Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
27-04-2025
De gevaarlijke kerk
De gevaarlijke kerk
De kerkelijke belijdenis (in de verklaring “Dignitas infinita” d.d. 25 maart 2024) dat men “elke vorm van onrechtvaardige discriminatie en in het bijzonder ook elke vorm van agressie en geweld [veroordeelt] voor ieder mens, ongeacht zijn seksuele geaardheid”1 is misleidend en hypocriet maar bovenal gevaarlijk.
De verklaring door de kerk is misleidend, omdat volgens de katholieke geloofsleer het respect voor de menselijke persoon voor iedereen zonder uitzondering geldt en dus ook voor lhbti+'ers, wat betekent dat het toevoegsel “ongeacht zijn seksuele geaardheid” volstrekt nietszeggend is. Men veinst een tegemoetkoming aan de lhbti+'ers maar die is er aldus helemaal niet. De daad in kwestie kan slechts het oppoetsen van het eigen blazoen beogen, meer niet.
Maar de genoemde belijdenis vanwege de kerkoversten is ook bijzonder hypocriet omdat het oordeel in de kerkelijke geloofsleer dat homoseksualiteit een zonde is, aan de oorsprong ligt van de discriminatie die men beweert te veroordelen. Door lhbti+'ers als zondaars te bestempelen, doet men alsof men er helemaal geen benul van heeft dat het brandmerken van de gemeenschap van de homo's tot een gemeenschap van zondaars, het oordeel en het gedrag van zowel gelovigen als ongelovigen beïnvloedt en wel in de pejoratieve zin: deze vorm van betutteling werkt in het bijzonder polariserend en is ook leugenachtig.
De creatie van een kamp van zondaars is meteen de creatie van een kamp van de niet-zondaars en krachtens de woorden van Christus zelf, bestaan er geen mensen die niet zondigen.2 De tweedeling lijkt abstract maar in de dagelijkse werkelijkheid worden effectief twee kampen gevormd waarbij het uiteraard zo zal zijn dat het ene kamp zich van het andere zal trachten te distantiëren. De kerk doet hier andermaal alsof haar neus bloedt en die houding is in dezer zeer hypocriet aangezien die stigmatisering reeds een oordeel inhoudt. Of ontkent de kerk dan het verband tussen oordeel en gedrag? In dat geval is de moraal van de katholieke kerk die immers het sturen van het gedrag beoogt, totaal absurd.
Vooral is de houding van de kerk tegenover de gemeenschap van de lhbti+'ers ook gevaarlijk. Zoals gezegd heeft het morele oordeel van de kerk een polariserend effect binnen het maatschappelijke gebeuren. Van zodra de pauselijke uitspraak dat homo's zondaars zijn, het nieuws haalt, worden principieel alle acht miljard mensen hiermee gebrainwasht. Zonde wordt uiteraard geassocieerd met het kwaad en waar het kwaad aanwezig is, is er onheil en in de eerste plaats straf.
De kerk beweert nu wel dat zij de gangbare criminalisering en bestraffing (tot en met marteling en doodstraf) van homoseksuelen in talloze landen veroordeelt maar tegelijk lanceert zij bij monde van de paus het begrip van de 'immanente rechtvaardigheid'. Daarmee wordt eigenlijk een geloof in de straffende hand van de almachtige God beleden, in het van Daele woordenboek der Nederlandse taal omschreven als „een zich in het verloop van de geschiedenis noodzakelijke en onvermijdelijk openbarende gerechtigheid." Hiermee zegt de kerk in feite dat in landen waar homo's niet gecriminaliseerd worden, zij alsnog niet onbestraft zullen blijven door die God waarvan de paus belijdt dat hij almachtig is en dat hij Hem vertegenwoordigt.
1,378 miljard katholieken3 krijgen dit te slikken maar ook alle andersgelovigen en alle ongelovigen horen de pauselijke woorden en wat meer is: naar het geloof van de slachtoffers van die zieke hersenspinsels wordt door niemand gevraagd; ook al houden zij de paus voor een megalomane kwakzalver, zij krijgen wat de kerkvorst uitkraamt over zich heen in de vorm van discriminatie en fysiek geweld en steeds vaker betalen zij voor andermans godsdienstwaanzin met hun leven.
