Ziende blind
Bij wat volgt zou men kunnen opwerpen dat het wel heel ver komt met de ontheiliging van de gevestigde waarden, maar dat weze dan maar zo: de waarheid is nu eenmaal een verblindend licht en zijn ontsluiering is even onomkeerbaar als de tijd terwijl ergens in de bijbel de Schepper van hemel en aarde belooft dat hij het verstand van de verstandigen zal verdoen. Want de leugen is zoals het ganse bolwerk van de duivel onderhevig aan entropie. En kijk.
W ij denken dat al hetgeen wij ons kunnen voorstellen, ook mogelijk is. Edoch, dat is nu precies niet zo. Het is niet noodzakelijk zo dat iets bestaat omdat we het ons ook kunnen voorstellen. Meestal kunnen wij ons die dingen voorstellen waar wij aan gewend zijn, terwijl die dingen waaraan we niet gewend zijn, ook onmogelijk lijken.
We zeggen dat iets vanzelf spreekt, maar eigenlijk spreekt niets vanzelf en is het slechts de gewoonte die spreekt. Er zijn mensen die het 'vanzelfsprekend' onmogelijk achten dat vissen zouden kunnen vliegen of dat vogels zouden kunnen zwemmen: zij achten die dingen onmogelijk omdat zij niet in staat zijn om zich die dingen voor te stellen, dat is alles. Zij hebben nooit een vliegende vis gezien of een zwemmende vogel. Er zijn mensen geweest die, anders dan Jules Verne, nooit hebben geloofd in de man op de maan of op Mars, en er zijn er nog die daar niet in geloven, om de eenvoudige reden dat hun voorstellingsvermogen hen daar dwars zit.
Nog dagelijks openbaren ons de wetenschappen facetten van de werkelijkheid die ons verbazen en verwonderen omdat zij de acrobatie van onze fantasie ver overtreffen. Wij zijn gewend aan een Euclidisch wereldbeeld met een oneindige tijd en ruimte, maar intussen weten wij dat tijd en ruimte niet oneindig kunnen zijn: de kosmos heeft een rand en de tijden hebben een einde. Voor de mensen van zoveel duizend jaar geleden was het onvoorstelbaar dat onze tegenvoeters niet van de aarde afvielen en anderzijds vonden ze het wél vanzelfsprekend dat alles naar beneden valt. En bijvoorbeeld aangaande dit laatste kan men zich dan afvragen: begrepen deze mensen dan de zwaartekracht in het eerste geval niet en in het tweede geval wel? Dat is beslist onmogelijk. En zo wordt het ook duidelijk: de hele zaak draait niet om ons begrip, het is louter een zaak van gewenning.
Wij spreken al te gauw van begrip, we denken dat we iets verstaan, maar wat is verstaan? Het blijkt niets meer te betekenen dan iets kunnen aanvaarden, ongeacht om welke reden. Zoals hoger gezegd kan men geloven dat men dingen verstaat terwijl men tegelijk dezelfde dingen niet blijkt te verstaan, zoals de valbeweging in de ogen van de mensen uit vroegere beschavingen. Evenzo kan men dingen zeggen te verstaan die flagrant onjuist zijn. Stel eens dat een leraar in een klas aan zijn jonge, ongeïnformeerde leerlingen vertelt dat de aarde plat is omdat we er anders zouden afvallen. Dan is het best mogelijk dat alle leerlingen zeggen dat ze dat verstaan. Nazi's denken dat ze verstaan waarom het arische ras meer waard is dan alle andere rassen. Islamieten verstaan waarom zijzelf zijn uitverkoren boven de 'ongelovigen' en ook joden verstaan dat, protestanten en katholieken. Indische mannen verstaan waarom vrouwen op het veld moeten werken terwijl zijzelf thee drinken.
Wij spreken allen over 'verstaan' en 'verstand hebben van' maar eigenlijk verstaan wij nooit wat, en zijn we alleen maar gewoon geworden aan bepaalde zaken. Als er wat gebeurt dat we niet gewoon zijn, bijvoorbeeld omdat we het nooit hebben meegemaakt, dan slaan we tilt: paniek en volslagen blindheid voor wat er gebeurt, zijn dan het gevolg.
Aristoteles zei het al, meer dan tweeduizend jaar geleden: als we iets zeggen te bewijzen, dan doen we feitelijk niets anders dan iets op zodanige wijze plaatsen (of wringen) in een context van reeds aanvaarde dingen, zodat wat aanvankelijk vreemd aandeed, nu ineens ook aanvaard wordt. En eender gaat het er aan toe voor alles wat niet in onze context past, of in ons kraam: wij achten het onmogelijk, en zo zijn wij dan ziende blind. Voor het leven en voor de dood, voor het Goede, het Ware en het Schone.
(J.B., 24 juli 2012)
|