Foto
Foto
Blog als favoriet !

Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres:

http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto


"Trans-atheïsme"

Download dit boek als PDF:

Jan Bauwens - Transatheïsme.pdf (3.6 MB)   

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto



Download dit boek als PDF:

"Het einde der tijden"



Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Tisallemaiet
Alle rechten voorbehouden
Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
30-12-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwjaar 2012

Nieuwjaar 2012

Toen eind 2011 de Noord-Koreaanse dictator stierf, leek gans het volk gedompeld in een diepe rouw. De nieuwslezeres kon het bericht niet over haar lippen krijgen en stortte voor het oog van de camera in van verdriet. En zo ook jammerden alle burgers: tijdens de begrafenisplechtigheid moesten ze zowaar door gewapende soldaten tegen zichzelf worden beschermd. Dit deed denken aan de dood van koning Boudewijn in 1993. Het riep ook herinneringen op aan de gijzeling in Stockholm in augustus 1973. De mensen die daar na een bankoverval gedurende vijf dagen werden vastgehouden, gingen sympathiseren met hun gijzelnemers en dit opmerkelijk psychologisch gedrag kreeg de naam 'Stockholm-syndroom'.

Mensen vereren diegenen die macht hebben over hun leven, en zo ontstond wellicht de godsdienst. Niet de goeden worden vereerd, niet de zachtaardigen en zij die geven, niet de ouders van wie men verwacht dat zij alles voor hun kinderen doen. Neen, alle eer gaat exclusief naar hen die een bedreiging vormen, naar diegenen uit wiens handen men moet eten en die bijgevolg ook de macht bezitten om ons van honger om te laten komen. Eer en roem bedelen wij toe aan wie de loop van het geweer op ons richten omdat, zoals Mao in zijn 'rode boekje' schreef, alle macht komt uit de loop van een geweer. En omdat wij ook de massa moeten vrezen, volgen wij de massa, ongeacht in welke richting zij zich begeeft.

Hysterie betekent zoveel als tot paniek leidende twijfel en dit geleerd klinkende woord kennen wij nog uit de theorie van Sigmund Freud (1856-1939), een der stichters van de dieptepsychologie - de psychologie van het onbewuste en het onderbewuste - en van de psycho-analyse. In zijn case-studies voerde Freud enkele hysterische dames ten tonele, patiënten die niet in staat bleken om verantwoordelijk te zijn voor de eigen keuzes en die op een ziekelijke manier naar afhankelijkheid streefden en naar een vorm van veiligheid die de gezonde vrijheid in de weg staat. Massahysterie is de twijfel die opduikt wanneer wij ons bevinden in een (al dan niet lijfelijk aanwezige) menigte: de druk van de massa maakt dat wij ons onzeker voelen, dat wij in het volk kopje onder willen gaan, dat we het te allen prijze vermijden om op te vallen en dat we de meerderheid nadoen en zelfs na-apen, wat in feite inhoudt dat wij onze eigen identiteit of persoonlijkheid prijsgeven om aldus het vege lijf te redden. Massahysterie is de geestesziekte die maakt dat wij wenen als alle anderen wenen, dat wij juichen als ook alle anderen dat doen, dat wij 'love' en 'peace' scanderen samen met de massa, maar evengoed dat wij met anderen mee aan het moorden gaan in oorlogstijd. Men zal het met nieuwjaar niet graag horen, maar het is massahysterie die er voor zorgt dat wij op Sint-Silvester vuurwerk afsteken en dat wij op de eerste januari aan iedereen het beste wensen. Het is de angst om er niet meer bij te horen die maakt dat wij op nieuwjaarsdag gezellig feesten.

Een paradox warempel als men vast moet stellen dat gezellig feesten een direct gevolg van angst kan zijn, en dat zegt heel wat over de aard van het sociale wezen dat de mens is - het kuddedier met andere woorden. Op school werden wij ooit als 'asociaal' bestempeld toen wij weigerden om mee te doen met de klas wanneer zij lachte met een achterblijver. Sociaal gedrag kan inderdaad bijzonder moordend zijn en dat men het asociaal-zijn steeds vaker identificeert met psychopathie zonder meer, toont slechts aan hoe groot het taboe is dat rust op een mogelijke ontmaskering van het ware karakter van de kuddegeest. Kuddegeest verheft de groep boven het individu en legt zodoende mét de persoonlijkheid ook alle menselijkheid het zwijgen op. Waar een kudde tegenover een andere kudde staat, is er oorlog. Waar zij staat tegenover een eigen lid, sluit zij het uit en doodt zij het op die manier te langen leste evenzeer. Elk lid moet derhalve de eigen kudde vrezen, meer nog dan het vrezen moet voor vreemden uit wiens handen het tenslotte niet moet eten. Het zich schikken naar de normen van de groep verloopt derhalve onder een nog veel grotere dwang dan het ten strijde trekken naar het front. Geen gedrag is zo oneigenlijk als het gedrag dat wij vertonen als wij feesten. Geen gedrag is zo onpersoonlijk en zo onmenselijk als het gedrag dat door de kudde afgedwongen wordt. Feestvieren is bezwijken onder groepsdruk, het is het menszijn opofferen aan het deel uitmaken van een bende - dat laatste wordt ook wel eens bestempeld als 'banditisme'.

Uiteraard is de maatschappij en het lidmaatschap ervan een mes dat aan twee kanten snijden kan: samen vieren kan ook menselijk en persoonlijk zijn van kleur als het in vrijheid plaatsheeft, wat wil zeggen bewust, want vrijheid vereist bewustzijn en pas onwetendheid kan tot verknechting leiden. Het is alleen soms zeer de vraag of mensen weten wat ze doen als zij zich bezatten en als zij brassen aan een al te uitgesponnen dis terwijl vaak achter de eigen feestgevel op straat, daklozen verkleumen in de sneeuw. Vijftigduizend telt ons landje er vandaag en het zijn allen mensen die door medemensen uitgesloten zijn, personen die om de een of andere reden weggeduwd worden uit de groep om in de kou op straat, heel vaak na vele jaren strijd, tenslotte om te komen. En is een groep die dit met enkelingen doet geen bende? Is hier de benaming 'banditisme' echt te ver gezocht? Moet men niet zeggen dat dit sociaal gedrag echt psychopatisch is en werkelijk waanzinnig? En dat de feestvarkens steeds vaker hun naam hebben verdiend?

Steeds groter wordt de groep van mensen die zich tegen deze boosheid keren, verontwaardigd zijn en indignados heten. Zonder twijfel en geheel terecht zullen zij over nieuwjaar zeggen dat dit het kapitalistische feest bij uitstek is, en derhalve het feest van de verspilling. Want op een andere manier dan middels maximale verspilling kan zich de winnaar van de moordende concurrentie in het systeem van geld en macht niet manifesteren. Tegen het licht van deze waarheid krijgt het spetterendste vuurwerk dan ook een schijn van duisternis. Verspilling immers is ook ontvreemding van middelen bij noodlijdenden, en is derhalve doodslag, want wat de ene teveel heeft, is uitgerekend wat een ander mist. De kloppen van het buskruit van het nieuwjaarsvuurwerk gaan daarom jaar na jaar steeds meer gelijkenis vertonen met de kloppen van oorlogsbommen en granaten. Maar laten wij hopen dat dit vreselijke scenario slechts het kwalijke gevolg is van een misvallen portie oesters!

(J.B., 30 december 2011)


25-12-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kerstdag 2011

Kerstdag 2011

De "struggle for life" met zijn "recht van de sterkste" heerst in het ganse dierenrijk waartoe ook de mens behoort, die net zoals alle andere dieren moet eten om in leven te kunnen blijven. Voor de slechte verstaander: niet één diersoort, en dus ook niet de mens, kan zich met stenen voeden of met zand of alleen maar met water. Ook de mens dient ander leven op te eten en per definitie is de opgegetene zwakker dan zijn opeter want slechts wie zich niet verweren kunnen, laten zich verorberen.

Het kannibalisme bij mensen is - enkele uitzonderlijke culturen niet te na gesproken - uit de tijd. Maar dat men zijn soortgenoten niet verorbert, volgt slechts schijnbaar uit het feit dat men dit nu al te wreedaardig vindt. Of bant men dan wreedheden zoals de verkeersslachtingen, de oorlog en de honger? Van honger alleen komen vandaag nog dagelijks twintigduizend kinderen om. Neen, de eigenlijke reden waarom mensen hun soortgenoten niet langer koken, braden of inpekelen, blijkt veeleer economisch van aard. Een varkentje biedt immers evenveel eiwitten als een mens, terwijl een levende mens die men voor zich laat werken, vaak dágelijks de waarde van zijn eigen vlees in het laatje brengt. Logischerwijze zou men zich uitsluitend nog met onproductieven mogen voeden. En men stelt ook vast dat zij vandaag naar de slachtbank worden gebracht.

Dat de opgegetene per definitie zwakker is dan zijn opeter, geldt weliswaar voor het individu maar beslist níet voor de soort: een beer zal evenmin aarzelen om een ongewapende man te verslinden, als een gewapende man zal aarzelen om een beer neer te schieten. Mensen eten vandaag volop vissen, vogels, varkens en vele andere soorten, maar vanzelfsprekend is het uitgerekend om die en geen andere reden gewoon onmogelijk dat de mens alle andere soorten zou overleven. In het kannibalisme - het opeten van soortgenoten - toont zich nog het best van al dat het enkelingen zijn die tegenover enkelingen staan en niet soorten tegenover soorten.

Al moet hier volledigheidshalve wel aan toegevoegd worden dat een soort, en bij uitstek de mensensoort, blijkt te bestaan uit verschillende sociale lagen of kasten die zich - anders dan klassen - vrij rechteloos tegenover elkaar gedragen. In India bijvoorbeeld is er de kaste van de zogenaamde 'onaanraakbaren', en ook hier in het Westen lijkt zich een heel nieuwe groep te vormen, welke zichzelf heeft gedoopt met de naam 'indignado's'. Niet toevallig op Kerstavond heeft de Katholieke Kerk zich hier te lande bij monde van haar aartsbisschop achter deze groep van verontwaardigden geschaard.

Anders dan de onaanraakbaren - evenals prinsen speelballen van het lot - hebben de indignado's zelf beslist om een groep apart te gaan vormen. Zij vertonen dan ook veel gelijkenis met de groep van de Christenen die, exact tweeduizend jaar geleden bij monde van hun stichter die toen de leeftijd van twaalf jaar bereikte en optrad voor de schriftgeleerden in de tempel, zijn verontwaardiging uitte over het feitelijke ongeloof achter alle woorden, wetten en machten van die tijd. De net niet politieke tegenbeweging welke deze uitzonderlijk verstandige man teweeg bracht, echoot door tot in deze tijd, wellicht ook omdat zoals nooit voordien vandaag alom verwaande Herodessen, Nero's en andere mensenmoordenaars zich dronken dansen rond het beeld van de mammon. Eenmaal volwassen, richtte Jezus zich tot de religieuze gezagsdragers van zijn tijd, de witgekalkte graven of de handelaars in de tempel van zijn Vader.

Het lijkt er vandaag wel heel sterk op dat in deze vreselijke tijden de koopwaar waarop keizer en paus zijn gaan bieden, het volk zelf is, en dat zijn wij. O, gouden kalf! De keizer zwaait met zijn sociale zekerheid, die naderhand een luchtbel blijkt; de paus scandeert de caritas, het vernis over het machtsmisbruik. En de Mens staat nu geheel verweesd terzijde, zonder vader of moeder, zonder dak of bed. Op Kerstdag.

(J.B., 25 december 2011)


22-12-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Staakt begot!

Staakt begot!

Amper een paar jaar geleden bleek wereldwijd dat hebzuchtige én onbekwame bankiers de zuurverdiende spaarcenten van de brave burgers hadden vergokt. Het faillissement der banken diende zich aan, maar alom bleken politici ineens 'medelijden' te hebben met de getroffen rijkaards en zij beslisten het gelag te laten betalen door de armen, die immers verplicht de broeksriem aantrokken om de spaarrekeningen van de rijken aan te zuiveren. Wellicht de stoutste verwachtingen der sluwe rijkaards verre overtreffend, verliep die operatie klaarblijkelijk zonder het minste protest, wat ongetwijfeld een inspiratiebron zal zijn geweest om nog meer stappen in die stoutmoedige richting te gaan zetten. En het gaat er heel sterk op gelijken dat de bezittende klasse nu zelfs denkt te mogen geloven dat de dappere werkmens het niet eens door heeft dat zij, op hoge hakken paraderend met die neerbuigende verhaaltjes over studeren en met pensioen zijn op de kosten van de staat, de schuld voor het hele debacle in zijn versleten schoenen schuiven. Het slachtoffer krijgt de schuld, een cynischer scenario is zowaar volstrekt ondenkbaar.

De armen worden à volonté leeggemolken: niet één keer, niet twee keer, doch om de haverklap opnieuw. Om te beginnen gaan corrupte politici, in de naam van nochtans spaarzame burgers, handenvol geld lenen bij de banken, in ruil voor verkiezingssteun. Iedereen weet immers dat het kapitaal pas groeien kan als leengeld aan de armen dat van hen dubbel en dik wordt teruggeëist. En willen de armen niet lenen, dan doen politici dat buiten hun medeweten wel in hun plaats, zodat wie hard werken en niets bezitten, meervoudig worden bestolen en bedrogen. Door dictators omgekochte verkozenen persen hun kiezers het bloed onder de nagels uit in opdracht van een vampierenkaste die zich eraan bezat.

Een land dat op zijn gat zit door overdadige en bijgevolg niet meer af te betalen leningen door haar corrupte politici bij de banken, gaat failliet en is derhalve een schrikbeeld voor bankiers alom ter wereld: een failliet land bestaat immers niet langer en zal de banken naar hun intrest laten fluiten. Maar daarop anticipeerden die sluwe rijkaards al met wat zij ons verkochten, verkapt als 'éénmaking' en 'solidariteit': zij hebben ons Europa door de strot geramd alsof wij leverganzen waren. Europa waarborgt immers dat de afbetalingen aan de banken doorgaan, want geheel verarmde landen worden voortaan in het spijzen van de rijken bijgesprongen door vooralsnog niet geheel verarmde, zij het dat de laatst genoemden aldus onvermijdelijk mee de afgrond ingetrokken worden.

Het cynisme, andermaal, viert feest. Het slachtoffer krijgt warempel de schuld voor de misdaad in de schoenen geschoven. En om het hondse spektakel compleet te maken, haalt de uitbuitende klasse haar aloude truuk nog eens uit de doos. "Verdeel en heers", zei Caesar, en zij krijgen zowaar dat deel van de armen op hun hand dat kennelijk over geen enkele weerstand meer beschikt, en zij zetten die op tegen de andere helft die staken. Met het beschuldigende verhaal, godbetert, dat het de armen zijn die de staat bestelen en die maar eens langer zouden moeten werken! Aan elkeen een zalige Kerst!

(J.B., 22 december 2011)


17-12-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het vat der Danaïden en onze wrede wereld
 

Het vat der Danaïden en onze wrede wereld


Iedereen weet intussen wel dat de Griekse mythologie allerminst een verzameling van verzinsels is. Wat de genen zijn voor een soort, dat zijn de memen voor een cultuur, en de Griekse mythologie vormt dan de memetische code van de mensheid. In twee woorden wil dat zeggen dat het patroon van alles wat het mensdom ooit zal overkomen in zijn meest elementaire vorm reeds in de mythen wordt verhaald.


De Griekse mythen, zo beweren sommigen, geven een bijzonder pessimistische kijk op het bestaan. Bij nader toezien echter blijkt dat oordeel overhaast: qua wreedheid blijkt de werkelijkheid de mythen aardig bij te benen.


Voor de volledige en oorspronkelijke geschiedenis van de Danaïden, conferatur Kris Vansteenbrugge 2011. (1) Daar wordt verteld hoe negenenveertig van Danaos' vijftig dochters ertoe kwamen om hun echtgenoten te vermoorden. In de onderwereld beland, werden ze daarvoor gestraft met de onuitvoerbare opdracht om een bodemloos vat met water te vullen.


Menig grafisch kunstenaar heeft het vat der Danaïden uitgebeeld. Op elk van die taferelen ziet men hoe jonge vrouwen met kruiken geladen water aandragen en het dan uitgieten in een reusachtig vat dat lekt. Het water loopt onderaan uit het reuzenvat en vormt aldus de beek waaruit zij het eeuwig putten.


De aandachtige toeschouwer van dergelijke, vaak idyllische taferelen zal zich misschien wel de bedenking maken dat de aard van de opdracht waarmee de moordlustige Danaïden in de Tartaros werden gestraft, in wezen niet verschilt van de taken die aan álle mensen worden toebedeeld tijdens hun verblijf op aarde. Opdrachten waarvan het einde zoek is, vindt men immers makkelijk terug in alle obligate menselijke bezigheden, die er immers op gericht zijn om het leven te bestendigen. Het harde labeur van het zaaien en maaien herneemt telkenjare en kan nimmer beëindigd worden dan op straffe van de hongerdood. Wij leven nooit voor eens en voor altijd, wij moeten elke dag opnieuw voedsel tot ons nemen om in leven te kunnen blijven en op die manier huren we als het ware ons bestaan dat niet het onze blijkt en dat wij evenmin middels een koop tot het onze konden maken. Eten om te kunnen leven is in feite dweilen met de kraan open, en dat doen wij ook als wij dagelijks fysiek strijden tegen de aftakeling die ons hoe dan ook op zekere dag zal hebben ingehaald.


De Danaïden in de Tartaros zijn er op de keper beschouwd zelfs helemaal niet slechter aan toe dan wij, tijdens ons verblijf op aarde. Als men de schilderachtige decors in ogenschouw neemt – het geliefkoosd biotoop waarin zij door de vele schilders worden geplaatst – dan zou men hun bezigheid zelfs gaan benijden: dat hun taak onvoltooibaar is, wil ten langen leste alleen maar zeggen dat hij tenminste niet wordt afgebroken door de dood. Dat het allemaal blijft duren, blijkt in aardse ogen allerminst een foltering: de onvoltooibaarheid van de opdracht constitueert daarentegen het eeuwig leven zonder meer, en wat kan men dan nog meer verlangen?


(J.B., 17 december 2011)


Noten:


(1) Kris Vansteenbrugge, Uit het schuim van de zee. De Griekse Mythologie in 136 verhalen, uitgeverij Zookie 2011: http://www.bloggen.be/dzeus/archief.php?ID=1422198 




11-12-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oedipus ten voeten uit

Oedipus ten voeten uit



Het leven is fundamenteel rampzalig, want elk levend wezen wordt door zijn geboorte zelf ter dood veroordeeld. En het menselijk leven is nog het rampzaligste van allemaal, daar waarschijnlijk alleen de mens zich van die ramp terdege bewust is en dan nog op elk ogenblik van zijn bestaan. Het menselijk bestaan is derhalve niet alleen omwille van zijn eindigheid rampzalig, maar tevens vanwege het besef daarvan, wat ervoor zorgt dat de ramp van de dood in zijn verschrikkelijkheid wordt overtroffen door het leven zelf dat hier noodgedwongen onophoudelijk aan denkt. Aldus ziet men de dood niet zelden als een verlossing, daar hij een eind maakt aan dat ondraaglijke besef, wat het bestaan geeft aan de grootste perversie aller tijden: in de idee dat de dood de mens verlost van zijn leven, worden de rollen omgedraaid en voltrekt zich het allerondenkbaarste noodlot: het leven krijgt de betekenis van de dood, en de dood gaat eruit zien als het leven.

Heel wat perversies zijn voorafgegaan aan de hoger geschetste, en zij laten zich benoemen als gevallen van tegendoelmatigheid of contraproductiviteit. Het gegeven is zo oud als de beschaving zelf en uitgerekend in de Helleense cultuur, die de Westerse schraagt, vormt zij de permanente en solide grondslag van de tragedie. De mens die zijn noodlot wil ontlopen, loopt het in de armen. In zijn hardnekkigste verzet blijkt hij zijn ondergang slechts te bespoedigen. Zijn wil is niet alleen krachteloos maar keert zich tegen hem en doet hem de das om. Ons het meest bekend is de mythe van Oedipus.

"Wees blij dat gij geen kinderen hebt, zo sprak het orakel [tot koning Laos van Thebe], want indien uw vrouw [Iokaste] een zoon baart, zal hij, eenmaal groot geworden, zijn vader van het leven beroven." (1) De ouders doen al het mogelijke om geen kind te krijgen, wat mislukt. Vervolgens verminken ze hun zoon aan zijn voeten en ze verbergen hem ver weg, maar als hij opgroeit, op zijn beurt het orakel raadpleegt en verneemt dat hij zijn vader doden zal en met zijn moeder huwen, vlucht hij weg om dat ongeluk alsnog af te wenden. Onderweg geraakt hij slaags met een tegenligger die hij doodt. Verderop bij de stadsmuren van Thebe verspert de sfinx hem de weg: zij laat de voorbijgangers pas gaan als dezen haar raadsel kunnen oplossen, zoniet stort zij hen in de afgrond. Oedipus lost als eerste het raadsel op en de sfinx stort zichzelf in de afgrond. Maar met deze tweede overwinning bezegelt Oedipus andermaal zijn ondergang. Als held wordt hij aan Iokaste uitgehuwelijkt en zij schenkt hem vier kinderen. Onheil komt over Thebe en het orakel spreekt over de nog ongewroken moord op koning Laios, waarop de blinde ziener Teiresias geraadpleegd wordt. Deze wijst Oedipus aan als de moordenaar van zijn vader en Iokaste verhangt zich. "Oidipous stak zichzelf de ogen uit en verliet de stad. Zijn oudste dochter, Antigone, had medelijden met hem. Dolend trokken de blinde Oidipous en Antigone, als bedelaars door het land" (2) Bij Athene aangekomen, geeft koning Theseus hen de toegang tot een heilig woud, gewijd aan de Schikgodinnen. "Daar scheurde de aarde open onder de voeten van Oidipous en hij betrad het rijk der doden: de goden hadden zich ontfermd over deze ongelukkige held, de misdadiger buiten zijn eigen wil, die als geen ander de speelbal van het Noodlot was geweest". (3)

Als geen ander de speelbal van het noodlot is de mens die in het leven slechts de dood kan zien en in de dood de verlossing van het leven. Hij gaat de dood najagen zoals Sigmund Freud dat heeft ontsluierd, en het doodsverlangen of de Thanatos staat lijnrecht tegenover Eros. Zo ontwaart het meest succesvolle geloof op aarde het eigenlijke leven aan de overzijde van de dood en die religie doet ook allen naar Thanatos verlangen, terwijl het mét de Eros het aardse leven afzweert en veracht. Oedipus is derhalve helemaal geen mythe en evenmin is hij uitzonderlijk of deviant. Oedipus verbeeldt het mensdom zonder meer, hij staat voor elk van ons en wij allen delen zijn verschrikkelijke noodlot waar wij de Eros en het leven terzijde leggen, overwinnen, transcenderen, of hoe men het ook noemen wil, terwijl wij onze eigenlijke bestemming situeren in het volstrekt onbekende land achter de dood.

(J.B., 11 december 2011)

Noten:

(1) Kris Vansteenbrugge, Uit het schuim van de zee. De Griekse Mythologie in 136 verhalen, Uitgeverij Zookie 2011, p. 75. Zie: http://www.bloggen.be/dzeus/archief.php?ID=1422198 

(2) Ibidem, p. 81.

(3) Ibidem, p. 81.






06-12-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarheid en waarschijnlijkheid, het leven en de dood

Waarheid en waarschijnlijkheid, het leven en de dood

Niets is ooit helemaal waar of onwaar, alles is altijd meer of minder waarschijnlijk. Het lijkt een onmogelijke stelling, maar middels het goede perfectief wint zij aardig aan overtuigingskracht, aldus in hoogst eigen wezen illustrerend wat zij beweert.

We weten niet of we vandejaar de inspecteur van de belastingen over de vloer zullen krijgen en derhalve gedragen we ons alsof hij inderdaad komen zal: we betalen alle verschuldigde bedragen tot de laatste cent en ook als de inspecteur niet langs kwam zullen we die stellingname niet betreuren omdat zij ons voordeel biedt en beschermt voor de eeuwigheid.

Die laatste zekerheid verwerven wij pas door met het waarschijnlijke helemaal geen rekening te houden en dus door te doen alsof er zekerheid bestond. Maar precies dit handelen binnen een sfeer van verbeelde zekerheid, verandert de zekerheid van een ijl spook in een hard granieten beeld.

Wij weten nooit of de inspecteur van de belastingen zal komen en het is zelfs mogelijk dat wij hem nooit zullen moeten begroeten, maar als wij desondanks telkenjare handelen alsof hij komt, dan weten wij meteen zeker dat hij ons nooit zal kunnen bestraffen.

Op die manier - en dus middels ons theaterspel - maken wij van onzekerheden, mogelijkheden en vervolgens maken wij van mogelijkheden, onmogelijkheden en tenslotte zekerheden. We zijn immers onzeker over de komst van de controleur omdat het mogelijk is dat hij komt, maar als wij altijd doen alsóf hij komt, dan weten wij zeker dat wij nimmer tegen de lamp zullen lopen. En het is dat theater waarmee wij de aanvankelijke onzekerheid bezweren, onschadelijk maken en omzetten in iets dat de werkelijkheid waarvan wij wel moesten geloven dat zij wezenlijk onzeker was, boven zichzelf uittilt en omzet in een realiteit van ware zekerheid.

Edoch, wat we hier hebben bestempeld als zekerheid mag dan al positief in onze oren klinken: het gaat in wezen allerminst om een levendige werkelijkheid. Zekerheid immers is per slot van rekening een eufemisme voor determinisme of bepaaldheid. En dat wij ons gedetermineerd weten, betekent ten slotte dat er van onze vrijheid niets meer overschiet. Zekerheid is onvrijheid en onvrijheid is wat bij uitstek tekenend is voor de dood; het leven daarentegen wordt vooreerst gekenmerkt door de vrijheid, en vrijheid is wezenlijk onzekerheid.

Het leven wordt pas eerst door de onzekerheid mogelijk gemaakt en derhalve door een afwezigheid van kennis, want kennis is in feite een andere benaming voor wat wij beschouwen als het gedetermineerde, datgene wat vastligt, niet meer verandert en derhalve ook onherroepelijk dood is. Het leven staat tegenover de kennis, het bewustzijn en de geest, zodat wat wij sinds oudsher beschouwen als begerenswaardig, in feite één is met de dood. Om te kunnen leven, dienen wij de geest achter ons te laten, moeten wij afstand doen van onze begeerte naar weten en zullen wij ons overgeven aan de roes die het onbewuste kenmerkt maar tegelijk het leven. Het nastreven van kennis door de levende is feitelijk niets anders dan zijn doodsverlangen en hij zou zich hiervan ten stelligste onthouden indien hij dit ook wist. Dat kennis van de kennis een volstrekte onmogelijkheid is voor de levenden, spreekt nu vanzelf, en wie zich in het bezit weten van deze metakennis, die leven eigenlijk niet meer zoals de echte levenden dit doen: zij zijn zich in hun bewustzijn slechts bewust van wat niet leeft, van wat niet is of van de dood.

Gedachten onderscheiden zich van levende organismen in het feit dat zij niet leven of dus dood zijn. Maar tegelijk verschijnt hiermee de werkelijkheid van de dood ook als niet niets. Gedachten immers zijn niet niets, zij kunnen immers bezit nemen van de levenden, precies zoals de dood die, ofschoon hij helemaal niet leeft, wel degelijk bestaat. Alles wat níet is, bestaat derhalve toch naast al het levende, zoals de schaduwen der dingen in het licht van zon en maan, of zoals het tekort aan het goede dat immers samenvalt met het kwaad.

Het leven is de roes, derhalve: het heeft van zichzelf geen weet omdat het dan ook wérkelijk bestaat. Het denkproces dat zich in gang zet binnenin de wezens, is niet een zich verheffen in de torens van het Zijn: het is een ziekte en zowaar is het dan ook een proces van verrotting of ontbinding. Het is in dat licht dan ook wellicht de schromelijkste vergissing van het menselijk bestaan om te geloven dat het cultiveren van de rede of de geest ons kon verheffen. Alleen de roes geeft de extase waarin wat leeft gedijen kan zonder te worden aangetast door dode dingen zoals gedachten, ideologieën en systemen. Ver zijn wij vandaag verwijderd van die pure waarheid welke het niet-weten in wezen is. Wat de mensheid nodig heeft, is derhalve de teugelloosheid van de droom, de afwezigheid van elke systematiek en de losbandigheid waarin een nieuwe extase kiemen kan zoals in de oersoep van het begin der tijden.

(J.B., 6 december 2011)


08-11-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Illustratie 1 bij Over de geldcrisis
Illustratie 1 bij "Over de geldcrisis"


07-11-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over de geldcrisis - Een interview met Omsk Van Togenbirger De Waelekens

Over de geldcrisis

Een interview met Omsk Van Togenbirger De Waelekens

Eerste deel

- Omsk Van Togenbirger, er is naar men zegt een financiële crisis gaande met niet te overziene gevolgen: wat moeten we nu beginnen?

O.V.T.: - Lees Mattheüs, hoofdstuk zes, verzen negentien en twintig!

- Mattheüs?

O.V.T.: - "Verzamel geen schatten op aarde, waar mot of houtworm ze aantast, en waar dieven inbreken om ze te stelen. Maar verzamel schatten in de hemel, waar mot noch houtworm ze aantasten, en waar geen dieven inbreken om ze te stelen."

- Tja, daar zegt u wat... en dat is evangelie?

O.V.T.: - Inderdaad. De mot zit erin, in het geld, ziet u? Geld is een stoffelijk goed en alle stof is vergankelijk. Waar geld is, zijn er ook dieven, nietwaar?

- Maar we hebben geld nodig om te leven...

O.V.T.: - Dat geloof ik niet, ik denk niet dat er eetbaar of drinkbaar geld bestaat.

- Neen, maar we hebben geld nodig om aan voedsel te komen.

O.V.T.: - Dat is iets heel anders! Is het u trouwens al opgevallen dat de vogelen des velds dat níet nodig hebben? Geld is een menselijk fabrikaat, het is een product van het kwaad in de mens.

- Een product van het kwaad? Is geld dan geen praktisch goed? Een ruilmiddel?

O.V.T.: - Tja, met de ruil is het kwaad eigenlijk al geschied, nietwaar? Men ruilt waren van gelijke waarde tegen elkaar in: een oog voor een oog en een tand voor een tand, ziet u? De ruil is het wezen van het geld, en het wezen van de ruil is de wraak, het betalen met gelijke munt.

- Maar er moet toch orde zijn?

O.V.T.: - Inzake de wraak, die u associeert met orde, staan rechten centraal. Door het kwaad hebben zij de plaats ingenomen van noden. De natuur kent slechts het recht van de sterkste, en de wraak is daarvan een verlengstuk. Dat zijn dan de wetten van schuld en boete. Er is geen gratie en nood is van geen tel, begrijpt u?

- Eerlijk gezegd niet, neen...

O.V.T.: - Waar de rechten de bovenhand hebben op de noden, kan iemand het brood dat een ander nodig heeft om in leven te blijven, opkopen en vernietigen.

- Is dat zo?

O.V.T.: - Uiteraard! En hij doet daarmee niets strafbaars, ook niet als die ander moet verhongeren!

- Ja, dat lijkt me níet rechtvaardig...

O.V.T.: - Het is moord! En waar de noden voorrang krijgen, heet dat ook moord, want de nood schept het recht.

- De nood schept het recht?

O.V.T.: - Wie honger heeft, heeft recht op voedsel, het is al eender of hij daar nu voor betaalt.

- Maar wilt u het geld dan afschaffen?

O.V.T.: - Geld op zich kan nooit volstaan om voedingswaren op te kunnen kopen, men moet eerst nood hebben aan voedsel, en dat is honger.

- Is dat niet een tikkeltje té idyllisch?

O.V.T.: - In deze wereld verhongeren nog elke dag opnieuw twintigduizend kinderen!

- Lieve hemel, maar dat zijn er tien keer meer dan het aantal slachtoffers van elf september tweeduizendéén, toen die twee torens van het centrum voor de wereldhandel in New York instortten, toch!?

O.V.T.: - U vergist zich, het zijn er dágelijks tien keer meer! En nu u het hebt over elf september: u weet toch zeker wel dat het diezelfde wereldhandel is die verantwoordelijk is voor die twintigduizend dode kinderen per dag?

- En het is nog waar ook...

O.V.T.: - Een vooraanstaand Vlaams dramaturg was op de jongste elf september hier te lande in een supermarkt aanwezig toen men het publiek aldaar om een minuut stilte verzocht voor de tweeduizend slachtoffers van elf september, exact tien jaar geleden.

- Ja, en?

O.V.T.: - De mensen bleven stokstijf staan terwijl onze schrijver zich blijkbaar niet aan de oproep stoorde: hij ging gewoon door met winkelen!

- Foei!

O.V.T.: - Hij werd door een gerant op de vingers getikt.

- Uiteraard!

O.V.T.: - Klaarblijkelijk vond hij de hele bedoening een zaak van massahysterie...

- Andermaal foei!

O.V.T.: - Hij diende de ander flink van antwoord!

- Driewerf foei!

O.V.T.: - Hielden ze een tijdje geleden een minuut stilte voor de veertigduizend doden van de aardbeving in Peru?

- Dat heb ik nooit gehoord, neen...

O.V.T.: - Als ze het daar meenden, dan moesten ze ook voor de hongerdoden tien minuten stilte inlassen, nota bene voor élke dág dat er twintigduizend kinderen zijn verhongerd. En dat zijn er sinds ettelijke jaren nog elke dag twintigduizend, tot vandaag!

- Tja, dan kunnen ze hun zaak maar beter meteen sluiten. Maar is het geld dan zo'n groot kwaad?

O.V.T.: - Geld is wraak. Maar in ons banksysteem is het nog meer dan dat, nog érger, en dat noemen wij het Mattheüs-effect.

- Mattheüs hoofdstuk zes...

O.V.T.: - Neen, neen! Het Mattheüs-effect verwijst naar een andere passage. In hoofdstuk vijfentwintig, vers negenentwintig, staat geschreven: "Wie heeft, aan hem zal gegeven worden, en wie niet heeft, het weinige dat hij bezit zal hem nog worden afgenomen."

- Dat lijkt me hoe dan ook geen al te christelijke stelling!

O.V.T.: - In het kapitalisme brengt geld nog meer geld voort, zodat het geld daar een bijzondere gelijkenis gaat vertonen met de levende wezens: het lijkt erop dat het zich voortplant, of tenminste dat het zichzelf vermeerdert, dat het zich voedt, en groeit.

- Wat griezelig!

O.V.T.: - Zeg dat wel. Het volstaat dat ik een kapitaal bezit opdat ik steeds meer geld in het laatje zou krijgen. Het geld werkt als het ware in mijn plaats.

- En wat doet het geld dan wel?

O.V.T.: - Het brengt rente op als iemand het leent. En is dat geen triestige historie?

- Het rentenieren?

O.V.T.: - Welja.

- Waarom?

O.V.T.: - Een mens die aanklopt om te lenen, is in feite een mens in nood. Hij vraagt wat geld voor levensmiddelen, hij bedelt eigenlijk.

- Maar hij is geen echte bedelaar, toch?

O.V.T.: - Hij bedelt maar hij belooft het geld terug te zullen geven. Maar dat volstaat niet. De uitlener eist meer terug dan hetgeen hij gegeven heeft.

- Dat lijkt mij inderdaad niet zo rechtvaardig. Temeer omdat die uitlener dat geld toch niet mist...

O.V.T.: - Wel, dat is inderdaad zo. De uitlener maakt misbruik van de nood van die ander die komt lenen. Het zou veel menselijker zijn indien hij zei: goed, ik geef u wat en ik scheld u uw schuld kwijt. Of: ik leen u wel wat, en brengt het maar terug als ge het weer kunt missen, want iedereen kan al eens in nood verkeren. Maar dat doet hij nu precies niet. Hij maakt in feite misbruik van de situatie. Hij perst de noodlijdende geld af. Hij leent hem een som, op voorwaarde dat de ander hem een grotere som belooft terug te zullen brengen. En hij eist dat, ook al heeft hij zelf geen nood. In feite haalt hij voordeel uit de nood van de ander. Hij vermeerdert de feitelijke schuld van de schuldenaar. En dat is bijzonder onvriendelijk, want op die manier moet hij eigenlijk hopen dat anderen tekorten lijden.

- Inderdaad, dat lijkt mij een beetje pervers...

O.V.T.: - Menselijkerwijze zou men ter compensatie van de terugbetaling van een schuld, een schuldvermíndering mogen verwachten, en dat is het tegenovergestelde van rente.

- U bedoelt dat wie hun schuld inlossen... een schuldreductie zouden moeten krijgen?

O.V.T.: - Dat lijkt mij niet alleen menselijker maar ook veel logischer dan een rente of een vermeerdering van de schuld!

- Menselijker, logischer of natuurlijker?

- Menselijker en menselijkerwijze ook logischer maar niet natuurlijker, neen, integendeel zelfs. De natuur - ook de menselijke natuur - kent geen gratie. Ge weet toch dat een koe die zich door mensen leeg laat melken, hiervoor allerminst beloond wordt? Geeft zij niet langer melk, dan schiet zij er bovendien het leven bij in want dan wordt zij... als teken van dank, zo gij wilt... ook nog opgegeten! Een paard dat niet langer sterk genoeg is om de kar te trekken, wordt geslacht! En dat is iets heel anders dan een beloning, nietwaar? Een mens dénkt er niet aan om de koe of het paard te belonen. En hij denkt er niet aan omdat hij van die beesten helemaal niets te vrezen heeft!

- Hoe verschrikkelijk!

O.V.T.: - Inderdaad, maar het is niet anders. Goedheid in de betekenis van bereidheid tot het geven van beloningen vindt zijn reden van bestaan in niets anders dan in de vrees. De heerser die door zijn volk geliefd wil worden en die dus met goedheid wil bejegend worden, moet er vooreerst voor zorgen dat hij gevreesd wordt. Dat zijn niet mijn woorden maar wel die van Niccolò Machiavelli die vijfhonderd jaar geleden met zijn befaamde boekje Il Principe aan de vorst instructies gaf over de kunst van het leiderschap. Het Machiavellisme wordt dan ook terecht cynisch genoemd, en dat betekent honds. De leider zet het volk onder bedreiging naar zijn hand. Het geldsysteem is in feite even cynisch of honds.

- Ik moet zeggen dat ik het toch nog niet te best begrijp.

O.V.T.: - Stel dat ge op reis gaat naar een vreemd land.

- Ja?

O.V.T.: - Het wordt avond, ge zijt vermoeid en ge hebt honger en ge zoekt een slaapplaats.

- Ja, veronderstel.

O.V.T.: - Er is een tijd geweest dat gastvrijheid een heilige plicht was. Dan kondt ge kloppen aan iemands deur, vertellen dat ge uit een vreemd land afkomstig waart en dat ge een slaapplaats zocht. En dan was het de plicht van de ander om, als dat in zijn mogelijkheden lag, u een slaapplaats aan te bieden, en voedsel, en al het nodige comfort. De gastheer moest u ontvangen alsof gij een koning waart, hij moest uw dienstknecht zijn.

- Is dat zo? Dat is vandaag dan toch niet meer het geval, me dunkt!

O.V.T.: - Maar let op, ge moet wel het hele plaatje bekijken: de gast diende om hulp te vragen en hij had ook geleerd om zijn dankbaarheid te betuigen jegens zijn gastheer!

- Tja, dat is dan misschien ook wel veranderd, vandaag...

O.V.T.: - Vandaag gaat men op reis en men klopt aan bij een hotel. Dat is een instantie die als het ware gastvrijheid verkoopt, ziet ge?

- Ik vrees dat ik het nog steeds niet snap...

O.V.T.: - Klinkt dat dan ook in uw oren niet vals, als ge hoort dat gastvrijheid tot een koopwaar werd?

- Nu gij het zegt, inderdaad, het lijkt mij een vorm van... prostitutie?

O.V.T.: - Kan men liefde te koop aanbieden of kopen?

- Dat geloof ik niet, neen, maar misschien denkt niet iedereen daar zo over.

O.V.T.: - Kan liefde die niet onvoorwaardelijk is, nog langer liefde zijn?

- Neen, inderdaad niet: als iemand pas begint te beminnen als die persoon daar geld voor krijgt, dan lijkt me dat slechts een toneel.

O.V.T.: - En gastvrijheid dan? Kan iemand uw gastheer worden op voorwaarde dat gij hem daarvoor betaalt?

- Dat lijkt mij evenmin mogelijk: iemand die gastvrijheid aanbiedt tegen betaling, is niet echt gastvrij, want gastvrijheid is een heilige plicht voor allen die erin geloven. Zo iemand spéélt alleen maar gastheer, me dunkt.

O.V.T.: - En weet ge dat zeker?

- Ik geloof het wel. Als ge aanklopt bij een hotel en ge hebt helemaal geen geld, dan zal men u waarschijnlijk ook niet binnenlaten.

O.V.T.: - En het werk dat gij doet? Wat is overigens uw beroep?

- Ik geef lering.

O.V.T.: - Het leraarschap is voorwaar een mooi beroep. Maar wat is uw bedoeling ermee?

- Ik probeer mensen iets bij te brengen.

O.V.T.: - En verder? Verdient gij daar ook geld mee?

- Weinig, moet ik zeggen...

O.V.T.: - Ge wordt er niet voor betaald, maar kennelijk weerhoudt u dat er niet van om door te gaan met het geven van lering?

- Zeker niet!

O.V.T.: - Maar stel nu eens dat gij er niets meer zoudt mee verdienen, zoudt gij er dan nog mee doorgaan?

- Ik zou misschien helemaal niet meer kunnen, want ik moet toch ook eten?

O.V.T.: - Inderdaad, en dat is nu juist het corrupte van het geldsysteem. Het gouden kalf probeert uw leven van geld afhankelijk te maken, zodat het ook bij machte is om u uw lesgeving te ontnemen, of om u tot liegen te brengen.

- Louter theoretisch dan?

O.V.T.: - Theoretisch zegt gij? Weet gij dan niet dat wie lering geven tegen betaling, bijvoorbeeld in een school van de staat, zich moeten onderwerpen aan een vooraf bepaald programma?

- Is een leerplan dan geen vanzelfsprekende zaak?

O.V.T.: - Maar ik heb het over de inhoud! Weet gij dan niet dat wie les geven tegen betaling in een staatsschool, bepaalde opvattingen moeten promoten? Dat zij bepaalde waarheden moeten verzwijgen? Dat zij bepaalde leugens moeten verspreiden?

- Zoals?

O.V.T.: - Ik hoorde onlangs van een leraar dat een schooldirectie van haar leerkrachten verlangde dat ze aan de leerlingen niet langer studie-eisen zouden stellen.

- Dat lijkt mij bijzonder onwaarschijnlijk.

O.V.T.: - De achterliggende redenering was deze, dat de leerlingen niet meer komen om iets bij te leren maar om het diploma te bemachtigen. Scholen waar het diploma makkelijk te krijgen is, hebben succes. Ge weet toch dat vandaag de scholen een soort van winkels geworden zijn, met de leerlingen als klanten? Dat is alvast wat de schooldirectie in kwestie impliciet aan het licht bracht toen ze haar leerkrachten er meende te moeten aan herinneren dat elke leerling anderhalf lesuur waard is!

- En dat werd zomaar in het openbaar gezegd?

O.V.T.: - Welneen, het werd allemaal medegedeeld op een leerkrachtenvergadering, en wat daar besproken wordt, moet volgens de directie strikt geheim worden gehouden.

- Wat een chantage!

O.V.T.: - Inderdaad, en dat is wat ik ook zeggen wil: het gouden kalf probeert zichzelf centraal te stellen. Geld zou een ruilmiddel moeten zijn. Afgezien van het feit dat dit op zich al problematisch is, maakt het middel zichzelf op de koop toe tot doel.

- En het doel geraakt op de achtergrond?

O.V.T.: - Het doel geraakt niet alleen uit het zicht, het wordt ook nog geperverteerd. De scholen waarover ik het zonet had, hebben niet langer tot doel om aan hun leerlingen iets bij te brengen. In feite verhíndert het winstbejag dat er nog les gegeven wordt!

- Het lijkt me dat er wel altijd misbruiken zullen zijn...

