Alle rechten voorbehouden Een variant van deze blog is te vinden op seniorennet op het volgende adres: http://blog.seniorennet.be/tisallemaiet/
18-05-2008
Hoe noodzakelijk is geloof? (9)
Hoe noodzakelijk is geloof? (9)
Door de verwisseling van de dingen met hun afbeelding of met hun eigenschappen, vertekent zich het wereldbeeld op een fatale manier. Deze vertekeningen lijken afwezig in de wiskunde omdat het wezen van de wiskundige objecten met hun eigenschappen samenvalt. In die zin gelijkt de wiskunde dan ook op een spel: het gaat er om zaken die geen enkele werkelijke grond hebben naast die van hun onderlinge relaties zoals die door de spelregels of de axiomata worden vastgelegd. Maar de afwezigheid van een aan die regels externe grond, schept een kloof tussen, enerzijds, de theorie in kwestie en, anderzijds, de werkelijkheid, en zij doet in de theorie allerlei paradoxen ontstaan. Perfect samenhangend kan de theorie dan niet meer zijn, en ze wordt aangevreten door steeds meer uitzonderingen die de regelgeving ondermijnen: ze verliest uiteindelijk haar consistentie en ze implodeert, wat concreet betekent dat elke poging tot het beheersen van de waarheid gedoemd is om zich als een absolute leugen te ontpoppen.
Dat deze paradoxen in feite niets anders zijn dan getuigen van het proces van het verdonkeremanen van de werkelijkheid middels de theorie, kan worden aangetoond middels de Russell-paradox in de logica. We zien daar immers dat deze paradox in het niets verdwijnt van zodra de theorie haar reductionistisch karakter erkent. Veralgemeend kan hier omtrent het volgende gezegd worden: de hedendaagse, materialistische vormen van wijsbegeerte en van ethica, worden gekenmerkt door een ontreddering welke uiteindelijk voortspruit uit een pervers doorgedreven absolutistisch verlangen naar macht. Dit machtsstreven, dat uiteindelijk de ganse werkelijkheid wil beheersen, ziet zich ertoe genoodzaakt om alles te objectiveren en tot de eigen maatstaven te reduceren, inbegrepen de subjecten waarmee wij, menselijke waarnemers van dit alles, zelf samenvallen. In dit laatste manoeuver speelt uiteraard onoverkomelijk het netelige probleem van de zelfreferentie, dat het ganse opzet uiteindelijk de das omdoet. Het gezond verstand leert immers aan eenieder dat de waarnemer, de beschrijver, de getuige of de maker van de theorie zelf niet uitputtend in zijn theorie kan worden weergegeven. Waar hij zulks niettemin nastreeft, gelijkt hij op de slang die haar eigen staart beet heeft of op Escher's grafieten hand - een hand die zichzelf tekent.
Zoals gezegd biedt de wiskunde de unieke mogelijkheid om het ontstaan van paradoxen uit de genoemde vervalsing, aan het licht te brengen, alsook om aan te tonen hoe deze paradoxen vermeden worden door van bij het begin af aan, het fundamentele onderscheid te erkennen tussen de dingen zelf en hun eigenschappen. Het is immers in de miskenning van het fundamentele onderscheid tussen de dingen en de subjecten (- dit is: de miskenning van de mens als persoon), dat zich de miskenning van het verschil tussen de maker en zijn maaksel (- dit is in essentie de godsloochening) het duidelijkst weerspiegelt. (1)
Een theorie die zich geen rekenschap geeft van het feit dat zij een menselijk maaksel is, en dat zij aldus een geconstrueerd karakter heeft, neigt ertoe om te (doen) geloven dat zij zelf de grond van de werkelijkheid is. Maar waar zij dat effectief is, daar beschrijft zij uiteraard geen andere werkelijkheid dan zichzelf, met name als een geheel van spelregels of imperatieven, welke alleen diegenen binden die daaraan (principieel vrijwillig) gehoorzaamheid bieden. Edoch, de werkelijkheid als zodanig is van onze menselijke theoretiseringen volstrekt onafhankelijk: haar imperatieven zijn absoluut bindend: ze zijn absoluut bindend voor al het fysiek levende op straffe van de dood, en ze zijn ook absoluut bindend voor al het geestelijk levende, op straffe van de dood van de ziel. De mens heeft immers zijn eigen 'wetten' aan God niet op te dringen; hij dient zich neer te leggen bij wat zowel de fysieke als de geestelijke natuur der dingen hem gebiedt te doen en te laten. Immanuel Kant, Kurt Gödel en in de vijfde eeuw reeds Aurelius Augustinus (namelijk in zijn werkje: De fidei et symbolo) waarschuwen voor de menselijke arrogantie die de eigen aard van het door God geschapene miskent. Zo is het bijvoorbeeld bijzonder onrustwekkend om vast te stellen dat vandaag heel wat 'denkers' en ook wetenschappers niet (meer) blijken in te zien dat de oerknaltheorie in de fysica, het ontstaan van de kosmos in geen geval kan verklaren. Voor hetzelfde geld gaan deze lieden straks beweren dat de tijd een aanvang nam met de uitvinding van het horloge.
(wordt vervolgd)
Noten:
(1) Onze kritiek steunt hier op, namelijk, dat het 'zijn' der dingen geen eigenschap is, precies omdat dit aan àlle dingen kan worden toegeschreven. Zie ook: J.B., D'où viennent les paradoxes? La méconnaissance de l'absolu provoque l'inconsistence de nos théories, Serskamp, april 2006: http://www.bloggen.be/paradoxes/ .
J.B., 18 mei 2008
Hoe noodzakelijk is geloof? (8)
Hoe noodzakelijk is geloof? (8)
Het verbod om afbeeldingen te maken van God, en zo ook de veroordeling van de aanbidding van deze beelden tot afgoderij, heeft te maken met het gevaar van het reductionisme dat dingen met hun afbeeldingen identificeert. Helaas reduceert ook het denken alles wat het overdenkt, tot louter gedachten. En ziedaar dan de oorsprong van de beruchte kloof tussen theorie en praktijk.
Een van de meest hardnekkige reducties is deze die het Zijn herleidt en dwingt tot de Schijn, en zij doet dat op straffe van heel wat leed. We weten al dat het prachtigste bosje boterbloemen onkruid is en blijven zal zolang daarvoor geen geld wordt gevraagd: niet vooraleer de dag aanbreekt waarop voor boterbloemen geld wordt gevraagd, zullen zij, niet alleen bij dichters en andere helderzienden, maar ook bij de onder het juk van het gouden kalf gebukt gaande massa, doorgaan voor schoon. Zo groot is de macht van het kalf, dat het zelfs het schone weet te reduceren tot zijn prijs.
Op een echt alarmerende manier slaat het reductionisme toe waar steeds meer mensen voor het beeld dat hun leven oproept bij anderen, gevoeliger blijken dan voor hun leven zelf. Zij hebben het ultieme geloof verloren - het geloof in zichzelf - wanneer zij zich als slaven uitsloven en gaan kruipen, teneinde niet door anderen als slaven en als kruipers te worden bestempeld. Want vaak stelt het kalf ons voor geen ander dilemma dan de keuze tussen het zijn en de schijn: ofwel heeft men het goed ofwel gaat men door voor iemand die het goed heeft - de twee sluiten elkaar steeds vaker uit.
Steeds meer mensen 'kiezen' voor dat laatste, ook als dit het eerste in de weg staat. Als de dure mode, lompen aanprijst, dan dient men die te dragen en zich dus slecht te kleden teneinde bij anderen de schijn hoog te kunnen houden dat men zich goed kleedt. Het gouden kalf eist immers niet alleen dat men zijn leven offert in ruil voor geld: het wil bovendien aanbeden worden in de teruggave van dat zuur verdiende geld, dat dan dient als een loskoopsom, nodig om zich van sociale uitsluiting te vrijwaren. Immers, alleen middels het consumeren van de door het kalf aangeprezen producten, verkrijgt men het merkteken van het kalf, en de toegang tot de wereld. Merkloze kledij wordt steeds vaker als 'lompen' beschouwd, en wie ze draagt, blijft voor de wereld onzichtbaar, of is een doorn in het oog.
Die gang van zaken volgt het 'absurde' voorbeeld van de kunstwereld, waar Tijl Uylenspieghel de massa hooggeachten laat applaudisseren voor een leeg doek, want ook daar ontlenen de bloemen hun schoonheid uitsluitend aan hun prijs, en niemand minder dan het gouden kalf dwingt elkeen om in aanbidding te staan voor de Zonnebloemen van Van Gogh en om de echte te vertrappelen. Uiteraard wordt in die Zonnebloemen niet de schoonheid maar het geld aanbeden: het machtige kalf, dat mensen er eerst toe verleidt om hun wezen met een bezit te verwisselen, om vervolgens van deze bezitters, bezetenen te maken.
(wordt vervolgd)
J.B., 18 mei 2008
15-05-2008
Hoe noodzakelijk is geloof? (7)
Hoe noodzakelijk is geloof? (7)
Het behoort tot de verleiding van de wiskundige maar principieel ook van elke andere wetenschappelijke discipline, dat ze zich als ivoren torens onbesmet door de werkelijkheid maar tegelijk over de werkelijkheid heersend weten te profileren: aan haar beoefenaars geven deze disciplines het gevoel dat ooit de zwarte magie aan haar leerling-tovernaars gaf, met name dat van de door het lot begunstigden die in de kaarten van de toekomst kijken mogen, bovendien begenadigd om op hun beurt aan eigen gunstelingen hulp te bieden of ook vijanden te verslaan. Edoch, evenals de oude magie, dankt ook de moderne 'tovernarij der wetenschappen' haar werkzaamheid slechts aan haar gelovigen - niet zozeer omwille van hun geloof, maar omwille van hun aantal: zij stemmen immers voor die partijen die de erkende magie niet alleen tolereren en legitimeren, doch die haar bovendien voorzien van alle argumenten die haar geloofwaardigheid veilig moeten stellen.
Het is immers allang geweten dat de grote uitvindingen niet door gerenommeerde professoren aan universiteiten worden gedaan, doch door bewogen mensen die met de beide voeten op de grond staan, middenin de miserabele werkelijkheid, en op tijd en stond worden die gerecruteerd, opgeslorpt en benoemd - tenminste als behalve hun werk ook zijzelf worden erkend, want veel vaker worden zij door de heersende instituten gewoon bestolen. Intussen alweer jaren geleden wezen de West-Vlaamse Lernaut en Hauspie het aanbod van de Amerikanen tot overname van hun prachtige spitstechnologie-project af, niettemin een hoge prijs werd geboden, maar het was de uitvinders als een zaak van eer, een Vlaamse zaak, en zij hielden het been stijf. Toen reeds was duidelijk dat zij voor die authentieke fierheid een bijzonder hoge prijs zouden betalen, want het gouden kalf erkent geen echte eer en gaat letterlijk over lijken. "Wat gij ons niet verkopen wilt, dat zullen we u ontnemen", zo luidt ergens een ongeschreven wet der wetteloosheid, die heden ook het leven zonder meer betreft.
Ingevolge de macht die moderne tovenaars ontwikkeld hebben, en die eigenlijk steeds te herleiden is tot een bedrieglijke manipulatie (of zelfs fnuiking of vernietiging) van bestaande krachten, is heden de kloof tussen, enerzijds, de werkelijkheid van de geschapen of de echte dingen, de goddelijke werkelijkheid of de natuur en, anderzijds, de zogenaamde cultuur, haast onoverbrugbaar geworden. Elk verband tussen de theoria en de praxis ontbreekt, terwijl de theoria nochtans het concrete leven blijft beheersen: niet omwille van de kennis die ze zou representeren, maar louter door haar macht, waarmee zij het leven dwingt, net zoals eender welke door geweld verzilverde wet dat doet. Wat doorgaat voor 'kennis', zijn eigenlijk een geheel aan imperatieven, vaak volstrekt ononderscheiden van deze die regeren in elk 'dom' traditionalisme.
Wat in al deze mechanismen ontbreekt, is verantwoordelijkheid: het aanvoelen dat wat gebeurt, beslist wordt of ten uitvoer wordt gebracht, noodzakelijk daders heeft met specifieke motieven - beweegredenen die principieel bestand dienen te zijn tegen de kritiek van eender wie, en die zich permanent voor die kritiek open dienen te stellen. Waar deze eis ontbreekt, ontbreekt noodzakelijk een essentiële waarborg voor de waarheid van wat in maatschappelijk opzicht te gebeuren staat, en ook voor de goedheid, de rechtvaardigheid daarvan. Maar de waarheid heeft precies te maken met de absolute bereidheid om zich borg te stellen voor datgene waarvan men getuigt - een principe waarvan de Christusfiguur de allereerste mal is, het archetype, het unieke voorbeeld, met name in de bereidheid om desnoods te sterven voor wat men zegt - en dit vanuit het inzicht dat het Woord - van Waarheid - het enige is wat aan het leven zin kan geven.
(wordt vervolgd)
J.B., 15.05.'08
Hoe noodzakelijk is geloof? (6)
Hoe noodzakelijk is geloof? (6)
Het geschapene kunnen wij met ons verstand niet bevatten: we zien en begrijpen slechts de constructies omdat we deze dingen ook zelf konden maken, en dat zijn geen wezenskenmerken, doch oppervlakkigheden. En uiteraard en om dezelfde reden zien we ook wat er aan de dingen mankeert, en zo hebben we tevens een idee van het sublieme; maar meer dan een idee hebben we niet.
De wiskunde, maar ook het ganse "rechnende Denken" (- "rekenende denken"), zoals Martin Heidegger het westerse denken noemde dat zijns inziens lijdt aan "Seinsvergessenheit" (- de vergetelheid omtrent het zijn of het wezen der dingen), en dat dus goddeloos is, louter op de materie gericht - dat "rekenende denken" verleidt ons ertoe het kwalitatieve te reduceren tot louter kwantiteiten, en het doet dat vanuit de waan dat aldus alles beheersbaar zal worden. Niets minder dan het streven naar macht ligt aan de grondslag van deze niet ongevaarlijke illusie, want men kan nimmer bezitten wat men niet begrijpt, zelfs het eigen Zijn bezit men niet.
Helaas heeft zich de ganse westerse cultuur opgebouwd rond precies dit soort van machtsdenken, waarvan de illusie van de totale beheersing van de werkelijkheid, de drijfveer is: de waan van de zelfvergoddelijking van de mens. Volzinnen worden geacht de werkelijkheid perfect af te beelden, net zoals in vroegere eeuwen de integrale bijbeltekst gold als een emanatie van de godheid, evenwaardig aan die van de natuur, en via die ultieme grammatica welke de wiskunde of de fysica van de werkelijkheid is, wordt de natuur met de formule van de fysicus bezworen en bevolen, precies zoals ooit de natuur bevolen werd door het Woord van God. Tenminste, dat gelooft men.
Helaas, want dit machtsdenken is een catastrofe voor de mens: het heeft immers enkel oog voor wat niet aan het oog ontsnappen kan, en dat is het louter materiële, het telbare, het mysterie dat geperst wordt in een overzichtelijk keurslijf van enkele zwarte en witte vakjes en daarmee uit. Volgens dit 'denken' - dat zelfs die naam niet eens waardig is - is er aan een mens niets meer dan materie en energie, en wordt elkeen van ons probleemloos vervangen want perfect herschapen door zijn kloon - de ziel bestaat immers niet, daar zij niet kwantificeerbaar is en derhalve a priori wordt miskend. Hoe dan zou God kunnen bestaan binnen die enge en ellendige 'visie' op onze kostbare werkelijkheid!?
Andermaal helaas: dit machtsdenken, deze "rekenarij", heeft het ganse westen in zijn greep gekregen. De mensen zijn bang dat zij door allerlei totalitaire systemen zullen overmeesterd worden, maar zo gewend zijn zij geraakt aan het genoemde monster, dat zij niet eens merken hoe het zich dagelijks met hen voedt, en ook met hun zelfs nog ongeboren kinderen. Want ook abortus volgt vanzelfsprekend rechtstreeks uit die waan dat wie nog niet met de voeten op de wereld staan, geen burgers zijn en 'dus' ook geen mensen, zodat ze ook geen aanspraak kunnen maken op rechten, en dus ook niet op het recht op leven. Ja, hier ziet men andermaal klaar hoe een wancultuur zich meester waant over de natuur zelf: haar inziens moet men burger zijn vooraleer men mens genoemd kan worden! Met andere woorden: haar inziens is de mens een schepping van zichzelf!
(wordt vervolgd)
J.B., 15 mei 2008
Hoe noodzakelijk is geloof? (5)
Hoe noodzakelijk is geloof? (5)
Vandaag worden ze meestal en door bijna iedereen door elkaar gehaspeld: de echte dingen en de onechte, de zaken van intrinsieke waarde en de loutere 'maaksels', de illusies en de spelletjes. En de veronachtzaming van het scheppingsbegrip is hier mede verantwoordelijk voor.
Zoals reeds gezegd, is het ingeschreven in de dingen zelf, dat wij behoeftig zijn, dat wij ons moeten voeden en dat het voedsel waarmee wij ons voeden - net zoals wijzelf - leeft en moet groeien: het is geschapen. Niemand is in staat om voedsel te maken uit bijvoorbeeld zand, omdat niemand, dan God alleen, wat dood is tot leven kan wekken. Wat leeft - wijzelf en alle andere dieren en planten - is van een andere orde dan wat uit dode stof is, en wie zijn ziel verwoorden kan, en ze derhalve kan delen en bewust kan bestaan, behoort weer tot een andere orde: die van het geestelijke, het Woord dat ons, mensen, aan elkaar smeedt tot mensdom.
Wij, mensen, mogen participeren aan de schepping, doch iets maken uit niets is niet aan ons gegeven: we hebben grondstoffen nodig, bouwelementen, speelgoed, reeds geschapen, natuurlijk materiaal. Iets maken uit niets, dat kunnen wij niet. Ook kunnen wij niet uit iets dat van een lagere orde, iets maken dat van een hogere orde is: we kunnen geen dode stof tot leven wekken en ook kunnen wij van dieren geen mensen maken. Onze creativiteit beperkt zich tot het ont-dekken van het geschapene: het vinden van de krachten die in de door God gegeven natuur op hun bestemming wachten. Want zo zijn de auto, de televisie en de radio, de telefoon en alle andere technische verworvenheden slechts de ont-dekkingen van natuurkrachten die deze mogelijkheden reeds van in den beginne in zich hadden. Gedurende miljarden jaren hebben de bliksem en alle andere natuurkrachten 'gewacht' op het Woord: datgene wat mensen aan elkaar smeedt tot een mensdom dat wetenschap toelaat en de vele toepassingen van de bliksem en de andere natuurkrachten in de technologie. Over de mogelijkheden die de natuur nog in petto heeft, hebben we slechts vermoedens, amper kennis.
We zijn geen goden en we kunnen niet scheppen, maar we kunnen wel construeren, dingen samenstellen uit reeds bestaande, geschapen zaken en op die manier komt, 'naast' de natuur, cultuur tot stand.
In extreme gevallen is er aan culturele zaken zelfs niets natuurlijks meer, al is het tevens zo dat de natuur nodig blijft om aan dat culturele vorm te geven. Maar over bijvoorbeeld het punt p met coördinatenkoppel (a, b) op het vlak pi, kunnen we zeggen dat het in de natuur helemaal niet zou bestaan, tenzij dan als zijn naam, (a, b), die dan ook perfect samenviel met de definitie van dit 'ding', p.
Natuurlijke zaken daarentegen kunnen niet uitputtend gedefinieerd worden: zij kunnen van ons een naam ontvangen, en dan spreken wij af dat we weten waarover we het hebben als we die dingen bij hun namen noemen maar, op de keper beschouwd, kénnen we de echte namen van de natuurlijke dingen niet omdat echte namen, definities zijn, terwijl we de échte dingen nooit uitputtend kunnen kennen - ze zijn, zoals al het geschapene, grondeloos diep.
