Over
het misbruik van macht
Deel
6. 'In naam van' en 'om bestwil van'
Amper een goed jaar geleden ontstond een controverse
omtrent uitspraken van (de intussen overleden) filosofieprofessor
Etienne Vermeersch inzake de wenselijkheid van
zwangerschapsonderbreking in geval van te verwachten kinderen met het
syndroom van Down en wel omdat de geleerde de mening was toegedaan
dat een wereld zonder 'mongooltjes' een betere wereld zou zijn. Maar
wie die mening verdedigen zijn zich kennelijk niet bewust van het
onderscheid tussen de intrinsieke waarde van een mens en zijn nut en
dat geldt dan ook heel dikwijls voor wie beweren dat mensen
(vervangbare) machines zijn met een (illusoire) ziel die wordt
voortgebracht door de hersenwerking.
Geheel los daarvan getuigt het afleggen van dergelijke
verklaringen uiteraard reeds van een schrijnend gebrek aan empathie
met diegenen over wie de uitspraak wordt gedaan. Edoch, ook die
afwijking delen al diegenen wiens denken zich heeft verengd tot wat
de Duitse filosoof Martin Heidegger het 'rekenende denken' ("das
rechnende Denken") heeft genoemd dat onder meer wordt gekenmerkt
door het herleiden van kwaliteiten tot kwantiteiten en van waarden
tot louter nut.
In feite gaat het hier om een pathologie van het
oordeelsvermogen die ook kenmerkend is geweest voor Adolf Hitler die
immers geloofde dat het goed is voor de staat om alle rotte appels te
verwijderen want dat wordt dan de 'oplossing' (die 'Entlösung') en
de 'verantwoording' voor de uitroeiing (op industriële wijze en
schaal) van de (toentertijd zes miljoen) 'nuttelozen'.
Die ziekelijke visie neemt vaak verraderlijke vormen aan
die er bij minder nadenkende segmenten van de bevolking kennelijk
ingaan als zoete koek en waarmee opportunistische politici op een
volstrekt gewetenloze wijze hun voordeel doen. Zo is er het beruchte
betoog van de Führer dat het niet hoort om jonge en gezonde
mensen naar het front te sturen om daar de thuisblijvende ouderen en
zieken te gaan verdedigen. Of de op affiches geadverteerde
overtuiging dat krankzinnigen maar beter geëuthanaseerd worden omdat
zij alleen maar dure lastpakken zijn. En vandaag verspreidt men die
leugen onder meer in de vorm van de mening dat een wereld zonder
gehandicapten een betere wereld is en, in extenso, dat gehandicapten
voor hun eigen bestwil maar beter worden geaborteerd. De arrogantie
neemt bij steeds meer mensen dusdanige proporties aan dat zij geloven
zich het recht te mogen toe-eigenen om te beslissen over het al dan
niet waardig zijn van andermans leven en aldus over het leven zelf
van een ander. En uiteraard moeten medemensen tegen die waanzin
beschermd worden.
Maar die waanzin gaat nog verder want wie weigeren deel
te nemen aan deze moordpartijen, dreigen te worden bestraft: precies
zoals Hitler de euthanasie (wat betekent: 'de goede dood') voorstelde
als een tegemoetkoming aan de noden van de afgeschrevenen in kwestie
op wiens instemming hij rekende omdat ze aldus niet alleen aan
zichzelf maar ook aan hun volk een dienst zouden bewijzen, (!) zo ook
wordt vandaag bijna als in een standaardprocedure de foetus gescand
op 'tekortkomingen' waarbij de keuze om het kind al dan niet te laten
geboren worden aan de willekeur van de ouders wordt overgelaten en
waarbij tevens te verwachten valt dat eerlang de moeder zal moeten
opdraaien voor de extra kosten welke de handicap zal meebrengen in
geval zij het kind wenst te behouden. Reeds werd een arts veroordeeld
en financieel bestraft nadat hij was aangeklaagd door een vrouw met
spina bifida omdat hij eraan verzaakt had haar als foetus te
aborteren. De actualiteit van dergelijk moorddadig nuttigheidsdenken
toont zich in de kwestie van de financiering van dure levensreddende
geneesmiddelen.
Het spoort niet dat bij het nemen van onomkeerbare
beslissingen over het leven van derden, de betrokken
verantwoordelijken zich laten leiden door nuttigheidsberekeningen -
dat doen zij ook niet als zij moeten beslissen over het eigen leven:
dan blijken zij de intrinsieke waarde van het leven ineens wél te
begrijpen. Het solidariteitsbeginsel heeft precies met dit punt te
maken en is daarom een wezenlijk uitvloeisel van de empathie - het
tegendeel is psychopathie, welke leidt tot het ongepast aanwenden van
een nuttigheidscalculus inzake kwesties van leven en dood.
Maar niet alleen met betrekking tot het fysieke leven
speelt dit probleem: mensen maken ook keuzes over het geloof en de
opvoeding van anderen, vooral waar het gaat om de eigen kinderen.
Nemen zij die keuzes in volle vrijheid, dan kan dit recht weliswaar
verdedigd worden maar inzake bijvoorbeeld religie blijkt vaak veel
druk uitgeoefend te worden en worden beslissingen ter zake dikwijls
door vreemden gestuurd.
Zo lieten eertijds de gelovigen hun kinderen dopen omdat
zij ervan overtuigd waren dat die anders naar de hel zouden gaan:
volgens de katholieke theologie heeft elke boorling ingevolge de
erfzonde de duivel in zich en die moet uitgedreven worden; aan mensen
die hun kinderen niet lieten dopen werd gezegd dat zij
verantwoordelijk waren voor hun zielenheil en er trad een peter op
die in naam van het kind de doopgeloften aflegde. Vandaag laat men
zijn kinderen vaak nog steeds dopen onder het moto: baat het niet,
het schaadt ook niet. De dopeling hernieuwt zijn geloften bij de
volwassenwording maar als hij ze wil afzweren, kan daar een familiaal
conflict van komen zodat aldus de vrijheid waarin god de mens heeft
geschapen, in feite quasi ongedaan wordt gemaakt. Hetzelfde geldt
voor de politieke opvattingen want men kan statistisch vaststellen
dat het stemgedrag van het merendeel van de burgers door hun oudere
verwanten wordt bepaald.
Religies en politieke partijen doen er helemaal niets
aan om de keuzevrijheid te bevorderen omdat zij meer baat hebben bij
het tegendeel en zo kan men vaststellen dat ter gelegenheid van de
verkiezingen politici cadeautjes gaan overhandigen aan de inwonenden
van rust- en verzorgingstehuizen, de facto in ruil voor hun
stem of dat mensen nog steeds door hun werkgevers onder druk worden
gezet om zich bij een welbepaalde zuil te gaan aansluiten voor
verzekeringen, bankverrichtingen, onderwijs en dergelijke zaken meer.
In al die gevallen gaat het om beloften en om 'goede raad', wat
eigenlijk paternalisme heet en dat is op de keper beschouwd het
inpalmen van iemands persoonlijke rechten, het zich toe-eigenen van
andermans politieke, religieuze, sociale en financiële stem en dus
het beroven van iemands keuzevrijheid met het oog op eigen voordeel.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
12 oktober 2019)
|