De geschetste gang van zaken, is helemaal niet abstract: de praktijk voegt zich quasi naadloos naar de theorie zoals het gehoor zich voegt naar het bevel en dit ingevolge de gekende toestand van de wereld. Verslaving aan drugs, aan macht en aan geld zijn niet langer de uitzondering doch de regel en de verslaafden doen alles wat in hun macht ligt om aan hun blinde driften tegemoet te kunnen komen.
Er zijn vooreerst de zeer goed georganiseerde legale roversbenden die handelen in levensmiddelen en in luxeproducten en die daartoe de vrije hand krijgen mits zij belastingen betalen aan de wereldheersers. Maar naast de economie die haar verlengstuk in de oorlog kent, is er nog het gestaag in omvang toenemende illegale en criminele circuit met tussenin een moerassige grijze zone.
De actoren in de genoemde zone genieten meer vrijheid dan deze die de legale instrumenten bespelen maar omdat zij ontsnappen aan controles zijn zij ook onderhevig aan meer gevaren. En in de vrijere maar gevaarlijkere zone waarin zij opereren, bevinden zich nu precies ook een heel ander soort van activiteiten die allerminst crimineel zijn maar daarentegen levensnoodzakelijk en daar gaat het, beknopt uitgedrukt, om het intermenselijke verkeer van de vrije kennismakingen, waarbij onder meer vrienden worden gemaakt en bijvoorbeeld ook verlovingen worden gesloten.
Daar worden geen contracten ondertekend, alles gebeurt daar min of meer in een sfeer van vertrouwen. Noch de politici noch de clerus hebben daar een zicht op en waar zij dat toch nastreven, opent zich een ongewenste, dystopische wereld waarvoor iedereen op de vlucht slaat omdat hij verband houdt met Big Brother, Brave New World, de theocratie of het totalitarisme.
In die grijze zone, die ons meer vrijheid biedt maar uiteraard ook minder veiligheid, zijn wie onvoldoende beschermd worden door sociale contacten, vogels voor de kat. Door haar misdadige belijdenissen in een bedrieglijk kleedje ontneemt de kerk aan allen die zij ongegrond terecht wijst, de natuurlijke bescherming van de sociale cohesie omdat zij haar zogenaamde 'zondaars' uit het sociale weefsel wegrukt en hen uit het midden van de maatschappij verbant.
Dit ten hemel schreiend onrecht start reeds waar de slachtoffers van de kerk nog kinderen zijn: in de puberteit worden zij op het matje geroepen en aangemaand zich te verzetten tegen hun 'tegennatuurlijke' aard. Op die manier worden zij in de kast gestopt, internaliseren zij de beschuldigingen die zij moeten slikken en blijven zij verstoken van de natuurlijke mogelijkheid om die sociale contacten te leggen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van hun persoonlijke integriteit en voor hun lijfelijk verweer.
Verneemt men dagelijks in het nieuws dat een lijk werd opgevist uit een vijver of dat een ouderling slachtoffer werd van roofmoord, dan gaat het vaak om mensen die hun weerloosheid te danken hebben aan de kerk, die immers hun omgeving tegen hen in het harnas heeft gejaagd. Het gebeurt zoals gezegd geheel onopvallend en onder de dekmantel van zorg en goede bedoelingen maar de gevolgen brengen de eigenlijke inborst achter dat alles overduidelijk aan het licht. De enige uitweg die lhbti+'ers hebben, is de door de kerk zelf aangeboden vluchtheuvel van het seminarie en de kloosters. In cellen, achter hoge muren, of in dienst van een eveneens megalomane vorst die onder de dekmantel van christianisatie zijn kolonies die hele continenten beslaan, berooft en uitmoordt.
(J.B., 27 april 2025)
1Dignitas Infinita, Rome 8 april 2024. Letterlijk: “De Kerk wil allereerst opnieuw bevestigen dat ieder mens, ongeacht zijn seksuele geaardheid, in zijn waardigheid moet worden gerespecteerd en met respect moet worden behandeld. Er moet zorg worden gedragen om elke vorm van onrechtvaardige discriminatie te vermijden, en in het bijzonder ook elke vorm van agressie en geweld.” Cf.: https://www.otheo.be/nieuws/katholieke-kerk-veroordeelt-alle-geweld-discriminatie-gericht-tegen-lhbtiers
2Indien zij wel bestonden, dan had Jezus van Nazareth nooit gezegd: “Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen”.
