Aflevering
7: Slavenopstanden, abolitionisme en de terugkeer van de slavernij
In
1685 vaardigde Lodewijk XIV een 'Code noir' uit maar die werd niet
nageleefd, de plantage-eigenaren deden hun zin met de slaven en zo
kwamen er aan het einde van de achttiende eeuw slavenopstanden, mede
door het abolitionisme, geïnspireerd door de baptisten en de
methodisten. Tegen 1804 was de slavernij in Noord-Amerika afgeschaft,
in het Zuiden hield zij nog een tijdlang stand maar vele slaven
vluchtten ondanks het gevaar gemarteld, gecastreerd of gedood te
worden: deze revolutionairen werden 'marrons' genoemd en zij
stichtten eigen gemeenschappen waar zij gewassen teelden en ook
smokkelhandel dreven; zij stichtten onder meer San Lorenzo de los
Negros (sinds 1932 Yanga geheten (Veracruz)) en Palmares (waarvan de
hoofdstad uitgroeide tot de Braziliaanse stad União). Rond 1740
kwamen de slaven in opstand in de Britse kolonie Jamaica waar de
Britten de opstandelingen voor zich trachtten te winnen en in 1763 in
de Nederlandse kolonie Berbice waar wrede repressies volgden. In
Frans-Guyana groeide een gemeenschap van ontsnapte slaven (marrons)
en ook daar was de repressie wreed, velen lieten het leven, een van
de voormannen werd geradbraakt. In 1730 trachtten de Nederlanders het
verzet van de slaven in hun kolonie in Suriname te breken door middel
van wrede terreur en martelingen: "Eén werd opgehangen aan
een ijzeren haak die recht tussen zijn ribben werd gestoken. Twee
werden aan palen vastgeketend en langzaam verbrand tot de dood. Zes
vrouwen werden gemarteld totdat ze de geest gaven en twee meisjes
werden onthoofd." (1) Maar de marrons lieten zich niet
afschrikken en streden voort, een halve eeuw lang. In Florida werd de
marronsamenleving (Mose) aangemoedigd. In 1739 brak een opstand uit
in South Carolina: de slaven stalen geweren, onthoofdden hun
opzichters, roofden huizen leeg, staken ze in brand, slachtten de
gezinnen af en trokken verder als een steeds aangroeiend leger dat de
blanken die hun pad kruisten vermoordde. Mose viel in 1763. De Franse
Revolutie in 1789 maakte de plantage-eigenaren doodsbang en in 1791
brak opstand uit in Saint-Domingue waar een half miljoen slaven
woonden: "Gewapend met de scherpe messen die ze anders
gebruikten om suikerriet te kappen, vielen ze het herenvolk aan en
doodden iedereen die ze tegenkwamen. Al snel lagen de plantages in de
noordelijke provincies in de as." (1a)
In
1793 werd de slavenhandel verboden, men hoopte dat de bevrijding rust
zou brengen maar die hoop bleek ijdel. De slaven wilden naast
vrijheid ook macht, ze gingen Saint-Domingue zelf besturen. Maar in
1802 stuurde Napoleon een leger van 23.000 man, versloeg de
opstandelingen en wilde de slavernij opnieuw invoeren, wat tot een
nieuwe opstand leidde die gewonnen werd door de zwarten: in 1804 werd
het eiland de onafhankelijke staat Haïti.
Batavia
Indonesië
is een enorme archipel die toentertijd Nederlands Indië heette en
waarmee de Nederlanders met hun Vereenigde Oost-Indische Compagnie of
VOC handel dreven en het handelscentrum Jayakarta werd Batavia
gedoopt omdat de Bataven een Germaans volk waren dat in de
prehistorie in Nederland had gewoond. Batavia werd een grote
slavenmaatschappij met aanvankelijk kettingslaven (slaaf gemaakt door
straf) en arbeidsslaven (geimporteerd uit India en Birma). (2) De
Nederlanders behandelden hun slaven met wreedheid, onder meer
beschreven in Multatuli's Max Havelaar. (3) Bekend is de
tragische liefdesgeschiedenis van Saïdjah en Adinda, in het
zeventiende hoofdstuk, dat als volgt begint:
"Saïdjah's vader
had een buffel, waarmede hij zijn veld bewerkte. Toen deze buffel hem
was afgenomen door het distriktshoofd van Parang-Koedjang, was
hij zeer bedroefd, en sprak geen woord, vele dagen lang."
