Hoe
Europa groot en rijk werd
Aflevering
4: De wreedaardigste handel ooit
Meer
dan vier eeuwen lang heeft zich de meest wreedaardige uitbuiting uit
de hele geschiedenis voltrokken over de Atlantische oceaan tussen de
continenten, een uitbuiting van mensen door mensen met meer dan tien
miljoen slachtoffers en kennelijk in een volstrekte afwezigheid van
ook maar een greintje menselijkheid of geweten, meer nog: een
wreedheid onder initiatief en toezicht van de zelfverklaarde
vertegenwoordiger van God zelf op aarde: de paus. Een uitbuiting
waaraan het Westen zijn exuberante rijkdom dankt en nog steeds dankt,
want in enigszins verdoken vormen gaat de slavernij vandaag gewoon
door.
Het
begon met de ontdekking van Amerika door Christoffel Columbus, een
Genuees die ook thuis was in Portugal en Spanje en die voer onder
Spaanse vlag. Tot zijn dood heeft hij geloofd Azië ontdekt te hebben
maar het ging om de Amerikaanse continenten en direct zag het Westen
brood in de 'Nieuwe Wereld': paus Adrinanus VI stuurde in 1513 een
brief naar de 'Indianen' (het beruchte 'requerimento') waarin hij
duidelijk maakte dat hij het goddelijke gezag was op aarde en dat zij
hem bijgevolg gehoorzaamheid verschuldigd waren. Zij moesten zich
laten dopen en onderdaan worden van de Spaanse vorst, op straffe van
verslaving en dood.
Het
opzet was om de hele bevolking van roodhuiden te laten werken op
aldaar aan te leggen plantages van vooral suikerriet. Toen de
inheemsen verzet boden, dreigden zij allemaal te worden uitgemoord,
edoch de meesten van hen stierven binnen de kortste keren ingevolge
westerse ziektes waartegen zij geen weerstand hadden. De plantages
van de Spanjaarden geraakten bijna onbemand en daarom deden zij een
beroep op de Portugezen die handel dreven aan de Afrikaanse
kustgebieden. Daar kochten de Portugezen slaven van de grote
Afrikaanse koningen die jacht maakten op hun eigen volk en zij
transporteerden hen met zeilschepen naar Amerika. De slaven werden
betaald met geweren. De vloot reisde aldus in driehoeksvorm: van
Europa naar Afrika geladen met geweren, van Afrika naar Amerika
geladen met slaven en van Amerika naar Europa geladen met suiker.
Na
Spanje en Portugal gingen ook Frankrijk, Engeland, Nederland en de
Scandinaviërs in slaven (maar ook in specerijen, ivoor en goud)
handelen en de tol aan menselijk leed en aan mensenlevens was enorm:
vele slaven stierven nog voor zij inscheepten en soms meer dan de
helft van hen kwamen om op zee ingevolge dorst, scheurbuik,
besmettelijke ziekten en wreedheden. In zijn Transformations in
Slavery geeft Paul E. Lovejoy de cijfers inzake de
Trans-Atlantische slavenhandel: tussen 1450 en 1900 werden 11.313.000
zwarten, door hun eigen Afrikaanse koningen buit gemaakt en verkocht,
als slaven naar Amerika verscheept. En het was niet een of andere
mentaliteitsverandering die hieraan een einde dreigde te maken, maar
de slavenopstanden zelf.
De
Afrikaanse koningen moesten contractueel, in ruil voor geweren,
jaarlijks vele tienduizenden slaven leverden voor het transport naar
de Amerikaanse plantages omdat de slaven al binnen de paar jaar
crepeerden en vervangen moesten worden en het Afrikaanse binnenland
geraakte ontvolkt. In tegenstelling tot de slaven uit de oudheid, die
een relatief comfortabel leven leidden en vaak ook in hoge functies
werkzaam waren en gezag droegen, werden in dit tijdperk de slaven als
verwaarloosde dieren behandeld: zij werden veracht.
Congo
was een grote leverancier van slaven en sprak zich uiteindelijk tegen
de slavenhandel uit maar de Portugese koning antwoordde leugenachtig
dat Congo daar wel moest mee doorgaan omdat het niets anders te
verkopen had. Uiteindelijk viel Congo uiteen en het is toen dat de
charismatische hervormster Beatrix Kimpa Vita opstond: "Ze
verklaarde zich geïnspireerd door Sint-Antonius en werd krachtig
gesteund door Congolese boeren, die haar prezen als heerser in een
herbouwd Sao Salvador. De poging eindigde in een tragedie. Als een
Afrikaanse Jeanne d' Arc eindigde Beatrix in 1706 op de brandstapel."
(1)
Maar
de grootste wreedheden speelden zich af op de suikerrietplantages, en
dan vooral in Jamaica, waar men de afgedankte slaven, vastgebonden op
een plank, in de ravijn wierp. Zoals in de latere concentratiekampen
en dat alles naar het voorbeeld van het kleed van Christus, toont
zich de meedogenloosheid in het hergebruik van de kleren van de
ongelukkigen, getuige dit slavenlied:
Breng
hem naar de geul! Breng hem naar de geul!
Maar
breng de kleren en de plank terug.
O!
Meester, meester! Ik nog niet dood!
Breng
hem naar de geul! Breng hem naar de geul!
Draag
hem weg! (2)
(J.B.,
29 december 2019)
Verwijzingen:
(1)
Dick Harrison, De geschiedenis van de slavernij van Mesopotamië
tot moderne mensenhandel, Uitgeverij Omniboek, Utrecht 2019.
(Oorspr.: Slaveriets historia, Historiska Media, Zweden 2015),
p. 309.
(2)
Dick Harrison, o.c., p. 326.