Over inbeelding
Het staat als een paal boven water dat de vandaag alles overmeesterende opvatting over wetenschappelijkheid (het zogenaamde fysicalisme) die steunt op een microreductionistisch wereldbeeld, berust op een schromelijke denkfout waarop reeds Augustinus van Hippo (354-430) wijst in zijn De fide et symbolo (II§2). Het gaat om de naïeve projectie van mensen die zodanig gewend geraakt zijn aan hun wereld vol werktuigen dat zij zijn gaan geloven dat àlle dingen werktuigen zijn en dat zij, net zoals werktuigen, door een 'Opperbouwmeester' (zoals de vrijmetselaars hun god effectief noemen) samengesteld zijn uit materiaal uit de natuur. Zij geloven in een godheid die net zoals zijzelf het ingewikkelde gemaakt heeft door eenvoudigere dingen volgens een zeker plan te gaan samenvoegen. In het licht van die opvatting worden de dingen dan bekeken als composities die ontleed kunnen worden tot aan hun kleinste onderdeeltjes waaruit, zoals men dan meent, principieel het grotere geheel opnieuw kan worden bekomen door ze 'op de juiste manier' samen te voegen. Alleen blijkt die 'juiste manier van samenvoegen' nog niet te zijn gevonden: een graantje kan ontleed worden in onderdelen maar van zodra men het plan opvat om uit diezelfde onderdelen een graantje samen te stellen, bekomt men wel iets met het uitzicht van een graantje, alleen blijkt dit gemaakte graantje, alle landbouwkundige zorgen ten spijt, helemaal niet te willen groeien. Het is met andere woorden de mens nog nooit gelukt om het goddelijke scheppen na te bootsen en hij kan daarin ook nimmer slagen om de eenvoudige reden dat de natuur helemaal geen constructie is en daarom ook zegt men dat hij geschapen is, wat wil zeggen: gemaakt uit niets. De vraag van Leibniz waarom er iets is en niet veeleer niets beklemtoont slechts het principieel onvatbare van de schepping.
De kaduke ideologie van het microreductionisme regeert helaas de wereld sinds de aanvang van wat wij kennen als de (westerse) wetenschap en uiteraard kunnen foute denkwijzen ook geen geluk brengen en zo klagen de kunstenaars sinds oudsher die overmoed aan in toneelstukken die wijzen op de navenante tegendoelmatigheid die al onze inspanningen om aan god gelijk te worden, begeleidt en die de gedaante heeft van de slang die zichzelf in de staart bijt. Het conglomeraat van het trio wetenschap, techniek en kapitalisme helpt onze wereld in geen tijd naar de verdoemenis, zoals onder meer Herbert Marcuse en zijn medestanders hebben betoogd in de zestiger jaren van de voorgaande eeuw, ook wel genaamd the golden sixties. Want goud kan men niet eten, zoals de mythische vorst Midas al moest ondervinden en telkenmale als die ongemakkelijke waarheid in de geschiedenis opbreekt, wordt gezocht naar alternatieven voor het helaas bijzonder log geworden systeem dat tevens extreem gevaarlijk is geworden. Die alternatieven echter blijken meestal in hetzelfde bedje ziek als het kwaad dat zij bestrijden en dat zich laat benoemen als 'inbeelding' - nota bene volstrekt onderscheiden van 'verbeelding'.
Mensen die het moeilijk krijgen met de werkelijkheid waarvan zij deel uitmaken, neigen vaak tot struisvogelpolitiek, wat wil zeggen: een ontkenning van de feiten. Zij beelden zich in dat de feiten die zich aandienen, een illusie zijn en dan fabriceren zij zelf een illusie welke zij voor werkelijk houden. Die inbeelding is een daad gesteld door een redelijk wezen dat er welbewust voor kiest om de rede niet langer te volgen, waardoor de bewuste persoon het terrein van de rede verlaat maar zodoende ook dat van de openbaarheid waarin recht gesproken wordt over wat waar en onwaar is. Immers, zoals reeds de Ouden wisten, hebben alle mensen eigen, verschillende dromen maar de werkelijkheid is voor iedereen noodzakelijk dezelfde en precies die waarheid (van de universaliteit) vormt de basis van de redelijkheid en ook van de wetenschappelijkheid. Waar de wetenschap het argument van Augustinus onder de mat veegt, degradeert zij zichzelf tot een gesticht dat volhardt in een leugen. Zij versteent er als het ware in en moet al haar energie benutten om de waarheid die immer altijd spontaan uit alles opwelt, steeds opnieuw te onderdrukken. Die energieverspilling vreet haar aan en uiteraard delen ook alle mensen onderhevig aan de leugen in de klappen.
Van inbeelding is sprake waar mensen religies aanhangen die in feite belijdenissen zijn van een geloof dat zich van de feiten heeft afgekeerd. Mensen verwerpen hun eigen sterfelijkheid en zij beelden zich in dat zij in feite onsterfelijke goden zijn die dit alleen nog niet ten volle kunnen begrijpen. Van inbeelding is sprake waar mensen ideologieën aanhangen die sprookjes zijn welke beweren de realiteit te kunnen definiëren. Bij het zich schuldig maken aan inbeelding, prent men zichzelf als het ware een beeld in dat weliswaar voldoet aan zekere persoonlijke wensen maar dat helemaal niet strookt met de werkelijkheid zoals die zich aandient aan onze zintuigen en aan ons verstand. In principe zijn sowieso alle mogelijke beelden van de werkelijkheid inbeeldingen maar hun nefaste werking treedt pas op van zodra zij stagneren. Het is met andere woorden helemaal niet fout en zelfs noodzakelijk om zich beelden te vormen van de realiteit omdat de realiteit de verbeelding prikkelt maar waar men er niet in slaagt om die beelden weer los te laten, waar men zich eraan vasthecht zoals de vrek zich vasthecht aan zijn schat, verstenen zij en doen zij tevens hun bezitter verstenen, alsof die de Medusa had aangekeken. Nietzsche, die een geschoold classicus was, vertaalde het in de volgende zin: “Wer mit Ungeheuern kämpft, mag zusehn, daß er nicht dabei zum Ungeheuer wird. Und wenn du Lange in einen Abgrund blickst, blickt der Abgrund auch in dich hinein.”
Bij het zich afkeren van een inbeelding, neigen mensen er helaas al te dikwijls toe de gemakkelijkste weg te kiezen: zij verwisselen dan de ene inbeelding door een andere, een vaak nog kwaadaardigere leugen. Dat was bijvoorbeeld het geval met de ariosofie, ook wel de nazimystiek genoemd, die de christelijke mythen door Germaanse sprookjes verving. De variaties op dat thema doorheen de geschiedenis zijn ontelbaar, evenals de oorlogen die zij hebben voortgebracht en de ellende die vandaag de mens tot bij zijn eigen afgrond brengt. De verbeelding is verrijkend maar het ernstig nemen van het spel, dat erin bestaat zich in te beelden dat wat men fantaseert ook echt bestaat, is waanzin.
(J.B., 22 mei 2024)
|