De mot in het geloof - Aflevering 6. Martelaarschap en hypocrisie
De mot in het geloof
Aflevering 6. Martelaarschap en hypocrisie
Minderheden moeten onrecht verduren dat vaak structureel is en zij zijn dankbare zondebokken in crisistijd: men wil daders om controle te krijgen, bij voorkeur weerlozen die tegen hun wil gemarteld worden. Het gemak waarmee zij beschuldigd worden, is even verbluffend als het vrijpleiten van tirannen: verraad voltrekt zich in samenzweringsverband en blijft zo onbestraft. Maar de sympathie voor tirannen wordt voorgewend, zoals ook het geloof: de belijdenis wendt het geloof voor zoals de lach voorafgaat aan de pret en krokodillentranen aan het verdriet.
Hetzelfde gebeurt met de extase: zij kan ontstaan bij heldendaden maar ook naar aanleiding van pure fictie. Voor wie extase zoeken, wordt de oorsprong ervan algauw bijzaak en uiteraard komen ook geloofszaken aldus op losse schroeven.
Tot de extase die heldendaden begeleidt, komen wie door idealen en derhalve via inzicht de natuurlijke levensdriften naast zich neerleggen: het waardevolle kan met het pijnlijke samengaan, wat in de pedagogie 'uitstel van bevrediging' heet. De extase zelf wordt verwekt door het vertrouwen, dat berekening en direct nut in haar schaduw stelt, wat echter taboe is in een wantrouwige wereld. Maar het trotseren van pijn en schade of zelfs de keuze voor de dood kunnen alsnog getuigen van een extatische 'heilige waanzin'.
In Sterven voor een idee1 vanCostica Bradatan wordt de ultieme zelfopoffering bij een aantal filosofen onderzocht (ook religieus en politiek martelaarschap komen er aan bod), waar zij omwille van hun geloofwaardigheid de daad bij het woord voegen. Ook als zij de messias niet hebben gekend, gelijkt het bovenmenselijke van hun daden op het zoenoffer van Jezus Christus. Maar waar Bradatan uitvoerig uitweidt over het keurig in scène zetten van de marteldood met het oog op het slaan van maximale winst uit wat tenslotte zelfmoord is, rijzen spontaan vraagtekens die ons herinneren aan het bij de aanvang van onze bedenkingen opgeworpen probleem van de hypocrisie, met name waar het gevoel wordt uitgelokt door (aanvankelijk voorgewend) gedrag of zelfs door fictie en op dat punt kunnen wij Bradatan helemaal niet volgen.
Het schenken van vertrouwen kan het op wantrouwen berustende berekenende van het wereldlijke overstijgen maar die 'extase' kan evengoed worden uitgelokt door een (al dan niet aanwezig of zelfs geheel fictief) publiek dat immers kan supporteren, ondersteunen of verheffen. Want succes kan van mensen helden maken of hen althans het gevoel geven dat zij dat zijn. En daar wringt alweer het schoentje.
Om elke twijfel weg te nemen omtrent het mogelijk hypocriete in het martelaarschap, moet men maar denken aan het heldendom van frontsoldaten: zij begeven zich naar de loopgraven onder een tweevoudig verpletterend gewicht: enerzijds handelen zij onder sociale druk of plichtsgevoel en anderzijds onder de dreiging van de schande van desertie die als lafheid geldt, bestraft met de kogel of met sociale uitsluiting. Daarentegen rept het monument van de gesneuvelden op een bijzonder leugenachtige wijze enkel over idealen. Het feit dat de elite der hoogwaardigheidsbekleders die de oorlog regelt, er meestal niet aan denkt om mee te vechten, brengt de samenzwering in het vizier die middels een heimelijke omerta garandeert dat het aldaar toepasselijke verdict 'lafheid' nooit zal worden uitgesproken.
Met betrekking tot het Oekraïense oorlogsfront worden van oostelijke kant slachtoffers in de strijd geduwd door het devies van de orthodoxe patriarch die aanmaant tot vechten zonder angst voor de dood (!) terwijl aan westelijke zijde katholieke bisschoppen de heldendaden van westerse troepen bejubelen als daden van ultieme naastenliefde. Paus en patriarch onderonsen in tussentijd vriendschappelijk, ongetwijfeld aan een rijkelijke dis. John Heartfield, toch?
(J.B., 24 april 2025)
1Costica Bradatan, Sterven voor een idee. Filosoferen met gevaar voor eigen leven, Ten Have, Utrecht 2016. (Oorspronkelijk: Dying for ideas. The Dangerous Lives of the Philosophers, Bloomsbury Academic, 2015.)
23-04-2025
De mot in het geloof - Aflevering 5. Costica Bradatan over sterven voor een idee1 (vervolg 2)
De mot in het geloof
Aflevering 5. Costica Bradatan over sterven voor een idee1 (vervolg 2)
Bradatan, beschrijft hoe Socrates zijn dood heel bewust kiest en aanwendt om er munt uit te slaan, omdat dit zijn stem krachtiger maakt, wat hem ook lukt.2“'Ik sterf liever', zegt Socrates, 'dan dat ik in leven blijf door slaafs om een langer leven te vragen en daarmee, in ruil voor de dood, een veel slechter leven te winnen.'”3
Als volgend voorbeeld neemt hij de dood van Thomas More. Omdat hij, loyaal aan de katholieke kerk, in geweten weigerde met een eed te erkennen dat de koning kerkvorst kon zijn, werd More in 1534 van hoogverraad beschuldigd, waarop de doodstraf stond, en tot aan zijn gebeurlijke marteling en gewisse onthoofding zat hij 15 maanden lang opgesloten in de Tower waar hij ter zelfvertroosting en ter zelfversterking de allegorie A Dialogue of Comfort against Tribulation schreef dat hij bij stukjes en beetjes liet buiten smokkelen.
De lotgevallen van More gelijken op die van Boëtius (ca. 480-524 of 525) die, eveneens beschuldigd van hoogverraad en terechtgesteld, zijn De consolatione philosophiae schreef en waarin hij opwerpt wat hem nog meer dwars zit dan zijn lot: “als God (…) goed is, waarom bestaat het kwaad dan, en waarom gaan slechte mensen vrijuit? 'Want terwijl de slechtheid heerst en bloeit, blijft de deugd niet alleen onbeloond, maar ligt hij zelfs vertrapt onder de voeten van de boosdoeners' (...)”4
In zijn cel klaagt hij tot Vrouwe Filosofie dat hij op devies van Plato die de wijzen in het stadsbestuur wilde, politicus werd maar zij antwoordt hem dat hij een foute kijk heeft op de dingen: werelds en aards geluk (geld, eer, roem en genot) is wankel, verwijdert ons van het geluk en maakt ons dierlijk; men moet daarentegen gelukzaligheid nastreven, die “'zit van nature in de menselijke geest'”5“[Slechte mensen] bestaan niet echt, en hun daden vormen hun straf. Uiteindelijk zijn 'de goeden machtig en de slechten zwak' (…) 'het geluk valt altijd de goeden ten deel en het ongeluk de slechten' (…).”6
More daarentegen ziet de zin van zijn lot pas in het licht van de 'vier laatste dingen' (de dood, het laatste oordeel, de hemel en de hel): de dood is in deze tijd nog onze grootste troost en zijn verschrikking is niets vergeleken bij die van de hel.7 Maar tegenover zijn “dodelijke angst voor de laatste dingen”8 staan de vele verzoekingen van het kwaad.9“Deze wereld is waarlijk een slagveld”10 maar God treedt op als beschermer van de gelovige.11 Voor More is de wereld een gevangenis waaruit we niet weg kunnen met God als cipier. “Zelfs 'de grootste koning ter wereld', zo zegt hij, kan geen gratie krijgen en wordt 'door de ordinantie van God' gedwongen zijn straf uit te zitten in de gevangenis van de wereld 'waaruit niemand kan ontsnappen.'”12“We zijn ter wereld gekomen om te sterven”13, is More's wrede inzicht dat hij deelt met tijdgenoot Jeroen Bosch; de wereld is voor hem een absurd toneel, een gevangenis waarvan de muren onze fysieke beperkingen zijn.14
Moore was overigens ook een mensenvervolger, hij joeg op ketters en eigenlijk was het martelaarschap voor hem een soort van 'oplossing'. Zijn medemensen kon hij voor de gek houden, God nimmer.15 Na zijn Dialogue schreef More teksten over de passie van Christus. Hij vertroost zich ermee, zijn geest is meester over zijn vlees.16
(Wordt vervolgd)
(J.B., 23 april 2025)
1Costica Bradatan, Sterven voor een idee. Filosoferen met gevaar voor eigen leven, Ten Have, Utrecht 2016. (Oorspronkelijk: Dying for ideas. The Dangerous Lives of the Philosophers, Bloomsbury Academic, 2015.)
De mot in het geloof - Aflevering 4. Costica Bradatan over sterven voor een idee1 (vervolg 1)
De mot in het geloof
Aflevering 4. Costica Bradatan over sterven voor een idee1 (vervolg 1)
De geest is onlosmakelijk met het vlees vervlochten en het denken veronderstelt het lichaam, zoals duidelijk wordt in de fenomenologie, maar de geest van de martelaar-filosoof richt zich tégen zijn lichaam en derhalve moeten zij “hun belichaming transcenderen. Hun lichaam is dan niet meer iets om mee te leven, maar iets om te overstijgen, een nieuwe betekenis te geven en tijdens dat proces te vernietigen.”2
Bradatan citeert Simone Weil: “'De mens is zo gemaakt dat degene die verplettert niets voelt; het is de verpletterde persoon die voelt wat er gebeurt'”3 Hij doet bewust wat hij doet en vastberaden en zo zegt Giordano Bruno tot zijn vervolgers: “'U bent ongetwijfeld banger om dit vonnis tegen mij uit te spreken dan ik om het te horen.'”4 Maar de betrokkene heeft geen andere keuze en omtrent “'de meest Socratische van de moderne filosofen'”5, Jan Patocka, merkt Havel op “dat hij zich er steeds meer van bewust werd dat er een beslissend moment zou aanbreken waarop hij 'zijn denken zou moeten testen door te handelen [...] dat hij dit niet kon vermijden of eeuwig voor zich uit kon schuiven, omdat het zijn filosofie uiteindelijk in twijfel zou trekken.'”6 Bradatan: “Dat moment kwam toen hij betrokken raakte bij de Charta-beweging.”7 Op dat moment kan iemand zijn geloofwaardigheid alleen behouden door ervoor te kiezen om te sterven.8
Bradatan verduidelijkt dit middels een personage uit Dostojevski's Duivels, namelijk Kirillov, die inziet dat onze doodsangst verbonden is met het heilige en dat is de zelftranscendentie, de vrijheid, de wil. De martelaar plaatst zichzelf buiten het begrijpelijke maar tegelijk ook buiten de menselijke samenleving (“hij gaat in tegen het overlevingsinstinct waarop het leven gebaseerd wordt”9) en veroorzaakt aldus fascinatie en afkeer (het fascinans et tremendum van het heilige sec. Rudolf Otto).10
Dat lot onderging ook Jan Palach die zichzelf in brand stak op de protesten tegen de inval van de Sovjets (Praag, 1969): zijn ontoegankelijkheid verschaft hem tevens “de mysterieuze macht die voortkomt uit het feit dat hij de dood nabij is.”11 Dat gebeurde ook met de hongerstakende Gandhi.12 Het offer maakt heilig: 'sacrifice' is een samenstelling uit 'sacrum' en 'facere'.13
Ook de filosofe en mystica Simone Weil kwam om doordat ze zich uithongerde: “Dat ze zich uit solidariteit met de onderdrukten van voedsel onthield, moet voor haar (…) een kwestie zijn geweest van trouw blijven aan zichzelf, ongeacht de gevolgen. Ze moet het zelfs als een opperste bevrijding hebben ervaren. Want de ware vrijheid (…) 'wordt niet bepaald door een relatie tussen begeerte en bevrediging daarvan, maar door een relatie tussen denken en handelen.'”14“Zo is datgene wat hier het hardst nodig is en ons in leven houdt misschien wel de honger, niet het eten. Het eeuwige deel van de ziel, zo zegt Weil, 'voedt zich met honger.'”15 Maar het beste is “gegeten worden - verslonden worden door God.”16 Weil gaat daarin zo ver dat ze zegt: “(...) door te bestaan nemen we een plaats in die ons niet toekomt.”17 Weil: “'Moge dit alles (…) mij ontnomen worden (…) en te eten worden gegeven aan gekwelde mensen [die] elke voeding ontberen. (...)'”18
