Omsk
Van Togenbirger over de toestand in de wereld (deel 3)
Omsk
Van Togenbirger, u had het met betrekking tot de medische
wetenschappen over kennis die voorgewend wordt zonder dat het kennis
is...
Uiteraard
zegt men niet dat men het niet weet of dat er tegen uw plaag geen
kruid gewassen is: probeer dit eens, zo zegt men want de winkel moet
draaien!
Het
is dus goed voor de economie...
Daar
zegt u het: de economie. Pillen maar ook ontelbare andere dingen die,
als ze niet baten, ook niet schaden: het zijn prutsen, het is
allemaal brol maar het wordt geduld want het heeft alsnog een goede
kant, het is immers goed voor de economie: wij leven in een
economocentrisch bestel!
En
wat is daar mis mee?
Andermaal:
de economie moet in dienst staan van de mens en niet andersom. Waar
de eindwaarde niet langer de mens is maar de economie, schort er
flink wat met de geestelijke gezondheid van onze soort. De economie
moet draaien, zo zeggen onze politici en wat betekent dat? Niets doet
de economie zozeer draaien als de wegwerpcultuur: verbruiken om te
verbruiken, produceren om te produceren. Recycleren wordt derhalve
beschouwd als zondig en zodoende wordt de natuur zelf, die immers
alles recycleert, het toonbeeld van hoe het niet moet... wat zeg ik?
De natuur wordt het toonbeeld van hoe het niet mag. Aldus werd onze
economie de meest tegennatuurlijke activiteit onder de zon!
Maar
de mensen moeten toch een job hebben?
Kijk,
daar heb je het weer: wij vinden wat pervers is inmiddels heel
vanzelfsprekend!
Hoezo?!
En
wij beseffen het niet eens! Luister nu maar eens goed hier: mijn
eigenste grootvaders hebben zich letterlijk doodgewerkt. Er werd hen
een toekomst beloofd van automatisering van de arbeid en een
luilekkerland, een tijd waarin machines en robots al het werk zouden
doen en mensen alleen nog zouden hoeven te sturen. Voor velen is dit
nu werkelijkheid geworden. De veertigurenweek, het pensioen, het
ouderschapsverlof, de werkloosheidsvergoedingen, de verbeterde
werkomstandigheden, de afschaffing van de slavernij en de
minimumlonen. Maar wat zien we nu? De job blijkt vandaag het meest
begeerde product op de markt! Heb je van je leven!
En
hoe is zoiets dan mogelijk?
U
kent wellicht de wet van de vrije markt: wat schaars is, is kostbaar.
Uiteraard heeft men gedacht: dit mag dan gelden voor heel wat
producten maar het zal zeker niet gelden voor de arbeid! Maar wat
zien we? De arbeid wordt schaars en iedereen wil werk!
Wel,
iedereen wil geld verdienen...
Neen,
neen en nog eens neen: kijk eens naar de lonen, de lonen zakken naar
een dieptepunt, de meeste mensen verdienen nauwelijks meer dan het
levensminimum eenmaal men ook de algemene kosten verrekent verbonden
met de arbeid: verplaatsing, voeding, kledij, hygiëne, sociale
contacten, noem maar op. Wie leven van een bestaansminimum, overleven
weliswaar maar meer dan overleven doen mensen die een salaris trekken
ook niet! En velen die geen job vinden, bieden zich aan voor
vrijwilligerswerk of maken zich anderszins nuttig, zelfs als dit niet
alleen onverloond gebeurt maar tevens supplementaire kosten
meebrengt. Iedereen wil actief zijn, en dat betekent meedraaien, ook
al houdt dit in dat men gewoon rondjes draait, dat men kaartspel na
kaartspel op touw zet, dat men zijn kilometers maalt met de fiets,
dat men deelneemt aan het kampioenschap bollen, boogschieten of
eieren eten, het is eender: activiteit moet er zijn, het rendement is
bijzaak geworden, het wordt zelfs verfoeid nu overproductie de
prijzenmarkten over de hele wereld doet instorten...
Onze
economie is niet gezond?
Zij
is een doel op zich geworden, een einddoel, precies zoals het geld.
Maar terwijl het geldbezit dodelijk is, is het rollende geld nog
dodelijker.
Dat
begrijp ik niet...
Geld
is een middel, geen einddoel; waar geld het einddoel werd, werden wij
het middel: wij werken ons dan de dieperik in, we putten ons uit om
een hoop geld op de bank te laten aangroeien, we sparen ons rijk en
rijkdom betekent dan niet zijn
of doen maar hebben.
Maar geld devalueert, het moet geïnvesteerd worden in allerlei
levendige activiteiten om zijn waarde te kunnen behouden, wat wil
zeggen dat het in de economie geïnjecteerd moet worden. Maar dan
rijst de vraag: als wij geld injecteren in de economie en als
resultaat daarvan komt er meer geld uit, waar komt die winst dan
vandaan?
Ja,
dat heb ik mij ook al afgevraagd...
Men
kan het hebben over lenen en uitlenen, interesten en afpersing, maar
dat is allemaal illusoir: de waarheid is dat wij helemaal geen winst
maken!
Hoezo?
Iemand die duizend euro belegt en na een tijdje tweeduizend euro
terugkrijgt, heeft toch zeker wel duizend euro winst gemaakt!?
Haha!
En die duizend euro noemen wij winst? Maar wij weten toch zeker wel
dat geld papier is, nietwaar?
Met
geld kan men allerlei zaken kopen, zoals voedsel!
Jazeker,
met het levensminimum kan men dat, maar eenmaal de basisbehoeften
bevredigd zijn en misschien ook een minimum aan luxebehoeften, wordt,
althans voor de beleggers onder ons, het overschot opzij gezet en
eventueel opnieuw belegd, nietwaar?
Zo
is dat, uiteraard...
Goed,
en dan vraag ik u: wat is dat geldbezit?
Het
is een bezit, potverdorie! Het is van mij en van niemand anders! Ik
zou er een eigendom kunnen mee kopen, een kasteel bijvoorbeeld of een
schip... eender wat!
U
zou uw bezit kunnen concretiseren, zegt u, maar hoeveel beleggers
doen dat uiteindelijk, denkt u? Of beter: hoeveel percent van het
kapitaal wordt uiteindelijk geconcretiseerd door zijn bezitters?
Daar
heb ik geen flauw idee van. Waarom is dat dan van belang?
Heel
eenvoudig omdat geld voor de bezitter en meer specifiek voor de
belegger, louter papier is of gewoon een getal op een bankrekening.
Geld dat niet geconcretiseerd wordt, is immers helemaal niets!
Wat
u nu beweert!
U
zegt het zelf: u zou
er dit en dat kunnen mee kopen... maar dat doet u niet want dan bent
u het kwijt, nietwaar? Wel, zo redeneert elke belegger. De meeste
geldbezitters verkeren dus in de waan dat ze iets bezitten, maar als
het zo is dat zij helemaal geen gebruik maken van hun kapitaal om er
iets anders mee te doen dan het telkens opnieuw te beleggen, dan is
het in feite eender of zij ook werkelijk iets bezitten of niet. En
dat betekent dat zij in werkelijkheid zo arm zijn als Job!
Maar
dat is onzin!
Wel,
kijk dan maar eens wat er gebeurt in crisistijden, op het ogenblik
dat iedereen naar de bank rent om zijn geld af te halen: dan blijkt
er helemaal geen geld meer te zijn. Na de grote crisis van enkele
jaren geleden werd het verplichte voorradige kapitaal in banken
opgetrokken van zeven naar vijftien percent, maar de rest van het
geld van de beleggers is wég, mijn beste: het bestaat niet meer, het
werd door anderen allang verkwist!
Maar
wat u nu zegt!
Zolang
alles goed gaat, haalt niemand zijn geld van de banken en komt men er
dus ook niet achter dat zijn bezit een illusie is. En nu kunt u
zeggen: wel, ik heb een miljoen op de bank en als ik het morgen ga
halen, dan héb ik het, punt uit, en daar staat u met uw onzin!
Gelijk hebt u en zolang slechts hier en daar iemand zijn geld gaat
afhalen, gebeurt er ook helemaal niets. Het gaat immers om de som van
alle kapitalen. Want het is de banken uiteraard eender of van alle
beleggers één man zijn tien miljoen afhaalt ofwel of duizend
beleggers tienduizend euro afhalen: in geen geval maakt dat een
verschil uit voor het voorradige kapitaal en voor de som die er niet
is. De realiteit is dat op slechts een bijna verwaarloosbaar deel van
het geld aanspraak gemaakt wordt en dus hoeft het binnengebrachte
kapitaal er ook niet te zijn: het mag gerust direct opgemaakt worden!
Omsk
Van Togenbirger, nu bent u aardig aan het fantaseren!
Die
Gedanken sind frei, mijn beste en andermaal:
ga het maar eens na in de geschiedenis; als de mensen en
masse hun geld gaan afhalen, sluiten de
banken. Is er geen houden meer aan, dan devalueert de munt dat het
niet meer schoon is en zo trok men in tijden van crisis met
kruiwagens vol bankbiljetten naar de bakker om daarmee één
wittebrood te kopen.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
25 juli 2017)
|