"Wij
zijn de heersers der aarde". Over totalitarisme vandaag
Aflevering
6: Wetenschappelijk reductionisme en totalitarisme
Het
maatschappelijke debat over de coronamaatregelen en de
vaccinatieproblematiek, tenminste voor zover het bestaat, wordt al
van bij de aanvang gemanipuleerd door de handlangers van de
farmareuzen die immers provaxers en antivaxers tegenover elkaar
stellen als enerzijds wetenschappelijk gezinde, welgeschoolde en
altruïstische lieden tegenover anderzijds bijgelovige analfabete
egoïsten. Dat de realiteit veeleer het tegendeel is van die
verraderlijke voorstelling mag niet verbazen om verschillende
redenen.
Vooreerst:
zoals Michel Foucault dat heeft uitgelegd in zijn laatste colleges
(1), wordt in een democratie de waarheid structureel buitengesloten
omdat daar de kwantiteit zegeviert boven de kwaliteit en de waarheid
luidt in dit geval dat de reden waarom mensen zich laten vaccineren
niet zozeer te wijten is aan het feit dat zij wetenschappelijk
inzicht zouden hebben maar, zeer integendeel, aan kuddegeest, sociale
druk, boetes en de dreiging van allerhande vrijheidsbeperkingen. Wie
de wetenschappen, de zorg voor zichzelf en voor anderen en tenslotte
ook het bijzonder problematische gegeven van het WTK-bestel ernstig
nemen, zullen zich realiseren dat het nemen van beslissingen over
vaccinatie geen sinecure is gezien de onomkeerbaarheid ervan,
gekoppeld aan de onbetrouwbaarheid van de door allerlei corrupte
instanties aangeprezen kanalen op de vrije markt.
Nota
bene: onder 'WTK-bestel' wordt verstaan: het nefaste conglomeraat van
Wetenschappen, Technologie en Kapitalisme zoals uitgewerkt door
Herbert Marcuse in One-Dimentional
Man
uit 1964 en zoals later ook door enkele Gentse professoren in het
licht gesteld, onder meer door Rudolf Boehm en later ook door Etienne
Vermeersch in zijn pamflet De
ogen van de Panda
uit 1988.
Maar
afgezien daarvan moet nog iets gezegd worden over de wetenschappen
zelf en meer bepaald over hun reductionistisch karakter dat als het
ware geschoeid is op een totalitaristische leest, zoals reeds in de
vierde eeuw Augustinus van Hippo suggereerde in zijn werkje,
getiteld: De
fide et symbolo.
(2)
Het
gaat om een ontsporing van het denken dat inzichtelijk wordt van
zodra men zich bezint over het feit dat mensen
er soms toe neigen om zich aan veralgemeningen te bezondigen. Een
specifieke, onterechte veralgemening doet zich voor waar de mens het
denken dat uit zijn leefwereld stamt, roekeloos projecteert op de
gehele werkelijkheid. In dat geval wordt de metafysische vraag
naar de ultieme zijnsgrond van de werkelijkheid verengd tot de
technische vraag naar haar ultieme bouwstenen. Ten onrechte, want de
werkelijkheid is geen constructie. Zo
wijst Immanuel Kant erop dat wij de natuur pas kunnen kennen
in de mate dat wij in staat zijn om hem zelf te maken; waarmee hij in
feite zegt dat wij de natuur niet kunnen kennen, want niet kunnen
maken. (3) En Spinoza onderscheidt, enerzijds, datgene wat zijn
oorzaak in zichzelf heeft (- God, de natuur) en, anderzijds, de
dingen die hun oorzaak buiten zichzelf hebben. (4) Ook Kurt Gödel
wijst op het onderscheid tussen het scheppen van iets (- uit niets)
en het construeren van iets uit iets anders (- uit iets dat reeds
geschapen is): "Gödel distinguishes creation, in the
sense of making something out of nothing, from construction or
invention, in the sense of making something out of something
else"). (5) Ook Martin Heidegger wijst op het
niet-geconstrueerde karakter van de werkelijkheid. Michael Inwood
verwoordt het als volgt: "Het ingewikkelde is niet
samengesteld: het is niet opgebouwd door eenvoudige elementen te
combineren, en het kan niet worden geanalyseerd alsof dat wel zo is".
(6) In deze
opmerkzaamheid werden zij allen dus nog voorafgegaan door Augustinus,
die de
denkfout in kwestie verklaart: hij bekritiseert ongelovigen die
"vanuit
hun vertrouwdheid met handenarbeiders, huizenbouwers en allerlei
andere artisanen die niets kunnen tot stand brengen zonder
grondstof",
geloven dat ook God (een aan Hem externe) grondstof nodig had om
alles te 'maken'. Maar zelfs indien God dingen tot stand bracht uit
grondstof, dan werd ook die grondstof door Hem uit het niets
geschapen, aldus Augustinus. (7)
Een
perspectief op de werkelijkheid alsof die een maaksel was van een
'opperbouwmeester' (en dat is vrijmetselaarsterminologie), verschaft
aan de mens de
illusie dat
de werkelijkheid een constructie is en dus manipuleerbaar
zoals ook zijn eigen producten dat zijn. Die reductionistische
wereldvisie houdt in dat men alles beschouwt als geconstrueerd uit
meer elementaire dingen zodat in die visie alles maakbaar
gaat lijken. Wetenschappen met een al te reductionistisch karakter
gaan voorbij aan een complexiteit die inherent is aan de
werkelijkheid waardoor zij deze fundamenteel misvatten. De visie op
de werkelijkheid als zijnde maakbaar is uiteraard bijzonder
verleidelijk voor heerszuchtigen maar zij is een kwalijke vergissing
en derhalve een reëel gevaar.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
17 september 2021)
Verwijzingen:
(1)
Zie: Tisallemaiet
d.d.
27 augustus 2020: "Het
tijdperk en de leugens. Aflevering 2: De
structureel verbannen waarheid":
http://www.bloggen.be/tisallemaiet/archief.php?ID=3231354
(2)
Aurelius Augustinus, De Fide et
Symbolo, II:§2. Zie: Augustinus,
Aurelius,
A treatise on faith and the creed
(De fide et symbolo), Christian
Classics Ethereal Library, Calvin College, updated May 27, 1999, pag.
322.
(3)
de Vos, H., Kant als
theoloog, Het Wereldvenster, Baarn
1968, pag. 63.
(4)
Spinoza, Benedictus, Ethica More
Geometrico Demonstrata. Uit het
latijn vertaald en van aantekeningen voorzien door Nico Van
Suchtelen, Wereldbibliotheek, Amsterdam 1979.
(5)
Wang, Hao, Logical
Journey. From Gödel to philosophy,
The MIT Press, Cambridge, Massachusetts 1996, pag. 14.
(6)
Inwood, Michael,
Heidegger,
Lemniscaat 2000, vertaling: W. de Leeuw (O.U.P., Oxford 1997), pp.
110-111.
(7)
Bron: Bauwens, Jan, Trans-atheïsme.
Een christelijk geïnspireerde verrijzenis uit het hedendaags
materialisme , Serskamp 2003,
I.1.C.3.
|