Woorden
zijn niet zomaar woorden
Het
is geen 'bon ton' om er de mening op na te houden dat het niet
zo is dat iedereen het recht heeft om zijn mening altijd en overal te
uiten maar alleen al het feit dat wie de vrije meningsuiting altijd
en overal willen bewaren, een uitzondering moeten maken voor de
mening die met dat principe in strijd is, laat zien dat de
zelfreferentieproblematiek ook hier niet weg te werken is en dat zij
de volgelingen van Voltaire en kortom de hele Verlichting een hak
zet. In twee woorden: als de vrije meningsuiting niet beperkt mag
worden, dan mag men ook van mening zijn dat zij beperkt moet worden,
want ook dat is een vrije mening. Een bijzonder netelige kwestie
weliswaar, die bijvoorbeeld ook de democraten een neus zet waar het
volk een dictator kiest, zoals dat bijvoorbeeld het geval was toen
Hitler aan de macht kwam.
Het
probleem van de zelfreferentie is een bijzonder heikel thema in de
filosofie en in de logica, vooral bekend van het theorema van Gödel,
bestaande uit twee zogenaamde onvolledigheidsstellingen, met
betrekking tot formele systemen: de eerste zegt dat er altijd
onbewijsbare ware en bewijsbare valse uitspraken in formele systemen
zitten en de tweede zegt dat er altijd onbeslisbare stellingen in
zitten en een bevattelijke toepassing hiervan is de zogenaamde
leugenaarsparadox: "Ik lieg". Als deze uitspraak waar is,
dan is hij onwaar...
In
samenhang met dit vaak als randprobleem terzijde geschoven doch
essentieel
probleem dat een verabsolutering van het recht op vrije meningsuiting
a priori
geheel onmogelijk maakt, moet inzake vrije meningsuiting in rekening
gebracht worden dat woorden niet zomaar tekens of geluiden zijn die
de werkelijkheid afbeelden ergens naast
de werkelijkheid: net zoals alle andere dingen behoren ook tekens tot
de wereld van de dingen en, afhankelijk van het wereldbeeld dat men
aanhangt, kunnen ze zelfs worden beschouwd als meer wezenlijk dan
stoffelijke zaken zoals tafels en stoelen (die overigens eveneens
tekens zijn). Iemand die een ander met woorden beledigt, verraadt,
bedreigt, beveelt, vormt of misvormt, grijpt dieper in het leven van
die ander in dan wanneer hij die persoon bijvoorbeeld een kaakslag
zou geven. De woorden waaruit de wet samengesteld is, de woorden die
getuigen spreken voor de rechtbank, de beloften die verloofden aan
elkaar doen, de afspraken onder een team van reddingswerkers: woorden
zijn niet zomaar woorden, vaak heersen zij over trouw, waarde,
veiligheid, gezondheid, zekerheid, geld, leven en dood.
Uiteindelijk
zijn al deze zaken in feite afgeleiden van het eerst genoemde
probleem van de zelfreferentie: de taal is geen afbeelding van de
werkelijkheid die ernaast zou staan zoals ook het bewustzijn geen
projectie is van het Zijn maar zij behoren elk tot de werkelijkheid,
zoals alle andere dingen en wie niet bereid zijn om dit te beamen,
bevinden zich nog in het Cartesiaans theater, in het tijdperk van het
dualisme, analoog aan het (middeleeuwse) dualisme van lichaam en
geest. In die oude opvatting is sprake van niet één maar twee
werelden, waarbij de ene de andere afbeeldt, al ligt het wel iets
ingewikkelder dan zo gezegd.
Het
bevel van een overste aan zijn onderdaan om een kar voort te trekken,
resulteert in een verandering in de fysieke wereld die meer om het
lijf heeft dan alleen maar het trillen van stembanden, lucht en
trommelvliezen. Omgekeerd is een toneelstuk dat wordt opgevoerd door
acteurs en met allerlei attributen (die overigens vaak heel
schematisch en rudimentair zijn zoals in Dogville
van Lars von Trier waar ze bijna helemaal ontbreken) bedoeld als een
louter teken en het publiek verwacht ook niet dat de acteurs na
afloop van het stuk hun rol nog blijven verder spelen of dat de
attributen op de planken ook echte landschappen of meubelstukken
zijn.
Als
(met woorden) wordt afgesproken dat (gedurende het toneelstuk) mensen
'slechts' sprookjesfiguren (/tekens) zijn of, andersom, als wordt
overeengekomen dat het bevel 'Duw!', wat aanvankelijk een immaterieel
teken lijkt, in staat is om een zware kar te verplaatsen, illustreert
zulks andermaal hoe afspraken (die van woorden zijn) zowel van
stoffelijke dingen, immateriële tekens kunnen maken als zij in staat
zijn om met immateriële tekens, karrenvrachten te verplaatsen in de
wereld van de stof. Er zijn, kortom, geen twee werelden en
meningsuitingen zijn activiteiten die zich in dezelfde (complexe)
wereld bevinden waarin ook bokskampioenschappen plaatshebben en
voetbalmatchen.
Deel
uitmakend van de wereld kan men bepaalde uitspraken doen over
de wereld waarbij de proef op de som kan worden gemaakt of die
uitspraken waar of onwaar zijn, zodat onbesliste discussie
uitgesloten is, maar dat geldt niet voor alle
uitspraken en, meer nog dan dat: het geldt vooral voor bijzonder
banale beweringen en in geen geval voor de meest betekenisvolle
gezegden. Wie een zak meel verkoopt met op de zak vermeld het gewicht
van één kilogram, kan voor een rechter worden gedaagd als de inhoud
van die zak slechts een halve kilogram bedraagt omdat het principieel
mogelijk is om de zak te wegen: de uitspraak op de zak vermeld is
beslisbaar. Beloften daarentegen zijn helemaal niet beslisbaar:
wanneer mensen aan elkaar trouw beloven voor het leven, kan de
waarheidswaarde van wat zij zeggen, pas beslist worden door de tijd,
wat wil zeggen: op het ogenblik dat een van beiden hetzij ontrouw is,
hetzij overlijdt. Niemand zal het echter in zijn hoofd halen om op
een trouwfeest de draak te gaan steken met de huwelijksbeloften van
de gehuwden omdat dit expliciet respectloos zou zijn, terwijl elke
mens recht heeft op respect.
Maar
niet alleen beloften zijn onbeslisbaar op de wijze waarop banale
uitspraken beslisbaar zijn, ook vragen zijn noch waar noch onwaar
terwijl ze toch niet zinledig zijn, meer bepaald omdat zij een
antwoord mogen verwachten of dat althans hopen. Een bevel is evenmin
beslisbaar, het is een uitspraak die beantwoord wordt door een daad,
die eventueel een gesproken antwoord kan zijn maar evengoed een
andere fysieke actie. Op analoge wijze is een geloofsbelijdenis, die
immers een uitingsvorm is van trouw, even onbeslisbaar als een
huwelijksgelofte: zij is waar noch onwaar maar allerminst zinledig,
precies zoals een huwelijksbelofte dat is of een eed. Daarom ook zou
het slechts getuigen van een gebrek aan respect wanneer iemand de
draak zou steken met de beloften, de geloften of het geloof van een
ander.
Echter,
de tragedies van de aanslagen hebben in feite maar weinig te maken
met een al dan niet voorgewende religiositeit: zij zijn hetzij
authentieke, hetzij voorgewende en hetzij onbeheerste, hetzij
voorgewend onbeheerste uitingen van woede, echt of schijnbaar
opgewekt door al dan niet bedoelde beledigingen. Het georganiseerde
karakter van de aanslagen laat echter sterk vermoeden dat het niet
gaat om spontane, persoonlijke woede-uitbarstingen maar wel om een
geijkte strategie gericht op verlamming en conditionering middels het
aanjagen van angst, het met geweld afdwingen van onderwerping of dus
een vorm van eigenlijke oorlogsvoering in de bijzonder onsportieve
gedaante van 'hit
and run' ofwel
als zelfmoordaanslag.
Dat
laatste geval is pas verklaarbaar als daders verondersteld worden
achter
de daders. En
ook hier geldt dat woorden niet zomaar woorden zijn: met deze
moordenaars onderhandelen betekent hetzelfde als zich aan hen
onderwerpen.
(J.B., 3
november 2020)
|