Over het referendum en over het buiten kieperen van vreemdelingen
Sinds de zeventiger jaren en dus lang voor de tijd dat fabrieken vol hingen met camera's of dat er sprake was van meldpunten voor pesten, schminkte de Duitse undercoverjournalist Günter Wallraff zich totdat hij er zoals een echte Turk uitzag, om vervolgens te gaan solliciteren in de Duitse industrie die toen veel gastarbeiders tewerk stelde. Ganz unten (1985), in het Nederlands verschenen als Ik, Ali, onthulde mensonterend misbruik van ondergeschikten van buitenlandse origine en vervulde eenieder met grote verontwaardiging. Gastarbeiders verdienen onze dankbaarheid maar zij bleken door sommigen als minder nog dan als honden te worden behandeld.
Ook vandaag nog mogen gastarbeiders wat betreft het onrecht dat zij nog steeds te verduren hebben, rekenen op de steun van deze bijzondere mensenrechtenactivist, die uiteraard geleerd en genuanceerd genoeg is om in te zien dat religieuze eisen die vloeken met de mensenrechten niet van de immigranten zelf afkomstig zijn doch vanwege moslimextremisten die er echter wel blijken in te slagen om steeds meer druk op hen uit te oefenen. Dat blijkt onder meer uit een interview van 5 november 2010 dat Wallraff gaf aan Ursula Rüssmann voor de Frankfurter Rundschau naar aanleiding van de zaak Sakineh Aschtiani.
Deze Iraanse werd conform het moslimrecht (en volgens velen op de koop toe onterecht) veroordeeld op beschuldiging van ontucht en zij zou ook omgebracht worden, aanvankelijk door steniging, later door ophanging, zoals geopperd werd. In het genoemde interview zegt Wallraff dat het hem grote zorgen baart dat ook gewone moslimverenigingen zich niet uitspraken tégen die middeleeuwse praktijken. De leden van die verenigingen, aldus Wallraff, komen zich bij hem beklagen dat ze onder druk staan. En ook Wallraff zelf getuigt van die pressie: toen hij in Keulen opkwam voor de bouw van een moskee en hij dan ook werd uitgenodigd om te zetelen in een raad van de moskee, prepareerde hij voor die gelegenheid een tekst ter voorlezing uit Salman Rushdee's Duivelsverzen. De vereniging stemde toe, maar de oversten in Turkije staken daar direct een stokje voor. (1)
Er is uiteraard moed nodig om zich uit te spreken tegen onrecht, ook al gaat het om onrecht waarvan men zelf het slachtoffer is. De reden daarvoor ligt in het feit dat men zich niet tegen de boosdoener te verzetten durft omdat die het wel eens allemaal nog veel erger kon maken. Vaak spreekt men in dat verband over het Stockholm-syndroom: niet onterecht, want ook hier zijn de slachtoffers in wezen gijzelaars die hun verzet misschien wel met hun leven moesten bekopen. De vrees van deze gegijzelden is, gezien de bewezen boosaardigheid van de fundamentalisten, allerminst ongegrond. En men kan zich dan in alle ernst de vraag stellen of de moslim in de straat er niet heimelijk op hoopt dat zijn gastland het extremisme harder aan gaat pakken in plaats van het te tolereren, zogezegd in de naam der godsdienstvrijheid.
Onlangs spraken de Zwitsers zich in een referendum afwijzend uit inzake de bouw van minaretten in hun land. Er was fel wat tegenstand, ook vanwege 'rasechte' Zwitsers, maar gezien de feitelijkheid van de hoger genoemde 'druk' kan men de vraag stellen of die eis om minaretten dan van de Zwitserse moslims zelf afkomstig was ofwel van extremisten die hen gijzelen en die er heel andere bedoelingen op na houden dan de vrije beoefening van godsdienst. Temeer daar die extremisten in eigen land bijzonder fel tégen de vrijheid van godsdienst gekant blijken - zo fel dat zij andersgelovigen gewoon stenigen.
Dat het merendeel der Zwitsers de misdadigers van vreemde origine het land uitgezet willen zien, is nog een heel andere kwestie die slechts ten dele aan de eerste kon verwant zijn. Het hanteren van verschillende strafmaten voor autochtoon en allochtoon spreekt het gelijkheidsbeginsel tegen en suggereert dat allochtonie misdadig zou zijn, wat uiteraard absurd is. Gelet op wat het werk van Wallraff aan het licht bracht, ware een omgekeerde maatregel veel rechtvaardiger: een beetje begrip voor weliswaar illegaal gedrag dat echter deels kon volgen uit het doorstane onrecht.
Bovendien is er de vraag of een referendum wel geschikt is om veroordelingen uit te spreken. Een volksraadpleging lijkt weliswaar het tegendeel te zijn van een dictatuur, maar volgens sommigen is het slechts een andere vorm daarvan: een dictatuur van de massa. In een gezonde democratie regeren niet zonder redenen afgevaardigden van het volk en zij nemen principieel ook geen beslissingen zonder een voorafgaand wetenschappelijk onderzoek en een onderbouwd publiek debat. En dit los van het feit dat daar van een voor de democratie onmisbare scheiding der machten al helemaal geen sprake meer kan zijn.
(J.B., 29 november 2010)
Noten:
(1)