De
toekomst ligt vast
Een
interview met Omsk Van Togenbirger de Waelekens
We
ontmoetten hem op zijn buitenverblijf waarvan op zijn verzoek de plek
niet vermeld zal worden Omsk Van Togenbirger wordt immers liever
niet gestoord tijdens zijn werk aan een boek dat onze aloude kijk op
de werkelijkheid misschien wel een flinke deuk zal geven want een van
de grondgedachten daarin luidt dat de toekomst niet iets is dat nog
te gebeuren staat maar een reeds vanaf het begin voltooid project...
Omsk
van Togenbirger, om te beginnen, als het mag, een heel klein vraagje
over uw identiteit, want onlangs haalde een lezer die mij toevallig
tegen het lijf liep de kwestie aan met betrekking tot uw echtheid:
bestaat gij echt of zijt gij slechts een personage? Maar ook als gij
die vraag liever niet beantwoordt, dan maken wij daar uiteraard geen
drama van.
OVT:
Haha, dan zoudt gij dus iemand wezen die zijn personage
ondervraagt? Wel, ik heb op mijn leeftijd natuurlijk al vreemdere
dingen gehoord, maar wat ik vooreerst wilde zeggen: men moest maar
eens ophouden met danig neerbuigend te doen als men het over
zogenaamde personages heeft, alleen al omdat de grote Shakespeare
heeft gezegd dat wij dat allemaal zijn, op het schouwtoneel van de
wereld, en gij zult wel weten dat zulks helemaal geen beeldspraak is!
Verklaar
u nader!
OVT:
Men moet niet neerbuigend doen over personages, alsof zij slechts
personages waren! Werkt gij soms wel eens met hout of met een ander
materiaal? Ik bedoel: hebt gij thuis een stal waarin gij in uw vrije
tijd dingetjes kunt maken? Kastjes, deurtjes, noem maar op?
Dat
gebeurt, inderdaad...
OVT:
Wel, zeg mij dan eens of die maaksels van uw handen exact doen
wat ge van hen verlangt; ja, beantwoord deze vraag maar eens
vooraleer wij verder praten!
Wat
bedoelt gij precies?
OVT:
Ik bedoel uitgerekend wat ik zeg. Stel eens dat ge met uw beitels
een mannetje wilt snijden uit een stuk hout, dan vraag ik u of het
mannetje dat te voorschijn komt, er exact uitziet zoals gij het
gewild hebt?
Vanzelfsprekend niet, ik ben
immers geen beeldhouwer...
OVT:
Maar stel dat gij een volleerd beeldhouwer waart!
Dan
nog zou mijn creatie onvolmaakt zijn, ja.
OVT:
En waar ligt dat dan aan, denkt gij?
Het
eeuwigdurende tekort aan vakkennis, vermoed ik...
OVT:
Dat is één factor, inderdaad, maar stel eens dat gij volleerd
waart, wat zou u dan nog verhinderen om exact uit te beelden wat gij
voor ogen hadt?
Geen
idee...
OVT:
Denk toch maar eens zelf na!
Wel...
het materiaal misschien?
OVT:
Inderdaad, dat is nog een belangrijke factor: ge kunt een beeldje
voor ogen hebben dat zo glad is als ivoor maar hout krijgt gij nooit
zo glad omdat het nu eenmaal hout is! En werkt gij in glas, dan kunt
ge u een onbreekbaar beeldje voorstellen, maar laat gij het per
ongeluk vallen, dan spat het tegen de vloertegels in stukken en in
brokken uit elkaar!
Ontegenzeggelijk...
OVT:
En dat is nu precies wat ik zeggen wil: als gij iets maakt, dan
is er inderdaad vooreerst uw wil, uw voorstelling, uw project of uw
idee, en daarmee vangt gij aan wat gij wilt, maar vervolgens is er
ook de wereld waarin gij vorm geeft aan uw project, en in die wereld
gelden wetten waarover gij helemaal niets te bedisselen hebt.
Helemaal
niets?
OVT:
Het zijn wetten die, als gij de wind van voren hebt, zelfs aan de
haal kunnen gaan met uw project!
Heb
je van je leven!
OVT:
Jawel, en dat geldt niet alleen voor houten beeldjes, die grof
zijn, of brandbaar, maar dat geldt evenzeer voor personages: zij zijn
pas echt of geloofwaardig op voorwaarde dat zij gehoorzamen aan de
wetten die gelden in de specifieke wereld waarin zij bestaan, en aan
die wetten hebt gij evenmin iets te zeggen als aan de wetten van de
fysieke wereld waarin uw glazen beeldjes breken, ziet ge?
Nu
gij het zegt...
OVT:
Kijk, dat kind daar in dat gezellige huisje: het is Kerstmis en
het zit te spelen onder een kerstboom, het speelt met kaarsjes en met
lucifers, het strijkt een lucifer aan. En nu vraag ik u of het kind
dan gewild heeft dat een tragedie zou volgen op wat het deed?
Uiteraard
niet!
OVT:
Maar de wereld die het kind voor ogen heeft verschilt kennelijk
een weinig van de echte wereld waarin vuur om zich heen grijpt en al
het brandbare verslindt...
Het
kan uit de hand lopen...
OVT:
Letterlijk, ja, uit-de-hand. En dat komt omdat wij de
wereld waarin en waaruit wij dingen maken, niet in-de-hand
hebben. Onze glazen beeldjes breken of onze personages nemen een
loopje met het verhaal.
Dat
laatste versta ik toch niet goed, want bestaan personages niet in een
volstrekt geestelijk wereld, onbeperkt door fysieke wetten?
OVT:
Maar als zij niet door wetten beperkt zouden worden, dan zouden
zij ook niet kunnen bestaan, want er zijn wetten nodig om er gestalte
aan te geven!
Gij
bedoelt de wetten van de taal?
OVT:
Niet in de eerste plaats, maar ook de taalwetten spelen een rol.
Indien men ervan uitging dat personages louter taalkundige
constructies waren, dan werden zij inderdaad hoofdzakelijk door
taalwetten gemaakt en beperkt, maar dat is slechts één hypothese.
Ikzelf hang een andere veronderstelling aan, zoals gij weet, en die
verdedig ik in de tekst genaamd Spiritus.
Ik kom er tevens op terug in het boekje getiteld Is
er leven na de dood?, meer bepaald in de tweede aanvulling
bij de tekst waarin gepoogd wordt om een verklaring te bieden aan het
fenomeen van de extra-zintuiglijke waarneming, zoals gij misschien
weet...
Dat
zijn serieuze boterhammen... Kunt gij daarvan niet een beknopte
inhoud geven?
OVT:
Ja, ik hoor het al aankomen, het is altijd hetzelfde liedje: ze
kunnen niet meer lezen, ze hebben geen tijd meer, maar dagelijks
urenlang soaps of voetbal bekijken, lukt dan weer wel! Maar goed, ik
zal u vertellen wat er in die tekst staat...
Bij
voorbaat dank!
OVT:
Wij kunnen stoffelijke zaken maken in de stoffelijke wereld, is
dat niet zo?
Dat
lijkt mij zo te zijn, ja.
OVT:
Wel, mogen wij daaruit besluiten dat de stoffelijke wereld op
zijn beurt een maaksel is?
Neen,
dat zou een denkfout zijn waarvoor reeds Augustinus waarschuwde in de
vierde eeuw, zo geloof ik mij te herinneren...
OVT:
Juist: de stoffelijke wereld is niet geconstrueerd, hij is
geschapen! Welnu, hetzelfde kunnen wij met evenveel klem beweren over
de geestelijke wereld: omdat wij zelf geestelijke zaken kunnen
construeren, zoals bijvoorbeeld verhalen, zouden wij ertoe verleid
kunnen worden om te geloven dat die geestelijke zaken van louter
woorden waren, dat zij louter taalkundige constructies waren,
begrijpt gij?
Ik
geloof het wel, ja...
OVT:
Maar uiteraard is dat fout gedacht: het geestelijke valt evenmin
samen met de taal waarin wij het uitdrukken, als het stoffelijke een
constructie zou zijn van een of andere 'maker'. Het stoffelijke
waaruit wij dingen maken, blijft onderworpen aan fysieke wetten die
we niet zelf hebben gemaakt en zo ook blijven onze geestelijke
creaties onderworpen aan de wetten van een geestelijke wereld en dat
zijn allerminst door onszelf geschapen wetten.
'Scheppen'
is dus heel onderscheiden van 'construeren'?
OVT:
Construeren is samenstellen uit reeds bestaande dingen, maar die
dingen gehoorzamen aan wetten uit een wereld waaraan wij niets te
zeggen hebben. Het scheppingsbegrip zelf wordt zodoende ook
gedefinieerd! Op het materiaal waaruit wij onze beeldjes maken,
hebben wij geen vat, en ook niet als die beeldjes personages zijn.
Kan
dat nog een ietsje duidelijker?
OVT:
Vergelijk de geestelijke wereld met een heel klein deelgebiedje
ervan, bijvoorbeeld de rekenkunde, dan ziet ge onmiddellijk dat daar
in die getallenwereld wetten gelden die even onverbiddellijk zijn als
de wetten die ons fysieke bestaan mogelijk maken. De priemgetallen
liggen vast, ook deze die nog door niemand ontdekt werden, en dat
zijn er oneindig veel en het zullen er ook zoveel blijven, om het bij
dit ene voorbeeld maar te houden. Zoals de kinderen die wij in het
leven roepen bestaan uit cellen die onderworpen zijn aan biologische
natuurwetten waaraan wij niets te zeggen hebben, zo ook bestaan de
romanpersonages die wij in het leven roepen uit geestelijke
elementen, om het zo te zeggen, die gehoorzamen aan wetten van de
geestelijke wereld waaraan wij niets te zeggen hebben.
Tja,
nu gij het zegt: dat lijkt mij uiteindelijk wel vanzelfsprekend...
OVT:
Ziet ge wel!
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
12.07.2015)
|