In feite kunnen we het punt p definiëren omdat we alle eigenschappen van p kunnen opsommen. Uiteraard, want p is een eigen, menselijk maaksel. De eigenschappen van een reëel object daarentegen zijn talloos. Hiermee is andermaal gezegd dat een reëel ding niet maakbaar is: enkel samenstellingen of hersamenstellingen vallen onder onze kunde. Die samenstellingen definiëren lukt dan weer wél, mits we voor ogen houden dat de essentie van de dingen niets anders is dan hun zin. Zo definieer ik een pen als iets dat dient om mee te schrijven, en een zwembad als iets om in te zwemmen. Reële dingen definiëren lukt echter niet, omdat wij de ultieme zin van het geschapene niet kennen. Een muziekinstrument dient om te bespelen, maar: is een paard een dier dat dient om een kar voort te trekken? We moeten ons bij de omschrijving van reële dingen tevreden stellen met het opsommen van enkele eigenschappen.
Dit slechts om in het licht te stellen dat het goddelijke scheppen en het menselijke maken twee zaken van een totaal andere orde zijn. Het loont de moeite hier vandaag bij stil te staan, omdat de veronachtzaming van dit onderscheid het belang ervan maar al te vaak veel te laat aan het licht brengt. En die veronachtzaming spruit voort - zoals nu duidelijk hoort te zijn - uit onze vergetelheid omtrent het scheppingsbegrip: doordat wij God vergaten, verloren wij het vermogen om het echte van het onechte te onderscheiden, met andere woorden: het vermogen om de waarheid te zien. De middel-doelomkering is nog steeds een van de mooiste voorbeelden van dit onvermogen. Een vreemde speling van het lot wil echter dat dit door godvergetenheid veroorzaakte ongeluk ons vooral bekend is bij monde van een der grootste Godsloochenaars...
(wordt vervolgd)
J.B., 15 mei 2008
14-05-2008
Hoe noodzakelijk is geloof? (4)
Hoe noodzakelijk is geloof? (4)
Onze aarde? Zij is niet het centrum van de ruimte: ze draait rond de zon, die slechts één van de talloze zonnen is, in slechts één van de talloze zonnenstelsels, nevels van zonnenstelsels...
De mens? Het mensdom is niet het doel van de schepping: het is een nipt erbij gekomen, toevallige, naakte zijtak van de aap, een geheel ongewild product van een louter toevallige evolutie...
De vrije wil? Op het ogenblik dat wij denken dat we dit of dat beslist hebben, blijkt onze wilsact allang voorafgegaan door een volstrekt onbewust en louter fysiologisch procédé: dat wijzelf het zijn die kiezen, is niet meer dan een kostelijke illusie...
De rede? De ganse cultuurgeschiedenis toont aan dat de zogenaamde redelijkheid meestal ver te zoeken is: een 'beslissingsproces' is redelijk als principieel elkeen daaraan kan participeren, want de waarheid is uiteindelijk een zaak van recht. Maar wat gedaan als blijkt dat de meerderheid de roes wil en de droom? Mensen blijken er immers helemaal niet om te geven of een stelling waar is of niet, maar zij zelfmoorden zich wel van zodra hun dromen wegvallen...
De persoonlijke verantwoordelijkheid dan? Ja, daarop steunen onze rechtssystemen, die de orde handhaven in de groep. Maar steeds vaker is sprake van gedeelde verantwoordelijkheid en schuld, want ook onze persoonlijkheden blijken sociale constructies. Ons 'zelf' is wat men niet missen kan wanneer iemand tot de orde dient te worden geroepen; het wordt, omwille van de nood aan orde, tot werkelijkheid verklaard van zodra iemand geboren wordt, met name door de verbinding van ons vlees met een naam. Edoch, onze persoonlijkheid verandert voortdurend en soms ook radicaal. De mens is zijn geschiedenis, maar... wat doet men met een moordenaar die, ingevolge bijvoorbeeld Alzheimer, zich nooit meer ook maar iets van zijn daad zal herinneren?
Het persoonlijke bezit? Want steeds vaker en uit steeds meer hoeken luidt het dat iemand is wat hij heeft: aan geld, aan organen misschien, aan talenten, aan sociale contacten... Want het 'hebben' lijkt uiteindelijk het pleit te winnen tegen het 'zijn', dat naar het land der sprookjes werd verwezen: het simpele "Ik ben", waarmee Jahweh zichzelf benoemde, is volgens hedendaagse linguisten een loutere zinsconstructie waaraan geen werkelijkheid beantwoordt, en dus niet meer dan één van de talloze bedrieglijkheden van de taal. Alsof dat nog niet erg genoeg is, moet niet alleen het 'zijn' het op de hedendaagse markt bekopen: ook het 'hebben' wankelt: de munt waarin het persoonlijke kapitaal vertaald wordt, krijgt een steeds labieler karakter; gezondheid heeft niemand in de hand zolang de dood meester van het leven blijft en nog onvaster dan dit alles is de betrouwbaarheid van sociale netwerken. Een 'vriendenkring' is iets wat men moet vrezen als men er zelf niet toe behoort, en iets waardoor men volstrekt gedomineerd wordt als men er middenin zit... Het eigen zijn bestaat niet meer, de mens moet het toegeven, dat hij een groepsdier is, en een groep denkt niet, heeft geen kop, droomt zelfs niet...
De oude zekerheden zijn voorgoed verdwenen en, veel erger nog dan Nietzsche het had zien aankomen, zijn ook de oude waarden weg. Eerlijk duurt niet langer het langst: men redt zijn leven middels geslepenheid en gladheid, radheid van tong ook en subtiel bedrog, vleierij en leugens. Diepzinnigheid hindert nog slechts, en het vermogen om aan de oppervlakte te laveren wordt overal hoog op prijs gesteld: flexibel, omkoopbaar en perfect meedraaiend met de wind moet wezen al wie zich vandaag nog recht wil houden. De nadenkenden, de rechtvaardigen, de trouwen en de noeste werkers: in de ogen van deze wereld zijn zij enkel sukkelaars, zwakzinnigen, verliezers. De winst is heden aan de dief!
Edoch wat moet er worden van een wereld die op deze manier 'draait'? Verwondert het nog iemand dat steeds meer jonge mensen, van zodra ze tot het besef komen wat er gaande is, er gewoon een eind aan maken? Is dit niet al het voorportaal van de hel?
Inderdaad, het is de rede die ons deze gruwelijke dingen onder de ogen brengt en die ons laat vermoeden dat niet zij gevolgd zal worden in de verdere toekomst, doch het redeloze: het onpersoonlijke, het instinctmatige, het massale... en misschien ook wel de droom, de volstrekte overgave... het 'religieuze'?
En is nu niet duidelijk dat het christendom - in fel contrast met heel wat andere, grote 'religies' - de redelijkheid herbergt, en de openheid, de verantwoordelijkheid, het personalisme en de orde die daarvoor worden vereist? Is het nog steeds niet duidelijk dat dit verlichte christendom dat niets zoekt dan de waarheid, die zij dan ook niet vreest, de noodzakelijke grondethiek is van alle authentieke wetenschappelijke activiteit? Ziet men dan nog niet in dat het zaaien van twist tussen, enerzijds, de christelijke ethiek en, anderzijds, de wetenschappelijke bedrijvigheid, een list moet zijn van de duivel, zelfs als die niet bestaat?
De rede leidt tot het christendom en het christendom leidt tot de rede: alle kwakzalverij en tovenarij van kerk en inquisitie is uit den boze voor wie naar waarheid streven. Dat daarentegen het volgen van de rede alleen maar tot het inzicht leidt van de jammerlijke, redeloze staat waarin de wereld verkeert, mag ons de moed niet doen ontnemen: het is immers slechts dankzij dit inzicht, dat wij weten welke kant uit, of toch ongeveer...
Strijders voor eerlijke landbouw worden gecriminaliseerd terwijl aan het licht komt dat genetisch gemanipuleerde gewassen een gevaarlijk virus bevatten - zie: