Over
het gebruik van mondmaskers en beademingstoestellen
- Als een
mondmasker verhindert dat kwade dampen van buiten naar binnen komen,
zo begon hij, dan doen ze hetzelfde ook in de omgekeerde richting, of
vergis ik mij?
Hij moest
goed articuleren om zich verstaanbaar te maken want wij zaten op
veiligheidsafstand op een terrasje langs een nu weer drukker bereden
weg. Dit alles, de woorden van onze viroloog indachtig: "Nu ge
op café moogt gaan, doe het ook!"
- Wat
bedoelt gij dan precies, zo vroeg ik hem.
- Het
masker moet gesloten zijn boven de neus en onder de kin, zo zei hij:
er mag niets langsheen kunnen en alles gaat door die speciale filter.
Die voorkomt de inademing van ziektekiemhoudende dampen maar
uiteraard verhindert hij ook de uitademing ervan, of niet? Die filter
werkt toch zeker niet in één richting, van buiten naar binnen, en
niet van binnen naar buiten?
- Zo goed
ben ik niet onderlegd in de materie, antwoordde ik hem, maar wat u
zegt, lijkt mij aannemelijk: ik heb nog nooit vernomen dat men na het
wassen de filter met een welbepaalde kant naar buiten of naar binnen
moet aanbrengen in het masker.
-
Inderdaad, en dat bedoel ik nu juist: het masker verhindert dat kwade
dampen die zich buiten het lichaam bevinden, ingeademd worden maar
hij verhindert evenzeer dat kwade dampen die zich binnenin het
lichaam bevinden, uitgeademd worden.
- Daar zegt
u mij wat, zo moest ik toegeven: maar hoe ziet u dat dan?
- Vergelijk
het lichaam met een huis, zo ging hij verder: als gij uw huis wilt
verluchten, dan moet gij er uiteraard voor zorgen dat er geen vuile
lucht naar binnen komt en daarvoor zorgen de moderne
verluchtingssystemen ook, zij zijn namelijk voorzien van filters.
Maar wat baat dat allemaal als gij er niet tegelijk voor zorgt dat de
slechte lucht die binnen in huis hangt, naar buiten afgevoerd wordt?
Of als gij een filter plaatst die de afvoer van onreinheden
tegenhoudt?
- Dat lijkt
mij inderdaad heel waar, antwoordde ik: wij ademen verse,
zuurstofrijke lucht in maar wij moeten de verbruikte lucht ook
kwijtraken.
- Zo is
dat, zei hij: en de lucht die wij uitademen is nu eenmaal vuil, dat
zijn zaken waarvan alle medici en paramedici goed op de hoogte zijn.
Het belang daarvan blijkt vandaag trouwens bijzonder actueel in de
context van die coronacrisis. Het is naar het schijnt een bijzonder
omslachtige en ook akelige aangelegenheid geworden om iemand die in
levensgevaar verkeert te moeten redden met mond-op-mondbeademing en
is dat nu niet het geval precies omwille van de kwade dampen die van
binnen naar buiten komen?
- Maar dat
zijn dan wel de dampen van een ander, zo wierp ik op.
- Jazeker,
zo moest hij toegeven, maar gij denkt toch niet dat uw eigen
uitwasemingen gezond te noemen zijn omdat ze de uwe zijn? Ga dat maar
even na en gij zult zien dat zonder uitzondering àlle excreties,
uitwasemingen, lichaamsvochten, zweet en pus en uitwerpselen vol
zitten met ziektekiemen en die moet men ook kwijt kunnen.
- En
volgens u verhindert een mondmasker dat?
- Ik ben
helemaal geen medicus, zo herhaalde hij, maar dat is wel mijn sterke
vermoeden. Weet ge, ik heb nog in de textielsector gewerkt, meer
bepaald in de weverij, en tot de veiligheidskledij behoorden daar
naast de schoenen met de ijzeren toppen ook de mondmaskers, vooral
dan vanwege polypropyleen in de lucht in de werkruimte: stof van
plastiek dat anders in de longen terecht komt en dat daar voor eeuwig
blijft zitten en allerlei kwaad aanricht, zoals ik veel te laat
ontdekt heb. Maar niemand die er toen aan dacht om die schoenen of
die maskers te dragen: zo kan men niet werken, zo luidde het van
bovenaf: die loodzware schoenen voorkomen misschien wel een blauwe
teen als ge er een bobijn laat op vallen maar binnen de kortste keren
zorgen zij ook voor peesontstekingen en andere kwalen die zo
vervelend zijn dat ze u voor weken werkonbekwaam maken. En van de
mondmaskers wordt ge binnen de paar dagen gegarandeerd ziek, zo klonk
het destijds in de fabriek uit de mond van de autoriteiten daar die
wij uiteraard vertrouwden. Ja, ik weet het: dat is
kortetermijndenken; wat er op de lange termijn gebeurt, kwam niet aan
bod maar er zat een grond van waarheid in: werken met een mondmasker
aan is inderdaad afmattend...
- Het zou
wel kunnen, zei ik: ik heb er geen ervaring mee. Maar gij wilde ook
iets zeggen over die beademingstoestellen, nietwaar?
- Dat is
nog een ander paar mouwen, zuchtte hij, en daaromtrent ben ik al
helemaal ongeletterd maar het moet mij van het hart, ik kan het niet
helpen want stel eens dat ikzelf corona krijg of iemand uit mijn
onmiddellijke omgeving en dat wij dan aan die beademing moeten: ik
gruw ervan omwille van een welbepaalde twijfel omtrent de veiligheid
daarvan, om niet te zeggen dat ik vrees dat die toestellen de zieken
doden!
- Maar gij
zijt een leek, zegt gij?
- Ik ben
geen dokter en ook geen verpleger, zei hij, maar wat ik weet, kan ik
niet zomaar negeren.
- En dat
is?
Hij zuchtte
diep en vroeg mij op een toon alsof hij mij in vertrouwen nam voor
heel belangrijke zaken: weet gij hoe de ademhaling in zijn werk gaat?
- Ik heb er
een idee van, ja, zo zei ik, maar leg het misschien nog maar eens
uit.
- Onze
longen zitten in een luchtdicht vlies, zo begon hij, en tussen onze
longen en dat vlies in, zit geen lucht: het is een vacuüm, een
luchtdichte ballon. Om die ballon heen zit dan de ribbenkast die zich
kan vervormen zodanig dat die ballon wordt opengetrokken. Omdat de
longen in die ballon zitten, worden zij mee opengetrokken waardoor ze
zich vullen met lucht. Uiteraard via de mond en de neusholte want dat
is de enige toegang.
- Maar hoe
komt de ribbenkast dan in die andere vorm te staan waardoor ze uitzet
en lucht in de longen zuigt? zo vroeg ik hem.
- Wel, daar
ligt het paard gebonden, zei hij: tussen de ribben liggen vele kleine
spiertjes en wat wij ademhalen noemen is niets anders dan het
gecoördineerde samentrekken van die tussenribspiertjes waardoor de
ribbenkast gaat openplooien en lucht naar binnen stroomt.
- En wat is
nu het probleem met die beademingstoestellen? zo begreep ik nog
steeds niet.
- Zij
zorgen uiteraard voor meer zuurstof in de aangevoerde lucht, zei hij,
maar zij nemen tevens het pompwerk van de tussenribspieren over, en
dat lijkt mij bijzonder riskant.
- Riskant?
- Zijt gij
ooit al eens bedlegerig geweest?
- Jawel...
- En kreeg
gij dan niet dagelijks oefeningen van de kinesist?
- Ja...
- Helemaal
niet overbodig hoor: wie een paar weken onbeweeglijk in bed blijven,
kunnen er immers helemaal niet meer uit omdat in die tijdspanne de
loopspieren bijna helemaal afsterven.
- Gaat dat
dan zo snel?
- Spieren
die niet werken, atrofiëren naar het schijnt bijzonder snel. Wie het
bed moeten houden, krijgen ook een plank tegen de voeten, hebt gij
dat nog niet gezien?
- Ja, toch
wel...
- Die plank
zorgt ervoor dat de achillespees niet korter wordt want gebeurt dat,
dan kan men algauw niet eens meer rechtop staan.
- En wat
heeft dat nu te maken met die beademingstoestellen?
- Wel, niet
alleen ongebruikte loopspieren sterven af: ook de vele spiertjes die
betrokken zijn bij de ademhaling en die er al een leven lang aan
gewend zijn om verschillende keren per minuut samen te trekken,
verdwijnen geleidelijk als hun werk wordt overgenomen door een
machine die de lucht in de longen pompt.
- Weet ge
dat wel zeker?
- Ik weet
het niet maar ik vrees het wel. Als na een paar weken aan de
beademing de machine stilgelegd wordt, lijkt het mij vanzelfsprekend
dat het nog bijzonder moeilijk ademen wordt met die weggekwijnde
tussenribspieren.
- Maar dat
zullen de dokters dan toch wel weten? zo wierp ik op.
-
Ongetwijfeld, zei hij, maar dat is nu precies wat mij zorgen baart:
dat zij het weten. Zij weten ongetwijfeld ook dat mondmaskers het
naar buiten komen van kwade dampen uit de longen, de mond en de
neusholte verhindert. Ja, het baart mij zorgen dat zij dat weten. Zij
weten ook dat tehuizen die onvoldoende verlucht worden, broeikassen
van microben zijn en dat het daar soms niet al te fris ruikt. Ja, het
baart mij zeer grote zorgen dat ze dat allemaal weten!
- Ik snap
er helemaal niets van, zei ik, en ik denk dat gij u eens moogt laten
onderzoeken want het is niet helemaal pluis wat gij allemaal
veronderstelt en vreest. Laten wij de gezondheidswerkers dankbaar
zijn!
Hij ging
kwaad opstaan, gunde mij geen blik meer en verdween zonder te
betalen.
(J.B.,
26 juni 2020)