberwinning in de Congo
met een factor zesennegentig. Rond de eeuwwisseling was de Etat
Indépendant du Congo verreweg de meest winstgevende kolonie in
Afrika geworden (4) - vooral ook omdat de winning van rubber
alleen fysieke arbeid vereiste.
Om
wild rubber te winnen moesten mensen zich wijduit verspreiden door
het regenwoud en vaak in bomen klimmen. ( ) Rubber is gestold sap;
het Franse woord ervoor, caoutchouc, is afgeleid van een woord
van de Zuid-Amerikaanse indianen dat betekent: 'het hout dat huilt'.
(...) (5) Het gaat om een rank waarin een snee moest worden
gemaakt, waaruit langzaam het sap druppelde dat werd opgevangen in
een emmer, een zwaar en gevaarlijk werk, hoog in de bomen. Een
(rubber)tapper moest het siroopachtige rubber drogen zodat het zou
stollen; vaak lukte dat alleen door de substantie uit te smeren over
zijn armen, dijen en borst (6), begrijpelijkerwijze een
pijnlijke zaak. De inboorling houdt er niet van rubber te
maken. Hij moet ertoe worden gedwongen. (7) Die dwang gebeurde
zoals gerapporteerd door onder meer een Britse vice-consul in 1899:
soldaten plunderen een dorp en gijzelen de vrouwen 'totdat het
stamhoofd van het district het verlangde aantal kilogrammen had
binnengebracht. (Dan) werden de vrouwen terugverkocht aan hun
eigenaars voor een paar geiten per stuk, en zo ging hij verder van
dorp tot dorp totdat de verlangde hoeveelheid rubber was
ingezameld.' (8) Bij weigering werden vrouwen gedood of
verkracht. (9) De methode van de quota werd gebruikt zoals ook in het
slavenarbeidssysteem van de sovjetgoelag in Siberië waar ertsen
moesten worden binnengebracht. (10) Er werd gewerkt met de zweep en
met bedrijfseigen milities en er was uiteraard ook de Force
Publique die vaak hun vuurkracht ter beschikking stelden van de
contracterende bedrijven (11), bijvoorbeeld wanneer er
gijzelaars moesten worden gemaakt. (12) Enorme aantallen
Afrikanen werden geronseld ( ): in 1906 vermeldden de boeken van de
ABIR (Anglo-Belgian India Rubber and
Exploration Company) alleen, verantwoordelijk voor slechts een
klein deel van de rubberproductie in de Congostaat,
zevenenveertigduizend rubbertappers. (13) Overal langs
de rivieren liepen colonnes uitgeputte mannen met manden vol
klonterige grijze rubber op hun hoofd soms dertig kilometer of meer
om zich te verzamelen bij de woning van Europese agenten, die op hun
veranda's zaten en de ladingen rubber wogen. Op één inzamelpunt
telde een missionaris vierhonderd mannen met manden rubber. (Het
werd) gekneed (en) in de zon te drogen gelegd. Vervolgens
( ) vervoerd ( ) naar Europa. (14) Er werd betaald met
een stuk textiel, kralen, een paar lepels zout ( ), zaken die
allemaal vrijwel niets kosten ( ). Bij minstens één gelegenheid
werd ( ) betaald in mensen. (Een in 1901 in de buurt van de
Stanleywatervallen vastgelegde getuigenis:) 'Hij heeft me zes
vrouwen en twee mannen gegeven./ Als betaling voor de rubber ( )
waarbij hij me vertelde dat ik hen kon opeten, of hen kon doden, of
hen kon gebruiken als slaven - wat ik maar wilde.' (15) In
1899 vond Sheppard (in opdracht op zoek naar de oorzaak van
verzetsopstanden) met bloed doordrenkte grond, vernielde dorpen
en veel lijken; de lucht was zwaar van de stank van rottend vlees.
(Hij zag) grote hoeveelheden voorwerpen die werden gerookt ( )
en daar waren ze, de rechterhanden, ik telde ze, eenentachtig bij
elkaar'. Zij vormden de bewijzen voor de gedode zwarten.
(...) Hij liet Sheppard trots enkele lichamen zien waar de
handen van afkomstig waren. Het roken werd gedaan om de handen te
verduurzamen ( ). Het afhakken van handen was een opzettelijk
beleid, zoals zelfs hoge ambtenaren later zouden toegeven. (Zo)
vertelde Charles Lemaire na zijn pensionering: 'zodra het ging om
rubber, schreef ik naar de regering: Om rubber te verzamelen in
het district ( ) moet men handen, neuzen en oren afhakken'.
(16) Bij weerspannigheid tegen het rubberregime schoten
strijdkrachten van de overheid of de bedrijven soms iedereen dood die
ze in het oog kregen, zodat de boodschap doordrong tot de
nabijgelegen dorpen. (17) Het standaardbewijs (dat
iemand inderdaad was doodgeschoten) was de rechterhand van het
lijk. ( ) 'Soms', zei een officier tegen een missionaris, gebeurde
het dat soldaten 'een patroon afvuurden op een dier waarop ze joegen.
Dan hakten ze een levende man de hand af. (18) Een officier
van de Force Publique vertelt wat hij deed om gehoorzaamheid
af te dwingen: Eén voorbeeld was genoeg: honderd afgehakte
hoofden en sindsdien zijn er voldoende voorraden op de basis geweest.
Mijn doel is uiteindelijk humanitair. Ik heb honderd mensen gedood
( ) maar daardoor kregen vijfhonderd anderen de kans te blijven
leven.' (19) Zo konden sadisten ( ) hun lusten volop
botvieren. (20) Adam Hochschild beschrijft er een aantal in
detail met naam en toenaam. (21)
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
20 december 2022)
Verwijzingen:
(1)
Adam Hochschild, De geest
van koning Leopold II en de plundering van de Congo,
Meulenhoff/Kritak 1998 (in een Nederlandse vertaling door Jan Willem
Bos). (Oorspronkelijk: King Leopold's Ghost. A Story of
Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa,
Adam Hochschild 1998), p. 166.
(2)
O.c., p. 166.
(3)
Ib., p. 166.
(4)
Ib., p. 164.
(5)
Ib., p. 164.
(6)
Ib., p. 165.
(7)
Ib., p. 165.
(8)
Ib., p. 165.
(9)
Ib., pp. 165-166.
(10)
Ib., pp. 166-167.
(11)
Ib., p. 167.
(12)
Ib., p. 167.
(13)
Ib., p. 167.
(14)
Ib., p. 168.
(15)
Ib., p. 168.
(16)
Ib., pp. 168-169.
(17)
Ib., p. 169.
(18)
Ib., p. 169.
(19)
Ib., p. 170.
(20)
Ib., p. 170.
(21)
Ib., p. 170.
20-12-2022
De waarheid over de derde wereldoorlog - Aflevering 3: Het dak
De
waarheid over de derde wereldoorlog
Aflevering 3: Het dak
In
zijn boek uit 1998, getiteld: De geest van koning Leopold II en de
plundering van de Congo, vertelt de Amerikaanse historicus Adam
Hochschild hoe bij de kolonisatie van de Congo onder de Belgische
koning Leopold II in de laatste decennia van de negentiende en in de
eerste decennia van de twintigste eeuw, beschavingswerk en
bestrijding van de slavenhandel wordt voorgewend om de
plundering van een vreemd territorium en een navenante genocide van
de plaatselijke bevolking te kunnen verwezenlijken en meteen te
verkappen. De gebruikte methode werd in een meer algemene en
filosofische context uitvoerig beschreven door de Duits-Belgische
wijsgeer Rudolf Boehm in diens Kritik
der Grundlagen des Zeitalters uit
1973 als de zogenaamde middel-doelomkering. Om
het met een voorbeeld van Blaise Pascal te omschrijven: onder het
voorwendsel de honger te bestrijden komt de jager tegemoet aan zijn
eigenlijke doel dat bestaat in het plezier van de jacht en op die
manier wordt het voorgewende doel (het voedsel) het middel om het
eigenlijke doel (de jacht), dat bedrieglijkerwijze als middel werd
voorgesteld, te bekomen.
Verwant
aan de middeldoelomkering is de verwisseling van enerzijds drijfveren
of motieven en anderzijds redenen, waarbij de motieven de werkelijke
redenen zijn die echter worden verzwegen of worden verborgen onder de
leugenachtig opgegeven redenen welke in feite argumenten zijn. Een
bijzonder onderdeel van de argumentatieleer is de leer van de
drogredenen en niet zomaar worden de argumentatieleer en de retorica
of de welsprekendheid soms stoutweg benoemd als de bij uitstek door
advocaten zo veelvuldig beoefende 'kunst van het liegen'. De
discrepantie tussen redenen en drijfveren weerspiegelt zich tenslotte
eveneens in de kloof die gaapt tussen de werkelijkheid en de kennis
daarvan of beter: de theorieën daarover, want weliswaar is de
werkelijkheid één maar haar beschrijving is alles behalve
eenduidig, om niet te zeggen dat er zoveel verschillende en elkaar
tegensprekende theorieën over de werkelijkheid bestaan of denkbaar
zijn dat alleen al dit aantal kan gelden als een afdoend bewijs voor
de stelling dat niet één ervan juist kan zijn. En dit bedrog
bereikt zijn climax waar bijvoorbeeld in de politiek de
beschrijvingen alsnog aanspraak maken op een hoger
werkelijkheidsgehalte dan de beschreven dingen en feiten: quod non
est in scriptis, non est in mundo. Mensen zonder papieren worden
als onbestaande beschouwd terwijl louter papieren die geen enkele
realiteit dekken, erkenning afdwingen voor wat niet bestaat doch
enkel wordt voorgewend.
En
zo belanden we bij het bijzondere feit dat onze samenleving enkel
bestaat in de opgesplitste vorm waarbij de maatschappij zoals zij
over zichzelf spreekt, niet alleen grondig verschilt van de
maatschappij zoals zij in werkelijkheid functioneert maar dat zij
daar tevens lijnrecht tegenover staat.
Dat
vandaag een geleerde uitpakt met de idee dat senioren in
zorginstellingen zich bijvoorbeeld inzake de tijdstippen van opstaan
en slapengaan helemaal niet horen te schikken naar de regels van het
huis maar dat zij daarover zelf moeten kunnen beslissen omdat zij
daar in de eerste plaats wonen, maakt duidelijk dat de
schending van elementaire mensenrechten een vanzelfsprekendheid kon
worden in een samenleving die pretendeert deze te verdedigen doordat
de voorstelling van zaken in feite prevaleert op de dingen zelf, met
andere woorden: omdat de leugen er meer in de pap te brokken heeft
dan de waarheid, wat vanzelfsprekend een consequentie is van het
recht van de sterkste. Als de zwakkere liegt, wordt hij
terechtgewezen en gestraft maar de sterkere zal a priori aan elke
terechtwijzing ontsnappen zolang de waarheid een product is van de
macht.
Bejaardentehuizen
dienen voor de verzorging van bejaarden maar tegelijk dienen zij ook
voor de financiële verrijking van de betrokken investeerders. Mensen
studeren voor arts ter verzorging van de zieken maar tegelijk doen
zij dat gebeurlijk ook om zich een zekere sociale status te
verwerven, al kan men nooit zeggen dat die status geen ongewilde
bijwerking is, ook al blijkt bijvoorbeeld het aantal
priesterroepingen recht evenredig af te nemen met het verlagen van de
status van dit beroep. Mensen studeren om kennis op te doen maar
omdat die dan weer in functie staat van beroepsuitoefening terwijl de
job noodzakelijk kan zijn voor de zelfinstandhouding, staat studeren
niet alleen in dienst van het weten maar evenzeer van het eten. Het
is met andere woorden niet altijd even duidelijk hoe de vork aan de
steel zit maar het bestaan van de dubbele boekhouding en de dubbele
moraal kunnen niet worden ontkend.