(4)
Naast
slaven waren er de vaak efficiëntere 'dwangarbeiders': zij waren
vrij maar moesten zwaar werk doen voor de kost. Waar de islam heerste
behoedde de sharia de moslims ervoor dat zij verkocht en verscheept
werden.
Ook
in Kaapstad (Zuid-Afrika) waar de Nederlanders arriveerden in 1652,
deden zij aan slavenhandel: omdat de streek dun bevolkt was voerden
zij er Afrikaanse slaven in uit Guinee, Angola en Madagaskar. Uit
vrees voor opstanden werden de slaven er onderdrukt, opgesloten en
door speciaal getrainde honden bewaakt. "Het was niet
ongebruikelijk dat slaven werden onderworpen aan martelingen om
bekentenissen af te dwingen. Slaven werden geradbraakt op een wiel.
Slaven werden op palen gespietst. Slaven werden langzaam dood
gewurgd. De knecht werd opgedragen om vlees van slaven te trekken met
behulp van gloeiende tangen. (...) Slavinnen die weigerden met hun
eigenaren te slapen, werden zwaar gestraft, wat erin resulteerde dat
ongeveer 7 procent van de hedendaagse Afrikaanssprekende witte
bevolking van Zuid-Afrika slavenbloed in de aderen heeft."
(5) Hoewel ze zich ertegen verzetten, kregen de loonarbeiders in de
praktijk dezelfde sociale status als de slaven. "De
eigenaardige slavernij bij Kaap de Goede hoop droeg het zaad van de
apartheid in zich." (6) Verzetsbewegingen kwamen op.
Onder
invloed van de Verlichtingsideeën van Montesquieu en het liberalisme
van Adam Smith maar ook vanuit religieuze hoek (quakers, methodisten)
kwam in de tweede helft van de achttiende eeuw het abolitionisme op,
het verzet tegen de slavenhandel en tegen de slavernij zelf. In de
negentiende eeuw werden daarrond in Engeland alom druk bijgewoonde
lezingen gegeven en verenigingen opgericht en vooral twee symbolische
acties maakten veel indruk: de wijdverspreide Wegwood-medaille met
daarop de afbeelding van een geknielde en geketende zwarte met de
tekst: "Am I not a man and a brother?" alsook een
tekening van het slavenschip Brookes met in het ruim 450
opeengepakte slaven voor de overtocht over de Atlantische Oceaan.
Na
Denemarken in 1803 verbiedt Engeland in 1807 de slavernij, in 1814
volgen Nederland en de VS, dan Frankrijk. Maar militair geweld was
nodig om het slaventransport te verhinderen en in de praktijk bloeide
de slavenhandel in de negentiende eeuw als nooit voordien. Werner
Herzog's Cobra Verde geeft er een aangrijpend beeld van. In de
negentiende eeuw werden 3,33 miljoen slaven uit West-Afrika (Loanga,
Angola, Mozambique) geëxporteerd, een even riskante als winstgevende
handel. Na het verbod op slavernij bleef de handel nog 50 jaar
bestaan in Spanje (Cuba, Puerto Rico), Brazilië en Portugal. De
bevrijde slaven moesten worden teruggebracht naar hun thuislanden
maar dat bleek ondoenbaar. De negentiende eeuw werd met de Caraïben
(Jamaïca) en Latijns-Amerika (Brazilië) de eeuw bij uitstek van de
slavernij. Esaias Tegnér dicht in 1806:
"Hindoes
met parels en bloed kopen hun Eden niet van jou,
De neger is dood gegeseld, och!
om jouw thee te zoeten." (7)
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
10 januari 2020)
Verwijzingen:
(1)
Dick Harrison, De geschiedenis van de slavernij van Mesopotamië
tot moderne mensenhandel, Uitgeverij Omniboek, Utrecht 2019.
(Oorspr.: Slaveriets historia, Historiska Media, Zweden 2015),
p. 379.
(1a)
Dick Harrison, o.c., p. 385.
(2)
Dick Harrison, o.c., p. 389.
(3)
Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Eduard_Douwes_Dekker
(4)
Zie: http://www.gutenberg.org/cache/epub/11024/pg11024.html
(5)
Dick Harrison, o.c., p. 411.
(6)
Dick Harrison, o.c., p. 416.
(7)
Dick Harrison, o.c., p. 431.