Betreft het godsdienstige martelaarschap betekent het Griekse 'Martys' 'getuige' maar tijdens vervolgingen kreeg het de betekenis van “iemand die gedood werd om zijn geloof[sgetuigenis]”19, zo verklaart Bradatan. Het martelaarschap kan van alles betekenen, zelfs terrorisme. Jezus Christus promoot het: “'Niemand ontneemt mij [mijn leven], maar ik leg het uit mezelf af. (...)'”20 De navolging daarvan verenigt met de verrezen Christus.21“In de kern is het martelaarschap een dematerialisatieproject”22, zo schrijft Bradatan en hij geeft het voorbeeld van Ignatius van Loyola die dronken wordt van het vooruitzicht op de martelaarsdood... “(...) als ik Jezus Christus maar bereik.”23 Zelfrealisatie vergt hier fysieke zelfvernietiging of dematerialisatie. In de islam is een martelaar wie sterf in de (gebeurlijk gewelddadige) strijd tegen ongelovigen (defensief of offensief24).
Godsdienstig martelaarschap voltrekt zich met het oog op een beloning in het hiernamaals.25 Het filosofisch martelaarschap daarentegen biedt geen garanties en is gericht op deze wereld.26“Het is iets groots om voor God te sterven, maar het is misschien wel grootser om te sterven voor geen God.”27 Dat geldt ook voor het politiek martelaarschap, door onder meer de hongerdood, de zelfverbranding of de zelfmoordaanslag die door Bradatan worden besproken.
Voor Gandhi was hongerstaking geweldloos verzet of 'satyagraha' waarmee macht gegeven wordt aan de machtelozen en zo speelde hij vaker met paradoxen. “'Armoede is gezegender dan rijkdom'”28, zei hij en: “'elke mislukking is voor mij een duwtje in de rug geweest.'”29Er zijn treffende gelijkenissen met Weil waar zij zegt: “'eeuwige gelukzaligheid is een staat waarin kijken eten is'”30, terwijl Gandhi zegt: “'vasten is voor de binnenwereld wat de ogen zijn voor de buitenwereld.'”31 Bradatan: “Wat de honger uiteindelijk onthult, is ons schepsel-zijn, en wat hij tot stand brengt is zelftranscendentie.”32
Zelfverbranding was het politieke wapen van Thích Quàng Dúc (Saigon, Vietnam, 1963), Jan Palach (Praag, 1969), Mohammed Bouazizi (Tunesië, 2010). “Op Palachs begrafenis merkte iemand op: 'In wat voor land leven we! Waar het brandende lichaam van een jongen het enige licht voor de toekomst is.'” In enkele jaren tijd (2009-2014) hebben 127 Tibetanen zichzelf in brand gestoken maar ze haalden het nieuws niet (meer)... 33
De “vreselijke, traumatische slachting”34 van zelfmoordaanslagen beogen de dood van anderen, in een “publiciteitsindustrie.”35“Hun eerste doelwit zijn (…) de toeschouwers voor wie ze hun kunststukje opvoeren.”36“De samenleving wordt geterroriseerd maar niet geroerd.”37“Je kunt niet tegelijkertijd echte wapens gebruiken en van je lichaam een symbolisch wapen maken; het een doet het ander teniet.”38 Het is lafheid.39 Overigens is de religie (e.g. de islam) bij terreurdaden louter een dekmantel, betoogt Bradatan want in de Koran is daar nauwelijks iets over te vinden.40
(Wordt vervolgd)
(J.B., 22 april 2025)
1Costica Bradatan, Sterven voor een idee. Filosoferen met gevaar voor eigen leven, Ten Have, Utrecht 2016. (Oorspronkelijk: Dying for ideas. The Dangerous Lives of the Philosophers, Bloomsbury Academic, 2015.)
33.O.c., p. 173. Nota bene: het merendeel van dergelijke zelfmoordprotesten blijft echter geheel onopgemerkt ingevolge algemene onverschilligheid, wat laat vermoeden dat ze legio zijn en hetzelfde geldt voor de ontelbare slachtoffers van de 'ingeburgerde' aanslagen met onder meer auto's, vergiften, drugs en 'medicijnen'.
De mot in het geloof - Aflevering 3. Costica Bradatan over sterven voor een idee
De mot in het geloof
Aflevering 3. Costica Bradatan over sterven voor een idee
Het trotseren van wereldlijk nadeel, fysieke pijn en schade tot en met het risico van om te komen, gedood te worden of zelfs het bewust kiezen voor de dood zijn niet slechts waanzin, zij getuigen van een 'heilige waanzin' welke gepaard gaat met extase. In Sterven voor een idee1onderzoekt de Roemeense filosoof Costica Bradatan de ultieme zelfopoffering bij een aantal filosofen, meer bepaald waar dezen belanden op een punt waar zij hun geloofwaardigheid zouden verliezen als zij de beker (van het lijden) aan zich lieten voorbijgaan.
Het toonbeeld hier is uiteraard Socrates die zich in zijn verdedigingsrede aldus richtte tot het volk: “Schaamt u zich niet dat u zich bekommert om geld (…) en om aanzien en eer, zonder zorg of aandacht te hebben voor bezonnenheid en waarheid en voor uw ziel (…)?”2 Met het ledigen van de gifbeker vereeuwigde Socrates zijn filosofie: de dood in dienst van de onsterfelijkheid.
Een gelijkaardig lot deelden de Alexandrijnse heidense platoniste Hypatia wiens lichaam in 415 werd uiteen gereten door een knokploeg van het regime van patriarch Cyrillus, de Dominicaan Giordano Bruno die in 1600 als ketter op een Romeinse brandstapel belandde en de Tsjechische fenomenoloog en woordvoerder van de mensenrechtenbeweging Charta 77, Jan PatoÄka, die in 1977 bezweek aan een hersenbloeding ingevolge uitputtende politieverhoren.
De betrokkenen blijken 'gewogen' te worden en Bradatan spreekt inzake het doorstaan van de 'test'3 over zelfverwerkelijking (c.q. Hadot) en 'zelftranscendentie'4 maar ook over 'martelaarschap'5, (c.q. Girard) over 'sacralisatie' en 'sacrificatie'6 en (c.q. PatoÄka en Foucault) over de 'zorg voor de ziel'7 die tegelijk een zorg is voor de gemeenschap, waarbij filosofen (sec. Rilke, Marx en Hadot) uiteindelijk het leven en de wereld moeten veranderen.8 Het trotseren van de last van het leven vindt zijn kracht in het doel, de hoogten waarin [e.g. Friedrich Nietzsche] triomfeert over alle kwellingen en vertwijfeling.9
“Filosofie is vleesgeworden woord”10, zo schrijft Bradatan. “Indien Socrates de Atheense rechtbank bijvoorbeeld om vergeving had gevraagd, zou dit (…) zijn gehele filosofische onderneming ondermijnd hebben.”11 Ook Montaigne vreest de dood niet: “'We moeten hem telkens weer voor ons geestesoog oproepen, in al zijn verschijningsvormen.'”12 Bradatan verwijst naar de gewoonte van de oude Egyptenaren om hun banketten te onderbreken met het te voorschijn halen van een menselijk skelet13 en naar het Zelfportret met knekelarm van Edvard Munch.14
Heidegger vergelijkt in zijn Sein und Zeit het leven als 'Sein-zum-Tode' met een rijpingsproces: “Een vrucht is niets tenzij hij rijp is, maar zodra hij zijn rijpheid nadert, is hij zo goed als dood.”15 Hij wijst erop dat het onpersoonlijke ('das Man') ons van de dood vervreemt ('Seinsvergessenheit') en Bradatan wijst op gelijkenissen met Leo Tolstoj in De dood van Ivan Iljitsj. Het hoofdpersonage uit die roman heeft geleefd volgens de eisen van het 'men' dat de dood verdoezelt alsof die gold voor iedereen behalve voor hem. “'Het 'sterven' wordt [in het licht van het 'men'] genivelleerd tot een voorval […] dat aan niemand in het bijzonder toebehoort.'”16, zo citeert Bradatan het commentaar van Heidegger. Tolstoj verhaalt “over de fundamentele leugen waarop de 'publieke opinie' is gebaseerd en de effecten die deze kan hebben op het leven. Het is het verhaal van de meesten van ons.”17 Met het onpersoonlijk maken ervan geloven wij de dood te beheersen maar “de dood ontsnapt ons (…) [terwijl] niemand van ons aan de dood ontsnapt.”18
En dan richt de auteur zich met het mysterie tot de christelijke denker Paul-Louis Landsberg die, in een reactie op Heidegger, de dood (van de ander) ziet als een mystieke ervaring. Op het doodsbed wordt de persoon geboren: “Ons vitale medelijden (…), wordt [bij het doodsbed, direct na het overlijden] vervangen door het diepe besef dat dit wezen, in al de uniciteit van zijn persoon, er niet meer is en niet langer in dit lichaam kan terugkeren.'”19 De plotse en onomkeerbare afwezigheid van de overledene brengt ineens de unieke persoon aan het licht. “We ontdekken dat ons bestaan een brug tussen twee werelden is.”20 Landsberg spreekt (met Plato) over een extatische ervaring en verwijst verder naar het mystieke christendom dat “geen godsdienst van het leven is, de conventionele zienswijze, maar een godsdienst van de dood - van de dood als toegangspoort tot het eeuwig leven.”21 In de dood ervaart de mysticus volgens Landsberg “'de anticipatie op de dood in extase.'”22
Zoals de stier de arena in stormt, onwetend over het gevecht en zijn gewisse dood, zo komt de boorling spelend “'in een lichte wereld die hem onwetend laat over zijn bestemming en over de gevaren ervan'”23, aldus citeert Bradatan Landsberg, wiens 'ontmoeting' met de dood (d.d. 1936) in Ingmar Bergmans Det sjunde inseglet (d.d. 1957 en geïnspireerd door de vijftiende-eeuwse Zweedse schilder Albertus Pictor) werd verfilmd. “Alvorens hem te vernietigen, 'speelt' de dood een tijdje met de mens - bij Bergman speelt hij schaak, bij Landsberg corrida; de mens speelt het spel wanhopig, hij blijft tegen beter weten in hopen dat hij op de een of andere manier een kans heeft (…) de dood behaalt uiteindelijk een verpletterende overwinning.”24
Nota bene: een indrukwekkende variatie op het thema waarbij schaak gespeeld wordt voor het leven (in de gedaante van de liefde) en waarbij de ingewanden van de dood het leven een voetje lijken te lichten, vindt men terug in Kris Vansteenbrugges meesterlijke vertelling, getiteld: “Pat, godverdomme”25.
In de beide verhalen primeert de waardigheid waarmee de dood tegemoet getreden wordt. “Het is de wijsheid van Sisiphus [verwijzend naar Albert Camus]”, aldus Bradatan: “Het absurde van de situatie, het feit dat er geen ontsnappen aan is, de onvermijdelijkheid van de afloop; uiteindelijk doet dit alles er niet toe. Wat ertoe doet, is de daad zelf [het gevecht]. De daad is zijn eigen beloning.”26
(Wordt vervolgd)
(J.B., 21 april 2025 - Paasmaandag)
1Costica Bradatan, Sterven voor een idee. Filosoferen met gevaar voor eigen leven, Ten Have, Utrecht 2016. (Oorspronkelijk: Dying for ideas. The Dangerous Lives of the Philosophers, Bloomsbury Academic, 2015.)
2O.c., p. 46, verwijzend naar: Plato, Apologie 29d-e.
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: