Bijna zeventien eeuwen geleden overleed op een zesde december bisschop Nicolaas van Myra in Lycië, Klein-Azië. Talloze wonderen aan hem toegeschreven leidden zo'n zeven eeuwen later tot zijn heiligverklaring en tot vandaag wordt de gemijterde man als kindervriend herdacht. Zoals alle dingen in deze tijd is ook die herdenking sterk gecommercialiseerd en het feest houdt in dat aan kinderen allerlei lekkers maar vooral ook speelgoed wordt geschonken. Uiteraard is er een rijkere sint voor de rijkere kinderen, maar wat het speelgoed betreft, treffen de armere kinderen het meestal beter omdat kinderen nu eenmaal liever spelen met lege doosjes dan met gesofisticeerde electronische apparatuur. Die laatste laat kinderen wel toe om gedurende enkele minuten de bewondering van hun onmiddellijke omgeving af te dwingen, maar van enigerlei spel is geen sprake meer: het afgewerkte product dient bijvoorbeeld om, met afstandsbediening bestuurd, over het vloerkleed te razen en het verdraagt geen verdere interpretaties vanwege de fantasie, die het aldus een domper opzet. Lege dozen daarentegen - zo bevestigen beslist alwie van die erbarmelijke electronica gespaard bleven - herbergen een schat aan mogelijkheden.
Het spel komt immers niet voort uit het speelgoed maar uit de geest van de spellustigen: zonder moeite en in een handomdraai promoveren zij prompt een rij stoelen tot locomotieven en benoemen zij elkaar tot conducteurs en reizigers. Meer dan een afspraak - "Het zij zo!" - is er niet nodig voor de creatie van een nieuwe werkelijkheid welke alleen de participanten aan het spel kunnen kennen en ervaren. De geniale dramaturg, Lars von Trier, heeft deze inzichten met alle succes toegepast in creaties zoals Dogville: de toeschouwer heeft geen decor nodig, het volstaat dat hij aanvaardt dat een krijtlijn een muur vertegenwoordigt, zoals het ook volstaat dat hij - voor de duur van het spel - aanvaardt dat de mensen op de planken met hun rollen samenvallen.
Mensen spelen beslist om velerlei redenen, maar de uiteindelijke drijfveer ligt wellicht hierin dat het spel verkieslijker is dan de naakte werkelijkheid, zoals ook letterlijk het aangekleed-zijn geprefereerd wordt boven de naaktheid. Mensen worden niet geboren met kleren aan en evenmin luisteren zij uit zichzelf naar een naam: de naamgeving luidt het spel in dat zich met het leven zal verweven; het is een eerste afspraak en meteen een eerste speldaad, het toekennen van de simpele rol "er te zijn".
Misschien is een bestaan zonder spelelementen nu eenmaal ondraaglijk of zelfs onmogelijk voor mensen of voor hoger ontwikkelde zoogdieren in het algemeen, want betekenistoekenningen kunnen, behalve louter franjes, ook katalysatoren voor de communicatie zijn of voor de onderlinge samenwerking. Afspraken naleven is wat fair-play betekent, maar de adder hier onder het gras bestaat in het verlies van de juiste proporties: in het hardnekkige afdwingen van ernst voor wat uiteindelijk slechts spel is én in het met een spelgeest omhullen van heel ernstige zaken, liggen de kiemen van een algehele desintegratie.
Religie kan principieel misschien voor heel wat mensen het leven aangenamer maken omdat het perspectieven biedt die verder reiken dan het jammerlijk onrechtvaardige graf waarin men vaker onvoorzien door dom toeval in een handomdraai terecht komt, maar het doden of zelfs maar het van zijn vrijheid beroven van een mens om aldus, zoals men dat toentertijd zo mooi kon zeggen, hem tegen zichzelf te beschermen en zijn ziel te redden, is evenzeer een aanfluiting van de rechtvaardigheid, het is gewis een stap te ver, het is waanzin of misdaad. Van eenzelfde soort van criminaliteit is sprake waar maatschappelijke of politieke wetten, afspraken of rolpatronen zich verheffen boven het leven zelf, zodat iemand dan pas als mens wordt erkend als hij eerst over een burgerlijke identiteit beschikt. Papierlozen zijn niet ingeschreven in het zichzelf zo groot wanende spel van het burgerschap en zij kunnen derhalve geen aanspraak maken op enigerlei vorm van menszijn of zelfs van gewoon bestaan: hun bestaan vloekt met de maatschappelijke speltheorie die blijft zweren bij de middeleeuwse slogan dat "wat niet in de boeken staat, ook niet in de wereld kan bestaan": "Quod non est in scriptis (/Scriptis), non est in mundi".
Ernst en spel: geen van beide kan het monopolie opeisen over het bestaan en hun coëxistentie is een moeilijke evenwichtsoefening, een soms bizarre koorddanserij. Er is principieel niet zo heel veel materiële werkelijkheid nodig om een spel op touw te kunnen zetten, dat leren ons telkenjare weer de arme kinderen die met lege dozen Sinterklaas blijven vieren: aldus voegen zij onophoudelijk wonderen toe aan de vele mirakelen die deze heilige man verrichtte, uitgerekend voor de armste kinderen. En misschien is dat nog het grootste wonder van allemaal: dat het meest fantastische spel als bij toverslag gespeeld kan worden met alleen maar lege dozen en voor de rest een heel klein beetje goede wil.
(J.B., 01.12.2008)