Over
de blinde ijver van de geboortebeperkers
(deel
4): geboortebeperking en slavernij
De vraag
hoe het dan in godsnaam mogelijk is dat de slavernij in de wereld van
het derde millennium nog steeds niet uitgeroeid werd en bovendien nog
dreigt toe te nemen, blijkt niet zo gemakkelijk te beantwoorden en de
reden voor dat kennelijke onvermogen ligt veelal in het feit dat niet
alleen de slavernij onzichtbaar werd gemaakt maar dat bovendien de
maatregelen om haar een halt te roepen de pas afgesneden worden.
Slaven zijn
mensen die hun leven danken aan de gehoorzaamheid die zij bieden aan
hun uitbuiters tot wiens lijfeigenen ze aldus gereduceerd werden.
Slaven leven maar zij zijn niet vrij, zij leven in onvrijheid en dat
houdt in dat ze hun leven aan deze onvrijheid danken: een slaaf die
beslist om niet langer onvrij te zijn en dus om niet langer te
gehoorzamen, wordt door zijn uitbuiter gestraft, gemarteld en indien
hij weerbarstig blijft, uiteindelijk ook gedood. Voor een slaaf
betekent onvrijheid, leven en staat vrijheid gelijk met de dood.
Het
archetypische verhaal dat de mens situeert als een fundamenteel
onvrij wezen, vindt men terug in de mythe van de zondeval: in het
paradijs wordt aan Adam en Eva verboden om te eten van één enkele
boom, en de gebruikmaking van de vrijheid om dat alsnog te doen,
gebeurt op straffe van de dood. Met deze mythe wordt de mens eens en
voorgoed als slaaf gebrandmerkt.
Omdat voor
een slaaf onvrijheid gelijkstaat met leven, en vrijheid met de dood,
leven al degenen in slavernij die moeten werken om in leven te kunnen
blijven en dus zij die om den brode werken en die verder
helemaal niets meer ontvangen: niets voor diegenen met wie zij leven
vrouw en kinderen en ook niets waarmee zij in het eigen
onderhoud moeten voorzien in geval van ziekte of werkonbekwaamheid
door een hoge ouderdom. Het interesseert hun uitbuiter immers niet
wat er met zijn slaven gebeurt als zij niet langer bruikbaar zijn en,
áls zij al een gezin hebben, hoe dat gezin dan wel zal overleven. In
wat andere bewoordingen, leven al diegenen in slavernij die moeten
werken om den brode zonder dat aan hen sociale rechten worden
toegekend zoals een ziekte-, ongevals- en
werkloosheidsverzekering en pensioenrechten.
Het zich
niet verzetten tegen de rechteloosheid die van de arbeid slavernij
maakt, betekent het goedkeuren ervan; het is de instemming met de
slavernij en het zich mede schuldig maken daaraan.
Wanneer
mensen die leven in slavernij en die derhalve geen sociale rechten
genieten, veel kinderen kopen in de hoop om aldus enkele wrede
gevolgen van dit euvel enigszins te kunnen compenseren, handelen zij
op grond van een natuurrecht dat zich vertaalt in het recht op daden
die het zelfbehoud bewerkstelligen. Zij handelen net zoals mensen die
stelen omdat zij anders van honger omkomen.
Het dwingen
van mensen tot geboortebeperking met het argument dat zij dreigen het
soortbehoud in het gedrang te brengen (door het vermeend veroorzaken
van in casu overbevolking in plaats van onderbevolking) terwijl zij in
wezen handelen zoals zij handelen met het oog op zelfbehoud, is
ongeoorloofd.
Het is
ongeoorloofd om twee redenen. Vooreerst is er het argument dat reeds
ter sprake kwam, namelijk het feit dat er feitelijk helemaal geen
overbevolking is er is wél een voedseldistributieprobleem
dat geïnduceerd wordt door potentaten of slavendrijvers. Maar ten
tweede is het opdringen van geboortebeperking ongeoorloofd omdat bij
de slachtoffers het recht op zelfverdediging aan de orde is en
dus níet, zoals het uitschijnt, het recht op het krijgen van
kinderen maar het recht op zélfbehoud.
De
capitulatie voor het onrecht van de slavernij waaraan de
geboortebeperkers zich schuldig maken door de remediëring van het
probleem te gaan zoeken bij gedwongen of afgedwongen sterilisatie,
kan op geen enkele moreel verantwoorde wijze worden verdedigd.
Bijkomend
is er het probleem van het dubbele lijden bij de slachtoffers
van deze vorm van wat een misdaad tegen de mensheid moet heten, want
naast het leed van de slavernij als zodanig waaraan de slachtoffers
door een dergelijke bejegening onderworpen worden, is er bovendien
het leed dat volgt uit de quasi onmogelijkheid tot verzet daartegen
omdat het gaat om een misdaad welke gepleegd wordt in een bijzonder
moeilijk aan het licht te brengen verkapping. Bedoeld wordt de
verkapping waarbij de geboortebeperkers of dus de daders van de
misdaad voortaan worden beschouwd als agenten van de menslievendheid
terwijl de slachtoffers de slaven de schuld in de schoenen
krijgen voor de hongerdoden die zouden kunnen vallen onder hun
kroost. Het verwisselen van daders en slachtoffers is een bekende
tactiek in de wereld van de misdaad waarmee criminelen zeer dikwijls
met groot succes weten weg te komen.
Deze niets
ontziende tactiek zorgt bij de slachtoffers uiteraard voor een
frustratie die niet zelden leidt tot een totaal verlies van
levenslust en van zin, met de gekende gevolgen van dien. Het is
dezelfde frustratie die de slachtoffers van pesten kenmerkt omdat de
essentie van het pesten ligt in het zich verbergen van de misdaad of
in de onmogelijkheid van het slachtoffer om zichzelf als slachtoffer
te profileren om uiteenlopende redenen welke door de dader goed
worden voorzien en dat zijn onder meer de volgende drie. In eerste
instantie zijn er dan geen getuigen omdat de misdaad gebeurt met de
dader(s) en het slachtoffer als enige getuigen; ten tweede wordt een
ongeloofwaardig slachtoffer uitgekozen (een zwak iemand, een
ouderling, een gehandicapte...) ofwel wordt het slachtoffer
ongeloofwaardig (monddood) gemaakt (of er wordt op het slachtoffer
karaktermoord gepleegd); ten derde heeft de dader een al te grote
geloofwaardigheid (bijvoorbeeld omdat hij een vooraanstaand persoon
is zoals een pastoor of iemand die zijn feitelijke misdaad
professioneel bestrijdt, zoals een politieagent).
In het
geval van geboortebeperking gepland door een organisatie zoals de VN
een vertegenwoordiging van zo goed als alle landen ter wereld
is het bijgevolg quasi onmogelijk om deze 'pesterij' als zodanig aan
het licht te brengen. De slavernij blijkt aldus met een werkelijk
onnavolgbaar succes geïnstitutionaliseerd te worden in de wereld van
het derde millennium.
(Jan
Bauwens, 25 november 2017)