Corona
of de privatisering van het laatste natuurlijke gemeengoed
"Spendeer
uw geld niet aan de lotto want de kans dat gij het groot lot wint, is
even groot als de kans dat hier een ooievaar overvliegt die in de
vlucht zijn behoefte doet in die fles daar in de tuin."
Het zijn de wijze woorden van mijn grootvader en tot onbegrip van de
buren heeft voor zover mij bekend niemand van zijn kinderen of
kleinkinderen ooit op de lotto gespeeld. Mijn grootvader stamde uit
een oorlogstijdperk vol ontzaglijk leed en alsof het een troost was
van de Heer, genieten wie lijden ook de bijwerking van de wijsheid en
op die manier deed mijn grootvader ook enkele voorspellingen waarvan
alras één bewaarheid werd: "Ikzelf
zal het misschien niet meer meemaken",
zo waarschuwde hij, "maar
er komt gewis een tijd dat men water zal verkopen."
Iedereen
woont ergens en kan op zijn grond een put boren, die stroomt vanzelf
vol water, met een emmer aan een zeel of met een pomp haalt men het
naar hartenlust naar boven. Vele duizenden jaren lang was dat een
vanzelfsprekendheid en alleen wijsheid kon bevroeden dat dit niet
eeuwig duren zou. Het betrof de vrees beroofd te worden en dan nog
door soortgenoten, want het mag eindelijk worden gezegd, de tijd
daartoe is rijp: privatisering is regelrechte diefstal en het recht
op privaatbezit is de legalisering van diefstal, de wettelijke
bescherming van rovers en van misdaad zonder meer.
Ooit
kon de mens vrij jagen, het bos was gemeengoed; hij leefde van de
pluk van bessen, fruit en granen in het wild. Maar wild bestaat niet
meer: de domesticatie heeft van wilde beesten vee gemaakt dat wordt
gefokt op stallen en evenzo worden voortaan planten op privégronden
gekweekt. Van zowel dieren als van planten wordt het genetisch
materiaal bewerkt tot nieuwe niet-natuurlijke vormen: de natuurlijke
verdwijnen; de artificiële zijn gepatenteerd, wat wil zeggen dat zij
voortaan het bezit van iemand zijn en dus ontoegankelijk voor wie er
niet voor betalen.
Niemand
kan nog zomaar een huisje bouwen ergens aan de rand van een bos en
verder met rust gelaten worden. Niemand mag nog jagen, plukken of
vissen. Ook naar water boren om zijn dorst te lessen is verboden en
verse lucht is nog slechts voorradig voor wie in staat zijn om daar
veel geld voor neer te tellen: armen wonen in sloppenwijken langs
autosnelwegen. Ook de rivieren waar wij in hete zomers zwempartijen
hielden, zijn voortaan verboden terrein, alsook de meren en de
poelen, zelfs de zee wordt opgeëist door burgemeesters die in
honderdduizenden jaren oude duinen die zij de hunne achten, hun rijke
vriendjes huisvesten die vaak fortuin hebben gemaakt met de
gewetenloze productie van nooit meer wegwerkbare afvalbergen.
Een
stukje grond om te wonen; water om de dorst te lessen; wild, vissen
en bessen om de honger te stillen en zelfs een partner om een gezin
mee te stichten: niets van dat alles is nog gratis want het werd
allemaal ontheiligd, in beslag genomen, in bezit genomen door lieden
die zichzelf boven de goede en vrijgevige godheid hebben geplaatst
maar die noch goden zijn, noch mensen doch demonen.
Gods
natuurlijke schepping wordt afgewezen door het hoofdpersonage van
Goethe's Faust
en door hem ingepalmd met de methode van de afpersing: wie niet
betalen, komen niet aan bod. Het inerte geld neemt prompt de plaats
in van het zaad van wie het de vruchtbaarheid benijdt, de banken doen
zich voor als akkers, onwetenden als bezitters van waarheid,
criminelen als bronnen van goedheid en schijnartiesten trachten de
goddelijke schoonheid van de natuur in hun schaduw te stellen door
voor hun creaties gigantische sommen te eisen. Het paradijs heeft
plaatsgemaakt voor een afzichtelijke kermis. En vandaag wordt
godbetert ook nog eens onze gezondheid in beslag genomen.
We
beseffen niet dat we iets bezitten tot op het ogenblik dat het ons
wordt ontnomen. Gezondheid was altijd al een zo vanzelfsprekend goed
dat er zelfs geen woord had voor bestaan als er geen ziekten opdoken.
Met de oude dag en zijn kwalen maken alleen de gelukkigen onder ons
kennis en zieke mensen zijn veeleer de uitzondering dan de regel maar
sinds kort is gezondheid niet langer een goed dat men kan verliezen:
sinds kort is gezondheid een goed dat niemand bezit tenzij hij en zij
het eerst kopen.
De
minderheid van wijzen hebben het ooit voorspeld: als men vergiften
gaat aanwenden om ziekten te bestrijden, hetzij bij planten, dieren
of mensen, belandt men algauw in een toestand waar men niet langer
zonder die vergiften verder kan. Insecticiden, bestrijders van
schimmels, bacteriën en virussen en medicamenten allerlei: zij
verzwakken de natuurlijke afweer en maken zichzelf onmisbaar zoals de
wandelstok dat doet en alle andere gemaksartikelen, moordende
genotsmiddelen en drugs. De bewering dat de mens zijn brood moet
verdienen in het zweet van zijn aanschijn is geen waarheid omdat hij
in de bijbel staat en om die reden is hij evenmin een geloofsartikel:
de ondervinding zelf heeft de waarde van het gezegde hard gemaakt en
niet geheel vruchteloos werd om die reden de spreuk dat men niet moet
lopen doch op tijd vertrekken ,vervangen door het geloof dat beweging
even noodzakelijk is als brood en werd het ideaal van de geslaagde
burger gewijzigd van de dure sigaren rokende dikkerd in zijn fauteuil
naar de magere werkmens.
Medicamenten
zijn beslist een heil als zij correct worden aangewend, trouwens
evenals ons dagelijks voedsel dat dodelijk wordt eenmaal we er teveel
tot ons van nemen: de oude regel van de juiste middelmaat blijft
gelden, het tomeloze vooruitgangsgeloof ten spijt. Vandaag dienen
medicijnen zich niet langer aan als een noodzakelijk kwaad maar zij
dringen zich op als een onmisbaar goed: pas als men ze inneemt, kan
men gezond zijn - zo willen zij ons laten geloven. Alsof zij de
gezondheid zelf in pacht hadden. En zo gaan zij met hun leugens
uiteraard dezelfde toer op als de religie van weleer en dat is de
preventieve toer: het voorkomen van het kwaad, waarvoor men uiteraard
eerst bevreesd gemaakt moet worden, zoals men bevreesd was voor de
hel, door de consumptie van onder meer vaccins, en dat alles in het
kleedje van de volksgezondheid, zodat niemand zich eraan onttrekken
kan zoals dat ook het geval was met de dienstplicht of de bereidheid
om soortgenoten te doden voor het welzijn van het eigen volk - de
gewetensbezwaarden avant-la-lettre waren verraders en kregen de dood
met de kogel.
Niemand
zal betwisten dat de heelkunde een gift is uit de hemel, tenminste
zolang zij heelkunde blijft, wat wil zeggen: de kunde en de kunst om
te genezen. Sinds enkele decennia kennen wij de waarschuwing van
cultuurfilosoof Ivan Illich met betrekking tot de ziekmakende werking
van de heelkunde. Het is andermaal de wandelstok die zich onmisbaar
maakt en die er op deze bedrieglijke manier voor zorgt dat zijn
fabrikant zich niet met een doordeweekse Toyota Corolla moet
verplaatsen. Of hoe het kapitalisme er andermaal voor zorgt dat de
gezondheid van de mensheid wordt opgeofferd aan de sociale status van
een handvol superrijken.
(J.B.,
9 augustus 2020)