Of
men in een zorginstelling überhaupt nog kan wonen is zeer de vraag
omdat dit wonen onderworpen is aan condities die men niet altijd
volledig in handen heeft zodat het uiteindelijk nimmer gegarandeerd
kan worden. Dit terwijl het wonen een vanzelfsprekendheid zou moeten
zijn precies zoals het hebben van een eigen lichaam waarover men het
meesterschap heeft maar ook dit laatste is allang niet meer het
geval. Het eigen lichaam is verbonden met de gezondheid welke voor
een almaar toenemend deel wordt beheerd door derden die men voor deze
dienst betaalt met een inkomen dat op zijn beurt zijn onzekerheid
onder meer aan een gezondheidstoestand heeft te wijten. Zoals men
voor de bestaanscondities van zijn woonst afhankelijk is van een
inkomen en van gas, water, elektriciteit en zo meer, zo ook beheert
men niet langer het eigen lichaam en de eigen geest, die men immers
veeleer huurt tegen de prijs van hun tewerkstelling in projecten
waarvan de uiteindelijke betekenis onbekend blijft alsook degene of
degenen die ze uitvoeren. Er bestaat met andere woorden een slavernij
welke te maken heeft met het lichaam maar er bestaat eveneens een
slavernij welke de woonst betreft waarin het lichaam zijn onderdak
heeft.
Wonen
heeft te maken met het ruimtelijke aspect van ons bestaan en met onze
fysieke kwetsbaarheid maar in een kapitalistisch bestel wordt ook de
territoriale factor steeds belangrijker in de betekenis van eigendom.
Eigendom is geen vanzelfsprekendheid terwijl de persoonlijke
integriteit en de privacy mensenrechten zijn die alleen maar
gevrijwaard kunnen worden door middel van eigendom dat allerminst een
recht is waarop iedereen zomaar aanspraak zou kunnen maken. Mensen en
dan vooral ouderen in zorginstellingen moeten zich bezinnen over hun
privacy omdat die een conditie is voor het menselijk bestaan.
Iemand kan weliswaar overleven zonder privacy maar hij kan dat
evenwel niet als mens omdat, om het simpel te houden, de
mogelijkheid tot het hebben van geheimen een voorwaarde is voor het
kunnen bestaan van de persoon die ze koestert. Het alziend oog van de
camera die zogezegd onze veiligheid moet garanderen, fnuikt niet
alleen onze vrijheid maar vernietigt reeds het eigen Zijn als zodanig
door het openbaar te maken en voor principieel iedereen toegankelijk.
Een mens is onderworpen aan het oog van wie hem gadeslaan van zodra
hij niet ziet wie hem zien en dus van zodra hij naar het bestaan en
de bedoelingen van wie hem volgen slechts het raden kan hebben.
Terwijl hem gezegd wordt dat hij door de camera wordt beveiligd, weet
hij zich slechts belaagd en vooral beroofd van de vrijheid om te
handelen omdat hij niet langer handelt in een wereld die alleen van
hem is en van niemand anders. Die vrijheid bezit men in zijn droom
maar het kunnen meenemen van zijn droom naar het werkelijke leven is
de voorwaarde voor een leven dat het volstrekt voorspelbare bestaan
van de dode sterren en planeten overstijgt omdat een volwaardig
menselijk bestaan samenvalt met de mogelijkheid van de realisatie van
zijn dromen.
De
woonst is de plek waar men zich uit de openbaarheid terug kan trekken
en waar men zich dus kan losmaken van de blik van derden. De
wetenschap dat men de blik van vreemden van zich afgeworpen heeft
doordat men bijvoorbeeld het licht heeft gedoofd en de vensters en de
deuren heeft gesloten, is noodzakelijk voor de terugtrekking in de
droom welke pas kan intreden van zodra men zich heeft overgegeven aan
de slaap. De overgave aan de slaap vergt het loslaten van de controle
over zichzelf en die vereist uiteraard dat het aan derden onmogelijk
wordt gemaakt om controle te krijgen over de slapende. Dat de
slapende zich overgeeft aan de slaap en aan zijn droom houdt in dat
hij terecht komt in een wereld waarover hij en hij alleen het
meesterschap bezit omdat het zijn wereld is en die van niemand
anders. Ontbreekt deze privacy dan is sprake van indringers en die
kunnen hun onrecht nooit verantwoorden door te verwijzen naar de
veiligheid van wie zij aldus aan hun blik onderwerpen.
Uiteraard
staat in het donkere jaareinde het wonen centraal en het wordt
uitgebeeld door de stal die zich nu tijdelijk binnenin elk huis
ontpopt: de stal is het huis van het kerstekind dat in zijn latere
leven geen steen zal vinden om het hoofd daarop te laten rusten. De
woonst die een einde moet maken aan de rusteloosheid welke de
daklozen door de straten jaagt, ontbreekt voor alsmaar meer mensen.
De eigendom is voorbehouden aan de happy few maar ook de huurders
dreigen hun tijdelijke nederzettingen te verliezen in gevolge de
noodzaak welke de oorlog begeleidt en in de verte doemen reeds de
kazernes op die al realiteit zijn voor de miljoenen
oorlogsvluchtelingen die men in Turkije en op de Griekse eilanden
heeft tot staan gebracht. Zij wachten in barakken waarvan iedereen
intussen wel weet dat wie er wordt ondergebracht elk vooruitzicht
moet missen om daar ooit nog weg te komen, wat uit het wachten de
daaraan inherente hoop weg rooft. Handelen is een activiteit, wachten
is een passiviteit maar wachten naar niets of naar niemand is nog
iets heel anders dat maar moeilijk in woorden gevat kan worden.
Edoch,
zoals ook elders vaker het geval is, raken ook hier de uitersten
elkaar en bespeurt men gebeurlijk een verwantschap tussen het wachten
op niets en de rust welke het wonen schenkt want ook wonenden lijken
te wachten zonder dat ook maar iets dit wachten nodig maakt. De
daklozen lijken hier te gelijken op de superrijken zoals de compleet
verzadigden gelijken op de niet meer levenden en zoals zij die het
hoofd kunnen bieden aan quasi al hun behoeften, gelijken op degenen
die quasi al hun behoeften hebben kunnen bevredigen. Als de
heerlijkheid van de verrijzenis bestaat, dan vereist zij de gruwel
van de kruisdood, zoals de christelijke theologen beweren. De donkere
zes weken gaan noodzakelijk vooraf aan het licht van Pasen, de nacht
aan de dag, het wroeten aan de rust, het zoeken aan het vinden.
Heel
binnenkort zal ook voor de gezeten burgers het dak geen bescherming
meer bieden en zal men zijn toevlucht nemen tot de schuilkelders voor
de eeuwigheid.
(J.B.,
20 december 2022)
Verwijzingen:
(1)
Adam Hochschild, De geest van koning Leopold II en de
plundering van de Congo,
Meulenhoff/Kritak 1998 (in een Nederlandse vertaling door Jan Willem
Bos). (Oorspronkelijk: King Leopold's Ghost. A Story of
Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa,
Adam Hochschild 1998).
(2)
Boehm,
Rudolf. (1977). Kritiek
der grondslagen van onze tijd, Het
Wereldvenster, Baarn.
(Oorspronkelijk: Kritik der
Grundlagen des Zeitalters (1973)).
Nederlandse vertaling door Willy Coolsaet met een taalkundige revisie
d.d. 2011 van Guy Quintelier. De integrale tekst van het werk is
beschikbaar op het internet op het volgende adres:
https://www.marxists.org/nederlands/boehm/1977/kritiek/index.htm
. Voor
een synthese, zie: Panopticum
Corona
(http://blogimages.seniorennet.be/tisallemaiet/attach/170161.pdf
)
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: