Het recht om te doden: het fundament van onze 'samenleving'...
Eigendom kan bezwaarlijk worden bestempeld als diefstal omdat diefstal reeds het bestaan van eigendom veronderstelt, namelijk: eigendom die in dat geval ontvreemd werd. Privaatbezit mag echter wel volstrekt immoreel en zelfs moorddadig heten waar het gaat om een overschot aan levensnoodzakelijke goederen en middelen waartoe de bezitters ervan de toegang blokkeren voor mensen die aan deze goederen een levensbedreigend tekort hebben.
Dezelfde wet die ons ertoe verplicht om een burger in nood te helpen, lijkt om die reden wel in tegenspraak met de wet op de bescherming van het privaatbezit omdat men wel verplicht lijkt om aan een burger die bijvoorbeeld honger lijdt, een brood uit eigen zak te schenken. Maar uitgerekend het bestaan van instellingen die het maatschappelijke welzijn moeten garanderen, ontslaat ons van dergelijke verplichtingen en garandeert aldus tegelijk de toekomst van het privaatbezit.
Het kapitalistische systeem heeft met andere woorden haar ideologie in moreel opzicht op het droge weten te brengen door de creatie van instellingen van collectieve liefdadigheid die moeten garanderen dat in principe niemand nog van honger hoeft te sterven. De uitvinding van de Openbare Onderstand of het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn dient in de eerste plaats ter rechtvaardiging van het principe van het privaatbezit of, nog correcter gesteld, moet de installatie van het OCMW het verwijt van immoraliteit aan het adres van een ideologie die steunt op het beginsel van het privébezit, in de kiem smoren.
Edoch, dat een mens niet leeft van brood alleen, lijkt hier een geheel vergeten zaak: men acht zich jegens zijn naaste tot niets meer verplicht van zodra men hem verwijst naar de instelling die water en brood verschaft aan bedelaars alsook aan de vogeltjes in de wintertuin. Er wordt met andere woorden helemaal niet meer gesproken over het gelijkheidsbeginsel dat nochtans de inzet bij uitstek was van de Franse Revolutie op het einde van de achttiende eeuw en het christelijke beginsel van de naastenliefde dat gebiedt om het beste te reserveren voor de ander, lijkt al helemaal van een andere planeet.
Maar de invoering van het eigendomsprincipe heeft goede gronden: het vormt de ultieme conditio sine qua non en derhalve de fundering voor het concurrentieprincipe die handige verkapping van het beginsel van de twistzaaiing dat de weg baant naar de heerschappij over de ruziemakers en dat wij van oudsher kennen als het devies divide et impera: verdeel en heers! Ruzie is immers ondenkbaar zonder een al dan niet tastbare zaak waarover wordt getwist of die men in de wacht probeert te slepen. Er is met andere woorden geen onenigheid denkbaar zonder een of ander privaat bezit dat op het spel staat. Zonder het eigendomsbeginsel kan men geen mensen tegen elkaar opzetten en zolang zij niet verdeeld zijn, kan men hen ook niet overheersen: elke tiran moet verdeeldheid scheppen en moet daartoe eerst het privaatbezit invoeren. Het privaatbezit is een uitvinding van de tiran, het is allerminst een aan het volk verleende gunst; het is daarentegen het ultieme middel tot verknechting van het volk.
Derhalve zal een volk dat zich bevrijden wil van het juk van de tirannie in ongeacht welke gedaante, vooraf werk moeten maken van de ontwapening van de tiran en dat betekent uiteraard vooreerst de afschaffing van het privébezit en zelfs het strikte verbod op het hebben van private bezittingen. Het kan vreemd klinken in de oren van mensen die gewend geraakt zijn aan het 'recht' op eigen bezittingen zoals dat bestaat in een kapitalistische wereld, maar is het niet heel wat vreemder om een recht te erkennen om aan anderen levensnoodzakelijke goederen te onthouden, wat in feite neerkomt op het recht om zijn medemensen te doden?
(J.B., 8 juli 2014)
|