O.V.T.: - Wat ik u vertelde, is helemaal geen uitzonderlijk geval. Onlangs kon men in het nieuws lezen over een onderzoekster aan een universiteit hier ten lande, die prompt ontslagen werd omdat zij kritiek had, en ook zeer terechte kritiek, op een te voeren onderzoek. Dat onderzoek werd namelijk gesponsord door een firma en het was die sponsor die dat ontslag eiste.

- Het lijkt mij toch logisch dat de sponsor medezeggenschap heeft in de bemanning van het onderzoek; hij betaalt tenslotte de werkkrachten.

O.V.T.: - Tja, daar zit inderdaad een logica in, maar het is dan wel een logica die de waarheid met de voeten treedt. De logica moet ten dienste van de waarheid staan, en niet andersom.

- Het klinkt mij allemaal nogal vaag in de oren...

O.V.T.: - Ik zal concreet zijn. Het betreft hier een onderzoekster aan de K.U.L., in een project van een chemiereus die werkt aan de veredeling van landbouwgewassen, meer bepaald op het terrein van de eugenetica. In dit geval probeerde men aardappelen genetisch te manipuleren, zogezegd om bestand te zijn tegen allerlei plagen.

- Dat lijkt mij nog steeds een edel doel.

O.V.T.: - Jazeker, maar er is een minder edel bijverschijnsel aan dat onderzoek. De nieuwsoortige gewassen worden eigendom van de chemiereus, die er immers patenten op neemt. De oude, natuurlijke gewassen zijn gedoemd om te verdwijnen en zo ook de boeren. Willen zij nog langer hun beroep uitoefenen, dan kunnen zij dat alleen nog doen in dienst van de chemiereus, want zij zullen aldaar hun zaden inkopen aan woekerprijzen. De gewassen die zij telen, worden in dat zogenaamde veredelingsproces praktisch onvruchtbaar gemaakt. Elk jaar opnieuw dienen de boeren bij de machtige petrochemische bedrijven hun zaden aan te kopen, want wat zijzelf nog kunnen voortbrengen, is zo goed als steriel. Die zogenaamde eugenetica veredelt de gewassen niet, ze maakt ze alleen onbruikbaar voor de landbouwer, ze neemt ze in beslag. De ultieme productiemiddelen worden in beslag genomen door het grootkapitaal. Het leven zelf moet eten uit de handen van het gouden kalf.

 

Tweede deel

- Omsk Van Togenbirger, laat mij eerst eens samenvatten... we hebben immers ernstige vragen over de geldcrisis... Gij verwijst wel naar de vogelen des velds, maar het kwaad is listig, het gouden kalf maakt zich onmisbaar, is het niet zo?

O.V.T.: - Het kwaad chanteert het goede, dat is een feit. Door het kwaad kunnen wij straks helemaal niet meer handelen tenzij middels geld. Alles wat mensen doen, wordt beschouwd als arbeid, en alle arbeid dient wettelijk geregeld, wat hier op neerkomt, dat er moet voor betaald worden en dat op die financiële transactie belasting wordt geheven. In de praktijk houdt de handelende mens amper genoeg over om in leven te kunnen blijven, en waar er volgens de maatstaven van het kalf sowieso teveel mensen zijn, spaart die uitbuiting ook hun leven niet.

- Het lijkt er alvast heel sterk op dat de mensen uitgeperst worden, maar wie doet dat eigenlijk? Wie zit daar achter? En met welk doel gebeurt dat?

O.V.T.: - Dat is inderdaad een bijzonder belangrijke vraag, en ik moet u tevens zeggen dat het antwoord op die vraag onthutsend is. Want vroeger had men het over de uitbuiting van mensen door mensen. Men zegde dat de hogere klassen de lagere uitbuitten, precies zoals de mensen de dieren uitmelken. Dat werd een heikel onderwerp ten tijde van de ellende die veroorzaakt werd door de industriële revolutie, in de zogenaamde klassenstrijd. Het was Friedrich Engels, de zoon van zo'n uitbuiter, die deze wantoestanden aan de kaak stelde, en die daar samen met Karl Marx paal en perk wilde aan stellen door de verdrukten eendrachtig en aldus ook weerbaar te maken. Maar vandaag heeft dat soort van uitbuiting een zodanige vlucht genomen, dat geen zinnig mens daar nog iets kan bij winnen. Het komt er dan op neer dat de schepping, aanvankelijk een paradijs, wordt uitgebuit door de duivel, zodat zij in een hel verkeert.

- Dat begrijp ik eerlijk gezegd niet...

O.V.T.: - Ja, ik moet inderdaad toegeven dat dit ook enige uitleg vergt... Een voorbeeld dan maar om mee te beginnen. Stel dat iemand in nood u om hulp vraagt.

- Ja?

O.V.T.: - Wat gij dan voor de hulpbehoevende doet, wordt beschouwd als arbeid.

- Ja, en dan?

O.V.T.: - Gij zijt verplicht om er geld voor te vragen want alle arbeid wordt belast.

- Maar dat betekent dat ge iemand die om hulp vraagt, iemand die tekort heeft, niet eens kúnt helpen, want ge wordt verplicht om aan diegene die u iets vraagt, geld te vragen, terwijl hij het was die u vroeg om aan hem iets te geven?

O.V.T.: - Ik zou niet zeggen dat ge niet langer aan iemand iets kunt geven, maar het wordt wel een dure zaak om dat te doen, het wordt zeer sterk ontmoedigd. Als iemand mij vraagt om een buis in een keuken te herstellen, en ik vraag daar helemaal geen geld voor, dan werk ik niet alleen gratis, maar dan betaal ik ook nog eens een forse belasting op een som die ik helemaal niet ontvang. Ge begrijpt dat ge u op die manier in geen tijd straatarm kunt helpen!

- Dat lijkt mij inderdaad te kloppen.

O.V.T.: - De hulpbehoevenden bijstaan wordt welhaast onmogelijk gemaakt, waardoor het geheel onvermijdelijk wordt dat zij nog meer verarmen.

- Het tweede luik van het Mattheüseffect?

O.V.T.: - Dat hebt gij goed gezien: "Wie niet heeft, het weinige wat hij heeft, zal hem nog worden ontnomen". Het gouden kalf verhindert dat de sterkeren de zwakkeren nog langer helpen en het herbevestigt op die manier het recht van de sterkste, dat eigenlijk geen recht is maar wel het brute geweld of de strijd.

- Maar om nu eerst terug te keren naar de uitbuiting: hoe voltrekt zich die feitelijk, hier in Europa?

O.V.T.: - Wel, daar bestaan inderdaad veel misverstanden over, en het zijn de uitbuiters die er alles bij te winnen hebben om de gang van zaken zo duister mogelijk te houden. Want kijk maar eens hoe de aanzuiveringen van de banken door de corrupte politici met gelden van arme belastingbetalers worden voorgesteld als reddingsacties ten bate van jan met de pet. De uitgebuite wordt in alle media voorgesteld als diegene die bevoordeligd wordt en die gered wordt en de mensen blijken dat ook allemaal te slikken want het wordt hen door gezaghebbers ingelepeld.

- De mensen denken niet na?

O.V.T.: - Dat is een zeer vreemd verschijnsel: de massa die zich laat leiden slikt de propaganda van haar leiders volslagen kritiekloos.

- En hoe zit de vork aan de steel inzake die uitbuiting?

O.V.T.: - Ik geloof dat ik dat al eens heb uiteengezet, maar ik zal het hier eens beknopt herhalen.

- Zo gij wilt...

O.V.T.: - Het gaat om afpersing en uitpersing door de rijken van de armen met de medewerking van corrupte politici.

- Doet gij aldus geen onbezonnen uitspraak? Dit is tamelijk beschuldigend!

O.V.T.: - Maar het gaat hier ook om schuld, nietwaar? Wat is een beschuldiging in vergelijking met werkelijke schuld ten bedrage van duizenden miljarden euro? We mogen toch zeker wel proberen om de waarheid te achterhalen wanneer wij zo te kakken gezet worden?

- Oké dan...

O.V.T.: - De zaken worden om te beginnen heel anders voorgesteld dan ze in feite zijn. Om te beginnen spreekt men over de schuld van de landen en men stelt de zaken zo voor alsof het de burgers zijn die grote schulden maken en die er dus moeten voor boeten.

- En is dat dan niet het geval?

O.V.T.: - Maar natuurlijk niet! Het zijn de burgers niet die schulden maken, het zijn de politici die dat doen. De politici beheren het geld van het land waar zij regeren en zij maken schulden bij de banken. Niet uit noodzaak, maar omdat ze daar door de banken toe aangezet worden!

- Is dat dan het geval?

O.V.T.: - Ge weet dat de banken er alle belang bij hebben als mensen leningen bij hen aangaan?

- Uiteraard. Het geleende wordt immers tegen woekerintresten afbetaald.

O.V.T.: - Welnu, politici kunnen ervoor zorgen dat een gans land gaat lenen bij een bank, want zij beheren het geld van miljoenen burgers.

- Ja, het lijkt mij dat op die manier de banken superzaken doen!

O.V.T.: - Hier te lande hebben zowat tien miljoen burgers bij de banken elk een schuld van een vele duizenden euro! Elke Belg leent op die manier eigenlijk zijn burgerschap en hij betaalt het af: eindeloos, als het van de banken afhing! En dat is niet alleen bij ons zo, het is overal hetzelfde liedje. De verstandige burger wil helemaal geen schulden, hij weet dat schulden maken een veel te dure zaak is. Maar de politici maken die schulden in zijn plaats en in ruil daarvoor krijgen ze van de banken de middelen om aan de macht te blijven.

- En wat is er dan gaande in de huidige crisis? Men zegt dat er bespaard moet worden en dat de landen solidair moeten zijn met elkaar...

O.V.T.: - Niet van stapel lopen! Niet te snel! Stap voor stap!

- Oké...

O.V.T.: - Vandaag zijn er landen wiens schuld zo hoog opgelopen is, dat de banken bij wie hun politici leningen hebben aangegaan, vrezen dat ze die nooit zullen terugbetaald krijgen.

- Dat is dan pech voor die banken...

O.V.T.: - Tja, als een land failliet gaat, dan kunnen de schuldeisers, en dat zijn de banken, inderdaad fluiten naar hun centen! Maar banken zouden geen banken zijn als zij zulk een scenario's niet allang voorzien hadden!

- Hebben de banken dat dan voorzien?

O.V.T.: - Maar natuurlijk. Vandaar dan ook Europa!

- Dat begrijp ik niet!

O.V.T.: - Hebt gij om Europa gevraagd?

- Begot neen! En geen mens die ik ken, geloof ik.

O.V.T.: - Inderdaad, de politici hebben Europa er bij de mensen ingeramd!

- En waarom dan wel?

O.V.T.: - Denk eens goed na!

- Ik weet het niet!

O.V.T.: - Wie heeft voordeel bij Europa? Waartoe dient Europa? Denk aan de huidige crisis!

- Omwille van de solidariteit?

O.V.T.: - Prachtig! Maar let op: het gaat helemaal niet om een solidariteit tussen de Europese landen! Dat is slechts schijn!

- Hoezo, schijn?

O.V.T.: - Politici stellen het andermaal zo voor alsof Europese landen onderling solidair moeten zijn, maar herinner u dat het hier gaat om de afbetaling van schulden aan de banken. Als een land failliet gaat, dan kunnen de banken fluiten naar hun centen. Tenzij...

- Tenzij andere landen die schulden overnemen!

O.V.T.: - Maar natuurlijk! De banken hebben de politici ertoe aangezet om Europa te creëren met de enige bedoeling zichzelf aldus te verzekeren tegen faillissementen van naties!

- Maar zijt ge daar wel zeker van?

O.V.T.: - Wie bestuurt Europa?

- Het Europees parlement, de Europarlementariërs...

O.V.T.: - En wanneer verkiest gij die?

- Ik euh... Ik geloof dat ik nog nooit heb moeten stemmen voor de Europarlementariërs...

O.V.T.: - Ge hebt nog nooit mogen stemmen voor Europa, dat klopt. Het Europese parlement wordt niet verkozen door de Europese burgers. En daarom is Europa helemaal geen democratie, Europa is een dictatuur, en het is een dictatuur van de banken, een dictatuur van het gouden kalf!

- Maar hebt ge van uw leven!

 

Derde deel


- Omsk Van Togenbirger, als ik u goed begrijp, dan verkondigt gij nu die linkse stelling daar, dat Europa een dictatuur is van de banken, want dat lijkt mij in twee woorden wat gij ons daar allemaal komt te vertellen. Maar dan stel ik u de vraag: waar komt al die welstand dan vandaan, als we, zoals gij immers beweert, leven in een dictatuur? Want kijk eens rondom u, hier in de straat: dit zijn geen huizen meer! Dit zijn kastelen, kathedralen zijn het! Twee of zelfs drie garageboxen telt men hier per woning. De kostprijs van die huizen - het lijken echt woningen voor reuzen - moet rond het miljoen schommelen en het gaat er in sommige gevallen beslist boven! Van armoede kan hier toch geen sprake zijn?

O.V.T.: - Niet te hard van stapel lopen, andermaal! Het is een zeer correcte vaststelling die gij daar doet: die nieuwe huizen in de geringste straatjes van de kleinste dorpjes gelijken inderdaad meer op kastelen, kathedralen of vestingen voor reuzen. Bovendien is het ook waar dat ze als paddenstoelen uit de grond rijzen. En ze kosten inderdaad fortuinen.

- Daarmee zijt gij het dus wel eens?

O.V.T.: - Vanzelfsprekend, dat zijn heel correcte vaststellingen. Maar uw conclusies zijn niet altijd correct.

- Neen dan?

O.V.T.: - Ziet ge die villa hier recht tegenover?

- Ja?

O.V.T.: - Met zijn brede oprijlaan en de achtertuin met de stallingen... enfin, stallingen... dat is klaarblijkelijk een verwarmd zwembad ginder achter...

- Ja, en?

O.V.T.: - Op diezelfde oppervlakte bouwt men in de randstad een wolkenkrabber met een honderdtal zogenaamde sociale appartementen, snapt ge? Die villa's vallen inderdaad op, maar het is een kleine minderheid van de bevolking die dergelijke gigantische ruimten bewoont, een meerderheid zit quasi gevangen gelijk de kippen in de rennen. En dat is juist een gevolg van de dictatuur der banken: een slinkende minderheid aan rijken wordt almaar rijker, een steeds toenemende meerderheid aan armen wordt almaar armer.

- Zou dat wel waar zijn?

O.V.T.: - En of. Maar om dat te kunnen inzien, is het vooreerst nodig om te weten wat banken precies zijn!

- En wat is een bank dan wel?

O.V.T.: - Kent ge een mosselbank?

- Ja, een mosselbank... is een... ding... waarop mossels vastzitten.

O.V.T.: - Precies, een bank is niet een of ander gebouw, het is een zaak waarop zaken kunnen neergezet of vastgezet worden, en in dit geval gaat het uiteraard over geld. Maar wat is geld?

- Geld? Een betaalmiddel, zou ik zeggen...

O.V.T.: - Geld vertegenwoordigt waarde, en de waarde waar het hier om gaat is heel specifiek.

- Het is niet elke mogelijke waarde?

O.V.T.: - Welneen, want er zijn zaken die onbetaalbaar zijn.

- Liefde bijvoorbeeld.

O.V.T.: - Uiteraard, maar ook andere zaken, zoals grondstoffen!

- Grondstoffen? Goud, ijzer, koper?

O.V.T.: - En nog veel meer. Maar ook bijvoorbeeld de vruchten des velds, onze eetwaren!

- Onbetaalbaar?! Maar een gram tweeëntwintig karaats goud kost vandaag 33,93 euro netto, heb ik zopas nog gelezen op het internet. En ook alle andere ertsen zijn betaalbaar, me dunkt! En zo ook alle eetwaren! Wat probeert gij ons allemaal op de mouw te spelden!?

O.V.T.: - Mijn beste vriend, al die zaken zijn principieel volstrekt onbetaalbaar! Dat wij ze alsnog beschouwen als betaalbaar, en dat we ze kopen en verkopen, komt alleen doordat ze de illusie hebben van de onuitputtelijkheid. Maar de grondstoffen zijn eindig en het voedsel is beperkt. Als de vraag naar die dingen stijgt, dan stijgt ook de prijs. Als de eindigheid ervan in het zicht komt, dan evolueert de prijs richting oneindig. Als er een brood is voor één persoon en er zijn pakweg tien kopers voor dat brood terwijl het al dan niet hebben van dat brood een zaak geworden is van leven of dood, dan is dat brood gewoonweg onbetaalbaar. En ga het maar na: alle dingen zijn eindig, alleen beseffen we dat niet goed. Alle dingen zijn derhalve onbetaalbaar. Het gebruik van geld gaat terug op een illusie.

- Wat vertegenwoordigt geld dan wel? Wélke specifieke waarden, als het niet de waarde is van grondstoffen of van eetwaren of van meer van die dingen?

O.V.T.: - Arbeid.

- Arbeid?

O.V.T.: - Tarwe groeit vanzelf, maar het kost arbeid om te zaaien en te maaien. Ertsen hoeven niet gemaakt te worden, ze zitten her en der in de bodem, maar het kost arbeid om ze eruit te halen. Alle dingen zijn gratis, ze zijn er al, of dan tenminste toch de grondstoffen. Maar hun waarde wordt bepaald door de arbeid die nodig is om ze te bemachtigen.

- De waarde van de dingen wordt bepaald door de arbeid die nodig is om ze te bemachtigen?

O.V.T.: - Inderdaad. Geld vertegenwoordigt arbeid, menselijke arbeid. Maar dan wel die specifieke vorm van arbeid die nodig is om de dingen te bemachtigen die wij nodig hebben om te leven. Die dingen zijn gratis, maar ze zijn ook eindig. Alleen geld is er principieel oneindig veel, maar dat maakt het dan ook uiteindelijk volstrekt waardeloos. De grote fout die wij maken, en dat is een kostelijke illusie, is dat wij geloven dat ook de waarde van geld bepaald wordt door de arbeid die nodig is om het te bemachtigen. En daar draait het systeem zot, ziet ge?

- Neen, dat zie ik niet.

O.V.T.: - Alle dingen die wij nodig hebben om te leven, zijn er al, onder een of andere vorm, akkoord?

- Uiteraard zijn ze er, waar zouden ze immers vandaan moeten komen als ze er niet waren?

O.V.T.: - Goed. En al die levensnoodzakelijke dingen zijn principieel onbetaalbaar, nietwaar?

- Als ik het goed begrijp, zijn ze eindig. En omdat ze eindig zijn, terwijl ze levensnoodzakelijk zijn, zouden wij er élke som voor neertellen als ons leven ervan afhing.

O.V.T.: - Precies. Wat we uiteindelijk taxeren, is de arbeid die nodig is om die dingen in ons bezit te krijgen, akkoord?

- Akkoord.

O.V.T.: - Maar dat kan uiteraard niet waar zijn met betrekking tot het geld, begrijpt u?

- Neen, dat begrijp ik nu net niet.

O.V.T.: - Het geld heeft op zich immers helemaal geen waarde: men kan het niet eten, men kan er geen huizen mee bouwen... het zijn op de keper beschouwd slechts getallen die ergens vast staan, het zijn afspraken die vastliggen en die beschermd worden. En ze worden beschermd door de sterkste machten die er bestaan, dat begrijpt ge toch?

- Neen, ik begrijp het nog steeds niet.

O.V.T.: - Ik zal het met nog andere woorden zeggen: het geld is een middel, het kan nooit een doel zijn. De illusie waar ik het over heb, is de zogenaamde middel-doelomkering, de waanzin die bijvoorbeeld maakt dat mensen eetwaren gaan gebruiken als middel om aan meer geld te komen in plaats van andersom. Want aanvankelijk gingen wij naar de markt met eieren, we kregen geld voor onze eieren en we kochten daarmee dan aardappelen, dat vergemakkelijkte namelijk de ruil. We gingen naar de markt met een bepaald levensmiddel, en we kwamen met een ander levensmiddel terug naar huis, en geld was een ruilmiddel. Maar vandaag gaat men naar de markt met geld, men koopt daarvoor een lot eieren, men verkoopt dat lot eieren op diezelfde markt voor een hogere prijs en men keert huiswaarts met geld, en wel met winst. De levensmiddelen, de eieren, zijn ruilmiddel geworden en het geld werd doel. Het geld lijkt op die manier bovendien aan te groeien, alsof het een levend organisme was. En dat is uiteraard een direct gevolg van die middel-doelomkering: de levensnoodzakelijkheid van de eetwaren en de intrinsieke waarde ervan wordt genegeerd terwijl het geld opgewaardeerd wordt tot een eindwaarde. Door die leugen lijkt de levenskracht van het voedsel in het geld zelf te zijn overgegaan. Dat gebeurt uiteraard niet fysiek, maar het gebeurt niettemin écht voor zover iedereen nu eenmaal de waarde van het geld erkent.

- Maar dat is magie?!

O.V.T.: - Het is magie, inderdaad. En het is ook zwarte magie, om in datzelfde jargon te blijven. De levenskracht van de levende dingen wordt miskend en aan het geld wordt eer gebracht alsof het waarde had op zich. Meer nog: alsof het een persoon was. Wat zeg ik? Alsof het dé persoon bij uitstek was! God!

- Maar dat is griezelig!

O.V.T.: - Zeg dat wel. Want op die manier ontstaat een wel bijzonder perverse logica. Een logica die het mogelijk maakt dat de vruchten des velds vernietigd worden om hun marktprijs op te drijven. Volgens diezelfde logica kunnen wie geld bezitten, het voedsel dat verhongerende kinderen nodig hebben, opkopen en het daarna straffeloos vernietigen. En het is uiteindelijk ook die waanzinnige logica die maakt dat geld gekocht en verkocht wordt alsof het een waardevolle zaak betrof, een levend wezen!

- Geld, een levend wezen?

O.V.T.: - Hoe dikwijls wordt er niet een prijs gezet op iemands hoofd? Een mens is wat hij doet, hij werkt, hij wordt voor zijn werk betaald en hij wordt ook gedwongen om te werken: verkoopt hij op die manier niet een groot deel van zijn levenstijd, alsof die betaalbaar was, koopbaar en verkoopbaar? Meer zelfs: wij mensen worden door het grootkapitaal gekocht en weer verkocht op de arbeidsmarkt, en op die manier zijn wij zelf het die als ruilmiddel worden gebruikt, als middel om sommen geld te doen aangroeien tot nog grotere sommen. Ziet gij hoe men de levenskracht van ons, mensen, aldus wil overhevelen naar een volstrekt levenloze en zielloze zaak, een getal op een bankrekening... dat niets anders vertegenwoordigt dan de arbeid die nodig is om échte, levende dingen te bemachtigen?

- Vreemd, inderdaad...

O.V.T.: - De zaak is nu deze. Geld vertegenwoordigt de arbeid die nodig is om écht waardevolle dingen te bemachtigen, en geld doet dat op grond van afspraken... die op hun beurt gehouden worden op grond van mogelijk fysiek geweld.

- Ja?

O.V.T.: - Geld vertegenwoordigt die arbeid... maar niet die zaken zelf, begrijpt u?

- Tja, dat lijkt me wel duidelijk. Gij bedoelt dus dat het op zich waardeloze geld alleen maar waardevolle dingen vertegenwoordigt op grond van afspraak, terwijl die afspraak uiteindelijk pas waarde heeft als geweld gebruikt kan worden om de naleving ervan af te dwingen?

O.V.T.: - Precies, maar dat is nog niet alles. Want stel eens dat de bezitter van het geld op een gegeven ogenblik geen waar krijgt voor zijn geld, zodat hij geweld móet gebruiken. En stel bovendien eens dat zijn tegenstander blut is, zodat hij hem helemaal niets meer af kan dwingen!

- Tja, men kan een kei het vel niet afdoen, dat is waar...

O.V.T.: - En wat betekent dan die geldelijke rijkdom nog? Wat anders nog tenzij het 'recht'... althans volgens de hier reeds besproken perverse logica... het recht om de ander te doden?

- Tja...

O.V.T.: - En in de praktijk is dat oorlog. En in de oorlogspraktijk doodt men zijn tegenstander niet: sinds oudsher spaart men zijn leven; men neemt hem gevangen en omzeggens 'uit dank' stemt hij ermee in om de lijfeigene van zijn overwinnaar te zijn, want alleen op die manier kan hij voor hem nog een meerwaarde betekenen.

- Maar als dat de gang van zaken is... dan is de verliezer in feite altijd al de lijfeigene van zijn overwinnaar gewéést?

O.V.T.: - Dat hebt gij goed gezien. Men zegt dat de oorlog het verlengstuk is van de economie, maar eigenlijk doet de oorlog niets anders dan aan het licht brengen wat het wezen van de economie in feite is. Een economie is geen bedrijvigheid die resulteert in overwinnaars en in verliezers zoals dat het geval is in een loopwedstrijd, welneen: in de economie ligt de overwinnaar bij voorbaat vast, hij is immers diegene die zijn verliezer - en eigenlijk moet men hier spreken over een slachtoffer - het mes op de keel zet, afdreigt en afperst.

- Ja, nu gij het zegt, daar zit wel iets in...

Vierde deel

- Omsk Van Togenbirger, gij hebt ons nu een en ander verteld over het geld, maar wij tasten nog altijd in het duister als het gaat over de banken en over hun rol in dat dan toch bijzonder duistere spel dat heden aan de gang blijkt over de ganse aardbol. Banken zijn instellingen waar geld wordt vastgezet, en geld is zwarte kunst, zo beweert gij: het heeft niets anders om het lijf dan...

O.V.T.: - Geloof!

- Geloof?

O.V.T.: - Tja, het geld op zich is hoogstens bedrukt papier. Geld is in wezen niets meer dan een aan een persoon rechtstreeks of onrechtstreeks verankerd getal, en die band tussen het getal en zijn bezitter wordt beschermd. Iedereen gelooft dat zo'n getal een bijzondere waarde vertegenwoordigt.

- Geld vertegenwoordigt de arbeid nodig om levensmiddelen te bemachtigen, en dit op grond van afspraken die standhouden dankzij gewelddreiging.

O.V.T.: - Dat hebt gij goed onthouden! Wij geloven in het geld omdat wij vrezen voor geweld.

- Terecht!

O.V.T.: - Onze vrees is uiteraard terecht, want wij zijn bijzonder kwetsbaar. Men kan zelfs ten stelligste beweren dat het geld zijn macht haalt uit onze kwetsbaarheid. Nog correcter uitgedrukt: indien de mens onkwetsbaar was, dan had het geld geen enkele macht, het had niet eens kunnen bestaan. Het geld deed zijn intrede in de wereld tegelijk met de val van de mens, die hem kwetsbaar maakte. Vandaar vertegenwoordigt het geld niet zómaar een macht: het geld representeert de macht van het kwaad. En als men vaststelt dat mensen het geld aanbidden alsof het een persoon was of een god, dan mag men dat kwaad gerust personifiëren, en kan men met recht en rede zeggen dat het geld de duivel zelf vertegenwoordigt.

- De duivel?

O.V.T.: - De personificatie van de onmens!

- En die leeft dus bij de gratie van ons geloof?

O.V.T.: - Uiteraard, want op zichzelf is hij helemaal niets! De heilige Augustinus zegt in dat verband dat het kwaad geen positieve werkelijkheid is, doch 'slechts' een leemte, een tekort, een afwezigheid van het goede. Maar die afwezigheid is dus een werkelijkheid, en het is een moordende werkelijkheid, een echte moordenaar.

- De duivel?

O.V.T.: - Tja.

- Maar nu wijken we weer af van ons onderwerp: de banken! Dat zijn plaatsen waar geld wordt vastgezet, zegt gij. Maar wat doen zij dan? Wat hebben zij te maken met de verdeling van de rijkdom? En wat is die bankencrisis eigenlijk?

O.V.T.: - Zoals al gezegd is dat een bijzonder heikel artikel. Er zijn er die beweren dat zónder het geld de wereld weldra zou ten onder gaan, onder meer ingevolge luiheid.

- Gij bedoelt dat zij geloven dat geld de mensen dóet werken?

O.V.T.: - Hebzucht is voor velen een drijfveer om te werken, zo geloven zij.

- En is dat ook zo?

O.V.T.: - Tuurlijk niet! Hebzucht of bezitsdrang is een drijfveer om anderen te bestelen, ja! En over de arbeid kan men toch zeker niet zeggen dat zij diefstal is? Integendeel! De arbeid is een schenkende activiteit! Neen, neen, neen: hebzucht zal er veeleer voor zorgen dat men anderen voor zích laat werken. De hebzuchtige is tevens de luiaard, me dunkt. Of zijn er dan mensen die tegelijk hebzuchtig zijn én ijverig? Gij begrijpt toch zeker wel dat het onderliggend motief voor de hebzucht, de luiheid zelf is?

- Dat zie ik toch niet zo direct...

O.V.T.: - Waarom is iemand hebzuchtig, denkt gij?

- Omdat hij ervan houdt om veel te bezitten, veronderstel ik.

O.V.T.: - Juist, ja. Maar waarom wil iemand veel bezitten?

- Inderdaad, ja: klaarblijkelijk om niet meer hoeven te werken...

O.V.T.: - Heel wat mensen streven een fortuin na omdat zij geloven dat een fortuin hen zal toelaten om op hun lauweren te rusten. Uit luiheid dus.

- Wie hebzuchtig is, is ook lui?

O.V.T.: - Hebzucht gaat vaak met luiheid samen! Maar er moet aan toegevoegd worden dat niet allen die bezit nastreven, ditzelfde oogmerk hebben. Er zijn er ook die onafhankelijkheid nastreven, mensen die willen vermijden dat zij ten prooi vallen aan uitbuiting en slavernij. Want wat wij verstaan onder 'werk', is vaak niets anders dan een vorm van slavernij. Met dat verschil dat de dwang vandaag dikwijls een positief karakter heeft gekregen.

- Een positief karakter?

O.V.T.: - Wel, ik wil alleen maar zeggen dat in vroeger tijden de slaven geen keuze hadden want als zij weigerden te werken, dan kregen zij van de zweep. Vandaag zijn stokslagen uit den boze en wordt er positief gesanctioneerd: wie werkt, krijgt een loon maar wie niet werkt, krijgt géén geld. Maar uiteraard komt dat vaak op hetzelfde neer, tenminste daar waar sociale zekerheid ontbreekt of waar mensen moeten leven in de illegaliteit. Wie geen geld heeft, moet immers honger lijden en hij kan zijn kinderen niet voeden, en dat is mij dunkt al even erg als stokslagen te verduren krijgen. Weet ge trouwens dat de huidige crisis ertoe geleid heeft dat de minimumlonen in het hoogontwikkelde West-Europese Duitsland, dat in zekere zin de bakermat is van de moderne sociale zekerheid, feitelijk werden afgeschaft? Dat is namelijk de hele moordende logica van het geldsysteem: de slavernij van ooit is er nu écht terug.

- Omsk Van Togenbirger, dat klinkt allemaal heel interessant, maar mag ik om al te grote uitweidingen te vermijden, terugkeren naar ons onderwerp?

O.V.T.: - En waar waren wij dan gebleven?

- Bij de opwerping van hen die beweren dat geld noodzakelijk is om de mensen te doen werken...

O.V.T.: - Wel, die opwerping is mijns inziens onterecht. Ik herhaal dat de mensen niet werken uit hebzucht, integendeel. Wat wél waar is, is dat geld een zeer welkom middel is in de moderne versie van de slavernij: het geld vervangt daar dus de zweep, en nogmaals: dat is vooral zo, waar het sociaal vangnet ontbreekt, want pas daar betekent geldgebrek ook honger, zodat mensen er door schurken toe gedwongen kunnen worden om zich uit te sloven voor een hongerloon. De arbeider is in het geldsysteem een louter middel en de allergoedkoopste middelen worden ingezet om het kapitaal te dienen. Het is wáár dat daar een klein aantal mensen schatrijk van worden, maar er is dus nog een vergeten, diepere dimensie aan die zaak, want waar mensen herleid werden tot arbeidsmiddelen of tot instrumenten van het geld, daar voedt zich letterlijk de onmens met de mensen!

- De duivel vreet de mensen op. Er bestaat trouwens een afbeelding daarvan. Het is een van de illustraties bij Dante's reis met Vergilius door de hel, één van de honderd gravures bij de Venetiaanse uitgave van zijn Goddelijke Komedie in 1757.

O.V.T.: - Ge ziet dus dat wat ik vertel, zeker niet nieuw is. De voorstellingen van het kwaad doorheen de ganse geschiedenis zijn allerminst fantastisch, zij zijn daarentegen bijzonder accuraat!

- Ge jaagt mij zowaar de daver op het lijf!

O.V.T.: - Een verwittigd man is er twee waard. Voorkomen is altijd beter dan genezen. Maar inzake de huidige crisis, lijkt alles erop te wijzen dat het hier gaat om een kwaad waar geen kruid tegen gewassen is. Ik vrees dat wij het zullen moeten ondergaan.

- Wat is er dan loos?

O.V.T.: - Wel, nu we er een idee van hebben wat geld is, en wat banken in feite zijn, kunnen we ons afvragen wat zij eigenlijk doen.

- De banken?

O.V.T.: - Ja, de banken. Want ge ziet dat banken bestuurd worden door grote mijnheren die, van zodra zij versleten zijn, door andere en betere vervangen worden. Het zijn de banken die hun directeurs kiezen, aanstellen, afdanken, overleven, omkopen en zo voort. De bezitter of de beheerder van een bank doet dus niet zomaar wat hij wil; ook hij is een gevangene van de logica van het geldwezen. Toch wel een bijzonder geslaagde benaming, vindt gij dat ook niet?

- Wat dan?

O.V.T.: - Het geldwezen. Dat vertegenwoordigt dus het absolute kwaad of de duivel. En ge kent die passage wel, uit het evangelie, waar de duivel Onze-Lieve-Heer meeneemt naar een hoge bergtop, waar hij Hem de wereld toont?

- Volgens Mattheüs zegt de duivel aan Jezus dat Hij van hem de ganse aarde kan krijgen. Volgens Lucas zegt de duivel dat hij in het bezit is van alle wereldse macht en dat hij die bijgevolg kan schenken aan wie hij maar wil.

O.V.T.: - Wie de wereld wil bezitten, hoeft alleen maar te knielen voor de duivel!

- En wat betekent dat dan concreet?

O.V.T.: - Zondigen uiteraard: stelen, liegen, bedriegen, echtbreuk plegen, moorden, noem maar op. Het zijn uitgerekend de zonden die aan de zondaar wereldse macht verlenen. Wie anderen naar het leven staan, worden gevreesd en bijgevolg geacht, denk maar aan wat Niccolò Machiavelli in zijn Il Principe verkondigde. Mensen smeken misdadigers hun leven te willen sparen en daarom proberen zij bij hen in de gunst te komen en vergasten zij hen op allerlei geschenken, voordelen en attenties. Criminelen zetten hun medemensen op allerlei manieren het mes op de keel, en vaak wordt het misdadige zelfs niet opgemerkt, door de vingers gezien of zelfs gepromoot. Men knijpt alras een oogje dicht voor al wie men moet vrezen omdat men boven alles zijn eigen leven veilig probeert te stellen. Jazeker, wie zichzelf wat gunnen wil, die probeert voorwaar een machtig man te vriend te hebben, en is de duivel dan geen machtig man? Gewis is hij de machtigste op aarde!

- En wat is macht dan wel?

O.V.T.: - Dat varieert. Men kan macht hebben over de natuur, en die bekomt men niet zonder eerst aan de wetten van de natuur te gehoorzamen, en dat kan men pas doen als men de natuurwetten kent. Op dezelfde manier kan men ook macht hebben over andere mensen, maar die heeft men uiteraard pas als men aan de natuur van de mens gehoorzaamt, en dus moet men die ook eerst grondig kennen.

- En is daar dan iets fout mee?

O.V.T.: - Met kennis op zich niet, neen. Maar het is zeer de vraag of men wel echte kennis kan verkrijgen. Onze kennis zal altijd onvolkomen zijn en de uitoefening ervan brengt een grote zorg en verantwoordelijkheid mee, het is hoe dan ook geen sinecure. Men kan pas kennis uitoefenen als men ingrijpt in de gang van de dingen en het blijft de vraag of men daar altijd goed mee doet. In de geneeskunde bijvoorbeeld geeft men aan mensen bloeddrukregelaars omdat men een verband ziet tussen bloeddruk en levensverwachting, maar misschien zijn de regels die nu gehanteerd worden helemaal niet zo algemeengeldig als eerst gedacht, en ondervinden meer mensen meer kwaad dan goed door die behandeling - wie zal het zeggen? Het geneesmiddel Softenon zorgde toentertijd voor miskramen en gehandicapte kinderen; Aacifemine, de algemeen voorgeschreven jonghouder voor vrouwen, bleek borstkanker te stimuleren; antidepressiva lokken bij heel wat mensen suïcidaal gedrag uit, en ga zo maar door: vaak geloven wij kennis te hebben maar nadien blijkt dat wij ons hebben vergist. Bekijk het verkeersprobleem, de uitvindingen van de auto, de kernenergie, de genetica: wat ooit zo veelbelovend was, dreigt ons uiteindelijk de das om te doen. Het vooruitgangsenthousiasme is amper enkele generaties oud of wij moeten voor het eerst in onze geschiedenis van vele miljoenen jaren gaan vrezen dat wij op het punt staan om het leven helemáál uit te roeien.

- Dat is een feit. Als ik dat zo hoor, dan zou ik haast gaan geloven dat de wereld vervloekt is.

O.V.T.: - En volgens de bijbel is dat ook zo. Of het waar is, weet ik niet, maar alvast is het zo dat er sinds oudsher meer mensen geweest zijn die deze indruk hadden. De tegendoelmatigheid strooit alom roet in het eten, ze vormt de essentie van de Oud-Griekse tragedie en ze heeft onze beschaving altijd zeer grondig getekend. Zo ook lijken kennis en macht althans op het eerste gezicht bijzonder begerenswaardige dingen, maar wie ze nastreven, moeten helaas ondervinden dat zij pas door het kwaad verkregen kunnen worden.

- Moet men dan een pakt sluiten met de duivel om het goede te bekomen?

O.V.T.: - Om het goede hier op aarde te bekomen misschien wel. Of correcter uitgedrukt: om de aardse goederen te bekomen. Herinner u dat in de evangeliën Jezus de duivel helemaal niet tegenspreekt waar die gewag maakt van zijn heerschappij over de aarde. Maar het lijkt er tevens op dat de aardse goederen, de hemelse helemaal in de weg staan.

- Is dat dan zo?

O.V.T.: - Het is moeilijker voor een rijke om het rijk der hemelen binnen te gaan dan voor een kameel om door het oog van de naald te kruipen.

- Is dat dan niet wat overdreven?

O.V.T.: - Toegegeven: het oog van de naald is, als ik het goed heb, een benaming voor de stadspoort van Jeruzalem ten tijde van Jezus; kamelen dienden te knielen teneinde er onderdoor te kunnen, en waren zij geladen met goederen, dan geraakten zij er vast en zeker niet doorheen. Maar elders wordt gezegd dat niemand twee heren kan dienen: niet God én de mammon. Men kan niet én God dienen én de wereld te vriend hebben.

- En toch moeten wij kunnen eten om in leven te blijven. Het leven wordt toch zeker niet versmaad door Christus, die zichzelf trouwens de levensbron genoemd heeft? "Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven"!

O.V.T.: - Wellicht heeft Christus het over een ander dan dit stoffelijke, wereldse leven.

- Het eeuwig Leven?

O.V.T.: - Dat denk ik, ja.

- En wat is dat dan wel?

O.V.T.: - Dat is klaarblijkelijk datgene waarmee ge met dit aardse leven moet betalen om het te bemachtigen.

- Niet te geloven!


 

Vijfde en laatste deel

- Omsk Van Togenbirger, we zitten heden met een financiële crisis van enorme proporties. Enerzijds zegt u dat men geen vergankelijke schatten moet vergaren, maar anderzijds moet u dan toch erkennen dat wij zonder ons stoffelijke voedsel helemaal niet kunnen leven. Ook als wij voor een zogenaamd geestelijk leven zouden kiezen, dan nog dienen wij eerst aan ons lichaam zijn gading te geven, en dus heeft de duivel die heerst over de stoffelijke wereld, vat op ons: het gouden kalf is bij machte om het bestaan van al de hemelen die wij ons kunnen dromen, afhankelijk te maken van zijn eigen grillen en het zal ook niet nalaten dat te zijner tijd te doen; het lijkt er zelfs op dat dit de bron bij uitstek is van zijn allergrootste plezier. Temeer, mijn beste heer Van Togenbirger, er een volstrekt onontwarbare paradox schuilt in het hart van het leven, want als wij moeten eten om te kunnen leven en derhalve om gelukkig en ook góed te kunnen zijn, dan moeten wij dat voedsel eerst bemachtigen, terwijl het gouden kalf er beslag heeft op gelegd en van ons eisen kan dat wij ons eerst bezondigen aan het kwaad. Wie hier het been stijf houdt, mag dan een martelaar worden genoemd: de wereld wordt allerminst met martelaren bevolkt, zij zijn veeleer allang vergeten rariteiten die intussen overigens over dezelfde kam worden geschoren met die niets ontziende moordenaars die her en der met buskruit om hun lenden op weg denken te zijn naar een of ander maagdenparadijs.

O.V.T.: - Helaas spreekt gij de waarheid, al moet ik tevens opmerken dat het niet de stof is in het stoffelijke voedsel waarmede wij ons voeden als wij spijzen tot ons nemen en ook drank. Want is het u al opgevallen dat het voedsel dat wij nodig hebben om te leven, afkomstig is van ander leven? En dat geen mens in staat is en ook nimmer in staat zal zijn om voedzaam voedsel voort te brengen uit de dode stof? Neen, geen mens kan dat en zal dat ooit kunnen, evenmin als er een mens zou bestaan die in staat was om een ander levend wezen voort te brengen tenzij een soortgenoot en dan nog via de door God daartoe voorziene weg van de geslachtelijke voortplanting die wij, op de keper beschouwd, louter ondergaan. Voedsel is pas voedzaam door de sporen van het leven die daarin getrokken zijn en die ons bijstaan om ons leven voort te zetten. Alle leven komt van ander leven voort: het is er het kind van of de verorberaar. En alle leven geeft zichzelf weer door aan ander leven, hetzij door ander leven voort te brengen en zich daaraan op te offeren zoals het een goede ouder past, hetzij door met zijn vlees als voedsel dienst te doen. Het is dus niet de stof die wij broodnodig hebben om te leven, het is het leven zelf, dat helaas aan de stof verankerd lijkt te liggen.

- Lijkt dat dan alleen maar zo? Is de verankering van het leven aan de stof alleen maar schijn? Is de dood slechts een illusie? En de honger? En het lijden in het algemeen?

O.V.T.: - Dat is een bijzonder netelige vraag. Ge ziet het al, dat wij hier in een cirkel dreigen te belanden die ons nimmer meer loslaten zal als wij niet tijdig weer een stap terug doen. Het is veeleer nog een spiraal ofwel een opeenvolging van concentrische kringen zoals die ook terug te vinden zijn in de architectuur van de hel, of in de banen van de hemellichamen in de zwarte kosmos die volgens sommigen wel moet samenvallen met de hel, aangezien Lucifer zelf er sinds het begin der tijden de orde handhaaft.

- Andermaal keer ik terug tot de vraag: is de stof slechts een illusie? En het leed? En de dood?

O.V.T.: - Weet dat gij hier die vragen weer opnieuw stelt die de mensheid sinds 't begin der tijden in een net gevangen houden, een net waarvan men zegt dat 't onontwarbaar is, verstrikkend en compromitterend. Maar laat ik u alvast één waarheid verklappen die wij alsnog bevatten kunnen. De voorstelling die wij ons maken van de stof is even verkeerd als de voorstelling die wij ons maken van het geld. Geen van die twee zaken immers heeft een positieve werkelijkheidswaarde; zij bestaan - zowel het geld als de stof - omdat en in de mate dat zij erin slagen om ons ertoe te brengen in hun bestaan te geloven. Maar op de keper zijn zij even onecht als de droom. Als zij ons in hun macht hebben en als zij ons begoochelen, dan doen zij dat alleen maar omdat wij de leugens die zij ons voorhouden, aanbidden. En daarmee zult ge het voorlopig moeten doen, want men roept mij, ik moet er als de bliksem vandoor! Tot kijk!

Zie ook nog het artikel Politiek georganiseerde afpersing: http://www.bloggen.be/tisallemaiet/archief.php?ID=1271976  

(J.B., 31 oktober - 7 november 2011)


06-11-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Illustratie 2 bij Over de geldcrisis
Illustratie 2 bij "Over de geldcrisis"
Vrij naar een oude gravure in de Venetiaanse Dante-uitgave van 1757:
Lucifer die zoals een worm aan het hart der aarde vreet.


15-10-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over de ambiguïteit van getuigenis en martelaarschap
 

Over de ambiguïteit van getuigenis en martelaarschap



1.


"De prijs van het graan is uw geld; de prijs van een stuk land is uw zilver; de prijs van een parel is uw grond; maar de prijs van de naastenliefde zijt gijzelf". (1)


Aldus Etienne Gilson over Augustinus' leer van de caritas die gefundeerd is op de menselijke gelijkwaardigheid en die daarom eenmakend is en ook mateloos, zodat zij resulteert in paradoxen: “pas door zijn ziel te verliezen, wordt zij gered” (2) en “uw Schepper eist alles van u”. (3) God is de caritas of het mateloze offer van zichzelf en wie dit hoogste goed bezit (dit is: het wegschenken van zichzelf), bezit alles, want iets is zoveel waard als gij ervoor moet betalen, en het meest waardevolle is derhalve datgene waarvoor ge met uw eigen leven betaalt.


Een openbaring, maar geen makkelijke, en dat bewijst het feit dat zelfs de meest prominente hedendaagse filosofen daarmee worstelen, zoals bijvoorbeeld Costica Bradatan in zijn essay: A light for the Future: On the Political Uses of a Dying Body. (4) Een complex probleem, want dat het meest waardevolle datgene is waarvoor men met zichzelf betaalt, betekent uiteraard geenszins dat men dat sublieme ook voor zichzelf zou kunnen opeisen met die munt van het eigen leven. Alleen wie de logica met de voeten treden, kunnen geloven dat zij de gegeven implicatie zomaar kunnen omdraaien. Voor wie inzicht hebben, is het evident dat men het allerhoogste nooit zal bereiken als men niet eerst bereid is om daarvoor te betalen met die allerhoogste prijs van zichzelf: nooit heeft een mens iets schoons gemaakt waarvoor hij niet zijn heetste hartebloed gegeven heeft, zei Adema Van Scheltema. Maar te geloven dat het betalen van die prijs volstond om in het bezit te komen van het hoogste goed, ware wel bijzonder naïef. Edoch, er is nog een veel belangrijker punt in deze discussie – het punt waar het ons hier eigenlijk om te doen is.


De kern van de zaak is dat de betaling waarvan hier sprake – namelijk de betaling van de allerhoogste prijs of dus de betaling met het eigen leven – allerminst kan bestaan in het doden van zichzelf. Hoe dit gegeven zal belicht worden in het werk van de hoger genoemde wijsgeer, valt nog af te wachten, want de schrijver werkt momenteel nog aan een beloftevol boek over de martelaren-filosofen.


Alvast is het zo dat het betalen van de allerhoogste prijs nimmer kan bestaan uit het doden van zichzelf, want wie zichzelf doodt, vernietigt zijn betaalmiddel en kan daarmee uiteraard helemaal niet meer betalen. Wat dan van hem overschiet, is nog slechts een stoffelijk overschot waarmee alleen nog aasgieren hun voordeel kunnen doen. “Betalen met zichzelf” kan derhalve nimmer betekenen: “betalen met de eigen dood”; het kan daarentegen vanzelfsprekend slechts betekenen: “betalen met het eigen leven”. En dat eigen leven mag niet worden gedood maar moet uiteraard worden geleefd. De munt waarmee men betaalt mag bij de betaling niet ontwaard worden, terwijl uitgerekend dát toch het geval is als men het betaalmiddel van zijn eigen leven bij de betaling zelf ombrengt.


Meer nog: indien het voor het bereiken van het hoogste goed volstond om zichzelf in brand te steken, dan konden ook een stuk hout, een stuk steenkool of een berg afval het koninkrijk der hemelen verwerven en misschien nog rapper dan een mens dit kon, want wat men ook zegt over de brandbaarheid van mensenvlees: er zijn beslist heel wat dingen die nog véél beter branden dan vlees.


In een 'Intermezzo' in het genoemde artikel heeft Costica Bradatan het een poos over de beeldspraak van het vuur, want vuur spreekt tot de verbeelding, het geeft warmte en licht op het soms duistere pad van de mensheid, en daarom ook wordt het vuur vaak met de hoop geassocieerd. Maar andermaal ontwaardt een mens ook hier zichzelf als hij gaat branden op de manier waarop een tak brandt of een stuk steenkool of een berg afval, want de mens heeft een heel eigen manier van verbranding, hij heeft een veel hoger en ook een veel waardevoller vuur waarmee hij zijn levenskrachten, die veel meer zijn dan louter brandstof, transformeert in licht, dat geen gewoon licht is maar vooral inzicht, en warmte, die menselijke warmte is of liefde. Een mens die zich overgeeft aan de vlammen, reduceert zichzelf tot brandhout, terwijl hij met de gift van zijn menselijk lichaam – dat ondoorgrondelijk wonder van de goddelijke schepping – zo oneindig veel meer had kunnen doen.


Wat een verspilling! – dat is wel het minste wat men er kan op zeggen als iemand zichzelf verbrandt. Wat een vergissing! – dat is het minste wat men kan zeggen als iemand die zichzelf doodt, gelooft dat hij zijn leven heeft gegeven. Door te doden immers kan iemand nimmer getuigenis afleggen van iets dat het leven overtreft of overstijgt, want doden is misprijzen en te geloven dat het de moordenaars waren die ons het rijk Gods zouden openbaren, ware wel wat teveel gevraagd.


Fakirs die zichzelf kwellen op nagelbedden, bewijzen niet dat zij onaantastbaar zijn of bovenmenselijk: de natuurwetten gelden voor alle levende wezens en dus ook voor hen, en waar zij dat ontkennen, dragen zij daarvan de gevolgen zoals ieder ander. Ook profeten die verhalen over paradijzen die al het aardse in hun schaduw stellen, liegen als zij daarmee niet bedoelen dat men dit aardse eerst verdienen moet teneinde daarvan te kunnen genieten.


Daarom ook zal de mens zijn brood vooralsnog eten in het zweet zijns aanschijns en zo snijdt het wel degelijk hout om te beweren dat wij onze stoffelijkheid niet mogen loochenen en dat wij onze lichamelijkheid eerst moeten erkennen teneinde die dan gebeurlijk te kunnen overstijgen. Er zijn geen resultaten mogelijk zonder de overeenkomstige inspanningen die zij vergen; er is geen geluk zonder de onverdroten arbeid, geen vrede en geen rust zonder eerst de rusteloze zorgen en de niet aflatende ijver. En reeds inzake het louter fysieke van ons menselijk bestaan, geldt dat wij ons zonder zweet en tranen niet handhaven kunnen, zoals uit het omvangrijke werk van dokter Kris Vansteenbrugge zo overduidelijk blijkt, en dat daar waar wij geloven het gemak te mogen kiezen, alleen ziekte en dood hun opwachting maken, als ware onze rust voorgoed vervloekt.


Tegenover de vele fantastische culturen die op ontelbare manieren het onmogelijke in het vaandel voeren onder allerlei modieuze namen en slogans, staat de eerder realistische en ook wetenschappelijk gegrondveste gezondheidscultuur (5) met haar ijzeren wet dat alleen training en afzien het lichaam sterk en gezond kunnen houden en hetzelfde geldt voor de vorming van het karakter en van de geest. Wie geen slappeling wil zijn, mag geen misprijzen hebben voor een zekere dosis dril omdat de biologie nu eenmaal gehoorzaamt aan primitieve wetten die geen mededogen kennen en waaraan al wie leven hoe dan ook gehoorzaamheid verschuldigd
zijn. Wie zijn denkkracht bij wil schaven, dient zich aan soms slopende geheugentraining te onderwerpen en moet zich talloze, soms oervervelende lessen moeizaam eigen maken en ook beschikken over parate kennis, en hetzelfde geldt voor allerlei kundigheden, vaardigheden en ook kunsten. Achter de makkelijk in de hand liggende computer schuilen gesofistikeerde wiskundige formules, bekomen middels ontelbare jaren van noeste arbeid, zweet en tranen, competitie, ongezien leed en engelengeduld. Kortom: de hemel wordt niet en nooit in een handomdraai bereikt en alleen indien dat wél zo was, konden de hongerstaker en, rapper nog, de zich tot een toorts omtoverende held er in een wip geraken. Alleen aasgieren hebben baat bij deze soms wel heel vergeeflijke menselijke drama's, en misschien spreekt Bradatan in dat verband dan ook over het politieke gebruik dat wordt gemaakt van het stoffelijke overschot van dan toch de slachtoffers bij uitstek van verschrikkelijke wantoestanden. Door hen tot held uit te roepen, kan de misdaad die hen de dood injoeg, jammer genoeg niet ongedaan worden gemaakt, en misschien geldt dat zelfs in zekere zin ook voor de kruisdood van de Heer.


2.


Iets is voor iemand zoveel waard als hij bereid is om daarvoor neer tellen, en zo is het meest waardevolle ook het meest kostbare of datgene wat het grootste offer vergt. Omdat niemand ooit meer kan betalen dan met zijn eigen leven, is het meest waardevolle voor een mens dan ook het equivalent van zijn leven zelf. Het eigen leven is met andere woorden het meest waardevolle voor een mens en de naastenliefde maakt dat ook het leven van de naasten wordt bemind alsof dit het eigen leven zelf was. In feite is het dankzij de naastenliefde dat mensen een zekere vorm van onsterfelijkheid bereiken, aangezien het leven dat wordt weggeschonken aan een ander nimmer meer ontvreemdbaar is of dus gered. Het bewijs voor iemands onsterfelijkheid ligt in feite in zijn bereidheid zelf tot naastenliefde, waarvan hij getuigenis aflegt door een dagelijkse, christelijk charitatieve levenswijze. Het getuigenis op zijn beurt maakt dat de dingen waarvan men aanvankelijk het bestaan slechts kon vermoeden, tot werkelijkheid worden: door getuigenis af te leggen of dus door te leven voor bepaalde zaken, brengt iemand deze zaken in de werkelijkheid naar binnen. Voordien waren zij slechts ideeën, mogelijkheden of kansen. Gezondheid is een kapitaal dat slechts wordt aangeboord door training, en dat is gehoorzaamheid aan koele natuurkundige wetten. Zo ook is menselijk geluk een kans die men niet realiseren kan dan door haar te ontplooien binnen de geëigende kanalen en die houden uiteraard veel meer in dan het pad des doods en de vlammen die in één ogenblik alles wat wij zijn tot as herleiden.


Alles wat bestaat, vergaat. Alle dingen en ook alle wezens hebben een eigen wijze van vergaan en van verbranding en dit vergaan is meteen hun leven en hun bestaan omdat het leven nu eenmaal een langzaam sterven is. Het voor een mens geschikte opbranden of offeren van zijn leven gebeurt door onzichtbare vlammen, evenwel in een heus verbrandingsproces middels zuurstof en brandstoffen in de juiste proporties. Dat proces wordt in goede banen geleid door geschikte menselijke activiteiten en zo geven het goede en het gezonde elkaar in zekere zin de hand waar de specifiek menselijke verbranding 'afvalstoffen' oplevert die zich heel duidelijk onderscheiden van alleen maar excrementen zoals urine en zweet: wij, mensen, brengen immers ook cultuur voort, schoonheid, waarheid en nog andere zaken als we hard ons best doen. Gezondheid is een van die allerbelangrijkste voortbrengselen van een cultuur die aardt in waarheid en die met zorg tot stand gebracht werd, steunend op ondervinding en op vele eeuwen mythisch en ook wetenschappelijk zoeken.


De van gezondheid blakende atleten – mannen en vrouwen – die in het oude Hellas deelnamen aan de Spelen welke ter ere van de mythische godheden gehouden werden, getuigen allen van een zeer ontwikkelde cultuur en zij stralen die ook uit, zij duikelen niet de dood in of de oorlog die het leven zo abrupt beëindigt, maar zij scheppen kunst en zij veranderen zelfs zichzelf in kunstwerken waar zij zich aan de regels van de wedloop onderwerpen, het speerwerpen, het worstelen. Zij hielden wedstrijden in dichtkunst en in de welsprekendheid en zij eerden ook hún oude poëten door zich hun welluidende verzen eigen te maken ten bate van het nageslacht en ze zodoende te vereeuwigen. En in die verzen wikkelden zij hun inzichten aangaande het mysterie van het leven, in de mythen dichtten zij wat eigenlijk geen mens kan vatten tot een groot verhaal dat vol beloften is en dus vol leven. En de menige helden in die sagen sterven nooit zómaar: als zij de dood ontmoeten, gebeurt dat immer tegen wil en dank en enkel en alleen omdat het kostbare leven waarvan zij de ultieme getuigen zijn, niet wijken wilde voor de obstakels van wie het tegenstaan.


Iets is voor iemand zoveel waard als hij bereid is om daarvoor neer tellen, en zo komt het ook dat wij bereid zijn om voor ons leven, dat immers álles voor ons is, ook álles neer te tellen: waar het om het leven gaat, daar geven wij het leven, misschien wel net zoals men in de wraak een oog neemt voor een oog en een tand voor een tand. Het leven schenkt zich aan nieuw leven en als dat nieuwe leven eenmaal opgestaan is en zich op eigen benen een weg baant door de wereld, legt het oude met een gerust hart zijn kopke neer en sterft. Maar niet voordien. Vandaar dat waar een man zichzelf vernietigt uit protest, hij daarmee misschien aangeeft dat hij eerst een kind gebaard heeft – weliswaar een geesteskind: het sterven zelf in alle overgave bevestigt immers heel waarschijnlijk de geboorte van dat kind dat wellicht precies daardoor tot leven komt – wie zal het zeggen?


(J.B., 14 oktober 2011)

Noten:


(1) Etienne Gilson, Introduction à l'étude de Saint-Augustin, Paris, Vrin, 1929, pp. 173v. Context: de naastenliefde steunt op de menselijke gelijkwaardigheid, en zij maakt daarom één.

(2) “Perdre son âme c' est le sauver”.

(3) Totum exigit te, qui fecit te".

(4) Zie: http://www.dissentmagazine.org/online.php?id=479

(5) Zie: Kris Vansteenbrugge, Kanker en hartinfarct moeten niet zijn, e.a. werken.


10-10-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geweldloos verzet
Geweldloos verzet




Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geweldloos verzet?

Geweldloos verzet?

Mahatma Gandhi of de 'Grote Ziel' Gandhi, was een Indiaas politicus die leefde van 1869 tot 1948. Hij staat bekend als charismatisch leider en voorbeeldige figuur in het geweldloos verzet of de 'satyagraha' als bijzonder wapen in de revolutie. In het essay getiteld
"Light for the future: On the Political Uses of a Dying Body" (1) noemt de Roemeens-Amerikaanse filosoof Costica Bradatan hem de man die tegenover de wrede 'kunst van het doden', de vreedzaam geachte 'kunst van het sterven' in de vorm van de hongerstaking heeft geperfectioneerd. Maar de vraag rijst of die nieuwe vorm van vreedzaam geacht verzet in werkelijkheid wel vreedzaam is.

Plato zegde dat het beter is om kwaad te ondergaan dan om het te doen, maar in het geval van vreedzaam verzet in de vorm van hongerstaking, gaat het wel degelijk om een kwaad, met name een kwaad dat men zichzelf aandoet. En aangezien Gandhi een voorbeeldfunctie waarnam, kon men ook zeggen dat hij anderen tot hongerstaking aanzette en derhalve tot het plegen van geweld tegen zichzelf. Zo wordt hier niet het geweld geopponeerd aan de geweldloosheid maar veeleer worden twee vormen van geweld misschien wel al te onkritisch tegenover elkaar geplaatst: het geweld tegen derden en dat tegen zichzelf dat, indien het gebruikt werd door iemand met een voorbeeldfunctie, eveneens als een geweld tegen derden beschouwd kon worden. In wezen gaat het hier eigenlijk over de oppositie van het geweld van de moord aan dat van de zelfmoord of over het vraagstuk van het recht op zelfmoord.

Zelfmoord is verwerpelijk in het licht van het christendom, maar ook op zuiver logische gronden moet zelfmoord verworpen worden als strijdig met het gezond verstand, en de redenen zijn telkenmale overtuigend. In christelijk perspectief vloekt de zelfmoord met het christelijke gebod zichzelf te beminnen. Dat gebod kan worden afgeleid uit drie premissen, met name het gebod van Christus aan zijn apostelen om anderen te beminnen zoals Hij hen heeft bemind, het goddelijke gebod zijn naaste te beminnen zoals zichzelf en het feit dat de godheid nimmer met zichzelf in tegenspraak kan zijn. Uit deze drie premissen volgt uiteraard en met dwingende kracht de logische conclusie dat men zichzelf moet beminnen, zodat de zelfmoord in de christelijke opvatting ongeoorloofd en gewelddadig is.

Maar ook geheel los van het christendom snijdt de verdediging van de hongerstaking, en bij uitstek die van de zelfmoord, geen hout. Sommigen trachten het kwaad dat men zichzelf aandoet, uit te leggen met de stelling dat men zichzelf kan haten terwijl men anderen bemint. Dit is echter een onmogelijkheid om de eenvoudige reden dat het beminnen van een ander niets anders kan betekenen dan dat men zich jegens die ander opstelt zoals tegenover zichzelf. En indien het mogelijk was dat men zichzelf zou haten én de ander beminnen, dan verdween vanzelfsprekend het onderscheid tussen liefde en haat.

De heden wijdverspreide mening dat zelfmoord een menselijk recht zou zijn, verwant aan het recht op zelfbeschikking, heeft zijn wortels in de misvatting dat de mens zichzelf zou bezitten en derhalve vrij zou zijn om met zichzelf te doen wat hij maar wilde. Een bijzonder surrealistische misvatting uiteraard om te stellen dat een mens met zichzelf mág doen wat hij maar wil, alleen al omdat een mens met zichzelf niet eens kán doen wat hij wil: zijn dood maar ook reeds zijn eigen leven heeft hij tegen heug en meug te ondergaan. Alle beperkingen die ons ten deel vallen, maar ook alle vrijheden die wij genieten, worden allerminst door onszelf bepaald. Alle gekregen mogelijkheden zijn niets dan genaden en het gebruik van geweld staat lijnrecht daartegenover. De mens bezit zichzelf evenmin als hij een ander bezit. Waar iemand gelooft dat hij een ander bezit, miskent hij die ander en berokkent hij hem aldus kwaad, en hetzelfde is het geval waar hij gelooft zichzelf te bezitten: daar miskent hij zichzelf, daar houdt hij zichzelf voor een ander dan hij werkelijk is.

In het berokkenen van kwaad aan zichzelf ter gelegenheid van bijvoorbeeld een hongerstaking, wordt in wezen een tweevoudige chantage gepleegd. Vooreerst gebruikt men zichzelf en berokkent men kwaad aan het eigen lichaam. Maar tegelijk instrumentaliseert men anderen door hen op een gesofisticeerde manier van hun vrijheid te beroven. Men dwingt hen immers om keuzes te maken die zij nimmer uit zichzelf zouden maken maar die zij niet laten kunnen omdat die keuzes door de gijzelnemers op een fatale manier aan door hen bepaalde voorwaarden verbonden worden. De hongerstaker laat anderen geloven dat zij het zijn die hem tot de hongerdood kunnen dwingen én ook dwingen, terwijl het op de keper beschouwd net andersom is en het de hongerstaker zelf is die dwang uitoefent op die anderen.

Rest de vraag wat er in feite gebeurt waar men zijn dood of die van een ander aanwendt voor politieke doeleinden. Een schitterende anatomie daarvan vindt men in het hoger genoemde artikel van Costica Bradatan. (1)

(J.B., 9 oktober 2011)

(1) Costica Bradatan, "Light for the future: On the Political Uses of a Dying Body", d.d. 23 mei 2011, in: http://www.dissentmagazine.org/online_articles/a-light-for-the-future-on-the-political-uses-of-a-dying-body  .


02-10-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De job en de ziel

De job en de ziel

In een Delhaizewinkel in het Antwerpse ontstond ter hoogte van de kassa's een dezer enige ophef naar aanleiding van de luidruchtige en merkwaardige uitlatingen van een klant die net zijn boodschappen had gedaan en aan wie men wilde aanleren om zelf de eigen waren in te scannen. Dat is namelijk een proces dat al aan de gang is in de grotere magazijnen en ook de kleinere supermarkten blijken nu dat voorbeeld te zullen volgen. Het is namelijk de bedoeling dat de klant het gekochte product zelf intikt of scant, betaalt en andermaal scant teneinde de afdeling te kunnen verlaten. "Dat is de eerste maar meteen ook de laatste keer dat ik dit traject heb afgelegd!", riep de klant in kwestie: "de volgende keer ga ik terug langs de kassa!" En dan, nog luider: "Begrijpen jullie dan niet dat ze jullie hier buiten willen? Meer automatisme, minder jobs!" Tenslotte met klinkende stem, hoorbaar doorheen gans het gebouw waar intussen al een belangstellende stilte was gaan heersen: "Jullie denken toch niet dat ik hier kassier kom spelen? En dan nog voor niks zeker! Jullie laten je eigen job afpakken!" (1)

De klant in kwestie was een van onze minst bekende doch tevens een van onze grootste bekende Vlamingen. Wat eerst komisch leek, was bij nader toezien werkelijk tragisch, want de opmerking liet niets aan de verbeelding over, het was de naakte waarheid, iedereen kende die maar tegelijk werd zij ook door iedereen verzwegen. En waar de commercie de waarheid verraadde, verraadde de artiest op zijn beurt nu de leugen.

Automatisering is een proces dat al aan de gang is sinds de alleroudste tijden maar sinds de industriële revolutie heeft zij een wel heel snelle vlucht genomen en sinds de nieuwste technologieën is er echt geen houden meer aan. Op zich geen probleem, het is immers de bedoeling dat door het automatiseren van handelingen die aandacht vereisen, die aandacht vrijgemaakt kan worden voor andere en belangrijkere zaken. Wie aandacht zegt, zegt mensen, en wie volhoudt dat bijvoorbeeld het intikken van cijfercodes een interessante bezigheid is voor de mens, is uiteraard niet goed snik. Maar stilaan lijkt mét de automatisering een wel heel onverwachte bijwerking te dagen aan de horizon, want in plaats van de nagestreefde bevrijding van allerlei vervelende technische taken, valt ons iets heel anders ten deel: straks blijkt de hele mensheid van bij het ochtendkrieken tot een stuk in de nacht voor een scherm te zitten, aan een klavier, om daar niets anders meer te dóen dan codes in te tikken!

Het verband lijkt spoorloos omdat het resultaat zo radicaal in tegenspraak is met het nagestreefde, maar wie niet blind is, zal tegen wil en dank moeten vaststellen dat, enerzijds, de ver doorgedreven automatisering van alle menselijke handelingen en, anderzijds, het spenderen van tijd aan de bediening van de automaat bij uitstek die de pc tenslotte is, twee zaken zijn die paralel evolueren. Om het enigszins anders uit te drukken: het proces van automatisering lijkt alleen maar de aandacht te bevrijden van allerlei taken, terwijl die aandacht in werkelijkheid opnieuw wordt opgeëist, maar dan wel met dubbele kracht en bovendien voor taken die nog vervelender zijn dan de reeds geautomatiseerde. Komt daar nog bij dat zowel onze lichamelijke als onze psycho-sociale conditie helemaal niet voorbereid is en ook niet voorbereid kán worden op die plotselinge en ingrijpende transformaties van onze agenda.

De illustratie bij uitstek van het laatst genoemde probleem is het opduiken van de zogenaamde beschavingsziekten ingevolge de zittende beroepen. Stress, hoge bloeddruk en infarcten allerhande zouden immers wegblijven indien de kantoorbediende die van zijn baas een uitbrander krijgt, de kans had om zich fysiek af te reageren zoals dat het geval was in de oertijd bij vechtpartijen en in de jacht. Wij kunnen weliswaar ons gedrag aanpassen aan het proces van automatisering, maar onze constitutie blijft wat ze is want ze ligt verankerd in ons vlees zelf dat, in dit geval, gaat hunkeren naar sport teneinde dit levensbelangrijke tekort enigszins te kunnen compenseren.

En zo zijn we uiteraard weer beland bij het begin, want kijk: was het niet de bedoeling van machines dat ze ons bevrijdden van het werk van onze handen en van de arbeid van ons hele lijf - het werk dat wij gedoemd zijn te verrichten in het zweet van ons aanschijn sinds wij in dit tranendal vertoeven? Voor dat labeur immers zijn wij gemaakt zoals we nu eenmaal gemaakt zijn: met pezen en met spieren die bloed nodig hebben en zuurstof, beweging en ritme, cadans, dag en nacht, zomer en winter en al het werk dat hoort bij de getijden, de opgang en de ondergang, het komen en het gaan, het eeuwigdurend rad. Hoe komisch wordt de mens niet die weigert om te zweten en die gelooft dat het veel beter is als hij zijn pezen en zijn spieren niet langer moet aanspreken? Wat voor een afschuwelijke vergissing begaan wij niet waar wij geloven een slag thuis te halen als wij in een luie zetel kunnen blijven liggen met de voeten in de hoogte, bier drinkend in plaats van water, en de prikkelende rook van tabak verkiezend boven de zuurstof van de heldere lucht? En willen wij meer eten dan wij in onze dagelijkse arbeid verbranden kunnen, dan zal men dat aan ons figuur ook weldra kunnen zien, en ongemakken allerhande zullen ons de vrede ontnemen die de handenarbeid ons anders had geschonken.

De automaat die de mens bedoeld had als zijn knecht, is baas geworden over hem en op die wijze heeft zich andermaal de vloek herhaald waarvan de oudste legenden verhalen: de mens heeft zijn Schepper God willen overtroeven door voor zichzelf schepselen te fabriceren die hem met hun arbeid eren moesten maar die schepselen, helaas, worden naar zijn eigen voorbeeld ongehoorzaam aan hun maker en op hun beurt onderwerpen zij hem aan zich. Warempel, in de machine die de mens verknecht, openbaart zich de wrok van God. En de code tot welke de mens alle dingen wil herleiden teneinde hen eens en voorgoed te kunnen bezitten, keert zich tegen hem. De mens wordt nu gedecodeerd, vervolgens wordt hij herleid tot zijn code, tenslotte wordt hij nietig verklaard want in het licht van de heerschappij van de code is hij niet langer uniek, is hij reproduceerbaar, maakbaar, construeerbaar uit het niets.

"Help!", zo roepen ineens enkele nog niet geheel afgestompte creaturen: "Help! Waar is mijn ziel?!"

(J.B., 2 oktober 2011)

Noten:

(1) Zie het oeuvre van de Vlaamse dramaturg en romancier Dirk Biddeloo.






27-09-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uit het schuim van de zee - een recensie
 

Een cultuurkanjer ziet het levenslicht:

Uit het schuim van de zee

– De Griekse Mythologie in 136 verhalen –

door Kris Vansteenbrugge







 

Dit is het! Dit, hier, is het boek dat ik al in mijn jeugd koortsachtig zocht tot in de rommeligste boekenwinkels, op gezellige oude markten en hoog in het gebinte van ontelbare bibliotheken. Gij zult het niet vinden! zo klonk het t' allen kante: het boek dat gij zoekt, moet immers nog geschreven worden, en wie zal dat doen? Een groot geleerde met pensioen?

Dit hier is die ene, vaak vergeten peiler van de twee pilaren waarop de ganse westerse beschaving rust. Want naast het monotheïstische christendom dat sinds tweeduizend jaar de wereld overspoelde, is dit die andere en nog veel oudere bron, met wel duizend goden en evenveel verhalen: mysterieus en meer dan sprookjesachtig, maar o zo verklarend als wij díe vragen áchter de vragen stellen zoals bij uitstek kinderen dat doen: hoe zijn wij uit de chaos voortgekomen? Waarom verbeeldt onze achillespees de kwetsbaarheid? Kan een man een kind baren uit zijn hoofd of uit een van zijn dijen?

De woorden van de wetenschap zijn niet zomaar uit het Oud Grieks gewonnen: in Hellas ligt de oorsprong der begrippen, de kiem van de rede die ons de moderne wereld schonk. Want het begin der tijden reikt de einder van de toekomst de hand in de beloften van de nanotechnologie, de eugenetica, de megapsyche van het mensdom en Andromeda.

Uit het schuim van de zee, zo luidt het antwoord op de vraag van een oude man die alle leed en lusten heeft gekend: het wonderbare wezen dat uitgerekend door de broosheid die haar schoonheid geeft, moeiteloos alle krachten van de kosmos aan zich onderwerpt om ze dan eindeloos opnieuw te baren, werd zelf geboren uit het schuim der zee:

"Kronos hieuw Ouranos de geslachtsorganen af en wierp ze ver weg in de zee. En waar het zaad van Ouranos zich vermengde met het zeewater begon dit laatste te schuimen en uit het schuim kwam een onbeschrijflijk mooi en lieftallig wezen te voorschijn, Aphrodite, de godin van de liefde, een kind van de hemel en de zee." (p. 14)



Dit is een boek dat weidse velden behoeft met narcissen bezaaid, glooiende dalen vol boterbloemen en koele meertjes in de zon langs wier zanderige oevers een voltallig koor van nimfen danst, scanderend in een heilige vervoering:

"Toen ze met Zeus in het huwelijk trad

kreeg Hera als bruidscadeau van haar grootmoeder Gaia

een gouden appelboom.

Ze plantte de boom in haar eigen tuin,

die zich bevond op de hellingen van het Atlasgebergte,

dat is aan de westelijke kant van de wereld,

waar 's avonds de door paarden getrokken zonnewagen

van de god Helios op de aarde nederdaalt

en waar de weiden zich bevinden

waar de onmetelijke kudden koeien en schapen van Atlas grazen." (p. 19-20)

En dan krijgt dit verhaal een wending die wat herinnert aan de boom des levens uit de joodse heilige schrift: op een dag stelen de Hesperiden de gouden vruchten, en Hera laat de boom bewaken door de honderdkoppige draak Ladon - later nog door redder Herakles geveld.

Edoch, ware redding in het Grieks klinkt wel verrassend anders: toen op een dag de twee zonen van Hera's priesteres de plaats innamen van de zieke ossen die haar kar voorttrokken naar haar heiligdom, vroeg zij aan de godin een beloning voor hen beide. En ziet: Hera liet de twee terstond dood neervallen ter aarde: "Want, zo sprak de godin, de dood is het mooiste geschenk dat een mens kan te beurt vallen!" (p. 21)

Wie weet overigens dat de godin Hera een tempel had "op de heilige grond van Olympia (...) ouder nog dan die van Zeus? Te harer ere werden daar Spelen gehouden, de Heraiën, uitsluitend bestemd voor vrouwen. Maagden, naar men zegt." (p. 21)

Ooit nam Hera wraak op haar ontrouwe echtgenoot door bij zichzelf en zonder tussenkomst van een man, een zoon te verwekken, Hephaistos, die zo lelijk was dat zij hem maar meteen in zee wierp, waar nimfen hem voedden; een dwerg bracht hem later de smeedkunst bij. Uit wraak jegens zijn moeder smeedde Hephaistos haar een gouden zetel die zich om haar heen klemde en die haar zo gevangen zette. In ruil voor haar bevrijding eiste de lelijkaard Aphrodite als gemalin. Uiteraard was zij hem ontrouw en zo werd hij de 'hoorndrager'. (pp. 22-23)

Onder Zeus' kinderen waren de oorlogsgod Ares en ook Athena: zij was een bastaard, haar vader verorberde haar moeder maar kon haar niet verteren. "En ziet: uit het hoofd van Zeus steeg een volwassen vrouwspersoon op, fier en rechtop, gehelmd en geharnast, met lans en schild". (pp. 28-29)

Het verhaal over Erichthonios verklaart waarom Athena de kraai, haar lievelingsvogel, vervloekte en inruilde voor de uil; hij was het immers die haar meldde dat de bewaaksters van baby Erichthonios het verbod hadden overtreden om hem te bekijken: hij was geboren met een kronkelend slangenlichaam. Wie zijn bewaaksters waren, waarom het kind misvormd was en hoe het Erichthonios verder verging, staat allemaal nog in dezelfde paragraaf, compact én vloeiend. (p. 30-32)

Ook de maagdelijke wijsheidsgodin Athena had haar zwakheden. Zo maakte zij blind wie haar naaktheid aanschouwde. Zij leerde Arachne weven doch duldde niet dat haar leerlinge zich beter achtte dan Athena zelf van wie zij de lering loochende. Na een weefduel verhing Arachne zich, Athena kreeg spijt en veranderde de dode in een spin aan wie zij beval eeuwig te weven. (pp. 33-34)

Dan komt het verhaal van Poseidon met zijn burcht op de zeebodem, met zijn drietand en zijn gouden paardenkoets waarmee hij stormen bedwong tijdens zijn tochten over de oceanen. Wie wist dat zijn zoon Triton een 'zeemeerman' was? (pp. 36-38)

Hoe goden het aan boord legden om hun escapades te onttrekken aan het oog van hun jaloerse echtgenote, wordt onder meer verteld in het verhaal van Leto die door Zeus werd bezwangerd. "Sommigen beweren dat Zeus haar en zichzelf tijdens de paring veranderde in een kwartel (...)" (p. 39) Maar wie gelooft dat zij zich zo makkelijk liet verschalken, heeft het mis. Het vervolg van dat verhaal verklaart onder meer hoe de Egeïsche zee aan haar naam kwam, waar zich het middelpunt van de wereld bevindt en hoe de Pythische Spelen van Delphi zijn ontstaan.

Hermes dan, werd amper één dag na de bevruchting geboren en tegen de avond van zijn eerste levensdag weidde hij al de koeien van Apollo in 't gebergte. Uit de darmen van die koeien en uit het schild van een schildpad maakte hij de eerste lier. Hij bestal Apollo maar wist zich voor 't gerecht van Zeus zo geliefd te maken met zijn lier dat hij opgenomen werd als twaalfde god en benoemd tot goddelijke bode alsook tot god van de handel. (pp. 41-43)

Het verhaal van Io, de dienstmaagd van Hera die echter met haar echtgenoot Zeus aanpapte, is betoverend mooi. In een raamvertelling daarin verhaalt een fluitspelende Hermes aan de door Argos bewaakte Io die door Hera in een koe veranderd was, het verhaal van de fluit - andermaal een metamorfose, dit keer van de door Pan op de hielen gezeten nimf Syrinx die de goden om bescherming smeekte. Syrinx' bede werd aanhoord, zij werd veranderd in een rietstengel, waaruit Pan zijn fluit sneed. Hermes hakte nu een ingedutte Argos het hoofd af om Io te bevrijden, maar Hera stuurde een horzel op haar af zodat zij vluchtte en zich in zee stortte - de Ionische Zee. Maar hiermee is het verhaal opnieuw nog lang niet verteld. (p. 44-46)

Verliefd op de koningsdochter Europa, begaf Zeus zich in stierengedaante tussen haar vee en nodigde haar uit om plaats te nemen op zijn rug om haar vervolgens te ontvoeren alover de Middellandse Zee tot op Kreta waar hij weer zichzelf werd en zich met Europa verenigde. Europa kreeg drie zonen, waaronder Minos van Knossos, stamvader van de Minoïsche cultuur. Europa's ongeruste vader stuurde zijn zonen vruchteloos naar haar op zoek. Een van hen was Kadmos, die het orakel van Delphi raadpleegde. Het verdict luidde dat Zeus zelf het spoor verborg en dat hij met zijn mannen een koe moest volgen en een burcht bouwen waar ze strandde. Daar wilden zijn makkers drinken aan een bron, bewaakt door een monsterslang die hen verslond. Maar Kadmos versloeg de slang en Athena voorspelde hem dat hij als slang zou sterven nadat hij eerst een roemrijke stad had gesticht met de hulp van krijgers opgeschoten uit de tanden van de slang die hij op Athena's bevel daar zaaide. Die krijgers moordden elkaar uit, behalve vijf: de Sparti, met wie hij Thebe stichtte. (pp. 47-49)

Kadmos kreeg vier dochters, onder wie Semele, en ook met haar verenigde Zeus zich in de gedaante van een knappe jongeman. Toen hij zich bekend maakte, wilde zij de godheid zien en hij beloofde het haar ook ofschoon hij wist dat niemand god kon zien en blijven leven. Toen hij aan haar verscheen, brandde Semele op, en Zeus riep Hermes ter hulp om met een keizersnede nog gauw haar vrucht te redden en die in te planten in zijn eigen dij, en zo werd Dionysos geboren. (pp. 50-52)

In het verhaal van Ino wordt de oorsprong van de Isthmische Spelen verklaard: zij herdachten Ino en haar zoontje die tragisch om het leven kwamen. En even tragisch verging het haar zuster, Agave. Dionysos werd door vijf nimfen opgevoed, hij maakte wijn, leefde uitbundig en telde onder zijn volgelingen maenaden alsook saters, onder wie Pan. Na omzwervingen terug in Thebe organiseerde hij daar een orgie waarop Agave te gast was. Bedwelmd door de wijn aanzag zij haar zoon voor een wild dier, doodde hem en at van zijn vlees. Toen sprak Kadmos de beroemde woorden: "Prijst nooit iemand gelukkig voor hij zijn laatste dag heeft geleefd". (pp. 56-58)

En ook de zuster Autonoë verging het slecht. Haar zoon Aktaion zag op een keer Artemis naakt baden, waarop deze hem in een hert veranderde, zodat zijn honden hem verscheurden. Zeus bezwangerde de koningsdochter Kallisto - een tempeldienares van Artemis die geslachtsbetrekkingen verbood - en toen Artemis het merkte, veranderde ze haar prompt in een berin, die Arkas baarde, die op beren jaagde. Toen die op het punt stond om zijn moeder te doden, veranderde Zeus ook hem in een beer en van de twee maakte hij de sterrenbeelden Grote en Kleine Beer. (pp. 59-60)

Toen Demeter's dochter Persephone verdween, was zij uitzinnig van verdriet en prins Triptolemos vertelde haar "dat op een naburige weide een meisje was geschaakt door een geweldenaar in een door vurige zwarte paarden getrokken wagen. Daarna was de aarde opengescheurd en had het hele gespan verzwolgen [in het zogenaamde 'hol van Pluto (of Hades)']". Helios, de zonnegod die alles ziet, bevestigde dat Hades de dader der ontvoering was. Zeus werd ter hulp geroepen doch kon niets meer doen aangezien Persephone reeds gegeten had van de granaatappel die een terugkeer uit de onderwereld onmogelijk maakt. Van droefheid verdorde toen de ganse natuur en zo werd een compromis gesloten: een deel van het jaar mocht Persephone bij haar moeder, dan werd de natuur blij en ontlook de lente; het andere deel moest zij bij Hades in de onderwereld leven, dan verdorde alles en werd het winter. Hier rond werden de Eleusische mysteriën gesticht, uitbundige feesten over de levenscyclus. (pp. 61-63)

Betoverd door een jaloerse Aphrodite, deelde de koningsdochter Myrrha met een list het bed met haar vader. Toen die haar herkende, vluchtte zij naar Arabië maar toen zij zwanger bleek, schaamde ze zich zozeer dat ze niets meer wenste te zijn, noch levend noch dood. De goden veranderden haar in een myrrheboom die uit zijn bast welriekende gomhars weent om de verloren eer. Uit de schors werd Adonis geboren, een kind zo schoon dat Aphrodite hem adopteerde die het aan Persephone ter bescherming gaf. Ze kregen ruzie over het kind, en Zeus besloot dat het gedurende een derde van het jaar bij Persephone zou verblijven en een derde bij Aphrodite. Over het laatste derde besliste hij zelf en hij koos voor Aphrodite. Aphrodite werd verliefd op Adonis en de jaloerse Ares, in de gedaante van een ever, doodde hem. Adonis' bloed kleurde een beek rood die via de Styx naar de onderwereld stroomde. Waar het bloed van Adonis de aarde doodrenkte, ontsproten alom anemonen. (pp. 64-65)

Dan is er het verhaal van Tantalos die het allemaal voor de wind ging totdat hij de alwetendheid van de goden op de proef wilde stellen. Hij nodigde hen bij hem aan tafel uit en schotelde hen zijn eigen zoon Pelops voor. Alleen de nog in rouw verkerende Persephone at een stuk van zijn schouder, de andere goden doorzagen en verafschuwden de daad. Tantalos belandde in de Tartaros, de diepste hel, gefolterd door een eindeloze kwelling: staande in het water komt hij om van de dorst en onder altijd wijkende vruchten verhongert hij. Zeus liet de stukken van Pelops lichaam weer samenstellen, alleen het opgegeten stuk schouder ontbrak, het werd vervangen door ivoor. Poseidon werd verliefd op Pelops en schonk hem een stel paarden en een renwagen. (pp. 66-68)

De kunst van het paardenrennen kwam Pelops ten goede toen zijn oog viel op Onomaios' mooie dochter Hippodameia. Onomaios immers daagde elke huwelijkskandidaat uit tot een renwagenwedstrijd en boven de paleispoort hingen de dertien hoofden van Pelops' voorgangers tentoon. Hippodameia echter werd verliefd op Pelops en beraamde het plan om haar vader's wagenmenner Myrtillos om te kopen en zijn wagen te saboteren. Zijn loon: de helft van het rijk en de eerste huwelijksnacht met Hippodameia. Pelops won maar misgunde Myrtillos zijn loon en duwde hem van een rots naar beneden. Myrtillos kon Pelops en diens nageslacht nog net vervloeken. Om voor zijn misdaad vergeving te bekomen van zijn vader Hermes en van de andere goden, stichtte Myrtillos de Olympische Spelen. (pp. 69-71)



Maar hiermee werd de beknopte inhoud van slechts de eerste eenentwintig van de in totaal honderdzesendertig verhalen weergegeven. Ze bestrijken een kleine vierhonderd bladzijden en worden aangevuld met een vooral voor oningewijden bijzonder welkome, overzichtelijke genealogie en ook een uitgebreid trefwoordenregister. De tekst wordt verlucht met grappige pentekeningen van de grafische kunstenaar en cartoonist Kurt Vangheluwe. Het boek ligt vlot in de hand met zijn plooibare doch stevige kaft, de bladspiegel oogt fraai en ook lettertype en lettergrootte komen de leesbaarheid zeer ten goede. Een kanjer dan toch, een unicum in de Nederlandse taal en niet van de eerste de beste, een onschatbare rijkdom aan culturele bagage met eeuwigheidswaarde. Binnen pakweg driehonderd jaar zal men dit boek nog lezen in Vlaanderen en in Nederland, en zonder te overdrijven: als een boek het verdient om vertaald te worden, dan wel deze prachtige parel.



Nog iets over mythologie als ware kennis

Wie de oude, zangerige verzen leest waarin gewag gemaakt wordt van de mythologische oorsprong van de dingen, kan zich niet van de indruk ontdoen dat hij te maken heeft met metaforen verweven met welluidende vertelsels, veeleer dan met wat wij vandaag ‘overtuigingen’ zouden noemen. De Griekse oorsprongsmythen treffen wij vandaag meestal aan in een of andere moderne taal en in de vorm van een haast redelijk verslag, terwijl ze eigenlijk gebaseerd zijn op de verzen van, in dit geval, vooral, een van de meesterwerken van een groot dichter, namelijk de Theogonia van Hesiodos: een muzikaal gedicht van meer dan duizend verzen dat er geen twijfel laat over bestaan dat hier vooral de menselijke fantasie van eeuwen aan het werk is geweest, vanuit het opzet om in een symfonische vorm het grote verhaal van het ontstaan van de wereld zo indrukwekkend, zo beeldend en zo volledig mogelijk te vertellen ten behoeve van het kind dat zich verwonderd afvraagt waar wij dan vandaan komen. Geen mens is er die zich die vraag niet heeft gesteld, en er is ook geen mens die de vraag van het kind onbeantwoord kan laten. En het dichterlijke antwoord is ook rijk en mistig genoeg om niet ontkracht te kunnen worden, om de fantasie veeleer te voeden dan ze in te tomen, en om zodoende hoop te schenken aan de mens die zich per slot van rekening verloren weet in de oneindige uitspansels van de ruimte en de tijd. Diezelfde rijkdom en mistigheid die onze vragen weliswaar niet onbeantwoord laten, maar die ze tevens verveelvoudigen, vindt men trouwens ook terug in de zogenaamd wetenschappelijke benaderingen van ten slotte exact dezelfde problemen, die nimmer wijken, doch die terugkeren, telkenmale met hernieuwde kracht geladen en met steeds weer onverwachte verrassingen. Het is daarom beslist niet zo, dat mythen “prewetenschappelijke verklaringen” zouden zijn; veel beter kunnen wij onze wetenschappen als “neomythische verhalen” bestempelen.

De Grieks-Romeinse oorsprongsmythen zijn ons het beste bekend, maar misschien eerder nog de Joods-Christelijke, en het verwondert ons dan ook terecht wanneer wij vaststellen dat, in tegenstelling tot de Helleense, de Joodse ontstaansverhalen bij velen van ons niet eens in strijd worden geacht met wat de moderne wetenschappen ons leren. Wij noemen de Griekse mythen moeiteloos pre-wetenschappelijk, en als wij zelf aan wetenschap doen, dan beschouwen we het zelfs geheel onbewust als een vanzelfsprekendheid dat wij geloof hechten aan wat de wetenschappen ons aangaande de oorsprong van de dingen leren, terwijl wij de mythologie als een folklore beschouwen. Anders blijkt het gesteld, althans bij velen, wanneer het wetenschappelijke arsenaal aan kennis naast de Joods-christelijke mythologie wordt gelegd. Deze laatste geldt immers zeer vaak als ‘geloof’, en ze blijft een eigen bestaan leiden naast het huidige ‘spel’ van de wetenschappen.

Niettemin gebeurt zulks niet onterecht. Immers, de vragen die aan de basis liggen van de mythen, en deze die de wetenschappen hebben doen ontstaan, zijn in de grond dezelfde. Het wetenschappelijke denken is complex geworden en wegens zijn vele, hoge specialisaties uitgelopen op bijna louter technische aangelegenheden, wat het nadeel met zich brengt dat de oorspronkelijke vragen soms geheel uit het gezichtsveld verdwijnen. In de oude mythen daarentegen, blijven die vragen zelf uitdrukkelijk aanwezig en kunnen de prachtige metaforen principieel zelfs bij volslagen leken onmiddellijk de bijzondere gevoelens losmaken die eigen zijn aan de verwondering waarin het ganse opzet van de grote zoektocht naar verklaringen duidelijk wordt. Scholieren die met louter wetenschappelijke gegevens worden volgepropt zonder eerst terdege kennis gemaakt te hebben met het wonder van de mythen, dreigt het daarom te vergaan zoals de reizigers in de karavaan, uit de nachtmerrie van Kaspar Hauser in Werner Herzog’s gelijknamige filmdrama: zij trekken door de leegte van een woestijn, echter zonder kop of staart, zonder oorsprong en geheel onwetend omtrent enig doel. Het schrikbeeld van de volslagen stuurloosheid is ongetwijfeld de allerzwaarste last waarmee de jonge generaties, welke uiteindelijk de toekomst van de mensheid vertegenwoordigen, worden opgezadeld wanneer men hen de schoonheid en de verwondering, zoals deze bij uitstek in de mythen spreekt, onthoudt. En die stuurloosheid is niet alleen een zware last: zij is op de keper beschouwd moordend en onhoudbaar, zowel voor de wetenschappen zelf als voor hun beoefenaars. Immers, de wetenschappelijke bedrijvigheid zelf lijdt er zwaar onder wanneer zij haar beginselen, die haar ziel zelf zijn, moet ontberen, en zo mag het dan ook niemand nog verwonderen dat er ‘wetenschappen’ ontstaan, of althans bedrijvigheden, die, geheel losgekoppeld van enige oorsprong of enig doel, alleen nog technische complexen zijn die niet alleen geen aarde aan de dijk brengen, maar die bovendien, met een knipoog naar de — mythologische — toren van Babel, nog slechts energie en tijd verspillen die men dan elders tekort komt, zodat zij verworden tot een alles verslindend, louter ‘spel’. De doelen zijn dan middel geworden en het middel werd tot doel verheven, om het te zeggen met de auteur van de toren van Babel, met Christus, met Augustinus, met Marx, met Illich en ook met de postmodernen. Het zijn de mythe van de eeuwige Sisyphus, de Tantaloskwelling, de draad van Ariadne. De zaak is nu dat pas deze oerlegenden ons het licht schenken waarin wij ons bewust kunnen worden van waar we aan toe zijn. (1)

OVER DE AUTEUR

Kris Vansteenbrugge
(°Grijsloke, 1940) is arts (chirurg) van beroep, net zoals Tsjechov, Slauerhoff en vele andere getalenteerde schrijvers. Hij is dramaturg, romanschrijver, essayist, dichter en marathonloper. In het spoor van zijn naamgenoot Chrisolius, een Armeense missionaris en martelaar die in de derde eeuw de Vlamingen in Grijsloke tot het Christendom kwam bekeren, bekeerde dokter Kris Vansteenbrugge onze gewesten tot de helende loopcultuur als stichter van Vlaanderen's mooiste loopkoers, Dwars door Grijsloke, die in augustus 2011 aan zijn eenendertigste uitgave toe was. Kris Vansteenbrugge is tevens een kenner van de literatuur en in het bijzonder van de Griekse Mythologie. Met Uit het schuim van de zee - de Griekse mythologie in 136 verhalen - komt hij tegemoet aan een aloude vraag naar een volledige, authentieke en overzichtelijke weergave van de verhalen die de basis uitmaken van de bakermat van de westerse cultuur - een unicum in de Vlaamse letteren, met een gezwinde pen en in een vlekkeloos hedendaags Nederlands. Kris Vansteenbrugge publiceerde eerder onder meer "Dwars door Grijsloke - Kanker en hartinfarct moeten niet zijn", over de nieuwe gezondheidsleer, "De mens... een loopdier - De heksen van Grijsloke", "Grijsloke's Olympiade", over de mythologische oorsprong van de verschillende Antieke Spelen" (Grijsloke 2000), "O jerum jerum jerum" (2006), een autobiografie, en nog een aantal toneelstukken. Voor meer info, zie:
www.bloggen.be/pierpont  & www.bloggen.be/kris  & www.bloggen.be/dzeus .

 



(J.B., 27 september 2011)

Noten

(1) Zie: J. Bauwens, Over het ontstaan, in: http://www.bloggen.be/ontstaansvraag/






22-09-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ag2
Klik op de afbeelding om de link te volgen -

21-09-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Niet mee met de tijd -
 

Niet mee met de tijd

Het is gangbaar om te zeggen dat de jeugd het voortouw neemt en dat men met het ouder worden onherroepelijk achterop gaat hinken en niet meer mee kan met zijn tijd. De daar achter liggende opvatting houdt in dat de tijd vergelijkbaar is met een karavaan die almaar voort raast en die alleen door jonge en snelvoetige mensen bij te houden is. Ouderen komen achterop te liggen zoals een peloton dat hopeloos in de mist verdwijnt - de mist van het verleden: vijftigplussers zijn niet meer bij de tijd, zestigers zijn reddeloos, zeventigers zijn afgeschreven en tachtigers zijn allang niet meer van deze wereld. De conclusie luidt dat de wereld aan de jongeren is, die immers de toekomst vertegenwoordigen, en oud worden heeft reeds de betekenis van het in levenden lijve wegdeemsteren, het vergaan tot een schaduw van zichzelf of, erger nog, het wegkwijnen in de vergeetput.

Het beeld van de vergeetput lijkt wel overdreven maar het is dat allerminst. Vergeetputten hebben echt bestaan en voor wie er in belandden, was er geen genade. Men werd letterlijk door iedereen aan zijn lot overgelaten en vergeten. Wie het begrip 'vergeetput' leert kennen, probeert zich allicht een keertje in te denken wat het wezen moet om moederziel alleen in zo'n put te belanden tot men door de dood zelf uit zijn lijden wordt verlost. Want zo erg is het leed der verstotelingen, dat zij op den duur de dood met open armen als hun ultieme verlosser ontvangen.

Er zijn vergeetputten van steen, gegraven in de diepten van de kerkers, maar er zijn ook vergeetputten van woorden, of beter nog: van onwoorden of van een zwijgen dat een doodzwijgen is. Maar de allerergste vergeetputten zijn misschien wel de monumenten, daar deze zelfs vergeetachtigen dwingen te herinneren aan hen die niet vergeten willen worden en die er ook fortuinen aan besteden om zich aan andermans herinneringen op te dringen. Zo worden alom ten lande maar ook op allerlei feestdagen het hele jaar door, koningen, kardinalen, prinsbisschoppen, pausen, edellieden en presidenten herdacht door heel plichtsbewuste mensen die er niet bij stilstaan dat er aldus geen plaatsen en geen dagen meer overschieten waarop zij hun bloedeigen grootouders en ouders kunnen gedenken.

Maar het beeld van de voortrazende tijd die alleen jongeren in staat zijn te volgen terwijl ouderen achterop moeten blijven, is allesbehalve waarheidsgetrouw. Meer nog: iedereen weet heel goed dat het in werkelijkheid helemaal niet de ouderen zijn die achterop hinken en die van de jongeren te leren hebben - dat ware immers de wereld op zijn kop! Sinds oudsher zijn het de jongeren die door de ouderen worden geschoold om bij de tijd te kunnen zijn! De afzichtelijkheid van een op zijn kop gezette wereld toont zich misschien nog het beste in de perverse ijver van de oudere die zich jonger wil voordoen dan hij is. Het zijn inderdaad de jongeren die de ouderen moeten navolgen en wie het anders verkiezen te doen, verheerlijken de onwetendheid en lopen hun eigen ongeluk in de armen.

De hedendaagse neiging - of is het een dwang - om de kinderen baas te laten en als voorbeeld te stellen, is zeer zeker verwant aan de opvatting dat de pure natuur het beste voor ons allen is en dat de beschaving niets dan leugens brengt. Daar is iets van, want onze 'beschaving', als zij die naam nog waard is, heeft met onverdroten corruptie en met noest bedrog zichzelf in discrediet gebracht. En zeer waarschijnlijk ligt de oorzaak van die jammerlijke aberraties in de verwisseling van interne door externe drijfveren onder de druk van het gouden kalf: het goede dat men doet vanwege een daartoe bewegende liefde, werd de weg versperd door regelgevingen van buitenaf die zich verbinden met beloning en met straf. Conditionering heeft de mens van zijn eigen ziel beroofd, of beter: wie zijn doen en laten aan externe voorwaarden heeft laten koppelen, die heeft zijn ziel verkocht - het kostbaarste wat een mens bezit omdat hij daarmee samenvalt en omdat er niets meer van hem rest dan dode stof waar zij verkwanseld is. Zo'n lege huls heeft monumenten nodig, uiteraard, want iets anders heeft zij niet meer. Een mens die niet meer is, heeft bezit nodig om dat gat van on-zijn mee op te vullen, alleen is er dan niemand meer om zich die goederen toe te eigenen, daar een zielloze er slechts door bezeten worden kan. Daarentegen behoeft een mens mét een ziel helemaal niet te nemen, doch te geven.

Het offer is het wezen zelf van het levende bestaan, en dat houdt heel eenvoudig in dat niets kan leven zonder 't eigen leven door te geven. Wie leeft, wil van nature al het leven dat hij in zich draagt, verspreiden, en dit gehoorzaam aan de wet dat het leven zich vermeerdert waar het zich uitdeelt, en dit zeer in tegenstelling tot het dode. In het dodenrijk bestaat geen vruchtbaarheid en daarom ook willen allen die dood zijn, nemen en bezitten - geheel vruchteloos helaas.

Maar dat niets kan leven zonder 't eigen leven door te geven, betekent ook dat niemand leven kan zonder zijn leven eerst uit de handen van een ander te ontvangen. Jongeren dienen alles wat zij zijn, van ouderen te krijgen die het op hun beurt ontvingen van hun voorzaten. Voeding in de eerste plaats, maar uiteraard ook opvoeding: kennis, levenskunst, tactiek, techniek, methode en geschiedenis. En alleen die jongeren die bij de ouderen in de leer gegaan zijn, zijn ook bij de tijd; de ongeschoolden daarentegen (en men kan zich uiteraard evenzeer buiten de schoolmuren scholen) leven in een onbeschaafd verleden. En tot die groep behoren uiteraard diegenen die geloven dat zij mee zijn met de tijd alleen maar omdát zij jong zijn. Zij vergissen zich in niet geringe mate, want in feite zijn ze - zij het veelal niet door eigen schuld - exemplaren in een steeds gulziger om zich heen grijpend museum van de menselijke soort dat zich op een onverwachte en haast surrealistische manier steeds zichtbaarder met de huidige samenleving vermengt.

(J.B., 21 september 2011)






11-09-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De opeising der ultieme productiemiddelen

De opeising der ultieme productiemiddelen

Ten tijde van de Industriële Revolutie was er armoede zoals nooit voorheen in de grootsteden van vooral Engeland en daarna ook in de Europese metropolen. Armoede die er eigenlijk niet had moeten zijn omdat de uitvinding van grote (stoom)machines de mens dan toch ontlastten van het zwaarste werk en zij de productie verveelvoudigden. Edoch, die grote middelen bleken in verkeerde handen: de productiemachines waren geen eigendom van de arbeiders die ze bedienden maar ze hoorden toe aan rijkelui die in hun hebzucht hun kapitaal wel eindeloos wilden verveelvoudigen - en dat ten koste van ontelbare mensenlevens en onnoemelijke ellende. Die tegennatuurlijk aandoende betrachting moet wellicht worden begrepen als een consequentie van het Calvinistisch piëtisme dat aan de mens voorhoudt om boete te doen, wat enerzijds betekent dat hij hard moet werken maar anderzijds ook dat hij niet mag genieten - in casu van de vruchten van zijn arbeid, waaruit zowel de goedkeuring ten aanzien van de menselijke ellende als de tot stand koming van een groot kapitaal wordt verklaard. De adder onder het gras is uiteraard het feit dat de ellende en de rijkdom wel bijzonder ongelijk worden verdeeld: de ene klasse krijgt alle ellende en de andere bezit alle rijkdom. Godsdienst als opium voor het volk?

Een van de voortvarende textielbarons in Duitsland had een zoon die filosofie studeerde en na een stage in een katoenfabriek van zijn vader in Manchester, publiceerde Friedrich Engels in 1845 een rapport, getiteld: "Toestand van de arbeidersklasse in Engeland in 1844".
Weinig later dokterde hij samen met de uitgever Karl Marx een theorie uit om aan die wantoestanden een eind te maken. Een niet verwaarloosbaar deel van de wereld (onder meer China, Rusland, Cuba, Noord-Korea, Laos en Vietnam) probeerde die theorie ook toe te passen binnen het zogenaamde communisme maar blijkbaar toch zonder de verhoopte resultaten.

Toch blijft de Marxistische kritiek geldig dat productiemiddelen in vreemde handen een bron zijn van ellende. Aanvankelijk waren die productiemiddelen de grote en dure machines in de mastodonten van de fabrieken maar in de loop der tijd werden zij verfijnd, totdat zij uiteindelijk onder meer de machinaties werden in het zaad zelf van de gewassen waarmede wij ons voeden: door de genetische manipulatie van landbouwproducten eigenen de kapitaalkrachtigen zich dit ultieme productiemiddel toe, dat de onontbeerlijke bron van alle voedsel is. Het zaad der gewassen is niet langer een natuurlijke voedselbron, het werd geprivatiseerd.

Aan het zaad van de mens zelf is nog niet geraakt, maar dat lijkt heel weldra te zullen veranderen. Het eigendomsrecht van een mens op zijn eigen zaad wordt heden fel ter discussie gesteld, zij het in bijzonder sluwe verkappingen. Zo is er, enerzijds en het schandaal van Hitler's Lebensborn ten spijt, het thema van de eugenetica of de verbetering van nu ook de menselijke soort via selectie. In bepaalde westerse landen worden zwangere vrouwen gratis gescreend op de gezondheid van hun vrucht, en de onderzoeksresultaten drukken zich uit in statistische termen. De jonge moeders die zich onderwerpen aan de tests krijgen te horen dat hun vrucht bijvoorbeeld negentig percent kans heeft om gezond te zijn, maar voor hetzelfde geld luidt het 'verdict' dat er een kans van zeventig ten honderd bestaat op bijvoorbeeld het syndroom van Down. De ouders kunnen dan beslissen om de zwangerschap te onderbreken, maar in drie gevallen op de tien aborteren zij zodoende een gezonde vrucht. Zij kunnen er ook voor kiezen om het kind te houden en indien dat dan gehandicapt ter wereld komt en misschien meer zorgen behoeft dan een gezonde baby, zal de staat bijspringen in de kosten. Edoch, die solidariteit is bijzonder voorlopig want er gaan steeds meer beschuldigende stemmen op. Het is namelijk de bedoeling dat gewaarschuwde ouders die een te behoeftig kind op de wereld zetten, in de toekomst die extra kosten zélf dragen.

Maar naast de eugenetica is er nog een tweede luik aan de beroving van de mens van zijn kroost. De discussie over het eigendomsrecht van de mens over zijn eigen zaad- en eicellen verloopt vooralsnog verdoken en is daarom des te verraderlijker. Het kind wordt niet bij de naam genoemd maar men heeft het over een zogenaamde overbevolking die het zelfs noodzakelijk zou maken dat men zich betreffende de eigen procreatie aan opgelegde maatschappelijke regels onderwerpt. Aanvankelijk worden ons onze zaad- en eicellen niet ontnomen, maar we mogen ze wel niet meer aanwenden voor hun natuurlijke doeleinden. Slagen we er niet in om aan die nieuwe wetten te gehoorzamen, dan worden we - weliswaar pijnloos - onvruchtbaar gemaakt, zogezegd voor het eigen comfort. Vergelijk het met een staat die haar burgers intact laat en hen slechts verbiedt om te lopen; als dan blijkt dat menigeen zich niet beheersen kan, steekt de staat het volk een handje toe met een generale amputatie van de benen.

De uitvlucht van de overbevolking is wel bijzonder sluw, want in feite wordt niet zozeer het aantal mensen als zodanig beoogd, maar wel diegenen die niet langer beantwoorden aan de nieuwe normen zoals bedacht door zogenaamd verlichte geesten, zoals bepaalde atheïsten zichzelf graag noemen. Daarentegen zal de kweek van diegenen die wél beantwoorden aan de nieuwe norm worden gestimuleerd met alle mogelijke middelen want hier geldt uiteraard een onderbevolking. Het is een kwestie vergelijkbaar met de door Ivan Illich aangekaarte tegendoelmatigheid: dat wij ons ondanks het gebruik van auto's trager verplaatsen dan weleer, geldt weliswaar wel voor het volk maar zeker niet voor de superrijken die immers geen halve dag per etmaal moeten werken om de dagelijkse verplaatsing met de auto naar het werk te kunnen betalen. De 'vooruitgang' is weliswaar tegendoelmatig voor de massa maar voor de rijken blijft hij voordelig: hij hevelt de energie en de levenstijd over van arm naar rijk. En hetzelfde geldt hier inzake het mensenzaad: het wordt ontnomen aan het volk maar tegelijk doen de regeerders er sowieso hun zinnetje mee.

Wie geloven dat het nog zo'n vaart niet zal lopen, dienen zich goed rekenschap te geven van wat er in het verleden zoal bekokstoofd werd inzake de manipulatie van brave burgers. Het lijstje is lang, de uitwas van de Nazi-concentratiekampen blijkt in zeker opzicht niet eens zo'n uniek geval te zijn.

Doorheen de ganse middeleeuwen regeerde over het Westen het christendom dat samen met de wereldlijke macht het volk onderwierp maar ook opvoedde en zekerheid gaf en rust. De hysterie die vandaag wereldwijd hoogtij viert, was ondenkbaar toen: God schiep de wereld en Hij was meteen ook de eindbestemming van al het bestaande. Zinvragen, twijfels en onzekerheden waren ondenkbaar daar de kerk in de plaats van de mensen nadacht, besliste en verantwoordelijkheid opnam in ruil voor simpele doch volledige gehoorzaamheid. Maar dat recept behoort nu definitief tot een verleden dat alleen nog terug zal keren voor wie zich welbewust aan sprookjes overgeven. De zich verlicht achtende mens heeft Gods plaats ingenomen: hij ontzegt aan zijn schepper het bestaan en zijn eigen leven wijt hij aan een blind toeval waarover hij zich het recht toe-eigent om het op zijn minst wat bij te sturen.

Edoch, die bijsturingen blijken in de praktijk in feite verregaande experimenten te zijn van een vooral financiële, in veel mindere mate intellectuele en in moreel opzicht volstrekt ondermaatse elite - experimenten door zo'n elite uitgevoerd op enkelingen maar ook op ganse volkeren en wel geheel buiten het medeweten van de 'proefkonijnen'. Ongelooflijk misschien, maar het gaat hier helemaal niet om speculaties doch om historische feiten waarvan de kampen van Hitler slechts de best bekende zijn, of moet men veeleer spreken van de slechtst bewaarde geheimen der transhumanisten?

Men weet wat de Verlichting is en hoe zij ontstond en ontwikkelde en het is niet altijd zo'n slechte zaak geweest dat de mens of de staat de verantwoordelijkheid voor het eigen lot als het ware uit Gods handen rukte (of althans uit die van zijn 'vertegenwoordigers') om het zelf mee te gaan bepalen - men denke maar aan de sociale wetten die nu de caritas vervangen maar ook de grenzeloze uitbuiting. Maar wie had ooit kunnen vermoeden dat diezelfde verantwoordelijken die de zorg voor de armen dan toch verbeterden door ze te institutionaliseren in sociale wetten, alras aan 't pleiten zouden gaan tégen die wetten en vóór de terugkeer naar de wet van de natuur of dus naar de algehele wetteloosheid die met de wet van de sterkste samenvalt?

Het is weliswaar zo dat de geneeskunde de zwakkeren in leven houdt, dat zij ervoor zorgt dat ze zich voortplanten en dat zij op die manier aan de volksgezondheid feitelijk geen echte dienst bewijst: had men de natuur zijn gangetje laten gaan, dan waren de zwakken die vandaag de staat tot last zijn, allang weggeselecteerd. Maar is de feitelijke volksgezondheid dan belangrijker dan de zorg die mensen voor elkaar wensen te dragen? - dat is de vraag die weliswaar voor sommigen moeilijk te ontdekken valt maar die dan toch niet in de duisternis van de onwetendheid verdwijnen mag omdat met deze vraag het lot van de mensheid als zodanig is verbonden. Wie anders heeft er baat bij die best denkbare volksgezondheid van morgen als het niet de actueel levenden zijn? En zijn zij het ook niet die willen geholpen worden als zij zwak zijn en lijden? De morgen niet meer bestaande zwakkelingen zullen alvast niet applaudisseren voor de natuurlijke selectie en de sterken die in leven bleven evenmin want zij hebben het nooit anders gekend. Als men vandaag mensen aan hun triestig lot overlaat omdat zij anders de gezondheidsstatistieken van morgen naar beneden zouden halen, dan kiest men vóór statistieken en tégen de mens. Dat die statistieken ook over mensen gaan, is hier uiteraard geheel irrelevant. Er bestaan theoretici van verschillende vormen van historicismen die bereid zijn om alle generaties levenden in dwangarbeid op te offeren voor het heil van ooit al was het slechts één generatie die in een verre toekomst in weelde zou leven. Zij maken dezelfde fout als allen die een gans leven doorbrengen in slavernij om, eenmaal met pensioen, van de vruchten van hun noeste inspanningen te kunnen genieten. Blijkbaar zien zij niet in dat zij aldus de slaaf zijn van zichzelf want in hun jonge jaren werken zij zich te pletter om het wrak dat zij op hoge leeftijd zullen zijn te kunnen dienen. Vaak ontdekken ze hun vergissing veel te laat om die nog te kunnen herstellen.

De geneeskunde houdt de zieken in leven door de ziekten te bestrijden, maar aldus maakt zij de zieken ook gezond genoeg om voort te kunnen leven. Zo ook bestrijden de armenwetten de armoede en niet de armen, en dit geheel in tegenstelling tot wat de heden vaak geciteerde Thomas Malthus publiek maakte: hij klaagde het aan dat de armenwetten de armen creëren die ze bijstaan, terwijl de (voldoende) bijgestane armen uiteraard niet langer arm zijn, net zoals de bijgestane zieken niet langer ziek zijn en de bijgestane hongerlijders niet langer honger lijden. De honger uit de wereld helpen door alle hongerlijders het schavot te geven, is een wel heel doeltreffende methode, althans tijdelijk, maar wie de waanzin daarvan niet inzien, die zullen op den duur ook pleiten voor het doden van de zieken in functie van de volksgezondheid of voor het elimineren van de onwetenden met het oog op een staat met alleen maar geleerde burgers. Dat die waanzin al in opmars is, mag blijken uit de jongste wetten inzake abortus en euthanasie, maar nog veel meer geheel onwettige activiteiten in deze richting hebben allang ingang gevonden en zij kunnen zich voltrekken precies omdat zij dat doen in het grootste geheim voor hun slachtoffers, maar dat is een bijzonder uitgebreid verhaal apart. Want het gaat hier om een waanzin waarbij telkenmale de door het kwaad getroffen slachtoffers het een tweede keer moeten verduren: zij die door ziekten worden getroffen worden een tweede keer getroffen door een tiran die per abuis niet de ziekten doch de zieken uitroeit, of een tiran die de analfabeten uitroeit in plaats van het analfabetisme, de daklozen in plaats van het woningentekort, de hongerigen in de plaats van het voedseltekort en de zogenaamd overtollige mensen in plaats van de overbevolking.

Als er al van overbevolking sprake kan zijn, dan is het uiteraard de vraag wie tot de overtolligen behoren en wie zich veilig mogen weten: de aloude vraag van Plato waar die zich afvraagt of het zijn hoofd is, die de grootste van de twee een kopje groter maakt dan de ander, ofwel zijn benen. Hoe dan ook zien in dit onderwerp vandaag al heel wat gewetenslozen een reden om het niet zo nauw te nemen met het leven van de enkelingen, er zijn immers exemplaren te over van de menselijke soort. En dat is warempel een vorm van snel om zich heen grijpend 'denken' - of ondenken - waarover het laatste woord nog lang niet is gezegd. (1)

(1) Noot. Men make zich geen illusies, de gedwongen sterilisaties zijn al aan de gang; zie: 
http://www.doorbraak.eu/gebladerte/10496f30.htm
Over gedwongen sterilisatie, o.m. bij de nazi's maar ook voordien, zie het artikel Genadeloze genadedood/Nazi-euthanasie en propaganda van Gie van den Berghe:
http://www.serendib.be/artikels/genadelozegenadedood.htm#top .

(J.B., 11 september 2011)



08-09-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Elders zijn

Elders zijn

Achter de 'officiële' theorie dat bij dementie de hersenen afsterven ten gevolge waarvan de geest wordt vernietigd, gaat de opvatting schuil dat de geest slechts een bijverschijnsel is van de stof, en meer bepaald: dat hij niets anders is dan de werking van onze hersenen. Maar het feit dat bij het afsterven van de hersenmassa ook de geestelijke functies verdwijnen, bewijst de juistheid van die verborgen theorie in geen geval. Het kan immers evenzeer zo zijn dat de hersenwerking alleen maar de verbinding vormt tussen de in dat geval twee verschillende 'dingen' van lichaam en geest, en dan zou een beschadiging van de hersenen de geest als zodanig intact laten terwijl dan de band van de geest met het lichaam - en dus met de buitenwereld - zou worden verstoord. Die verstoring zou dan meebrengen dat, enerzijds, zintuiglijk opgedane informatie niet langer tot de geest doordrong terwijl, anderzijds, ook de fysieke uitvoering van wilsbesluiten bemoeilijkt werd. Deze andere opvatting is nu niet slechts een logische mogelijkheid: zij wordt ook bijzonder plausibel in het licht van de observaties die men kan doen bij Alzheimerpatiënten.

Het is niet zo dat Alzheimer-patiënten die aan afasie gaan lijden - wat wil zeggen dat zij de woorden niet meer vinden om zich uit te drukken, of dat zij de woorden die zij horen niet meer correct herkennen - het is niet zo dat deze afasiepatiënten helemaal geen gedachten meer zouden hebben en derhalve dat zij met een leeg hoofd zouden rondlopen en dat ze zich niet langer bewust zouden zijn van het feit dat ze leven. Het is helemaal niet zo dat deze zieken onbewust bestaan zoals men vaak ook veronderstelt dat comapatiënten zouden bestaan. Het snijdt veeleer hout om afasielijders te gaan vergelijken met mensen die verlamd zijn: zij kunnen wel nog willen bewegen, maar zij zijn niet meer in staat om die wil in bewegingen om te zetten. Op een vergelijkbare manier willen afasiepatiënten wel nog communiceren, maar zij vinden de woorden daartoe niet langer omdat de schakel tussen gedachten en woorden mank loopt. Ja, er is een essentieel verschil tussen, enerzijds, gedachten en, anderzijds, woorden, zoals er ook een wezenlijk onderscheid bestaat tussen, enerzijds, het stoffelijke lichaam en, anderzijds, de onstoffelijke geest.

En toch zijn de twee - geest en stof - zeer zeker innig onderling verbonden en de sterkte van hun band kan misschien wel het beste worden vergeleken met de in deze wereld onlosmakelijke band tussen materie en vorm. Er bestaat in deze wereld namelijk geen materie zonder vorm terwijl er evenmin vorm zonder materie is. In deze wereld wel te verstaan, want in onze gedachten kunnen wij vormen koesteren los van elk substraat, of kunnen wij aan materialen denken zonder dat wij een welbepaalde vorm op het oog hebben. Zo ook kunnen we aan iemand denken die afwezig is en ook aan een persoon die niet langer leeft, wat betekent dat hij niet langer bestaat in deze wereld. Een substraat om met een overleden persoon te communiceren is er weliswaar niet en zo blijft die persoon dan ook afwezig in deze wereld. Maar te beweren dat hij niet langer bestaat, is uiteraard een brug te ver.

In zijn Hersenschimmen laat de Nederlandse schrijver Bernlef een Alzheimerpatiënt een toespraak houden voor een publiek dat er niet is. De zieke spreekt alsof hij toehoorders heeft, en hij gelooft ze zelf ook te zien, terwijl ze er niet zijn. Hij kan dat doen omdat hij zich op dat ogenblik niet bewust is van het feit dat zij er helemaal niet zijn, want mocht hij ook zien dat ze er niet zijn, hij zou hen zeker en vast niet toespreken. In feite handelt hij zoals iemand die droomt, of eerder nog: zoals iemand die slaapwandelt. Gedurende de droom blijft het lichaam vrijwel onbeweeglijk, ook als wij dromen dat we bijvoorbeeld lopen, en dat komt doordat de band tussen onze hersenen en onze spieren werd verbroken: wie slaapt en droomt, heeft in feite zichzelf als het ware verlamd. Bij de slaapwandelaar is die verlamming gebrekkig of onvolledig. Bij de Alzheimerzieke kon men spreken over een verbroken schakel tussen de gedachten en de zintuigen.

Wie een toespraak geeft voor een onbestaand publiek, krijgt niet die informatie binnen dat niemand aanwezig is omdat hij helemaal géén informatie binnenkrijgt op dat moment. Zo ziet een blinde niet dat het nacht is omdat hij sowieso niet ziet, en wat hij in zijn gedachten heeft, is geen nachtzwarte duisternis en een volstrekte afwezigheid van licht doch veeleer een klare blauwe hemel. De man die een toespraak wil houden voor een publiek en die niet langer in staat is om zich ervan te vergewissen of er een publiek aanwezig is, mist de informatie dat er niemand is, als er niemand is terwijl hij gelooft of zelfs maar hoopt of vreest dat er iemand is, maar hij mist evenzeer de informatie dat er iemand is, als er iemand is terwijl hij gelooft of hoopt of vreest dat er niemand is. Is hij zich niet bewust van het feit dat hij geen informatie uit de buitenwereld binnen krijgt, dan droomt hij, zoals ook wij allen onze werkelijkheid bedromen, maar hij droomt dan wel ongeremd terwijl gezonde mensen vrijwel ononderbroken feed-back krijgen van hun zintuigen. Overigens duiden wij de gebeurlijke korte onderbrekingen van die feed-back bij gezonde doch vermoeide mensen aan met de onschuldige term 'verstrooidheid'. Men zou kunnen zeggen dat de zieke die een onbestaand publiek toespreekt, gewoon langdurig verstrooid is, eventueel zonder hoop op een terugkeer uit zijn verstrooidheid naar deze wereld.

Wie uit de psychische afwezigheid van een demente mens de conclusie trekt dat deze zieke nergens meer is, die redeneert even kort door de bocht als de peuter die immers gelooft dat zijn moeder weg is van zodra zij uit zijn gezichtsveld is verdwenen. Kleuters denken dat de wereld verdwijnt als zij met de handen de eigen ogen bedekken. En leugenaars geloven dat zij met hun eigen woorden de waarheid kunnen veranderen of dat zij hem dan toch een beetje kunnen bijvijlen. Maar er zit veel waarheid in die laatste overtuiging, gelet op het feit dat een groot stuk van onze werkelijkheid interpretatie is. Het gaat zelfs zo ver dat de leugen als zodanig bij machte is om het mensdom in zijn greep te houden en om een negatieve werkelijkheid van slechts schijn en toneel - althans tijdelijk - te laten zegevieren over het ware leven en de natuur.

Waar bijvoorbeeld de werkelijkheid van het geld, die de wraak tegenwoordig stelt, regeert, worden gastvrijheid, liefde en de leniging van alle andere noden gekocht en verkocht, echter irreëel en in schijnvormen. De toerist op hotel kan middels de bedrieglijk zachte dwang van het geld zijn gastheer ertoe brengen hem onderdak te geven en hem te voeden, terwijl hij daar zonder geld ongetwijfeld geen voet in huis kon zetten. Het geven en het nemen in eer en dankbaarheid werden gefnuikt door de ersatz van het kopen en het verkopen met het wapen achter de hand en het al dan niet gevoed worden is niet langer een zaak van noden maar van rechten die middels geld worden afgekocht of die bij gebrek aan geld aan de noodlijdende worden onthouden.

De waarheid wordt aldus verdraaid door een leugen die alles bepalend dreigt te worden, terwijl er slechts één waarheid is en de interpretatie ervan slechts een spel kan zijn. Maar de waarheid verdwijnt helemaal niet als wij hem loochenen, de moeder die buiten het gezichtsveld van de peuter valt, is helemaal niet in rook opgegaan en de in deze wereld afwezige psyche betekent helemaal niet dat de mens in kwestie nergens meer is. Wijzelf zijn toch ook nog altijd ergens en wij denken toch ook nog steeds aan bepaalde dingen wanneer wij een tijdlang hebben opgehouden met praten? Of beleven wij dan echt helemaal niets meer als wij onbeweeglijk neerliggen en slapen en in dromen verzonken zijn? Of is een ander dan niets meer dan alleen datgene wat wij van hem of haar kunnen voelen, horen en zien? Hoe aanmatigend zou het zijn om zulks zelfs maar te veronderstellen, zo hoor ik u morrelen, maar waarom dan neemt men wél aan dat een demente een mens is geheel zonder geest?

Er zal nog veel water door de zee vloeien vooraleer men eindelijk aanvaardt wat allang geschreven staat: wat uit stof is, is en blijft stof, en wat uit geest is, is geest. De geest en de stof hebben elk een eigen oorsprong en de wondere schepping van het leven verenigt die twee, zoals ook materie en vorm op wondere wijze zijn verenigd in de schepping van de 'levenloze' dingen. Zo ook zijn de ruimte en de tijd onderling onlosmakelijk verstrengeld, en ook de materie en de golf in de kleinste partikels, en nog ontelbare andere zaken die behoren tot het zichtbare of tot het onzichtbare. Wij mogen alvast nimmer zeggen dat al wat wij zelf niet zien, ook niet kan bestaan, want wij zien slechts wat wij mogen zien, ons zien is warempel gerantsoeneerd zoals ook de dingen die wij mogen eten en drinken, want de inhoud van de menselijke maag is zeer beperkt zoals ook de inhoud van de menselijke geest.

(J.B., 8 september 2011)


26-08-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Welcome to the machine!
 

"Welcome to the machine!"



Het is een historische vergissing als men gelooft dat men het christendom uit de maatschappij kan wegsnijden terwijl men al de rest gewoon overhoudt. Een religie is niet een los element dat men door middel van een in wetteksten gegoten beslissing toelaat, installeert of verbiedt en een maakbaarheidsgeloof dat een dergelijke opvatting ondersteunt, moet wel bijzónder naïef zijn. Een religie is verbonden met een maatschappij zoals onze hersenstam vergroeid is met de rest van onze hersenen en van ons lijf en het verwijderen ervan heeft de dood van het ganse organisme tot gevolg. Deze zaken zijn te ingewikkeld om er haastig mee om te springen, maar toch kan en moet er gewezen worden op het feit dat het onmogelijk is om het christendom af te voeren en om tegelijk de christelijke principes te blijven handhaven alsof zij een voortbrengsel waren van mens en samenleving.

De wet der gewoonte maakt dat wij er niet meer bij stilstaan en dat we het ons niet meer realiseren, maar de principes van het christendom zijn allerminst natuurlijk: ze zijn uiteraard niet tegennatuurlijk maar wel bovennatuurlijk. De wet van de naastenliefde stamt niet uit een puur natuurlijke ontwikkeling en zij onderscheidt zich ook subtiel doch grondig van de solidariteit die zelfs eigen is aan kolonies van insekten of aan de zelfopoffering van ouders voor hun kinderen of van oudjes voor hun jongen, welke allemaal zuiver natuurlijke doeleinden dienen, zoals de handhaving van de soort. Dat kan niet worden gezegd over kinderen die zorg dragen voor hun bejaarde ouders of over mensen die de rechten van gehandicapten verdedigen en van niet ingeburgerd want hetzij papierenloos hetzij nog ongeboren leven. De waan dat de caritas en de liefde in het algemeen even natuurlijk zouden zijn als de wet van de sterkste, is een feit, en de veronachtzaming van dit feit verkapt het geleidelijk doch gestaag afglijden naar een toestand van algehele verdierlijking. Die toestand komt er sneller dan men voor mogelijk houdt en een terugkeer op zijn passen is dan wellicht alras uitgesloten.

De huidige secularisering in het Westen gaat gepaard met de opkomst van een hele reeks van welbepaalde ondoordachte meningen omtrent existentie en ethiek welke zich veeleer via reklametechnieken dan door redelijke overtuiging naar het voorplan werken en ingang vinden bij het volk, dat die denkbeelden dan huldigt - niet uit overtuiging maar uit angst om uit de pas te lopen. Die meningen ontspruiten aan een arrogantie welke zijn oorsprong vindt in een verlies van realiteitszin dat op zijn beurt door arrogantie wordt versterkt. Dit proces is niet nieuw waar het vandaag opduikt: met de regelmaat van de klok keert het terug in de loop van de geschiedenis van ons menszijn dat in wezen een wording is en telkenmale vormt het een bedreiging welke zich wapent met uitgerekend die middelen die voor het goede waren bedoeld.

Het Goede wordt namelijk onzichtbaar wanneer het van zijn bron werd afgesneden, zoals ook de Waarheid en de Schoonheid op de dool zijn waar hun schenker wiens wezen ermee samenvalt, verdwijnt. De Weg, de Waarheid en het Leven zijn immers allerminst objecten: zij vormen daarentegen een goddelijk persoon. Het beste realiseren wij ons dat we onze eigen bron niet kunnen zijn, waar we moeten ondervinden dat we pas in leven kunnen blijven mits het dagelijks tot ons nemen van ander leven dat, zoals de Christus zelf het zegt, met zijn bloed en met zijn lichaam samenvalt. Wat leeft, ontspruit nimmer uit zichzelf, het heeft een bron, een moeder die zich offert of een milde schenker en vandaar ontvangt het ook zichzelf op elk moment. Nooit kan een levende zeggen: en nu heb ik genoeg, dit is van mij, ik maak een hek om mijn reserve heen en voortaan ben ik zelfbedruipend en hoef ik niemand nog te danken of te eren! Niemand is ooit autonoom; al wie leeft, doet dat pas door deel te nemen aan de levensbron, door zich te laven aan het levenschenkend water.

Het goede en het leven dat wordt afgedwongen met de wet, kan nooit het goede of het leven zijn omdat wat goed is en wat leeft, uit zichzelf moet komen en nimmer wordt geboren uit de angst voor dreiging, leed en dood. Indien het goede of het leven wél afdwingbaar was, dan waren uiteraard het kwade en de dood de bron van 't goede en van 't leven, wat absurd was. Daarom kan een afgedwongen goed slechts namaak zijn: het is geen leven maar een pseudo-zijn dat het leven naar de kroon steekt omdat het nu eenmaal zonder zijn bron en helemaal op zichzelf zou willen bestaan. Andermaal: het leven en het goede kunnen afgesneden van hun bron niet zijn.

Waar men gelooft dat het alsnog doenbaar is om allerlei goeds te 'organiseren', daar tracht men hetzelfde te doen als wie proberen om een levend wezen te maken: niet door het te laten geboren worden uit een ander levend wezen of een moeder, maar door het op te bouwen met stenen en met slijk zoals men ook een huis opbouwt. Edoch, wat men dan bekomt, is warempel geen mens doch een golem: een machine, een organisatie, een in wezen levenloze struktuur waarvan niet de levenssappen de motor vormen maar wel de angst voor de sancties die al wie zich geen regels laten opleggen, bedreigen met vernietiging. Dat is immers alles wat de reglementen van een artificieel orgaan kunnen doen om het leven in de pas van het levenloze te laten lopen: het bedreigen met de dood. "Welcome to the machine!", zo klinkt welbekend sinds jaar en dag de kritiek van Pink Floyd. Wat de christenheid organiseert, is daarom geen levenloze regelgeving doch een superleven, met name de bron van het leven zelf.

Waar de Levensbron ontbreekt, is alles aan verval ten prooi en ten dode opgeschreven. Een afgedwongen caritas wordt alras geperverteerd door ons welbekende slogans zoals ze ook al een eeuw geleden weerklonken uit de monden van dictators. Hitler schreeuwde in het rond dat het ongehoord is dat de beste strijdkrachten moeten sneuvelen aan het front om bejaarden en zieken te beschermen. Het klinkt misschien nog vreemd in onze oren, maar op de keper beschouwd is het wars van het christendom inderdaad absurd als een maatschappij zichzelf op die manier verzwakt, daar zij louter van nature enkel streven kan naar de eigen handhaving en versterking. In puur natuurlijk opzicht en wars van elke moraal, zijn concentratiekampen waar de ballast van de maatschappij wordt omgebracht, rendabel en is het wreder om te dulden dat hongerlijders zich voortplanten dan om hen te steriliseren of zelfs af te maken. Edoch, de teleologie van die 'puur natuurlijke' aanpak kan niets anders zijn dan een dol draaiende molen, in hetzelfde bedje ziek als bijvoorbeeld de hebzucht. De sterkste immers is nooit sterk genoeg, de vijand moet tot minder nog dan niets worden herleid, het streven naar macht kent geen grenzen en het bestaan zelf verwordt dan tot een kankergezwel dat groeien blijft totdat het onder het eigen gewicht bezwijkt. Het natuurlijke is met andere woorden ten dode opgeschreven tenzij het uit de dood gered wordt door de bron van 't leven zelf, dat de natuur uitnodigt om zichzelf te overstijgen.

Geboren uit de naastenliefde, worden ouderlingentehuizen alras afgebroken waar zij niet langer rendabel zijn en men gelooft dan in die nieuwe rentabiliteit die veel rationeler zou zijn dan de oude die naar men zegt louter op emoties drijft. Emotie, dat is waartoe de naastenliefde wordt herleid door wie niet weten willen dat zij allerminst natuurlijk is. Zelfs plicht wordt door de zogenaamd verlichte geesten bij de dingen van 't gevoel gekatalogeerd als men die wil vervangen door verzuim verkapt door compromise en door pragmatiek. De nieuwe rede zegt dat zij bejaarden, zieken en gehandicapten wil verlossen uit hun leed met de genadedood, maar zij weet heel goed dat dit voorwendsel niets minder dan een uitvlucht voor die moord kan zijn. De onvoorwaardelijkheid en het gratuïete welke ooit het leven schonken, worden niet meer begrepen waar de liefde zelf ontbreekt, en zo verstrikken zich de mensen in een wirwar van argumenten zonder grond en wordt het doen en laten uiteindelijk weer door de kracht van de natuur gestroomlijnd zoals dat ook 't geval was vooraleer het christendom de wereld aandeed: het recht verdwijnt, alleen 't geweld schiet over, de wreedste onder de wreedaardigen regeren en herleiden al wie leven tot hun handlangers of werktuigen, de slavernij staat weer op, de uitbuiting, het eindeloze leed waarover bibliotheken van aangrijpende romans werden volgeschreven, de wereld wordt de hel en alle hoop is op nu ook de wil ontbreekt om 't anders aan te pakken.

Wat overschiet is inderdaad een golem, een levenloze namaakmens, een pop, een machine, een uit de hand gelopen organisatie die de mens voortaan regeren zal, verdrukken zal vooral en slechts het leven gunt om ook zichzelf te kunnen bestendigen. Het doel is middel geworden, het middel zielloos doel, en reeds de overmacht van het dode geld toont aan allen die nog niet helemaal blind zijn nu reeds het gelaat van die reusachtige onmens die het mensdom zal regeren, ketenen en ten gronde richten. Welcome to the machine:

(J.B., 26 augustus 2011)






31-07-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Non posse peccare - Over het Christendom, de Islam en de vermeende Derde Fase

"Non posse peccare" - Over het Christendom, de Islam en de vermeende Derde Fase

De tijd van de paradox

Hij wordt aangewend bij stoutmoedige pogingen om het godsbestaan te weerleggen - de zogenaamde paradox van de steen, die immers het begrip van de almacht aan het licht wil brengen als zijnde een volstrekte ondenkbaarheid, en mét dat exclusief goddelijke attribuut tevens het godsbegrip en God zelf. Kan God een steen maken die van die aard is dat Hij hem niet kan optillen? Als Hij hem niet kan optillen, dan is Hij God niet, en kan Hij hem wel optillen, dan missen wij hier de bedoelde steen. God en de onoptilbare steen sluiten elkaars bestaan uit. Tot daar de paradox. Men moet echter opmerken dat de paradox niet volgt uit het wezen van de steen of uit het wezen van God, maar wel uit de door ons gehanteerde definities met betrekking tot onze begrippen: we hebben te maken met begrippen die zo gedefinieerd werden dat, als iets in de werkelijkheid eraan beantwoordt, deze werkelijkheden elkaar uitsluiten. Onze begrippen zijn met andere woorden ontoereikend om zinvol over almacht te kunnen spreken. Almacht is een begrip dat wij in feite evenmin kunnen plaatsen als het godsbegrip. En dat zegt niets over een mogelijk wezen waarheen het godsbegrip tast, welhaast gelijk een blinde die tast naar het licht.

Een voor de hand liggende variant op de paradox van de steen betreft de kwestie dat de almachtige God - hier in de gedaante van zijn Zoon - niet in staat is om te zondigen. Maar opnieuw is hier een opmerking van kracht, met name de tegenwerping dat de onmogelijkheid tot handelen niets afdoet aan de almacht van zodra de handeling ook niet gewild wordt: God wil immers helemaal niet zondigen en dus is de kwestie of Hij het al dan niet kan volstrekt fictief of irrelevant. De hier gestelde vraag zal nooit aan bod komen omdat het willen primordiaal is op het kunnen. God mag dan almachtig zijn, Hij is niet alwillend.

Hiermee belanden we bij het non posse peccare of het niet kunnen zondigen dat wij op grond van Augustinus' theologie in een vroegere tekst bestempelden als de toestand van de mens onder de heerschappij van de islam. (1) In twee woorden: Augustinus kenschetste de toestand van vóór de zondeval als een waarin de mens vrij was om al dan niet te zondigen ("posse peccare" of het "kunnen zondigen"), terwijl hij na de zondeval die keuze verloor, daar hij reeds gezondigd had ("non posse non peccare" of het "niet kunnen niet zondigen"). Gesteld dat de sharia of de moslimwet na de mondiale islamisering de zonde fysiek onmogelijk maakt, dan treedt een derde fase in, namelijk die van het "non posse peccare" of het "niet (meer) kunnen zondigen". Niet onbelangrijk voegden wij daar nog het volgende aan toe: diegenen die niet willen zondigen - de heiligen - zouden dan door die nieuwste wet ook niet in hun vrijheid worden aangetast - overigens net zomin als Gods Zoon - terwijl dit voor alle anderen beslist een ware vrijheidsberoving of ketening zou betekenen.

De doem van de onvrijheid

Vooreerst enkele correcties hierbij. De vrijheid als zodanig kan niet zonder meer gedefinieerd worden als de mogelijkheid om te zondigen ("posse peccare"), aangezien ook God, die niet kán zondigen, als volstrekt vrij moet worden beschouwd. God is vrij maar Hij wil niet zondigen: zoals hoger gezegd is Hij niet alwillend, terwijl al datgene wat zijn wil Hem verbiedt te doen, niet als onkunde bestempeld kan worden. Van wie niet wil deelnemen aan een wedstrijd kan ook niet gezegd worden dat hij de wedstrijd niet kan winnen of verliezen; het kunnen wordt pas van kracht eenmaal het willen feitelijk is. Wat geldt voor de menselijk vrijheid, geldt niet voor de goddelijke, en hetzelfde is waar inzake de wil: Gods wil wordt bepaald door zijn eigen wet waarmee Hij immers samenvalt, terwijl de menselijke wil zich positioneert tegenover de goddelijke wet waaraan hij ondergeschikt is want niemand kan bijvoorbeeld vliegen tegen de natuurwet van de zwaartekracht in. De mens kan willen (in feite: wensen) wat de (goddelijke) wet verbiedt (en dat is zondigen, in casu "posse peccare") en hij kan zelfs willen (/wensen) om niet (meer) te zondigen; maar hij kan die wil (/die wens) niet volgen, zodat hij noodzakelijk zondigt ("non posse non peccare"). Bij de mens bestaat er een kloof tussen het willen (het wensen) en het kunnen: hij wil dingen die niet mogelijk zijn (de zondenloosheid) terwijl hij ook dingen doet die hij niet wil of niet wenst (zondigen). En dit is uiteraard het geval omdat de menselijk natuur sterker is dan zijn wil (/zijn wens). Sinds de zondeval is de menselijke natuur zelf niet meer in overeenstemming met de wil van God - en dat zou dan de erfzonde zijn. Een mens kan niet iets willen dat ingaat tegen zijn natuur. De mens is niet langer vrij om aan de zonde te verzaken, hij is gedoemd tot zondigen, en dit krachtens zijn eigen (gecorrumpeerde) natuur.

Dit laatste zou ons persoonlijk gerust moeten stellen aangezien het ons garandeert dat wij geen persoonlijke schuld hebben aan onze zondigheid. Wij volgen onze menselijke natuur die indruist tegen de goddelijke wet, maar we kunnen ook niet anders, ook al zouden we dat nog zo gaarne willen (/wensen). Maar omdat we niet anders kunnen dan wat we doen, treft ons geen schuld. Als mens daarentegen hebben wij geen enkele reden tot gerustheid, want ofschoon ons persoonlijk geen schuld treft, blijven wij als mens schuldig en worden wij ook als mens gestraft, en wel met de ergst denkbare straf: onze onoverkomelijke dood, het definitieve einde van ons bestaan. En bijna zou men dan de verzuchting slaken: werd de zonde ons maar onmogelijk gemaakt!

De nieuwe paradox: vrijheid door onderwerping?

Ergens zegt de Zoon van God zelf, die niet kan zondigen omdat Hij dat ook niet wil - zondigen zou immers niet stroken met zijn eigen wet of wil - dat het beter was voor een mens dat hij zijn handen afhakte en zijn ogen uitrukte als die hem tot zonde brachten. Het ware immers beter om zónder handen of ogen door het (eindige) leven te gaan dan het eeuwige hellevuur te moeten verduren. Maar als na de zondeval de mens niet langer in staat is om aan de zonde te verzaken omdat hij noodzakelijk zijn natuur volgt die sindsdien gecorrumpeerd is, dan rijst de vraag of hij niet beter af is met een toestand die hem het zondigen (fysiek) onmogelijk maakt, en dus een dwang, uitgerekend zoals deze die uitgaat van een zwaar bestraffende wet zoals bij uitstek de sharia er een is. Wordt op die manier door Christus zelf de dwang en de onderwerping - gebeurlijk in de historische realiteit van de islam - niet vooropgesteld als noodzaak voor ons heil?

Geen illusies

De kwestie is niet simpel, alleen al omdat naast de islam meer ideologieën kandideren voor die functie van ultieme heiland, om niet te zeggen dat ideologieën dat in feite allemáál doen, aangezien het christendom zowat de enige 'ideologie' is die niét dwingt, tenminste waar het haar boekje niet te buiten gaat in allerlei vreemde interpretaties en in de politiek der kerken. Het communisme probeert mensen solidair te maken door hen daartoe te dwingen en het kapitalisme doet in verkapte vormen slechts hetzelfde, zoals menig criticus ons dat aan het licht brengt. (2) De Oosterse religies beweren alle leed te overstijgen door het te miskennen, wat uiteraard slechts een puur suicidale 'oplossing' kan zijn die het kind met het badwater buitengooit. En zo trekken ze allen aan hetzelfde zeel van Christus wég, de ideologieën die wars van de menselijke natuur willen herorganiseren en herscheppen alsof dit ook maar denkbaar laat staan mogelijk zou zijn. Zij vormen een tegenpool van de lastige vrijheid die echter zonder die last niet de vrijheid kan zijn die aan de mens zijn menselijkheid schenkt. Zij vormen in feite een terugkeer naar het Jodendom waarover het christendom zegt dat het met zijn vele verplichtingen en wetten het heil belooft aan wie ze, alles ten spijt, vol scrupules volgen. Maar misschien is dat dan toch een derde fase en een eindfase: de terugkeer naar de plek van oorsprong, de mislukking van een deel der mensheid en de magere oogst van een handvol heiligen, het definitieve verlies van niet alleen de menselijke vrijheid maar tevens het weggewist worden van de menselijke natuur en van de ganse schepping die tenslotte van de mens in dienst staat. Zal ooit over al datgene wat ons vandaag het wondere leven schenkt, de spons worden gehaald zodat het ook verdwijnt alsof het er nooit was? Een droom zal ons bestaan dan zijn geweest, een vluchtige excentrieke gedachte in één kleine goddelijke hersencel door een kleine indigestie ingevolge het eindeloze hemelse tafelen. Wie zal het zeggen?

(J.B., 31 juli 2011)

Noten:

(1) Zie: http://www.bloggen.be/tisallemaiet/archief.php?ID=7  

(2) Een schrijver heeft het over een Oost-Berlijner die in het Westen komt en die versteld staat van de netheid van de toiletten daar. Totdat hij zich in zo'n toilet opgesloten weet en merkt dat hij pas buiten kan als hij eerst de pot doorspoelt. De dwang lijkt slechts afwezig in het vrije Westen.


28-07-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Politiek georganiseerde afpersing
Politiek georganiseerde afpersing
 
Wat betreft de schuldencrisis in steeds meer landen, stellen sommigen als oplossing voor dat alle landen aan elkaar hun schulden gewoon kwijtschelden.
 
Edoch, het is niet jegens elkaar dat de landen schulden hebben, maar wel tegenover de (multinationale of van de landen onafhankelijke) banken.
 
De banken nu, dat zijn de rijken, de belangen van de rijken en hun rijkdom. De schuldencrisis is er geen van de landen jegens elkaar: het gaat om de schulden van de armen jegens de rijken.
 
Ingevolge het zogenaamde Mattheuseffect, moeten rijken almaar rijker worden en armen almaar armer, en dat gebeurt bij uitstek in een systeem waarbij rijken voor zichzelf winstgevende leningen aan armen 'toestaan'. Het werkwoord 'toestaan' staat hier tussen aanhalingstekens omdat de armen daar niet buiten kunnen: de rijken dwingen het van de armen af dat zij bij hen gaan lenen tegen woekerintresten.
 
Het resultaat is, uiteindelijk, dat de armen hun leningen bij de rijken niet meer kunnen afbetalen. Dat zien wij allang in het verhongerende, straatarme Afrika, waar zelfs geen straten zijn, en in het hele arme Zuiden, maar het breidt zich nu ook uit naar onze streken, naar het Noorden (Europa en Amerika).
 
De armste landen staan bij de banken in het krijt en dreigen falliet te gaan. Edoch, als zij failliet gaan, dan kunnen de banken fluiten naar hun geld. Dus zorgen de banken ervoor dat die landen niet failliet gaan: zij dwingen de politici tot een praktijk die zij bestempelen als een vorm van 'solidariteit', maar die in werkelijkheid afgedwongen wordt opdat zij zelf (de rijken) aan hun geld (hun rente) zouden geraken.
 
Het zijn inderdaad de rijken die Europa hebben gefabriceerd, wars van de wil van het volk, en geen enkele Europarlementariër werd dan ook in die functie door het volk verkozen. De europese solidariteit lijkt een onderlinge solidariteit tussen armere en rijkere landen maar dat is slechts kwalijke schijn: zij is in wezen een mechanisme waarmee de rijken de schulden van failliete armen overhevelen op de schouders van àndere armen (die vooralsnog niet failliet zijn), en dit enkel met het oog op hun eigen verrijking en de verdere verarming van de armen. Dit is niets meer en niets minder dan gemene afpersing.
 
Omdat de hebzucht een zucht is en omdat zuchten nooit bevredigd kunnen worden, zal de afpersing die heden de wereld in de ban heeft, nooit ophouden. Zij zal noodzakelijk uitmonden in de oorlog, die daarom door alle kenners terzake gekenschetst wordt als het verlengstuk van de economie.
 
(J.B., 28 juli 2011)
 
 

19-07-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geld heeft geen geweten

Geld heeft geen geweten

De grootste banken hebben de mond vol over ethisch verantwoord investeren terwijl wij allen heel goed weten dat geld geen geweten heeft en dat winst geen gevolg van liefdadigheid kan zijn. Daarentegen zijn de meest renderende investeringen ook de meest rampzalige: geen belegging is zo winstgevend als de handel in drugs, de wapentrafiek, het boren naar olie ten koste van mens en milieu of het onnadenkend neerpoten van kerncentrales. Het maximale winststreven en de misdaad zijn tweelingbroers; de slogan dat bezit diefstal is, kan niet zonder meer van tafel worden geveegd en de feiten liegen er niet om: een onderzoek door Netwerk Vlaanderen uit 2007 van de investeringspraktijken van onze grootste banken laat er geen twijfel over bestaan. Enkele voor zich sprekende voorbeelden samengevat:

Het Indische mijnbouwbedrijf Vedanta Resources werd herhaaldelijk veroordeeld voor milieurampen; het doet aan illegale kaalkap in Lanjigarh in Orissa en jaagt er de mensen uit hun huizen. Er wordt gewerkt met goedkope doch verouderde installaties die eerst in 2004 in Tamil Nadu, Indië, en dan in 2006, in Zambia, zorgden voor giframpen ingevolge de lozing van koper- en aluminiumafval. Het criminele bedrijf werkt met kapitaal van onder meer ABN Amro, AXA, Citibank, Fortis, Dexia, Deutsche Bank en ING die er in 2007 bedragen van 0,5 tot 39,7 miljoen dollar hadden belegd. (1)

AviChina is een bedrijf dat oorlogsmateriaal produceert en verkoopt aan landen waarop een wapenembargo van de VN rust, zoals China, Soedan (2006), Birma (Myanmar) (1999) maar ook Colombia, Egypte, Namibië, Pakistan, Sri Lanka en Zambia. In die landen worden de mensenrechten geschonden, er zijn dictaturen met kindsoldaten en er wordt gemarteld. Investeerders in AviChina zijn onder meer ING en ABN Amro. En een gelijkaardige geschiedenis geldt voor wapenproducent EADS die ook aan Nepal levert. EADS wordt mede gefinancierd door ABN Amro, Citibank, Deutsche Bank, Fortis en ING, telkens voor bedragen tussen 45 en 145 miljoen euro. Tot de aandeelhouders behoren ook AXA en KBC. (2)

Het sinds de jaren negentig volledig gedestabiliseerde Congo, dat sindsdien al 4 miljoen oorlogsslachtoffers telt, wordt van zijn natuurlijke rijkdommen beroofd door mijnbouwers zoals Anvil Mining en AngloGold Ashanti, die samenzweren met corrupte groeperingen die zich met hun winst bewapenen. De goudhandel is er een bijzonder bloedige aangelegenheid. Van AngloGold Ashanti bezitten ABN Amro, AXA, Citibank, Dexia, ING en KBC elk aandelen tussen 0,5 en 15,4 miljoen dollar. Onder meer Fortis leende miljoenen aan Anvil Mining en Deutsche Bank had er aandelen. (3)

De genoemde banken hadden ook aandelen in de bedrijven die verantwoordelijk zijn voor de giframpen in Peru waar de goudkoorts woedt. Gif (cyanide, kwik...) is namelijk een onvermijdelijk bijproduct van de goudontginning uit het opgegraven gesteente. En de plaatselijke bevolking en het milieu moeten het bekopen. Er zijn massale miskramen en allerlei nieuwe kwalen, alleen al in 2002 stierven in Newmont 63.000 vissers door riviervervuiling met zware metalen. Maar de goudzoekerij breidde nog uit en wie zich ertegen verzette, werd vermoord, zoals bijvoorbeeld Edmundo Becerra Corina in november 2006. (4)

Dan is er de supermarktketen Wal-Mart (jaaromzet: 351 miljard dollar) die de rechten van haar werknemers met de voeten treedt. Onderbetaalde kassiersters zijn vandaag overigens ook hier ten lande aan de orde, maar wat Wal-Mart met haar arbeiders doet, tart de verbeelding: een ethische commissie uit Noorwegen spreekt van onder meer gevaarlijke, ongezonde en onderbetaalde kinderarbeid. Tot de aandeelhouders hier behoren alweer ABN Amro, AXA, Citibank, Deutsche Bank, Dexia, Fortis, ING en KBC. (5)

Vervolgens zijn er nog de milieurampen in Papua, de winning van gas door Total en Petrochina in Birma, de goudwinning ten koste van water in het Andesgebergte, de veronachtzaming van de plaatselijke bevolking bij de goudwinning in Guatemala, de oliewinning zonder scrupules in Tsjaad-Kameroen - bedrijvigheden gefinancierd door de vertrouwde banken die ons bij de ontbijtradio zo vriendelijk in de oren klinken... (6)

Er zijn er die zeggen dat het overdreven is om te stellen dat bezit diefstal is, maar het staat als een paal boven water dat wat de ene mens teveel heeft, het tekort is van een ander. Het gezond verstand zegt ons dat de hebzucht slachtoffers moet maken en dat zij om die reden sinds oudsher als een zonde wordt geboekstaafd. De hebzucht kan niet worden botgevierd tenzij ten koste van andermans leven en welzijn. Het principe zelf waarop onze banken teruggaan - het maximale winststreven - is crimineel van aard. Door diefstal komt men nu eenmaal veel sneller en ook veel makkelijker aan rijkdom dan door noeste arbeid. Beleggen in misdaad is daarom veel rendabeler dan beleggen in eerlijke activiteiten en onvermijdelijk zijn de grootste banken dan ook de meest misdadige. Dat zij zich tegelijk uitgeven voor instellingen met hoge ethische standaarden die wetenschappelijk onderzoek en ook kunst en schoonheid financieren, mag ons niet verwonderen eenmaal wij immers weten dat dieven tevens leugenaars en bedriegers zijn. En als zij 'kunst' al geld toestoppen, dan is het zwijggeld uiteraard: "Wiens brood men eet, diens woord men spreekt", vraag dat maar aan die moedige onderzoekster aan de K.U.Leuven die onlangs nog op staande voet ontslagen werd omdat zij een waarheid sprak die een sponsor van de universiteit niet zinde. (7)

(J.B., 19 juli 2011)

Bronnen:

(1) http://www.netwerkvlaanderen.be/shop/dossier/bankgeheimen , pag. 4-5.

(2) http://www.netwerkvlaanderen.be/shop/dossier/bankgeheimen , pag. 5-7.

(3) http://www.netwerkvlaanderen.be/shop/dossier/bankgeheimen , pag. 7-10.

(4) http://www.netwerkvlaanderen.be/shop/dossier/bankgeheimen , pag. 10-11.

(5) http://www.netwerkvlaanderen.be/shop/dossier/bankgeheimen , pag. 11-13.

(6) http://www.netwerkvlaanderen.be/shop/dossier/bankgeheimen , pag. 13-20.

(7) Zie het nieuws omtrent de heisa over het aardappelenveld met de genetisch gemanipuleerde vruchten van Monsanto, te Wetteren, in het voorjaar van 2011. Zie ook: http://www.bloggen.be/tisallemaiet/archief.php?ID=1209384  en http://fieldliberation.wordpress.com/ en http://threerottenpotatoes.wordpress.com/news/ 


19-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De dood geeft geen uitleg
 

De dood geeft geen uitleg



Een machtsinstelling die aan haar onderdanen begint uit te leggen wat ze allemaal aan het doen is en waarom, is een geheel verloren zaak. Men kan dit uit ondervinding weten of louter intuïtief, maar in feite is het niet anders mogelijk dan dat een gezag dat zich ertoe genoopt weet om zich tegenover haar volgelingen te verantwoorden, diep aangetast is in haar kern en in feite zichzelf zodoende alleen maar verder opheft. En hier vindt men dan ook de reden waarom bijvoorbeeld de religies als machtsinstellingen zo ongehoord hardnekkig zijn; zij leggen immers helemaal niets uit, ze lappen alle redelijke beschouwingen aan hun laarzen en zij beperken zich ertoe om bevelen uit te delen en dat te blijven doen. Het uitdelen van bevelen is overigens ook de enig mogelijke bestaansreden van machtsinstellingen.

Het is niet minder dan een historische vergissing vanwege een welbepaald type van zich verlicht achtende geesten, dat zij de uitleggerij die zij met de rede vereenzelvigden, zijn gaan beschouwen als de grondslag van het denken zelf, alsof gedachten zich ook maar iets lieten gelegen zijn aan verantwoordingen of aan toehoorders. Maar bij uitstek figuren in de geest van Voltaire en met hem een ganse schare zichzelf als intellectuelen bestempelende 'encyclopedisten' werden mede door de aanslag die zij pleegden op gevestigde machten enkel bekrachtigd in de zielige blindheid van la Raison - die in feite niet meer voorstelt dan een abstrahering van de arrogante gesprekken van een rentenierende burgerij met grootheidswaan.

Elke uitleggerij baadt sowieso in een zweem van leugens wegens de enorme discrepantie tussen, enerzijds, redenen en, anderzijds, beweegredenen of motieven, drijfveren: de eersten verkappen de laatsten in ruil voor de eer die de redenen dankzij de beweegredenen geheel onterecht kunnen blijven opstrijken: la Raison wordt gekoesterd door wie tuk zijn op uitgelezen wijn en dure spijzen met exquise gezellen en het is dan ook de fijnproeverij of het geheel redeloze genot dat aan la Raison zijn raison d' être schenkt - de maag als behoeder der gedachten en, uiteraard, vice versa want het ene plezier is het andere waard.

Maar naast die paradox speelt uiteraard vooreerst de taal, waar omheen alle dingen draaien zoals de planeten cirkelen rond de zon. Het bevel immers heeft geen redenen te geven - die zijn daar evenmin op hun plaats als argumenten dat waren ter staving van de schoonheid van de dingen. Anderzijds blijken redenen op hun beurt en noodzakelijk, uiteindelijk wél te moeten verwijzen naar de werkwoordsvorm die buiten zich geen diepere grond meer heeft, en dat is nu eenmaal het bevel dat men terugvindt in de stenen tafelen van wie heersen.

Wie beveelt, hoeft immers geen uitleg te geven aan zijn onderdanen, aangezien hij hen als geheel de zijne beschouwt, precies zoals de hersenen zonder meer het lichaam kunnen gebieden om bijvoorbeeld op de loop te gaan omdat het nu eenmaal de hersenen van dat lichaam zelf zijn. Uiteraard moet de heerser zijn onderdanen dan wel, zoals gezegd, effectief beschouwen als de zijne: zijn zorg voor hen moet dezelfde als zijn zelfzorg zijn en tussen hem en de zijnen moet altijd een volstrekt vertrouwen heersen. Valt dat eenmaal weg, dan is de eenheid zoek die ook de voorwaarde voor de samenwerking was en dan is er verder tot gehoorzaamheid geen enkele reden meer.

Alle uitleggerij is steeds en noodzakelijk een uitleggerij van feiten, terwijl feiten zaken zijn waaraan niemand kan ontkomen, wat hen dan ook op het talig niveau tot zuivere imperatieven maakt. Als het een feit is dat het regent, dan zeggen wij wel: "Het regent", alsof het ging om een daad van een instantie welke eventueel door een andere beïnvloedbaar was. Maar van beïnvloeding kan hier nimmer sprake zijn, alleen al omdat er geen instantie is die beïnvloed kon worden, en daarom is het feit dat het regent gelijk aan een bevel zonder meer: er valt niet aan te tornen want het is absoluut, het stamt uit een andere wereld die deze der gewone werkwoorden overstijgt.

Gewone werkwoorden worden bemand door individuele actoren zoals paarden worden bereden door ruiters: als men de naam van een ruiter roept, dan brengt die zijn paard tot stilstand en dan zal hij gebeurlijk rechtsomkeert maken. Maar bevelen worden niet op hun beurt door derden bestuurd omdat zij zelf het nu zijn die sturen. Waar wij bevelen ontvangen, zijn we immers zelf de paarden onder het juk der ruiters, en wat wij uitschreeuwden ten gehore van de andere paarden, zou ons toch niet baten want waren wij paarden dan spraken wij niet.

Waar instanties afgezakt zijn naar de uitleggerij, hebben zij hun onderdanen reeds voorgoed verloren, en het feit dat zij aan hen ook uitleggen wat zij doen en waarom dan wel, toont dit onmiddellijk aan. En in dat schuitje zitten nu eenmaal alle instellingen die zijn voortgekomen uit de Verlichting en uit het tijdperk van de rede: met de rede geloofden zij aanhangers te kunnen maken, en zo zijn zij reeds van bij hun prille begin ten prooi geweest aan het diepst mogelijke verval.

Dat machtsinstellingen mét macht zonder meer bevelen geven, betekent echter niet dat ze die activiteit niet kunnen verkappen: als zij niet van gisteren zijn, dan zullen ze dat ook doen, en niet in het minst onder de dekmantel van uitgerekend... uitleggingen allerhande! En het schoonste voorbeeld vinden we warempel hier bij ons, met name in ons gouden kalf, de Europese instellingen met aan het hoofd de banken. Europa functioneert ten langen leste als verzekeringsinstelling voor de banken: als een land, dat sowieso zichzelf moet lenen en eindeloos afbetaalt, in het failliet dreigt te belanden zodat de banken aan wie het zichzelf afbetaalt naar hun centen dreigen te zullen mogen fluiten, welnu, als de nood zo hoog wordt voor het kalf, dan springen de andere landen bij - ziedaar de ultieme bedoeling van de Europese Unie. Zij is een samenzwering, niet van landen maar van banken en dus van een anoniem en alles beheersend kapitaal. Geld, aanvankelijk een betaalmiddel, is doel geworden en meer dan dat: geld beveelt, geld vaardigt de wetten uit, geld is God.

In het welhaast ondraaglijke licht van de trieste waarheid van onze dappere nieuwe wereld staan alle uitleggingen dan ook ten dienste van die ene leugen van het geld die al het andere verteert. Waarheden spreken niet langer vanzelf: zij worden het zwijgen opgelegd en ándere waarheden worden met subsidies gepromoot. Dankzij subsidies worden nieuwe waarheden gescandeerd en dan herhaald, precies gelijk bevelen, immer zonder uitleg, en vraagt men uitleg, dan staat men nooit voor een muur van stilte doch wordt men steeds vergast op een orkaan van explicaties zonder einde.

Of dan toch mét een einde, want ook orkanen krijgen niet het laatste woord: na hen is er immers nog de dood. Want ook het feit bij uitstek waartegen geen verhaal is, is een imperatief. Is het niet hier dat alle andere machten hun mosterd halen?

(J.B., 19 juni 2011)


06-06-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schimmige kwalen en dure kuren

Schimmige kwalen en dure kuren

Nu een KUL-onderzoekster en verdedigster van de Wetterse actievoerders tegen de promotie van genetisch gemanipuleerde aardappelen ontslagen dreigde te worden na kritiek op de sponsor, wordt het tijd om aan te kondigen dat reeds op 31 maart 2011 de firma Monsanto door duizenden boeren, gegroepeerd in de Public Patent Foundation, in New York voor de rechtbank werd gedaagd: genetisch gemanipuleerde gewassen die in weerwil van hun beloften helemaal niet vruchtbaarder en sterker zijn dan voorheen en die bovendien mens en milieu vergiftigen, kunnen immers onmogelijk gepatenteerd worden. (1)

Dat genetisch gemanipuleerde gewassen ongezond zijn, mag blijken uit wetenschappelijk onderzoek naar bijvoorbeeld transgene maïs. (2) Maar dat onafhankelijk onderzoek systematisch door corrupte politici tegengehouden werd, is nog een ander paar mouwen. (3) Vervolgens blijkt er helemaal geen sprake van de beloofde verhoogde opbrengst van de genetisch gemanipuleerde gewassen tegen allerlei ziekten, evenmin als van een grotere resistentie tegen ziekmakers.

Monsanto, een chemiereus genoemd naar de vrouw van de stichter en patenteerder van honderden gewassen, startte in 1901 met de productie van de kunstzoetstof saccharine, die werd afgenomen door Coca-cola, en is tevens de producent van het kankerverwekkende ontbladeringsmiddel 'Agent Orange' dat in 1960 door de USA in de Vietnamoorlog werd ingezet en ten gevolge waarvan aldaar ook vandaag nog kinderen gehandicapt ter wereld komen, waaronder duizenden gevallen van de gevreesde open rug of ' spina bifida'. (4)(5) Het Amerikaanse bedrijf heeft ook in België fabrieken, met name in Gent, Antwerpen en Waver. Het is overigens niet het enige chemische bedrijf dat zich bezig houdt met gentechnologie; andere bekende firma's in dat genre zijn onder meer Nestlé, Bayer en BASF. En dat het hier gaat om bijzonder veel geld mag blijken uit het feit dat in de lijst van de koplopers met (alvast in onze contreien) de grootste jaaromzet de chemiereuzen (chemische plus farmaceutische industrie) nog torenhoog uitsteken boven hun opvolgers, zijnde de industrieën van de voeding, de bouw en de auto's. (6)

Of de genetische manipulatie van gewassen hun productie en kwaliteit kan verbeteren, is op zijn zachtst uitgedrukt nog zeer de vraag, en het ziet er naar uit dat dit probleem zich herhaalt in tal van andere sectoren welke zich aanbieden als verbeteraars van het leven in al zijn vormen en als bestrijders van kwaad en kwalen. Als men steeds vaker ziet dat garagisten uit winstbejag aan motoren gaan knoeien, en computerdeskundigen meehelpen aan het verspreiden van virussen, dan hoeft het ook niet te verwonderen dat de dichter bij ons lijf staande zorginstellingen op deze regel geen uitzondering vormen, zoals reeds Ivan Ilich dat aantoonde, inmiddels al een halve eeuw geleden. (7) Wij worden bestolen door de slijters van antidiefstalsystemen, we geraken ondervoed door de schuld van de voedingsindustrie, op school leren we het af om ons verstand te gebruiken en we worden ziek gemaakt door de geneeskunde.

Die laatst genoemde vaststelling komt niet uit de lucht vallen: dat de levensverwachting van geneesheren ettelijke jaren lager ligt dan die van de doorsneeburger, roept op zijn minst vragen op. Trouwens samen met de eigenaardige vaststelling dat in de buurt van nierklinieken meer nierpatiënten wonen en nabij hartklinieken, meer hartlijders. Gelijkaardige verbanden vindt men trouwens ook tussen locaties met ouderlingentehuizen en dementerende bejaarden of tussen verblijven van onbeholpen kinderen en locaties waar crèches en scholen gevestigd zijn: de hulp komt niet alleen de nood tegemoet maar zij voedt hem ook omdat zij de zelfredding dwarsboomt, en op die manier vragen mensen er uiteindelijk om, bedrogen te worden in de leniging van hun noden. Eenmaal het perverse handeltje een voet in huis heeft, is de stap naar de creaties van (mits fikse vergoedingen te lenigen) schijnnoden nog bijzonder klein, en hetzelfde geldt dan uiteraard voor de behandeling van schijnziekten.

De zeer sterk overtrokken heisa rond de zogenaamde Mexicaanse griep ligt ons nog vers in het geheugen, en nu dreigt men met de hersenkanker-verwekkende gsm-straling en de dure schijnremedies daartegen (zoals vorig jaar die kostelijke grap van Omega Pharma), ofschoon beweerd wordt dat de straling van de TV-antennes van weleer ontelbare keren sterker was dan deze die uitgaat van de huidige gsm-masten. Maar wat gezegd van enkele 'alternatieve' theorieën over werkelijk epidemische ziekten zoals aids en kanker? Zij stellen namelijk dat deze ziekten helemaal niet bestaan, of dan tenminste toch dat hun bestaan heel anders is dan aan het publiek wordt voorgehouden.

Zo schrijft de Vlaamse, in Colombia en Guatemala werkzame ingenieur Guy Denutte, lid van Rethinking Aids, dat Aids wellicht geen overdraagbare virusziekte is maar een immuniteitskwaal ingevolge heel andere oorzaken. Tevens zou het nu ook vaststaan dat de vroeger gebruikte aidsremmer AZT, het immuunsysteem ondermijnt in plaats van het te versterken. (8)

Deze theorie doet hoe dan ook heel sterk denken aan de eveneens het immuunsysteem vernietigende hedendaagse kankertherapieën met chemo en bestraling, welke volgen op een diagnose die de niets vermoedende patiënt die zich te goeder trouw aan een preventieve test heeft onderworpen, geheel van zijn stuk brengt: "Meneer, mevrouw, u hebt geluk dat we het misschien nog tijdig in de gaten kregen, maar u hebt kanker en u gaat dood, tenzij u nauwgezet onze behandeling volgt en dit met onmiddellijke ingang!" Doodsbenauwd laat vervolgens een zich zopas nog kerngezond voelende patiënt zich behandelen met gif dat hem doodziek maakt want het ondermijnt uitgerekend de afweer welke hij in feite broodnodig heeft tegen de kanker die men hem misschien alleen maar heeft aangepraat.

Maar radiologen op rust durven al eens uit de biecht te klappen en dan vertellen zij in allerlei weekbladen dat wij eigenlijk allemaal kankercellen in ons hebben, maar dat ons immuunsysteem het aantal daarvan binnen redelijke perken houdt. Overigens wéét men helemaal niet, zo verklappen zij ons, welke weg zelfs een kwaadaardige kankercel op zal gaan: zij kan immers ingekapseld worden of gewoon verdwijnen en worden afgevoerd; zij hoeft helemaal niet te ontwikkelen tot een dodelijk gezwel of uit te zaaien naar het hele lichaam; en dat hangt grotendeels af van de gezonde werking van... ons immuunsysteem. Bovendien, zo zeggen zij, kunnen wij op Röntgenfoto's eigenlijk maar weinig zien en moeten wij bijgevolg interpreteren, gegevens samenleggen, overleggen en beslissen of we een behandeling zullen overwegen. Het is allemaal niet zo zwart-wit hoor, zo zeggen zij: het is meer een zaak van statistische gegevens, percenten, kansen.

En dat is met meer ziekten het geval, maar dus ook met de grote hedendaagse killers zoals aids en kanker en dat maakt het natuurlijk allemaal wel heel luguber, aangezien het verschil tussen leven en dood zo vreselijk abrupt is, terwijl een diagnose een zaak blijkt van twijfel, wikken en wegen, en tenslotte een knoop doorhakken, wat eigenlijk een vorm is van blind gokken.

Eén grote zekerheid speelt door dit ganse verhaal en pas deze zekerheid die nimmer twijfel duldt, laat ons in deze geschiedenissen soms met een misselijk makende kater achter: de zekerheid namelijk dat de kosten voor de kuren, ook als zij niet helpen kunnen, tot de laatste eurocent aan de belovers van mogelijke genezing en van beterschap betaald zullen worden, door wie dan ook.

Overtrokken, zegt u? Onmogelijk dat mensen tot dit bedrog in staat zijn? Nog onmogelijker dat mensen zich in die mate zouden laten bedotten? Welnu, amper een halve eeuw geleden, toen hier nog niet de wetenschap maar wel de kerk het voortouw nam en heilig was, kon men het volgende in de biechtstoel horen: "Meneer, mevrouw, u hebt zeer zwaar gezondigd maar wat een geluk dat we het nog tijdig in de gaten kregen: uw ziel is er zeer erg aan toe en, als we de hel kunnen vermijden, wordt dit alvast een zeer langdurig vagevuur. Edoch, als de nood het hoogst is, is de redding nabij; u kunt namelijk aflaten kopen en dat scheelt direct een slok op de borrel!" En meneer of mevrouw die zich tot dan toe van geen kwaad bewust was, stond nu doodsangsten uit, omwille van die zwarte ziel, en haastte zich om gauw die schulden af te kopen die hem of haar misschien alleen maar waren aangepraat.

(J.B., 5 juni 2011)

Noten:

(1) Zie: http://www.dewereldmorgen.be/blog/guy-denutte/2011/04/04/monsanto-aangeklaagd-door-organische-boeren-in-de-vs  

(2) Zie bijvoorbeeld: http://www.biolsci.org/v05p0706.htm  

(3) Over Genetisch Gemodificeerde Organismen en politiek, zie: http://hertevreter.blogspot.com/2011/02/denktanks.html  
(4)
http://nl.wikipedia.org/wiki/Monsanto_(multinational)  

(5) http://nl.wikipedia.org/wiki/Agent_Orange

(6) http://www.ambafrance-nl.org/spip.php?article133

(7) Zie o.m.: Medical Nemesis (1976) ISBN 0-394-71245-5 (In het Nederlands vertaald door D. L. Uyt den Bogaard en verschenen onder de titel: Grenzen aan de geneeskunde: het medisch bedrijf - een bedreiging voor de gezondheid? - Bussum, Wereldvenster, 1975 plus herdrukken).

(8) http://www.dewereldmorgen.be/blog/guy-denutte/2010/12/24/de-terreur-van-aids-en-de-korruptie-van-de-wetenschap  


31-05-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De duivel in de kiem

De duivel in de kiem

Heil Hitler!
- de groet aan de dictator aan wie alle heil wordt toegewenst, lijkt te behoren tot een ver verleden, maar bij nader toezien blijkt niets minder waar dan dat: allang immers hebben andere en meer verborgen dictaturen zijn plaats ingenomen - dictaturen die er even goed in slagen om van vrijwel alle onderdanen alvast in 't openbaar de volle steun en instemming af te dwingen en, zoals altijd, beseffen de onderdanen nauwelijks of helemaal niet dat het onder dwang is dat zij groeten, steun betuigen en desnoods de tegenstanders 'afmaken'. Het zal meer nieuwslezers opgevallen zijn dat de reacties op de acties in het Wetterse veld met genetisch gemanipuleerde aardappelen, bijzonder eendrachtig waren en ook even onnadenkend en zelfs plat. Maar wat meer is: wie oplette, kon ook zien hoe in de ochtend van 31 mei, kritische en doordachte lezersreacties gewoon van het net verdwenen zónder dat zij leugenachtig of beledigend waren.

We weten dat de media gemanipuleerd worden door de machthebbers. In 1990 noemde de - nota bene linkse! - filosoof Jaap Kruithof in zijn colleges Ethica het toen nog niet door het Vlaams Blok ingenomen 't Pallieterke "het enige onafhankelijke blad in Vlaanderen". Verworden tot een roddelblad, helaas, want ook daar circuleren slechts anonieme meningen; het anonieme waarbij men zelf immers niks risceert, heeft iets van het laffe terrorisme. Over de andere kranten, tijdschriften en radio- en TV-zenders weten wij sinds lang dat hun agenten in handen zijn van enkelingen die het kapitaal beheren en die de media dan ook in dienst daarvan stellen, wat in de praktijk neerkomt op desinformatie via het achterhouden van de waarheid en het verspreiden van leugens op manieren die de wet niet kan bestraffen. Het relatief nieuwe medium internet lijkt aan de informatievervalsing door potentaten vooralsnog te kunnen ontsnappen, maar een lang leven blijkt die nieuwe vrijheid jammer genoeg niet beschoren, als men ziet hoe de oude en gecontroleerde media hun best doen om dat nieuwe nieuwsveld te bezetten, de kritiek incluis, en dat zijn de lezersreacties, de vrije mening en tenslotte ook de waarheid. En ook inzake het bedrog der genetische manipulatie van planten, blijken de machthebbers hun uiterste best te doen om het debat in de kiem te smoren en, als dat niet lukt, om de waarheid daaromtrent te beletten aan het licht te komen.

"Quod est veritas?" - aldus wimpelde Pilatus Christus af toen deze zegde dat Hij gekomen was om van de Waarheid te getuigen, en blijkbaar begreep de vertegenwoordiger van de wereldse macht ook toen al niet dat de waarheid nergens anders zijn kracht kan halen dan precies uit het getuigenis dat men bereid is daarvoor af te leggen. Niet door terreur te zaaien maar daarentegen door alle kwaad ten spijt de waarheid aan het licht te laten komen - al is deze uitdrukking hier nog ontoereikend aangezien de waarheid het licht zélf is, en dus datgene wat de dingen tot hun recht laat komen.

De waarheid omtrent genetische manipulatie van landbouwgewassen is helemaal niet zo moeilijk te achterhalen, alleen zorgt corruptie, ook binnen de vooralsnog heilig gewaande wereld van de wetenschap ervoor dat feiten worden verdonkeremaand. Herinner u die geldgroep die metalen niemendalletjes ter grootte van een muntstuk voor de prijs van 50 euro via de apothekers op de markt wilde brengen: niemendalletjes die kwade gsm-straling zouden neutraliseren. Geen enkele apotheker protesteerde, geen enkele agent uit de medische sector kloeg de zoveelste op til zijnde volksplundering aan, totdat een Leuvense professor voor de camera voor jan met de pet in drie tellen aantoonde dat het inderdaad ging om puur bedrog. Als Milgram reeds in de zestiger jaren wetenschappelijk want experimenteel aantoonde dat driekwart van alle mensen zonder onderscheid van rang of stand bereid zijn om voor winst te moorden als zij niet zullen worden vervolgd, dan mag het ons eigenlijk niet meer verwonderen dat het overgrote deel der mensen met het oog op winst bereid zijn om anderen te bestelen waar zij dat kunnen. Als zij bovendien daartoe de naam van de wetenschappen gebruiken, dan brengen zij aan de wetenschap onnoemelijke schade toe.

Wie herinnert zich niet de zaak rond de Roemeense augurken die hier het nieuws haalde in april 2007, nadat Roemenië was toegetreden tot de Europese Unie? Die zaak van genetische manipulatie in politieke handen, zat als volgt in elkaar. De Roemeense boeren zijn - of waren - meesters in het kweken van augurken. Tot voor kort waren Roemeense augurken de meest smaakvolle ter wereld. Maar sinds dit land lid werd van Europa, kwam daar verandering in: de cultuur van de uiterlijke schijn herleidde de trots van de nieuwkomer nu tot een welgevormde doch smaakloze en fletse vrucht. Aan de boeren werd voortaan namelijk gemanipuleerd augurkenzaad opgedrongen dat dergelijke mooi ogende en dus goed verkopende doch waardeloze vruchten opleverde. Bovendien: het gemanipuleerde zaad leverde augurken op die zelf geen bruikbaar zaad meer voortbrachten, zodat de boeren telkenjare verplicht werden om het dure zaad her aan te kopen bij hun Europese leverancier. (1)

Wat er met de genetische manipulatie van aardappelen aan de hand is, is een vergelijkbaar euvel. Wetenschapslui die de techniek van de genetische manipulatie der gewassen verdedigen, beseffen vaak niet dat zij meehelpen aan een schromelijke misleiding van het publiek. Zij doen dat door het punt van discussie te verkappen met een geheel vals item, want dat de gentechnologie een forse (en noodzakelijke) verbetering van de landbouwgewassen kan betekenen, wordt door het merendeel van het publiek geloofd. Het punt van discussie is echter dat de door rijk én arm gefinancierde wetenschap in handen van de industrie en van de handel, andermaal zal resulteren in het groter worden van de kloof tussen rijk en arm.

En die kloof zal groeien omdat wij allemaal verplicht worden om genetisch gemanipuleerde gewassen te kweken - de oude gewassen kunnen immers niet concurreren met de nieuwe. Maar op de nieuwe moeten wel auteursrechten worden betaald aan wie aan de oorspronkelijke genen hebben gesleuteld. Dit alles, afgezien van het feit dat het hier gaat om onterechte rechten omdat sleutelen aan genen zeker niet betekent dat men iets schept. Er worden patenten toegekend die eigenlijk de plant zelf betreffen, alsof de manipulator inderdaad de schepper was. Deze behandeling van planten is vergelijkbaar met de huidige politieke behandeling van mensen: wij worden als mens ondergeschikt gemaakt aan ons burgerschap, aangezien wij niet eens als mens worden erkend als wij geen bewijzen van burgerschap kunnen voorleggen. Men herinnere zich het Europese strafhof dat nog niet zo lang geleden een vrouw die haar kind aborteerde in het gelijk kon stellen met het argument dat het kind nog niet geboren was en dus nog geen burgerrechten genoot. Niet het leven, doch het burgerschap wordt beschermd: de arrogantie van politici bestaat erin dat zij zich gedragen alsof het leven van het burgerschap afhankelijk was. Dat laatste proberen zij inderdaad te bereiken, al kunnen zij dat nooit doen op een scheppende manier, wel immer op een vernietigende manier, met name door het leven dat niet wil buigen voor het gouden kalf, om te brengen.

In twee woorden hebben bepaalde wetenschapslui het misschien wel goed voor met die aardappelen die zij moeten verbeteren, zeker met het uitblijven van een oplossing voor het probleem van de overbevolking in het vizier, en het publiek ziet ook wel in dat dit op zich geen kwaad kan zijn. Maar andermaal wordt blijkbaar noch in wetenschappelijke kringen noch daarbuiten goed beseft hoe gevaarlijk goede dingen in verkeerde handen kunnen zijn, of beter: hoe de goede dingen al bijna onherroepelijk in die verkeerde handen zijn terechtgekomen, aangezien het middel doel geworden is en het doel, middel.

Overigens is de middel-doelomkering allerminst de enige stelling van Karl Marx, die daarmee op zijn beurt voorafgegaan wordt door niemand minder dan Sint-Augustinus die dit euvel al meer dan duizend jaar eerder aankaartte: ook de stelling over de diefstal van de productiemiddelen is Marxistisch én niet nieuw. De stelling luidt summier dat uitbuiting bestaat waar niet de arbeider doch de bezitter der productiemiddelen de vruchten van het werk plukt. Ten tijde van Marx, en dus in de tijd der Industriële Revolutie, werden onder productiemiddelen de dure stoommachines verstaan, die de fabrieken deden draaien. Maar kijk, wie had ooit kunnen denken dat het meest eenvoudige en oorspronkelijke productiemiddel van de landbouwer hem zou kunnen worden ontvreemd: het zaad waarmee de boer zijn land bezaait?

(Jan Bauwens, 31 mei 2011)

Noten:

(1) Zie: http://www.bloggen.be/tisallemaiet/archief.php?ID=39  : "Het geld en de bloemen des velds" d.d. 22 april 2007. Zie ook het beruchte Monsantoproces tegen onder meer Canadese landbouwers: http://nl.wikipedia.org/wiki/Monsanto_vs_Schmeiser  . Zie ook:
http://fieldliberation.wordpress.com/  en http://threerottenpotatoes.wordpress.com/news/ 






























14-05-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Quod est veritas
 

Quod est veritas?

¨[Vrij naar Nikolai Ge (1890)]

Van de hand van de Russische kunstschilder Nikolai Ge bestaat er een schilderij uit 1890 met daarop afgebeeld Christus voor Pilatus. Christus heeft zopas gezegd dat Hij komt om te getuigen van de Waarheid (Joh. 18, 37), waarop een gesticulerende Pilatus antwoordt: "Quod Est Veritas?" - "Wat Is (de) Waarheid?" (Joh. 18, 38).

De waarheid is een zaak die uitgesproken wordt, ze behoort tot de uitgesproken dingen. Ook leugens behoren tot de uitgesproken dingen maar met die twee zaken zijn niet alle uitgesproken dingen genoemd, er zijn immers ook nog de bevelen, de vragen, de aanzoeken en zo meer. Die laatste uitspraken zijn noch waar noch onwaar want het zijn veeleer daden en van daden kan men niet op een betekenisvolle manier zeggen dat ze waar of onwaar zijn. Maar misschien zijn ook ware en onware uitspraken daden?

Waarheden en leugens zijn niet zozeer uitspraken die al dan niet in overeenstemming zijn met datgene waarover iets gezegd wordt. Immers, werd de waarheid zo gedefinieerd, dan ging men ervan uit dat de toestand waarvan sprake, op zichzelf bestond en dus onafhankelijk van een waarnemer. Maar dat is nimmer het geval. Vandaar moeten de waarneming en de waarnemer betrokken worden in de definitie van de waarheid, en zij klinkt dan veeleer als volgt. Wie de waarheid spreekt, vertelt aan een ander datgene waarvan hij zélf gelooft dat het werkelijk is - behoudens wanneer hij zich vergist; wie daarentegen liegt, vertelt aan een ander iets anders dan datgene waarvan hijzelf gelooft dat het werkelijk is - al kan hij ook per vergissing en dus ongewild de waarheid spreken. En deze definitie relateert de waarheid, die steeds een uitgesproken zaak is, aan het vertrouwen dat men al dan niet kan hebben in diegene die de uitspraak doet.

Als men de waarheid (van een ander) moet vernemen - en dat is per definitie het geval aangezien de waarheid steeds een uitspraak ís - dan ként men hem uiteraard ook niet en dan rest slechts het vertrouwen in die ander. De waarheid brengt aldus onafwendbaar het vertrouwen mee, en zo ook de onzekerheid. Waarheid en zekerheid kunnen derhalve nooit samengaan. De waarheid is een uitspraak en dus een mededeling - per definitie door een derde, in wie men zijn vertrouwen dient te stellen. Edoch, als de waarheid uitspraken betreft over dingen die men onmogelijk zelf kan waarnemen, dan geeft zij samen met de onafwendbare onzekerheid ook kennis die men niet uit zichzelf kan opdoen.

Over datgene waarvan ik geloof dat ik het zelf kan vaststellen, hoef ik geen uitspraken te doen omdát ik het rechtstreeks kan ervaren. Als het regent, dan ervaar ik dat en dan hoef ik niet nog eens tot mezelf te zeggen dat het regent. Die ware uitspraak is pas nodig als ik aan een ander die dit niet zelf kan ervaren, wil mededelen dat het regent. Zolang er geen derden zijn aan wie de waarheid medegedeeld moet worden - derden die per definitie niet zelf kunnen ervaren dat het bijvoorbeeld regent - is de waarheid een volstrekt overbodige zaak. De waarheid betreft derhalve altijd de ervaringen van een ander, ervaringen welke worden medegedeeld.

Als ik de waarheid zoek, dan houdt dat in dat ik geïnteresseerd ben in ervaringen die ik zelf moet missen. Door over ervaringen die ik zelf moet missen, in uitspraken te vernemen, kan ik mij een idee vormen over die ervaringen bij anderen, en dus ook over die anderen. De waarheid is dan iets dat mij met die anderen, die hem spreken, verbindt.

Zeggen dat de waarheid een uitspraak is die in overeenstemming is met de realiteit, is beweren dat uitspraken buiten de realiteit staan. Het zogenaamde congruentiecriterium ter bepaling van wat waarheid is, is derhalve onzinnig. Waar immers zou men moeten gaan staan om vast te kunnen stellen of een reële zaak al dan niet overeenkomt met een zaak die buiten de realiteit stond? Andermaal: de waarheid is geen zaak van congruentie; de waarheid is een zaak van verbinding of van eenmaking van personen.

Als Christus van zichzelf zegt dat Hij de waarheid is, dan zegt Hij derhalve dat Hij de verbinding is tussen verschillende personen, de eenmaking van personen. Hij zegt dan van zichzelf dat Hij een (ware) uitspraak is die door een ander wordt gedaan. Zo wordt duidelijk wat het betekent dat het Woord Vlees geworden is: Jezus is het Woord (of de Naam) van God (de Vader). Om het met een analogie te zeggen: zoals een mens zijn woorden spreekt, zo spreekt God zijn schepselen.

Bekijken we andermaal het schilderij van Nikolai Ge, dan zien we een wereldse machthebber die geheel blind blijkt voor de Waarheid. Omdat hij in de Waarheid geen kwaad kan vinden, levert hij die over aan de massa welke hij vertegenwoordigt: zij immers kiest voor het bedrog, zij wil de Waarheid dood. Derhalve is de leugen datgene wat alle samenhang ontbindt. De waarheid is het leven, de leugen is de dood.


(J.B., 14 mei 2011)


03-05-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De macht van de lach

De macht van de lach

Op de eerste rij zitten politici die hier de commissie tegen kindermisbruik in de kerk hebben opgericht. Op de eerste rij bij de plechtigheid van de zaligverklaring. De zaligverklaring van de man die het kindermisbruik binnenskerks en uit de handen van het gerecht wilde houden. Zij zitten op de eerste rij, overigens geflankeerd door een ander staatshoofd dat voor gelijkaardige feiten wordt vervolgd en dat vooralsnog moet wachten op zijn zaligverklaring. Trouwens net zoals vadertje Stalin, met miljoenen doden op zijn geweten, wiens gebalsemde lijk nog dagelijks door tallozen wordt bezocht: men zegt dat hij als sint het tanende geloof wel eens uit het slop zou kunnen halen. En voor de slechte verstaanders nog dit. Met betrekking tot de zaligverklaarde gaat het overigens niet over valse beschuldigingen of insinuaties: in de Verenigde Staten hebben de slachtoffers van kindermisbruik het Vaticaan jaren geleden wegens verdoezeling van kindermisbruik voor de rechter gedaagd en gelijk gekregen, de kerk heeft miljarden dollars aan schadeclaims betaald, er is geen twijfel mogelijk.

Zo tart de plechtigheid van de dag werkelijk alle verbeelding en hier en daar vraagt men zich af hoe dit dan mogelijk is. Maar kijk, een reporter steekt de micro onder de neus van vier, vijf bezoekers uit de miljoenenmassa die daar samentroept in een onwereldse extase, en allen zeggen ze hetzelfde: "Sancto subito voor deze paus, want hij is sympathiek, hij lacht!" Vraagt dan de reporter of ze de huidige paus niet zien zitten. "Die hoeven wij niet, hij is immers een zuurpruim!", zo klinkt prompt de motivatie.

En ja, ook Stalin had een brede lach, en ook dat staatshoofd op de eerste rij daar lacht zijn tanden bloot.

We hoeven alvast niet langer te wachten op het tweede wonder, de heiligverklaring kan zo meteen van start gaan.

(J.B., 3 mei 2011)


20-04-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een vijfde raadsel van de sfinx: Pasen

Een vijfde raadsel van de sfinx: Pasen

We weten al dat een kapitalistische economie gebouwd is op een asociaal concurrentiemodel dat veel meer verliezers creëert dan winnaars en dat het 'geluk' reduceert tot een kwestie van sociale vergelijking. En winnaars willen vooral tonen dat zij geen schooiers zijn, met andere woorden: dat zij bij anderen geen schulden hebben. Maar omdat de rijkdom een te verdelen taart is, zijn diegenen die overvloed kennen verantwoordelijk voor het tekort van de armen. De conclusie luidt dat uitgerekend zij die zonodig hun schuldenloosheid willen tonen, de eigenlijke schuldigen zijn. De vraag rijst uiteraard of deze paradox alleen betrekking heeft op louter financiële zaken, ofwel of ook in bredere zin sprake kan zijn van schuld en schuldenloosheid.

Om te beginnen krijgt de evangelische waarschuwing: "veroordeelt niet opdat gij niet veroordeeld wordt!", al even weinig navolging als het gebod: "bemint uw vijanden!" Maar over het principe van de vergeving dat in het christendom in de plaats zou treden van dat van de wraak, hebben wij eerder kunnen betogen dat dit beschaafde beginsel geenszins gratuït is. Christelijke vergeving is immers pas mogelijk in Christus' naam, en wel omdat de Heiland reeds met zijn bloed in onze plaats betaalde voor de menselijke zonden. De schuld wordt met andere woorden dus helemaal niet zomaar weggeveegd alsof ze er niet was; het tegendeel is waar: vergeving geschiedt uitdrukkelijk in de naam van het Lam dat de wraak immers al onderging.

In één adem echter wordt het geslachtofferde Lam genoemd met de onschuld, wat wil zeggen dat onrecht geschiedt ten bate van de schuldigen. Maar dit is uiteraard onmogelijk tenzij het allemaal uitgaat van ónschuldigen die uit vrije wil de schuld van anderen op zich nemen, dragen en betalen. Dat laatste doen uiteraard alleen zij die de schuldigen nog meer beminnen dan zichzelf; zij die geen onderscheid meer maken tussen zichzelf en hun beminden, en zij doen het ook graag omdat zij hierdoor tegelijk aan anderen de liefde die zij voelen, kunnen tonen.

Wie geloofden dat een veroordeelde die schuld aflost, ook schuldig en misdadig ís, kunnen zich dus flink vergissen. Immers, voor hetzelfde geld heeft wie aan 't kruis gaat hangen slechts hartstochtelijk de eigenlijke misdadigers lief. De veroordeling en de straf die in primitieve ogen enkel een teken waren van een wetsovertreding, blijken in werkelijkheid ook een signaal te kunnen zijn van een veel hoger staande wet die met die van schuld en boete helemaal geen uitstaans meer heeft. Is het dan onmogelijk dat in deze wereld de Messias die ons uitnodigde om Hem te volgen, intussen zoveel volgelingen heeft dat menig veroordeelde vandaag dat enkel is in schijn, terwijl hij wezenlijk een christen is die van die hogere wet getuigt door het Lam te volgen op dat moeilijke maar enig zaligmakende pad, dat echter geheel onzichtbaar blijven zal voor ogen die zich zonder schulden wanen?

(J.B., 20 april 2011)


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Naar andere vormen van samenleven

Naar andere vormen van samenleven

 

De onmenselijkheid aan de winnende hand?

"De normale doorsneemens wenst zijn buurman niets kwaads toe. Hij verlangt rijkdom, welvaart. Hij verlangt echter geen armoede van zijn naaste. Desondanks schaadt hij zijn naaste voortdurend, want in de huidige organisatie betekent welvaart van de een altijd armoede van iemand anders. Wat de een wint moet de ander verliezen. Het streven van een ieder gaat niet naar gemeenschappelijke arbeid, maar naar persoonlijke winst", aldus Frederik van Eeden in paragraaf 13 van zijn De geestelijke verovering der wereld, een tekst uit 1933.

Op een duidelijkere manier kan men niet zeggen dat rijkdom is zoals een te verdelen taart. In een kapitalistische wereld die drijft op concurrentie wordt de taart niet verdeeld, maar ligt zij te grabbel voor wie er het rapste bij zijn. Concurrentie zou een gezonde onderlinge wedijver moeten zijn, zoals het voorvoegsel 'con' (van 'com') suggereert, dat immers 'samen' betekent: een wedijver met als doel het beste uit alle deelnemers te halen. Maar in de praktijk is concurrentie gewoon een ander woord voor het recht van de sterkste.

De uitdrukking 'recht van de sterkste' is in feite een contradictio in terminis omdat de wet van de sterkste geen andere rechten kent dan deze die men zich toe-eigent met geweld. Vandaar heeft de wedijver in een concurrentiële economie in wezen geen menselijk karakter en kan het doel dat haar zou moeten rechtvaardigen slechts een leugenachtig alibi zijn. Als menselijkheid wordt gekenmerkt door medemenselijkheid, dan brengt concurrentie niet het meest menselijke naar boven maar daarentegen datgene wat het eigen belang kan dienen.

Omdat de rijkdommen van de aarde beperkt zijn, zal wat de ene teveel heeft, het gebeurlijke tekort van de ander betekenen. In een humaan perspectief wil dat zeggen dat de verantwoordelijkheid voor de menselijke noden een gedeelde kwestie is: voor de nood van de ene moet de ander verantwoording afleggen; het recht van de ene is de plicht van de ander; het tekort van de ene is het teveel van de ander. Een systeem van concurrentie staat de menselijkheid a priori tegen omdat het nastreven van de eigen winst onvermijdelijk gepaard gaat met het zoeken van de nederlaag van de tegenstrever, wat bezwaarlijk kan harmoniëren met de wil om voor de ander zorg te dragen. Waar in een concurrentieel systeem sociale zekerheid wordt ingebouwd, kan het derhalve slechts de zorg betreffen om de aan gang zijnde concurrentie te continueren, wat iets heel anders is dan de naastenliefde. De arme wordt in stand gehouden omdat hij voor de rijke onontbeerlijk is.

Tot de beperkte rijkdommen van de aarde behoort onder meer en in feite in de allereerste plaats het nageslacht, en zo zegt en zingt men alom ook dat onze kinderen onze grootste rijkdom zijn, terwijl ook die rijkdom noodzakelijk beperkt zal wezen. Omdat humaniteit een eerlijke verdeling van de rijkdommen der aarde vereist, mag ook inzake het recht op een nageslacht niet gediscrimineerd worden.

Het systeem van onderlinge concurrentie tussen mensen is per definitie onbegrensd, en zo wordt het ook geïntroduceerd in wat men de wereld van de 'pre-mensen' kon noemen: het ene genetische materiaal gaat als het ware een wedloop aan met het andere, maar dan wel in wedstrijden waarvan de regels worden bepaald door een overkoepelende wereld waarin de maatstaven feitelijk onmenselijk zijn. De onmenselijkheid van het recht van de sterkste wordt dan als het ware in de genen van een volk of van de hele mensheid ingebouwd als ideaal, en wat niet beantwoordt aan het vereiste criterium, wordt de toegang tot het bestaan ontzegd, en dus al van voor er sprake kan zijn van daadwerkelijke wedijver.

Het recht van eenieder op een nageslacht kan niet worden gerespecteerd in een concurrentiële economie omdat verwacht wordt dat 'zwakkere' kinderen de levensnoodzakelijke winsten zullen kelderen. Onvermijdelijk zal zwakheid met menselijkheid worden geïdentificeerd, wat dan moet resulteren in de verdere marginalisering van het menselijke.

Deugdzame wedijver?

Het menselijke lijkt niet verenigbaar met het concurrentiële terwijl, anderzijds, het totaal verdwijnen van elke wedijver een lethargie voedt die aan het leven alle nieuwheid onttrekt, zoals in de steriele vormen van het socialisme. Er moet dus worden uitgekeken naar een methode welke toelaat dat die twee - menselijkheid en concurrentie - kunnen coëxisteren.

Tot dusverre bestáát die methode ook, zij het binnen de goed afgebakende grenzen van een spel, met name als datgene wat wij kennen als de sport. Tenminste daar waar het gaat om nog 'sportieve' takken van de sport: sporten die vooralsnog gevrijwaard bleven van de onmenselijke wedijver die uiteindelijk corrumpeert; spelen die nog echt 'sportief' zijn.

Het is niet zo eenvoudig om sportiviteit te definiëren maar nog veel moeilijker blijkt het om haar ingang te doen vinden in het maatschappelijke leven, vooral dan omdat sportiviteit niet te simplifiëren valt tot de bereidheid om zich aan afgesproken regels te houden. Sportief zijn omhelst het zich voegen naar afgesproken regels maar het is ook veel meer dan dat alleen, aangezien zelfs in een onmenselijk concurrentieel systeem regels moeten worden gevolgd, vaak tot in het absurde. Er is duidelijk een substantieel onderscheid tussen, enerzijds, sportiviteit en, anderzijds, wat mensen doen als zij bijvoorbeeld middels advocaten regels volgen en hanteren om de eigen rechten te vrijwaren. Paradoxaal genoeg heet het soms sportief als men tegen de regels ingaat, met name als die niet stroken met een 'gevoel' voor wat recht en krom is. En dan begint maar pas de discussie over de legitimiteit van dat rechtvaardigheidsgevoel, want net zoals het gevoel voor schoonheid, blijkt het onzelfstandig en intercultureel verschillend.

Het lijkt er dan sterk op dat het behoud van een gezonde portie wedijver en tegelijk het aan banden leggen daarvan, een evenwichtsoefening is welke doet denken aan de Helleense deugden: zij bevinden zich volgens de leer van Plato immers elk in het midden tussen twee extremen, zoals bijvoorbeeld de dapperheid die zich noch aan de lafheid noch aan de roekeloosheid bezondigt.

Het recht van het weerloze

Over rechten kan men pas spreken als men het zogenaamde recht van de sterkste laat varen en als men ruimte geeft aan andere troeven naast die van de sterkte. Brute kracht, als geweld, is één zaak, maar ook de schoonheid herbergt een kracht, subtieler doch niet per definitie krachtelozer dan de eerste, en soms veel sterker. De kracht van de waarheid kan het natuurgeweld overtreffen en er zit kracht in de kunst en in nog vele andere zaken die zich daarom niet direct laten benoemen. Maar ook in de zwakte huist een kracht, soms zo groot dat zij elk ander geweld met zijn grenzen confronteert, zoals de zwakte van een weerloos kind, of die van de oprechte goedheid. Al die krachten dienen te worden erkend, wil men het beste dat het leven te bieden heeft, niet fnuiken; zij wedijveren onderling immers niet, zij vullen elkaar aan omdat zij zo sterk verschillen. Als mensen er maar in slaagden om deze krachten bijvoorbeeld als engelen te beschouwen aan wie wij een voorbeeld konden nemen, dan was er misschien ergens enige hoop op een nieuwe en een meer humane vorm van samenwerking die de wedijver naar de middeleeuwen verwees.

De weg als doel

Misschien is het resultaatgerichte denken wel de grote oorzaak van de verwording van de menselijke samenwerking tot een wedloop welke uiteindelijk slechts één winnaar toelaat, wat betekent dat, op die ene na, allen daar verliezers zullen zijn. Dat resultaatgerichte denken is teleologisch, doelgericht en eigen aan een welbepaalde vorm van geloof, die o.i. echter niet verward mag worden met de oorspronkelijke christelijke ethiek. Het naar een eschaton gerichte denken dat alles in functie van een ultieme uitkomst beschouwt, is in hetzelfde bedje ziek als het historicisme in al die politieke systemen welke het geluk van alle generaties in feite opofferen aan dat van de allerlaatste die dan de hemel op aarde zal beleven. Het is immers allang een schromelijke illusie gebleken dat het zich opofferen van vele generaties aan een uiteindelijk ideaal nakomelingschap, op enige dankbaarheid of zelfs maar goedkeuring zou kunnen rekenen van diegenen die er door bevoordeligd worden. En stilaan lijkt ook het besef te groeien dat ontwikkeling een doel op zich kan zijn: niet het zaadje is het eindproduct van de boom, evenmin de bloesem of de appel, laat staan het geld dat hij opbrengt op de markt. Zaad, bloesem en appel zijn stadia in een cyclus die begin noch einde heeft. Niemand kan zinnig zeggen dat de kip er is omwille van het ei of omgekeerd, er bestaan slechts cycli met talloze stadia en daarmee moeten wij vrede leren te nemen. Het geloof in een eschaton, een uiteindelijke 'uitkomst', lijkt hoe langer hoe meer een bedrog waarvan de bittere smaak alleen aan de winnaar niet te beurt valt. De wil om persoonlijk de anderen te overwinnen is dan ook wat opgegeven dient te worden in functie van die andere aanpak, die misschien wel veel meer vervulling schenkt aan het bestaan.

(J.B., 10.03 en 17.04.2011)


19-04-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een vierde raadsel van de Sfinx: schuldenloosheid als bewijs van schuld

Een vierde raadsel van de Sfinx: schuldenloosheid als bewijs van schuld

Er bestaat een extreem linkse organisatie die de slogan hanteert dat bezit diefstal is. Een beetje bij het haar getrokken, zo mag men wel zeggen en, in tegenstelling tot een mogelijke schijn, allerminst christelijk. Immers, het christendom zegt wel dat men zijn bezittingen met de armen moet delen, maar het zegt ook dat men niemands goed mag begeren, wat dus betekent dat daar wordt erkend dat men terecht aanspraak maakt op eigen bezittingen. Bezit is geen diefstal, maar in een christelijke en zelfs in een louter humanistische context kan ook worden gezegd dat wie tevéél bezitten, verantwoordelijk zijn voor wie tekorten lijden, heel eenvoudig omdat onze rijkdommen beperkt zijn.

Voedsel en ook alle andere goederen ter bevrediging van de menselijke noden zijn niet onuitputtelijk voorhanden: zij dienen eerlijk te worden verdeeld. Waar bepaalde mensen teveel hebben terwijl anderen gebrek lijden, is de kans groot dat de verdeelsleutel oneerlijk is, en dan lijkt het er wel op dat daar de rijken de armen bestelen. Hoe dan ook getuigt een overdreven luxueus bestaan in een land waar armoe troef is, niet van veel tact, om het op zijn allerzachtst te zeggen. Omdat inmiddels de wereld één groot dorp werd en omdat zowat de helft van de wereldbevolking nog steeds gebrek lijdt, zit er aan luxe sowieso een geurtje.

Dat rijkelui vandaag beschuldigd kunnen worden van oneerlijkheid, is in een heel ander daglicht eigenlijk een wat paradoxale situatie, want het aantrekkelijke van de rijkdom schuilt voor een groot deel precies in het kunnen etaleren van zijn schuldenloosheid, aangezien het recht dan toch verhindert dat niemand in een overvloed kan leven terwijl hij schulden heeft. Het kapitalistische bestel draait op basis van concurrentie en een vrije markt, en geldelijke winst staat in de navenante economie zowat het allerhoogste aangeschreven. Wie winst maakt, kan uiteraard goed leven en hij onderscheidt zich op dat vlak dan ook van de verliezers; meer bepaald doet hij zich opvallen door een meer dan gewoon verteer en hij koopt statussymbolen waaraan men zien kan dat hij rijk is en dus helemaal geen schulden heeft, wat hem als het ware tot een 'heilige' maakt volgens de normen van het gouden kalf.

De burger die goed boert, wil ook graag laten zien dat hij geen schooier is, en dat kan hij alleen door de tering naar de nering te zetten. Hij wordt verplicht om uit te geven wat hij heeft verdiend, alvast wanneer hij mét zijn verdiensten, zijn schuldenloosheid aan anderen wil kenbaar maken. Edoch, omdat in het heersende bestel verdiensten feitelijk bijna uitsluitend in de gedaante van geld of andere bezittingen zichtbaar worden, zal wie verdiensten heeft tegelijk diegene zijn die men met de vinger wijst waar zijn medeburgers armoe lijden. Moet men dan niet besluiten dat het heersende bestel iets bijzonder bedrieglijks heeft? Iets dat zozeer onwaar is dat het zelfs het redelijke denken daarover corrumpeert?

(J.B., 19 april 2011)


31-03-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een derde raadsel van de Sfinx: het kwaad.

Een derde raadsel van de Sfinx: het kwaad

De concentratiekampen van het Nazi-Duitsland zijn een verschrikking zonder weerga en zij blijven een smet op het ganse mensdom tot het einde der tijden. Tenminste, als zij niet in de schaduw worden gesteld van nog ergere zaken. Want dat erger dan onmogelijk is, mag men niet zeggen sinds het niet langer een geheim is dat de realiteit onze stoutste fantasie ver overtreffen kan.

Wij blijken inderdaad te lijden aan een tekort aan fantasie als het erop aan komt om de toekomst in beeld te brengen, en dan vooral de toekomst van het kwaad. De Vlaamse geschiedkundige en moraalfilosoof Gie van den Berghe wees erop dat wij het kwaad, dat zogezegd onze stoutste fantasie te boven gaat, misschien wel beter zouden begrijpen indien wij een poging ondernamen om het te gaan bekijken vanuit het oogpunt van de dader in plaats van te blijven focussen op de slachtoffers en hun leed. (1)

De zorg voor het slachtoffer van het kwaad is uiteraard primordiaal maar wie er door verblind worden, verliezen het volledige perspectief waartoe ook die daderspositie behoort. In het Nazi-Duitsland met zijn concentratiekampen was het misschien evenmin de bedoeling om te moorden als ten tijde van de katholieke inquisitie die immers het goede wilde redden door het kwaad te lijf te gaan en het met wortel en tak ook uit te roeien. Dwarsboomden immers de armoedzaaiers, de misvormden, de criminelen en nog vele andere soorten van sukkelaars de droom niet van de meest begoeden - die droom over een supermensenras, een held en zelfs een godmens? Stond de aarde niet de hemel in de weg?

Maar dat aldus het kwaad vermenigvuldigd werd, drong te laat door tot het besef. De zelfvergoddelijking volgde immers niet het voorbeeld van de nederige Christus, en dat mag spreken uit de zinnebeelden die ook in de kunst verschenen in tijden van de zogenaamde hubris of de overmoed.

Laten we er eens van uitgaan dat onze bedoelingen wel altijd goed zijn, zoals trouwens ook de Oude Grieken dat stelden bij monde van grote denkers zoals Socrates: geen mens doet opzettelijk kwaad om het kwaad, hij doet het altijd omwille van het goede daarin - ja, de mens doet kwaad, enkel en alleen omdat hij door een overvloed aan goeds wordt verblind! Een dief steelt niet omdat de diefstal laakbaar is; hij steelt omwille van de winst die daaruit voor zichzelf volgt. En de boze is dan als het ware diegene die al te gevoelig voor het goede blijkt: zijn prikkelbaarheid voor de goede dingen is danig groot dat hij het kwaad over het hoofd ziet. De boze gelijkt op de genotzuchtige die zozeer hunkert naar genietingen dat hij niet langer ziet hoe ze hem ondermijnen: de drugsverslaafde die de schaduw van zijn lust kent in zijn eigen ondergang en de hongerige die zich voedt maar dan wel mateloos zodat hij in zijn maaltijd stikt; de vrek, van zijn bezit bezeten. Maar met de levende die hoe dan ook de schaduw van het leven in de dood ontmoeten zal, ontkomt wel niemand aan het kwaad dat als een keerzijde aan 't goede is verankerd.

Wij leven niet om dan zelf dood te gaan en evenzo is er geen mens die steelt om aan een ander kwaad te doen: wij leven om de lust van 't leven zelf, de dood ten spijt, en wellicht steelt de dief alleen omwille van het hebben, de diefstal met zijn blaam ten spijt. Alleen stappen wij niet zelf het leven in, terwijl een dief wel steelt op zijn initiatief. Een hongerige eet ook te veel omdat hij dat nu eenmaal wil, en zo gedragen allen zich die geen maat kennen of geen regelmaat. De goede maat, de juiste regelmaat, het evenwicht, de dosis blijken veel voornamer nog dan dat wat wij genieten; zozeer zelfs dat een kleine mate van vergif, een lekkernij kan zijn of zelfs een levenschenkend medicijn, terwijl een overmaat aan goeds kan ziek maken en doden.

Een vorm van mateloosheid die wij blijkbaar moeilijk onderkennen is de overdrijving in de vorm van het perfectionisme. Het perspectief dat deze mateloosheid biedt, spreekt over een slechts voorlopige wereld en over een nog onaffe mens. Citius, altius, fortius, zo klinkt de leuze van de moderne Spelen op de hoge Olympos, want de mens van morgen wil altijd sneller, hoger, sterker zijn dan die van het verleden; hij wil niet van gisteren zijn, hij wil zijn afkomst met de voeten treden door zijn doel heel ver daar vandaan voorop te stellen, alsof hij redenen had om zich over zijn schamele komaf te schamen. Het is warempel daarom dat hij zo zijn best doet en zo hoog mikt: de vooruitgang is aan zijn kennelijk mateloze schaamte zelf te danken, die op die wijze wonderwel versmelt met eerzucht.

Men zegt dat het een kenmerk is van 't christendom: die wereld die nog groeiend is naar het punt Omega waaraan het allemaal moet opgeofferd worden zoals het lam aan onze zonden: de lusten van de wereld, het tijdverdrijf en het vermaak, de schoonheid der seizoenen en de liefde voor muziek. Het heden immers is voorlopig en het telt niet mee, het smelt als sneeuw voor onze ogen in het licht van wat moet komen, en zo ook herstelt de biecht 't verleden dat niet in de pas liep van het Eschaton, zodat wij alsnog opmarcheren kunnen naar de Troon waarop het Lam zal prijken dat daar dan voor eeuwig zal bezongen worden. Vandaag is daarom bijzaak, morgen pas komen wij echt tot leven; onze geboorte is een duistere vloek en pas de hergeboorte in de opstanding zal ons voorgoed verheffen uit de donkere krochten van de dood. En op die wijze laken wij het niet perfecte, verachten wij onszelf en streven wij naar wie wij niet zijn, wie wij worden willen, of tenminste wensen, want wat vertoeft in de sfeer der woorden staat meestal mijlenver van dat der daden.

De mateloosheid van 't perfectionisme is de grond van onze zelfverachting en zo ruilen wij het vlees en bloed van onze lijven voor een ijle streving ooit in verre en toekomstige visioenen die alleen op oude schilderijen leven, of althans versteend staan, en dan hopen wij dat wij het zijn die daar op prijken en dat op een dag die stenen tot ontdooiing zullen komen en dat ons hart - dit keer van supervlees - opnieuw aan 't kloppen gaat. De mens, hij was een wezen, ontevreden met het leven en voor immer hunkerend naar een of ander bovenaards bestaan. Het loopt nog slecht af, zo zeg ik u, dat hunkeren naar watten wolken en dat kolken in een of andere Latijnse brij van toverwoorden; dat wetenschappelijk gedoe met pillen en pastilles, witte kielen en Achilleshielen. Het zal zich nog ten kwade richten, dat stichten van een nieuwe mens en het begraven van de oude, 'k zeg het u: hij zal nog niet met aarde zijn bedekt of daar, verrekt, zal hij al uit zijn grafstee opstaan zoals een ochtendmens bij 't krieken van de dag zijn bedsponde verlaat, zich opricht en aan 't werk gaat. Achtervolgen zal hij u, uw Adam, tot het einde van de tijden; nimmer rusten zult gij doen en vluchten totdat hij u inhaalt, ja, gewis: totdat de kanibaal zijn harpoenen naar u uitwerpt en u tot buit maakt, kookt of braadt of stooft met uien, look en boter en u weer tot zich neemt, gij die tenslotte voortgekomen zijt uit hem.

Wij willen geen nieuwe mens, zo zal hij zeggen: wij willen blijven wie wij zijn en nimmer kijven om 't venijn daar in de staart. Wij willen dat de mens zichzelf bewaart! Geen zonen en geen dochters meer, die ons vermoorden met akkoorden welke enkel samenzweringen kunnen zijn. Wij willen daarentegen geheel kinderloos leven zoals ook de zaligen en de heiligen in de hemel. Wij willen voorgoed alle streven beëindigen want nu zijn wij eindelijk tevreden met wat en wie wij zijn!

Uiteraard kan dit niet. Uiteraard is dit de reinste onzin. Uiteraard zal niemand deze strofe zingen die nog bij zijn verstand is en ook bij zijn zinnen! Uiteraard! Tinnen soldaatjes ruilen wij alras voor echte strijders en zo trekken wij ten oorlog, ter bevechting van het kwaad. Het kwaad dat, zoals hoger werd gezegd, en wel in strijd met Augustinus, helemaal geen tekort is aan het goede maar dat veroorzaakt wordt door een tevéél aan goeds dat ons verblindt! Het kwaad is niets tenzij de overdaad, want onder de hemel van een goede God, dat wisten wij allang, kunnen er geen kwade dingen zijn: het goede is zo grenzeloos dat wij er somtijds in verdrinken. Precies zoals een man met eetlust in zijn al te rijke maaltijd stikt, een dorstige die zich aan frisser gerstnat laaft totdat hij doodgedronken neervalt als een blok op straat, een vrouw die door de liefde helemaal verblind, trouwt met de duivel of een koning Midas die al wat hij beroert, omzet in goud. Die overdaad, mijn beste lezer, willen wij: wij vinden pas in 't eindeloze snakken zelf voldoening voor ons reikhalzen en hunkeren. Wij kennen helemaal gaan maat omdat we nu eenmaal van geen ophouden weten: ophouden is immers stoppen, sterven en bijgevolg niet meer bestaan; het leven zelf is overtreffing van wat is of overmaat. Het leven zelf dat is de overvloed aan goeds, dat is het kwaad!

(J.B., 31 maart 2011)

Noten

(1) Gie van den Berghe, De mens voorbij, Meulenhof/Manteau, Antwerpen 2008.


25-03-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Biecht van Dirk Biddeloo
 

H E D E N D A A G S               T O N E E L

De Biecht van Dirk Biddeloo (°)




De tragie-komedie in een autodestructieve wereld

Van Plautus'
Amfitruo, over De ingebeelde zieke van Molière, tot De vagebond van Chaplin zijn de grote tragie-komedies te tellen op de vingers van twee handen. Na Chaplin lijkt het genre te verzanden in het absurdisme van Pinter, Becket en Ionesco. Maar er is ook werk dat aan die artistieke dodendans ontsnapt, en dan nog wel Vlaams werk. Dirk Biddeloo - de meester bij uitstek van de tragie-komedie - is een dramaturg van alle eeuwen maar tegelijk is hij bijzonder actueel, bij uitstek met zijn satirische thriller, De Biecht. De onomkeerbare situatie van een mensdom dat in staat is om zichzelf te vernietigen - afgrijslijk hoofdkenmerk van het huidige tijdperk - vormt zonder omwegen de kern van deze eenakter.

De tragie-komedie is zowat het allerdankbaarste maar tegelijk ook het allermoeilijkste genre in de literatuur. Zij is zo zeldzaam als een parel en de grote tragie-komische werken zijn even zeldzaam als grote parels. Het toneelwerk en de film lenen zich het best voor dit sublieme scheppingstype.

De Biecht
is geen China Syndrome, geen rampenstuk, geen bombastisch opgeblazen apocalyps of Armageddon waar de Hollywoodindustrieën bol van staan. De Biecht brengt niet langer de sensatie van het artificiële genot omtrent hetwelke Oscar Wilde in zijn The Picture of Dorian Gray nog kon zeggen: "Treur om Julia of om Euridice, want zij zijn échter dan dat lief van jou dat zich gezelfmoord heeft". De Biecht ontsnapt aan "het griezelige vermogen van onze cultuur om zelfs haar onverzoenlijkste tegenstanders in zich op te nemen en onschadelijk te maken (...), ten gevolge waarvan alle intellectuelen, die hun kritische functie serieus nemen, voor de steeds hardere uitdaging komen te staan, namelijk het vermogen van de cultuur om hun protest te smoren, te overtreffen", zoals Martin Jay verklaart. De door deze cultuurfilosoof gestelde uitdaging gaat Biddeloo onverschrokken aan. Met De Biecht treedt de kunstenaar binnen in de ziel van de toeschouwer; hij verleidt hem ertoe zich met zijn personages te identificeren en die identificaties komen het publiek soms duur te staan. Daarom ook is dit kunst die de haar consument daadwerkelijk voedt, waarbij voeding de betekenis heeft van verandering.

Van dit werk is de toeschouwer niet langer consument; hij is niet diegene die geniet van een gekocht vermaak. Men herinnere zich het oordeel van Bertolt Brecht, en met hem dat van de 'nieuwe wijzen', dat sinds de katastrofen van de tweede wereldoorlog, die zich vandaag blijven vermenigvuldigen, de kunst als louter vermaak of poëzie alleen maar de naam van barbarij verdient. Het 'schone' is immers allang niet meer het 'mooie'; een niet-geëngageerde kunst kan enkel nog escapisme zijn. De mens mag lachen en genieten van het leven dat maar even duurt, maar dit rechtvaardigt geenszins de struisvogelpolitiek van de verwende bourgeois.

Sartre's 'salaud' wordt hier in het nauw gedreven; hij kan zich niet verliezen in de massa die het medium consumeert. Het medium werpt hem op zichzelf terug, houdt hem een spiegel voor, en neemt hem de biecht af.

 

Iets over de auteur en zijn werk

Dirk Biddeloo, geboren in het voormalige Belgisch Kongo en werkzaam in België, schreef talloze novellen, toneelwerken en romans, waarvan de meest bekende publicaties: Van het Goede te Weinig (kortverhalen rond het thema van de ingeburgerde schizofrenie van deze 'samenleving'), De Broeders van het Vincentiusklooster (roman die het instituut van de kerk op een bijzonder vriendelijke wijze op z'n plaats zet), Hotel Los Machos (tragie-komedie over Latijns-Amerikaanse wantoestanden).

Het aanvankelijk absurdisme werd in Biddeloo's jongste werken door een indringend sociaal engagement geaccapareerd (zie bijvoorbeeld de novellebundel De Schaduw van het Gordijn). Aldus wordt Becket bij de kraag gevat en wordt het louter tragie-komische overstegen. Menig waardevol criticus vergeleek Biddeloo met niemand minder dan Chaplin. Zelf waardeert hij nog het meest (onbekende, maar niet onverdienstelijke) Russische auteurs, zoals Avertjenko, in wiens tragie-komisch werk een diepe weemoed schuilgaat. Zo verbindt Biddeloo nostalgie met tragie-komedie zoals die verschijnt in het lustige wijsje van een achteloze zuipschuit dat men opvangt bij het sterfbed van een Emma Bovary.



De Biecht: verhaallijn en thema

In een klein Italiaans restaurantje zitten Muller en Jaro te gekscheren bij het zoveelste glas. De corpulente Muller is manager van de chemiereus Prochimal. Hij is een smulpaap, sentimenteel, katholiek en hypocriet. Eigenlijk is hij een witteboordencrimineel. Muller heeft Jaro ontmoet rond zaken en ze zijn hier schijnbaar toevallig afgezakt. Voor Muller is Jaro een korte verpozing, een vrijblijvende, kortstondige en amusante 'compagnon de route'. Vittorio, een Zuiderse dertiger, verbitterd idealist, is de chef van de zaak. Z'n hulpje, Gianni, is eeuwig bezig in de keuken.

Muller houdt z'n beroep verborgen maar kent tegelijk dat van Jaro niet. Jaro, een cynische vrijbuiter, clownesk en labiel, is na een ellendige jeugd in de misdaadwereld terecht gekomen.

Jaro tapt moppen over de biecht. Met zachte dwang drijft hij Muller in het nauw; hij wil hem de biecht afnemen. Het wordt ernst wanneer Jaro aan Muller de foto toont van een hem onbekende man. Een gewezen arbeider in Mullers bedrijf, die daar een fatale kanker opliep en op sterven ligt. Maar de stervende arbeider wordt door diens broer gewroken. Jaro blijkt niemand minder dan de huurmoordenaar.

Muller doet een beroep op Jaro's eergevoel. Maar Jaro beschouwt zichzelf als een stipte, plichtbewust militair. Niet een militair in dienst van het vaderland: Jaro staat in dienst van de Gerechtigheid. Vandaar ook geeft hij Muller de kans om zich te rechtvaardigen. Muller probeert Jaro om te kopen, maar dat botst met Jaro's beroepsfierheid.

Nu eens lijkt het een kostelijke grap, dan weer lijkt het ernst. Als Muller tenslotte vergiftigd in elkaar stort, kan de toeschouwer onmogelijk medelijden opbrengen voor hem, want Jaro zegt ten afscheid aan Vittorio: "Het spijt me van je broer. Echt".

De tragiek, de tragie-komedie en De Biecht

Tragiek is zeldzaam omdat het tragisch karakter zo vaak wordt miskend. We hadden de tragedie van de Grieken met Aeschylos, Sophocles en Euripides; het Franse classicisme met Racine; in Engeland was er Shakespeare en dan in de twintigste eeuw het absurdisme van Becket. De tragiek berust in het failliet van een cultuur, ze offert een cultuurheld op. In het geval dat het heldendom niet meer volstaat om de cultuur te redden, breekt het absurde door: de algehele teloorgang van de zin, van de cultuur. Ze vindt haar hoogste uitingsvorm in de tragie-komedie.

In het bijzonder in de tragie-komedie verwijzen de esthetische categorieën op de meest pregnante wijze naar universele waarden. Eénmakende contrasten en het convergeren van vorm en inhoud resulteren middels een geslaagde uitbeelding in het kunstwerk zelf. Dit kunstwerk heeft, niettegenstaande cultuur-historisch gebonden expressies, een fundamentele structuur, een antropologisch-axiologische basis. Invalshoeken zijn historisch gebonden en brengen afwisselend andere categorieën op het voorplan. Zo verdringt vandaag het absurdisme de tragiek. Het traditionele kunstbegrip is failliet maar de esthetische categorieën blijven constanten doorheen de hele geschiedenis. De tragiek als actiestructuur is universeel, ontisch gefundeerd.

De held, die borg staat voor de tragiek, is vandaag gesneuveld. In De Biecht van Dirk Biddeloo is hij de koelbloedige moordenaar. En de moord op zich heeft er niet langer een tragisch karakter, want hij blijkt het laatste antidotum tegen de suicide van het mensdom zelf.

Uitgerekend het zo prangend en dringend karakter van de problematiek, maakt dat het tragische ook komisch klinkt. Maar hier is het komische niet langer onschuldig, zoals dat nog het geval was bij Molière: de wrek of de misantroop zijn slachtoffers, maar ze blijven enkelingen, en de komische noot zou volgens sommigen ontstaan uit het gevoel de dans te ontspringen: "Gij, niet ik!" Het lot van deze slachtoffers is vergelijkbaar met dat van de zelfmoordenaar die meestal geen gevoelens van medelijden wekt.

Maar vandaag tekent de algehele suicide van het mensdom zich af als een gebeuren waaraan zelfs de hardnekkigste struisvogel zich niet meer kan onttrekken. Het behouden of het creëren van een afstand tegenover de andere (het slachtoffer) is onmogelijk geworden omdat de toeschouwer het lot deelt van dat slachtoffer dat immers de hele mensheid is. En zo dwingt de zelfbehoudsdrang de toeschouwer om zich te vereenzelvigen met de moordenaar... die nu het karakter krijgt van een held. Hij is echter niet de held die redding brengt; hij brengt slechts de schamele troost van de wraak.

De vijand van de enkeling is het mensdom zelf geworden en tegelijk is de vijand van het mensdom de enkeling. Het mensdom is vijand als participant aan de uitwassen van een monstrueus kapitalisme. Maar deze participatie wordt geïndividualiseerd door vertegenwoordigers, managers die zich met het monster identificeren, corpulente smulpapen die hun ziel hebben verkocht aan het gouden kalf. Zo is de enkeling die zich gecorrumpeerd heeft met het moorddadige systeem, de vijand van het mensdom.

Maar de identificatie van de manager met het moorddadige systeem schreeuwt om een tegenpool. Dus identificeren zich de vertegenwoordigers van alle slachtoffers van het systeem met het mensdom als zodanig. In de wraak die voltrokken wordt door een Jaro, wreekt zich de mensheid die zich verzet tegen haar eigen suicidale tendenzen.

Waar ogenschijnlijk alleen maar de enkeling tegenover de enkeling optreedt, zijn het eigenlijk twee mensdommen die elkaar bevechten, met enerzijds het kapitalistische, waarvan de motor draait op mensenbloed en waarin de ene het bloed van de andere drinkt. Dit mensdom heeft zichzelf ten dode opgeschreven maar pleegt struisvogelpolitiek: zijn leden zijn sentimenteel, zelfs katholiek en gekant tegen moord: het zijn koelbloedige moordenaars die geen bloed kunnen zien.

Maar intussen vloeit het bloed van de verdrukten, de netjes omgebrachten volgens de regel van de wet, en uit het zaad van hun bloed ontspringt een ander mensdom: de doden verrijzen in het geweten van hun soortgenoten, en ze nemen wraak op de Mullers.

Mullers zullen vervangen worden door telkens weer nieuwe Mullers, zoals Muller in het stuk zelf argumenteert, maar zijn argument is niet van vlees en bloed. Het klinkt verachtelijk in de oren van diegene wiens bloed al heeft gevloeid. En de toeschouwer moét zich identificeren met de moordenaar, want hier heeft het Recht niet de Dood, maar het Leven overwonnen.

Het recht op moord op de enkeling die, zich corrumperend met een moordend systeem, het leven van allen in gevaar brengt. En de moord maakt duidelijk dat het systeem geen alibi kan zijn.

Geïnstitutionaliseerde misdaad, witteboordencriminaliteit, 'onzichtbare' moord, maar dit maakt moord niet minder erg, want dood is dood: "Het spijt me van je broer. Echt", zegt Jaro, Vittorio de hand schuddend ten afscheid.

De dode keert niet weer, het slachtoffer is afgeslacht, alleen in de solidariteit kan de laatste hoop in leven worden gehouden.

Wie kan nog treuren om een Muller!? Wie kan deze moord nog misdadig noemen zonder medeplichtig te worden aan het plegen van een inbreuk op de Gerechtigheid zelf die áchter het instituut van het (gecorrumpeerde) recht overeind blijft, zelfs over de grenzen van de dood heen, en dit dankzij de solidariteit?

Het komische in De Biecht

De lach als fysiologische reactie zal (uitgezonderd als gevolg van gekittel) uiting geven aan datgene wat de banaliteit transcendeert, zodat het banale het middel bij uitstek is om díe banaliteit te belichten waaraan wij gewend geraakt zijn. De kracht van de overdrijving schuilt in het accentueren van het 'normale' waardoor zijn banaal karakter aan het licht wordt gebracht. De ernst bij het afleggen van examens kan zichzelf dermate opschroeven, dat ze als banaal verschijnt, zodat ze het taboe van de lach (een taboe dat bestaat op straffe van het verlies van de ernst die nodig is om te slagen) (tijdelijk) ontkracht.

In De Biecht wordt in eerste instantie de uitermate grote spanning ingevolge de ernst van de zaak, benut in functie van het komische. Maar het gaat hier om een komisch element dat omzeggens 'ontmaagd' is, want het komische, hoe sterk het bij momenten ook op de voorgrond treedt, moet onderdoen voor de ernst van de zaak. De toeschouwer is zelfs niet in staat om z'n toevlucht te zoeken in de afstandelijkheid van weleer waar een publiek zich kon verzadigen met een lach en een traan, om na die verzadiging weer op z'n poten te vallen met een geruststellende zucht: "Het was toch maar toneel; het heeft deugd gedaan". Geen loutering hier: het publiek kan slechts voorwaardelijk een stap terug zetten. De toeschouwer blijft uiteindelijk met het gebeuren in z'n maag zitten, omdat het toneel waar hij zit naar te kijken, een toneel is waarvan hij persoonlijk deel uitmaakt. Op de scène speelt zich het toneel van de wereld zelf af, en in de wereld waartoe de toeschouwer behoort valt het doek niet vooraleer zijn eigen dood zijn intrede doet.

Biddeloo speelt met deze discrepantie tussen schijn en realiteit; een discrepantie die, paradoxaal genoeg, zelf schijn is. In de genese van het stuk wordt de toeschouwer beurtelings verleid tot de hoop dat alles nog terecht zal komen, dat een 'happy end' hem zal verlossen van de band die hij met de tragische personages is aangegaan. Een ijdele hoop, maar de mens is een meester in het zelfbedrog, en voedt zijn hoop alleen maar door te kiezen voor de lach van zodra de constellatie van de actiesequensen zich daartoe leent.

De ernst van de auteur toont zich hierin, dat hij weigert om zijn publiek die loutering van een "end good, all good" te laten ondergaan, want hiermee zou hij weliswaar de sentimenten van de gemoederen tevreden stellen, maar tevens zou hij aldus zijn publiek bedriegen. Aan een dergelijk bedrog verzaakt de auteur, en zijn stuk ontleent zijn geloofwaardigheid precies aan het feit dát hij hieraan verzaakt. Hij weet heel goed dat de consument gewend is om waar te krijgen voor zijn geld, maar de waar die hij zijn publiek aanbiedt is geen tranquillizer, geen geruststelling, geen gewetenssussing, maar een vermaning. Alleen hij die de waarde van de vermaning apprecieert boven het zoete bedrog, waarvan hij beseft dat het een bittere nasmaak heeft, zal in staat zijn het stuk te appreciëren.

Het werk van Biddeloo biedt weerstand aan de tijdsgeest van het zelfbederf. Vandaag is men er immers zozeer aan gewend geraakt dat men ten allen tijde zijn gelijk kan kopen, dat men gelooft een waarheid die het eigen ongelijk impliceert, te kunnen verwerpen. Het klant-is-koningprincipe moet onderdoen voor een werkelijkheid die het karakter van een absolute mogelijkheidsvoorwaarde heeft. Het consumentendom tracht ons ervan te overtuigen dat álles - en dus ook de waarheid - voor geld te koop is, en jammer genoeg werkt ook de kunstwereld aan de fabricage van deze kapitalistische leugen mee. De mens wil bedrogen worden. Maar nu het bedrog niet langer de enkeling aantast doch het hele mensdom dreigt te vernielen, wordt het werk van Dirk Biddeloo brandend actueel. Om voor de hand liggende redenen happen de sponsors niet toe: zij handelen niet strijdig met het marktprincipe dat het winstprincipe huldigt, dat buigt voor het gouden kalf, en zich corrumpeert met het algemeen bedrog. Maar nu zal het bedrog fataal zijn: niet zomaar 'een' cultuur gaat haar ondergang tegemoet; het verhaal toont overduidelijk dat heel het mensdom op het spel staat.

Biddeloo verkoopt de lach niet, hij gebruikt hem enkel in functie van een hoger doel dan het onmiddellijke genot van deze zelfbevrediging. Zijn tactiek bestaat er wellicht in het kwade ten goede aan te wenden: de genotzucht en de hunker naar de lach die nog resteren in onze afgestompte consumentenzielen worden aandewend voor een hoger doel, een waarschuwing en een terechtwijzing, een convocatie, een regelrechte strijd tegen de leugen. Dat deze tactiek getuigt van de moed der wanhoop, tekent de artiest als een aristocraat in de authentieke woordbetekenis. In tegenstelling tot de vroegere dramaturgen, die enkel hun personages op het schavot brachten, bindt hier de auteur zelf de strijd aan met de dreiging van de ondergang en zo valt hem het heldendom te beurt. Zoals dat het geval was bij de monarch van eertijds, verbinden zich in het werk van Dirk Biddeloo zijn job met zijn persoon. Niet het succes is hier de motor, maar de plicht, ook als die het succes dwarsboomt. De Biecht is daarom geen op maat gesneden stuk naar het recept waarop de massa tuk is; het is veeleer een schreeuw, een noodkreet en een profetie; de uitnodiging tot een confrontatie van de mens met zichzelf; geen vleierij maar een vermaning, een broodnodige kaakslag.

Dit alles staat niettemin het artistieke genot niet in de weg, want evenzeer als Chaplin dit doet, beheerst Biddeloo de gevoelens van zijn publiek. Hij gaat niet abrupt en onbezonnen tewerk. Hij doseert de lach en de ernst, laat het tragische komisch worden, het komische tragisch. Hij houdt de toeschouwer in zijn ban. Laat hem tenslotte vrij om al dan niet tot daadwerkelijk inzicht te komen, precies zoals ook de werkelijkheid van alledag, hoe tergend ook, geen mens ervan weerhoudt om geen 'salaud' te zijn. De toeschouwer is vrij te interpreteren en te selecteren. De schoentjes worden op de planken gezet en wie ze passen, trekken ze aan. Het publiek krijgt de kans om zonder gezichtsverlies te lijden, na te denken over het geheel, en zichzelf aldus bij te schaven in een duidelijk aangegeven en onweerlegbaar gestoelde richting. Dit aanbod uitgaande van de planken is een zeldzaamheid in deze tijd van postmodernistisch nihilisme en totaal relativisme dat enkel nog absurdisme meent te kunnen produceren. Biddeloo overschrijdt daadwerkelijk het absurdisme. En dat is uitgerekend wat vandaag zo nodig is, want het absurdisme sluit een lafheid in terwijl de tragie-komedie de moed bevat om die te overstijgen. De voorgestelde waarden zijn overtuigend op straffe van de aanname van de totale zelfvernietiging in een zichzelf verlammend defaitisme.

De Biecht spreekt de voor het eerst door Dante gepropageerde taal van het volk. Haar elitair karakter zit niet in de oppervlakkigheid van een complexiteit die enkel gepriviliseerde cultuurfreaks kunnen smaken, maar in de diepgang van haar boodschap. Zoals allen kunnen lachen en zich bezinnen over The Great Dictator, zo ook geldt dit betreft De Biecht. En vele lagen spelen door elkaar in een spel dat, zelf van in ontzaglijke complexiteit opgebouwd, in al zijn eenvoud, helder, duidelijk en ondubbelzinnig straalt.

TOEMAATJE:
Het Schone in De Biecht. Theorie, ethiek en esthetiek. Een benaderingspoging op grond van de esthetische theorie van Karel Boullart, gekoppeld aan het denken van Emmanuel Lévinas

Esthetische categorieën drukken eigenschappen of kenmerken van kunstwerken uit. Met Lévinas merken we nu op dat er dingen zijn die enkel attributen hebben in de gebiedende wijs, zoals de wet. (*) Als we nu zeggen dat een natuurwet 'schoon' is, in ethische zin, dan kan dit 'schone' onmogelijk rechtstreeks op die gebiedende attributen slaan. Waarom dit zo is, ligt voor de hand: het is irrelevant om geboden al dan niet te appreciëren - tenminste, als het om wetten gaat die tegelijk mogelijkheidsvoorwaarden zijn voor het handelen - en dus ook voor de vrijheid tot appreciatie. Zo bijvoorbeeld is het irrelevant om het feit dat de dingen naar beneden vallen, al dan niet positief te appreciëren (**). Het 'schone' in de uitspraak: "Deze natuurwet is schoon", slaat dus niet op de natuurwet maar op de appreciatie zelf. De schoonheid zit hem hier in de act van het-zich-neerleggen-bij, en dus in de 'wijsheid' van deze act, dit wil zeggen: in het niet-contradictorisch en dus in het harmonieus of het esthetisch karakter van deze act.

Met betrekking tot De Biecht geldt zodoende dat wanneer we zeggen dat De Biecht schoon is, deze schoonheid niet rechtstreeks slaat op (een eigenschap van) het toneelwerk als zodanig, maar op de auteur, namelijk daar waar hij samenvalt met zijn activiteit die in dit geval een engagement is.

Herinneren we er nu aan dat in De Biecht de held niet langer een personage is, doch de auteur zelf, dan betekent zulks dat in de (aangetoonde) verschuiving van personage naar auteur, er tegelijk een verschuiving plaatsvindt met betrekking tot het esthetische: waar dit vroeger in het kunstwerk zelf gesitueerd werd, moet het hier noodzakelijkerwijze gesitueerd worden in de menselijke activiteit (van de kunstenaar).

Met andere woorden: voorbij het absurdisme, heeft, (zoals eerst de ethiek dat deed - cf. Lévinas (***)), nu ook het esthetische zich als een basiscategorie van de werkelijkheid zelf bewezen. Analoog aan Lévinas kunnen we dus zeggen dat in het hier besproken werk van Biddeloo, het Schone niet een tweede kenbron is. In tegendeel: voor iedere theoretische uitspraak moet het ethische verondersteld worden en, op zijn beurt, moet voor het ethische het esthetische verondersteld worden.

J.B.

Noten

(°) Deze tekst is gebaseerd op: Jan Bauwens 1994: 1.24.1 waar gepoogd wordt om de stelling van professor K. Boullart aangaande het tragie-komische te illustreren aan de hand van het genoemde werk van Dirk Biddeloo.

(*) E. Lévinas, Een Godsdienst van Volwassenen, (voordracht van Lévinas in Tioumliline, Marokko), opgenomen in: E. Lévinas, Het Menselijk Gelaat, Ambo, Baarn, 1969, p.42: "De attributen van God zijn niet in de aantonende wijs maar in de gebiedende wijs gegeven". (Vertaling: Ad Peperzak). Merken we op dat hier met "God" de "Thora" of de "Wet" bedoeld wordt.

(**) In de "Indische Wijsheid" wordt dit uitgedrukt in de raadgeving van Brunton: "Betreur het onvermijdelijke niet".

(***) E. Lévinas, Het Ik en de Totaliteit, o.c., p. 128: "Geloof of vertrouwen betekent hier niet een tweede kenbron, maar wel iets dat door iedere theoretische uitspraak verondersteld wordt boven het zoete bedrog, waarvan hij beseft dat het een bittere nasmaak heeft."
-------------


22-03-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Noam Chomsky
Noam Chomsky
op 8 maart 2011
over militaire interventie in Lybië



http://news.bbc.co.uk/2/hi/programmes/newsnight/9418922.stm 

16-03-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Twee raadsels van de Sfinx

Twee raadsels van de Sfinx

1. De straf van God: een vreemde contradictie

Zeer onlangs noemde de gouverneur van Tokio de aardbeving met de tsunami van afgelopen vrijdag, 11 maart 2011, een straf van God. Hij is niet alleen met zijn helderziende oordeel, want naarmate aan de wereld steeds vaker een apocalyptisch karakter wordt toegeschreven, duiken deze profeten in steeds groteren getale op.

Het is wezenlijk immoreel om de gedupeerde andermaal te raken door hem te beschuldigen, meer bepaald door het kwaad dat hem zonder aanwijsbare reden overkomt, te benoemen als een straf. Paradoxaal genoeg blijkt het een menselijke neiging te zijn die verbonden is met uitgerekend het religieuze denken welke ons tot de natrappers der vertrappelden maakt. We kennen het verschijnsel misschien wel het best in het vooral Aziatische reïncarnatiegeloof, dat verbonden is met het begrip karma of schuld. Wie geboren wordt als arme drommel kan niet over toeval spreken: hij moet de schuld daarvoor zoeken in zijn eigen vorig bestaan. De opvatting is wezenlijk immoreel omdat zij de mens verhindert zijn naaste in nood bij te staan, daar hij hem aldus van een mogelijk herstel door boete zou beroven.

Het immorele geloof dat ongelukken goddelijke bestraffingen zijn, ook al zijn de gedupeerden kleine kinderen die nog van de duivel geen kwaad weten, vindt zijn oorsprong vreemd genoeg in een diep verlangen naar rechtvaardigheid. De mens kan als het ware niet verdragen dat hij onschuldig wordt gestraft en dat een God, zo wreed dat hij zulks toeliet, onze schepper was. Als ons een groot ongeluk overkomt, dan vinden wij het blijkbaar minder erg dat dit een straf van God was voor begane zonden - ook al waren wij ons daarvan niet bewust - dan dat een onrecht ons te beurt kon vallen. De ontdekking dat wij buiten ons eigen besef zondigden, achten wij blijkbaar minder erg dan de ontdekking dat God onrechtvaardig was of dat Hij zelfs helemaal niet bestond. Beschuldig mij dan maar van het allerergste en straf mij met de dood, zo schreeuwt de religieuze mens, maar durf niet aan mijn God te raken!

Wij verlangen de bestraffing van het kwaad en de beloning van het goede, omdat wij naar rechtvaardigheid verlangen. Straffen dienen om het kwaad af te schrikken, beloningen moeten het goede aantrekken. Edoch, waar het rampen betreft, is het kwaad geheel onpersoonlijk en kán er van beoordelingen - laat staan van rechtvaardige beoordelingen - helemaal geen sprake zijn. De natuur is geen persoon, alleen in het primitieve denken dat klaarblijkelijk nog steeds diep in onze zielen huist, worden natuurkrachten gepersonifieerd, en hebben wij Thor, de god van de donder, of Neptunus, de god van de zee.

Andermaal: het vreemde is dat uitgerekend het rechtvaardigheidsverlangen de rechtvaardigheid zelf in de weg blijkt te staan, aangezien het geloof in de ramp als straf zijn oorsprong in dat rechtvaardigheidsverlangen vindt, terwijl het in se onrechtvaardig is om aan onschuldigen de blaam te geven. Maar het menselijk denken beukt wel vaker tegen de muur aan van de contradictie als het zijn perken te buiten wil gaan. En doet het dat niet waar het botst met feiten die geen oren hebben - laat staan oren naar redenen en argumenten?

2. Religie en goddeloosheid: tweemaal hetzelfde

Rampen worden beschouwd als goddelijke straffen opdat ook al de goede dingen als goddelijke beloningen zouden kunnen worden beschouwd. De mens kan blijkbaar niet zonder 'ouders'. Het kind staat ten opzichte van zijn ouders zoals de mens staat ten opzichte van zijn goden. Dat suggereren ons zelfs de tempels met poorten die ongetwijfeld voor reuzen zijn gemaakt. De mens blijft ook als volwassene ouders nodig hebben omdat hij de verantwoordelijkheid niet kan dragen voor zijn bestaan eenmaal hij zijn ouders moet missen. De oudere draagt natuurlijkerwijze verantwoordelijkheid of zorg voor zijn kinderen, maar hij kan - eveneens natuurlijkerwijze - niet zorgen voor zichzelf. Hij heeft dus religie nodig, ook ethisch: kinderen die voor hem gaan zorgen als hij oud is, doen dat als het ware onder toezicht van de goddelijke ouders (- en dat doen dieren niet die immers ook geen godsdienst beoefenen).

De mens beschikt blijkbaar over het bijzondere vermogen om schuld op zich te nemen; gaat er iets mis dan zal hij niet concluderen dat er geen beschermende God bestaat, hij zal wat fout gaat veeleer wijten aan zichzelf en als volgt besluiten: er bestaat een rechtvaardige God die mij nu straft, dus erken ik mijn schuld, ook al ken ik ze (nog) niet. De schuld die hij op zich neemt, is aldus feitelijk de tol waarmee hij de goddeloosheid afkoopt. Onze God kost met andere woorden precies zoveel als de schuld waarmee we onszelf moeten opzadelen als we Zijn bestaan erkennen. We betalen voor onze God met de aflossing van de schuld welke we op ons nemen wanneer we alles wat fout gaat aan onze eigen zonden wijten [- en is dat bovendien niet exact wat ook Christus doet?]. In wezen betekent dit dat godsdienst niets anders is dan een verschijningsvorm van het menslijke vermogen om schuld op te nemen en in te lossen en dus het vermogen om de wereld te verbeteren. En zo is godsdienst eigenlijk hetzelfde als zelf voor God spelen - wat goddeloosheid is.

(J.B., 15 en 16 maart 2011)


09-03-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ethiek?

Ethiek?

Het geeft te denken dat vooraanstaande ethici zich niet bewust blijken te zijn van het feit dat zij discrimineren en tot geweld aanzetten wanneer zij publiekelijk de sterilisatie van uitgerekend de armen aanprijzen als oplossing voor het probleem der overbevolking, waarbij zij dan ook nog eens de methodes van omkoping en afpersing aanbevelen, als zij suggereren dat die 1000 euro die voor noodhulp op Haïti is bestemd maar beter kan gegeven worden aan elke Haïtiaanse vrouw die zich wil laten steriliseren. (1)

Armen hebben honger en zij happen daarom vaker gretig toe om een eigen nier te verkopen, om voor een hen onbekende rijkaard een kind ter wereld te brengen of om gevaarlijk werk te doen in radioactieve installaties, in de prostitutie of in milieus van drugshandel en misdaad. De autosterilisatie tegen betaling past in exact hetzelfde plaatje en is daarom vanwege de aanbieder bijzonder immoreel.

Als deze aanbieder die uiteraard geen arme drommel zijn kan, zijn actie bovendien beschouwt als een stap in de goede richting inzake de overbevolkingsproblematiek, dan slaat hij de bal ook hier helemaal mis. Een simpele berekening volstaat immers om vast te stellen dat het verteer van een rijke westerling het duizendvoudige bedraagt van dat van een arme Haïtiaan, terwijl de overbevolking precies vanwege de verspilling zo problematisch is geworden, en die verspilling moet men nu eenmaal niet gaan zoeken bij kinderen met waterbuikjes die in plaats van school te lopen, dag in dag uit vijsjes en ijzerdraadjes sorteren op onze gigantische, stinkende vuilnisbelten.

De 'redenering' welke de genoemde, gruwelijke ingrepen wil rechtvaardigen en ingang wil doen vinden, en dan nog via democratische kanalen, getuigt niet alleen van een schromelijk tekort aan empathie: zij verraadt zonder meer een criminele inborst, en zij vindt haar gelijke enkel in de uitlatingen waarmee Hitler een onnadenkende massa intimideerde. Zoals dat verwijt aan het adres van het christendom, dat er zogezegd voor zorgt dat de beste krachten aan het front moeten sneuvelen om het leven te redden van thuisblijvende zieken en andere lastposten.

Er bestaat een bijzonder gevaarlijke kaste van 'wereldverbeteraars'. Volgens hun logica kan wat zijzelf 'mensonwaardig' achten, worden geëlimineerd, eenvoudigweg door alle naar hun maatstaven 'mensonwaardige mensen' te elimineren. Met concentratiekampen zal dat dit keer misschien niet meer lukken, maar wel met abortering en met euthanasie, en nog het liefst met sterilisatie, welke men immers van de armen af kan dwingen zoals men ook de slavenarbeid van hen af kan dwingen... met name middels geld - het geld vervangt de zweep van weleer. Het lijkt moreel verantwoord maar het is dat evenmin als het stilzwijgen van zogenaamde ethici over nog heel wat zaken die om een stem ten hemel schreeuwen.

(J.B., 9 maart 2011)

Noten:

(1) Etienne Vermeersch, in het vrt-programma Terzake d.d. 8 maart 2011, stelt voor dat het geld bestemd voor de noodhulp aan Haïti, besteed zou worden aan de 'vrijwillige' sterilisatie van arme Haïtiaanse vrouwen aan wie dan ter compensatie 1000 euro zou aangeboden worden. In feite wordt zodoende een aalmoes gesuggereerd in de plaats van de sociale zekerheid waar ook de armen recht op hebben. Volgens de antikapitalist wijlen Jaap Kruithof is het overbevolkingsprobleem vooral een derde wereldprobleem omdat daar de sociale zekerheid en vooral dan het pensioen ontbreekt.


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kanker en de tijd

Kanker en de tijd

Kanker is de naam die wij geven aan allerlei ziekten welke gekenmerkt worden door het optreden van gezwellen die maar blijven woekeren, gebeurlijk tot de dood. Een kankergezwel doet denken aan een parasiet die zich vet vreet ten koste van zijn gastheer: de gastheer mergelt uit terwijl de ongenode gast steeds dikker wordt en zich op de koop toe vermenigvuldigt. Edoch, zeer in tegenstelling tot een parasiet, is een kanker niet zozeer iets dat wij er in ons lichaam bij krijgen, maar veeleer is het iets dat ons ontbreekt. In die zin gelijkt een kanker dan ook op het wezenlijke van het kwaad zoals bepaald door Augustinus: het kwaad heeft geen eigen identiteit, zo zegt de heilige: het is niets anders dan een tekort aan het goede. En kijk, kanker lijkt inderdaad geen indringer van buitenaf: het is immers een woekering van eigen lichaamscellen. En de oorzaak van die ongeremde groei ligt binnenin onszelf, in de kern van ons bestaan, in de kernen van de lichaamscellen die immers de breinen van de cellen zijn. Een gezwel lijkt een teveel maar is in feite een tekort binnen het celbrein, het is een tekort aan orde in de kern van de cel die dan niet langer naar behoren wordt bestuurd. Een eigen lichaamscel verwordt tot een kankercel van zodra zij haar verstand verliest. Zij blijkt dan vergeten wat haar eigen taak is in het grotere geheel van weefsels, van organen en tenslotte van het lichaam, en zij denkt nog slechts aan zichzelf, aan haar eigen groei en bloei. Een eigen lichaamscel verandert in een kankercel wanneer zij egoïstisch wordt of egocentrisch, wanneer zij niet meer weet dat zij in functie staat van wat haar allemaal omringt, wanneer zij blind werd voor het feit dat zij in dienst staat van iets anders en iets hogers. In feite is een kankercel een cel waarvan de groei horizontaal geworden is, een cel die nog slechts in de breedte groeit, die niets meer opbouwen kan dat groter is dan tot waar zij zelf kan reiken. Ofschoon zij zich heel gretig deelt, is een kankercel eigenlijk een asociale cel, een cel die geen gezag gehoorzaamt. Men zou ook kunnen spreken van een ketterse cel, een goddeloze cel, een cel die god noch gebod kent. En als er voor kanker al een behandeling voorhanden is, dan bestaat die enkel in het doden van al die eigenzinnige cellen, want iets anders dan ze uit te roeien valt er met gek geworden cellen vooralsnog niet te doen.

Uiteraard worden onze lichaamscellen niet zómaar gek, blind, egocentrisch, asociaal of goddeloos: als zij aldus gaan disfunctioneren, dan komt dat alleen doordat er op hen een aanslag werd gepleegd van buitenuit. Weliswaar is het kwaad een tekort aan goede dingen, zoals Aurelius Augustinus het zegde, maar de heilige was geen geneesheer en ook geen man van de wetenschap. Zijn theorieën hadden weinig voeling met de werkelijkheid van het leven, waarin het ene wezen ten prooi kan vallen aan het andere, alleen al omdat het zwakker is, terwijl het andere honger heeft en de enige natuurwet die is van de sterkste. Kanker wordt veroorzaakt door welbepaalde stoffen waarvan wij vermoeden dat zij kanker veroorzaken en die wij daarom ook kankerveroorzakers noemen - cancerogenen. Als kanker al een tekort was aan goede zaken, dan ontbrak het in de lichaamscellen van mensen, dieren of planten met kanker, feitelijk aan 'bestrijders' van cancerogenen, wat voor stoffen dat ook mogen zijn. Gebeurlijk beschikken wij wel over cancerogenenbestrijders, maar worden die op hun beurt verzwakt of zelfs omgebracht door nog andere vijanden, en zo kan die strijd wel eeuwig doorgaan en aldus verworden tot een pure woordenstrijd. Of het kwaad dan een bestaande vijand is ofwel gewoon een tekort aan goeds, is een vraag die dan evenmin hout kan snijden als die aloude kwestie van de kip en het ei.

Wat men wél over kanker kan zeggen, is dat het een ziekte is waarvan de kans om ze te krijgen, toeneemt met het ouder worden. Dat men het daarom heeft over een ouderdomskwaal, is echter niet zo vanzelfsprekend, in acht genomen het feit dat de krijgkansen van élke kwaal mettertijd slechts kunnen toenemen. Wie slechts één dag heeft geleefd, had een kans die 365 keer kleiner was dan wie een jaar oud werd - om kanker te krijgen. Maar zijn kans om ongeacht welke andere ziekte te krijgen was evenééns 365 keer geringer, en zo ook zijn kans om te verongelukken met de trein, zijn kans om het groot lot te winnen of zijn kans om een zondvloed, een zonsverduistering of gewoon een volle maan mee te maken. Als zij niet nul zijn, dan kunnen onze kansen mettertijd alleen maar toenemen, wat zij dan ook mogen betreffen - zo leren ons de meest eenvoudige berekeningen die men zich maar indenken kan. Zelfs voor doden kan de kans om te verrijzen alleen maar rijzen mettertijd, en exact hetzelfde geldt voor al diegenen die nog niet hebben bestaan. Als de tijd maar eindeloos blijft doorgaan, dan zal ooit alles gebeurd zijn wat men maar voor mogelijk kon houden, en zelfs het onmogelijke ontsnapte dan misschien niet aan die dans. En is dat niet waar allen naar verlangen die ooit kanker kregen bij zichzelf of bij hun naaste getrouwen: dat zich ooit het eens onmogelijke alsnog realiseren zal? Het verdwijnen aller kwalen is gewis een kwestie van alleen maar tijd.

(J.B., 8 maart 2011)


07-03-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verkapte aanslagen

Verkapte aanslagen

 

Duizend per uur: dat is de snelheid waaraan mensen van de honger sterven.

Soms is honger quasi onvermijdelijk. Neem nu de uitbarsting van de Tambora in Indonesië: in 1816-1817. Dat was het zogenaamde 'jaar zonder zomer'. Alle oogsten mislukten door een aanhoudende duisternis over bijna de hele aardbol. Of neem de opeenvolgende tegenslagen in Ierland, met de hongerjaren van 1845 tot 1850. De Ierse bevolking werd gehalveerd. Eerst was er de aardappelziekte, vervolgens droogte, dan tyfus, dan weer de aardappelziekte en tenslotte cholera.

Rampen brengen honger, maar in het merendeel der gevallen volgt hongersnood uit opzettelijke menselijke fouten. In de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) was er lange tijd honger. In 1923 en in 1933 was er hongersnood in Rusland en in de Oekraïne met aldaar de zogenaamde Holodomor of Hongermoord met 10 miljoen doden. Die ramp had plaats onder Stalin: hij dreef de boeren naar de staatsbedrijven maar velen weigerden, waarop miljoenen onder hen gedeporteerd werden naar Siberië. Vandaag wordt dat beschouwd als een bewuste volkerenmoord. Ook de allergrootste hongersnood ooit werd veroorzaakt door een politiek regime: in het China van 1959-1961, tijdens de zogenaamde 'Grote Sprong Voorwaarts', verhongerden naar schatting 43 miljoen mensen. Andermaal veroorzaakt door oorlog was de Libanese hongersnood van 1916-1918, waarbij aldaar een kwart van de bevolking omkwam. Op Java was er honger in 1876-1878 en in 1944-1945 eiste de honger 2 miljoen mensenlevens in Viëtnam. In Noord-Korea sleept de hongersnood aan sinds zowat twintig jaar. (*)

Afrika is veruit het meest door honger getroffen continent. (**) De oorzaken aldaar zijn uiteenlopend en zowel het klimaat als de politiek en de oorlogen spelen een rol, maar ook de uitbuiting door de rijke landen en het aidsprobleem: één op negen Afrikanen onder de Sahara heeft aids. Schrijnend is de marktpolitiek van het rijke Noorden dat in Afrika producten invoert en onder de prijs verkoopt om de producenten aldaar te kelderen. Zo importeert men daar goedkope melk(poeder) zodat de lokale boeren hun melkkoeien moeten slachten. Met honger worden ook opstanden onderdrukt. En derde wereldlanden kunnen hun schulden aan het rijke Noorden nooit aflossen.

Het merendeel van de hongerdoden (zowat 90 percent) sterft aan chronische ondervoeding. Anno 2008 stierven dagelijks nog 24.000 mensen van de honger en dat is één van elke vijftien mensen die geboren worden. Duizend per uur.

Honger gaat gepaard met een vreselijk lijden, maar nóg minder draaglijk dan de honger is de dorst. Het menselijk lichaam bestaat voor zo'n 70 percent uit water - hetzelfde percentage water dat de aarde bedekt - en drinken wij niet tijdig, dan drogen wij uit. In extreme weersomstandigheden kan een mens geen etmaal zonder water. Normaal behoeven wij een tweetal liter water per dag. In de woestijn verliest men 7 tot 15 liter, afhankelijk van wat men doet, en in minder dan een halve dag kan men er uitdrogen. Van wie verdorsten, is op den duur de maag niet groot genoeg meer om nog voldoende vocht op te kunnen nemen. Het drinken van zout water lest de dorst niet en ook overmatig drinken (bijvoorbeeld ingevolge suikerziekte) kan uitdroging veroorzaken. Wie een tiende van zijn lichaamsvocht verliest, kan niet meer op zijn benen staan: de huid krimpt en de zintuigen falen; de tong wordt dik, de mond gevoelloos, het bloed dikt in, het lichaam geraakt oververhit, er volgen stuipen en het hart begeeft.

Zevenennegentig percent van al het water op aarde is zout en dus ondrinkbaar. Zeewater is immers zout, en het wordt pas zoet bij de verdamping omdat de zouten niet mee verdampen. Waterdamp vult de luchten welke meer water kunnen bevatten naarmate ze warmer zijn. Bij afkoeling condenseert de waterdamp (de zeer kleine, verstoven damppartikels vormen samen waterdruppels) en gaat het regenen, hagelen of sneeuwen. Het zoet water komt terecht in de rivieren of dringt doorheen de grond die het filtert tot drinkbaar water. Het (zoet)waterverbruik bedraagt bij ons meer dan 100 liter per persoon per dag terwijl een van de meest prangende milieuproblemen het drinkwatertekort is.

Paradoxaal genoeg is watersnood een tevéél aan water, bijvoorbeeld ingevolge overstromingen. Het dichtst bij de deur kennen wij de ramp na de dijkbreuk in Nederland van 1953, waarbij 165.000 hectare land werd overspoeld, 1795 mensen en ook veel vee verdronken; er waren honderdduizend daklozen. (In België kwamen toen 28 mensen om, in Engeland vielen 307 slachtoffers en ook 220 zeelieden vonden de dood.) Onze stoutste fantasie werd echter overtroffen door de tsunami op tweede kerst van 2004 in Sumatra met 300.000 slachtoffers, waarvan zelfs een paar honderd in Oost-Afrika. En in 2005 veegde een orkaan New Orleans van de kaart, met 1800 doden. Overstroming treedt ook op na hevige regenval, zoals onlangs in Pakistan; ingevolge watersnood en het drinken van besmet water kunnen dan epidemieën uitbreken, zoals cholera, die voor uitdroging zorgen. (***)

Evenals honger en dorst kunnen hitte en koude ons leven bedreigen. Het menselijk lichaam heeft een temperatuur van zowat 37 graad Celsius (35,5 tot 38,5). Een lichaamstemperatuur beneden 30° of boven 42° is dodelijk. Onderkoeling en oververhitting kunnen vele oorzaken hebben, extreme weersomstandigheden zijn er slechts één van en naar verluidt komen zij steeds vaker voor ingevolge de opwarming van de aarde. De grote hitte, normaliter voorbehouden aan de Sahara, doet vandaag steeds vaker streken aan die door de band genomen gematigd waren qua klimaat, en de woestijnen breiden uit. Vandaag moeten grote delen van Spanje kunstmatig worden bevloeid omdat zij anders volledig onvruchtbaar zouden zijn door droogte. En de kracht van de warme golfstroom is nu met bijna de helft afgenomen, zodat de koude winters amper nog getemperd worden en West-Europa steeds vaker Siberisch aandoet.

Honger, dorst, hitte en kou: het lijken natuurlijke aandoeningen of rampen, maar meestal delen wij in de schuld als zij doden. Wat in feite wil zeggen dat wij het moorddadige effect van deze verschijnselen feitelijk ongedaan konden maken: waar we daaraan verzaakten, gebruikten we de natuur eigenlijk als moordwapen. Zoals reeds lang geleden gescandeerd, zijn de honger en ook al die andere kwalen geen tegenslagen doch aanslagen.

(J.B., 7 maart 2011)

 

Noten:

(*) Andere perioden van hongersnood waren er reeds in de Oudheid, met name in Egypte en Klein-Azië (dit is Anatolië of het Aziatische deel van Turkije). In West-Europa was er drie keer relatief kortstondig hongersnood: in 1124-1125, in 1315-1317 en in 1816-1817 (waarover hoger). China kende nog hongersnood: in 1333-1337 vielen daar 4 miljoen doden, op het eind van de negentiende eeuw was er drie keer honger met samen 17 miljoen doden, in het begin van de twintigste eeuw was er twee keer honger: in 1920-1921 stierven 500.000 mensen, in 1928-29 waren dat er 10 miljoen.

Indië kende een zevental hongerperioden met telkens miljoenen doden. In 1630-1631 was de toestand zo erg dat mensen elkaar gingen opeten. Bij de honger van 1770 in Bengalen stierven meer dan 6 miljoen mensen. Op het einde van de negentiende eeuw verhongerden alles samen enkele tientallen miljoenen Indiërs. In 1943-1944 was er opnieuw honger in Bengalen, in 1966 in Bihar.

(**) Men herinnert zich Biafra (de oorlog van 1967-1970), de Sahel (1968-1974 en 1984-1985), Ethiopië (1973 en 1984-1985), Somalië (1990-1995), Zuid-Soedan (1990-2000), Zimbabwe (2000), Darfoer (2003), Niger (2005) en de Hoorn van Afrika (2006).

(***) http://nl.wikipedia.org/wiki/Dorst

http://nl.wikipedia.org/wiki/Water

http://nl.wikipedia.org/wiki/Drinkwater

http://nl.wiktionary.org/wiki/watersnood

http://nl.wikipedia.org/wiki/Epidemie

http://nl.wikipedia.org/wiki/Watersnood_van_1953

http://nl.wikipedia.org/wiki/Overstroming

http://nl.wikipedia.org/wiki/Cholera

http://nl.wikipedia.org/wiki/Katrina_(orkaan)

http://nl.wikipedia.org/wiki/Lichaamstemperatuur

http://nl.wikipedia.org/wiki/Hypothermie

http://nl.wikipedia.org/wiki/Koorts

http://nl.wikipedia.org/wiki/Hyperthermie


07-02-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het christendom of de dood

Het christendom of de dood

Neem het christendom weg, en er schiet alleen een wereld over vol met haat. Logisch, als je bedenkt dat het christendom de enige religie van de onvoorwaardelijke naastenliefde is. Er zijn religies die gelijken op het christendom, akkoord, en ook zij dragen hier en daar een vorm van caritas uit. Maar dat doen zij dan wel bijzonder selectief, wat betekent dat zij alleen maar de leden van de eigen godsdienst zonder voorwaarden kunnen, willen of mogen liefhebben.

Er bestaat dan zoiets als de 'sjacher' of de verantwoorde uitbuiting van wie niet tot de eigen groep behoren. Ofwel een 'heilige oorlog' waarin andersgelovigen mogen of zelfs moeten worden omgebracht. En naast de 'religies van het boek' heb je dan nog het boeddhisme dat zo vredig lijkt dat je op den duur zou gaan geloven dat het beter was dan het christendom. Of wat dacht je van een vleugje hindoeïsme?

Helaas zit er aan het reïncarnatiegeloof een bijzonder kwalijke weerhaak: mensen worden namelijk herboren totdat zij vrij van schuld geworden zijn, en zich van schuld bevrijden doet men door te boeten. In dat licht is het dragen van andermans lasten vanzelfsprekend uit den boze voor wie zijn naaste het allerbeste toewenst: de christelijke naastenliefde ontneemt hem de lasten die hem bevrijden. Zo groeit uit het geloof in karma en in wedergeboorte onvermijdelijk een kastenmaatschappij met, enerzijds, de onaanraakbaren en, anderzijds, de vooraanstaanden. De rijken mógen dan de armen niet eens helpen.

Zelfs het katholicisme werd besmet met die dan toch zo wereldse idee die gebaseerd is op 't betaalverkeer en de ethiek van schuld en boete: een oog voor een oog en een tand voor een tand, de moraal van straf en van beloning, het goed en het kwaad in het licht van de regeltjes van de wet. Zo'n moraal zal uiteindelijk leiden tot het ideaal van de hebzucht of de verafgoding van de mammon, want pas de rijken kunnen middels hun exuberant verteer ook etaleren dat zij bij niemand in het krijt staan en derhalve schuldenvrij of 'heilig' zijn. Hebzucht, heiligheid en spilzucht gaan daar hand in hand en uiteraard regeert de verachting van de armen door de rijken.

Niet anders gaat het er aan toe in de leer van het humanisme, die wel mooi oogt en vooral verlicht, maar bij nader onderzoek schijnt daar allerminst de klaarte van een zonovergoten dag. Het humanisme immers drijft op het principe van de solidariteit en dat is een uitgebreid egoïsme, dat in elk banditisme het cement is van de groep - het is alvast iets heel anders dan de onvoorwaardelijke liefde.

De grenzen van systemen die berusten op berekening liggen altijd in de rekeningen zelf, die immers moeten kloppen en die daarom nooit gratuit zijn. Gegroeid vanuit de christelijke caritas, verkeren vandaag die instellingen welker bestaansreden ligt in het tegemoet komen aan de hulpbehoevenden, prompt in hun tegendeel, en zij baten hospitalen uit en buiten zieken, ouderen, gehandicapten en zelfs kleine kinderen uit.

De Jezuïet Ivan Illich toonde reeds een halve eeuw geleden aan dat de geneeskunde in een op het winstprincipe ge-ente maatschappij onvermijdelijk winstgevend moet zijn en dat zij derhalve ziek zal maken omdat het tenslotte de zieken zijn die hun behandeling betalen en die aldus renderen. Ouderlingentehuizen worden vandaag geprivatiseerd waar zij winstgevend zijn en armere bejaarden dreigen te worden gedumpt, net zoals zieken en gehandicapten die niet alleen een zorg met twee snelheden zien arriveren (pensioen- en hospitalisatieverzekeringen exclusief voor de rijken) maar tevens de dreiging van euthanasieklinieken. In de greep van een wild kapitalisme, moeten scholen, teneinde het eigen voortbestaan te kunnen verzekeren, hun leerlingen aanzien als klanten, aan wiens wensen zij tegemoet moeten komen, ook als die wensen niet zozeer de lastige opvoeding en het veeleisende onderwijs betekenen maar veeleer het gemak waarmee men zijn diploma haalt. Scholen krijgen bloed aan de handen, net zoals autokeuringsbedrijven die steekpenningen aanvaarden die immers in meer verkeersdoden resulteren.

De kille planning en de 'nuchtere' ordening van een goddeloze wereld is niet van gisteren, de hele geschiedenis staat er bol van. Maar dat volledige ontmenselijking het onafwendbare deel is van een ontgoddelijkte wereld, is een werkelijkheid die helaas niet méér kan doen verkillen in de mate dat de ontmenselijking reeds ingetreden is: de gevoeligheid voor het kwaad neemt immers af naarmate men daaraan deelachtig is geworden. Luguber wordt het wel voor wie nog weerstand bieden en zo ook wordt weerstand lastiger mettertijd, haast metterdag.

Adolf Hitler propageerde een hel van haat met de slogan dat in een christelijke maatschappij de beste krachten sneuvelen aan 't front om de thuisblijvende lafaards te beschermen. Dat waar de naastenliefde heerst, de sterksten sneuvelen om de zwaksten in leven te kunnen houden, is een zuivere oorlogslogica die makkelijk ingang vinden kan bij wie zelf niet tot nadenken in staat zijn. Het is een logica die veel belooft en die ook zuiver klinkt in oren van simplisten, maar de werkelijkheid is niet zo simpel en zo is die logica ook een logica van verderf en dood.

Lang voor de tijd van Hitler al, beraamden megalomane potentaten moordplannen onder de dekmantel van de gezondmaking en de versterking van de staat. Wij telen planten en ook dieren door bewuste en nauwkeurige selectie, zo klaagden zij de christelijke ethica via achterpoortjes aan: ten dienste van de welvaart selecteren wij flora en fauna doch wij vergeten zowaar de mens! Op het telen van een superras rust een volstrekt redeloos taboe! De concentratiekampen waar het 'afval' werd verbrand, blijken bij nader toezien slechts het topje van een ijsberg in een geschiedenis die bol staat van een waanzin voortgekomen uit een zich god wanende mens die telkenmale contraproductief blijkt te ageren.

Ontevredenheid is misschien wel de diepste oorzaak van het verderf dat heden, afgedekt met pracht en praal, zonder te verpozen om zich heen grijpt: de mens, ondankbaar met het geschenk van het leven, wil plaatsnemen waar de Schepper troont. Eva luistert naar de listige slang die haar en Adam de vergoddelijking belooft, als zij maar ontrouw worden aan hun Schepper, en zij happen toe, helaas. Zij eten van de kennis, en zij zien. En zo zien zij ook zichzelf zoals ze zijn: naakt, wat zeggen wil, tot een dier herleid - gedegradeerd.

Emancipatie is geen slechte zaak als men zich emancipeert van válse vaders, leiders die misleiders zijn, potentaten, dictators en megalomanen die alleen het eigen goed beogen. Hun onderdanen laten zij geloven dat zij hun kinderen zijn, maar ze eten hen op, zoals Kronos deed met zijn kroost - niet Jahweh. Van zijn echte vader emancipeert men zich niet omdat men hem niet naar de kroon wil steken om dan aan hem gelijk te worden, daar men nu eenmaal aan zijn natuurlijke vader gelijk is want men komt voort uit hem. De drang om zich van zijn God te emanciperen kan daarom allerminst natuurlijk zijn: hij wordt ingegeven van terzijde door een vreemde die het helemaal niet goed bedoelen kán.

Neem die wat vreemde leefregel weg, die zegt dat men zijn vijand moet beminnen, en je zal zien: de wereld wordt herschapen in een hel. Je hoeft niet eens het kwaad in de vaan te dragen: de kracht, bijvoorbeeld, op de plaats waar het embleem van de liefde hoort te prijken, volstaat al om de vrede te verdrijven en dan neemt angst de plaats in van de hoop.

Wij zullen de staat versterken, zo scanderen de regeerders, en zij doden al wie overtollig is en lastig: ongeboren kinderen die immers nog geen burgerrechten genieten, met gehandicapte foetussen voorop, of dan toch vruchten waarvan de scanner als twijfelachtig bestempelde beelden toont die doen besluiten dat de slaagkansen onder het toegelaten percentage liggen, en wie niet luistert zal voortaan de 'brokken' zelf betalen.

De staat moet hard besparen, zo zeggen onze potentaten, want de banken bij wie het land in 't krijt staat, willen zich daarvan verzekeren dat zij de eeuwige intresten zullen kunnen blijven innen van de schuldenaren die zich burgers wanen. Dus moeten alle niet langer nuttige elementen worden opgeruimd: de ouderen mogen zich euthanaseren, alsook de gekken, én de kinderen, als zij dat wensen. Zo zeggen het de nieuwe regeerders, die immers heel goed weten dat de wil van dementerenden, krankzinnigen en onvolwassenen labiel genoeg is om in een volstrekt onbeschermde omgeving tot niets minder dan tot de zelfdoding over te gaan. En zij stellen het voor alsof 't een recht was en een zege op de dood, als men zich zo stortte in het eigen graf. Er is geen derde weg naast het christendom en de dood.

(J.B., 7 februari 2011)


04-02-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vijfduizend jaar Egypte

Vijfduizend jaar Egypte


Menachim Begin, Jimmy Carter en Anwar Sadat bij de Camp Davidakkoorden te Washington in1978.

In een museum in Palermo ligt een met hiërogliefen beschreven steen, genaamd 'de steen van Palermo', afkomstig uit een tempel in het Oud-Griekse Memphis. Die steen vertelt ons dat god de schepper, Ptah genaamd of ook nog Peteh, een pottenbakker was die de mens schiep uit klei, en de wereld uit zijn gedachten en zijn woorden. Ptah is de personificatie van het verrezen land (Tathenen) ofwel het ondergelopen land (Tanen), waaronder uiteraard verstaan wordt: het vruchtbare gebied aan de monding van de Nijl die daar zeer sterk uitwaaiert in de zogenaamde Nijldelta. In dat gebied woont de geest (ka) van Ptah, het is het huis van de geest van Ptah of het Hwt-ka-Ptah, evenals die tempel zelf. Verbasterd naar het Grieks klinkt Hwt-ka-Ptah als Αι γυ πτος ofwel Ae-gu-ptos, Egypte. (1)

De geschreven geschiedenis van Egypte begint meer dan 5000 jaar terug in de tijd: in 3000 voor Christus werd Egypte één land onder één koning, de farao. Niet minder dan 31 dynastieën volgden welhaast 3 millennia lang elkander op totdat in de vierde eeuw voor Christus (in 332) Alexander de Grote het land onderbracht in zijn rijk. Dan volgde een bijna zeven eeuwen durende Grieks-Romeinse periode (tot 395 na Christus) en een Byzantijnse tijd (tot in de zevende eeuw). Amper zeven jaar na de dood (in 632) van de profeet Mohammed viel Egypte onder een islamitisch bestuur voor de duur van bijna duizend jaar, namelijk tot 1517. Dan lijfden de Turken Egypte in, in het Ottomaanse Rijk. In 1798 was het de beurt aan Napoleon die daar nog in datzelfde jaar door de Brit Horatio Nelson werd verjaagd. Enkele jaren later kwam Mohammed Ali in Egypte aan de macht met een dynastie die het uithield tot in 1952.

Gedurende die tijd (in 1869) groef Ferdinand de Lesseps aldaar het Suezkanaal, maar de toenmalige Egyptische vorst (Ismail) verkocht zijn aandelen daarin aan de Britten om zijn schulden te kunnen afbetalen, zodat de Engelsen er voet aan wal kregen. Ze onderdrukten opstanden van Egyptische militairen tegen buitenlanders en in 1882 plaatsten zij Egypte onder het Britse protectoraat. Ze reorganiseerden het Egyptische leger, verklaarden in 1922 Egypte onafhankelijk maar bleven er tot aan de Egyptische revolutie in 1952 [- de Britten gebruikten Egypte als uitvalsbasis in W.O.II; in 1947 trokken zij zich uit Suez terug].

Vijf verschillende Egyptische groepen dongen tussen 1922 en 1952 naar de macht: de Egyptische nationalisten die de Britten weg wilden, de door de Britten geïnstalleerde koning Fouad, de Britten zelf, de communistische partij en het moslimbroederschap (dat later illegaal werd omdat politieke partijen op religieuze basis werden verboden).

In 1952 wierp Nasser (met de medewerking van Sadat) de Britsgezinde koning Farouk (geweldloos) omver en ontstond de republiek Egypte met Ali Mohammed Naguib als eerste president. Na één jaar nam Nasser zijn plaats in: hij werd aldus de tweede Egyptische president, in 1970 opgevolgd door Sadat die lid was van het Islamitisch Congres én van de Arabisch-Socialistische Unie. Sadat regeerde tot hij in 1981 werd vermoord door Islamitische Jihadstrijders. Sadat had zich namelijk na de oktoberoorlog (Jom Kipoeroorlog) in 1973 met Israël (toen onder Begin) in Washington (in de aanwezigheid van president Carter) verzoend in de zogenaamde Camp-Davidakkoorden van 1978-'79 waarvoor de twee de Nobelprijs voor de Vrede ontvingen, en dat was kennelijk tegen de zin van de fundamentalistische Islamieten. Zij sloten Sadats Egypte uit de Arabische liga buiten en ook in Egypte zelf verafschuwde men daarom Sadat, die daarop massaal aanhoudingen verrichtte, wat hem uiteindelijk het leven kostte.

Sadat werd opgevolgd door Mubarak in 1981. Mubarak wist Egypte opnieuw aanvaardbaar te maken voor de andere Arabieren (Egypte werd in 1989 weer toegelaten tot de Arabische Liga) en tegelijk hield hij zich aan de vredesafspraken met Israël (zoals vastgelegd in de Camp-Davidakkoorden). Tevens kreeg hij iets te zeggen in de VN. Sinds 1991 werkte Mubarak aan sociaal-economische hervormingen in de richting van meer privatisering, maar de oppositie die tegen al te sterke staatsinmenging is, was tot nog toe te zwak, en het Moslimbroederschap werd zoals gezegd bij wet verboden. Bij de eerste presidentsverkiezingen in 2005 haalde Mubarak 88 percent van de stemmen... (2)

In januari 2011 komt in Tunesië het verarmde volk in opstand en alras volgt Egypte. Te zien aan de vlaggen met daarop de beeltenis van Ché maar ook met islamitische symbolen, worden de opstandelingen die zichzelf aldus bevrijden, door het panislamisme geïnspireerd: een islam versterkt met communistische krachten. In Egypte kanten zij zich uiteraard tegen Mubarak die het moslimbroederschap niet al te gunstig gezind is en die tevens de invloed van de communistische landen wil bannen. Maar Mubarak is anderzijds ook diegene die de door fundamentalistische moslims verafschuwde vrede met Israël onderhoudt en als het ware garandeert. Is het daarom niet een tikkeltje onbegrijpelijk waarom Obama prompt Mubarak nu wil zien vertrekken en niet in september en ook niet morgen? Is de vrees van Amerika voor een herhaling van 9/11 dan groter dan de vrees voor oorlog in het Midden-Oosten? En gelooft Amerika dan niet meer dat de wereld één geheel is en dat de Midden-Oostenvrede dezelfde als de wereldvrede is? Of is het net andersom? Of is het juist daarom?

Noten:

(1) http://nl.wikipedia.org/wiki/Egypte .

http://nl.wikipedia.org/wiki/Ptah .

http://nl.wikipedia.org/wiki/Steen_van_Palermo .

(2) http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_modern_Egypte .

http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_het_oude_Egypte .

http://nl.wikipedia.org/wiki/Alexandria_et_Aegyptus .

http://nl.wikipedia.org/wiki/Vroeg-islamitisch_Egypte .

http://nl.wikipedia.org/wiki/Ottomaans_Egypte .

http://en.wikipedia.org/wiki/Egypt .

http://nl.wikipedia.org/wiki/Oude_Egypte .

(J.B., 3 februari 2011)

 


07-01-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom worden de Christenen vervolgd?

Waarom worden de Christenen vervolgd?


"Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon" - aldus Matteüs 6:24. Ziedaar reeds een Evangelische uitspraak die geen twijfel over laat inzake het haaks op elkaar staan van, enerzijds, de wereldse of de duivelse en, anderzijds, de goddelijke machten. Men hoeft niet om vijanden gevraagd te hebben: het bestaan blijkt van die aard dat wie vrienden heeft, ook vijanden zal hebben, en houdt dat niet in dat de strijd inherent is aan het leven?

Alleen gaat het hier om een strijd die sterk verschillend is van de struggle for life, de natuurlijke strijd om het bestaan, die ook de dieren kennen. In het dierenrijk immers heerst het recht van de sterkste, en de strijd die daar gevoerd wordt, is onmenselijker nog dan die waarin men oog om oog en tand om tand vecht: de grotere dieren verorberen de kleinere zonder meer, en zij doen dat niet uit wraak, zij stellen zich daarbij geen vragen, zij doen het onnadenkend en gewoon omdat ze het ook kúnnen. De strijd die christenen voeren, is nu precies het gevecht tegen die natuurlijke strijd zelf; het is een zich afzetten tegen het recht van de sterkste, dat een zuiver egoïsme is, en een aanprijzen van het gelijkheidsbeginsel in het principe van de naastenliefde. In het christendom stelt het 'ik' zich krachtens de liefde ten dienste van de ander en dit geheel in contrast met de natuurlijke of dan toch dierlijke neiging om de ander uit te buiten of te doden, en hem dan al dan niet op te vreten.

In tijden dat de wereld in de ban raakt van macht en rijkdom, welvaart en ook eigenwaan, welke niet verwonderlijk gepaard gaan met goddeloosheid en ook met vijandigheid tussen de mensen onderling - in zo'n tijden krijgt het christendom het altijd zwaar te verduren, precies omdat de christelijke principes deze van de mammon in de weg staan. Dat de aanbidding van een maximale welvaart met het christendom volstrekt onverenigbaar is en dat men derhalve dat liedje van het zogenaamde 'goede leven' mag vergeten als men Christus wenst te volgen, mag genoegzaam blijken uit het strijdig zijn van alle consequenties van, enerzijds, het machtsstreven en, anderzijds, een christelijk geïnspireerd bestaan.

Zo bijvoorbeeld kon Adolf Hitler de egoïstische massa naar zijn hand zetten wanneer hij propageerde dat in een christelijke maatschappij de beste krachten sneuvelen aan het front om het leven der onnuttige thuisblijvers te redden. De welvaartslogica van de tiran offert namelijk personen op aan de 'gezondheid' van een anonieme staat en voor hem zijn bijvoorbeeld zieken en ouderlingen niets minder dan staatsvijanden of rotte appels in de mand, gezwellen welke nu eenmaal weggesneden moeten worden als men de staat gezonder maken wil. In diezelfde logica bestaan er zaken zoals 'overbevolking' en kunnen mensen overtollig zijn of ongewenst door de staat aan wiens 'wil' men zich moet onderwerpen. Abortus voor de overtolligen of de onnuttigen en ook euthanasie voor wie geen winst meer zullen opleveren, spreken dan vanzelf. Mensen met ongewenst genetisch materiaal dienen zich onvruchtbaar te laten maken en wanbegrippen zoals 'levenskwaliteit' veroveren de markt: mensen gaan dan eisen stellen aan het leven, en voldoet het leven niet aan de gestelde wensen, dan wordt het genadeloos afgebroken alsof het leven een middel in de handen van de levende was! Dat de eindwaarde van een welvaartsmaatschappij een volstrekte idiotie is, blijkt geen mens te storen.

En het ultieme doel van een welvaartsstaat is ook echt een absurditeit: welvaart immers wordt bereikt door concurrentie en de winnaars van dit economisch spel manifesteren zich niet anders dan door een exuberant verteer. Bezit zonder het verteer daarvan zou dat bezit immers banaliseren, en daarom ook manifesteert rijkdom zich noodzakelijk door groot verteer. Op die wijze is het einddoel van de welvaartsstaat noodzakelijk de maximale verspilling. Rijkdom leidt dan recht naar spilzucht en vervuiling - de voorboden van de dood.

Dat ons leven allerminst een middel is in onze handen, leert ons alleen het christendom: het leven is namelijk een geschenk, het komt uit de handen van een ander en wij participeren eraan zoals wij ook deelnemen aan een feest of aan een concert. Mensen zijn niet in staat om hun eigen leven te begrijpen, laat staan om het te maken, en derhalve bevinden wij ons binnen het leven in een gebied dat niet het onze is, dat wij niet kennen kunnen en dat we slechts binnen de voorgeschreven banen moeten houden, precies zoals een chauffeur een wagen veilig door 't verkeer kan loodsen zonder dat hij kennis van motoren heeft. Het is immers niet omdat wij in staat zijn om het leven te vernietigen, dat wij er ook macht zouden over hebben: die hebben we niet omdat we geen leven kunnen scheppen.

De bescherming van de zwaksten is in de ogen van een potentaat die streeft naar rijkdom en naar welvaart, een belemmering precies omdat althans op materiëel gebied de zwaksten ons de meeste zorgen baren. Maar andere werelden dan de materiële zien de machtswellustelingen niet, daar zij ook niet beseffen willen dat stoffelijke rijkdom niet het hoogste is, dat aan elk aards leven vroeg of laat een eind komt en dat bijgevolg de grootste wereldlijke macht gedoemd is om ooit op te houden zodat het dan zal zijn alsof hij nooit bestaan had. Zij die blind zijn voor die waarden die veel verder reiken dan bijvoorbeeld de betaalmiddelen waarmee men rechten afdwingt zolang die in een staat door mogelijk geweld worden gedekt, die kennen ook geen andere machten dan het ordinair geweld dat wel vernietigen maar nimmer scheppen kan. Zij die slechts het materiële willen kennen, loochenen het ware, het goede en het schone dat zelfs de dieren en de planten, ja de stenen vieren in het licht van onze zon.

Niemand kan twee heren dienen - niet God én de mammon - en dat die heren elkaars vijanden zijn, maakt ook dat zij elkaar belagen. Een wereldlijk bestaan dat streeft naar macht en rijkdom, staat het zieleleven in de weg en het geluk dat alleen mensen kunnen kennen als zij ook bereid zijn om het beste van zichzelf te geven. En het christendom dwarsboomt uiteraard die levenswijze die slechts leidt naar meer verspilling en vervuiling, ondergang en dood. Ja, het leven en de dood moeten elkander vrezen, en zo ook worden de christenen vervolgd door smulpapen en machtswellustelingen, terwijl die laatsten door de christenen dreigen te worden bekeerd.

(J.B., 7 januari 2011)


06-01-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat is er van de Kerk en 't Christendom?

Wat is er van de Kerk en 't Christendom?

Ziet het er niet naar uit dat vandaag alweer de christenen vervolgd worden, zoals zij al zo dikwijls zijn vervolgd in de loop van een geschiedenis van twee millennia? Waarom anders immers focust men in 't dagelijkse nieuws herhaaldelijk op die schandalen ergens in een klooster, zestig jaar geleden, waar een non een onuitlegbare wasdrang zou hebben gehad, althans volgens één nu stokoud 'slachtoffer' dat beweert door haar tot tweemaal toe te zijn afgedroogd? Of die zaak van ergens een pastoor aan 't andere eind van de wereld die naar men zegt beschuldigd wordt van ongepaste aanrakingen? Zij bestaan, weliswaar: de genoemde gevallen, en nog veel erger, en geen ervan mag worden gebanaliseerd. Maar in nog veel en veel grotere aantallen bestaan zij ook buiten de kerk, omdat zondaren en misdadigers nu eenmaal geen eigen geloofsbelijdenissen hebben, evenmin trouwens als helden en filantropen. Waar immers vinden criminelen een beter schuiloord dan in het huis van God zelf dat zich dan toch makkelijk boven elke verdenking kan verheffen? Of vergat men dan de verhaaltjes over prinsen die zich voordeden in de gedaante van kikkers of net andersom: wolven die hun poten dopen in een zak met meel en die ook honig eten om de stem zoetjes te doen klinken en aldus mensen met gebrek aan argwaan om de tuin te leiden? Of heeft Onze-Lieve-Heer verhinderd dat men Hem met een kwade list beschuldigen kon, bespotten, martelen en tenslotte doden? Ook de Schepper zelf bleek niet listiger te willen zijn dan de slang in de tuin van Eden, en aan geen der martelaren werd een geringer troost geboden dan die van de verrijzenis. Slachtoffers van boze listen zijn allerminst misdadigers en dat zij principieel vertrouwen stellen in elkeen, kan hen alleen maar sieren. Neen, men moet de heer des huizes niet beschuldigen voor de inbraken op zijn adres! Waar men aan het slachtoffer de schuld geeft voor het kwaad dat hem of haar wordt aangedaan, draait zich gewis de rechtspraak binnenstebuiten!

Het is een bekende maar ook al te vaak over het hoofd geziene paradox dat slachtoffers vaker worden beschuldigd van wat hen door misdadigers werd aangedaan, zoals zij ook alras worden verguisd wanneer de bliksem hun huizen aan de vlammen voert of als een zondvloed of nog een andere natuurramp hen kon treffen. De achterliggende gedachte dat God zijn getrouwen niet zal straffen, is bijzonder primitief en eigenlijk zeer vreemd aan 't christendom te noemen. Het christendom immers kent een andere logica, waarin met name leed en straf niet altijd samenvallen, en de Zoon Gods zelf demonstreerde er het wezen van in de gestalte van de bedelaar die Hij ook wilde zijn: het Lam dat wordt geofferd om de zonden van de wereld weg te nemen.

Ja, bij uitstek in Christus zelf wordt het slachtoffer beschuldigd en gestraft teneinde de dáder te kunnen verlossen: vatte wie het vatten kan! In de persoon van de Oud-Testamentische Job, wordt Gods getrouwe op de proef gesteld, want zo ook heet het leed dat hem werd aangedaan en dat hij alvast niet als straf verdiende. Edoch, toont het voorbeeld van Christus zelf niet dat leed niet altijd straf hoeft te zijn, en dat de lasten die men voor elkander draagt, het bewijs uitmaken van een grote naastenliefde en daarom ook de weg tot het geluk en dat zij derhalve allerminst lastig zijn doch daarentegen grote zoetheid in zich bergen?

En wordt nu evenzo de Kerk niet tot het Lam Gods zelf, daar toch geschreven staat dat zij het Lichaam is van de Verrezen Heer? En is de Heer zelf nu niet teruggekomen in zijn Kerk die, nu de tijden zich voleindigd hebben, haar identificatie met zijn goddelijke Persoon voltooien moet door ook in 't leed en in de dood in zijn allerheiligste voetsporen te treden die toch uitmonden in de Verrijzenis?

(J.B., Driekoningen 2011)


01-01-2011
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op naar een Gestapo-jeugd?

Op naar een Gestapo-jeugd?

We vernamen al dat voortaan winkeliers zullen functioneren als registreerders van wanbetalers, maar de jongste maatregel van de minister gaat werkelijk alle perken te buiten: Turtelboom zadelt de jeugd op met een plicht om vermoedelijk extremistische jongeren bij de overheid te melden teneinde zodoende de terreur te kunnen bestrijden. Blijkbaar beseft zij niet eens dat zij aldus de jeugd terroriseert op een manier waarop terroristen nooit ofte nimmer in staat zullen zijn dat te doen. Zij initieert onbetaalde kinderarbeid en meer bepaald met taken die in de regel voor specialisten zijn bestemd. Aldus stalt zij slechts een paniekreaktie uit en een verregaande onbekwaamheid om de veiligheid van de burgers te waarborgen.

De terreur van een verklikkingsmaatschappij is ons welbekend uit de communistische landen - de ontwrichte Roemeense samenleving is daar een jong en nog lang niet geheeld voorbeeld van - maar zij bestaat evenzeer in het zogenaamde vrije westen. De Big brother who is watching you perverteert het handelen immers grondig, daar daden welke positieve doelstellingen beogen, door voortdurende registratieangst worden omgebogen tot vermijdingsgedrag door anticipatie en, meer nog dan dat, tot pogingen om verborgen registreerders te misleiden. Menselijke interacties verliezen op die manier hun transparantie en zij worden aldus niet slechts gecompliceerd maar bovendien volledig leeggemaakt van hun eigen inhoud, wat betekent dat de voor het leven zo broodnodige communicatie feitelijk uitvalt ingevolge een alles overheersend wantrouwen.

Vandaag kunnen wij nog duidelijk inzien dat de oorsprong van dat letterlijk moordende maar ook suicidale wantrouwen gelegen is bij onbekwame beleidvoerders, maar morgen zal de vertrouwensbreuk danig huis gehouden hebben dat gevreesd mag worden dat de brokken niet langer te lijmen zullen zijn. Alleen simplisten kunnen niet vatten dat er geen goodies en baddies bestaan en dat ethische kwesties het louter persoonlijke ver te boven gaan: daden en bij uitstek daden met een morele lading zijn geen acties maar het zijn per definitie interacties, handelingen van personen jegens elkaar in complexe maatschappelijke contexten die getekend worden door economische, ideologische en nog anderssoortige invloedssferen. Een minister dient die zaken te studeren, te kennen en vervolgens te beheersen - daartoe is zij verkozen en daartoe krijgt zij ook de middelen. Onbekwamen laten aanblijven in bestuursfuncties is nefast voor allen, het falen op dat niveau moet zonder uitstel worden berecht.

(J.B., 1 januari 2011)




Foto

Foto


Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Kerststal 2021

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Zo zweeft de wereld

Van ruilmiddel tot god




Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto

Foto



Foto

Foto

Foto

Foto

Koningin Elisabethwedstrijd
 2013
voor Piano:
http://www.cmireb.be/nl/ 


Foto

 

http://fieldliberation.wordpress.com/ 
http://threerottenpotatoes.wordpress.com/news/ 

Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie:

http://naturalsociety.com/safety-group-blows-lid-on-secret-virus-hidden-in-gmo-crops/ 





Foto

Foto

Foto

Foto

Inhoud blog
  • Waarom de katholieke duivel een persoon is
  • 'Teamwork'
  • Mijn oude grootmoeder (J.B., 2011)
  • https://koninginelisabethwedstrijd.be/nl/wedstrijden-details-multimedia/activiteiten/piano-2025/
  • Over de dood - Aflevering 7.
  • Over de dood - Aflevering 6.
  • Wij waren (muziekvideo)
  • Meilied
  • Over de dood - Aflevering 5.
  • Over de dood - Aflevering 4.
  • Over de dood - Aflevering 3.
  • Over de dood - Aflevering 2.
  • Over de dood
  • Dovemansgesprekken - Aflevering 2.
  • Dovemansgesprekken
  • De leer van Augustinus - Aflevering 6.
  • De leer van Augustinus - Aflevering 5.
  • De tijd
  • De leer van Augustinus - Aflevering 4.
  • De leer van Augustinus - Aflevering 3.
  • José Mujica en Leo XIV
  • De leer van Augustinus - Aflevering 2.
  • De leer van Augustinus - Aflevering 1.
  • Over de illusie van kennis - Aflevering 3
  • Over de illusie van kennis - Aflevering 2
  • Over de illusie van kennis
  • Werkplekken Leo 14
  • De pausverkiezing en de kippen zonder kop
  • https://queenelisabethcompetition.be/en/competitions-details-watch-listen/events/piano-2025/
  • https://koninginelisabethwedstrijd.be/nl/nieuws/volg-pianowedstrijd-vanaf-eerste-ronde-live/
  • competitie
  • Macht en geweld
  • Herdenking: 12 jaar na de milieuramp van 4 mei 2013
  • Struisvogelpolitiek in Wetteren (d.d. mei 2013)
  • sv bespr pdf
  • Blasfemie
  • De gevaarlijke kerk - Aflevering 6
  • De gevaarlijke kerk - Aflevering 5
  • kruithof neoliberalisme synthese jb
  • De gevaarlijke kerk - Aflevering 4
  • De gevaarlijke kerk - Aflevering 3
  • Shostakovich: Strijkkwartetten en Pianokwintet
  • De gevaarlijke kerk - Aflevering 2
  • De gevaarlijke kerk
  • De mot in het geloof - Aflevering 6. Martelaarschap en hypocrisie
  • De mot in het geloof - Aflevering 5. Costica Bradatan over sterven voor een idee1 (vervolg 2)
  • De mot in het geloof - Aflevering 4. Costica Bradatan over sterven voor een idee1 (vervolg 1)
  • De mot in het geloof - Aflevering 3. Costica Bradatan over sterven voor een idee
  • De mot in het geloof - Aflevering 2.
  • De mot in het geloof
  • De alerte lezer: het schrikkeljaar van Stijn Streuvels
  • De aanbidding der wijzen, c.1455 (eiken paneel) (The Adoration of the Magi, c.1455 (oak panel)) Rogier van der Weyden
  • Mattheuspassie Bach
  • Audio-visuele installatie "Harvest Bell" (Dirk D'Hulster)
  • Trump en Harvard
  • Hedendaagse kunst: Dirk D'Hulster: De geboorte van de oorlog
  • Audio-visuele installatie
  • Cryptofascisme
  • Verschijnt binnenkort-
  • De transformatie van de wereld
  • Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 9: Het propagandamodel en zijn vijf filters (vervolg 2 en slotwoord)
  • Over de leugenfabriek van de demon van het geld Aflevering 8: Het propagandamodel en zijn vijf filters (vervolg: de derde filter)
  • Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 7: Het propagandamodel en zijn vijf filters
  • Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 6: Het voorwoord van de auteurs
  • MANUFACTURING CONSENT vandaag in de praktijk:
  • Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld Aflevering 5: Actualisering van de casestudies (vervolg)
  • Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 4: Actualisering van de casestudies
  • Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 3: Actualisering van het propagandamodel
  • Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 2: Inleiding (vervolg)
  • Manufacturing Consent (Chomsky & Herman) Over de leugenfabriek van de demon van het geld - Aflevering 1: Inleiding
  • Een synthese van: Noam Chomsky & Edward Herman:
  • Sergej Prokofieff, Symfonie nr. 5 ('Oorlogssymfonie')
  • Gounod, Faust, soldats
  • Gounod: Faust - Le veau d'or
  • Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, achterflap
  • Jaap Kruithof: Het neoliberalisme
  • Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme - Aflevering 18: Strategie
  • Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme - Aflevering 17: Orde
  • Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme1 Aflevering 16: Ideologie en ethiek
  • Jaap Kruithof, citaat
  • Jaap Kruithof
  • Jaap Kruithof: Het neoliberalisme
  • Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme - Aflevering 15: Televisie
  • Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme - Aflevering 14: Entertainment
  • Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme - Aflevering 13: Individualisme
  • Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme - Aflevering 12: Veiligheid
  • Requiem for the American Dream with Noam Chomsky
  • Tempus fugit (duo Menguy-Le Pennec)
  • Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme1 - Aflevering 11: Deportatie, apartheid of pluralisme
  • psychiaters betuigen spijt voor 'ziekte'-stempel op homoseksualiteit en transgenderisme
  • Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme - Aflevering 10: Het fort Europa, apartheid en fascisme
  • Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme - Aflevering 9: Nationalisme
  • Spielt auf nun zum Tanz! (Andermaal Van Togenbirger)
  • Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme - Aflevering 8: De nieuwe politieke cultuur
  • Jaap Kruithof--
  • Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme - Aflevering 7: Democratie
  • Kruithof, Jaap -
  • Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme - Aflevering 6: De jungle versus de overheid
  • Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme - Aflevering 5: Privatisering
  • Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme1 - Aflevering 4: De economische dictatuur
  • Het lezen waard:
  • Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme - Aflevering 3: Politieke en maatschappelijke veranderingen
  • Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme - Aflevering 2: Een veranderende economie
  • Jaap Kruithofs analyse van het neoliberalisme1 - Aflevering 1: De opmars van het kapitalisme
  • “Wie zijn leven prijsgeeft, zal het behouden” - Deel 3: Het alternatief is de muur
  • “Wie zijn leven prijsgeeft, zal het behouden” - Deel 2: “Wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen”
  • Satyagraha
  • De wet, zijn letter en zijn geest
  • Het lezen waard: DWM, lezersbrief van S. De Meulder
  • “Wie zijn leven prijsgeeft, zal het behouden”
  • “Vrijwillige legerdienst”!?
  • De fraude en de dood - Een gesprek met Omsk Van Togenbirger
  • "Kom op tegen fraude"
  • De waarden van de windhaan
  • Oorlogavond
  • Kaos
  • Kaos ( Paolo Taviani & Vittorio Taviani, 1984) Vose 1
  • Superbia - Over een nog helemaal niet in kaart gebracht probleem
  • Het nieuwe verhaal
  • George Orwell
  • Homeros: Odysseus (film 1997)
  • Sisyphus en Simone Weil
  • De mythe van Sisyphus van Albert Camus
  • Over wolven en schapen
  • Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 11. Over het lot van activisten
  • Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 10. Mensenrechtenactivisme, een bedreiging voor de gevestigde orde
  • Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 9: De dwingende conclusie
  • Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 8: De arts, zijn Orde en de WHO
  • Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 7: Een vurig protest tegen de omerta
  • Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 6: Een ontmaskering van het totalitarisme
  • Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 5: Over heldenmoed
  • Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 4
  • Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 3
  • Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 2
  • Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte)
  • Schuldig verzuim 1
  • Het psychisch vacuüm - Aflevering 2. Intermezzo
  • Het psychisch vacuüm - Aflevering 1. De wereldoorlog, de kwantumtheorie en het Mystieke Lam
  • De splijtzwam en het schip der dwazen
  • God en de oorlog
  • Het fascisme, gisteren en vandaag
  • https://www.hln.be/buitenland/kijk-maga-granny-weigert-trumps-gratie-voor-bestorming-capitool-we-zijn-die-dag-in-de-fout-gegaan~a032fdd8/
  • https://www.hln.be/buitenland/een-dag-na-trumps-inauguratie-beloven-rusland-en-china-relaties-naar-hoger-niveau-te-tillen~a9450138/
  • https://www.hln.be/buitenland/achttien-staten-vechten-trumps-afschaffing-van-geboorterecht-aan-hij-kan-grondwet-niet-zomaar-aan-de-kant-schuiven~aca34aac/
  • https://www.hln.be/buitenland/kijk-bisschop-haalt-uit-naar-trump-tijdens-dienst-en-het-staat-nieuwe-president-duidelijk-niet-aan~a3e91958/
  • Executies
  • Een gigantische opstand in het verschiet?
  • Democratie en immoraliteit
  • Ongewenste mensen
  • p p5
  • Niet Trump komt aan de macht maar Mammon
  • Over verrechtsing en oorlog - Aflevering 5.
  • Over verrechtsing en oorlog - Aflevering 4.
  • Trump
  • Over verrechtsing en oorlog - Aflevering 3.
  • Over verrechtsing en oorlog - Aflevering 2.
  • Over verrechtsing en oorlog - Aflevering 1.
  • Pieter Brueghel de Oude, De parabel van de blinden (1568)
  • De mens en zijn maskers
  • Informatie en Big Brother
  • Sibelius Vioolconcerto
  • Over het lot van de mens - 21. 28 december
  • Over het lot van de mens - 20. Opstand
  • Over het lot van de mens - 19. Het lot, het doel en de onbestemdheid
  • Over het lot van de mens - 18. De waarheid in pacht hebben
  • Het ingebeelde universum (Ludo Noens)
  • Moreels
  • Over het lot van de mens - paragraaf 17 (12)
  • Over het lot van de mens - paragraaf 16 (11)
  • Over het lot van de mens - paragraaf 15 (10)
  • Over het lot van de mens - paragraaf 14 (9)
  • Over het lot van de mens - paragraaf 13 (8)
  • Over het lot van de mens - paragraaf 12 (7)
  • Over het lot van de mens - paragraaf 11 (6)
  • Over het lot van de mens - paragraaf 10 (5)
  • Over het lot van de mens - paragraaf 9 (4)
  • Over het lot van de mens - paragraaf 8 (3)
  • Over het lot van de mens - paragraaf 7 (2)
  • Over het lot van de mens - paragraaf 6 (1)
  • Krieg und Leichen
  • Over het lot van de mens - paragraaf 5
  • Over het lot van de mens - paragraaf 4
  • http://www.dirkdhulster.org/
  • Over het lot van de mens - paragraaf 3
  • Over het lot van de mens - paragraaf 2
  • Over het lot van de mens - paragraaf 1
  • LGBTQIA+, geen minderheid?
  • Euthanasie, sedatie en menswaardigheid
  • Pijnstillers
  • De hergeboorte van de kwakzalverij
  • Hoog in een kuuroord
  • De zwarte paus - Zo werkt extreemrechts (artikel d.d. 8 juni 2020)
  • En liegt de laatste paus dan niet? (een artikel d.d. 29 juli 2013)
  • Fundeert het katholicisme onze beschaving? (10-22 november 2019)
  • Wereldbeeld en diagnose
  • jp c f m
  • dein Geld-
  • Verkapte euthanasie
  • Tijdelijkheid
  • Oh dichosa ventura

    Archief per week
  • 26/05-01/06 2025
  • 19/05-25/05 2025
  • 12/05-18/05 2025
  • 05/05-11/05 2025
  • 28/04-04/05 2025
  • 21/04-27/04 2025
  • 14/04-20/04 2025
  • 07/04-13/04 2025
  • 31/03-06/04 2025
  • 24/03-30/03 2025
  • 17/03-23/03 2025
  • 10/03-16/03 2025
  • 03/03-09/03 2025
  • 24/02-02/03 2025
  • 17/02-23/02 2025
  • 10/02-16/02 2025
  • 03/02-09/02 2025
  • 27/01-02/02 2025
  • 20/01-26/01 2025
  • 13/01-19/01 2025
  • 06/01-12/01 2025
  • 30/12-05/01 2025
  • 23/12-29/12 2024
  • 16/12-22/12 2024
  • 09/12-15/12 2024
  • 02/12-08/12 2024
  • 11/11-17/11 2024
  • 21/10-27/10 2024
  • 14/10-20/10 2024
  • 07/10-13/10 2024
  • 23/09-29/09 2024
  • 09/09-15/09 2024
  • 26/08-01/09 2024
  • 12/08-18/08 2024
  • 05/08-11/08 2024
  • 29/07-04/08 2024
  • 22/07-28/07 2024
  • 15/07-21/07 2024
  • 08/07-14/07 2024
  • 01/07-07/07 2024
  • 24/06-30/06 2024
  • 17/06-23/06 2024
  • 10/06-16/06 2024
  • 03/06-09/06 2024
  • 27/05-02/06 2024
  • 20/05-26/05 2024
  • 13/05-19/05 2024
  • 06/05-12/05 2024
  • 29/04-05/05 2024
  • 22/04-28/04 2024
  • 15/04-21/04 2024
  • 08/04-14/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 25/03-31/03 2024
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 04/03-10/03 2024
  • 26/02-03/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 29/01-04/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 15/01-21/01 2024
  • 08/01-14/01 2024
  • 01/01-07/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 11/12-17/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 04/09-10/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 21/08-27/08 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 07/08-13/08 2023
  • 31/07-06/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 17/07-23/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 03/07-09/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 22/05-28/05 2023
  • 08/05-14/05 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 24/04-30/04 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 03/04-09/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 30/01-05/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 26/12-01/01 2023
  • 19/12-25/12 2022
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 21/11-27/11 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 10/10-16/10 2022
  • 03/10-09/10 2022
  • 26/09-02/10 2022
  • 19/09-25/09 2022
  • 12/09-18/09 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 29/08-04/09 2022
  • 15/08-21/08 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 01/08-07/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 04/07-10/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 13/06-19/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 30/05-05/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 25/04-01/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 11/04-17/04 2022
  • 04/04-10/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 28/02-06/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 14/02-20/02 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 17/01-23/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 06/12-12/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 22/11-28/11 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 08/11-14/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 28/06-04/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 01/03-07/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 11/01-17/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 16/11-22/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 07/09-13/09 2020
  • 31/08-06/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 10/08-16/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 27/07-02/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 06/07-12/07 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 15/06-21/06 2020
  • 08/06-14/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 17/02-23/02 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 15/12-21/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 31/12-06/01 2013
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 16/01-22/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 26/12-01/01 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 23/03-29/03 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 15/12-21/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 20/10-26/10 2008
  • 06/10-12/10 2008
  • 29/09-05/10 2008
  • 25/08-31/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 21/07-27/07 2008
  • 14/07-20/07 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 02/06-08/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 19/05-25/05 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 05/05-11/05 2008
  • 21/04-27/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 24/03-30/03 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 18/02-24/02 2008
  • 11/02-17/02 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 28/01-03/02 2008
  • 24/12-30/12 2007
  • 10/12-16/12 2007
  • 12/11-18/11 2007
  • 20/08-26/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 09/07-15/07 2007
  • 02/07-08/07 2007
  • 11/06-17/06 2007
  • 07/05-13/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 16/04-22/04 2007
  • 09/04-15/04 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 05/03-11/03 2007
  • 19/02-25/02 2007
  • 22/01-28/01 2007
  • 11/12-17/12 2006
  • 20/11-26/11 2006
  • 13/11-19/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 21/08-27/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 26/09-02/10 2005
  • 27/11-03/12 2000
  • 06/11-12/11 2000
  • 25/09-01/10 2000
  • 29/05-04/06 2000
  • 22/05-28/05 2000
  • 24/04-30/04 2000
  • 31/01-06/02 2000
  • 25/10-31/10 1999
  • 28/02-06/03 1994
  • 19/03-25/03 1990
  • 12/03-18/03 1990
  • 05/02-11/02 1990
  • 30/04-06/05 1984
  • 02/04-08/04 1984
  • 12/03-18/03 1984
  • 21/09-27/09 1981
  • 29/06-05/07 1981
  • 30/03-05/04 1981
  • 02/02-08/02 1981
  • 08/12-14/12 1980
  • 24/11-30/11 1980
  • 17/11-23/11 1980
  • 10/11-16/11 1980
  • 03/11-09/11 1980
  • 08/09-14/09 1980
  • 19/05-25/05 1980
  • 10/03-16/03 1980
  • 18/02-24/02 1980
  • 04/02-10/02 1980
  • 28/01-03/02 1980
  • 10/12-16/12 1979
  • 19/11-25/11 1979
  • 15/10-21/10 1979
  • 17/09-23/09 1979
  • 06/08-12/08 1979
  • 12/03-18/03 1979
  • 27/02-05/03 1978
  • 06/02-12/02 1978
  • 30/01-05/02 1978
  • 25/12-31/12 1978
  • 12/12-18/12 1977
  • 05/12-11/12 1977
  • 03/10-09/10 1977
  • 30/05-05/06 1977
  • 02/05-08/05 1977
  • 14/02-20/02 1977
  • 15/11-21/11 1976
  • 12/01-18/01 1976
  • 08/12-14/12 1975
  • 10/11-16/11 1975
  • 07/07-13/07 1975

    Foto

    Boeken van dezelfde auteur.
    Om een boek te lezen, klik op de prent van de flap.

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Beluister hedendaagse klassieke muziek van dezelfde auteur: klik op de prent van de weblog hieronder.


    Foto

    Boeken van dezelfde auteur.
    Om een boek te lezen, klik op de prent van de flap.

    Foto

    Foto


    EN FRANCAIS:
    Foto
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Beluister hedendaagse klassieke muziek van dezelfde auteur: klik op de prent van de weblog hieronder.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per jaar
  • 2025
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2006
  • 2005
  • 2000
  • 1999
  • 1994
  • 1990
  • 1984
  • 1981
  • 1980
  • 1979
  • 1978
  • 1977
  • 1976
  • 1975





    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs